Praktijkbeschrijving deel 4 en 5 van de
Studiekeuzegesprekken bij grote groepen studenten van de Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM) OW 10.0839
A.W.A. Scheepers 9 april 2010
1
Deel 4: Resultaatevaluatie Doel: inzicht geven in de effecten van het gekozen arrangement.
1. Inleiding De analyses van de data van het Studiekeuzegesprekken project bij RSM zijn voor een deel nog voorlopig. Dit komt doordat de gegevens over prestaties en uitval in het eerste jaar van de studie alleen nog voor het 1e trimester voorhanden zijn. Resultaten van de eerste voorlopige Bindend Studieadvies ronde (tweede helft december) zijn wel bekend en inmiddels ook het aantal vroege studiestoppers, onder andere naar aanleiding van dit advies. De relatie tussen de factoren, gemeten met de online vragenlijst, is vastgesteld, maar de lange termijn effecten daarvan op de prestaties moeten nog uitgevoerd worden. Hieronder zullen de voorlopige resultaten gepresenteerd worden voorzover die nu al bekend zijn. Voor een goed begrip daarvan wordt eerst echter beschreven de manier waarop de procedure en de uitvoering van het project tot nu toe heeft plaatsgevonden. Hierbij worden drie stappen onderscheiden: 1. de resultaten van de afname van de online vragenlijst; 2. de wijze waarop de studiekeuzegesprekken zijn uitgevoerd; 3. de nog uit te voeren analyses van de lange termijn effecten.
2. Procedure en uitvoering Stap 1: Online vragenlijst voor alle vooraanmelders Alle studenten die zich vooraanmeldden via Studielink kregen een online vragenlijst aangeboden via een link die in de aanmeldingsprocedure van Studielink is opgenomen (zie bijlage 1). In deze vragenlijst zijn zeven factoren gemeten die verondersteld worden een relatie te hebben met de studieresultaten van studenten tijdens een wetenschappelijke opleiding. De vragenlijst kwam half april 2009 online en toegankelijk via Studielink. De vragenlijst is online gebleven zolang er nog aanmelders waren voor de opleiding Bedrijfskunde (tot en met september 2009). Informatie betreffende de zeven factoren is, voor zover mogelijk, van elke aanmelder voor studiejaar 2009-2010 verzameld. Aanmelders die zich vóór half april al hadden aangemeld hebben de (link naar de) vragenlijst achteraf toegestuurd gekregen. De verzamelde gegevens via de vragenlijst én de Studielink gegevens (uit Studielink gedestilleerd via Business Objects) vormden de basis voor de selectie van aanmelders voor de groepsgesprekken. Alle studenten die de online vragenlijst invulden kregen de mededeling dat een aantal van hen uitgekozen zou worden voor studiekeuzegesprekken. Figuur 1 geeft aan hoe het verloop van aanmeldingen tot nu toe is geweest voor Bedrijfskunde bij RSM 2009-2010 en de momenten wanneer aanmelders voor gesprekken zijn geselecteerd.
2
Figuur 1: Verloop van de aanmeldingen voor Bedrijfskunde RSM 2009-2010 en momenten van uitnodiging voor SKG. Op 17 mei is een eerste groep geselecteerd voor groepsgesprekken. De gegevens van ruim 400 aanmelders tot dan toe zijn opgeschoond (dubbelingen weggehaald, onterechte invullers verwijderd). Vervolgens zijn aselect 176 aanmelders geselecteerd en uitgenodigd voor gesprekken op 23, 25 en 26 juni (vlak na de periode van eindexamens). Zie voor uitnodigingen en dergelijke bijlage 2. Op 10 juli is een tweede groep geselecteerd voor groepsgesprekken. De gegevens van iets minder dan 400 aanmelders (tussen 18 mei en 6 juli) zijn opgeschoond. Aselect zijn van deze groep 224 aanmelders uitgenodigd voor gesprekken op 11, 12 en 13 augustus. Tabel 1 geeft een overzicht van aantal uitgenodigden, aanwezigen en niet aanwezigen. Tabel 1: Respons op uitnodigingen voor SKG in juni en augustus. Datum
Totaal uitgenodigd
Aanwezig
Niet opgekomen zonder bericht
Geen reactie op uitnodiging
Bericht van verhindering
23 juni
58
21
4
7
26
25 juni
60
31
3
4
22
26 juni
58
19
6
14
19
Totaal juni
176
71
13
25
67
11 augustus
80
30
4
15
31
12 augustus
71
14
1
16
40
13 augustus
73
12
3
21
37
Totaal augustus
224
56
8
52
108
Totaal
400
127
21
77
175
Veel aanmelders hebben aangegeven dat zij niet konden komen. In juni deels vanwege herexamens en deels vanwege vakantieverblijf in het buitenland. In augustus waren er relatief meer berichten van verhindering, voor het grootste deel vanwege vakantieverblijf in het buitenland of vanwege vakantiewerk.
3
Stap 2: Informatieve studiekeuzegesprekken Het effect, dat bij de studiekeuzegesprekken van belang is, is of studenten met een studiekeuzegesprek een meer weloverwogen studiekeuze maken wanneer zij indringender geïnformeerd zijn over specifieke kenmerken van de studie en over studiesucces bepalende factoren, dan degenen die niet zo’n gesprek hebben gehad (maar alleen op andere wijze voorlichting hierover hebben gehad). De gesprekken zijn gevoerd tijdens een gespreksronde in juni (zodat studenten in staat zijn zich eventueel te heroriënteren in hun studiekeuze) en in augustus (omdat veel studenten zich bij de opleiding pas in een laat stadium aanmelden). De aanwezige aanmelders namen deel in groepen van 10 à 15 voor een groepsgesprek. Op 23, 25 en 26 juni en op 11 augustus waren er telkens 2 groepen. Op 12 en 13 augustus was er 1 groep. Bij elke groep traden telkens 2 mentoren (ouderejaars studenten) op als gespreksleiders. De gesprekken begonnen om 10.00 uur en eindigden uiterlijk om 15.00 uur (met een lunch van ongeveer 45 minuten). Tijdens de groepsgesprekken werden de aanwezigen opgedeeld in teams (3 of 4 per groep). Elk team voerde opdrachten uit en ‘speelde’ tegen de andere teams in de groep (zie ook de bijlagen 3 en 4 en de Praktijkbeschrijving): - een teamopdracht waarbij algemene kennisvragen beantwoord moesten worden; - een SWOT analyse waarbij aan de hand van beschrijvingen van 3 ondernemingen een rangorde moest worden aangebracht. De bevinden moesten mondeling gepresenteerd worden; - een triviantspel waarbij vragen in verschillende categorieën beantwoord en bediscussieerd moesten worden. De categorieën representeerden deels kenmerken van de opleiding Bedrijfskunde en deels de zeven studie succesfactoren zoals die ook in de online vragenlijst aan de orde kwam De opdrachten verhelderden al doende typische kenmerken van de studie (o.a. werken in teams en het competitie-element), inhoudelijke kenmerken en inzicht in studiesuccesfactoren. De gesprekken werden afgesloten met een toelichting over de achtergrond van de gesprekken en de opdrachten. Deelnemers vulden een exit-enquête in (zie bijlage 5) en kregen een presentje (een USB-stick). Zoals bij stap 1 is aangegeven is een deel van de aanmelders niet uitgenodigd voor een gesprek: zij vormen de controlegroep die het mogelijk maakt om een effectmeting uit te voeren. Stap 3: Lange termijn visie In flankerend onderzoek wordt onderzocht welke factoren precies een voorspellende waarde hebben voor studie-uitval. Met deze gegevens kan in de toekomst nog nauwkeuriger worden voorspeld welke studenten een grote kans hebben op uitval. Hierdoor kan het zijn dat in de toekomst een andere selectie wordt gemaakt van studenten die voor de groepsgesprekken op de instelling worden uitgenodigd. Het prognostische model kan ook door andere opleidingen (met veel studenten) worden getest. Indien het model elders evenveel voorspellende waarde heeft voor uitval kan de methodiek die in dit project wordt uitgetest zeer bruikbaar zijn voor andere opleidingen met grote aantallen voorinschrijvers.
3. Effectmetingen en de eerste resultaten 3.1. Eenkelvoudige effecten van de onafhankelijke factoren op de afhankelijke factoren Schematisch weergegeven beoogd het project de effectmetingen te ordenen volgens het schema in figuur 2. In de onderhavige rapportage kan, gezien het tijdsverloop, alleen nog aandacht besteed worden aan de cellen waarin de kruisjes zijn aangegeven. In het navolgende worden deze effecten systematisch besproken, voor zover effecten te onderscheiden zijn.
4
Figuur 2: Schematisch overzicht van de beoogde effectmetingen in het RSM SKG project.
A. De online vragenlijst Van alle Studielink aanmelders voor de Bachelor studie Bedrijfskunde heeft 64% de online vragenlijst ingevuld. De 36% die de vragenlijst niet hebben ingevuld wordt voor een groot deel gevormd door degenen die zich al vóór half april 2009, toen de vragenlijst via een link in Studelink was gezet, hadden aangemeld. Deze groep is alsnog verzocht de vragenlijst in te vullen, maar aan dat verzoek heeft slechts ongeveer eenderde gevolg gegeven. Van degenen die zich ná half april 2009 hebben aangemeld heeft ongeveer 75% de vragenlijst ingevuld. A1. Invullers van de online vragenlijst hebben uiteindelijk vaker niet ingeschreven (18,8%) dan niet invullers (7,4%). Dit effect zien we over de gehele linie, maar vooral bij vroege en reguliere aanmelders (zie tabel 2). Aanmelders die de vragenlijst hebben ingevuld lijken een scherpere studiekeuze te maken. Tabel 2: Wel of niet online vragenlijst ingevuld bij aanmelding en inschrijvingstatus. aanmeldperiode
zeer vroeg (nov t/m mrt)
vroeg (april mei)
regulier (juni juli)
wel of niet definitieve inschrijver
invulling SKG vragenlijst
Totaal
wel inschrijver
niet inschrijver
wel SKG vragenlijst ingevuld
100.0%
.0%
63
niet SKG vragenlijst ingevuld
94.5%
5.5%
110
Total
96.5%
3.5%
173
wel SKG vragenlijst ingevuld
75.3%
24.7%
227
niet SKG vragenlijst ingevuld
94.9%
5.1%
99
Total
81.3%
18.7%
326
wel SKG vragenlijst ingevuld
80.3%
19.7%
249
niet SKG vragenlijst ingevuld
94.7%
5.3%
95
Total
84.3%
15.7%
344
5
laat (aug sept)
wel SKG vragenlijst ingevuld
85.5%
14.5%
83
niet SKG vragenlijst ingevuld
85.4%
14.6%
41
Total
85.5%
14.5%
124
A2. De uitval op korte termijn is, op het moment van meting op 22 februari 2010, bij niet invullers van de online vragenlijst nauwelijks hoger dan bij wel invullers: respectievelijk 14,6% en 14,3% van de daadwerkelijk ingeschrevenen (zie tabel 3). Tabel 3: Wel of niet online vragenlijst ingevuld en vroege uitval. invulling SKG vragenlijst
soort SL inschrijving
Total
wel SKG vragenlijst ingevuld
niet SKG vragenlijst ingevuld
wel SL inschrijver BDK
85.7%
85.4%
85.6%
SL inschrijver maar vroege uitval t/m 22 feb 2010
14.3%
14.6%
14.4%
100% (505)
100% (323)
100% (828)
Totaal
A3. Tabel 4 laat zien dat de prestaties na de 1 voorlopige BSA ronde nauwelijks verschillen per categorie. Ook bij de gemiddeld behaalde ECTS is er geen statistisch significant tussen de groepen (tabel 5). Tabel 4: Wel of niet ingevuld SKG online vragenlijst en categorie BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009. SKG vragenlijst ingevuld
BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009
Totaal
GOED
REDELIJK
MATIG
SLECHT
niet SKG vragenlijst
44,7%
22,0%
16,1%
17,1%
100% (304)
wel SKG vragenlijst
44,2%
23,7%
18,3%
13,9%
100% (482)
Totaal
44,4%
23,0%
17,4%
15,1%
100% (786)
Tabel 5: Wel of niet ingevuld SKG online vragenlijst en totaal ECTS bij tussentijds BSA dec 2009 SKG vragenlijst ingevuld
Mean
N
Std. Deviation
niet SKG vragenlijst
9,87
304
6,065
wel SKG vragenlijst
9,90
482
5,790
Totaal
9,89
786
5,894
B. Eindcijfers VWO In de vragenlijst is gevraagd om de schoolexamencijfers van Wiskunde, Economie, Management & Organisatie, Nederlands en Engels in te vullen. Voor zover deze cijfers niet beschikbaar waren is gevraagd naar de cijfers die voor deze vakken op 5 VWO zijn gehaald. B1. Bij een vergelijking van de gemiddelde cijfers behaald op het VWO (zowel cijfers in 5 VWO en cijfers bij het schoolexamen) blijkt dat er tussen de verschillende groepen aanmelders dan wel tussen degenen die zich daadwerkelijk hebben ingeschreven en degenen die zich niet hebben ingeschreven slecht bij één VWO vak een statistisch significant verschil voor te doen: bij het vak Economie 1,2. Degenen die zich daadwerkelijk hebben ingeschreven scoren systematisch hoger (gemiddeld 6,6) dan degenen die zich niet hebben ingeschreven (gemiddeld 6,3)1. Bij Wiskunde A1,2 zien we ook een verschil in die richting, maar dat is niet statistisch significant. Blijkbaar besluiten aanmelders met een lager score voor Economie 1,2 vaker om toch maar niet de studie bedrijfskunde te gaan doen. B2. Bij de vergelijking van de VWO cijfers (m.n. bij de schoolexamens) scoren de vroege uitvallers gemiddeld systematisch lager bij Wiskunde A1,2 (6,2), Economie 1,2 (6,3) en bij Management en Organisatie (6,4) in vergelijking met de niet uitvallers (respectievelijk 6,6; 6,6 en 6,7)2. Studenten die al in een vroeg stadium stoppen met Bedrijfskunde hebben een lagere score op de VWO vakken Wiskunde A1,2, Economie 1,2 en M&O, mogelijk omdat zij al snel ervaren dat zij dan ook moeite hebben met de Bedrijfskunde vakken in semester 1 (Wiskunde, Inleiding in de Bedrijfskunde, Methodologie en Gedrag in Organisaties).
1 2
T-test, assuming unequal variances, sign. (2-tailed) = .015. T-tests, assuming unequal variance, sign. (2-tailed = .027 (Wiskunde A1,2), .006 (Economie 1,2), .043 (M&O).
