4
OVERZICHTSARTIKELEN
Prevalentie van potentiële geneesmiddelinteracties bij patiënten met kanker, behandeld met orale antikankermiddelen Prevalence of potential drug-drug interactions in cancer patients treated with oral anti-cancer drugs drs. F.M. de Man1*, drs. F. Piran2*, D.H.S. Brundel3, prof. dr. C. Neef4, prof. dr. T. van Gelder5, prof. dr. R.H.J. Mathijssen6, prof. dr. D.M. Burger7, dr. F.G.A. Jansman8 en drs. R.W.F. van Leeuwen9
Samenvatting Achtergrond: Potentiële geneesmiddelinteracties (PGI’s) komen veelvuldig voor bij kankerpatiënten, maar zijn tot op heden onvoldoende gekwantificeerd bij patiënten met orale antikankerbehandeling. In dit onderzoek wordt de prevalentie en ernst van PGI’s bij poliklinische patiënten behandeld met orale antikankermiddelen beschreven. Methode: In 3 Nederlandse ziekenhuizen zijn via het elektronische medicatievoorschrijfsysteem alle patiënten met orale antikankermedicatie geselecteerd. PGI’s werden met behulp van elektronische en additionele handmatige screeningsmethoden geïdentificeerd. De interacties werden geclassificeerd naar mate van ernst en wetenschappelijk bewijs.
Resultaten: Bij 898 geïncludeerde patiënten werden bij 426 patiënten (46%; 95%-betrouwbaarheidsinterval 4250%) in totaal 1.359 PGI’s gevonden. Bij 143 patiënten (16%) werd een ernstige PGI gevonden. Coumarines en opioïden waren het meest betrokken bij PGI’s. In de meerderheid van de gevallen was er sprake van een interactie met betrekking tot het centrale zenuwstelsel, maag-darmtoxiciteit of QTc-verlenging op het elektrocardiogram. Conclusie: PGI’s komen veel voor bij kankerpatiënten met orale antikankertherapie. Artsen en apothekers moeten zich bewust zijn van deze mogelijke interacties. (Ned Tijdschr Oncol 2014;11:133-40)
Summary Background: Potential drug-drug-interactions (PDDIs) in patients with cancer are common, but have not previously been quantified for oral anti-cancer treatment. We assessed the prevalence and severity of potential PDDIs among ambulatory cancer patients on oral anticancer treatment. 1
Methods: A search was conducted in a computer based medication prescription system for dispensing oral anticancer drugs to out-patients in 3 Dutch centers. PDDIs were identified using electronic and additional manual screening methods (peer-reviewed reports). Results: In the 898 patients included in the study, 1,359
student geneeskunde, afdeling Apotheek, Erasmus MC, 2student farmacie, afdeling Apotheek, Erasmus MC, 3student Farmacie, afdeling Klinische
Farmacologie en Toxicologie, Maastricht UMC, 4ziekenhuisapotheker, afdeling Klinische Farmacie en Toxicologie, Maastricht UMC, 5internist-nefroloog/ klinisch farmacoloog, afdeling Inwendige Geneeskunde en Ziekenhuisapotheek, Erasmus MC, 6internist-oncoloog/klinisch farmacoloog, afdeling Interne Oncologie, Erasmus MC Kanker Instituut, 7ziekenhuisapotheker, Radboud Universiteit Centrum voor Oncologie (RUCO), Radboud UMC, 8ziekenhuisapotheker/klinisch farmacoloog, afdeling Klinische Farmacie, Deventer Ziekenhuis, 9ziekenhuisapotheker en onderzoeker, afdeling Apotheek, Erasmus MC, *gelijke bijdrage. Correspondentie graag richten aan dhr. drs. R.W.F. van Leeuwen, ziekenhuisapotheker en onderzoeker, afdeling Apotheek, Erasmus MC, ’s-Gravendijkwal 230, 3015 CE Rotterdam, tel.: 010 703 32 02, e-mailadres:
[email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: kankerpatiënten, orale antikankermiddelen, potentiële geneesmiddelinteracties Keywords: cancer patients, oral anticancer drugs, potential drug-drug interactions
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Jaargang 11 - nr. 4 - juni 2014
133
OVERZICHTSARTIKELEN PDDIs were identified in 426 patients (46%; 95% confidence interval 42-50%). In 143 patients (16%) a major PDDI was identified. The drug classes most frequently involved in a PDDI were coumarins and opioids. The majority of cases concerned central nervous system interac-
tions, PDDIs that can cause gastrointestinal toxicity and prolongation of QTc intervals on the electrocardiogram. Conclusion: PDDIs are very common among cancer patients on oral cancer therapy. Physicians and pharmacists should be aware of these potential interactions.
