STAGEVERSLAG VPRO Dorst - 10 februari 2015 tot 10 mei 2015 Student: Maud Nass, s1700219 Praktijkbegeleider: Karen van Dijk - Begeleidend docent: Jeroen Smit 28 mei 2015 1. VPRO Dorst als stageplaats Mijn fascinatie voor nieuwe journalistieke vormen bracht me tot een redactiestage VPRO Dorst. Het is het audiovisuele lab van de VPRO, dat is opgericht omdat de regels van de NPO voor het krijgen van zendtijd op televisie zo strikt zijn geworden dat er geen ruimte meer is voor experiment. Door jonge makers de kans te geven om dingen uit te proberen op een online platform heeft de omroep nog steeds een plek waar nieuwe dingen kunnen ontstaan buiten de bestaande kaders om. Jonge makers dienen ideeën in voor audiovisuele producties bij de Dorst-redactie van drie mensen. Deze plannen variëren tussen fictie en non-fictie, serie en documentaire, en tussen radio en video. De redactie bekijkt de plannen kritisch, voorziet ze van feedback, en wanneer er iets interessants bij zit begeleiden zij de makers in het produceren. Daarbij hebben de redactie-leden zelf ook een rol in de productie, en bovendien kiezen zij ook plannen op basis van eigen interesse. Zo heeft redacteur Julie Blussé een passie voor verhalende radio, en daarom begeleidt zij een maker die bezig is met haar eigen podcast, heeft ze een cursus opgezet voor tien enthousiastelingen om verhalende radio te leren maken, en ontwikkelt ze daarnaast haar eigen podcast-serie. Alle producties van Dorst verschijnen op hun website: www.vpro.nl/dorst . Er zit geen duidelijke routine in, maar de redactie streeft naar minimaal tien projecten per jaar. Bovendien proberen ze een paar keer per week updates te delen met hun volgers. Het voornaamste doel van Dorst is een mogelijkheid bieden aan jonge makers om door te stromen binnen de VPRO. Dat is ondergeschikt aan het dienen van een publiek. Uiteraard zijn de experimenten van Dorst interessant om te volgen voor andere jonge makers, en zij vormen dan ook een groot deel van de doelgroep. Door het bekijken van de website van Dorst krijg je slechts een gedeeltelijk beeld van waar Dorst mee bezig is, namelijk alleen resultaten van de projecten waar de makers mee bezig zijn. Tijdens mijn stage is er door de Dorst-redactie zelf achter de schermen veel vergaderd over journalistieke trends en technologische ontwikkelingen die interessant zijn voor media. Na het afronden van twee korte dramaseries Helden en Leila Layla eind 2014, was de prioriteit bij de aanvang van
mijn stage veel meer komen te liggen op projecten voor non-fictie en journalistiek. Ingediende plannen die in die categorie vallen, kregen tijdens mijn stage voorrang. Naast Julie bestaat de redactie uit eindredacteur Karen van Dijk en producent Maik Mirkovic. Tijdens mijn stage-periode liep er ook een productie-stagiair mee, Jordi Vels. Ik heb het idee dat 1
ik sinds het begin volledig mee mag draaien in de dagelijkse routine: het bekijken van nieuwe plannen, het begeleiden van makers, maar ook het opzetten van mijn eigen projecten. Mijn mening over de binnengekomen plannen wordt vanaf de eerste wekelijkse redactievergadering serieus genomen. Daarnaast behoort het bijhouden van social media tot de routine, en ik vond het leuk om ook het nadenken over de verbetering van de communicatie naar onze volgers. Binnen deze stage was er heel erg veel ruimte voor eigen invulling en initiatief, en dat heb ik als heel positief ervaren. Al voor aanvang van de stage was ik geïnteresseerd in het vernieuwingsproces binnen het journalistieke vakgebied: hoe vinden nieuwe, goede ideeën hun weg in het bestaande medialandschap? En specifieker: hoe vind vernieuwing van Dorst een weg binnen de VPRO - die als omroep een voorloper in media innovatie wil zijn? In hoeverre is er ruimte voor reflectie binnen dit proces? Ik ben stage gaan lopen bij Dorst, omdat ik me erg kan identificeren met de originele verhalen die binnen de VPRO gemaakt worden vanuit een kritisch, verdiepend perspectief. In die omgeving wilde ik mijn journalistieke vaardigheden verder ontwikkelen, en in het bijzonder meer ervaring opdoen met interviewen. Daarnaast wilde ik meer inspiratie op doen om de grenzen van de traditionele journalistiek zelf op te zoeken. In de volgende paragraaf zal ik uitleggen hoe de verwachtingen over zowel het opdoen van ervaring als het vinden van inspiratie zijn waargemaakt tijdens mijn stage. 