6
B3. De correlatiematrix in bijlage 6 toont dat er een sterke positieve samenhang is tussen (met name) schoolexamencijfers voor schoolexamencijfers voor vakken en cijfers voor 1e semester vakken bij Bedrijfskunde. Uitzonderingen zijn de VWO vakken Wiskunde B1,2 en Economie 1. Ditzelfde beeld komt naar voren bij de verschillen tussen gemiddelde VWO cijfers in de verschillende tussentijdse BSA categorieën (zie bijlage 7). Opvallend is dat ook de taalvakken Engels en Nederlands een duidelijke invloed hebben, Hieruit blijkt een sterke positieve samenhang tussen prestaties voor individuele vakken op het VWO en prestaties in de 1e tentamenronde bij Bedrijfskunde. C. Demografische gegevens en verwachtingen van ouders Voor de onderhavige analyse zijn de demografische gegevens beperkt tot de etniciteit van de aanmelders. De verwachtingen van de ouders zijn gemeten met de vragenlijst items 13a tot en met 13d. Een factoranalyse en betrouwbaarheidsanalyse leverden op een schaalbare factor op met een voldoende betrouwbaarheid (zie bijlage 8), die als werktitel PE-scale heeft gekregen (parents expectancy scale). C1. Tabel 6 laat zien dat het aandeel aanmelders dat zich uiteindelijk toch niet inschrijft voor de studie bij de niet-westers allochtonen duidelijk hoger is als bij de autochtonen en bij de westers allochtonen. Wat betreft de betrokkenheid bij en verwachting van de ouders over de studie van de aanmelders is er geen verschil gevonden wat betreft al dan niet definitief inschrijven voor de studie Tabel 6: Etniciteit en inschrijving. wel of niet definitieve inschrijver wel inschrijver niet inschrijver Totaal
etniciteit autochtoon
westers allochtoon
niet westers allochtoon
84.6%
87.9%
70.0%
15.4%
12.1%
30.0%
100% (434)
100% (33)
100% (150)
C2. Wat betreft vroege uitvallers zien we tussen de groepen met een verschillende etnische achtergrond nauwelijks verschillen (zie tabel 7). De betrokkenheid van de ouders en hun verwachtingen ten aanzien van de opleiding van hun kind leveren geen statistisch significante verschillen op wat betreft vroeg uitval. Tabel 7: Etniciteit en vroege uitval. wel of niet definitieve inschrijver
autochtoon
westers allochtoon
niet westers allochtoon
85.3%
89.7%
88.6%
wel SL inschrijver BDK SL inschrijver maar vroege uitschrijver tm 22 feb 2010 Totaal
14.7%
10.3%
11.4%
100% (367)
100% (29)
100% (105)
C3. De etnische achtergrond van Studenten maakt wel uit bij de prestaties in de eerste tentamenronde. Tabel 8 laat zien dat allochtone studenten gemiddeld minder ECTS hebben gehaald na de eerste tentamenronde dan de autochtone studenten. Dat uit zich ook in de categorieën van het 1e tussentijdse BSA (tabel 9). De verschillen zijn niet statistisch significant tussen autochtone studenten en westers allochtone studenten en ook niet tussen westers allochtone studenten en niet westers allochtone studenten. Het statistisch significante verschil treedt op tussen autochtone studenten en niet westers allochtone studenten3. De betrokkenheid en verwachtingen van ouders hebben geen statistisch significant effect op de prestaties van de ingeschreven studenten bij de 1e tentamenrondes en op de BSA adviezen. Tabel 8: Etniciteit en totaal ECTS bij tussentijds BSA dec 2009. Etnic
Mean
N
Std. Deviation
Autochtoon
10.41
351
5.610
Westers allochtoon
9.32
28
6.019
niet westers allochtoon
8.22
102
6.032
Total
9.88
481
5.784
3
T-test, assuming unequal variances, sign. (2-tailed) = .001.
7
Tabel 9: Etniciteit en BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009. BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009
etniciteit autochtoon
westers allochtoon
niet westers allochtoon
SLECHT: 0 ECTS
11.4%
14.3%
22.5%
MATIG: 3 - 6 ECTS
16.2%
25.0%
23.5%
REDELIJK: 7 - 11 ECTS
23.6%
21.4%
24.5%
GOED: 12 - 18 ECTS Total
48.7%
39.3%
29.4%
100% (351)
100% (28)
100% (102)
D. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding De aanmelders is gevraagd of zij tijdens de vooropleiding bijzondere extra-curriculaire activiteiten hebben uitgevoerd (met een minimale omvang van 3 tot 4 uur per week). D1. Extra curriculaire activiteiten tijdens het VWO lijken niet erg veel invloed te hebben op de keuze om uiteindelijk wel of niet voor Bedrijfskunde in te schrijven (tabel 10). Het grootste verschil bij de categorie ‘anders’. Activiteiten in deze categorie betreffen voor het overgrote deel bijbaantjes (bijv. in horeca of supermarkt). Aanmelders die veel tijd spendeerden aan deze activiteit hebben vaker uiteindelijk toch niet voor Bedrijfskunde gekozen. Tabel 10: Extra-curriculaire activiteiten op VWO en al dan niet definitief ingeschreven voor Bedrijfskunde. Wel of niet definitief ingeschreven
Extra curriculaire activiteit VWO
Totaal
Wel inschrijver
Niet inschrijver
Bestuurs- of commissiewerk
10.9%
14.0%
11.4%
Topsport
16.7%
14.0%
16.2%
Muziekopleiding aan het conservatorium
0.4%
0.0%
0.3%
Minimaal 2 extra vakken op het VWO
30.7%
28.0%
30.2%
Vakken op een hogeschool of universiteit gevolgd
1.3%
6.0%
2.1%
Eigen bedrijf geleid
3.0%
4.0%
3.6%
Anders
23.6%
30.8%
24.7%
D2. De mate waarin studenten extra-curriculaire activiteiten op het VWO uitvoerden heeft blijkbaar wel effect op de vroege uitval (tabel 11). Onder de vroege uitvallers hebben beduidend minder studenten topsport bedreven en op het VWO extra vakken gevolgd. Bij de andere vakken zien we ook wel dergelijke verschillen, maar die zijn minder groot of miniem. Toch kunnen we wellicht stellen dat veel topsport en veel aandacht voor extra vakken op het VWO de kans op vroege uitval verkleint. Tabel 11: Extra-curriculaire activiteiten op VWO envroege uitval. Inschrijvingsstatus SL inschrijver maar Wel SL inschrijver BDK vroege uitschrijver tm 22 feb 2010 11.2% 8.8%
Extra curriculaire activiteit VWO
Bestuurs- of commissiewerk Topsport
18.2%
7.4%
Totaal
10.9% 16.7%
Muziekopleiding aan het conservatorium
0.2%
1.5%
0.4%
Minimaal 2 extra vakken op het VWO
32.4%
20.6%
30.7%
Vakken op een hogeschool of universiteit gevolgd
1.5%
0.0%
1.3%
Eigen bedrijf geleid
3.7%
2.9%
3.6%
Anders
24.2%
20.0%
23.6%
D3. Hoewel niet in elk van de gevallen statistisch significant, lijkt het er op dat extra-curriculaire activiteiten op het VWO een invloed hebben op de prestaties in de eerste tentamenronde. Het betreft dat vooral het runnen van een eigen bedrijf, maar ook bestuurs- of commissiewerk en extra vakken op het VWO. De richting van het effect is wellicht wat verrassend. Studenten die op het VWO veel tijd besteedden aan een eigen bedrijf of aan bestuurs- of commissiewerk hebben gemiddeld minder ECTS gehaald. Alleen studenten die extra vakken volgden op het VWO haalden gemiddeld meer ECTS. Dit beeld is ook terug te zien bij de uitgebrachte 1e voorlopige BSA adviezen (zie bijlage 9).
8
E. Institutional commitment (motivatie) Er zijn 6 vragen gesteld over de motieven om te keizen voor de studie Bedrijfskunde aan de EUR. Analyse van deze 6 vragen geeft aan dat we hier 2 schalen kunnen onderscheiden (zie bijlage 10). Bij de analyses zijn echter ook de afzonderlijke items/motieven bekeken. E1. Tabel 13 en 14 laten zien dat zowel de mate van intrinsieke motivatie als de mate van extrinsieke motivatie nauwelijks uitmaakt voor het besluit als dan niet definitief in te schrijven voor de studie. Wanneer we naar de individuele items kijken blijkt dat het motief betreffende goede kansen op de arbeidsmarkt en het motief dat de inhoud goed aansluit bij de interesses wel wat verschil maakt. Degenen die alsnog afzien van inschrijving scoren hoger op het arbeidsmarktmotief (statistisch significant: t-test .046) en lager op het interesse motief (net niet statistisch significant: t-test .070). Tabel 12: Extra-curriculaire activiteiten op VWO en gemiddeld behaalde ECTS na tentamenronde 1. Extra-curriculaire activiteit Bestuurs- of commissiewerk
Topsport
Muziekopleiding aan het conservatorium
Minimaal 2 extra vakken op het VWO
Vakken op een hogeschool of universiteit gevolgd
Eigen bedrijf geleid
Anders
Mean
N
Std. Deviation
Ja
8.45
51
6.034
Nee
10.10
407
5.723
Ja
9.13
79
5.047
Nee
10.05
382
5.915
Ja
8.00
2
2.828
Nee
9.93
456
5.779
Ja
10.66
144
5.640
Nee
9.57
316
5.803
Ja
10.33
6
6.408
Nee
9.91
452
5.774
Ja
5.94
17
6.098
Nee
10.01
441
5.722
Ja
10.74
95
6.125
Nee
9.95
310
5.594
F
Sign.
3.698
.055
1.672
.197
.222
.638
3.531
.061
.032
.858
8.224
.004
1.380
.241
Tabel 13: Wel of niet inschrijven en extrinsieke motivatie. Categorie extrinsieke motivatie
wel of niet definitieve inschrijver
Totaal
wel inschrijver
niet inschrijver
low (2-7)
82.6%
17.4%
100% (213)
average (8)
86.9%
13.1%
100% (168)
high (9-10)
79.1%
20.9%
100% (201)
Totaal
82.6%
17.4%
100% (582)
Tabel 14: Wel of niet inschrijven en intrinsieke motivatie. Categorie intrinsieke motivatie
wel of niet definitieve inschrijver
Totaal
wel inschrijver
niet inschrijver
low (4-8)
81.4%
18.6%
100% (199)
average (9)
84.7%
15.3%
100% (124)
high (10)
82.6%
17.4%
100% (258)
Totaal
82.6%
17.4%
100% (581)
E2. Zoals de tabellen 15 en 16 illustreren verschillen studenten en vroege uitvallers nauwelijks van elkaar wat betreft intrinsieke en extrinsieke motivatie. Ook op itemniveau zijn er geen statistisch significante verschillen wat betreft de motivationele factoren voor vroege uitvallers.
Tabel 15: Vroege uitvallers en extrinsieke motivatie.
9
Categorie extrinsieke motivatie
low (2-7)
soort SL inschrijving SL inschrijver maar wel SL inschrijver BDK vroege uitschrijver tm 22 feb 2010 86.9% 13.1%
Total
100% (176)
average (8)
83.6%
16.4%
100% (146)
high (9-10)
86.8%
13.2%
100% (159)
Totaal
85.9%
14.1%
100% (481)
Tabel 16: Vroege uitvallers en intrinsieke informatie. Categorie intrinsieke motivatie
low (4-8)
soort SL inschrijving SL inschrijver maar wel SL inschrijver BDK vroege uitschrijver tm 22 feb 2010 85.2% 14.8%
Total
100% (162)
average (9)
87.6%
12.4%
100% (105)
high (10)
85.4%
14.6%
100% (213)
Totaal
85.8%
14.2%
100% (480)
E3. We vinden geen statistisch significante verschillen tussen BSA categorieën wat betreft de mate van intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie, zowel op schaalniveau als op itemniveau. Ook niet met betrekking tot de behaalde behaalde ECTS maakt de mate van intrinsieke of extrinsieke motivatie niet uit (zie tabellen 17 en 18). Tabel 17: Totaal behaalde ECTS bij tussentijds BSA dec 2009 en extrinsieke motivatie. Categorie extrinsieke motivatie
Mean
N
Std. Deviation
low (2-7)
10.11
169
5.863
average (8)
10.08
139
5.751
high (9-10)
9.53
154
5.754
Total
9.91
462
5.787
Tabel 18: Totaal behaalde ECTS bij tussentijds BSA dec 2009 en intrinsieke motivatie. Categorie intrinsieke motivatie
Mean
N
Std. Deviation
low (4-8)
9.96
156
5.746
average (9)
9.15
103
6.154
high (10)
10.22
202
5.604
Total
9.89
461
5.781
F. Verwachting en optimisme over toekomstige studieresultaten Aan de aanmelders is gevraagd hoeveel uur per week zij aan de studie te gaan besteden en ook wat ze van hun studieprestaties in het eerste jaar verwachten. F1. De inschatting van het aantal uren dat aan de studie besteedt gaat worden verschilt niet tussen groep die uiteindelijk inschreef voor de studie en de groep die uiteindelijk toch niet definitief inschreef voor de studie Bedrijfskunde (beide groepen gemiddeld ongeveer 38 uur per week). Wat betreft de verwachte studieprestaties blijkt dat van degenen die zich uiteindelijk niet hebben ingeschreven een duidelijk grotere groep meent dat ze zeer goed kunnen presteren in één jaar in vergelijking met degenen die zich wel definitief hebben ingeschreven. De niet inschrijvers lijken wat minder realistisch in de inschatting van hun toekomstige prestaties dan de wel inschrijvers (zie tabel 19). Tabel 19: Wel of niet definitieve inschrijving en verwachting studieprestaties. wel of niet
Wat verwacht je van jouw studieprestaties in het eerste jaar?
10
Total
definitieve inschrijver
wel inschrijver
Ik haal minimaal de helft van de vakken in het eerste jaar 6,9%
Ik haal minimaal drie kwart van de vakken in het eerste jaar 56,7%
Ik haal alle vakken in het eerste jaar 36,5%
100% (480)
niet inschrijver
6,9%
41,6%
51,5%
100% (101)
Totaal
6,9%
54,0%
39,1%
100% (581)
F2. Hoewel de huidige actieve studenten ten opzichte van de vroege uitvallers de geplande tijdsbesteding per week iets hoger inschatten (gemiddeld ruim 37 uur per week) dan de vroege uitvallers (gemiddeld ruim 35 uur) zijn hier geen systematische (significante) verschillen. Ook het verwachtingspatroon over de prestaties in het eerste jaar verschilt niet wezenlijk (zie tabel 20). Tabel 20: Verwachtingen prestaties 1e jaar en vroege uitval. soort SL inschrijving
wel SL inschrijver BDK SL inschrijver maar vroege uitschrijver tm 22 feb 2010 Totaal
16.) Wat verwacht je van jouw studieprestaties in het eerste jaar? Ik haal minimaal de helft Ik haal minimaal drie kwart Ik haal van de vakken in het van de vakken in het alle vakken in het eerste jaar eerste jaar eerste jaar 6,8% 55,9% 37,3%
Totaal
100% (413)
7,5%
61,2%
31,3%
100% (67)
6,9%
56,7%
36,5%
100% (480)
F3. Analyses geven aan dat er geen correlatie is tussen het voorgenomen aantal studie-uren per week en de behaalde ECTS na 1 trimester (dit zegt natuurlijk niet alles over het werkelijk aantal besteedde uren aan de studie per week). Ook de verschillen in verwachting ten aanzien van de studieprestaties in het eerste jaar levert geen verschillen op in de geleverde prestatie in de 1e tentamenronde. Zowel wat betreft totaal behaald ECTS als wat betreft de BSA adviezen zijn hier geen verschillen.
G. Activiteiten die studenten naast hun studie willen doen G1. Tabel 21 laat zien hoeveel uren gemiddeld de aanmelders denken te gaan besteden aan nevenactiviteiten tijdens de studie. De verschillen tussen wel inschrijvers en niet inschrijvers zijn niet noemenswaardig en niet statistisch significant. De ‘N’ laat zien dat sport en een baantje zonder raakvlak met de studie het meest nagestreefd wordt, gevolgd door het uitgaan met medestudenten. Een baantje bij de opleiding of activiteiten in medezeggenschapsorganen zijn het minst populair. Tabel 21. Inschatting van aanmelders van te besteden uren aan nevenactiviteiten tijdens de studie en wel of niet definitief ingeschreven. wel of niet definitieve inschrijver Sporten
wel inschrijver
niet inschrijver
Total
Gemiddeld aan uren per week voor Een baanActief zijn in Meedoen aan Een baantje tje zonder medezeggenactiviteiten van bij de opleiraakvlak schapsorgaeen studentending met mijn nen van de vereniging studie opleiding 4,54 6,70 8,19 1,18
Uitgaan met medestudenten
Mean
6,08
N
393
194
175
300
114
282
Mean
5,41
3,33
8,47
8,15
1,76
6,07
80
42
38
62
25
61
Mean
5,96
4,33
7,02
8,18
1,28
7,51
N
473
236
213
362
139
343
N
7,82
G2. Nog actieve studenten in de studie en vroege uitvallers verschillen nauwelijks wat betreft het aantal uren dat zij aan nevenactiviteiten willen besteden, behalve wanneer het gaat om de tijd die men wil besteden aan uitgaan met studenten. Vroege uitvallers planden (statistisch) significant meer uren per week voor het uitgaan met studenten dan de nog actieve studenten. Tabel 22. Inschatting van aanmelders van te besteden uren aan nevenactiviteiten tijdens de studie en vroege uitvallers.
11
soort SL inschrijving
Gemiddeld aan uren per week voor Actief zijn in Een baantje Een baantje medezeggenbij de opleizonder raakvlak schapsorganen ding met mijn studie van de opleiding
Sporten
Meedoen aan activiteiten van een studentenvereniging
6,20
4,55
6,68
8,31
1,26
6,73
4,50
6,88
7,39
,54
12,90
wel SL inschrijver BDK
SL inschrijver maar vroege uitschrijver tm 5,33 22 feb 2010 * F-waarde 4.916, significantie = .027.
