deel
Gezondheidszorg en GVO
5
opdrachten
hoofdstuk 20 Opdracht 1: Wat is gezondheid? Lees paragraaf 20.1 en zoek vier definities van gezondheid. Aan welke geef je de voorkeur en waarom?
Opdracht 2: Gezondheid als hoogste goed Geef je eigen mening over kader 20.1.
Opdracht 3: Wie mag het zeggen? Geef je eigen mening over kader 20.3.
Opdracht 4: Medische ethiek Lees paragraaf 20.1.3. • Kies een medisch-ethisch probleem waarvan je vermoedt dat je er in de stage of in je latere werkveld mee te maken krijgt. Benader dit probleem vanuit de waarden die in paragraaf 20.1.3 worden genoemd. Wat is je conclusie? • Zijn medestudenten vanuit dezelfde waarden tot andere conclusies gekomen? – Hoe verklaar je dat?
Opdracht 5: Medisch model Geef een korte omschrijving van het medisch model.
Opdracht 6: Andere modellen Behalve het medisch model bestaan ook andere modellen voor hulpverlening. Noem een paar andere modellen.
Opdracht 7: Preventie Lees de paragrafen 20.2 en 20.4.4. • Geef op de actieterreinen van het Ottawa Handvest voorbeelden van primaire, secundaire en tertiaire preventie. • Geef bij de drie beleidsaanbevelingen in figuur 20.2 aan of het gaat om maatregelen op micro-, mesoof macroniveau.
Opdracht 8: Kwaliteit Lees de paragrafen 20.4.3 en 20.4.5. Ken je een methode om hulpverlening te evalueren waarbij de kwaliteit van leven wel wordt meegenomen?
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
1/8
Opdracht 9: Lalonde in de praktijk Lees het preventiemodel van Lalonde in paragraaf 20.2 en pas het toe op een instelling uit je toekomstig werkveld of de plaats waar jij stage hebt gelopen.
Opdracht 10: SES en gezondheid In paragraaf 20.3.1 worden twee verklaringsmodellen voor de relatie tussen SES en gezondheid genoemd. • Geef je mening over deze verklaringsmodellen. • Bedenk een aantal structurele maatregelen om de kans op gezondheid voor iedereen ongeveer gelijk te maken.
Opdracht 11: Screening Gebruik bij deze opdracht paragraaf 20.4.5. • Lees kader 20.7 en toets de RAD-test aan de criteria van Wilson en Jungner. Wat is je conclusie? • Kies een probleem waar je in je stage mee te maken had of waarvan je vermoedt dat je er in je werk mee te maken krijgt en dat via screening is op te sporen. Toets deze screening aan de criteria van Wilson en Jungner, en trek je conclusie. • Geef aan wat in dit geval een fout-positieve uitslag en wat een fout-negatieve uitslag is. • Wat zijn in jouw voorbeeld de gevolgen voor je cliënt van respectievelijk een fout-positieve en een fout-negatieve uitslag? Welke van beide zou je in dit geval liever willen voorkomen, en waarom? Betekent je keuze een hoge specificiteit of juist een hoge sensitiviteit? • Er gaan stemmen op om bijvoorbeeld in penitentiaire instellingen mensen te screenen op aids. Toets dit aan de criteria van Wilson en Jungner en trek je conclusie. • Toets het voorstel om mensen in penitentiaire instellingen op aids te screenen ook aan de waarden die Velthuis noemt in paragraaf 20.1.3. Wat is je conclusie? • Het laatste criterium van Wilson en Jungner heeft betrekking op een kosten-batenanalyse, welke maat zou jij daarbij willen gebruiken, de KEA of QALY (zie paragraaf 20.4.3). Motiveer je antwoord.
Opdracht 12: Niet tevreden Lees paragraaf 20.4.2. • Een cliënt is niet tevreden over de wijze waarop ze door haar huisarts is behandeld. Wat doe je met die mededeling? • Welke rechten heeft de patiënt? • Heeft een patiënt ook plichten? En zo ja, welke?
Opdracht 13 : Waar zit de Thuiszorg? Lees paragraaf 20.4.4. Welk deel van de Thuiszorg vindt plaats in de basislijn en welk deel in de eerste lijn? Motiveer je antwoord.