2. Mijn werkzaamheden als stagiair Volgens de vacature had ik de volgende stagewerkzaamheden: (1) Meedenken met de redactie over nieuwe, audiovisuele producties en onderwerpen, (2) Aanwezig zijn bij de brainstorms en zelf breng ideeën inbrengen, (3) Bijhouden van de website, teksten schrijven over lopende producties, content leveren in de vorm van bijvoorbeeld (video)interviews, beheren van de social media, (4) Assisteren van de producer bij productionele taken. Zeker in de eerste helft van de stage is dit vrij letterlijk waar ik me mee bezig heb gehouden. In de tweede helft was er (5) ook ruimte voor een eigen onderzoek binnen de organisatie, die mij de diepgang gaf die ik in deze stage zocht. 2.1 Plannen van jonge makers Gedurende drie maanden heb ik minstens vijftig plannen beoordeeld en besproken tijdens de redactievergaderingen. Daarvan zijn we met een tiental verder gaan praten over de mogelijke uitvoering. Het reflecteren op alle plannen die wekelijks bij Dorst binnenkomen heeft me een goed inzicht gegeven in wat een nieuw concept nou succesvol maakt in potentie. Ten eerste heeft het mijn eigen plannen in perspectief geplaatst: ik ben nu bijvoorbeeld zelf een jaar bezig met een blog over liften door Nederland. Feit dat er bij die vijftig binnengekomen plannen ongeveer 10 plannen bij zaten over fietsen, liften, lopen etc. door Nederland heeft me met mijn voeten op de grond gezet. Er zijn meer mensen met dit idee, en daarom is alleen zo’n 2
concept nog niet goed genoeg voor een succesvolle productie. Wat er nog meer bij komt kijken, wil ik illustreren aan de hand van een aantal voorbeelden. Een voorbeeld van een heel onuitgewerkt plan kwam van het groepje met het idee om een documentaire te maken door „met een tuktuk van India naar Nederland te rijden”, omdat ze “een passie hebben voor mensen en hun beweegredenen”, en door alle mensen op de weg tussen India en Nederland te vragen naar “hun verhalen en levensvragen” willen ze laten zien dat mensen ondanks culturele verschillen ook veel overeenkomsten hebben. Buiten dat er ontzettend veel praktische bezwaren zitten aan het idee om met een tuktuk over bergkammen en door woestijnen te rijden, waarvan dat gedeeltelijk conflictgebieden zijn, met een groep die deels bestaat uit vrouwen, mist dit plan een hele essentiële factor: een persoonlijke, hartstochtelijke motivatie om dit - en geen ander willekeurig - verhaal te maken. Daardoor is er een heleboel niet uit te leggen: waarom kies je bijvoorbeeld voor een tuktuk? En waarom deze route? De willekeur van de keuzes in dit plan gaat nooit resulteren in een verhaal wat de kijkers “aanraakt”, zoals Jeroen Smit zou zeggen. Bovendien gaat een maker tegenslagen niet volhouden als hij niet weet waar hij het voor doet. Buiten dat, wordt het gebrek aan ervaring van de makers duidelijk door het missen van een invalshoek, rode draad of premisse. Maar Dorst bestaat juist voor beginnelingen, en daarom hebben we meer gepassioneerde makers begeleid in het aanscherpen van een plan. Zo zijn er bijvoorbeeld gesprekken gestart met Wisse Beets, een jongen die tijdens zijn kantoorbaan uren doorbracht op GoogleMaps. Volledig gefascineerd door alle data die hij daar vond, benaderde hij ons met een plan om dat tot iets uit te werken. Het plan op zichzelf was een reactie op een oproep die wij hadden gedaan over een reisprogramma door Nederland. Het idee riep - net als het tuktuk-idee - meer vragen bij ons op dan nieuwsgierigheid. Maar door zijn zichtbare fascinatie voor GoogleMaps als medium zijn we hem gaan vragen wat hij zelf zou willen maken, los van dat reisprogramma. Het is namelijk voor de redacteuren van Dorst erg interessant om samen met Wisse te verkennen hoe GoogleMaps als medium boeiend kan zijn. Er kwamen een aantal leuke experimenten uit, en nu is Dorst met hem in gesprek over een animatieserie. Dit voorbeeld komt veel vaker voor: het plan zelf is dan op zichzelf niet interessant, maar de maker wel (door een passie óf de eerdere projecten die we via hun cv’s altijd bekijken). Dat leidt dan tot een verkennend gesprek om te kijken of er nog meer in zit. Andersom laat het plan voor de satirische webserie Bed Bad Brood zien dat het soms weer wél een plan kan zijn die leidt tot