Uitgaan met medestudenten*
G3. Tabel 23 laat zien dat het vooral studenten die veel tijd dachten te besteden aan sport en activiteiten van een studentenvereniging, systematisch minder ECTS gehaald hebben na 1 tentamenronde. Interessant is dat de tabel ook laat zien dat studenten die meer uren willen sporten ook meer mee willen doen bij een studentenvereniging en ook meer uren willen uitgaan, maar dan ook meer uren denken te gaan besteden aan medezeggenschapsactiviteiten. Uren besteedt aan een baan buiten de opleiding en aan een baan bij de opleiding fungeren als communicerende vaten. Tenslotte is opvallend dat er géén directe samenhang is tussen het aantal behaalde ECTS en de uren die men zich voornam met medestudenten uit te gaan4. Tabel 23. Inschatting van aanmelders van te besteden uren aan nevenactiviteiten tijdens de studie
enstudiepresaties in 1e tentamenronde.
Totaal ECTS bij tussentijds BSA dec 2009 Sporten
Meedoen aan activiteiten van een studentenvereniging
Een baantje bij de opleiding
Een baantje zonder raakvlak met mijn studie Actief zijn in medezeggenschapsorganen van de opleiding
Uitgaan met medestudenten
Pearson Correlation
-,128(*)
Sig. (2-tailed)
,013
N
376
Sporten
Meedoen aan activiteiten van een studentenvereniging
Een baantje bij de opleiding
Pearson Correlation
-,178(*)
,161(*)
Sig. (2-tailed)
,015
,019
N
185
213
Pearson Correlation
,001
-,057
,085
Sig. (2-tailed)
,988
,440
,323
N
164
188
137
Pearson Correlation
,005
,069
,015
-,405(**)
Sig. (2-tailed)
,933
,217
,839
,000
N
Een baantje zonder raakvlak met mijn studie
Actief zijn in Mede zeggenschapsorganen van de opleiding
286
321
175
138
Pearson Correlation
-,115
,094
,274(**)
,466(**)
-,088
Sig. (2-tailed)
,235
,288
,003
,000
,350
N
108
129
116
104
115
Pearson Correlation
-,081
,153(**)
,401(**)
,124
,059
,095
Sig. (2-tailed)
,190
,006
,000
,114
,359
,306
N
266
316
191
164
242
118
* Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed). ** Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
H. Studievaardigheden tijdens VWO Aanmelders is gevraagd (op een 5-puntschaal) hoe goed zij op het VWO konden leren, plannen, hoofd van bijzaken konden onderscheiden en in hoeverre zij hulp en ondersteuning bij het leren nodig
4
De vroege uitvallers zijn dan over het algemeen al gestopt en zitten niet bij de groep die ECTS gehaald hebben.
12
hadden. De items lijken, blijkens een factoranalyse, wel eenzelfde factor te representeren, maar levert geen eenduidige betrouwbare schaal op. We behandelen de verschillende onderdelen daarom apart. H1. Een statistische analyse geeft aan dat niet inschrijvers meenden dat het het leren het minder gemakkelijk af ging dan de uiteindelijke wel inschrijver. Wat betreft de overige studievaardigheden zijn er geen statistisch significante verschillen. H2. Wat betreft vroege uitvallers en de nog actieve studenten in de studie zijn er geen statistisch significante verschillen wat betreft VWO studievaardigheden geconstateerd. H3. Tabel 25 laat zien dat men meer hulp en ondersteuning nodig had naarmate het leren minder gemakkelijk ging, men minder goed kon plannen en men minder goed hoofd- en bijzaken kon onderscheiden. Hoe beter men vindt dat men op het VWO kon plannen en hoofd en bijzaken kon onderscheiden, hoe meer ECTS behaald zijn na 1 trimester. Ook blijkt dat hoe meer ondersteuning en hulp men nodig vond te hebben op het VWO, hoe minder ECTS men behaalde (tabel 25).
Tabel 24: Wel of niet ingeschreven en studievaardigheden VWO. Het leren ging me gemakkelijk af op het VWO*
Het plannen ging me gemakkelijk op het VWO
3,99
3,58
Ik kon goed hoofd- en bijzaken onderscheiden tijdens het leren op het VWO 3,93
niet inschrijver 3,74 * F-waarde 7.685, sign. = .006
3,55
4,07
wel of niet definitieve inschrijver wel inschrijver
Ik heb op het VWO veel hulp / ondersteuning nodig gehad bij het leren 1,75 1,91
Tabel 25: Correlaties tussen VWO studievaardigheden en behaalde ECTS in 1e tentamenronde studie Bedrijfskunde. Totaal ECTS bij tussentijds BSA dec 2009 Het leren ging me gemakkelijk af op het VWO
Het plannen ging me gemakkelijk op het VWO
Ik kon goed hoofd- en bijzaken onderscheiden tijdens het
Ik heb op het VWO veel hulp / ondersteuning nodig gehad b
Pearson Correlation
,074
Sig. (2-tailed)
,118
N
447
Het leren ging me gemakkelijk af op het VWO
Het plannen ging me gemakkelijk op het VWO
Ik kon goed hoofd- en bijzaken onderscheiden tijdens het
Pearson Correlation
,158(**)
,223(**)
Sig. (2-tailed)
,001
,000
N
446
552
Pearson Correlation
,107(*)
,427(**)
,305(**)
Sig. (2-tailed)
,023
,000
,000
N
446
552
551
Pearson Correlation
-,186(**)
-,335(**)
-,106(*)
-,211(**)
Sig. (2-tailed)
,000
,000
,013
,000
N
447
553
552
552
** Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed). * Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
Het belang van de studievaardigheden op het VWO en de eerste prestaties bij Bedrijfskunde blijkt ook uit de BSA adviezen. Tabel 26 geeft aan dat er significante verschillen zijn per BSA categorie in de mate waarin met kon plannen en ondersteuning nodig had. Tabel 26: BSA categorieen en gemiddelde scores op VWO studievaardigheden.
3,28
Ik kon goed hoofden bijzaken onderscheiden tijdens het leren op het VWO 3,69
Ik heb op het VWO veel hulp / ondersteuning nodig gehad bij het leren** 2,16
3,49
3,89
1,76
3,93
3,56
3,96
1,79
4,05
3,72
3,97
1,64
Het leren ging me gemakkelijk af op het VWO
Het plannen ging me gemakkelijk op het VWO*
SLECHT: 0 ECTS
3,80
MATIG: 3 - 6 ECTS
4,04
REDELIJK: 7 - 11 ECTS GOED: 12 - 18 ECTS * F-waarde 3.867, sign. = .009 ** F-waarde 6.844, sign. = .000
BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009
13
I. De studiekeuzegesprekken en prestaties na 1 tentamenronde. Na elk van de gespreksbijeenkomsten zijn er (anoniem) exit enquêtes ingevuld. Tabel 27 geeft een overzicht. Op bijna alle vragen is tamelijk ongevarieerd zeer instemmend geantwoord. Dit duidt erop dat het doel van de studiekeuzegesprekken bereikt is: meer duidelijkheid over kenmerken van de studie, de inhoud van de studie en de succes- en uitvalfactoren bij de studie. Alleen op de vraag of de dag was zoals men dat verwachtte is vaak minder instemmend gereageerd. Bij navraag bleek dat velen eigenlijk toch een soort veredelde voorlichtingsbijeenkomst hadden verwacht en veel minder een inhoudelijke verduidelijking van de studie. Tabel 27: Gemiddelde scores op de exit enquete vragen met een 5 punts antwoordschaal waarbij 1 = helemaal niet; 2 = niet helemaal; 3 = neutraal; 4 = 4 een beetje; 5 = helemaal wel. Is de dag geweest zoals je dat verwachtte?
Vind je dat je op deze dag wat meer over de studie bedrijfskunde te weten bent gekomen?
11 augustus 2009
3,13
4,03
Zijn de elementen van de studie bedrijfskunde, zoals je die vandaag bent tegengekomen, zoals je dacht dat ze zouden zijn? 4,37
12 augustus 2009
3,14
4,29
4,50
13 augustus 2009
4,18
4,45
23 juni 2009
2,76
4,29
25 juni 2009
3,03
26 juni 2009 Totaal
Datum
Heb je een beter idee gekregen of de studie bedrijfskunde voor jou een goede keuze is?
Ben je tevreden over het verloop van de dag?
3,67
4,40
4,36
3,93
4,55
4,18
4,64
4,33
4,29
4,67
4,39
4,16
4,19
4,68
2,95
4,26
4,47
3,84
4,32
3,11
4,26
4,36
4,05
4,47
I1. In tabel 28 is te zien dat degenen die hebben deelgenomen aan de studiekeuzegesprekken bijna allemaal ook uiteindelijk zijn begonnen aan de studie. De gesprekken hebben blijkbaar nauwelijks geleid tot een heroverweging van de studiekeuze. Degenen die niet waren uitgenodigd en degenen die niet op de uitnodiging hebben gereageerd of zonder bericht niet gekomen zijn (na een aanvankelijke toezegging) hebben in veel grotere mate hun studiekeuze heroverwogen. Tabel 28: Reactie uitnodiging studiekeuzegesprek en inschrijvingsstatus. reactie SKG uitnodiging
wel of niet definitieve inschrijver wel inschrijver
niet inschrijver
Totaal
aanwezig
95,2%
4,8%
100% (125)
NO met bericht
89,2%
10,8%
100% (166)
NO zonder bericht, zou komen
71,4%
28,6%
100% (21)
niet gereageerd op uitnodiging
84,5%
15,5%
100% (71)
nvt: niet uitgenodigd
82,7%
17,3%
100% (588)
Het vermoeden is dat degenen die (op vrijwillige basis) aan de gesprekken hebben deelgenomen op voorhand al een veel gemotiveerdere studiekeuze hadden gemaakt. Verdere analyses zullen dit vermoeden nog moeten onderzoeken. Het zou wel kunnen betekenen dat vrijwillige studiekeuzegesprekken juist diegenen aantrekken die al een gemotiveerde keuze hebben gedaan. Degenen, waarvoor de studiekeuzegesprekken eigenlijk bedoeld zijn (namelijk diegenen die nog niet een goed overwogen studiekeuze hebben gedaan) worden niet bereikt omdat juist deze groep minder gemotiveerd is om extra informatie over de studie te verzamelen. I2. Tabel 29 laat zien dat de minste vroege uitval plaatsvond bij de studenten die aanwezig waren bij de gesprekken. De verschillen zijn echter gering, vooral vergeleken met de controlegroep (‘nvt: niet uitgenodigd). Eén groep studenten vertoont wel een duidelijk hogere uitval, namelijk de groep studenten die op de uitnodiging niet gereageerd heeft. Deze groep was blijkbaar niet erg geïnteresseerd in, of gemotiveerd om, verdere informatie te krijgen over de studie en hun keuze daarvoor. Dit past in het vermoeden zoals hierboven bij I1 geformuleerd.
14
Tabel 29: SKG gesprekken en vroege uitval. reactie SKG uitnodiging
inschrijvingstatus
Totaal
actieve studenten
vroege uitschrijver (t/m 22 feb 2010)
aanwezig
88,2%
11,8%
100% (119)
NO met bericht
87,2%
12,8%
100% (148)
NO zonder bericht, zou komen
86,7%
13,3%
100% (15)
niet gereageerd op uitnodiging
76,7%
23,3%
100% (60)
nvt: niet uitgenodigd
85,6%
14,4%
100% (486)
Totaal
85,6%
14,4%
100% (828)
I.3 Het blijkt duidelijk uit tabel 30 en tabel 31 dat degenen die deel hebben genomen aan de studiekeuzegesprekken na de eerste tentamenronde betere prestaties hebben geleverd. Het gemiddeld aantal behaalde ECTS is duidelijk hoger bij de groep die aan de studiekeuzegesprekken aanwezig is geweest. Variantie-analyse geeft aan dat deze verschillen statistisch significant zijn (F-waarde 3.031, sign. = .017). Tabel 30: Wel of niet studiekeuzegesprek en gemiddeld aantal behaalde ECTS na 1e tentamenronde. reactie uitnodiging studiekeuzegesprek Mean N Std. Deviation Aanwezig
11,25
115
5,409
NO met bericht
9,85
143
6,201
NO zonder bericht, zou komen
6,60
15
5,654
Niet gereageerd op uitnodiging
9,28
54
5,409
nvt (niet uitgenodigd)
9,65
466
5,960
Total
9,84
793
5,917
De betere prestaties door de gespreksdeelnemers blijken ook uit de uitgebrachte tussentijdse BSA’s: Het percentage in de twee categorieën GOED en REDELIJK is in vergelijking met de niet deelnemers behoorlijk hoger. Degenen die wel waren uitgenodigd, maar zonder bericht niet gekomen zijn of helemaal niet gereageerd hebben het minst goed gepresteerd. De vraag is of bovenstaande constateringen te danken zijn aan de gesprekken zelf aan de eerder al vermoedde grotere motivatie van de gespreksdeelnemers moet met verdere analyses nog duidelijk worden. De slechtere prestaties van degenen die niet de moeite hebben genomen om op de uitnodiging te reageren lijkt de motivatiehypothese te ondersteunen. Tabel 31: Wel of niet studiekeuzegesprek en categorie BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009. BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009 reactie uitnodiging studiekeuzegesprek GOED REDELIJK MATIG SLECHT
Totaal
Aanwezig
51,3%
25,2%
15,7%
7,8%
115
NO met bericht
46,2%
19,6%
16,8%
17,5%
142
NO zonder bericht, zou komen
26,7%
26,7%
13,3%
33,3%
15
Niet gereageerd op uitnodiging
31,5%
31,5%
25,9%
11,1%
54
nvt (niet uitgenodigd)
44,0%
22,1%
17,2%
16,7%
460
Totaal
44,3%
22,8%
17,4%
15,5%
786
J. Tijdstip van aanmelding Het is duidelijk dat één achtergrond factor, die al eerder in onderzoek is aangetoond, ook in het onderhavige project een rol speelt. Het betreft het moment van aanmelding voor een studie en het effect daarvan op de uiteindelijke inschrijving en de prestaties. J1. Tabellen 32 geeft aan dat een eerdere aanmelding in meer gevallen leidt tot een definitieve inschrijving en tot minder heroverwegingen van de studiekeuze. Dit effect zit vooral bij de zeer vroege aanmelders. Bij de andere categorieën zijn de onderlinge verschillen niet erg groot. Zeer vroege aanmelders zijn blijkbaar veel zekerder van hun zaak dan latere aanmelders. Tabel 32: Moment van aanmelding voor de studie en inschrijvingsstatus per half december 2009.