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
2/8
Opdracht 14: Begrippen Zoek met behulp van het register op wat chronische ziekte, secular trend, crowding- effect, morbiditeit en mortaliteit zijn.
Opdracht 15: Cure of care Lees de paragrafen 16.1 en 20.4.1. • Geef in eigen woorden weer wat verstaan wordt onder de verschuiving van cure naar care. • Wat betekent deze verschuiving voor de hulpverlener? • Hoe verklaar je dat een verlenging van het gezonde leven gepaard gaat met een verlenging van de ongezonde periode? • Welke gevolgen heeft dit fenomeen voor de hulpverlening?
Opdracht 16: Illness en sickness Lees de conclusie van paragraaf 20.4.7 en zoek in paragraaf 14.1 op wat we verstaan onder de begrippen illness, sickness en disease. Hoe kan marktgericht denken de kloof tussen sickness en illness enerzijds en disease anderzijds vergroten?
Opdracht 17: Zorg kopen met bonnen Lees paragraaf 20.4.9. Noem voor- en nadelen van het persoonsgebonden budget. Wat is je conclusie?
Opdracht 18: Twee geloven op een kussen Lees paragraaf 20.5 en bekijk kader 20.10. • Geef in het verslag van het gesprek aan waar en hoe het gesprek beïnvloed wordt door de genoemde verschillen in positie tussen huisarts en hulpverlener. • Stel je voor dat jij de hulpverlener bent en maak een vervolg aan het gesprek. • Geef aan waar het de hulpverlener lukt het rolpatroon te doorbreken. • Geef aan welke knelpunten tussen hulpverlener en huisarts voor jou het belangrijkst zijn. • Welke mogelijkheden zie je op macro-, meso- en microniveau om deze knelpunten uit de weg te ruimen? • Maak een interview met een huisarts of paramedicus naar aanleiding van paragraaf 20.5.
Opdracht 19: Medicalisering • Lees paragraaf 20.6 en geef je eigen mening over de visies van Illich, Foucault, Achterhuis, De Swaan en Fukuyama. • Wat is je conclusie?
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
3/8
Opdracht 20: Potjeslatijn • Probeer de volgende termen met behulp van kader 21.1 zo letterlijk mogelijk te vertalen. - homeopathie - idiopathisch - fytotherapie - gastro-enterologie - antroposofie - acupunctuur - multipele sclerose - in-vitrofertilisatie (IVF) - intramuraal • Zet nu naast de letterlijke vertaling wat in dit boek onder deze term wordt verstaan.
Opdracht 21: Mattheüseffect • Geef in je eigen woorden weer wat onder het mattheüseffect wordt verstaan. • Wat zou jij als hulpverlener kunnen doen om de invloed van dit effect te verminderen?
Opdracht 22: Cosmetische therapie • Lees kader 20.11 en geef je eigen mening over de inhoud. • Wat wordt bedoeld met anhedonische vrouw?
Opdracht 23: Nog een cosmetische therapie Lees paragraaf 20.6 en kader 20.11. • Probeer je voor te stellen dat Illich, Foucault, Achterhuis en De Swaan commentaar hadden moeten leveren op kader 20.11. • Maak een kort verslag van hoe dat commentaar er volgens jou uit had kunnen zien.
hoofdstuk 21 Opdracht 24: Mag dat? Zoek in het boek op wat een niet-universitair opgeleide genezer wel en niet mag in het kader van de Wet BIG uit hoofdstuk 11.
Opdracht 25: Natuurlijk beloop • Wat verstaan we onder natuurlijk beloop van een ziekte? • Hoe komt het dat we tegenwoordig zo weinig kennis hebben van dit natuurlijk beloop? • Noem een ziekte die tegenwoordig te voorkomen of te behandelen is. • Schets het natuurlijk beloop van deze ziekte.
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
4/8
Opdracht 26: Dubbelblind Een familielid is van mening dat een ui op het nachtkastje een probaat middel is bij verkoudheid. Jij wilt wel eens weten of dat echt zo is. Hoe zou je dat onderzoeken? Ga ervan uit dat je 100 verkouden proefpersonen ter beschikking hebt.
Opdracht 27: WB = TGB + NB + WF + EI Ga uit van het onderzoek van Opdracht 28. Geef aan wat in dit geval onder TGB, NB, WF en EI kan worden verstaan.