een vervolggesprek (dit plan kwam bij ons binnen voor er in de media en politiek gepraat werd over het recht van ‘Bed, Bad, en Brood’ voor de asielzoekers in Nederland). De initiatiefnemers zagen dat het beladen onderwerp juist satire kan gebruiken om op een schijnbaar luchtige manier harde kritiek te kunnen leveren. De jongens hebben zelf echter nauwelijks ervaring met of kennis over asielzoekers. Maar aangezien hun eerdere producties heel veel creativiteit en potentie lieten zien, hebben we hen gekoppeld aan mensen die hen de kennis kunnen geven om een inhoudelijk sterke webserie te gaan maken voor Dorst. Daar wordt momenteel aan gewerkt. 3
Bovenstaande voorbeelden laten zien dat het van alles kan zijn wat een plan interessant maakt voor Dorst. Toch zijn er tijdens mijn stage van de ruim 50 plannen, maar 10 doorgegaan voor een vervolggesprek, en hebben we uiteindelijk met maximaal 5 echt een samenwerking in gang gezet. Veel plannen misten te veel van de volgende aspecten: urgentie (waarom mag de wereld dit verhaal niet missen?), een vernieuwend aspect (wat maakt dit plan anders dan alle anderen?), persoonlijke drijfveer of motivatie (waarom kunnen we dit niet beter iemand met meer ervaring laten maken?), diepgang (welk thema ligt er achter dit plan?), of simpelweg ervaring (wat we gaan horen/zien?). Natuurlijk heeft geen één plan het allemaal, en Dorst is er juist om de maker daarbij op weg te helpen. Maar er moet wel potentie inzitten om dit allemaal te laten kloppen. Nadat ik al die plannen heb gelezen, concludeer ik dat veel van die potentie ligt in de verhalen die vanuit iemands concrete persoonlijke fascinatie komen. En dat betekent ook concreter dan ‘een passie voor mensen en hun verhalen’. Het confronterende daarvan is dat dat laatste lange tijd mijn eigen mantra is geweest, en nu begrijp ik dat ik tijdens de master al langzaam ben begonnen aan het formuleren van een concreter beeld wélke mensen en wát voor soort verhalen mij dan zo interesseren. Dat komt deels samen in de lift-blog, die ik nu met hernieuwde motivatie kan gaan voortzetten. 2.2 Brainstormen Een leuk voorbeeld van een brainstorm had ik al op mijn eerste stage-dag: we hadden een Oculus Rift - virtual reality bril - te leen om ermee kennis te maken. Na het kijken van videoclips en horror-films door deze bril zijn we vervolgens een paar uur gaan brainstormen: wat betekent deze nieuwe technologie voor de vorm van verhalen vertellen? We begonnen heel praktisch ieder met het opschrijven van alles wat in je opkomt op post-its: wat kun je maken in 360 graden? Doordat met elkaar te bespreken kom je er achter dat je de kijker kan onderdompelen in een onbekende wereld: de wereld door de ogen van een kever, of door de ogen van een gehandicapte op straat, of van een dik persoon op een naakt strand. Als maker kun je bij de kijker de illusie wekken dat hem nu de ‘echte werkelijkheid’ wordt getoond. Bovendien heb je als kijker het idee dat er iets exclusiefs wordt verteld aan jou alleen, omdat je door die bril alleen in de andere wereld wordt geplaatst. Daarnaast heb je als kijker het idee dat de regisseur/cameraman niet bepaalt waar je naar kijkt, want je kunt zelf weten of je naar links, rechts, boven of beneden kijkt. Al deze aspecten openen een ongekend grote hoeveelheid aan nieuwe mogelijkheden om journalistieke verhalen te vertellen. De resultaten van deze brainstorm konden we vervolgens gebruiken in gesprekken met andere afdelingen van de VPRO, waar ook geëxperimenteerd wordt met 360 graden film. 3.3 Beheren website en social media Dagelijks heb ik de website, Facebook en Twitter up-to-date gehouden. Via Google-analytics en Twitter-analytics bestudeerde ik wat voor soort berichten effect hebben, en hoe die effecten vergroot kunnen worden. Zo wordt er veel meer gereageerd op het bericht “Die ene keer dat je de naam van je scharrel was vergeten…” dan op “Kijk hier hoe Johan en Marcel ruzie krijgen over de 4