Inleiding Geneesmiddelinteracties komen frequent voor bij oncologische patiënten. Dit kan in de praktijk mogelijk leiden tot ernstige bijwerkingen.1 In de klinische praktijk worden potentiële geneesmiddelinteracties (PGI’s) onderverdeeld in farmacokinetische en farmacodynamische interacties.3 Farmacokinetische interacties beïnvloeden de absorptie, de distributie, het metabolisme of de eliminatie van het geneesmiddel. Een frequent voorkomende farmacokinetische interactie betreft middelen die worden gemetaboliseerd door het cytochroom P450 (CYP)enzymsysteem. Remming of stimulatie van dit systeem kan de bloedspiegel en daardoor het effect en de toxiciteit van antikankertherapieën veranderen. Farmacodynamische interacties komen voor als 2 of meer middelen een soortgelijke werking hebben. Het effect van zo’n interactie kan synergistisch, additief of antagonistisch zijn. Het voorkomen van geneesmiddelinteracties in de algemene patiëntenpopulatie is in meerdere studies onderzocht.4-6 Daarentegen zijn er erg weinig studies die de prevalentie van geneesmiddelinteracties bij oncologische patiënten beschrijven. Uit 2 studies, uitgevoerd bij poliklinische patiënten met kanker, bleek 27-58% van alle patiënten minstens 1 PGI te hebben.7,8 In deze 2 studies zijn echter alleen patiënten geïncludeerd die intraveneuze antikankermiddelen kregen toegediend; er werd niet gekeken naar patiënten met orale antikankertherapie.7,8
In het afgelopen decennium is de beschikbaarheid en het gebruik van orale antikankermiddelen drastisch toegenomen. Naast de vele voordelen, zoals patiëntvriendelijke en eenvoudige toediening, heeft deze groep geneesmiddelen helaas ook nadelen.9 Aangezien orale antikankermiddelen meestal chronisch worden gebruikt en ze veelal worden gemetaboliseerd door CYP-enzymen, lopen patiënten met orale antikankerbehandeling in theorie een verhoogd risico op PGI’s.3 Het primaire doel van deze studie was om de prevalentie van PGI’s bij poliklinische kankerpatiënten met orale antikankermedicatie te onderzoeken. Studieontwerp en patiënten Dit multicentrum cross-sectionele onderzoek naar de prevalentie van PGI’s is uitgevoerd bij poliklinische patiënten in het Maastricht UMC+, Radboud UMC en het Deventer Ziekenhuis. Alle poliklinische patiënten met een (hemato-)oncologische aandoening met 1 of meerdere orale antikankermiddelen werden geïncludeerd in het onderzoek. Exclusiecriteria waren het gebruik van experimentele studiemedicatie, leeftijd onder 18 jaar en het gebruik van antikankermedicatie voor niet-maligne ziekten. Retrospectief werden alle patiënten die in deze 3 centra over een periode van 1 jaar orale antikankermiddelen kregen geselecteerd via het medicatievoorschrijfsysteem
Figuur 1. Classificatie van potentiële geneesmiddelinteracties.