15
wel of niet definitieve inschrijver
Tijdstip van aanmelding via Studielink
wel inschrijver
Totaal
niet inschrijver
zeer vroeg (nov t/m mrt)
96,5%
3,5%
100% (173)
vroeg (april mei)
81,3%
18,7%
100% (326)
regulier (juni juli)
84,3%
15,7%
100% (344)
Laat (aug sept)
85,5%
14,5%
100% (124)
J2. Zeer vroege aanmelders hebben de minste vroege uitvallers. Aanmelding op een min of meer regulier tijdstip in de zomer biedt de meeste kans op vroege uitval. Bij aanmelding vóór juni is de vroege uitval het kleinst in vergelijking met inschrijving daarna (zie tabel 33). Tabel 33: Tijdstip van aanmelding voor de studie en vroege uitval. Tijdstip van aanmelding via Studielink zeer vroeg (nov t/m mrt)
soort SL inschrijving vroege uitschrijver Actieve student BDK tm 22 feb 2010 91,6% 8,4%
Totaal 100% (167)
vroeg (april mei)
86,8%
13,2%
100% (265)
regulier (juni juli)
81,4%
18,6%
100% (290)
laat (aug sept)
84,9%
15,1%
100% (106)
J3. Het is zeer duidelijk dat naarmate men vroeger aanmeldt, de prestaties na trimester 1 beter zijn (zie tabel 34) De verschillen tussen de gemiddelden zijn statistisch significant (variantie-analyse: Fwaarde 9,808, sign. = .000). Dit uit zich ook bij de uitgebrachte voorlopige BSA adviezen (zie tabel 35). Uit eerder onderzoek onder de Bedrijfskunde studenten aan de EUR weten we dat de resultaten bij de 1e voorlopige BSA ronde nogal voorspellend zijn voor de prestaties na één jaar. Tabel 34: Tijdstip van aanmelding voor de studie en totaal ECTS bij tussentijds BSA dec 2009 Tijdstip van aanmelding via Studielink
Mean
N
Std. Deviation
zeer vroeg (nov t/m mrt)
11,71
163
5,100
vroeg (april mei)
10,04
254
5,781
regulier (juni juli)
9,15
273
6,189
laat (aug sept)
8,17
103
5,981
Total
9,84
793
5,917
Tabel 35: Tijdstip van aanmelding voor de studie en categorie BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009. Tijdstip van aanmelding via Studielink zeer vroeg (nov t/m mrt)
SLECHT: 0 ECTS 6,1%
BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009 MATIG: REDELIJK: GOED: 3 - 6 ECTS 7 - 11 ECTS 12 - 18 ECTS 11,7% 27,0% 55,2%
Totaal 100% (163)
vroeg (april mei)
13,0%
20,5%
20,1%
46,5%
100% (254)
regulier (juni juli)
21,6%
16,1%
22,0%
40,3%
100% (273)
laat (aug sept)
20,4%
22,3%
25,2%
32,0%
100% (103)
K. Aantal inschrijvingen Studenten kunnen zich voor meerdere opleidingen aan meerdere instellingen aanmelden. Aan de hand van Studielink gegevens is dit voor de aanmelders voor Bedrijfskunde vastgesteld. K1. Uit tabel 36 wordt duidelijk, en dat ligt ook wel voor de hand, dat wanneer men zich voor meerdere opleidingen heeft ingeschreven, men zich vaker niet voor Bedrijfskunde definitief inschrijft dan wanneer men zich slechts voor één opleiding heeft aangemeld. Tabel 36: Aantal aanmeldingen voor opleidingen en definitieve inschrijving Bedrijfskunde. Aantal aanmeldingen
wel of niet definitieve inschrijver
Totaal
wel inschrijver
niet inschrijver
een opleiding
95,2%
4,8%
100% (788)
meerdere opleidingen
81,3%
18,8%
100% (64)
16
K2. Onder de groep studenten die zich voor meerdere opleidingen inschreven (maar kozen voor Bedrijfskunde) is de vroege uitval wel iets groter, maar niet spectaculair. Tabel 37: Aantal aanmeldingen voor opleidingen en vroege uitval. soort SL inschrijving SL inschrijver maar vroege wel SL inschrijver BDK uitschrijver tm 22 feb 2010 86,0% 14,0%
een opleiding meerdere opleidingen
80,8%
19,2%
Totaal 100% (750) 100% (52)
K3. De prestaties na 1 trimester zijn voor degenen die zich slechts voor één opleiding inschreven iets beter dan die voor degenen die zich voor meerdere opleidingen inschreven, maar die verschillen zijn niet (statistisch) significant. Enkele additionele resultaten Van de aanmelders vragenlijst zien we, wat betreft het VWO profiel de volgende verdeling (bekend van 451 invullers van de online vragenlijst) zien we dat inschrijvers met het meest geschikt geachte profiel voor Bedrijfskunde (E&M) bijna de hoogste uitval en gemiddeld het minst aantal ECTS behaald. Anders geformuleerd: inschrijvers met het N&T of N&G profiel vertonen de minste uitval en de beste prestaties na 1 tentamenronde (zie tabel 38).
Tabel 38: VWO profiel, vroege uitval en prestaties. VWO profiel
Vroege uitval (vóór 1 februari)
Gemiddeld behaalde ECTS na tentamenronde 1
E&M (330 = 73%)
16%
9,51
N&G (77 = 17%)
9%
10,97
N&T (32 = 7%)
9%
12,06
C&M (12 = 3%)
17%
10,08
Verschillen in de laatst genoten opleiding (VWO, HBO-opleiding, universitaire opleiding, etc.) wat betreft uitval en prestaties zijn er nauwelijks. Tabel 39 geeft een overzicht van de aantallen studenten waarvan vooropleiding bekend is.
Tabel 39: Vooropleiding aanmelders Bedrijfskunde RSM 2009. Laatst genoten opleiding
Frequency
Percent
Valid Percent
VWO
535
54.6
86.2
HBO-opleiding, propedeuse behaald
29
3.0
4.7
HBO-opleiding, einddiploma behaald
12
1.2
1.9
Universitaire opleiding, propedeuse behaald
16
1.6
2.6
Universitaire opleiding, einddiploma behaald
5
.5
.8
Anders
24
2.5
3.9
Subtotal
621
63.4
100.0
Missing
358
36.6
Totaal
979
100.0
17
Samenvatting van enkelvoudige effecten van de besproken onafhankelijke factoren De besproken enkelvoudige effecten van de onafhankelijke factoren zijn samengevat in onderstaande overzichtstabel (tabel 40). Tabel 40: Samenvatting van enkelvoudige effecten van onafhankelijk variabelen na 1 trimester. Onafhankelijke en achtergrondvariabelen vragenlijst ingevuld
Vragenlijstfactoren
JA NEE
uitval korte termijn (vóór 1 februari)
Prestaties na voorlopig bsa ronde 1 (vakcijfers/ECTS-categorie)
Nauwelijks verschil
Nauwelijks verschil
Eindcijfers VWO (Wiskunde, Economie, M&O, Nederlands, Engels) Demografische gegevens + verwachtingen ouders Extracurriculaire activiteiten tijdens vooropleiding
Definitieve inschrijvers hoger cijfer Economie 1,2 (beetje Wiskunde A1,2)
Vroege uitvallers lagere cijfers voor Wiskunde A1, 2, Economie 1,2 en M&O)
Sterke positieve samenhang veel VWO cijfers en cijfers 1e trimester
Niet-westers allochtonen schrijven zich vakken toch niet in
Nauwelijks verschil
Niet-westers allochtonen halen gemiddeld minder CTS na 1e tentamenronde en krijgen vaker streng voorlopig BSA advies
Met veel tijd voor bijbaantjes op VWO vaker niet ingeschreven.
Vroege uitvallers beduidend minder topsport en minder extra VWO vakken
Eigen bedrijf of Bestuurs- en commissiewerk mindere prestatie. Extra vakken VWO betere prestaties
Institutional commitment' (motivatie)
Motief arbeidsmarkt vaker niet inschrijven Motief interesse in studie vaker wel inschrijven
Nauwelijks verschil
Nauwelijks verschil
Verwachtingen/optimisme toekomstige studieresultaten
Niet inschrijver lijken minder realistisch in verwachting over prestaties na 1 jaar
Nauwelijks verschil
Nauwelijks verschil
Nauwelijks verschil
Vroege uitvallers willen veel meer uren per week uitgaan met medestudenten
Niet inschrijver vinden dat het leren op VWO hen minder gemakkelijk afging
Nauwelijks verschil
Meer willen sporten en activiteiten studentenvereniging levert minder ECTS op in tentamenronde 1 Beter in staat te plannen en hoofd- en bijzaken onderscheiden op VWO levert betere prestaties op. Meet hulp nodig p VWO levert mindere prestaties op.
Deelnemers aan gesprekken schrijven zich vaker definitief in (nauwelijks heroverweging studiekeuze)
Deelnemers minste vroege uitval. Uitgenodigden die niet gereageerd hebben duidelijk meeste uitval
Deelnemers aan gesprekken presteren beste na 1 trimester.
Bij zeer vroege aanmelders is definitieve inschrijvingspercentage zeer hoog Aanmeldingen voor meerdere opleidingen betekent minder vaak definitieve inschrijving voor Bedrijfskunde EUR
Zeer vroeg inschrijvers minste vroege uitval. Aanmeldingvóór juni minste vroege uitval
Zeer vroege aanmelding beste prestaties, late aanmelding slechtste prestaties
Vroege uitval bij aanmelding voor meerdere opleidingen ietsje groter
Nauwelijks verschil
Activiteiten naast studie Studievaardigheden tijdens VWO
uitgenodigd SKG?
Afhankelijke variabelen daadwerkelijke inschrijving na aanmelding Wel invullers vaker niet ingeschreven: scherpere studiekeuze?
Ja, en opgekomen Ja, NO met bericht Ja, NO zonder bericht Ja, niet gereageerd Nee
Tijdstip aanmelding
Aantal inschrijvingen
De enkelvoudige effecten zijn ook in de volgende figuren samen te vatten. In de figuren zijn de verschillende factoren geordend naar vier blokken: algemene achtergrondfactoren, VWO achtergrondfactoren, factoren met betrekking tot aanmelding en studiekeuzegesprekken en factoren die betrekking hebben op verwachtingen ten aanzien van de gekozen opleiding. Rode lijnen geven een negatieve statistisch significante relatie aan en groenen lijnen geven een positieve statistisch significante relatie aan. Een gestippelde lijn geeft aan dat er zowel positieve als negatieve onderdelen in de samenhang te onderscheiden zijn. De figuren zijn in de volgende pagina’s weergegeven.
18
19
20
3.2. Onderlinge relaties tussen de onafhankelijke variabelen De onafhankelijke variabelen en enkele achtergrondvariabelen zijn getoetst op hun onderlinge relaties. In bijlage 11 is een overzicht gegeven van de relaties die getoetst zijn en de gevonden (statistisch significante) effecten. Ten behoeve van de overzichtelijkheid is er voor gekozen deze effecten niet allemaal hier te bespreken. Volstaan wordt met een schematische weergave in de volgende figuren.
21
22
3.3. Het vervaardigen van profielen Door de effecten zoals weergegeven in de figuren in paragraaf 3.1 en in paragraaf 3.2 is het mogelijk profilen te vervaardigen. Bijvoorbeeld kan aangegeven worden welke elementen een rol spelen in het profiel van een vroege uitvaller. Wanneer we de effecten hiervan nalopen komen we tot het volgende overzicht:
De aandachtspunten in het overzicht kunnen zo aanwijzingen geven welke elementen wel of niet aangrijpingspunten kunnen zijn voor maatregelen die voor en tijdens de opleiding genomen kunnen worden om vroege uitval te beperken. Deze elementen kunnen ook aandachtspunten bij volgende
23
studiekeuzegesprekken zijn. Dergelijke profielen kunnen ook voor andere afhankelijke variabelen gemaakt worden.
4. Samenvatting in de praktijkbeschrijvingstabel. In onderstaande tabel zijn de voorlopige resultaten tot nu toe samengevat. Variabele Online vragenlijst invulling
Operationalisatie Scores op items die 7 fatoren representeren:
eindcijfers VWO
Demografische gegevens en verwachtingen ouders
Extra-curriculaire activiteiten op VWO
Institutional commitment
Verwachtingen/optimisme over studieresultaten
Voorgenomen activiteiten naast studie
Studievaardigheden tijdens VWO
Norm
Uitkomst
Er is niet een duidelijke norm te formuleren: de vragenlijst wordt voor de eerste maal gebruikt. Gezien het open en experimentele karakter van het RSM project is elke feitelijk constatering mogelijk. Er is een controlegroep, namelijk de groep aanmelders die de vragenlijst niet heeft ingevuld. De experimentele groep (invullers) kan vergeleken worden met de controlegroep (niet invullers) met betrekking tot: definitief wel of niet inschrijven voor de studie De invullers kunnen vergeleken worden, aan de hand van de scores op de verschillende factoren, met betrekking tot: definitief wel of niet inschrijven voor de studie wel of niet vroeg stoppen met de studie voor 1 februari (vroege uitvallers) prestaties na één tentamenronde
In vergelijking met de controlegroep (die de vragenlijst niet heeft ingevuld) is gebleken dat het louter invullen van de online vragenlijst er een scherpere studiekeuze wordt gemaakt. goed Op korte termijn: Aanmelders die toch niet inschrijven hebben lagere cijfers voor Economie 1,2, zijn vaker niet westers allochtoon, besteden veel tijd aan bijbaantjes op VWO, willen vaker studie doen met oog op arbeidsmarkt dan uit inhoudelijke interesse, Lijken minder realistische verwachtingen over studieprestaties te hebben Ging het leren op VWO minder makkelijk af Vroege uitvallers: Hebben lagere cijfers voor Wiskunde A1,2, Economie 1,2 en M&O Doen beduidend minder aan topsport en volgen in mindere mate extra vakken op het VWO Willen veel meer uren besteden aan uitgaan met medestudenten Prestaties na 1 tentamenronde Sterke samenhang met hoogte cijfers op VWO Niet westers allochtone studenten halen minder ECTS Mindere prestaties waneer op VWO eigen bedrijf of bestuurs- en commissiewerk Betere prestaties wanneer extra vakken op VWO Mindere prestaties wanneer studenten veel willen sporten en veel tijd willen besteden aan studentenverenigingen Betere prestaties wanneer betere studievaardigheden op VWO (en minder hulp of ondersteuning) Onderlinge relaties tussen onafhankelijke factoren en achtergrondvariabelen konden worden uitgevoerd
24
Oordeel Het min of meer gedwongen worden een vragenlijst met succes- en faalfactoren voor een studie in te vullen lijkt al te leiden tot een bewustere studiekeuze. Analyses van onderlinge samenhang tussen de onafhankelijke en achtergrond variabelen geven verdere verklaringen geven voor studiekeuze en studiesucces. Onderlinge relaties tussen factoren geven goede mogelijkheden om risicoprofielen samen te stellen Deze kunnen in toekomstige studiekeuzegesprekken worden toegepast en bieden de mogelijkheid om additionele maatregelen (voor en tijdens de opleiding) te treffen.
(Langere termijn effectmetingen zijn nodig om definitievere conclusies te kunnen trekken omtrent invloed van factoren.)
Variabele Effect van studiekeuzegesprekken op studiesucces.
Operationalisatie
Norm
Uitkomst
Zoveel mogelijk van de drie indicatoren, afhankelijk van haalbaarheid:
Studenten die niet waren uitgenodigd voor de studiekeuzegesprekken
behaalden gemiddeld 9,65 ECTS (van de maximaal te behalen18 ECTS) hadden in 66,1% van de gevallen goede of redelijke voorlopige studieadviezen en in 33,9% van de gevallen matig tot slechte voorlopige studieadviezen zijn in 14,4% van de gevallen vroeg gestopt met de studie Hebben in 15,5% van de gevallen na aanmelding voor de studie toch uiteindelijk niet ingeschreven
Behaalde studiepunten (EC’s) Afgegeven preadviezen (BSA’s) Aantal uitschrijvers en omzwaaiers
Dit in verband met de projectlooptijd gemeten van 1 september 2009 tot 1 februari 2010.
Studenten die uitgenodigd waren voor en aanwezig waren bij de studiekeuzegesprekken: behaalden gemiddeld 11,25 ECTS (van de maximaal te behalen18 ECTS) hadden in 76,5% van de gevallen goede of redelijke voorlopige studieadviezen en in 23,5% van de gevallen matig tot slechte voorlopige studieadviezen zijn in 11,8% van de gevallen vroeg gestopt met de studie (uitgenodigeden die niet gereageerd hebben zijn in 23,3% van de gevallen vroeg gestopt) Hebben in 4,8% van de gevallen na aanmelding voor de studie toch uiteindelijk niet ingeschreven
Oordeel In vergelijking met de controle groep is gebleken dat deelnemers aan de studiekeuzegesprekken tot nu toe méér EC’s hebben behaald. In vergelijking met de controlegroep is gebleken dat deelnemers aan de studiekeuzegesprekken gunstigere preadviezen (BSA’s) hebben gekregen. Deelnemers vertonen iets minder vroege uitval. Degenen die niet reageerden op de uitnodiging vertonen duidelijk meeste vroege uitval. In vergelijking met de controlegroep is gebleken dat deelnemers aan de studiekeuzegesprekken in mindere mate hun studiekeuze hebben heroverwogen dan niet deelnemers en niet uitgenodigden. De resultaten tot nu toe doen vermoeden dat niet zozeer de (vrijwillige) deelname aan een studiekeuzegesprek leidt tot een betere studiekeuze en betere prestaties, maar dat de reeds op voorhand beter gemotiveerde en meer weloverwogen kiezers (die later ook beter zullen presteren) eerder ingaan op een uitnodiging voor een (vrijwillig) studiekeuzegesprek. De minder gemotiveerden en degenen die minder weloverwogen een studiekeuze maken worden zo niet bereikt.
