PRAKTIJKLEREN TWEEDE JAAR HBO-V DUAAL Periode 3 en 4 J. Damoiseaux A. van Vuuren
Inhoudsopgave Inhoudsopgave........................................................................................................................................2 1. Inleiding ..........................................................................................................................................3 2. Uitgangspunten praktijkleren..........................................................................................................4 3. Afspraken .......................................................................................................................................5 3.1 Tijdens de praktijkleerperiode ....................................................................................................5 3.2 4. 5. 6.
7 8 9
Bij de afronding van de praktijkleerperiode................................................................................5
Verplegen op hbo-niveau ...............................................................................................................6 Rollen en competenties ..................................................................................................................7 Organisatie van het leren in de praktijk ..........................................................................................9 6.1 Inleiding ......................................................................................................................................9 6.2
Begeleiding tijdens de ervarings- en reflectiebijeenkomsten.....................................................9
6.3
Begeleiding in de instelling ........................................................................................................9
6.4
Contact stage-instelling en de Haagse Hogeschool ..................................................................9
6.5
Beoordeling in de praktijk...........................................................................................................9
6.6
Criteria voor de tussenbeoordeling ............................................................................................9
Voorbereiding op de praktijkleerperiode ......................................................................................10 Voorbereidingsopdracht voor de stage ........................................................................................11 Praktijkopdrachten periode 3 en 4................................................................................................13 9.1 Opdracht: Reflectie op de praktijkleerperiode..........................................................................13
10 Bijeenkomsten ervarings- en reflectieleerlijn tijdens de praktijkleerperiode.................................14 11 Toetsing en evaluatie ...................................................................................................................16 BIJLAGE 1: BEOORDELINGSFORMULIER (CONCEPT)PRAKTIJKLEERPLAN...............................17 BIJLAGE 2: BEOORDELINGSFORMULIER VOORBEREIDINGSOPDPRACHT ...............................19 BIJLAGE 3: BEOORDELINGSFORMULIER HET REFLECTIEVERSLAG ..........................................20 BIJLAGE 4: BEOORDELINGSFORMULIER ERVARINGS- EN REFLECTIEBIJEENKOMSTEN ......22 BIJLAGE 5: FORMAT COMPETENTIEONTWIKKELING ....................................................................23 BIJLAGE 6: Competentiekaart praktijkleren HBO-V, Haagse Hogeschool ..........................................24 BIJLAGE 7: Handleiding competentiekaart en niveaubeoordeling .......................................................28
1. Inleiding Deze studiehandleiding bevat informatie over de vorm, structuur en inhoud van de praktijkleerperiode van het tweede jaar voor de duale opleiding HBO-V. Tijdens deze praktijkleerperiode werk je volgens contract en kom je één dag in de week naar school voor onderwijs. Het onderwijs binnen de ervarings- en reflectieleerlijn bestaat uit ervarings- en reflectiebijeenkomsten, die naast het onderwijs binnen de beroepsvaardigheden- en integrale leerlijn zijn gepland. Deze handleiding bevat alleen informatie over het praktijkleren. Naast achtergronden over het praktijkleren bevat deze handleiding informatie over: - de voorbereiding op je stage; - ontwikkelen van de beroepscompetenties; - de praktijkleeropdrachten; - de ervarings- en reflectiebijeenkomsten. Heel veel succes en plezier met je praktijkopdrachten! Docententeam tweede jaar HBO-V
2. Uitgangspunten praktijkleren Praktijkleren onderscheidt zich van andere vormen van leren, doordat het gaat om het leren van ervaringen in de beroepscontext. Je doorloopt de verschillende fasen van de leercyclus van het praktijkleren. Praktijksituatie observeren en ervaren (verklaringen zoeken vanuit verschillende perspectieven) plan van aanpak/draaiboek opstellen (bepalen wat kan/moet gebeuren, prioriteiten stellen, voor- en nadelen afwegen, doelen formuleren, oplossingen zoeken vanuit verschillende perspectieven) plan van aanpak/draaiboek uitvoeren (oefenen, handelen, werken) evaluatie, reflectie en (peer)assessment (effecten beschrijven, fouten in uitvoering benoemen) nieuw plan van aanpak/draaiboek opstellen (handelen aanpassen op basis van reflectie) 1 (Smeijsters, 2004 ) Het praktijkleren is opgezet in samenwerking met de praktijk. De uitgangspunten hierbij waren: - De beroepspraktijk is richtinggevend voor wat de student leert. - De student participeert niet alleen in een beroepscontext maar ook in een arbeidsomgeving, waardoor beroepsidentificatie mogelijk wordt. - Praktijkleren veronderstelt dat er verbanden worden gelegd tussen theorie en praktijk en dat er wordt onderzocht welke generieke en specifieke theoretische principes een rol spelen. - Het praktijkleren is opgebouwd van werken als individuele verpleegkundige, via ‘ lid van een team’ naar beroepsbeoefenaar. Deze opbouw vind je terug in de competentiekaart. - In de loop van de opleiding neemt de complexiteit van de verpleegsituaties toe, net als de mate waarin de student zelfstandig opereert. - Het handelen wordt op steeds dieper niveau verantwoord. - Er is sprake van een brede kwalificering: tijdens het praktijkleren verpleegt de student minimaal 3 zorgcategorieën, in minimaal twee verschillende differentiatierichtingen (AGZ, GGZ, MGZ) - Bij de start van het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling van de student gestuurd door het praktijkleerplan en de tutor/ studieloopbaanbegeleider. Bij het verwerven van de hbo-competenties in de beroepspraktijk wordt de student steeds ondersteund door slb’er, praktijkopleiders en docenten.
1
Smeijsters H., (2004) Van taak tot competentie Houten: BSL
3. Afspraken Om het praktijkleren volgens de uitgangspunten uit te kunnen voeren zijn de volgende afspraken gemaakt: Bij de start van de stage - De praktijkleerplaats wordt via SBBL bekendgemaakt aan de instelling en student. - De student neemt volgens procedure contact op met de stage-instelling (zie ‘Stageregelingen en –procedures’). - De instelling stelt informatie beschikbaar over de instelling en afdeling (bij voorkeur via SBBLsite). - De student verzamelt en bestudeert informatie over de instelling, afdeling en doelgroep door middel van de uitvoering van de voorbereidingsopdrachten. - De student heeft de verantwoordelijkheid om de begeleider binnen school en in de praktijk op de hoogte te stellen van de naam van de begeleider in de andere setting. - De student heeft een plan klaar voor de eerste 2 weken van de stage en heeft het definitieve plan dat voldoet aan de gestelde criteria klaar aan het eind van de eerste twee weken van de stage. - Cv en praktijkleerplan zijn volgens de criteria opgesteld en goedgekeurd door de tutor/slb’er. 3.1 Tijdens de praktijkleerperiode Tijdens de praktijkleerperiode krijgt de student de gelegenheid te werken aan het behalen van de praktijkleeropdrachten. De student krijgt dan gelegenheid om: - de competenties te ontwikkelen; - deel te nemen aan relevant overleg, zodat hij het verpleegkundig handelen optimaal voorbereidt, uitvoert en evalueert; - noodzakelijke bronnen te raadplegen om zicht te krijgen op het functioneren van de verpleegafdeling; - leerervaringen schriftelijk vast te leggen. 3.2 Bij de afronding van de praktijkleerperiode Er wordt beoordeeld aan het eind van de praktijkleerperiode. De inhoud van de beoordeling, de aanwezigen bij de beoordeling, plaats, datum en tijdstip van beoordeling zijn al eerder vastgelegd met de begeleider. De beoordeling vindt plaats aan de hand van het door de student aangeleverde onderdelen van zijn praktijkleerplan en de observaties van de betrokken begeleiders. De competentieontwikkeling wordt beoordeeld door verpleegkundigen op hbo-niveau. De verantwoordelijkheid voor de (eind)beoordeling is in handen van een daartoe aangewezen opleider.