134
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Jaargang 11 - nr. 4 - juni 2014
4 van de ziekenhuisapotheek in het betreffende ziekenhuis. De medicatie is onderverdeeld in 3 groepen: ‘antikankermedicatie’, ‘ondersteunende medicatie’ en ‘medicatie voor comorbiditeit’. Antikankermedicatie is gedefinieerd als oncolytica (‘anatomical therapeutic chemical code’ (ATCcode) L01) en antihormonale middelen (ATC-code L02). Bij de ondersteunende medicatie hoorden onder andere analgetica en anti-emetica. Medicatie voor comorbiditeit werd gedefinieerd als medicatie die werd gebruikt voor alle niet-kankergerelateerde aandoeningen. Gegevens aangaande ondersteunende medicatie en medicatie voor comorbiditeit zijn tevens verzameld via het medicatievoorschrijfsysteem van de ziekenhuisapotheek. Medicatie voor zowel chronisch en incidenteel gebruik (bijvoorbeeld dexamethason tijdens chemotherapie) zijn geïncludeerd in dit onderzoek, mits deze gelijktijdig werden gebruikt met de orale antikankermedicatie. Gegevens aangaande het kankertype en eventuele comorbiditeit werden verzameld door statusonderzoek. Nierfunctie- (creatinine) en leverfunctieparameters (AST, ALT en γ-GT) werden verzameld via het elektronisch patiëntendossier van het behandelende ziekenhuis. PGI’s tussen de voorgeschreven medicatie en ‘over the counter’-middelen werden niet meegenomen. PGI’s werden geïdentificeerd door gebruik te maken van het softwareprogramma ‘Drug Interaction Facts’.10 Drug Interaction Facts classificeert interacties op mate van ernst en mate van wetenschappelijk bewijs zoals gedefinieerd in Figuur 1. De medicatie van geïncludeerde patiënten is tevens gescreend op: 1. Geneesmiddelcombinaties met mogelijk QTc-interval verlenging op het elektrocardiogram (QTc-interacties) en/of ‘torsades de pointes’-inducerende middelen volgens de Arizona CERT-systeemlijst 1 (risico op torsa des) en lijst 2 (mogelijk risico op torsades).11 Vanwege de mogelijk ernstige consequenties werden alle genees middelcombinaties met risico op QTc-tijdverlenging geclassificeerd als ernstige interacties. De QTc-interval verlengende potentie van geneesmiddelen is over het algemeen goed gedocumenteerd en QTc-tijdinteracties werden geclassificeerd als ‘waarschijnlijk’, zoals gedefi nieerd in Figuur 1. 2. Geneesmiddelen geassocieerd met een toegenomen risico op vallen vanwege hun centraaldempende wer king (CZS-interacties).12,13-17 Het medicatieoverzicht van iedere patiënt werd in eerste instantie handmatig gescreend voor CZS-onderdrukkende middelen op basis van wetenschappelijke publicaties. Een combi natie van 2 CZS-onderdrukkende middelen werd geteld als 1 interactie en werd gedefinieerd als een CZS-inter actie in de analyse. Alle CZS-interacties werden ge classificeerd als gemiddeld. De CZS-onderdrukkende Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Tabel 1. Demografische karakteristieken. n
%
Studiepopulatie
898
100
Leeftijd in jaren
61 (18-95)
-
Vrouw
518
57,7
Man
380
42,3
Radboud Universitair Medisch Centrum
463
51,6
Maastricht Universitair Medisch Centrum
362
40,3
Deventer Ziekenhuis
73
8,1
Oncologie
766
85,3
Hematologie
132
14,7
Borst
273
30,4
Gastro-intestinaal
257
28,6
Genito-urinair
102
11,4
Neurologisch
79
8,8
Long
28
3,1
Gynaecologisch
13
1,4
Overig
15
1,6
Leukemie
40
4,5
Myeloproliferatieve ziekte
36
4,0
Maligne lymfoom
32
3,5
Plasmaceldyscrasie
15
1,7
Myelodysplastisch syndroom
8
0,9
Immunocytoom
1
0,1
a
Geslacht
Ziekenhuis
Tumortype
Tumortype oncologie
Tumortype hematologie
Aantal geneesmiddelen gebruikt per patiënt
5 (1-24)
-
Aantal geneesmiddelen gebruikt per patiënt per groep
a
Oraal antikankermiddel Kankergerelateerde comedicatie
b
Overig
1 (1-3)
-
1 (0-9)
-
2 (0-17)
-
1 (0-8)
-
Creatinine
72 (26-568)
-
Aspartaataminotransferase
27 (4-1.188)
-
Alanineaminotransferase
23 (5-845)
-
39 (8-1.712)
-
110
12,2
Aantal comorbiditeiten per patiënta,c Laboratoriumwaardena