Oordeel van de deelnemer (student en/of studiestaker en/of niet inschrijver)
Oordeel over het nut van de gesprekken
Exit enquete voor gespreksdeelnemers
Zie resultaten in tabel 27
De exit enquêtes geven duidelijk aan dat de deelnemers aan de gesprekken een duidelijk nut van de gesprekken ervaren.
Oordeel van de gespreksvoerders
Oordeel over het nut van de gesprekken over pilot als geheel
Mondelinge evaluatiegesprekken direct na de 1e en 2e gespreksronde en tijdens een evaluatiebijeenkomst in januari met gespreksvoerders (mentoren) en projectgroepleden
De gesprekken zijn ervaren als intensief, nuttig, leuk.
Mentoren (oudere jaars studenten) zijn zeer geschikt als gespreksvoerders omdat zij relatief dicht staan bij de belevingswereld van de aanmelders.
25
Gespreksvoerders hebben de wens uitgesproken de gesprekken voort te zetten en hun bereidheid tot verdere deelname kenbaar gemaakt (voor zover mogelijk)
Met een te vrijwillige deelname aan de studiekeuzegesprekken wordt mogelijk een belangrijke
doelgroep niet bereikt. Naarmate de minder gemotiveerde kiezer meer (gedwongen?) deelneemt aan de studiekeuzegesprekken zal het nut groter zijn.
26
Deel 5: Procesevaluatie Doel: inzicht geven in hoe het arrangement heeft gefunctioneerd, wat goed is bevallen, wat verbeterd kan worden, alsmede de lessons learned en do’s & don’ts van het uitgevoerde arrangement.
Reflectie terug Gerealiseerd ontwerp
Is het gegaan als gepland en waren er eventuele tussentijdse aanpassingen?
Over het geheel genomen is het project uitgevoerd zoals gepland. Slecht minimale aanpassingen hebben plaatsgevonden (bijv. sommige werkpakketten vroegen iets meer tijd, andere iets minder)
Uitvoeringsproblemen
Wat was moeilijk of ging niet goed?
Het was moeilijk om veel aanmelders voor de gesprekken te krijgen. Gunstige tijdstippen voor gesprekken zijn vanwege schoolonderzoeken, herexamens, zomervakantie en vakantiewerk moeilijk te vinden.
In hoeverre heeft de huidige inschrijfdatum invloed gehad op het arrangement zoals beschreven in deel 3 en op de kwaliteit van de realisatie?
De inschrijfdealine van 1 september (feitelijk 1 oktober) is ongunstig voor een studiekeuzegesprekken project. Uitnodigingen voor gesprekken, die ruim voor aanvang van de studie dienen plaats te vinden,kunnen na half juli eigenlijk niet meer plaatsvinden. Echter, veel aanmeldingen vinden na half juli nog plaats. Meerdere onderzoeken doen vermoeden dat juist late inschrijvers een minder weloverwogen studiekeuze maken. Uitvoeringssuccessen
Wat was makkelijk of ging heel goed?
De organisatie van het project verliep voorspoedig. Ook de feitelijk gesprekken met studenten verliepen zeer bevredigend.
Risicoprofielen
Is het risicoprofiel voor de studenten goed ingeschat?
Zoals hierboven aangegeven lijken de meer risicovolle groepen aanmelders óf minder geneigd te zijn op vrijwillige basis aan gesprekken deel te nemen (minder gemotiveerden) óf op een zodanig laat moment zich aan te melden voor de studie dat ze niet meer voor een gesprek kunnen worden uitgenodigd.
Kosten
Geschatte kosten per deelnemer, zowel financieel als qua benodigde competenties en capaciteit.
De kosten qua tijdsinspanning (en dus ook financieel) bij de voorbereiding en uitvoering van het project zijn hoog. Wat langere termijn effectmetingen moeten uitwijzen of die inspanning voldoende opweegt tegen de baten (betere studiekeuzes met las gevolg minder uitval na aanvang van de studie). Afgezien van ontwikkelkosten, kosten voor de analyse van gegevens en rapportage van de bevindingen zijn de besteedde uren voor voorbereiding en uitvoering van de gesprekken (project achtervang, training en instructie en uitvoering) ongeveer 400 uur. Bij een tarief van €75,- per uur was dit : -
€75,- per uitgenodigde aanmelder, of;
-
€240,- per daadwerkelijke deelnemer aan de gesprekken
Ontwikkeling en toepassing van de online vragenlijst en de meting van de langere termijn effecten vergt ongeveer 300 uur (ongeveer €25,- per aanmelder bij ongeveer 950 aanmelders). Naast bovengenoemde kosten zijn er extra kosten specifiek t.b.v. de subsidiering van het project De totale kosten van het project zijn deels al weergegeven in het tussenrapport en komen in de eindrapportage. Bijeffecten
Wat waren de onverwachte voordelen van dit arrangement
27
Voordeel: veel grotere bewustwording van keuze-
(bv. Verhoogde samenwerking tussen faculteiten, stafafdelingen e.d.)? Wat waren de onverwachte nadelen?
processen bij aanmelding en inschrijving die voor de opleiding en instelling als geheel ook op langere termijn gunstig kunnen uitwerken. Veel aandacht en enthousiasme voor het project. Onverwachte nadelen: ?
Eindoordeel
Reflectie op en evaluatie van de redeneerketen
Over het algemeen tevreden over de redeneerketen. Levert nu en in de nabije toekomst extra inzichten op.
Voorstellen voor verbetering
Proberen de gesprekken een meer gedwongen karakter te geven om zodoende de doelgroep beter te bereiken.
Reflectie vooruit Verbeteringen
Proberen de deadline voor inschrijving/aanmelding te vervroegen. Lessons learned
Wat hebben we er van geleerd?
Zicht op meerdere factoren die van invloed zijn op studiekeuze, studiesucces en studieuitval. Maar er moeten nog meerdere analyses worden uitgevoerd om dit inzicht te vergroten.
Do’s
Wat moeten anderen zeker doen?
Studiekeuzegesprekken met zoveel mogelijk aanmelders uitvoeren, maar daarbij zeer goed analyseren wat bedoelde en onbedoelde effecten van die gesprekken zijn.
Don’ts
Wat moeten anderen zeker niet doen?
Effectmetingen achterwege laten.
Hoe is het onderdeel te maken van de staande organisatie? Concrete plannen?
Voortzetting van in ieder geval de afname van de online vragenlijsten (en een verdere verfijning daarvan). Waarschijnlijk voortzetting van de studiekeuzegesprekken waarvan de opzet zo mogelijk verder verbeterd wordt.
Nog verder Schaalbaarheid
In hoeverre leeft het c.q. is er steun voor studiekeuzegesprekken binnen de organisatie? Is dit toe of afgenomen door het project?
De steun binnen de organisatie is aanwezig en gedurende de looptijd toegenomen. Overdraagbaarheid
Hoe is het overdraagbaar naar andere opleidingen /instellingen?
28
Deelname van de instelling aan de tweede tender studiekeuzegesprekken duidt er op dat er sprake is van overdraagbaarheid.
Bijlage 1: Vragenlijst factoren en items Factoren Alle studenten die zich vooraanmelden via Studielink krijgen een online vragenlijst aangeboden via een link die in de aanmeldingsprocedure van Studielink wordt opgenomen. In deze enquête worden factoren gemeten die een bewezen of vermoede relatie hebben met de studieresultaten van studenten tijdens een wetenschappelijke opleiding. Daarbij zijn de volgende zeven factoren geselecteerd die voor de start van een opleiding kunnen worden gemeten.
1. Eindcijfers VWO (wiskunde, Engels, Nederlands). Het VWO-eindexamencijfer voor wiskunde is voorspellend voor prestaties van studenten bij RSM (ongepubliceerde observatie). Ook uit literatuur blijken voorafgaande cijfers de beste voorspellers te zijn voor prestaties van studenten in een academische opleiding. Bij de aanmelding voor de opleiding zullen in veel gevallen de eindexamencijfers nog niet bekend zijn. Voor de online vragenlijst worden de schoolonderzoekcijfers gevraagd of eventueel de 5 VWO-cijfers. (Items bij vraag 9)
2. Demografische gegevens en verwachtingen van ouders. Uit onderzoek blijkt dat het land van herkomst van de ouders van de studenten en de verwachtingen/ betrokkenheid van ouders bij hun opleiding een relatie heeft met studieresultaten van studenten (zie o.a. Tinto & Cullen, 1973; Spady, 1970). (Items 4, 5, 13a, 13b, 13c, 13e)
3. Extra-curriculaire activiteiten van studenten tijdens vooropleiding. Uit recent onderzoek blijkt dat studenten die tijdens hun vooropleiding met een redelijke omvang bijzondere activiteiten naast hun ‘studie’ hebben gedaan (zoals topsport, bestuurstaken) 2,5 maal minder kans hebben op uitval. (Items bij vraag 12)
4. “Institutional commitment” van studenten, motivatie, wens om de studie te doen. De motivatie van studenten om juist bij RSM aan de Erasmus Universiteit te gaan studeren kan bepalend zijn voor het wel/niet slagen in de opleiding. Dit geldt ook voor de drijfveer voor de studiekeuze. Zie voor onderzoek op dit terrein Tinto (1975), Bennett (2003), Spady (1970) en Allen (1999). (Items 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14f)
5. Verwachtingen / optimisme van studenten over toekomstige studieresultaten. Duidelijke verwachtingen en optimisme van studenten om succesvol te zijn in de opleiding hebben een positief effect op studieresultaten die ze behalen (zie Hoy et al., 2006). (Items 15, 16)
6. Activiteiten die studenten naast hun studie willen doen. Het type activiteiten dat studenten van plan zijn om naast hun studie te gaan doen kan een negatieve dan wel positieve invloed hebben. Een negatieve invloed kunnen hebben het lidmaatschap van een studentenvereniging of veel werken naast de studie (Jordan & Nettles, 1999), terwijl studiegerelateerde nevenactiviteiten een
29
positieve invloed kunnen hebben (Urlings-Strop et al., 2008). (Items vraag 17a, 17b, 17c, 17d, 17e, 17f)
7. Studievaardigheden tijdens VWO. Als laatste factor wordt gevraagd naar de studievaardigheden van studenten tijdens het VWO. Vonden ze leren gemakkelijk, konden ze goed hoofd- en bijzaken onderscheiden en konden ze hun activiteiten goed plannen? Ook de behoefte van studenten aan structuur en begeleiding tijdens het VWO wordt gevraagd. (Item 10, 11a, 11b, 11c, 11d)
De vragenlijst vraagt ook naar een aantal achtergrondvariabelen. (Items 1, 2, 3, 6, 7, 8)
Vragenlijst Online vragenlijst studiekeuzegesprekken RSM 2009 Over de vragenlijst Deze vragenlijst maakt deel uit van een landelijk experiment naar het effect van studiekeuzegesprekken voorafgaand aan de start van een opleiding. De opleiding Bedrijfskunde van RSM doet mee aan dit onderzoek. Ongeveer de helft van de aanmelders voor de studie Bedrijfskunde zal uitgenodigd worden voor een gesprek over de studie (aan het begin van de zomer of aan het eind van de zomer). In de gesprekken kunnen aankomende studenten nader kennismaken met de specifieke kenmerken van de studie en de eisen die gesteld worden. Om in de toekomst goede studieadviezen te kunnen geven en om het experiment goed te laten verlopen vragen wij u vriendelijk om deze vragenlijst volledig in te vullen.
Instructie voor het invullen De vragenlijst bestaat uit 17 onderdelen. Om de lijst volledig te kunnen invullen moet bij elke vraag een antwoord worden gegeven. Bij de meeste vragen moet één antwoord worden gegeven. Wanneer meerdere antwoorden mogelijk zijn is dit aangegeven.
Let op, voor de vragenlijst heb je je OCW-correspondentienummer nodig. Dit kan je in StudieLink vinden op de pagina met je persoonlijke gegevens.
1. Wat is je OCW studentnummer?
2. Wat is je geslacht? Vrouw Man
3. Wat is je geboortedatum?
30
Dag Maand n menu om dag, maand en jaar te kiezen]
[Pull dow
Jaar
4. Waar ben jij geboren en waar zijn je ouders/verzorgers geboren? Ikzelf Vader/ verzorger Kies Land… Kies Land… [Pull down menu met lijst alle landen om land te kiezen]
Moeder / verzorgster Kies Land…
5. Wat is de postcode van je huidige woonadres?
6.
Wat is je laatst genoten opleiding? VWO HBO-opleiding, propedeuse behaald HBO-opleiding, einddiploma behaald Universitaire opleiding, propedeuse behaald Universitaire opleiding, einddiploma behaald Anders
7.
Wanneer heb je VWO-eindexamen gedaan/ga je eindexamen doen? In 2008 of eerder In 2009 Ik heb nooit eindexamen VWO gedaan (dit antwoord linkt automatisch door naar vraag 12)
8.
Welk VWO-profiel volg je / heb je gevolgd? Cultuur en Maatschappij Economie en Maatschappij Natuur en Gezondheid Natuur en Techniek Niet van toepassing
9. Welk gemiddeld cijfer heb je behaald voor je schoolexamen VWO en wat was je gemiddelde cijfer op het laatste rapport van 5 VWO? Geef het cijfer met 1 decimaal achter de komma (bijv. 7,6)
Vak Wiskunde A1,2 Wiskunde B1 Wiskunde B1,2 Economie 1 Economie Economie 1,2 Management en Organisatie Nederlands Engels Wiskunde
Schoolexamencijfer …,… …,… …,… …,… …,… …,… …,…
31
5 VWO cijfer …,… …,… …,… …,… …,… …,… …,…
Niet van toepassing
10. Hoeveel uur besteed(de) je op het VWO gemiddeld per week aan school (inclusief lessen, leren voor proefwerken thuis, opdrachten)? …..
uren per week
Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
11. De volgende vragen gaan over hoe je het leren op het VWO ervaart. Klik bij elk van de vragen één antwoord aan.
a. Het leren ging me gemakkelijk af op het VWO b. Het plannen ging me gemakkelijk op het VWO c. Ik kon goed hoofd- en bijzaken onderscheiden tijdens het leren op het VWO d. Ik heb op het VWO veel hulp / ondersteuning nodig gehad bij het leren
12. Heb je de afgelopen drie jaar naast je school/ studie bijzondere activiteiten uitgevoerd met een minimale omvang van 160 uur per jaar (gemiddeld 3 tot 4 uur per week)? Geef bij elk van onderstaande opties aan of dit wel of niet het geval is. Type activiteit Bestuurs- of commissiewerk Topsport Muziekopleiding aan het conservatorium Minimaal 2 extra vakken op het VWO Naast het VWO vakken op een hogeschool of universiteit gevolgd Eigen bedrijf geleid
Ja
Nee
……. …….
Anders namelijk…
32
Mee oneens
Niet mee eens, niet mee oneens
Mee eens
Helemaal mee eens
13a. Mijn ouders stimuleren mij om te gaan studeren 13b. Mijn ouders helpen mij bij het maken van een goede studiekeuze 13c. Mijn ouders vinden het vanzelfsprekend dat ik ga studeren 13d. Mijn ouders verwachten dat ik een universitaire studie met succes kan voltooien
Helemaal mee oneens
13. De volgende vragen gaan over de verwachtingen en betrokkenheid van je ouders bij je studiekeuze. Beantwoord de vragen door één antwoord aan te klikken.
Beetje wel/ beetje niet van invloed
Beetje van invloed Sterk van invloed
Niet van invloed
14a. Deze studie biedt mij goede kansen op de arbeidsmarkt 14b. Ik heb vrienden/familie/bekenden die dezelfde studie doen of hebben afgerond 14c. Bedrijfskunde is een breed georiënteerde opleiding 14d. De opleiding sluit goed aan bij mijn interesses 14e. Ik vind de inhoud van de opleiding interessant 14f. Ik kan veel geld verdienen als ik de opleiding heb afgerond
Helemaal niet van invloed
14. De volgende vragen gaan over motieven om te kiezen voor de studie Bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Geef bij elk motief aan in hoeverre het van invloed is op jouw keuze voor de studie Bedrijfskunde.