scharrel van Marcel.” Daarnaast is het voor buitenstaanders op basis van de website niet heel zichtbaar waar Dorst precies mee bezig is, en dus ook niet dat ze eigenlijk veel meer zijn dan een speelplaats voor beginnelingen met veel grapjes en rare filmpjes. Daarom heb ik geprobeerd om meer transparant te zijn, door op Twitter meer updates te plaatsen over bijvoorbeeld brainstorms, journalistieke vragen etc. Voor de website schreef ik twee keer een ‘dinsdag-tip’ (zie bijlage). Naar aanleiding van één van die tips ben ik de internetkunstenaar Rafael Rozendaal gaan interviewen. Dat interview is pas aan het eind van de stage gehouden, en daarom wordt het nog altijd uitgewerkt. Journalistiek gezien is dit interview heel erg interessant: Rozendaal heeft het interactieve, willekeurige, oneindige karakter van het internet zo goed begrepen dat zijn digitale kunstwerken momenteel meer dan 30 miljoen unieke bezoekers per jaar trekken. Ik heb gekeken hoe zo’n ‘internetmens’ media gebruikt, en hoe journalisten zo iemand kunnen bereiken met online producties. Uit het gesprek kon ik concluderen dat er een volledig andere rol voor de journalist interessant is: niet langer een ‘tussenpersoon’ of gatekeeper die bepaald welke informatie belangrijk is om aan het publiek door te geven. Het internet legt alles open en bloot, en geeft het publiek zelf de kans om te zoeken wat ze persoonlijk interessant vinden. Als zij iets fascinerend vinden, delen ze het met hun omgeving. De journalist blijft onmisbaar om context, diepgang en langere verhalen aan die open informatiestroom toe te voegen, maar hij/zij kan het publiek niet langer volledig sturen of verenigen. Ik zeg niet dat de gids-functie van de journalist helemaal is verdwenen. Maar het voordeel aan het verlichten van die ‘gids-druk’, is onder andere dat de journalist meer ruimte heeft om goede content te maken. Ik kan bijvoorbeeld nu al een opkomende, talentvolle muzikant interviewen en het online plaatsen, terwijl de muziek van deze artiest misschien nog helemaal niet populair is bij het publiek. Het interview is dan dus nog niet heel interessant voor lezers. Wanneer mensen de muzikant later ontdekken (ieder voor zich; de een op een festival, de ander via een vriend op Facebook) en de naam van de muzikant googlen, vinden ze mijn interview op een tijdstip dat het hen écht interesseert. Oftewel: de timing is dan perfect. Als ik voor een krant zou werken, die verhalen alleen publiceert wanneer zo veel mogelijk mensen het waarschijnlijk interessant gaan vinden, dan wordt mijn interview alleen gelezen door de mensen die toevallig op dat moment meer over de artiest willen weten. En niet door degene die er al eerder iets over wilden weten, of de artiest pas een half jaar later ontdekken, en ook niet door iedereen die geen abonnement heeft op de krant. 2.4 Assisteren bij productie Voor meerdere producties heb ik Maik en Jordi geholpen bij het produceren van video. Aan het einde van de drie maanden kregen Jordi en ik samen de eindverantwoordelijkheid voor het produceren van het jubileumfilmpje van Dorst. Met de hele redactie hebben we gebrainstormd voor mogelijkheden van een video ter ere van het vijfjarig bestaan van Dorst aanstaande juni. Vervolgens zijn Jordi en ik die ideeën verder gaan uitwerken. Ik heb samen met een script-schrijver het script in elkaar gezet, zodat Jordi samen met een regisseur en cameraman de 5
concrete productie kon doen. Tijdens dit proces was de scriptschrijfster niet goed bereikbaar, en de regisseur was erg eigenwijs, maar Jordi en ik zijn zo goed mogelijk met elkaar blijven communiceren over de ontwikkelingen, en ons idee is uiteindelijk heel goed in beeld gebracht. De video is pas in juni met de verjaardag van Dorst te zien. Ik vond het fijn om ervaring op te doen om een grof idee om te zetten in een daadwerkelijke productie. Het is echter duidelijk dat ik dit filmpje duidelijk voor anderen maakte: Jordi en ik kregen het opdracht om ideeën van de redactie om te zetten in een filmpje. Ik werkte dus niet echt vanuit mijn eigen enthousiasme of plan, maar het was meer mijn best doen om Karen, Julie en Maik tevreden te krijgen over ‘hun jubileum’-productie. Ik heb gemerkt dat het ontbreken van een persoonlijke drijfveer voor een project - in combinatie met 10 andere projecten waarvoor hetzelfde gold - ervoor zorgt dat het me veel meer (of teveel) energie kost, het minder vanzelf gaat, en ik er ook minder passie in kan steken. Tijdens deze stage was dit een erg waardevol besef: dat ik overduidelijk veel energie en plezier haal uit initiatieven waar - in elk geval