Gamma-glutamyltransferase Totaal laboratoriumabnormaliteiten
d
a
Mediaan (range), Anti-emetica en pijnmedicatie, Aangezien we b
c
retrospectief alle gegevens met betrekking tot comorbiditeit hebben verkregen vanuit de patiëntenstatus, zou het werkelijke aantal comobiditeiten hoger kunnen zijn. d Vanwege missende gegevens is de noemer n=690. Leverfalen (94), nierfalen (14), combinatie (2)
Jaargang 11 - nr. 4 - juni 2014
135
OVERZICHTSARTIKELEN
Tabel 2. Geïdentificeerde orale antikankermiddelen. Geneesmiddelklasse (ATC-code)
Geneesmiddel (n)
Oncolytica (L01) Alkylerende middelen
Temozolomide (75), chloorambucil (34), cyclofosfamide (26), lomustine (9), melfalan (9), procarbazine (9), busulfan (1)
Antimetabolieten
Capecitabine (258), hydroxyurea (41), fludarabine (9), mercaptopurine (8), thioguanine (3), uracil-tegafur (2), methotrexaat (1)
Proteïnekinaseremmers
Imatinib (30), sunitinib (27), erlotinib (10), dasatinib (9), nilotinib (8), sorafenib (4), everolimus (4), thalidomide (1)
Topo-isomeraseremmers
Etoposide (19), topotecan (1)
Overige oncolytica
Tretinoin (3)
Antihormonale middelen (L02) Anti-oestrogenen
Tamoxifen (171)
Aromataseremmers
Anastrozol (75), letrozol (29), exemestaan (5)
Anti-androgenen
Bicalutamide (76), flutamide (3)
ATC-code=‘anatomical therapeutic chemical code’.
potentie van geneesmiddelen wordt beschreven in de literatuur en CZS-interacties werden geclassificeerd als ‘waarschijnlijk’, zoals gedefinieerd in Figuur 1, pagina 134. 3. Geneesmiddelcombinaties tussen NSAID’s en corti costeroïden, anticoagulantia, aspirine, bisfosfonaten of SSRI’s. Deze combinaties werden gedefinieerd als gastro-intestinale interacties (GI-interacties).18-20 GI interacties kunnen het risico op een gastro-intestinale bloeding verhogen. Vanwege de mogelijk ernstige con sequenties werden alle GI-interacties geclassificeerd als ernstig. GI-interacties zijn over het algemeen goed gedocumenteerd en werden geclassificeerd als ‘waar schijnlijk’, zoals gedefinieerd in Figuur 1. Een PGI werd alleen geïncludeerd wanneer een oraal antikankermiddel en/of ondersteunende medicatie betrokken was bij deze interactie. Interacties waarvan de ernst als matig werden geclassificeerd door de gebruikte software zijn niet geïncludeerd in de analyse. Statistische analyse Beschrijvende statistiek is gebruikt om de demografische kenmerken, kankertype, comorbiditeit, aantal gebruikte geneesmiddelen per patiënt, afwijkende laboratoriumwaarden en geneesmiddelinteractiekarakteristieken (ernst, wetenschappelijk bewijs en mechanisme) te beschrijven.
136
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Resultaten Er zijn 898 patiënten geïncludeerd in deze studie met een mediane leeftijd van 61 jaar (18-95 jaar), waarvan 58% van het vrouwelijke geslacht. Het aantal gebruikte geneesmiddelen per persoon was mediaan 5 (uiteenlopend van 1-24 geneesmiddelen). Overige demografische karakteristieken staan beschreven in Tabel 1, pagina 135. Er zijn in totaal 31 verschillende orale antikankermiddelen geïdentificeerd (zie ook Tabel 2). Geneesmiddelinteracties In totaal zijn er 1.359 PGI’s geïdentificeerd bij 426 patiënten (46%; 95%-betrouwbaarheidsinterval 42-50%; zie Figuur 2). Bij 143 patiënten (16%) werd er ten minste 1 ernstige PGI geïdentificeerd. Bij 14% van alle PGI’s waren antikankermiddelen betrokken. Van alle interacties was 86% van farmacodynamische aard. Het merendeel van de interacties bestond uit CZS-interacties (n=848), GI-interacties (n=97) en QTc-interacties (n=45). De meeste PGI’s (86%) werden ondersteund door niveau 2 (waarschijnlijk) of niveau 3 (vermoedelijk) wetenschappelijk bewijs (zie ook Figuur 2). Opioden en cumarines waren de meest voorkomende oorzaak van PGI’s. Alle ernstige PGI’s staan vermeld in Tabel 3, pagina 138. Discussie Voor zover bekend is dit de eerste studie die de prevaJaargang 11 - nr. 4 - juni 2014
4
Figuur 2. Geregistreerde potentiële geneesmiddelinteracties.