15. Hoeveel uur denk je per week aan je studie te gaan besteden (inclusief colleges, werkgroepen, zelfstudie)? …..
uren per week
16. Wat verwacht je van jouw studieprestaties in het eerste jaar? Ik haal minimaal de helft van de vakken in het eerste jaar Ik haal minimaal drie kwart van de vakken in het eerste jaar Ik haal alle vakken in het eerste jaar
17. De invulling van het eerste studiejaar is voor iedereen anders. De ene student richt zich bijvoorbeeld op het studeren, de andere richt zich op het nieuwe sociale leven, op het sporten of juist op het werken. Geef bij elk van onderstaande activiteiten aan hoeveel uur je er gemiddeld per week gedurende het eerste studiejaar aan denkt te gaan besteden.
Activiteit 17a. Sporten 17b. Meedoen aan activiteiten van een studentenvereniging 17c. Een baantje bij de opleiding 17d. Een baantje zonder raakvlak met mijn studie 17e. Actief zijn in medezeggenschapsorganen van de opleiding/faculteit/universiteit 17f. Uitgaan met medestudenten
Gemiddeld aantal uur per week gedurende eerste studiejaar …. uren per week …. uren per week …. uren per week …. uren per week
Ik heb er nog niet over nagedacht
…. uren per week
…. uren per week
Dit is het einde van de vragenlijst. RSM dankt u hartelijk voor uw medewerking. Een aantal van de invullers zal uitgenodigd worden voor een nader gesprek. De betreffenden zullen hierover een bericht ontvangen op hun thuisadres.
33
Bijlage 2: Teksten uitnodiging, reminder en bevestiging voor SKG Uitnodiging Beste [naam], Je hebt je in de afgelopen maanden aangemeld voor de studie Bedrijfskunde aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM). RSM neemt deel aan een landelijk onderzoek naar studiekeuze. In het kader van jouw aanmelding heb je mogelijk ook een vragenlijst ingevuld die deel uitmaakt van het onderzoek. Naar aanleiding van je aanmelding heeft RSM een specifieke groep geselecteerd voor een bijeenkomst over je studiekeuze. Jij hoort bij deze geselecteerde groep. We verwachten je voor deze bijeenkomst op de faculteit van RSM in Rotterdam op [datum] vanaf 9.30 uur in de hal van het T-gebouw. Tijdens deze groepsbijeenkomst zul je nader kennismaken met een aantal typische kenmerken van de opleiding en zul je nader worden geïnformeerd over factoren die van invloed kunnen zijn op jouw studiesucces bij Bedrijfskunde. De bijeenkomst start om 10.00 uur en duurt tot uiterlijk 15.00 uur. Wij zullen zorgen dat er een lunch gereed staat. Wij willen je vragen in elk geval uiterlijk [datum] te reageren door een ‘reply’ te sturen op deze e-mail. Wij vragen je in deze ‘reply’ om te bevestigen dat je komt of om aan te geven dat je niet aanwezig kunt zijn tijdens de bijeenkomst. Voor een routebeschrijving zie: www.eur.nl/adressen/wegwijzer. Het T-gebouw bevindt zich op EUR Woudestein (de hal in het T-gebouw bevindt zich op de derde verdieping: neem om daar te komen na de rechter hoofdingang de roltrap naar boven). Met vriendelijke groeten en tot ziens bij de bijeenkomst!
Dr. A.W.A. Scheepers Policy Advisor / Project Manager Rotterdam School of Management Erasmus University Burgemeester Oudlaan 50 3062 PA Rotterdam The Netherlands Tel: +31 10 408 2359 Room: T5-31 http://www.rsm.nl
Please consider the environment before printing this e-mail
Reminder Beste [naam], Op vrijdag [datum] stuurde ik een uitnodiging voor een studiekeuzebijeenkomst op [datum] naar aanleiding van je aanmelding voor de studie Bedrijfskunde aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM). Omdat ik nog geen reactie op deze uitnodiging heb ontvangen zou ik je willen vragen of je alsnog zou willen aangeven of je op de bijeenkomst aanwezig zult zijn door een ‘reply’ op deze email te geven. Graag ontvang ik je reactie uiterlijk [datum]. Zoals in mijn eerdere bericht aangegeven zul je tijdens deze groepsbijeenkomst nader kennismaken met een aantal typische kenmerken van de opleiding en zul je nader worden geïnformeerd over factoren die van invloed kunnen zijn op jouw studiesucces bij Bedrijfskunde. De bijeenkomst start om 10.00 uur en duurt tot uiterlijk 15.00 uur. Je bent welkom op de faculteit van RSM vanaf 9.30 uur in de hal van het T-gebouw (T3: neem om daar te komen na de hoofdingang de roltrap naar boven). Wij zullen zorgen dat er een lunch gereed staat. Voor een routebeschrijving zie: www.eur.nl/adressen/wegwijzer. Het T-gebouw bevindt zich op EUR Woudestein. Met vriendelijke groeten en hopelijk tot ziens bij de bijeenkomst!
Dr. A.W.A. Scheepers Policy Advisor / Project Manager Rotterdam School of Management Erasmus University Burgemeester Oudlaan 50 3062 PA Rotterdam The Netherlands Tel: +31 10 408 2359 Room: T5-31 http://www.rsm.nl
Please consider the environment before printing this e-mail
34
Bevestiging Beste [naam], Hierbij wil ik bevestigen dat we je verwachten op [datum] voor de studiekeuzebijeenkomst voor de opleiding Bedrijfskunde van de Rotterdam School of Management, Erasmus University Rotterdam (RSM). Zoals in de eerdere uitnodiging is aangegeven zul je tijdens de groepsbijeenkomst (ook wel genoemd: studiekeuzegesprekken) kennis maken met een aantal typische kenmerken van de opleiding en factoren die je studiesucces bij de opleiding kunnen beïnvloeden. Ook heb je de gelegenheid toekomstige studiegenoten te ontmoeten. De bijeenkomst begint om 10.00 uur en eindigt uiterlijk om 15.00 uur. We zorgen dat er een lunch klaarstaat. We verwachten je vanaf 9.30 uur op de derde verdieping in de hal van het T-gebouw op de universiteit (EUR Woudestein). De derde verdieping van het T-gebouw bereik je via de roltrap na de rechteringang van het gebouw. Een routebeschrijving naar de universiteit vind je via www.eur.nl/adressen/wegwijzer. Tot dinsdag [datum]! Groeten Ad Scheepers
Dr. A.W.A. Scheepers Policy Advisor / Project Manager Rotterdam School of Management Erasmus University Burgemeester Oudlaan 50 3062 PA Rotterdam The Netherlands Tel: +31 10 408 2359 Room: T5-31 http://www.rsm.nl
Please consider the environment before printing this e-mail
35
Bijlage 3: Scenario voor SKG gesprekken Tijd
Locatie
Wat
9.3010.00
T3 hal
Ontvangst en indeling in groepen
10.0010.15
10.1511.00
T3-30 of T3-36 of T3-38
T3-30 of T3-36 of T3-38
Introductie: wat mogen deelnemers verwachten van deze dag
Teamopdrachten: elkaar leren kennen
Wie
Opmerkingen a. Een presentielijst wordt bijgehouden b. Indeling in subgroepen kan ook plaatsvinden in de zaal na de introductie Kenmerken van studie + succesfactoren a.Kenmerken: “Natuurlijk moet je straks een aantal vakken doen waar de inhoudelijke kant belangrijk is (basisvakken zoals wiskunde, statistiek, maar ook over financiële onderwerpen, organisatie, logistiek etc.). Wat je echter ook veel zal tegenkomen zijn opdrachten die je in kleine groepen zal moeten doen. Die manier van werken moet je liggen. Voor de middag gaan we voornamelijk bezig met het werken in groepen, ook in combinatie met hoe je straks naar organisaties en bedrijven kunt kijken.”
Ad
Mentor
b.”Na de middag gaan we in een wat losse discussievorm verder kijken naar waar je mee te maken krijgt bij de opleiding en welke zaken er voor kunnen zorgen dat je studieverloop succesvol kan zijn. Dit ligt ook enigszins in het verlengde van de vragenlijst die jullie hebben ingevuld. Over deze zaken willen ook weten hoe jullie daar tegenaan kijken.” a. Allereerst in sub groepen kijken of het lukt binnen een hele korte termijn met een subgroep of team enige opdrachten uit te voeren. “Deze manier van werken zul je in verschillende vakken in je eerste, tweede en derde jaar tegenkomen.” b. Uitleg mentor
T3-3
11.0012.15
SWOT: elke groep beoordeeld welke van 3 plannen het beste is (‘dragon’s den’; ‘stel je voor dat jullie een management team zijn’)
Mentor
c. Winnende groep krijgt een prijsje a. “Erg belangrijk bij bedrijfskunde is dat je gaandeweg zicht krijgt op allerlei aspecten die met bedrijven en ondernemingen en management te maken hebben (financiële kant, personeels kant, marketing kant, bestuurskant, etc.). Rekening houdend met die verschillende invalshoeken moet je straks kunnen zien of een bedrijf of onderneming het goed doet of niet goed doet. Dit gaan we oefenen door drie beschrijvingen van ondernemingen te bekijken en daar een SWOT op tos te laten.” b. Mentor legt uit wat een SWOT is c. Mentor geeft aan dat het de bedoeling is dat elk thema probeert aan te geven welk van de drie beschreven bedrijven het beste is en welk het slechtst. En vooral ook waarom. Je kunt daar nu in je groepje over gaan overleggen. Na de lunch moet een persoon per groepje kort
36
toelichten wat ze er van ‘gebakken’ hebben. 12.3013.15
T4
Lunch a. Team geven hun uitslag b. Mentor geeft de ‘uitslag’. Bedrijven zijn allemaal verschillend, maar geen is echt beter of slechter
13.3014.00
T3-30 of T3-36 of T3-38
Groepen vertellen wat hun SWOT bevindingen zijn (max. 5 minuten per groep).
Mentor
c. “Het is vooral ook belangrijk hoe het binnen jullie groepje gegaan is: kon je de informatie goed op een rij krijgen, heb je kunnen afspreken wie wat deed, konden jullie het snel eens worden over de conclusies, over wie het ging vertellen?” d. “Hier is niet echt een winnaar: indien je je best hebt gedaan om binnen de tijd tot een resultaat te komen heb je het goed gedaan.”
14.0014.45
T3-30 of T3-36 of T3-38
RSM spel: vragen over faculteit, studie, etc. Vragen over ‘succesfactoren’ worden toegevoegd. Doel is discussie en ideeën/meningen van deelnemers naar voren te halen
Mentor
Aan de hand van een soort triviant vragen moeten deelnemers proberen antwoorden te geven over wat zij denken dat kenmerken van de faculteit, de opleiding, van de manier van werken, van succesfactoren zijn.
a.Korte recapitulatie van wat er gedaan is vandaag, wat was nou de bedoeling van de opdrachten vanmorgen.
14.4515.00
T3-30 of T3-36 of T3-38
Afsluiting: wat was het doel en was het wat de deelnemers verwachtten?
b.Loop kort na wat kenmerken zijn (brede basis, veel invalshoeken, samenwerken, in korte tijd tot een resultaat komen, rekening met elkaar houden). Ad
c.Loop kort na wat zoals succesfactoren zijn: denk erover na hoe dat bij elk van jullie zit. Zit dat goed? Moet je er misschien nog wat aandacht aan besteden? d. Elke deelnemer wordt gevraagd een exitenquête in te vullen e.Iedereen krijgt een presentje
37
Bijlage 4: Verdere instructies gesprekleiders Aandachtspunten voor gespreksleiders bij de 3 opdrachten voor de kennismakingsbijeenkomsten/studiekeuzegesprekken 23, 25 en 26 juni en 11, 12 en 13 augustus 2009
Algemeen: Leg uit: 1. 2. 3. 4. 5.
Er ligt allerlei materiaal dat je kunt gebruiken (pennen papier etc.). Er is koffie, thee, e.d. waar je gebruik van kunt maken. Om 12.15 uur of 12.30 uur gaan we lunchen. Voor de lunch doen we in kleine teams enkele opdrachten. De opdrachten lijken op opdrachten die je ook tijdens de studie tegen zult komen. Na de lunch ronden we de tweede opdracht af en bespreken we aan de hand van een soort quiz enkele typische kenmerken van de faculteit RSM en de opleiding, en kunnen we discussiëren over belangrijke factoren die kunnen bepalen of je de studie goed of minder goed kunt doorlopen.
Teamopdrachten: 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Leg uit: Bij bedrijfskunde moet men vaak in kleine groepen opdrachten uitvoeren of werkstukken maken. Vaak moet men dit doen met personen die men niet goed kent. En vaak ook in een relatief korte tijd. Leg uit: De bedoeling van deze teamopdrachten is om te er ‘een beetje in te komen’. Het gaat om ‘project team effectiviteit’. Daarna gaan we nog enkele activiteiten in kleine groepjes doen. Laat de deelnemers zelf kleine groepjes vormen van 3 of 4 personen. Geef de instructies zoals op het voorblad aangegeven. Geef aan dat de opdracht om 11.00 uur eindigt. Dan wordt nagegaan hoever men is gekomen en hoeveel goede antwoorden er zijn gegeven. Neem om 11.00 uur de enveloppen met antwoorden in. Scoor de punten per team, geef aan wie de winnaar is en lees eventueel goede antwoorden voor.
SWOT: 1.
2.
3.
4.
Leg uit: Tijdens de bacheloropleiding Bedrijfskunde moet men vaak bedrijven/ondernemingen bekijken, bezoeken, onderzoeken of beoordelen. Bijvoorbeeld in het eerste jaar bij het zogenaamde Ondernemingsplan, in het tweede jaar bij het Business Project en in het derde jaar. Leg uit: Om systematisch iets over een bedrijf te zeggen kijk je naar verschillende onderdelen van een bedrijf (bijvoorbeeld de financiële kant, de marketing kant, de personeelskant, de strategie kant, enzovoort). Bovendien voer je daarbij vaak een SWOT uit. Leg uit wat een SWOT inhoud: o Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats. o Sterke kanten van een bedrijf, Zwakke kanten van een bedrijf, Kansen of mogelijkheden die een bedrijf zou kunnen benutten, Bedreigingen of problemen waar een bedrijf mee te maken zou kunnen krijgen Leg uit: Ieder team (hetzelfde als bij de 1e opdracht) krijgt een beschrijving van 3 ondernemingen. Hierbij zijn al SWOT beschrijvingen gegeven. o De beschrijvingen zijn afkomstig uit zogenaamde ondernemingsplannen die 1e jaars studenten hebben gemaakt. o Lees als team deze beschrijvingen goed door. o Er staat veel in de beschrijving: probeer snel te selecteren wat belangrijk lijkt. o Maak je geen zorgen als je niet alles begrijpt: het gaat erom dat je probeert in korte tijd een idee te vormen van hoe een bedrijf er ongeveer uitziet (het is een eerste verkenning). o Vergelijk van de drie ondernemingen de Sterkten, Zwakten, Kansen en Bedreigingen. Let op: geef van alle drie de sterke en zwakke kanten! o Maak een rangorde van de drie ondernemingen: beste, middelste, slechtste. Stel je voor dat er een miljoen EURO te investeren is in de drie bedrijven: hoe zou je die verdelen? Maak een onderscheid tussen lange termijn en korte termijn.
38
Gebruik, als je wilt, pennen, stiften, papier, etc. Je hebt tot aan de lunch om alles te bekijken en beoordelen. Na de lunch moeten de teamleden uitleggen wat ze als team gevonden hebben en wat hun beoordeling is: een presentatie. Zorg er voor dat je een samenvatting op papier hebt (‘factsheet’): die moet je ook op een ‘flipover’ of op het bord zetten. Stel je voor dat je een presentatie geeft aan de investeerders: die moet je overtuigen. Na de uitleg en toelichting van de teams geeft de mentor aan: o Er is niet echt een beste en slechte bedrijf te benoemen: elk bedrijf is verschillend en kan met allerlei verschillende factoren te maken krijgen. o Het gaat er om dat je kennis gemaakt hebt met één manier om naar bedrijven te kijken (zoals Bedrijfskundigen dat doen). o Wanneer je naar een bedrijf kijkt moet je met veel zaken rekening houden. o Heel vaak is er geen sprake van ‘goed’ of ‘fout’ maar moet je leren om te zien waar belangrijke verschillen zitten. o Iedereen krijgt een compliment: het is prima wanneer je met een kleine groep, in korte tijd goed naar een complexe zaak hebt kunnen kijken en daar ook een conclusie uit hebt kunnen trekken. Dit kom te veel tegen bij de opleiding Bedrijfskunde. o o o
5.