Opdracht 28: Helpt het? In hoofdstuk 21 staat de stelling ‘misschien werkt alternatieve geneeskunde niet, het helpt wel’. • Wat wordt daarmee bedoeld? • Ben je het eens met de stelling? Motiveer je antwoord.
Opdracht 29: Syfilis Lees paragraaf 21.5.1. Hahnemann gaat uit van verschillende constituties, onder andere syfilis. Zoek op wat onder syfilis wordt verstaan. Wat vind je daarvan?
Opdracht 30: Ervaring • Heb je ooit ervaring gehad met een alternatieve geneeswijze? Zo ja, beschrijf deze kort. • Kun je uit die ervaring conclusies trekken over de werkzaamheid van de therapie?
Opdracht 31: Huismiddeltje • Noem een huismiddeltje dat jij regelmatig toepast. • Wat vind je van het toepassen van zulke volksgeneeskundige principes? Betrek hierbij de begrippen zelfzorg en mantelzorg en het begrip coping uit kader 17.7.
hoofdstuk 22 Opdracht 32: Peer Noem een gezondheidsprobleem waarbij peer education van belang zou kunnen zijn en vertel waarom.
Opdracht 33: Gebrek Geef aan hoe gebrek aan primaire levensbehoeften mensen kwetsbaar maakt voor infectieziekten. Om welke primaire levensbehoeften zou het hierbij gaan?
Opdracht 34: Eigen schuld Lees het rijtje met gedragsziekten in paragraaf 22.3 en geef kritisch commentaar op het aandeel dat het gedrag speelt bij het ontstaan van deze ziekten.
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
5/8
Opdracht 35: Stress • Wat wordt onder stress verstaan? Zie paragraaf 17.4. Is bewezen dat mensen tegenwoordig meer aan stress lijden dan vroeger? • Heeft stress ook positieve kanten?
Opdracht 36: Peer? In de wijk heeft een groep jongeren een hangplek, waar ze veel overlast veroorzaken. Ze hangen rond tot laat in de avond, maken harde muziek, laten overal bierblikjes achter en de buurtbewoners klagen steen en been. Er wordt ook stevig geblowd. Vanuit het buurtnetwerk wil men hier iets aan doen. Aan jou wordt gevraagd het project te coördineren. • Is peer education hier een goed middel? Motiveer je antwoord. • Zo ja, hoe zou je dat opzetten? Zo nee, wat is dan een goede methode?
Opdracht 37: Welke leerstijl? Lees paragraaf 22.2. Welke door Kolb genoemde leerstijl komt het meest overeen met jouw manier van leren met betrekking tot de leerstof?
Opdracht 38: Needed of wanted? • Geef een voorbeeld van een gezondheidsprobleem waarbij sprake is van een needed need en een gezondheidsprobleem waar sprake is van een wanted need. • Geef een voorbeeld uit de reclame waarin een needed need wordt omgezet in een wanted need. • Zijn zulke methoden ook toepasbaar bij GVO? Motiveer je antwoord.
Opdracht 39: Welk model? Lees paragraaf 22.6. Aan welk model voor GVO geef jij de voorkeur. Vanwaar die keuze?
Opdracht 40: Aids Lees kader 22.2. Elke GVO’er kan te maken krijgen met een kloof tussen hemzelf en de doelgroep. Hoe zou jij dat aanpakken?
Opdracht 41: De nog niet bereikten Lees de paragrafen 20.3.2 en 22.6. Waarom spreekt men liever van ‘nog niet bereikten’ in plaats van over ‘moeilijk bereikbaren’?
Opdracht 42: Eigen schuld Prof. Van Andel vindt dat mensen meer verantwoordelijkheid voor hun eigen gezondheid moeten dragen en desnoods meer premie moeten betalen als ze er slechte gewoonten op na houden. Wat vind jij hiervan? Noem voor- en tegenargumenten. Wat is je conclusie?
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
6/8
Opdracht 43: De tuinman en de dood Lees paragraaf 22.10. • Wat zijn de consequenties voor GVO van de concurrerende ziekte en sterfte? • Noem een ziekte die in de vorige eeuw verdwenen is en een ziekte die nog maar enkele decennia geleden ontdekt is.