4. Verplegen op hbo-niveau In het boek: ‘Met het oog op de toekomst’ (Pool, 2001) zijn de rollen en beroepscompetenties van de hbo-verpleegkundige beschreven, waarmee het hbo-niveau is onderscheiden van het mbo-niveau. Deze rollen en (kern)competenties vormen het uitgangspunt van het curriculum. Studenten dienen aan het eind van de opleiding in staat te zijn te functioneren als beginnend / startbekwame verpleegkundigen op hbo-niveau. De deskundigheid van de hbo-verpleegkundige wordt tot uitdrukking gebracht in een aantal rollen en domeinen. Belangrijk voor de hbo-verpleegkundige is dat deze de rollen niet alleen afzonderlijk kan vervullen, maar ze op elkaar weet af te stemmen. Primair proces
Rollen Zorgverlener Regisseur
Domeinen Zorg
Secundair proces
Ontwerper Coach
Organisatie van zorg
Beroepsbeoefenaar
Beroep
Domeinspecificaties Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Individuele en collectieve preventie GVO Zorgprogrammering Verpleegeenheid Werkbegeleiding Kwaliteitsborging Beroepsinnovatie Deskundigheidsbevordering
Rollen, domeinen en domeinspecificatie (Met het oog op de toekomst, Pool, 2001, blz. 49) Het ontwikkelen van de kern- en beroepscompetenties vormt de kern van de opleiding; het is ook de kern van het praktijkleren. Kerncompetenties hbo-verpleegkundige Niet alleen de beroepscompetenties zijn bepalend voor de beroepsuitoefening van de hboverpleegkundige, maar ook nationale (hbo-standaard) en internationale richtlijnen (Dublindescriptoren) voor het bachelor(=hbo)niveau. In de bijlage vind je een schema met deze richtlijnen.
5. Rollen en competenties Tijdens deze praktijkleerperiode werk je aan het ontwikkelen van de onderstaande competenties tot minimaal het aangegeven niveau. Het is mogelijk competenties op een hoger niveau te behalen. Nr. 1.1
Competentie Om de last van ziekte, handicap op sterven te verlichten, verleent de hbo-verpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op maat. - Alle deelcompetenties voor zover van toepassing
niveau 3
1.2
Om de risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek en behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. - Alle deelcompetenties m.u.v. 1.2.8
3
1.3
Om een gezonde leefstijl van patiënten en hun familie te bevorderen geeft de hboverpleegkundige op basis van een programmatische aanpak informatie voorlichting en advies aan individuen en groepen. - Alle deelcompetenties
2
2.1
Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat is gericht op het welzijn van de zorgvrager, coördineert de hbo-verpleegkundige de zorg. - Alle deelcompetenties
3
2.2
Om te zorgen dat de doelen van een preventieprogramma worden gerealiseerd, coördineert de hbo-verpleegkundige de afgesproken activiteiten. - Alle deelcompetenties
3
3.1
Om verpleegkundige deskundigheid te waarborgen in een integrale aanpak van zorg, behandeling en voorlichting werkt de hbo-verpleegkundige mee aan ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s. - Alle deelcompetenties Hier wordt aan gewerkt d.m.v. de transferopdrachten uit cluster 7 en 8 Deze opdrachten worden op school beoordeeld.
2
3.3
Om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te waarborgen participeert de hboverpleegkundige in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau. - Alle deelcompetenties m.u.v. 3.3.7, 3.3.8, 3.3.9 en 3.3.11
2
5.1
Om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de 21ste eeuw, vervult de hbo-verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn. - De deelcompetenties 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.4
3
5.2
Om de kwaliteit van het verpleegkundig beroep op het vereiste peil te houden zodat het kan voldoen aan de maatschappelijke criteria, werkt de hbo-verpleegkundige actief mee aan de bevordering van de deskundigheid van de beroepsgroep. Alle deelcompetenties m.u.v. 5.2.3, 5.2.5 en 5.2.7
3
Minimumeisen per rol Je werkt minimaal aan de bovenstaande rollen, kern- en deelcompetenties en laat hierbij ook minimaal het gedrag zien dat beschreven is bij het bijbehorend niveau (2 of 3) van de competentiekaart (zie bijlagen). In overleg met de begeleiders in de praktijk is bepaald aan welke criteria je zult werken. Dit kan afhankelijk zijn van de mogelijkheden van de praktijkleersituatie en je leerproces. Meer en hoger mag. Je toont aan dat je voldoet aan de eisen van het hbo-niveau die zijn verwoord in de hbo-standaard en de Dublin-descriptoren. Dat betekent dat je bij deze kerncompetenties laat zien, dat je: − voldoende vakbekwaam bent; − verantwoord samenwerkt; − de beroepssituaties voldoende diepgaand kan beoordelen; − kritisch en creatief denkt. Verder werk je ook de hbo-eisen effectieve leerhouding en reflecteren (competentiekaart) uit volgens bovenstaande methodiek. De opbouw van de ervarings- en reflectieleerlijn Er zijn naast de voorbereidingsbijeenkomsten voorafgaand aan de praktijkleerperiode drie bijeenkomsten van de ervarings- en reflectieleerlijn in zowel periode 3 als 4. Deze bijeenkomsten 2 hebben het karakter van Methodische Praktijk Begeleiding en worden op het rooster vermeld als TKO. Leermiddelen Tijdens deze periode wordt gebruikgemaakt van de al eerder, verplicht, aangeschafte boeken, readers en aanbevolen websites.