Het ‘triviant’ spel: 1.
2.
3. 4. 5.
Leg uit: we willen nu proberen, tot slot, om jullie nog even te laten nadenken en discussiëren: o over een aantal kenmerken van de faculteit en de opleiding, en; o over een aantal factoren die van belang kunnen zijn voor je studiesucces. Aan de hand van dit soort factoren zou je ook kunnen nagaan voor jezelf of je ook inderdaad de juiste studie hebt gekozen Leg uit: we doen dit door over verschillende thema’s aan elk team vragen te stellen o Elk thema heeft een eigen kleur o Om de beurt moet een team een vraag beantwoorden o Het team mag zelf kiezen over welk thema/welke kleur ze een vraag willen. o De mentor kiest een vraag en leest die voor. o Het team krijgt telkens 1 minuut om een antwoord te geven: ze mogen daarbij hardop discussiëren. o Bij een goed antwoord (de mentor bepaalt en ‘de mentor heeft altijd gelijk’) krijgt het team een gekleurde blok die past bij de kleur van het thema. o Na elke ronde (bij elke ronde heeft elk team één vraag gehad) kijken we wie de meeste gekleurde blokken heeft. o Het team dat het eerst na een aantal ronden alle kleuren ‘binnen’ heeft is de winnaar. o Van de winnaar kunnen we zeggen dat ze het beste in de gaten hebben wat de Bedrijfskunde inhoud en waar je rekening mee kunt houden om er ook het beste doorheen te rollen. Dit is het einde van de opdrachten. De projectcoördinator (Ad of Marna of Jannet of Michèle) geeft nog een korte terugblik op de dag, wat daarvan de bedoeling was en sluit af. Iedereen krijgt nog een presentje mee. We vragen iedereen een heel korte enquête in te vullen (anoniem) wat ze van de dag vonden.
* * *
39
Bijlage 5: Exit-enquête
40
Bijlage 6: Correlaties tussen VWO cijfers en cijfers voor tentamenvakken in semester 1 Bachelor 1.
N
.086 .318 137 .048 .625 105 .439(**) .004 42 .253 .155 33 .507(*) .023 20 .265 .260 20 .134 .497 28 -.176 .458 20 .260(**) .001 158 .243(**) .006 125
.246(**) .001 174 .212(*) .012 139 .397(**) .001 64 .185 .193 51 .628(**) .001 26 .438(*) .047 21 .196 .207 43 .197 .297 30 .257(**) .000 201 .245(**) .002 164
.526(**) .000 214 .486(**) .000 170 .639(**) .000 76 .307(*) .018 59 .389(*) .031 31 .269 .183 26 .312(*) .039 44 .190 .289 33 .403(**) .000 247 .365(**) .000 197
Cijfer gedrag in organisaties .174(**) .008 229 .189(*) .011 179 .263(*) .025 73 .063 .637 59 .204 .262 32 .336 .074 29 .208 .170 45 -.030 .863 36 .139(*) .025 259 .213(**) .002 203
Pearson Correlation
.344(**)
.241(**)
.439(**)
.114
.000 122
.003 152
.000 176
.120 188
.249(*)
.106
.247(**)
.198(*)
.013 99 .093 .191 199 .046 .571 156 .039 .583 199 .018 .823 154
.240 125 .270(**) .000 262 .166(*) .018 205 .167(**) .006 264 .139(*) .047 207
.002 148 .245(**) .000 320 .146(*) .021 247 .046 .410 320 .032 .612 248
.013 157 .185(**) .001 332 .159(*) .010 260 .172(**) .002 333 .191(**) .002 259
Cijder inl bedk 9.) Wiskunde A1,2 schoolexamen
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Wiskunde A1,2 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Wiskunde B1 schoolexamen
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Wiskunde B1 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Wiskunde B1,2 schoolexamen
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Wiskunde B1,2 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Economie 1 schoolexamen
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Economie 1 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Economie 1,2 schoolexamen
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Economie 1,2 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
9.) Management en Organisatie schoolexamen
Sig. (2-tailed) N
9.) Management en Organisatie 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Nederlands schoolexamen
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Nederlands 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Engels schoolexamen
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
9.) Engels 5 VWO
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
** Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed). * Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed). a Cannot be computed because at least one of the variables is constant.
41
Cijfer methodologie
Cijfer wiskunde
Bijlage 7: Gemiddelde VWO cijfers per BSA categorie voorlopig 1e BSA en variantie-analyses (F-waarde en significantie). BSA 1e preadvies en gemiddelde schoolexamencijfers BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009 SLECHT: 0 ECTS
MATIG: 3 - 6 ECTS
REDELIJK: 7 - 11 ECTS
GOED: 12 - 18 ECTS
ANOVA
Mean N Std. Deviation Mean N Std. Deviation Mean N Std. Deviation Mean N Std. Deviation Fwaarde Sign.
Wiskunde A1,2 schoolexamen
Wiskunde B1 schoolexamen
Wiskunde B1,2 schoolexamen
Economie 1 schoolexamen
Economie 1,2 schoolexamen
6.071 42
5.433 6
6.520 5
6.825 4
6.177 43
6.259 22
6.281 53
6.400 53
.9200
1.2453
1.0134
.6652
.6708
.5448
.9727
.9761
6.444 57
5.750 12
6.300 4
7.157 7
6.371 63
6.307 30
6.460 73
6.611 73
.7476
.7868
.5292
.8734
.8204
.7556
.7017
.8025
6.424 76
6.182 17
6.400 2
6.311 9
6.496 79
6.418 50
6.554 95
6.615 95
.9496
.8465
.5657
.7407
.6394
.9339
.6423
.7718
6.921 106
6.626 50
6.381 27
6.851 35
6.965 131
7.061 111
6.853 181
6.799 182
.8190
.7850
.9182
.8378
.7245
.7792
.7087
.8972
11.763
6.537
.050
1.562
18.847
13.367
11.228
3.321
.000
.001
.985
.210
.000
.000
.000
.020
M&O schoolexamen
Nederlands schoolexamen
Engels schoolexamen
BSA 1e preadvies en gemiddelde 5 VWO cijfers BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009 SLECHT: 0 ECTS
MATIG: 3 - 6 ECTS
REDELIJK: 7 - 11 ECTS
GOED: 12 - 18 ECTS
Wiskunde A1,2 5 VWO
Wiskunde B1 5 VWO
Wiskunde B1,2 5 VWO
Economie 1 5 VWO
Economie 1,2 5 VWO
M&O 5 WO
6.227 33
6.080 5
6.000 1
6.875 4
6.234 35
6.547 17
6.508 38
6.397 38
.6820
1.1212
.
.1500
.9091
.6472
.6582
.8620
6.519 42
5.900 9
6.450 4
6.833 6
6.560 45
6.852 23
6.418 51
6.479 52
.7339
.7583
.6403
.9606
.7542
.7348
.6968
.7570
6.491 59
6.442 12
6.125 4
6.429 7
6.430 61
6.626 42
6.522 74
6.344 73
Std. Deviation
.8359
1.1082
.8808
.4572
.6410
.7778
.6455
1.0257
Mean
7.010
6.388
6.236
6.938
6.949
7.143
6.747
6.735
85
42
22
26
108
93
146
146
.7854
.8370
1.0812
.6274
.7895
.9050
.6877
.8851
10.583 .000
.922 .435
.092 .964
1.187 .327
10.761 .000
5.142 .002
4.074 .007
3.827 .010
Mean N Std. Deviation Mean N Std. Deviation Mean N
N Std. Deviation ANOVA
F-waarde Sign.
42
Nederlands 5 VWO
Engels 5 VWO
Bijlage 8: Factoranalyse en Betrouwbaarheid Betrokkenheid Ouders. Communalities Extraction Method: Principal Component Analysis
Initial
Extraction
13a. Mijn ouders stimuleren mij om te gaan studeren
1.000
.661
13b. Mijn ouders helpen mij bij het maken van een goede stud
1.000
.372
13c. Mijn ouders vinden het vanzelfsprekend dat ik ga studer
1.000
.591
13d. Mijn ouders verwachten dat ik een universitaire studie
1.000
.656
Total Variance Explained Component
Initial Eigenvalues Total
% of Variance
Extraction Sums of Squared Loadings
Cumulative %
1
2.279
56.967
56.967
2
.795
19.877
76.845
3
.477
11.919
88.764
4 .449 11.236 Extraction Method: Principal Component Analysis.
Total 2.279
% of Variance
Cumulative %
56.967
56.967
100.000
Component Matrix(a) Component 1 13a. Mijn ouders stimuleren mij om te gaan studeren
.813
13b. Mijn ouders helpen mij bij het maken van een goede stud
.610
13c. Mijn ouders vinden het vanzelfsprekend dat ik ga studer
.769
13d. Mijn ouders verwachten dat ik een universitaire studie
.810
Extraction Method: Principal Component Analysis. a 1 components extracted.
Opmerkingen De vier items lijken één factor te representeren. Cronbachs Alpha is .74 (.76 indien 13b weggelaten wordt)5. Gebaseerd op de frequentieverdeling van de antwoorden, categoriseren we de score op de PE-schaal als volgt: - low: 3-11 (22,8% in sample) - average: 12-14 (56,4% in sample) - high: 15 (20,9% in sample) Deze indeling dient vooral om low en high te vergelijken.
5
The widely-accepted social science cut-off is that alpha should be .70 or higher for a set of items to be considered a scale, but some use .75 or .80 while others are as lenient as .60. That .70 is as low as one may wish to go is reflected in the fact that when alpha is .70, the standard error of measurement will be over half (0.55) a standard deviation.
43
Bijlage 9: Extra-curriculaire activiteiten VWO en 1e voorlopige BSA advies
Extra-curriculaire activiteit
Bestuurs- of commissiewerk
Topsport
Muziekopleiding aan het conservatorium
Minimaal 2 extra vakken op het VWO
Ja
BSA advies bij tussentijds BSA dec 2009 SLECHT: MATIG: REDELIJK: GOED: 0 3 - 6 ECTS 7 - 11 ECTS 12 - 18 ECTS ECTS 19.6% 21.6% 25.5% 33.3%
Total
100% (51)
Nee
13.3%
17.4%
23.3%
45.9%
100% (407)
Ja
13.9%
16.5%
36.7%
32.9%
100% (79)
Nee
14.1%
18.3%
20.7%
46.9%
100% (382)
.0%
50.0%
50.0%
.0%
Nee
14.0%
17.8%
23.5%
44.7%
100% (456)
Ja
9.7%
18.8%
21.5%
50.0%
100% (144)
Ja
100% (2)
Nee
15.8%
17.7%
24.4%
42.1%
100% (316)
Vakken op een hogeschool of universiteit gevolgd
Ja
16.7%
16.7%
16.7%
50.0%
100% (6)
Nee
13.9%
17.9%
23.7%
44.5%
100% (452)
Eigen bedrijf geleid
Ja
41.2%
11.8%
23.5%
23.5%
100% (17)
Nee
13.2%
18.4%
23.6%
44.9%
100% (441)
Ja
14.7%
13.7%
21.1%
50.5%
100% (95)
Nee
12.3%
18.1%
25.2%
44.5%
100% (310)
Anders namelijk…
44
Bijlage 10: Factoranalyse en Betrouwbaarheid Motivatie Communalities Extraction Method: Principal Component Analysis.
Initial
Extraction
14a. Deze studie biedt mij goede kansen op de arbeidsmarkt
1.000
.608
14b. Ik heb vrienden/familie/bekenden die dezelfde studie do
1.000
.310
14c. Bedrijfskunde is een breed georiënteerde opleiding
1.000
.216
14d. De opleiding sluit goed aan bij mijn interesses
1.000
.788
14e. Ik vind de inhoud van de opleiding interessant
1.000
.780
14f. Ik kan veel geld verdienen als ik de opleiding heb afge
1.000
.590
Total Variance Explained Component
Initial Eigenvalues Total
% of Variance
Extraction Sums of Squared Loadings Cumulative %
Total
% of Variance
Cumulative %
1
1.876
31.265
31.265
1.876
31.265
31.265
2
1.417
23.620
54.885
1.417
23.620
54.885
3
.949
15.812
70.697
4
.873
14.557
85.254
5
.532
8.866
94.120
6
.353
5.880
100.000
Extraction Method: Principal Component Analysis. Component Matrix(a) Component 1
2
14a. Deze studie biedt mij goede kansen op de arbeidsmarkt
.548
.555
14b. Ik heb vrienden/familie/bekenden die dezelfde studie doen of hebben afgerond.
.113
.545
14c. Bedrijfskunde is een breed georiënteerde opleiding
.446
.131
14d. De opleiding sluit goed aan bij mijn interesses
.705
-.540
14e. Ik vind de inhoud van de opleiding interessant
.764
-.443
14f. Ik kan veel geld verdienen als ik de opleiding heb afgerond
.531
.555
Extraction Method: Principal Component Analysis. a 2 components extracted.
Opmerkingen: Het lijkt er op dat items14a, 14b en 14f één schaal/factor representeren. Cronbachs Alpha =.49 (.60 indien 14b weggelaten wordt).6. We zullen voorlopig items 14a en 14f als schaal voor extrinsieke motivatie hanteren. Het lijkt er op dat items 14c, 14d en 14e één schaal/factor representeren. Cronbachs Alpha .58 (.77 indien 14c weggelaten wordt). We zullen voorlopig de items 14d en 14e als schaal voor intrinsieke motivatie hanteren.
6
The widely-accepted social science cut-off is that alpha should be .70 or higher for a set of items to be considered a scale, but some use .75 or .80 while others are as lenient as .60. That .70 is as low as one may wish to go is reflected in the fact that when alpha is .70, the standard error of measurement will be over half (0.55) a standard deviation.
45
Bijlage 11: Onderlinge relaties tussen onafhankelijke variabelen en achtergrondvariabelen Onderstaande matrix geeft aan welke effecten van de onafhankelijke variabelen onderling zijn gemeten. Vragenlijst ingevuld
Eindcijfers VWO
Etniciteit
Verwachtingen ouders
Extracurriculaire act.
Intrinsieke motivatie
Extrinsieke Motivatie
Verwachtingen
Act . Na ast stu die
Studievaardigh. Tijdens VWO
Uitgenodigd SKG
Tijdstip aanmeld.
Vragenlijst Eindcijfers VWO
Nvt
Etniciteit
Nvt
2
Nvt
3
13
Nvt
4
14
23
Nvt
5
15
24
32
Nvt
6
16
25
33
40
Nvt
7
17
26
34
41
47
Nvt
8
18
27
35
42
48
53
Nvt
9
19
28
36
43
49
54
58
Nvt
10
20
29
37
44
50
55
59
62
1
11
21
30
38
45
51
56
60
63
65
Nvt
12
22
31
39
46
52
57
61
64
66
verwachtingen ouders Extracurriculaire activiteiten tijdens vooropleiding Intrinsieke motivatie Extrinsieke motivatie Verwachtingen /optimisme toekomstige studieresultaten Activiteiten naast studie Studievaardigheden tijdens VWO Uitgenodigd SKG Tijdstip aanmelding Aantal Inschrijvingen
In de bespreking hierna is alleen sprake van een effect alleen wanneer dat statistisch significant is. (verschillen tussen gemiddelden en correlaties) met p < .05 of p <. 01. In de opsomming hierna zijn, voor het overzicht, de getallen weggelaten. De getallen en bijbehorende statistische toetsen zijn op te vragen bij de auteur. 1. Online vragenlijst en tijdstip van aanmelding
De online vragenlijst is ingevuld door ongeveer een derde van de zeer vroege aanmelders (vóór april) en door ongeveer 2/3 van de aanmelders vanaf april.
2. Eindcijfers VWO en etniciteit
Westers allochtonen scoren bij meerdere VWO vakken gemiddeld lager dan autochtonen en nietwesters allochtonen.