deels - mijn eigen motivatie in zit. Wanneer ik voornamelijk voor anderen werk - hoe creatief en spannend de onderwerpen ook mogen zijn dan sta ik ‘s ochtend simpelweg veel minder vrolijk en gemakkelijk op. 2.5 Onderzoek naar vernieuwing binnen de VPRO Voor aanvang van mijn stage was er sprake van het idee dat ik mee zou gaan denken over een programma dat valt binnen constructive journalism - interessant omdat ik hier mijn scriptie over schrijf. Het is een manier van journalistieke verhalen vertellen waarin twee zaken niet zwart-wit tegenover elkaar worden gezet, maar er ruimte is voor nuance en het grijze gebied. Bovendien wordt er een begin gemaakt aan het nadenken over een oplossing van conflicten die in de verhalen spelen. Karen van Dijk was met een aantal makers bezig om dit in een programma voor televisie te ontwikkelen. Het probleem is dat er tegenwoordig ontzettend hoge eisen aan een productie gesteld worden door de NPO voor er zendtijd wordt vrijgemaakt. Dit plan kwam niet door die strenge selectie, en daarom bleek in mijn eerste week dat dit programma niet gemaakt ging worden. Vanwege de grote opzet en begroting werd het ook niet voor het web gemaakt. Toch voelde ik naar een week of zes de drang om meer de diepte in te gaan bij deze stage, naast meedenken met plannen van anderen en het bijhouden van de website en social media. Zoals eerder beschreven was er naast die taken redelijk veel ruimte voor eigen inbreng. Ik heb een stap achteruit gezet om naar de rol, functie en doelen van Dorst te kijken en om te zien hoe die worden nageleefd. Ik begrijp dat ik ‘maar’ stagiair was, maar ik ben ook een hoogopgeleid persoon die drie maanden mee loopt in de organisatie. De drie vaste redactie-leden zitten middenin en bovenop de praktische productie van hun platform, en het idee was dat door terug te koppelen wat ik zie ik hen misschien een beetje kon helpen, en daarmee eerlijk gezegd ook mezelf het gevoel geven dat we allebei iets hadden aan deze korte stage. Om mijn interesse naar journalistieke verandering een uitingsvorm te geven, heb ik een onderzoekje opgestart over vernieuwing binnen de omroep. Ik ben met een tiental VPRO’ers 6
gaan praten over de verwachtingen over en ervaringen met Dorst, om te bestuderen hoe Dorst als redactie in de omroep staat en vervolgens ook om indruk te krijgen van hoe vernieuwing binnen de VPRO werkt. Het initiatief pakte heel goed uit, omdat iedereen die ik aansprak enthousiast was om met me in gesprek te gaan. Ook werd ik vrijwel direct doorverwezen naar de directie: „Ik ben benieuwd hoe Lennart hier over denkt! Ga ook naar hem toe hiermee!” Het was ontzettend interessant én leuk om een inspirerende organisatie zo open te mogen bevragen, en ik geloof dat het mijn stage de diepgang heeft gegeven die ik zocht. Al snel bleek dat Dorst als afdeling helemaal niet zo zichtbaar is binnen de omroep, terwijl ze het jonge talent veel meer kansen kunnen bieden in doorstroming als ze zelf ook middenin de organisatie staan. Dit is overigens ook helemaal niet gemakkelijk in een omroep met een relatief gesloten redactie-cultuur. Talentvolle makers krijgen de kans en ruimte om hun eigen grote verhalen te maken, maar iedereen is daardoor ook behoorlijk op zichzelf gericht. Daardoor moet Dorst zelf actief aan de slag om een centrale positie binnen de omroep te verkrijgen. Een andere belemmering die ik observeer, is de kloof tussen twee generaties makers. Enerzijds sprak ik met de ‘oude’ generatie makers, die al decennia bij de VPRO werken, ontzettend veel ervaring hebben, en hun hart hebben verknocht aan die ‘goeie ouwe’ maatschappijkritische ‘eigenzinnige’ daadkracht (waarmee ze eind jaren 80 de puntjes tussen V.P.R.O uithaalden en met de omroep een andere richting insloegen). Anderzijds zie ik een hele andere - meer dynamische en pragmatische - mentaliteit bij de jonge generatie talentvolle makers, die de VPRO in de nabije toekomst moeten gaan runnen, maar vanwege de onzekerheid door korte contracten hun hart en dromen vooral buiten de omroep neerleggen. Maar daarmee komt het voortbestaan van de ‘eigenzinnige’ omroep in gevaar. In de gesprekken zegt de oudere generatie de nieuwelingen vooral als te veel op zichzelf, en te weinig op de maatschappij gericht. Bovendien zijn ze te braaf en zoeken