2
Heuvel, van der & Meer, van (1994) Methodische Praktijk Begeleiding Utrecht: LEMMA
6. Organisatie van het leren in de praktijk 6.1 Inleiding Je krijgt tijdens deze praktijkleerperiode begeleiding vanuit de opleiding en de zorginstelling. Hierdoor wordt de integratie theorie en praktijk bevorderd en het reflecteren op het verpleegkundig handelen en het leerproces gestimuleerd. Hieronder wordt de begeleiding toegelicht en komen de onderdelen evaluatie en de bewaking van continuïteit van het leerproces aan de orde. 6.2 Begeleiding tijdens de ervarings- en reflectiebijeenkomsten Binnenschools word je tijdens de ervarings- en reflectiebijeenkomsten begeleid door je tutor. Tijdens deze bijeenkomsten zal de tutor samen met jou en je groepsgenoten aandacht besteden aan het lerend werken of stagelopen en de ervaringen die je daarbij op doet. Centraal staat de manier waarop je ervaringen kunt gebruiken bij je groei als professional. 6.3 Begeleiding in de instelling Begeleiding binnen de instelling vindt plaats volgens de taakverdeling binnen je instelling. 6.4 Contact stage-instelling en de Haagse Hogeschool Wanneer er tijdens de praktijkleerperiode problemen of vragen zijn bij je begeleider neemt deze, na overleg met jou, contact op met je tutor. Vermeld daarom altijd de naam (en het telefoonnummer) van je tutor op je praktijkleerplan. Wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, kan de tutor besluiten ‘derden’ in te schakelen. De tutor neemt in de periode rondom tussen- en eindevaluatie contact op met de begeleider in de praktijk. In bijzondere gevallen kan de docent aanwezig zijn bij de (tussen)beoordeling. 6.5 Beoordeling in de praktijk Jouw functioneren in de praktijk wordt aan de hand van de competentiekaart (bijlage 6) beoordeeld door je praktijkbegeleider. Het vereiste eindniveau vind je in het overzicht op blz. 7 van deze handleiding. Halverwege de praktijkleerperiode (na 10 weken) vindt een tussenbeoordeling plaats. Bij een voldoende tussenbeoordeling worden vastgestelde studiepunten toegekend. Bij een onvoldoende tussenbeoordeling heeft de student de kans om tijdens de tweede tien weken van de praktijkleerperiode alsnog het minimale vereiste niveau te behalen. 6.6 Criteria voor de tussenbeoordeling Om voor een voldoende tussenbeoordeling in aanmerking te komen dient de student: - het definitieve praktijkleerplan uiterlijk week 3 afgerond te hebben en ingeleverd bij de begeleider; - te kunnen verwoorden welke resultaten bereikt zijn m.b.t. het behalen van persoonlijke leerdoelen en het vereiste competentieniveau en dit toe te kunnen lichten aan de hand van concrete voorbeelden, waaruit groei blijkt.
7
Voorbereiding op de praktijkleerperiode
Bij de start van deze praktijkleerperiode maak je een praktijkleerplan. Hierin staat beschreven waar jij tijdens de komende twintig weken aan gaat werken. Het is een hulpmiddel om je leerproces goed te laten verlopen. Het maakt je leerproces inzichtelijk voor jou en je begeleiders. Voorafgaand aan deze periode heb je een bericht ontvangen (via de studentenportal) over de beschikbaarheid van deze handleiding. Je hebt deze handleiding doorgelezen en je praktijkleerplan gemaakt voorafgaand aan de eerste lesdag. Je levert je (concept)praktijkleerplan de eerste lesdag in bij je tutor. Het (concept)praktijkleerplan bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Introductie van jezelf, inclusief cv; aangepast indien nodig. 2. Een actuele SWOT-analyse met daarbij de implicaties van de sterke en zwakke punten voor het functioneren tijdens deze praktijkleerperiode. 3. De uitwerking van de voorbereidende opdracht. Deze informatie kan na de eerste twee weken worden aangevuld. 4. Persoonlijke leerdoelen. Bij de doelen formuleer je ook evaluatiecriteria en acties waardoor de student de doelen wil behalen. De doelen zijn SMART geformuleerd en gebaseerd op: 1) de SWOT-analyse 2) de beschrijving van de verpleegkundige kennis/vaardigheden die beschreven zijn onder punt 3 3) je ontwikkeling en eventuele interesses 4) aandachtspunten bij de beoordeling van eerdere stages 5. De opdrachten tijdens de stage. Je geeft een beschrijving van de opdrachten en een korte weergave van de wijze waarop de je de opdrachten wil gaan behalen. In het conceptplan zal de werkwijze nog globaal zijn; in het definitieve plan moet het concreet zijn beschreven en is een planning toegevoegd. Deze planning wordt in schema gezet op 1 pagina. 6. Een beschrijving van de wijze waarop het gewenste competentie niveau behaald gaat worden. Je doet dit met behulp van het format in bijlage 8. Dit format is ook digitaal te vinden op de Blackboardcourse behorend bij het cluster van periode 3. 7. Overzicht met verpleegtechnische vaardigheden die op school behandeld zijn, getekend door beroepsvaardighedendocent. De criteria voor het (concept)praktijkleerplan vind je in bijlage 1.
8
Voorbereidingsopdracht voor de stage
Onderdelen A, B en C worden voorafgaand aan de praktijkleerperiode gemaakt. Onderdeel D wordt opgestart voorafgaand aan de praktijkleerperiode en afgerond in de eerste twee weken van de praktijkleerperiode. A: Informatie uitzoeken over de instelling Voordat je start met je stage is het belangrijk om een beeld te hebben van de setting waarin deze stage plaatsvindt. Zoek antwoord op de volgende vragen: - Is het een particuliere of een overheidsinstelling? - Valt de instelling onder een stichting/koepelorganisatie? - Welke functie heeft de instelling in deze regio? - Welke doelgroep kun je verwachten? - Wat is het doel van de instelling (behandelen, revalideren, wonen, preventie)? - Wat is de visie van de instelling? - Hoeveel zorgvragers worden bediend? Hoeveel, bedden, behandelplaatsen, wooneenheden? - Hoeveel locaties telt de instelling? - Hoe is de samenstelling van het verplegend personeel (helpenden, verzorgenden,verpleegkundigen, gespecialiseerde verpleegkundigen, nurse practitioners)? De informatie kun je op de volgende manieren verkrijgen: - opzoeken op internetsites - folders opvragen bij de instelling - in een kennismakingsgesprek met je begeleider in de instelling - opzoeken op site SBBL Verzamel de informatie en maak hiervan een overzichtelijk verslag, dat je opneemt in je praktijkleerplan. Benoem wat jij belangrijk vindt bij het verplegen van de doelgroep van je stageplek (max. 3 pagina’s). B: Organisatie van de begeleiding op de praktijkleerplaats. Breng in kaart hoe de begeleiding op de praktijkleerplaats is georganiseerd. Verzamel informatie tijdens het kennismakingsgesprek en/of op de eerste dag van de praktijkleerperiode. Punten die van belang zijn: - Hoe wordt de begeleiding vormgegeven? - Wie geeft de begeleiding (werkbegeleider, praktijkbegeleider, alle medewerkers van de afdeling)? - Hoe zijn de taken tussen de verschillende begeleiders verdeeld en wie is waarvoor verantwoordelijk? - Welke rol verwacht de begeleiding van jou als duaal student? - Welke afspraken zijn er ten aanzien van diensten op de praktijkleerplaats? - Hoe kunnen wensen m.b.t. diensten kenbaar worden gemaakt en hoe wordt hier rekening mee gehouden? - Wie wordt op de hoogte gesteld van ziekte of het niet kunnen nakomen van afspraken m.b.t het leerproces? - Wie kan als rolmodel dienen voor jou als duaal student? - Hoe kun jij je leerproces zichtbaar maken (schriftelijk, mondeling, dagevaluatie, aangeven van leerdoelen per dag)? Neem de afspraken, die je met je begeleiders hebt gemaakt op in je praktijkleerplan (max. 1 pagina).