Opdracht 44: Concurrerende ziekte en sterfte Lees paragraaf 22.10. Speel naar aanleiding hiervan een rollenspel: een student is de staatssecretaris van WVS die op basis hiervan de subsidie voor voedingsvoorlichting wil snoeien. Een andere student verdedigt het project als GVO-consulent. Medestudenten kunnen argumenten aanvoeren tijdens de discussie door achter de stoel van een van beide opponenten te gaan staan. Zodra ze hun hand op de schouder van de spreker leggen, houdt deze zijn mond en kan de medestudent zijn argumenten naar voren brengen. Aan het eind van het debat wordt aan de hand van het aantal studenten dat achter de stoel van de opponenten staat, bepaald wie de discussie gewonnen heeft.
Opdracht 45: Veiligheid Lees paragraaf 22.11.1. Welke conclusies kun je aan de statistieken in deze paragraaf verbinden als het gaat om de veiligheidsvoorlichting aan ouders?
Opdracht 46: Veiligheid Als aan jou gevraagd wordt om op een ouderavond iets te vertellen over veiligheid bij kleuters, welke thema’s zou jij dan aan de orde stellen?
Opdracht 47: Eet smakelijk Schrijf op wat je gisteren gegeten hebt als ontbijt, lunch, avondeten en tussendoortjes. • Controleer met behulp van figuur 22.4 of je maaltijden evenwichtig waren samengesteld. Zo ja, gefeliciteerd. Zo niet, maak dan een plan voor de maaltijden van morgen, waarin je rekening houdt met de voedingswijzer en met smakelijkheid. • Welke belemmeringen zijn er voor studenten om gezond te eten? • Welke mogelijkheden zijn er om verbetering aan te brengen in het eetpatroon van studenten?
Opdracht 48: Volgens de regels der kunst? Lees paragraaf 21.4 en kader 22.7. Is het onderzoek dat de Franse onderzoekers uitvoerden een dubbelblind patiëntcontroleonderzoek zoals besproken in paragraaf 21.4? Motiveer je antwoord.
Opdracht 49: Hamburger Lees kader 22.10. • Is bij hamburgerziekte sprake van voedselvergiftiging of van voedselinfectie? • Waarom kan een hamburger die langdurig verhit is geweest, geen hamburgerziekte veroorzaken? • Is langdurig verhit voedsel altijd veilig? Motiveer je antwoord.
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
7/8
Opdracht 50: Handen wassen Waarom is het bij het hanteren van rauw vlees en gevogelte van meer belang om de handen na het hanteren ervan te wassen dan ervoor?
Opdracht 51: Verslaving? Kun je uitgaande van de DSM-criteria (kader 22.16) stellen dat bij roken sprake is van afhankelijkheid of misbruik van tabak? Motiveer je antwoord.
Opdracht 52: Mechanismen • Noem de mechanismen die een rol spelen bij het ontstaan en de instandhouding van verslavingsgedrag. • Noem de oorzaken voor het feit dat alcoholverslaving zo vaak niet herkend wordt.
Opdracht 53: Afhankelijk of misbruik bij gokken en eten? Lees paragraaf 22.11.5. Gebruik de DSM-criteria (kader 22.16) om vast te stellen of bij overmatig gokken en overmatig eten sprake is van afhankelijkheid en/of misbruik.
Opdracht 54: Wat is dat nu weer? Lees paragraaf 22.11.8. • Zoek via het register de volgende begrippen op: ataxie, dysartrie, convulsies, stupor, aspiratiepneumonie en het syndroom van Korsakov. • Komt het syndroom van Korsakov alleen bij alcoholisme voor?
Opdracht 55: GVO-presentatie • Verzorg in groepjes van maximaal vier studenten een GVO-presentatie, en neem de klas als doelgroep. • Zet de presentatie op volgens de stappen van 22.5. Bij de beoordeling van de presentatie kunnen onderstaande criteria gebruikt worden: • relevantie van het onderwerp • voegt het iets toe? • evenwicht tussen theorie en praktijk • presentatiegedrag • diepgang • taakverdeling • didactische werkvorm(en) • werd de stof beheerst? • timing • lokt het uit tot betrokkenheid van de klas?
Opdrachten bij deel 5 van Medische kennis voor hulpverleners –
8/8