lentie van PGI’s bij kankerpatiënten, behandeld met orale antikankermedicatie, op relatief grote schaal heeft onderzocht. Bij 46% van alle patiënten werd minstens 1 PGI gevonden, wat duidt op een hoge prevalentie van PGI’s bij deze patiëntengroep. Bij 16% van alle patiënten is er ten minste 1 ernstige PGI geïdentificeerd die mogelijk schadelijke gevolgen zou kunnen hebben. Coumarines en fentanyl waren de middelen die het meest frequent waren betrokken bij de PGI’s. De geneesmiddelcombinaties van coumarines met bepaalde orale antikankermiddelen kunnen invloed hebben op antistolling.21-23 De combinatie van fentanyl en sterke CYP3A4-remmers werd frequent gevonden in deze studie; dit kan de bloedspiegels van fentanyl verhogen, met mogelijke toxiciteit (bijvoorbeeld CZS- of ademdepressie) tot gevolg.24 Ook combinaties van sterke CYP3A4-remmers/inductoren en antikankermiddelen kunnen mogelijk schadelijk zijn Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
door bijvoorbeeld toxiciteit te veroorzaken.25,26 QTc-interacties en GI-interacties kunnen mogelijk leiden tot ernstige of zelfs fatale bijwerkingen, zoals respectievelijk torsade de pointes en NSAID-geïnduceerde ulcera.11,18,19 Vanwege het veelvuldige gebruik van QTc-tijdverlengende middelen en middelen die maag-darmtoxiciteit kunnen veroorzaken in de (hemato-)oncologie, kunnen deze PGI’s serieuze gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. De hoge prevalentie van CZS-interacties is eveneens van belang, aangezien letsel als gevolg van balansstoornissen (en hiermee het risico op vallen) een groot effect kunnen hebben op de algemene gezondheid. We realiseren ons dat een groot aantal kankerpatiënten centraaldempende medicatie nodig heeft om de bijwerkingen van de oncologische therapie tegen te gaan of te voorkomen. Vanwege het verhoogde risico op osteoporose en het extensieve gebruik van centraaldempende middelen Jaargang 11 - nr. 4 - juni 2014
137
OVERZICHTSARTIKELEN Tabel 3. Ernstige geneesmiddelinteracties. n
Beschrijving
Ernst
Documentatie
Potentiële medicijninteracties met antikankermedicatie Tamoxifen + ondansetron/granisetron/ sotalol/erythromycine/levofloxacine/ methadon/risperidon/azithromycin
28
Geneesmiddelcombinaties die het QT-interval kunnen verlengen
Ernstig
2
Coumarines + capecitabine/tamoxifen/ etoposide
17
Verhoogd risico op bloedingen
Ernstig
2
Methotrexaat + sulfamethoxazol/ trimethoprim/acetylsalicylzuur
12
Verhoogde farmacologische effecten van methotrexaat met een verhoogd risico op beenmerg- en hepatische toxiciteit
Ernstig
2
(Es)omeprazol + dasatinib/nilotinib
4
Protonpompremmers zouden de plasmaconcentratie van tyrosinekinasereceptorremmers kunnen verlagen
Ernstig
3
Methotrexaat + prednisolon
2
Prednisolon kan de klaring van methotrexaat verlagen
Ernstig
2
Methotrexaat + amoxicilline/clavunaat
1
Penicillines kunnen de klaring van methotrexaat verlagen
Ernstig
4
Perfenazine + tamoxifen
1
Farmacologische effecten van tamoxifen kunnen worden verlaagd door het gebruik van perfenazine Gelijktijdig gebruik kan het risico op de terugkeer van borstkanker verhogen