C: Algemene oriëntatie op de afdeling Als je optimaal wilt functioneren op een afdeling, dan is kennis van en inzicht in de organisatie van groot belang. Gebruik de eerste twee weken van de praktijkleerperiode om informatie te zoeken over de afdeling door het stellen van vragen, informatie op de afdeling te lezen, medewerkers te observeren en mee te lopen met je begeleider. In sommige gevallen is een inwerkprogramma beschikbaar voor ondersteuning hierbij. De volgende punten zijn van belang om te weten: - Hoe is de afdeling georganiseerd, hoe is de besluitvormingsprocedure, welke verantwoordelijkheden hebben de verschillende functionarissen? - Welke disciplines zijn op de afdeling en wat zijn hun taken? - Welke diensten hebben verpleegkundigen en welke mag jij draaien? - Vanuit welke visie wordt verpleegd en hoe wordt dit zichtbaar in het zorgorganisatiemodel? - Hoe is de afdeling ingedeeld en welke procedures zijn van belang (ruimten, telefoon/oproepsysteem, alarmsysteem, overlegmomenten, opnameprocedures, ontslagprocedures, logistiek)? - Hoe vindt de personeelsplanning plaats en door wie (units, diensten, roosters, pauzes, coördinatie)? - Hoe ziet de dagindeling eruit (welke werkzaamheden, wanneer, door wie en met welk doel)? - Hoe is het verpleegdossier opgebouwd (welke ordening, structuur wordt gehanteerd bij het verpleegplan, de verslaglegging?)? - Welke werkprocedures, protocollen en richtlijnen zijn aanwezig en hoe wordt de actualiteit/kwaliteit hiervan bewaakt? - Met welke disciplines, afdelingen wordt samengewerkt? Inventariseer punten die je aanspreken, zijn opgevallen, die je moeilijk vindt en twee punten, die volgens jou beter anders kunnen en bespreek deze bevindingen aan het eind van de eerste twee weken met je begeleider. Bespreek hierbij ook je eigen leerhouding in de eerste twee weken wat betreft initiatief nemen, vragen stellen en observeren. Maak een verslag van de resultaten van dit gesprek, laat dit ondertekenen door je begeleider en neem het op in je praktijkleerplan als kritisch bewijs (max.1 pagina) D: Oriëntatie op de zorgcategorie Tegelijkertijd met het kennismaken met de afdeling, begin je je een beeld te vormen over de zorgcategorie. Om de zorgvrager goed te kunnen verplegen en begeleiden heb je kennis nodig over de achtergrond van ziektebeelden en van de behandeling, medisch en verpleegkundig. Verdiep je hierin op de stageplaats en sla je studieboeken erop na. Vervolgens participeer je in de zorgverlening. De volgende informatie is minimaal nodig: 1. Kennis van de meest voorkomende ziektebeelden/gezondheidsverstoringen, die van belang is voor het observeren en uitvoeren van de zorg aan de toegewezen zorgvragers 2. Dossiers toegewezen zorgvragers lezen: onbekende begrippen opzoeken en onduidelijkheden navragen 3. Welke zorg geboden wordt (meest voorkomende verpleegkundige diagnoses en interventies, verpleegtechnische vaardigheden, communicatieve vaardigheden) 4. Kennis van medicatie toegewezen zorgvrager (werking, bijwerking, observatie) 5. Hoe vindt informatie-uitwisseling over de zorgvrager plaats? 6. Activiteiten van andere bij de zorg van de toegewezen zorgvrager betrokken disciplines Maak een verslag van de verzamelde resultaten en voeg dit toe aan je praktijkleerplan (max. 5 pagina’s). Het beoordelingsformulier bij de voorbereidende opdracht vind je in bijlage 2.
9
Praktijkopdrachten periode 3 en 4
De transferopdrachten van cluster 7 en 8 worden tijdens de praktijkleerperiode in de praktijk uitgevoerd. Deze opdrachten worden door school begeleid en beoordeeld. Voor de uitvoering van de opdracht wordt gebruikgemaakt van gegevens uit de praktijk. Je vindt de opdrachten in de studiehandleidingen van cluster 7 en 8. 9.1 Opdracht: Reflectie op de praktijkleerperiode Inleiding Aan de hand van deze opdracht kijk je terug op je werk/stage- en leerervaringen. Dit ga je doen door middel van een reflectieopdracht. Door het reflecteren op de afgelopen 20 weken praktijkleren word je je bewust van wat er goed ging. Maar ook wordt het zo inzichtelijk waar je je nog verder kunt ontwikkelen. Deze punten vormen het startpunt voor je afstudeerperiode. Opdracht a 1 Beschrijf wat jij de belangrijkste kenmerken vindt van de rollen zorgverlener, regisseur en beroepsbeoefenaar bij de doelgroep van de afdeling, waar jij je praktijkleerperiode hebt doorgebracht. Wat vind jij belangrijk in de uitoefening van deze rollen bij deze doelgroep? 2 Beschrijf met betrekking tot de rol van regisseur twee belangrijke leerervaringen en schrijf hier een reflectie op. Bij het schrijven van je reflectieverslag besteed je aandacht aan de persoonlijke leerdoelen die je in je praktijkleerplan hebt geformuleerd. Je schrijft je reflectie volgens het model van Korthagen en eindigt daarbij met het beschrijven van nieuwe leerdoelen. 3 Geef aan hoe je de komende periode gaat werken aan het behalen van je leerdoelen. Opdracht b 1. Kijk terug op de planning (praktijkleerplan) en op hoe het proces in de praktijk is verlopen. 2. Benoem de bevorderende en belemmerende factoren voor je leerproces. Geef aan op welke factoren je zelf invloed kunt uitoefenen. 3. Beschrijf naar aanleiding van bovenstaande punten ten minste drie leerpunten of acties waarmee je rekening houdt bij het afstuderen. Het beoordelingsformulier bij deze opdracht, met daarin de criteria, vind je in bijlage 3. De opdracht wordt beoordeeld door de tutor. Wanneer de opdracht is beoordeeld met een onvoldoende kan de student de opdracht herkansen conform het OER.