ze zo min mogelijk de actualiteit op. Het verslag van dit onderzoek plaat ik in de bijlage, en over dit onderwerp ga ik ook mijn essay schrijven. Wat me opvalt in deze organisatie is dat er onder de hoge werkdruk binnen de VPRO - of zelfs in het algemeen binnen de journalistiek - veel meer ruimte zou kunnen zijn voor reflectie. En dat vind ik zonde, want ik zag het grote voordeel in de gesprekken voor het onderzoekn: ik kon juist een heel veel deuren kon openen voor Dorst. Door het niet te doen loop je een hoop bruikbare informatie over je eigen werkzaamheden mis. Simpelweg af en toe eens naar andere toe stappen om te vragen hoe zij het vinden gaan, levert je een hoop praktische adviezen op die je zelf niet met zekerheid kan vaststellen. Samen kunnen we gemakkelijker bergen verzetten?! 3. De begeleiding De begeleiding door Karen verliep erg soepel. We hielden ongeveer om de week een gesprek om tussendoor te evalueren hoe de stage ging, en of ik me nog bezig was met de dingen die ons beide het meest leerzaam leken. Vanuit de opleiding kreeg ik pas in de zesde week van mijn stage een docentbegeleider toegewezen. Voordat het zover was, heb ik Sanna er letterlijk zes keer over gemaild, twintig keer 7
proberen te bellen (ik heb het geturfd) én een open sollicitatie naar alle docenten moeten sturen voor besloten werd dat Jeroen mij ging begeleiden. Ook Karen vernam pas in de zesde week iets van de opleiding, wat niet heel professioneel is overgekomen. Jeroen heeft me de begeleiding gegeven die ik nodig had: hij gaf me een duwtje in de richting van het opzetten van het onderzoek binnen de omroep. Bovendien vond ik het heel prettig dat hij tijdens het kennismakingsgesprek (halverwege maart) de lijnen heel strak kwam uitzetten, en ik geloof dat mijn stage daarna veel prettiger verliep. Door de onzekerheid van de eerste weken zat ik duidelijk veel minder lekker op mijn plek. Ook tijdens het eindgesprek heeft hij zo doorgevraagd over mijn ervaringen en indrukken dat ik nu veel beter begrijp waar ik mijn essay over wil schrijven. In contrast met enkele VPRO’ers, respecteer ik het erg dat hij zo open blijft staan voor de mentaliteit van de jongere generatie, en dat ik merk dat hij gewoon vragen blijft stellen totdat hij het enigzins kan plaatsen. 4. Evaluatie 4.1 VPRO Dorst Ik heb tijdens deze stage inzicht ontwikkeld in de manier waarop ik het journalistieke vakgebied zou willen betreden. Op het begin van de stage moest ik erg aftasten wat nou mijn positie was als stagiair, en toen ik me daar naar ging gedragen merkte ik ook dat men je bij de koffie-automaat nauwelijks ziet staan. Maar langzamerhand kreeg ik een beeld van wat ik nou precies kwam doen bij Dorst: verkennen hoe er verhalen gemaakt kunnen worden waarbij de luisteraar tot het eind vast gehouden kan worden, en uitzoeken hoe verhalen op het internet een aantrekkelijke vorm hebben. Ik heb daarbij een grote ontwikkeling doorgemaakt in mijn idee over de rol die ik daarin zou willen vervullen. Halverwege mijn stage heb ik gezegd dat het werk op de redactie van Dorst mijn droombaan zou zijn: het begeleiden van initiatieven die zoeken naar journalistieke vernieuwing vond ik geweldig. Het besef dat er uberhaubt actief naar nieuwe vormen wordt gezocht vond ik al zo geweldig, dat ik daar maar wat graag deel van zou worden. Na afloop van de stage weet ik dat ik niet hoofdzakelijk anderen wil gaan begeleiden in het vertellen van hun verhalen, maar dat ik eerst mezelf wil ontwikkelen als maker. Door op vijftig plannen te reflecteren, heb ik genoeg zelfvertrouwen verzameld om te durven zeggen dat ik zelf ook actief aan de slag kan en wil gaan om te bekijken hoe ik zelf journalistieke verhalen wil gaan vertellen. Bovendien merk ik dat me dat veel meer energie en plezier oplevert! Daarnaast heb ik tijdens deze stage ervaring opgedaan in een aantal praktische vaardigheden: Indesign, Photoshop, beheer van social media, het beheer van een CMS website, het beoordelen van plannen van jonge makers, het geven van opbouwende feedback, het begeleiden van een jonge maker in het produceren van een plan, research en interviewen voor een webserie, het initiëren en maken van een eigen video productie, het bedenken en produceren van radio verhalen, het opzetten van een reflecterend onderzoek.