Ernstig
4
Potentiële medicijninteracties met kankergerelateerde comedicatie NSAID’sa + corticosteroïdenb/SSRI’sc/ dipyridamole/clopidogel/alendronaat
98
Verhoogd risico op een gastro-intestinale bloeding
Ernstig
2
SSRI’s + metoclopramide/tramadol
16
Het serotoninesyndroom is een mogelijk risico bij deze combinatie
Ernstig
4
Fentanyl + fluconazol/aprepitant/ketoconazol/diltiazem/itraconazol
12
Verhoogde farmacologische effecten en plasmaconcentraties van fentanyl
Ernstig
2
Haloperidol + granisetron/metoclopramide Ofloxacin + methadon
5
Geneesmiddelcombinaties die het QT-interval kunnen verlengen
Ernstig
2
Fluconazol + methadon
1
Verhoogde plasmaconcentratie en farmacologische effecten van methadon
Ernstig
4
a
NSAID’s: acetylsalicylzuur, diclofenac, ibuprofen, meloxicam, naproxen, b Corticosteroïden: budesonide, dexamethason, prednisolon,
c
SSRI’s: (es)citalopram, fluvoxetine, paroxetine, venlafaxine
hebben kankerpatiënten echter een verhoogd risico op fracturen, als gevolg van vallen bij verminderd bewustzijn.12 Voorgeschreven centraalwerkende medicatie kan het risico op vallen tot 47% verhogen.27 Het gebruik van combinaties van centraalwerkende middelen kan het risico zelfs nog verder verhogen.13 Onze bevindingen komen grotendeels overeen met andere studies.7,8 Daarentegen werd in een vergelijkbare retrospectieve databasestudie, uitgevoerd bij Aziatische patiënten met orale antikankertherapie, gevonden dat slechts 5% van alle patiënten minimaal 1 PGI had.28 Een mogelijke verklaring voor de hogere prevalentie van PGI’s in deze studie zou het additionele onderzoek naar QTc-, GI- en CZS-interacties kunnen zijn.
138
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Een sterk punt van onze studie is dat de vergaarde gegevens aangaande medicatie vanuit het gebruikte elektronisch medicatievoorschrijfsysteem gebaseerd is op werkelijk gebruik. Indien een oraal antikankermiddel wordt afgeleverd in de poliklinische apotheek, wordt immers altijd het gebruik van alle actuele middelen besproken met de patiënt en vastgelegd in het apotheekmedicatiesysteem. Een tekortkoming van deze studie is echter dat niet is onderzocht of de PGI ook daadwerkelijk tot een geneesmiddelinteractie heeft geleid. Hierdoor is de klinische relevantie van deze bevindingen niet geheel duidelijk. Verder is de daadwerkelijke relevantie van sommige geneesmiddelcombinaties geïdentificeerd door de Drug Jaargang 11 - nr. 4 - juni 2014
4 Aanwijzingen voor de praktijk 1.
Mogelijke geneesmiddelinteracties komen frequent voor bij patiënten met orale antikankermiddelen. Zowel apothekers als artsen moeten zich hiervan bewust zijn.
2.
Het merendeel van de gevonden interacties bestond uit CZS-interacties, GI-interacties en QTc-interacties. Opioïden en coumarines waren vaak betrokken bij geneesmiddelinteracties.
3.
Er is meer onderzoek nodig om inzicht te krijgen in de klinische relevantie van de gevonden geneesmiddelinteracties. Een dergelijk prospectief onderzoek is momenteel gaande in het Erasmus MC. De uitkomsten van dit onderzoek worden in 2014 verwacht.