10 Bijeenkomsten ervarings- en reflectieleerlijn tijdens de praktijkleerperiode Inleiding Tijdens je praktijkleren kom je veel verschillende verpleegsituaties tegen waar je op dat moment van leert, maar waar je achteraf ook nog veel van kunt leren. Je kunt tevreden over je rol daarin zijn, maar ook kunnen zich situaties voordoen waar je je geen raad mee weet of twijfels over hebt. De bijeenkomsten in de ervarings- en reflectieleerlijn ondersteunen je leren in de praktijk. Tijdens deze bijeenkomsten staat het reflecteren op jou als persoon en als leerling-verpleegkundige centraal. Dit kan aan de hand van een actuele inbreng vanuit de praktijk; je kunt ook de reflectieopdrachten op de rollen gebruiken als startpunt van reflectie. In periode 3 en 4 zijn 10 bijeenkomsten in de ervarings- en reflectieleerlijn gepland. De bijeenkomsten vinden, in overleg met de slb’er/tutor, plaats in de gehele groep (2 lesuren) of in de subgroep (1 lesuur per groep). Verwachtingen en voorbereiding In de bijeenkomsten ervarings- en reflectieleerlijn wordt aandacht besteed aan het maken van het praktijkleerplan/oriëntatieplan en je leerervaringen en gereflecteerd aan de hand van verschillende methodieken. Reflecteren De reflectiemethodieken worden afgestemd op jouw inbreng. Bijvoorbeeld: bij een inbreng met een ethisch dilemma kun je kiezen voor het bespreken van deze inbreng aan de hand van het stappenplan verpleegethiek op blz. 112 van het boek van Koetsenruijter. Bij een inbreng die veel te maken heeft met zorgverlening kun je bijvoorbeeld kiezen voor het Burford Nursing Development Unit Model (NDU-model) op blz. 71 van het boek van Koetsenruijter. Zie voor verschillende reflectiemodellen het boek van Koetsenruijter, Reflectie in de verpleegkundige beroepsuitoefening, Lemma/Utrecht, 2002. (blz. 68 t/m 19, en 112) Op het eind van elke bijeenkomst wordt een student gekozen die een inbreng heeft voor een volgende keer. Je probeert zo goed mogelijk een schets te geven van je inbreng, zodat de reflectiemethodiek hierop afgestemd kan worden en je je kunt voorbereiden aan de hand van de gekozen reflectiemethodiek. Je schrijft naar aanleiding van je inbreng een reflectieverslag aan de hand van de volgende vragen: • • • •
Wat was (kort) je inbreng? Wat was je belangrijkste leerervaring? In hoeverre is je handelen in deze situatie vergelijkbaar met andere situaties? Welk thema kun je ontdekken of welke conclusie kun je trekken met betrekking tot jouw functioneren en leren als verpleegkundige? • Wat kun je meenemen naar een volgende situatie? De tutor/slb’er geeft feedback op de inhoud van je reflectie. Het inleveren van je verslag en je niveau van reflecteren (minimaal niveau 2) is onderdeel van de beoordeling van de bijeenkomsten in de ervarings- en reflectieleerlijn, zie bijlage.
Bijeenkomsten in de ervarings- en reflectieleerlijn Bijeenkomst 1 In deze bijeenkomst bespreken jullie verschillende reflectiemodellen en de manier waarop je deze kunt gebruiken. Aan het eind van de bijeenkomst biedt een student zich aan voor een reflectieinbreng voor de volgende keer. Kort schets je de situatie zodat jullie kunnen kiezen voor een geschikt reflectiemodel en je je hierop kunt voorbereiden. Voorbereiding: Lees de volgende bladzijden uit het boek van Koetsenruyter, Reflectie in de verpleegkundige beroepsuitoefening, Lemma/Utrecht, 2002. (blz. 68 t/m 19, en 112) door. Bijeenkomst 3 t/m 9 Het thema van deze bijeenkomsten is reflectie. Een student heeft zich, volgens afspraak, specifiek voorbereid en gezamenlijk reflecteren jullie. Jullie rol wordt bepaald door de reflectiemethodiek die gekozen is. Voorbereiding: Inbreng door een student. Voorbereiden op de methodiek en jouw rol als student door iedere student. Bijeenkomst 10 Deze bijeenkomst wordt besteed aan een kort, individueel gesprek met de tutor/slb’er. Hierin wordt jouw inbreng besproken en beoordeeld aan de hand van het beoordelingsformulier in de bijlage.
11 Toetsing en evaluatie De bijeenkomsten in de ervarings- en reflectieleerlijn worden met een voldoende afgesloten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: -
voldoende aanwezigheid van, en actieve participatie tijdens, de reflectiebijeenkomsten voldoende beoordeling voor de reflectieopdracht
Je functioneren tijdens de praktijkleerperiode wordt beoordeeld door de begeleider in de praktijk. De beoordeling wordt ingevuld op de competentiekaart. Deze wordt uiterlijk de eerste week na het beëindigen van de praktijkleerperiode bij de betreffende jaarcoördinator ingeleverd. Herkansing De herkansing vindt plaats conform de regels van het tentamenreglement, die zijn beschreven in het OER, cohort 2007. Aanwezigheid Voor dit cluster geldt een verplichte aanwezigheid vastgesteld op 100% Hierbij geldt het volgende: - Een presentie van 100% geldt als VOLDOENDE. - Een presentie van 80%-100% geldt als voldoende met dispensatie. Indien de student een geldig excuus heeft, te beoordelen door de docent, wordt tot 20% dispensatie verleend, behalve bij de stages. - Een presentie van 70%-80% geldt als onvoldoende met compensatieopdracht. - Een presentie van minder dan 70% geldt als onvoldoende. De consequenties hiervan worden beoordeeld door de Examencommissie en kan tot gevolg hebben dat de betreffende onderwijseenheid in z’n geheel opnieuw gevolgd dient te worden. Uitwerking De verantwoordelijkheid voor het registreren van de presentie ligt bij de betrokken docent. De betreffende teamleider stelt aan het eind van een cluster van alle studenten vast, of hun presentie met betrekking tot het cluster "voldoende", “voldoende met dispensatie”, "onvoldoende met compensatieopdracht" of "onvoldoende" is geweest. - Bij onvoldoende presentie met compensatieopdracht betekent dit het maken van een compensatieopdracht, zulks te bepalen door de betreffende docent, desgewenst na overleg met de teamleider of de examencommissie. De compensatieopdrachten worden gepubliceerd op Blackboard. De compensatieopdracht is qua inhoud en omvang afgestemd op het verzuimde deel van de betreffende cluster. De docent is verantwoordelijk voor het beoordelen van de compensatieopdracht. De student heeft, bij een onvoldoende beoordeling van de compensatieopdracht recht op één herkansing. - Een onvoldoende presentie leidt tot het overdoen van de betreffende onderwijseenheid, tenzij de examencommissie anders beslist.
BIJLAGE 1: BEOORDELINGSFORMULIER (CONCEPT) PRAKTIJKLEERPLAN Naam student: ………………………………………….. studentnummer …………………………….. Naam beoordelaar
Datum
resultaat
…………………………………..
…………………………………
Onvoldoende/voldoende/goed
De met een * gemarkeerde onderdelen zijn verplicht. Alle onderdelen dienen met een voldoende beoordeeld te zijn. Onderdeel 1
Criterium Introductie student - Actueel cv - SWOT-analyse - Vertaling van uitkomsten van SWOT naar sterke en zwakke punten
V/O V/O V/O
2
Voorbereidingsopdrachten
V/O
3
Leeractiviteiten eerste twee weken De student beschrijft: - De activiteiten die leiden tot een definitief praktijkleerplan na twee weken stage lopen. - De activiteiten zijn kort en bondig beschreven. - De beschrijving is max. 1 pagina groot.