46
67
3. Eindcijfers VWO en verwachtingen en betrokkenheid van de ouders
Aanmelders met hogere scores op PE-scale scoren hoger voor Engels en Economie 1,2.
4. Eindcijfers VWO en extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding
Aanmelders die op het VWO bestuurs- en commissiewerk hebben gedaan scoren lager voor Economie 1 (5VWO) en hoger voor Nederlands (VWO) Aanmelders die op het VWO minimaal 2 extra vakken hebben gedaan scoren hoger voor Nederlands Aanmelders die tijdens VWO vakken op HBO of WO hebben gevolgd scoren hoger voor Wiskunde B1,2, hoger voor Economie 1 en hoger voor Engels (5 VWO) Aanmelders die op het VWO een eigen bedrijf leiden scoren hoger voor Wiskunde A1,2, hoger voor Economie 1,2 (5VWO), lager voor Nederlands
5. Eindcijfers VWO en intrinsieke motivatie
Aanmelders die gemiddeld scoren op intrinsieke motivatie scoren hoger voor Economie 1,2
6. Eindcijfers VWO en extrinsieke motivatie
Een hogere score voor extrinsieke motivatie hangt samen met een hogere score voor M&O
7. Eindcijfers VWO en verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten
Studenten die op het VWO hoger scoren voor Wiskunde B1,2, Economie 1,2 M&O en Engels verwachten méér vakken te halen in het eerste jaar
8. Eindcijfers VWO en geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde
Méér uren besteden aan sporten hangt negatief samen met de hoogte van het cijfer Wiskunde A1,2 (5 VWO), en negatief met Wiskunde B1 (5 VWO). Méér uren besteden aan activiteiten van een studentenvereniging hang negatief samen met de hoogt van het cijfer voor Wiskunde B1 (5 VWO) Méér uren besteden aan een baantje zonder raakvlak met de studie hangt negatief samen met de hoogte van het cijfer voor M&O Méér uren besteden aan uitgaan met medestudenten hangt negatief samen met de hoogt van het cijfer voor M&O (5 VWO)
9. Eindcijfers VWO en studievaardigheden op het VWO
Het goed afgaan van het leren op het VWO betekent een hoger cijfer voor Wiskunde A1,2, Economie1,2, M&O, Engels Het goed kunnen plannen op het VWO betekent een hoger cijfer voor Wiskunde A1,2, Wiskunde B1,2, Economie1,2, M&), Nederlands, Engels Het goed kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken op het VWO hangt samen met een hoger cijfer voor Economie1,2, M&O, Nederlands, Engels Veel hulp en ondersteuning nodig hebben op het VWO hangt samen met een lager cijfer voor Wiskunde B1, Economie1,2, M&O, Engels
10. Eindcijfers VWO en al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
47
Aanmelders die niet gereageerd hebben op de SKG uitnodiging scoren gemiddeld het laagst voor Economie1,2 op het VWO Aanmelders die aanwezig waren bij de SKG gesprekken scoren gemiddeld het hoogst voor Nederlands op het VWO
11. Eindcijfers VWO en periode van aanmelding
Eerdere aanmeldingen hangen samen met hogere scores voor Wiskunde A1,2 en Economie1,2
12 Eindcijfers VWO en aantal aanmeldingen
Aanmelders die zich slechts voor één opleiding aanmelden hebben gemiddeld een hogere score voor Economie1
13. Etniciteit en verwachtingen en betrokkenheid van de ouders
Niet-westers allochtonen rapporteren een hogere betrokkenheid en hogere verwachtingen van ouders (in vergelijking met autochtonen en westers allochtonen).
14. Etniciteit en extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding
Extra vakken op het VWO worden het meest gedaan door niet-westers allochtonen en het minst door westers allochtonen
15. Etniciteit en intrinsieke motivatie
Geen effecten
16. Etniciteit en extrinsieke motivatie
Niet-westers allochtonen zijn meer extrinsiek gemotiveerd
17. Etniciteit en verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten
Niet-westers allochtonen denken gemiddeld méér uren per week aan de studie te gaan besteden Niet-westers allochtonen verwachten het meest of alle vakken in het eerste jaar te halen of minimaal de helft van de vakken te halen (en minst minimaal drie kwart van de vakken in het eerste jaar)
18. Etniciteit en geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde
Niet-westers allochtonen willen meer uren gaan besteden aan een baan bij de opleiding en meer uren gaan besteden aan activiteiten in medezeggenschapsorganen van de opleiding/faculteit/universiteit
19. Etniciteit en studievaardigheden op het VWO
Niet-westers allochtonen rapporteren minder goed te kunnen plannen op het VWO Niet-westers allochtonen rapporteren minder goed hoofd- en bijzaken te kunnen onderscheiden op het VWO
48
Niet-westers allochtonen rapporteren meer dat zij veel hulp en ondersteuning nodig gehad hebben bij het leren op het VWO
20. Etniciteit en al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
Niet-westers allochtonen en westers allochtonen zijn iets vaker niet uitgenodigd voor een SKG gesprek
21. Etniciteit en periode van aanmelding
Westers allochtonen hebben veel vaker laat aangemeld Niet-westers allochtonen hebben vaker iets later aangemeld
22. Etniciteit en aantal aanmeldingen
Niet-westers allochtonen hebben vaker voor méér opleidingen aangemeld
23. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding
Een hogere score op de PE-scale hangt samen met vaker bestuurs- of commissiewerk tijdens VWO Ouders helpen meer bij het maken van een goede studiekeuze bij degenen die topsport beoefenen tijdens VWO
24. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en intrinsieke motivatie
Bij een hogere PE een hoger intrinsieke motivatie (vooral: lage PE, duidelijk lagere intrinsieke motivatie)
25. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en extrinsieke motivatie
Bij een hogere extrinsieke motivatie vinden ouders het meer vanzelfsprekend dat de aanmelder gaat studeren Bij een hogere extrinsieke motivatie verwachten ouders meer dat de aanmelder een universitaire studie kan voltooien
26. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten
Naarmate ouders meer verwachten dat de aanmelder een universitaire studie kan voltooien verwacht die meer te halen in het eerste jaar
27. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde
Naarmate ouders de aanmelder meer stimuleren om te gaan studeren, willen aanmelders minder uren besteden aan activiteiten van een studentenvereniging Naarmate ouders de aanmelder meer stimuleren om te gaan studeren, willen aanmelders minder uren besteden aan een baantje zonder raakvlak met de studie Naarmate de ouders de aanmelder meer meehelpen met het maken van een goede studiekeuze, willen aanmelders minder uren besteden aan een baantje bij de opleiding
49
Naarmate de ouders de aanmelder meer meehelpen met het maken van een goede studiekeuze, willen aanmelders minder uren besteden aan een baantje zonder raakvlak met de studie (dit is de sterkste relatie!)
28. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en studievaardigheden op het VWO
Naarmate de PE score hoger is, ging het leren op het VWO de aanmelder gemakkelijker af, ging het plannen beter en kon men hoofd- en bijzaken beter onderscheiden Naarmate de PE score hoger is, had men veel minder vaak veel hulp en ondersteuning nodig bij het leren op het VWO
29. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
Geen effect
30. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en periode van aanmelding
Geen effect
31. Verwachtingen en betrokkenheid van de ouders en aantal aanmeldingen
Bij aanmelders voor meerdere opleidingen vinden ouders het meer vanzelfsprekend dat de aanmelder gaat studeren Bij aanmelders voor meerdere opleidingen verwachten ouders meer dat de aanmelder een universitaire studie kan voltooien Bij aanmelders voor meerdere opleidingen is de PE-score hoger
32. en 33. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding en intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie
Aanmelders die bestuurs- of commissiewerk hebben gedaan op het VWO kiezen de opleiding minder omdat opleiding breed georiënteerd is, minder omdat men veel geld kan verdienen en zijn minder extrinsiek gemotiveerd Aanmelders die topsport bedreven hebben op het VWO kiezen meer voor de studie omdat ze vrienden/familie/bekenden hebben die dezelfde studie doen of hebben afgerond Aanmelders die een muziekopleiding op het VWO hebben gedaan kiezen minder voor de studie omdat de inhoud interessant is Aanmelders die een eigen bedrijf hadden op het VWO kiezen minder voor de opleiding omdat de opleiding breed georiënteerd is
34. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding en verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten
Aanmelders die minimaal 2 extra vakken op het VWO hebben gevolgd verwachten meer uren per week te besteden aan de studie Aanmelders die bestuurs- of commissiewerk deden op het VWO verwachten meer vakken te halen in het eerste jaar Aanmelders die een muziekopleiding op het VWO hebben gedaan verwachten minder veel/alle vakken te halen in het eerste jaar Aanmelders die tijdens het VWO vakken bij een WO of HBO hebben gevolgd, verwachten minder veel/alle vakken te halen in het eerste jaar
50
35. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding en geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde
Aanmelders die bestuurs- of commissiewerk hebben gedaan op het VWO willen meer uren actief zijn in medezeggenschapsorganen Aanmelders die topsport bedreven hebben op het VWO willen meer uren besteden aan sporten Aanmelders die minimaal 2 extra vakken op het VWO hebben gevolgd willen meer uren actief zijn in medezeggenschapsorganen Aanmelders die een eigen bedrijf hadden op het VWO willen meer uren besteden aan een baantje zonder raakvlak met de studie (minder sterk verband!)
36. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding en studievaardigheden op het VWO
Aanmelders die bestuurs- of commissiewerk hebben gedaan op het VWO hadden vakker veel hulp en ondersteuning nodig bij het leren op het VWO Aanmelders die een muziekopleiding op het VWO hebben gedaan konden beter hoofd- en bijzaken onderscheiden op het VWO (minder sterk verband!) Aanmelders die minimaal 2 extra vakken op het VWO hebben gevolgd besteedden gemiddeld meer uren per week aan school op het VWO
37. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding en al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
Geen effect
38. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding en periode van aanmelding
Vroegere aanmelders deden tijdens VWO vaker aan topsport Latere aanmelders deden tijdens VWO vaker bestuurs- of commissiewerk, vaker een muziekopleiding, vaker vakken op een WO of HBO, hadden vaker een eigen bedrijf
39. Extra-curriculaire activiteiten tijdens de vooropleiding en aantal aanmeldingen
Aanmelders voor meerdere opleidingen hebben vaker bestuurs- of commissiewerk gedaan, vaker minimall 2 extra vakken op het VWO gedaan, vaker een eigen bedrijf gehad en vaker een baantje in de horeca of bij een supermarkt gehad.
40. Intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie
Intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie hangen positief met elkaar samen
41. Intrinsieke motivatie en verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten
Intrinsieke motivatie is hoger met hogere verwachtingen. Met name hogere verwachtingen wanneer men meer vindt dat de opleiding goed aansluit bij de interesses en wanneer men de inhoud van de opleiding interessant vindt.
42. Intrinsieke motivatie en geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde
Geen effect
43. Intrinsieke motivatie en studievaardigheden op het VWO
51
Met een hogere intrinsieke motivatie meent men dat het leren gemakkelijker afging op het VWO Met een hogere intrinsieke motivatie vindt men dat men beter kon plannen op het VWO Met en hogere intrinsiek motivatie kon men beter hoofd- en bijzaken onderscheiden
44. Intrinsieke motivatie al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
Geen effect
45. Intrinsieke motivatie en periode van aanmelding
Vroege aanmelders zijn meer intrinsiek gemotiveerd
46. Intrinsieke motivatie en aantal aanmeldingen
Intrinsieke motivatie is hoger bij degenen die slechts één inschrijving hebben
47. Extrinsieke motivatie en verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten
Geen effect
48. Extrinsieke motivatie en geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde
Geen effect
49. Extrinsieke motivatie en studievaardigheden op het VWO
Geen effect
50. Extrinsieke motivatie al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
Degenen die aanwezig waren bij de SKG gesprekken scoren beduidend minder hoog op het keuzemotief dat men familie/vrienden bekenden heeft die dezelfde studie doen of hebben afgerond Degenen die niet gereageerd hebben op de SKG uitnodiging scoren het hoogst op het keuzemotief dat men familie/vrienden bekenden heeft die dezelfde studie doen of hebben afgerond Degenen die niet gereageerd hebben op de SKG uitnodiging of niet uitgenodigd zijn scoren duidelijk lager op het keuzemotief dat Bedrijfskunde een breed georiënteerde opleiding is
51. Extrinsieke motivatie en periode van aanmelding
Geen effect
52. Extrinsieke motivatie en aantal aanmeldingen
Extrinsieke motivatie lijkt iets hoger bij meerdere aanmeldingen (n.s.)
53. Verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten en geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde
Het aantal uren per week dat men wil besteden aan de studie hangt positief samen met het aantal uren dat men wil besteden aan medezeggenschapsorganen
52
Het aantal uren per week dat men wil besteden aan de studie hangt negatief samen met het aantal uren dat men wil besteden aan uitgaan met medestudenten
54. Verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten en studievaardigheden op het VWO
Hoe meer aanmelders vinden dat zij op het VWO konden plannen en hoofd- en bijzaken kon onderscheiden, hoe meer vakken men verwacht in het eerste jaar te halen.
55. Verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten en al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
Geen effect
56. Verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten en periode van aanmelding
De latere aanmelders lijken minder hoge verwachtingen te hebben van het aantal te behalen vakken in één jaar
57. Verwachtingen en optimisme over toekomstige studieresultaten en aantal aanmeldingen
Bij aanmeldingen voor meerdere opleidingen heeft men hogere verwachtingen van het aantal vakken dat men in 1 jaar denkt te behalen (aanmelders denken vakken alles te halen)
58. Geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde en studievaardigheden op het VWO
Het goed kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken op het VWO hangt negatief samen met de uren die men wil besteden aan activiteiten bij een studentenvereniging Het goed kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken op het VWO hangt negatief samen met de uren die men wil besteden aan uitgaan met medestudenten Wanneer men meer aangeeft dat men veel hulp en ondersteuning nodig gehad heeft bij het leren op de VWO, wil men meer uren besteden aan activiteiten bij den studentenvereniging Wanneer men meer aangeeft dat men veel hulp en ondersteuning nodig gehad heeft bij het leren op de VWO, wil men meer uren besteden aan activiteiten bij medezeggenschapsorganen
59. Geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde en al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
Geen effect
60. Geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde en periode van aanmelding
Zeer vroege aanmelders willen minder uren besteden aan activiteiten bij een studentenvereniging
61. Geplande activiteiten naast de studie Bedrijfskunde en aantal aanmeldingen
Aanmelders die voor meerdere opleidingen hebben aangemeld willen meer uren sporten, meer uren besteden aan een baantje bij de opleiding en meer uren steken in activiteiten voor medezeggenschapsorganen
62. Studievaardigheden op het VWO en al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek
53
Deelnemers aan de KKG gesprekken geven aan dat zij het minst goed hoofd- en bijzaken konden onderscheiden op het VWO (met name ten opzichte van degenen met een NO zonder bericht en degenen die niet gereageerd hebben op de uitnodiging)
63. Studievaardigheden op het VWO en periode van aanmelding
Reguliere aanmelders in juni en juli (ook wel die van april en mei) verwachten het minste uren per week te besteden aan de studie
64. Studievaardigheden op het VWO en aantal aanmeldingen
Geen effect
65. Al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek en periode van aanmelding aanmeldperiode aanwezig
NO met bericht
reactie SKG uitnodiging NO zonder niet gereageerd bericht, zou op uitnodiging komen 1.7% 2.3%
nvt: niet uitgenodigd
Total
zeer vroeg (nov t/m mrt)
11.0%
6.4%
78.6%
173
vroeg (april mei)
18.4%
23.3%
3.1%
8.9%
46.3%
326
regulier (juni juli)
12.8%
20.9%
2.3%
10.8%
53.2%
344
laat (aug sept)
1.6%
3.2%
.0%
.0%
95.2%
124
Total
12.9%
16.9%
2.2%
7.2%
60.8%
967
66. Al dan niet uitgenodigd voor SKG gesprek en aantal aanmeldingen
Geen effect
67. Periode van aanmelding en aantal aanmeldingen
Hoe later men aanmeld, hoe vaker voor meerdere opleidingen
* *
54
*