8
Wat betreft de doelen uit mijn stage plan heb ik naast de bovenstaande journalistieke routine, ervaring opgedaan met interviewen voor het onderzoek van de webserie, en veel uitgebreider voor het onderzoek binnen de VPRO. Daarnaast heb ik geëxperimenteerd met interview voorbereiding door een maand mee te doen met een project van een kunstenaar, zodat we daarna wellicht een andere verhouding zouden hebben. Liever had ik meer geïnterviewd, maar dat zat er bij de rol van stagiair bij Dorst gewoon niet in. Ik heb kansen voor mezelf gecreëerd met het onderzoek en de kunstenaar, en binnen de omstandigheden ben ik daar tevreden over. Hoewel ik in het stage-plan al aan kon geven wat mijn valkuil is, ben ik meerdere keren te ver gegaan door mezelf in mijn enthousiasme voorbij te rennen. Deze onderwerpen van Dorst gaan me aan het hart, en op zo’n moment zeg ik eigenlijk nooit ‘nee’ en trek ik alles naar me toe. Een paar keer werd dit net te veel, en ik heb het proberen te verminderen door minder dingen naast de stage te doen, zoals werken in een restaurant, en het schrijven van een scriptie. 4.2 Aansluiting opleiding In de master hebben we zo vaak onder grote druk iets moeten maken, dat ik de stage redelijk vol zelfvertrouwen kon beginnen. Ik vond de druk op de redactie zeker niet hoger dan op de opleiding, en daardoor concludeer ik dat ik de aansluiting heel goed vind qua werkdruk. Daarnaast geloof ik dat de opleiding heel goed aansluit op de traditionele beroepspraktijk, maar veel minder op de nieuwe vormen van journalistiek. Met het oog op de digitalisering van media zorgt dat voor een groot gat tussen de opleiding en de kansen voor de student om de toekomstige media vorm te gaan geven. Begrijp me niet verkeerd, ik heb ontzettend veel respect en waardering voor de manier waarop journalisten in het verleden hun vak hebben uitgeoefend, en daarmee stuk voor stuk hun steentje hebben bijgedragen aan de geweldige mogelijkheden die ik nu als aankomend journalist heb. Ik ben dankbaar dat er een aantal daarvan hun kennis en ervaring met mij willen delen tijdens de opleiding, want op deze manier hebben ze ons een hele degelijke journalistieke basis bijgebracht. Dat vind ik fantastisch aan de opleiding. Maar wat ik gemist heb, zijn discussies over de toekomst van media en reflectie op de huidige vorm van de journalistiek. Dan praat ik nog niet eens over praktische vaardigheden voor online journalistiek, die kan een gemotiveerde student zelf nog wel gaan ontwikkelen. Alle tekenen geven aan dat het papier van de krant en de zendtijd op televisie niet de plekken zijn waar ik in de toekomst mijn verhalen kwijt kan. Dan moet daar toch tenminste over gediscussieerd worden? Het lijkt me van groot belang dat studenten na de opleiding er in elk geval over na hebben gedacht hoe zij zich tot die veranderingen willen verhouden? Er hoeft heus geen extra vak voor opgericht te worden, een uurtje per week na de lunch-pauze is al een start. Als aanbeveling zou ik zeggen dat de digitale toekomst van de journalistiek meer betrokken kan
worden in de gesprekken tijdens opleiding. Het is aardig dat traditionele journalistieke organisaties ontzettend blij zijn met onze afgestudeerden, maar het zou natuurlijk nog veel 9