4
5
Persoonlijke leerdoelen De student beschrijft: - zijn persoonlijke leerdoelen De leerdoelen: - zijn SMART/RUMBA geformuleerd - hebben een relatie met: o de uitkomsten van de SWOT-analyse* o aandachtspunten van eerdere stages (indien van toepassing)* o aandachtspunten uit het afrondende slb-gesprek einde eerste jaar* o persoonlijke interesses van de student Opdrachten tijdens de stage De student beschrijft op welke wijze hij de onderstaande opdrachten wil behalen: - opdracht 1: het verpleegplan - opdracht 2: recente ontwikkelingen - opdracht 3: reflectieverslag De student geef aan wanneer hij aan de onderstaande opdracht wil werken: - opdracht 1: het verpleegplan - opdracht 2: recente ontwikkelingen - opdracht 3: reflectieverslag
6 Onderdeel
Competentieniveau De student beschrijft met behulp van het format op welke wijze hij minimaal het verplichte niveau van de verplichte competenties gaat behalen. Criterium
V/O
V/O V/O V/O
V/0 V/O V/O
V/O V/O V/O
V/O V/O V/O V/O V/O
8
Feedback:
Vormeisen Het document is maximaal 25 A4’tjes groot Het lettertype is Arial 10 of Times New Roman 12. Het document is voorzien van een voorblad met naam, studentnummer, groep en naam docent. Het document bevat een lijst met gebruikte literatuur. Het document is voorzien van paginanummering. Totaal aantal ‘ V’
Handtekening docent ……………………………
V/O
BIJLAGE 2: BEOORDELINGSFORMULIER VOORBEREIDINGSOPDPRACHT Naam student: ………………………………………….. studentnummer …………………………….. Naam beoordelaar
Datum
resultaat
…………………………………..
…………………………………
Onvoldoende/voldoende/goed
Alle onderdelen die van toepassing zijn, dienen met een voldoende beoordeeld te zijn. Onderdeel 1 2 3 4 5
Feedback:
Criterium Onderdeel A Voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in de opdracht Onderdeel B Voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in de opdracht Onderdeel C Voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in de opdracht Onderdeel D Voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in de opdracht Vormeisen Het document is maximaal 13 A4’tjes groot. Het lettertype is Arial 10 of Times New Roman 12. Het document is voorzien van een voorblad met naam, studentnummer, groep en naam docent. Het document bevat een lijst met gebruikte literatuur. Het document is voorzien van paginanummering. Totaal aantal ‘ V’
Handtekening docent ……………………………
V/O V/O/NVT V/O/ NVT V/O/NVT V/O/NVT V/O
BIJLAGE 3: BEOORDELINGSFORMULIER HET REFLECTIEVERSLAG Naam student ………………………………………….. studentnummer …………………………….. Naam beoordelaar
Datum
resultaat
…………………………………..
…………………………………
Onvoldoende/voldoende/goed
Maximaal 19 punten te behalen Onvoldoende: bij minder dan 11 punten Voldoende: bij 11-16 punten Goed: bij meer dan 16 punten Onderdeel 1
2
Criterium Kenmerken vijf rollen in relatie tot doelgroep De student beschrijft de belangrijkste kenmerken van de rollen zorgverlener, regisseur en beroepsbeoefenaar voor de doelgroep van de afdeling. De beschrijving is maximaal 1 A4’tje. Reflectie op ervaringen Er worden twee concrete ervaringen beschreven van de rol van beroepsbeoefenaar. Reflectie 1 Het model van Korthagen is herkenbaar in het reflectieverslag. De student besteedt bij de reflectie aandacht aan zijn persoonlijke leerdoelen. De student formuleert nieuwe doelen. De doelen zijn RUMBA geformuleerd. Reflectie 2 Het model van Korthagen is herkenbaar in het reflectieverslag. De student besteedt bij de reflectie aandacht aan zijn persoonlijke leerdoelen. De student formuleert nieuwe doelen. De doelen zijn RUMBA geformuleerd. Het totale reflectieverslag beslaat maximaal 2 A4’tjes.
3
4
Terugkijken op planning praktijkleerperiode De student benoemt bevorderende en belemmerende factoren. De student benoemt de factoren, waarop zij zelf invloed heeft. De student benoemt drie leerpunten of acties, waarmee zij rekening houdt bij het afstuderen. Vooruitkijken De student beschrijft concrete acties waarmee hij/zij de bij punt 2 geformuleerde leerdoelen wil gaan behalen. Dit onderdeel is maximaal ½ A4’tje groot.
V/O V/O V/O V/O
V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O V/O
Onderdeel 5
Feedback:
Criterium Vormeisen Het document is maximaal 4 A4’tjes groot ( excl. voorblad). Het document is voorzien van een voorblad met naam, studentnummer, groep en naam docent. Het document bevat een lijst met gebruikte literatuur. Het document is voorzien van paginanummering. Totaal aantal ‘ V’
Handtekening docent ……………………………
V/O V/O
BIJLAGE 4: BEOORDELINGSFORMULIER ERVARINGS- EN REFLECTIEBIJEENKOMSTEN Naam student ………………………………………….. studentnummer …………………………….. Naam beoordelaar
Datum
resultaat
…………………………………..
…………………………………
Onvoldoende/voldoende/goed
Maximaal te behalen aantal punten: 8 Alle onderdelen dienen met een voldoende beoordeeld te zijn. Onderdeel 1
Criterium Er is sprake van 100% aanwezigheid.
V/O V/O
2
Praktijkopdrachten zijn ingeleverd volgens de afspraken die met de tutor zijn gemaakt en met een voldoende beoordeeld.
V/O
3
Participatie als groepslid. De student: - stelt kritische en relevante vragen bij het inbrengen van reflectie; - geeft bruikbare feedback; - stelt zich open voor opvattingen van groepsleden; - verwoordt eigen bijdrage; - stelt kritische en relevante vragen bij de opdrachten; - komt met voorstellen voor aanpak van de opdrachten.
Feedback:
Totaal aantal ‘ V’
Handtekening docent ……………………………
V/O V/O V/O V/O V/O V/O
BIJLAGE 5: FORMAT COMPETENTIEONTWIKKELING Domein Domeinspecificaties Rol 1.1 Competentie deelcompetenties hbo-standaard vakbekwaamheid samenwerking oordeelsvorming effectieve leerhouding reflecteren Doel/ bewijsmateriaal
Niveau
Gekozen criteria
Actie
Motivatie
Planning
Evaluatie Met wie
Doel
Tijd
Eventuele aandachtspunten
BIJLAGE 6: Competentiekaart praktijkleren HBO-V, Haagse Hogeschool Naam student:
Datum tussenevaluatie/eindbeoordeling
Stageperiode:
Instelling:
AGZ/GGZ/MGZ* en zorgcategorie:
Handtekening student:
Begeleiders praktijk:
Handtekening begeleiders:
Toelichting competenties en afspraken invullen op achterzijde. Hbo-eisen (hbo-standaard en Dublin-descriptoren) Rollen en competenties Rol zorgverlener 1.1 Verlenen van professioneel verantwoorde zorg op maat aan zieken, gehandicapten en stervenden 1.2 Toepassen van primaire, secundaire en tertiaire preventie 1.3 Op basis van programmatische aanpak informatie,voorlichting en advies geven aan individuen en groepen ten behoeve van een gezonde leefstijl Rol regisseur 2.1 Coördineren van verpleegkundige zorg 2.2 Coördineren van activiteiten die passen bij de doelen van een primair, secundair of tertiair preventieprogramma Rol ontwerper 3.1 Meewerken aan de ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s 3.2 Bijdrage leveren aan het tot stand komen van verpleegbeleid 3.3 Participeren in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau Rol coach 4.1 Andere verpleegkundigen en verzorgenden helpen en steunen bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies. 4.2 Stagiairees, collega-verpleegkundigen en –verzorgenden steunen in hun professionele identiteit door hen met raad en daad ter zijde te staan Rol beroepsbeoefenaar 5.1 Vervullen van een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn 5.2 Actief meewerken aan de bevordering van de deskundigheid van de beroepsgroep
Vakbekwaamheid
Samenwerken (Sociaal communicatieve bekwaamheid)
Oordeelsvorming (kritisch denken, creatief)
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4* 1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4* 1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4* 1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
Effectieve Reflecteren Leerhouding
1 / 2 / 3 / 4*
1 / 2 / 3 / 4*
e
Praktijkleren periode 3 & 4 voltijd en duaal 3 jaar Zie voor (het niveau van) de te beoordelen kern/deelcompetenties* het overzicht op blz. 7 van deze studiehandleiding. Door het uitvoeren van de opdrachten behaalt de student de daarbij behorende deelcompetenties. De resterende deelcompetenties verwerkt de student in haar praktijkleerplan. Voor criteria van de tussenevaluatie wordt verwezen naar blz.7 van deze studiehandleiding. Stand van zaken competentieontwikkeling praktijkleren. Opdrachten en andere bewijzen:
Verkregen feedback:
Tussenevaluatie:
e
Afspraken voor de 2 helft van de praktijkleren:
e
Eind-/ tussenbeoordeling praktijkleren periode 1 & 2 duaal 3 leerjaar:
voldoende / onvoldoende**
Adviezen/aandachtspunten voor het verder ontwikkelen van de competenties:
* Zie uitwerking kern/deelcompetenties. ** Omcirkel wat van toepassing is.