Interaction Facts-software of het additionele handmatige onderzoek soms twijfelachtig (b.v. NSAID’s + bisfosfonaten of NSAID’s + SSRI’s). Bovendien is het niet bekend in welke mate er al voorzorgsmaatregelen waren getroffen door de behandelaar om PGI’s te voorkomen. Dit kan leiden tot een overschatting van PGI’s, zoals geconcludeerd door Chan et al.29 Een andere beperking van deze studie is dat OTC-geneesmiddelen niet geïncludeerd zijn in dit onderzoek. In eerder onderzoek waren OTC-geneesmiddelen bij 11% van alle PGI’s betrokken.7 Hoewel PGI’s met OTC-middelen en voeding (zoals grapefruit) niet zijn onderzocht in deze studie, zijn deze wel relevant en potentieel schadelijk.25,30 Om bovenstaande redenen is er momenteel vervolgonderzoek gaande in het Erasmus MC, waar prospectief wordt onderzocht welke medicatieinteracties voorkomen tussen poliklinisch voorgeschreven antikankermedicatie, ondersteunende medicatie, overige geneesmiddelen voor comorbiditeit, OTC-geneesmiddelen en voeding. Resultaten van deze studie worden in 2014 verwacht.
2013;108:1071-8). Toestemming is verleend door de uitgever van British Journal of Cancer voor het reproduceren van de originele figuren uit het artikel. Referenties 1. Köhler GI, Bode-Böger SM, Busse R, et al. Drug-drug interactions in medical patients: effects of in-hospital treatment and relation to multiple drug use. Int J Clin Pharmacol Ther 2000;38:504-13. 2. Buajordet I, Ebbesen J, Erikssen J, et al. Fatal adverse drug events: the paradox of drug treatment. J Intern Med 2001;250:327-41. 3. Van Leeuwen RW, Van Gelder T, Mathijssen RH, et al. Drug-drug interactions with tyrosine kinase inhibitors: a clinical perspective. Lancet Oncol In press. 4. Egger SS, Drewe J, Schlienger RG. Potential drug-drug interactions in the medication of medical patients at hospital discharge. Eur J Clin Pharmacol 2003;58:773-8. 5. Geppert U, Beindl W, Hawranek T, et al. Drug interactions in clinical practice. A pilot project for quality assurance in prescribing. Hautarzt 2003;54:53-7. 6. Glintborg B, Andersen SE, Dalhoff K. Drug-drug interactions among recently hospitalised patients - frequent but mostly clinically insignificant. Eur J Clin Pharmacol 2005;61:675-81. 7. Van Leeuwen RW, Swart EL, Boven E, et al. Potential drug interactions in
Conclusie Het afgelopen decennium is er sprake geweest van een sterke verschuiving richting orale antikankermiddelen. De huidige studie toont aan dat naast de mogelijke voordelen van deze middelen, kankerpatiënten die orale antikankermiddelen gebruiken een behoorlijk risico op PGI’s lopen. Het is onbekend tot in welke mate apotheken en artsen zich daadwerkelijk bewust zijn van deze PGI’s en of er momenteel afdoende (en adequate) maatregelen worden genomen om PGI’s te voorkomen. Tevens is het effect van de geïdentificeerde PGI’s op de klinische uitkomsten grotendeels onbekend. Dit moet in toekomstige prospectieve studies verder worden onderzocht.
cancer therapy: a prevalence study using an advanced screening method. Ann Oncol 2011;22:2334-41. 8. Riechelmann RP, Tannock IF, Wang L, et al. Potential drug interactions and duplicate prescriptions among cancer patients. J Natl Cancer Inst 2007;99:592-600. 9. Aisner J. Overview of the changing paradigm in cancer treatment: oral chemotherapy. Am J Health Syst Pharm 2007;64(Suppl 5):S4-7. 10. Drug interaction facts. Version 4.0. Wolters Kluwer Health, 2006. Te raadplegen via www.factsandcomparisons.com (laatst bekeken op 16 januari 2013). 11. Scientific Advisory Board of the Arizona Center for Education and Research on Therapeutics (CERT) QT Drug Lists. Te raadplegen via www. arizonacert.org (laatst bekeken op 16 januari 2013). 12. Gralow JR, Biermann JS, Farooki A, et al. NCCN Task Force Report: Bone health in cancer care. J Natl Compr Canc Netw 2009;7(Suppl 3):S1-32.