NIVEA U
VAKBEKWAAMHEID
1 2
• Handelt zonder de situatie te analyseren. • Is afhankelijk van de begeleider bij het bepalen van de activiteiten. • Verantwoordt niet waarop het handelen is gebaseerd en vraagt hier niet naar • Heeft voortdurend inhoudelijke ondersteuning nodig bij het uitvoeren van de activiteiten • Voert de competentie uit in weinig complexe situaties • Voert de competentie volgens protocol of aanwijzingen (b.v. criteria opdracht) uit • Stelt vragen over het verpleegkundig handelen vanuit een theoretisch kader • Geeft grenzen eigen deskundigheid aan • Voert in overleg met en na uitleg van begeleider zelfstandig activiteiten uit
SAMENWERKEN (SOCIAAL COMMUNICATIEVE BEKWAAMHEID)
OORDEELSVORMING (KRITISCH DENKEN, CREATIEF)
EFFECTIEVE LEERHOUDING
REFLECTEREN
• Geeft op vraag van begeleider observaties door • Betrekt de belangen van de zorgvrager niet in het handelen • Communiceert alleen na aansporing van de begeleider • Weet niet wie vanuit welke verantwoordelijkheid handelt
•
Moet attent gemaakt worden op verschillende persoonlijke, ethische, sociaalmaatschappelijke en wetenschappelijke aspecten in verpleegsituaties • Merkt geen veranderingen op in aspecten van werksituaties • Komt niet met ideeën • Benadert werksituaties vanuit intuïtie
• Komt alleen tot een plan na aanwijzigingen van de begeleider en stelt zich passief op • Moet aangespoord worden om de praktijkleeropdrachten uit te voeren • Heeft veel begeleiding nodig om de opdrachten in de beschikbare tijd af te ronden • Integreert feedback niet of beperkt in het leerproces • Moet door begeleider gemotiveerd worden
•
•
•
• Kan een planning van het leerproces maken en voert deze met ondersteuning van de begeleider uit • Kent eigen grenzen en vraagt hulp indien nodig • Onderkent consequenties eigen keus, maar neemt hiervoor nog niet altijd de verantwoordelijkheid • Vraagt naar feedback en kan dit met ondersteuning integreren in het leerproces • Is nieuwsgierig naar nieuwe ontwikkelingen
•
Geeft observaties door aan begeleider • Houdt rekening met de belangen van de zorgvrager • Communiceert adequaat met zorgvrager en begeleider • Vraagt na wat tot verantwoordelijkheid verpleegkundige in opleiding behoort
Vraagt naar de betekenis van persoonlijke, ethische, sociaal-maatschappelijke en wetenschappelijke aspecten bij het verlenen van zorg • Merkt veranderingen op in aspecten van werksituaties en vraagt naar de betekenis hiervan voor het handelen • Komt met (vernieuwende) ideeën • Overlegt met begeleider hoe een verpleegsituatie ingeschat moet worden
Verantwoordt “hoe en waarom” van handelen niet • Benoemt niet de effecten van eigen gedrag op anderen en gedrag van anderen op zichzelf • Evalueert ervaringen niet en wacht op taakopdrachten • Bekijkt probleem vanuit één invalshoek Verantwoordt na doorvragen van begeleider “hoe en waarom”van handelen • Benoemt de effecten van gedrag van anderen op zichzelf en vraagt feedback aan anderen over eigen gedrag • Vergaart onder begeleiding kennis en evalueert ervaringen • Stelt na doorvragen van begeleider vast welke persoonsgebonden factoren van invloed zijn op het handelen
NIVEA U
VAKBEKWAAMHEID
SAMENWERKEN (SOCIAAL COMMUNICATIEVE BEKWAAMHEID)
3 4
• Analyseert benodigde kennis, vaardigheid en attitude in verpleegsituaties en handelt hiernaar • Bepaalt eigen deskundigheid in een verpleegsituatie en schakelt indien nodig de juiste deskundigen in • Handelt effectief, efficiënt en veilig • Voert de activiteiten zelfstandig uit volgens plan en legt verantwoording af over het handelen
Heeft een professionele inbreng in overdracht en werkoverleg • Houdt rekening met de belangen van de zorgvrager en de collega’s • Communiceert adequaat met zorgvrager, begeleider, verpleegkundig team en andere disciplines m.b.t. de uitvoering van de zorg • Handelt vanuit toegekende verantwoordelijk en bevoegdheid verpleegkundige discipline en vraagt dit na m.b.t. andere disciplines
• Analyseert benodigde kennis, vaardigheid en attitude in complexe verpleegsituaties en handelt hiernaar • Plant de activiteiten zelfstandig en voert deze activiteiten uit en legt verantwoording af over het handelen • Waarborgt kwaliteit van het verpleegkundig handelen • Verantwoordt haar handelen vanuit de laatste evidence-based ontwikkelingen binnen het vakgebied • Ontwikkelt nieuwe werkwijzen ter verbetering van bestaande methoden en technieken
• Initieert overlegsituaties en heeft een professionele inbreng in uiteenlopende (multi)disciplinaire overleggen • Betrekt de beroepscontext bij samenwerken en houdt rekening met individuele belangen • Communiceert adequaat in uiteenlopende werksituaties • Handelt vanuit toegekende verantwoordelijkheid en bevoegdheid
•
OORDEELSVORMING (KRITISCH DENKEN, CREATIEF) •
Houdt rekening met enkele persoonlijke, ethische, sociaal-maatschappelijke en wetenschappelijke aspecten bij het interpreteren van de gegevens van uiteenlopende werksituaties en handelt hiernaar. • Merkt veranderingen op in aspecten van werksituaties en handelt hier na overleg met de begeleider naar • Komt met een eenvoudig plan voor vernieuwing • Maakt gebruik van het verpleegplan- en –dossier en behandelde theorie verpleegsituaties in te schatten • Houdt rekening met de verschillende persoonlijke, ethische, sociaalmaatschappelijke en wetenschappelijke aspecten bij het interpreteren van de gegevens van uiteenlopende werksituaties en handelt hiernaar. • Merkt veranderingen in de aspecten van de werksituaties op en past zijn handelen hierop aan • Komt met uitvoerbare plannen voor vernieuwing • Maakt gebruik van meerdere beschikbare informatiebronnen om werksituaties in te schatten.