Dit artikel betreft een vertaling/bewerking van het artikel ‘Prevalence of potential drug-drug interactions in cancer patients treated with oral anticancer drugs’, zoals recentelijk gepubliceerd in het British Journal of Cancer (Br J Cancer Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
13. Hartikainen S, Mäntyselkä P, Louhivuori-Laako K, et al. Concomitant use of analgesics and psychotropics in homedwelling elderly people-Kuopio 75þ study. Br J Clin Pharmacol 2005;60:306-10. 14. Tinetti ME. Clinical practice. Preventing falls in elderly persons. N Engl J
Jaargang 11 - nr. 4 - juni 2014
139
OVERZICHTSARTIKELEN Med 2003;348:42-9.
warfarin used in combination. Cancer Chemother Pharmacol 2010;66:969-72.
15. Leipzig RM, Cumming RG, Tinetti ME. Drugs and falls in older people: a
24. Hallberg P, Martén L, Wadelius M. Possible fluconazole-fentanyl interac-
systematic review and meta-analysis: I. Psychotropic drugs. Am Geriatr Soc
tion - a case report. Eur J Clin Pharmacol 2006;62:491-2.
1999;47:30-9.
25. Mathijssen RH, Verweij J, De Bruijn P, et al. Effects of St. John’s wort on
16. Woolcott JC, Richardson KJ, Wiens MO, et al. Meta-analysis of the impact
irinotecan metabolism. J Natl Cancer Inst 2002;94:1247-9.
of 9 medication classes on falls in elderly persons. Arch Intern Med 2009;
26. Kehrer DF, Mathijssen RH, Verweij J, et al. Modulation of irinotecan meta-
169:1952-60.
bolism by ketoconazole. J Clin Oncol 2002;20:3122-9.
17. Lord SR, Menz HB, Tiedemann A. A physiological profile approach to
27. Landi F, Onder G, Cesari M, et al. Silver Network Home Care Study
falls risk assessment and prevention. Phys Ther 2003;83:237-52.
Group. Psychotropic medications and risk for falls among community-dwelling
18. Piper JM, Ray WA, Daugherty JR, et al. Corticosteroid use and peptic
frail older people: an observational study. J Gerontol A Biol Sci Med Sci
ulcer disease: role of nonsteroidal anti-inflammatory drugs. Ann Intern Med
2005;60:622-6.
1991;114:735-40.
28. Ko Y, Tan SL, Chan A, et al. Prevalence of the coprescription of clinically
19. Lanza FL. A guideline for the treatment and prevention of NSAID induced
important interacting drug combinations involving oral anticancer agents in
ulcers. Members of the Ad Hoc Committee on Practice Parameters of the
Singapore: a retrospective database study. Clin Ther 2012;34:1696-704.
American College of Gastroenterology. Am J Gastroenterol 1998;93:2037-46.
29. Chan A, Yap KY, Koh D, et al from the Onco-Informatics (onco-informatics.
20. Singh G, Rosen Ramey D. NSAID induced gastrointestinal complications:
com) Group. Electronic database to detect drug-drug interactions between
the ARAMIS perspective 1997. Arthritis, Rheumatism, and Aging Medical
antidepressants and oral anticancer drugs from a cancer center in Singapore:
Information System. J Rheumatol 1998;(Suppl 51):8-6.
implications to clinicians. Pharmacoepidemiol Drug Saf 2011;20:939-47.
21. Ritchie LD, Grant SM. Tamoxifen-warfarin interaction: the Aberdeen hos-
30. Tascilar M, De Jong FA, Verweij J, et al. Complementary and alternative
pitals drug file. BMJ 1989;298:1253.
medicine during cancer treatment: beyond innocence. Oncologist 2006;11:
22. Shah SR, Martin R, Dowell JE, et al. Comparison of the 5-fluorouracil-warfarin
732-41.
and capecitabine-warfarin drug interactions. Pharmacotherapy 2010;30:1259-65. 23. Nakajima M, Genda T, Suehira M, et al. Increased anticoagulant activity of
140
Nederlands Tijdschrift voor Oncologie
Ontvangen 5 augustus 2013, geaccepteerd 19 maart 2014.
Jaargang 11 - nr. 4 - juni 2014