EFFECTIEVE LEERHOUDING
REFLECTEREN
• Structureert, plant en stuurt het • Verantwoordt “hoe en eigen leerproces met geringe waarom”van handelen begeleiding met gebruikmaking van meerdere theorieën en • Bewaakt in overleg met de modellen begeleider eigen grenzen van deskundigheid en • Is zich bewust van effecten van handelen verantwoordelijkheid op zichzelf en anderen • Draagt de consequenties van en houdt hier rekening eigen keuzes in de mee meerderheid van de gevallen • Vergaart zelfstandig • Vraagt naar feedback en kennis, evalueert integreert dit zelfstandig in het ervaringen en verwerkt leerproces de uitkomsten onder • Staat open voor (nieuwe) begeleiding in een ontwikkelingen nieuwe aanpak
• Structureert, plant en stuurt zelfstandig het eigen leerproces en vraagt tijdig om ondersteuning • Bewaakt eigen grenzen van deskundigheid en verantwoordelijkheid • Draagt de consequenties van eigen keuzes • Verwerkt feedback in het eigen handelen • Motiveert zichzelf • Werkt mee aan nieuwe ontwikkelingen
• Gebruikt theoretisch kader voor analyse verpleeg- en samenwerkingssituatie s • Confronteert anderen met de effecten van hun gedrag , is zich bewust van effect van eigen gedrag op anderen en houdt hier rekening mee • Vergaart vanuit analyse zelfstandig kennis, evalueert ervaringen en verwerkt uitkomsten in een nieuwe aanpak • Stelt vast welke factoren uit de persoons- en beroepscontext van invloed zijn op het handelen.
BIJLAGE 7: Handleiding competentiekaart en niveaubeoordeling Inleiding De praktijk is bij uitstek de plaats, waar duidelijk wordt of de student competent is. Daar blijkt of de student over voldoende kennis beschikt, voldoende vaardig is en de juiste beroepshouding uitstraalt om te spreken van een competente student. Beoordelingsinstrument De competentiekaart is ontwikkeld om de beoordeling van competenties in de praktijk te registreren. Op de verticale as zijn de vijf rollen met bijbehorende twaalf kerncompetenties geplaatst. Op de 3 horizontale as zijn de hbo-eisen benoemd waaraan hbo-studenten dienen te voldoen aan het eind van de opleiding. De vijf eisen zijn: • vakbekwaamheid • samenwerken • oordeelsvorming • effectieve leerhouding • reflecteren 4 Van de twaalf kerncompetenties kan beoordeeld worden of de student voldoende vakbekwaam 5 is, de samenwerking goed verloopt en de student beroepssituaties voldoende diepgaand kan beoordelen (oordeelsvorming). Een effectieve leerhouding en reflecteren zijn voorwaardelijk voor competent gedrag. Daarom worden deze niet per kerncompetentie, maar in z’n geheel gescoord. Gedurende de opleiding ontwikkelt de student competenties van de hbo-verpleegkundige. De student gedraagt zich steeds competenter. Tijdens de opleiding wordt de ontwikkeling van de competenties op een aantal momenten gescoord. Daarvoor is bijgaand beoordelingsinstrument ontwikkeld. Er is sprake van 4 niveaus, waarin de student startgedrag (niveau 1) tot gedrag van een beginnend beroepsbeoefenaar (niveau 4) laat zien. Per niveau zijn een aantal gedragscriteria geformuleerd. Competenties en niveau stage In de studiehandleiding staat beschreven aan welke competenties de student in de verschillende stages en leerwerkperioden minimaal werkt. Het minimaal vereiste niveau staat hierbij aangegeven. Wat hierbij van de student verwacht wordt, staat per niveau beschreven in de bijlage. Aan het eind van de stage dient de student genoemde kerncompetenties wat betreft vakbekwaamheid, samenwerken en oordeelsvorming minimaal op het aangegeven niveau gescoord te hebben. 6 Ook dienen effectieve leerhouding en reflecteren op het aangegeven niveau gescoord te zijn. De student zal zich wat betreft de andere rollen met bijbehorende competenties oriënteren tijdens de stage. Wanneer de student het minimaal vereiste niveau heeft gescoord op de competentiekaart en deze binnen de aangegeven tijd inlevert bij jaarcoördinator worden na vaststelling van de beoordeling van de stage door de examencommissie de van tevoren vastgestelde studiepunten toegekend. Invulinstructie Van alle kerncompetenties en standaarden wordt het gedrag gescoord, dat de student laat zien. Ook als dit hoger of lager is dan vereist. 3
Samengesteld uit hbo-standaard en Dublindescriptoren. Dublindescriptoren zijn de eisen, waaraan op Europees niveau, het gedrag van hbo-afgestudeerden dient te voldoen. Zie hiervoor ook de criteria van de opdrachten. 5 Sociaal-communicatieve bekwaamheid maakt onderdeel uit van samenwerken. 6 Als de student gedrag laat zien van een hoger niveau wordt dit ingevuld op de kaart. De student heeft de competentie dan verder dan het minimale niveau in deze fase van de opleiding ontwikkeld. 4
De student heeft tijdens de stage een aantal opdrachten uitgevoerd. Het tot stand komen van deze opdrachten en het functioneren als stagiairee worden betrokken bij het vaststellen van het getoonde niveau van competenties en standaarden. Er wordt gekeken naar de gedragscriteria behorend bij de standaard. Het niveau, waarmee het getoonde gedrag van de student het meest overeenkomt, wordt ingevuld op de competentiekaart. Alleen het gescoorde gedrag van de genoemde kerncompetenties en de hbo-eisen heeft consequenties voor de beoordeling van de stage. De andere competenties geven de student informatie over de eigen ontwikkeling. De competentiekaart wordt ingevuld bij zowel de tussenevaluatie als de eindbeoordeling. Onvoldoende praktijkleerperiode De stage is onvoldoende, wanneer de student op één of meer hbo-eisen vakbekwaamheid, samenwerken en oordeelsvorming bij de minimaal te behalen competenties en de hbo-eisen effectieve leerhouding en reflecteren lager scoort dan het vereiste niveau. Bij een onvoldoende stage worden geen studiepunten toegekend. De student kan de stage op een later tijdstip herkansen. De praktijkopleider schrijft een advies voor herkansing. De student voegt dit advies toe aan zijn portfolio en bespreekt dit met de studieloopbaanbegeleider. De student neemt binnen 3 werkdagen contact op met de studieloopbaanbegeleider.