uitdagender zijn als ook de nieuwe initiatieven graag met de opleiding samenwerken. Als mijn studiegenoten daar de dienst uit gaan maken, zal dat ook betekenen dat de opleiding meer gaat aansluiten op dat gedeelte van het werkveld. Daarvoor vind ik het vak ‘Ondernemende journalistiek’ ook al een hele goede start! Ik zou er zelfs meer prioriteit bij leggen. Wellicht is het zelfs slim om dit vak eerder in het jaar te geven, zodat het denken daarover al eerder in gang wordt gezet. 4.3 Scriptie Mijn scriptie heeft een grote invloed gehad op mijn functioneren in de eerste weken. Bij aanvang van de stage had ik een ‚voorlopige toestemming’ van Sanna om te beginnen, aangezien ik nog geen volledige goedkeuring had gekregen voor mijn scriptie van Ilja. Onder de voorwaarde dat ik tijdens mijn stage niet helemaal zou stoppen met mijn scriptie, mocht ik starten. In de tweede week van de stage heb ik een vrij definitieve versie ingeleverd van mijn theoretisch kader, en Ilja gaf aan dat het de goede kant op ging. Het vervelende was dat ik Sanna niet kon bereiken in die tijd, waardoor ik geen idee had of dit nou voldoende was voor een definitieve toestemming. Er was ook geen begeleider aangewezen waar ik me tot kon wenden. Daarom ben ik - naast het werk in een restaurant - in de weekenden nog door proberen te gaan met mijn scriptie, om te voorkomen dat de stage alsnog niet zou gelden. Dat heeft voor heel veel onrust en een te grote werkdruk gezorgd. Als aanbeveling zou ik dan ook suggereren om er over na te denken om het scriptie-vak anders in
te delen: veel van ons worstelen ontzettend om zonder contacturen en deadlines een scriptie in elkaar te zetten. Daardoor stellen we het schrijven ervan uit tot het laatste moment voor een stage begint. Dat levert een hoop onnodige stress op, en bovendien is het nadat we hebben geproefd van het vak tijdens de stage belemmerend om terug naar de scriptie te moeten. Ik begrijp dat jullie aan de accreditatie-commissie moeten uitleggen dat er binnen het laatste half jaar een scriptie én een stage gedaan wordt, en dat daarom de officiële planning van de opleiding niet overeenkomt met het studieverloop van één van mijn studiegenoten. Dat is niet erg, maar geef ons in elk geval meer sturing voor die scriptie in de vorm van een werkgroep of vaste deadlines, zodat dat laatste half jaar niet uitloopt op één of zelfs twee jaar… 5. Conclusie Voor aanvang aan deze stage wilde ik minimaal een goede ondersteuning zijn voor de redactie, en minimaal volwaardig meedraaien. Ik ben de redactie van Dorst erg dankbaar dat zij mij de ruimte hebben gegeven om me in drie maanden te ontwikkelen als een volwaardig redactielid, en daar voorbij: ik ga met een hele sterke motivatie het werkveld in om zelf te gaan zoeken naar niet-traditionele manieren om journalistieke verhalen te vertellen, die beter passen bij het internet. Daarvoor gebruik ik mijn kennis uit het reflecteren van de vele plannen van andere makers: mijn verhalen hebben urgentie, diepgang en een onderscheidende invalshoek nodig, en daarbij mag ik me volledig laten leiden door mijn eigen fascinaties. Zo heb ik tijdens de
10
workshop voor verhalende radio van Dorst, waar ik via mijn stage ben ingerold, gemerkt dat ik ook erg geïnteresseerd ben in het ontdekken van radio - of beter podcast - als vertelvorm. Mede door het lezen over, en het ‘meetwitteren’ en spreken met de internetkunstenaar Rafael Rozendaal heb ik het internet als medium kunnen bestuderen: het oneindige, interactieve, en willekeurige karakter kun je als verhalenverteller gebruiken, maar mag je het in elk geval niet negeren. Ten slotte heeft het interne onderzoek bij de VPRO me doen beseffen dat er een ontzettend grote bron van kennis zit bij de oudere generaties journalisten, maar dat die kennis niet vanzelf naar me toe komt zoals in de opleiding. Ik wil een manier zoeken om het gesprek met hen te openen, omdat ik me besef dat het initiatief grotendeels bij mij ligt. Hierover wil ik in mijn essay nog verder op ingaan. 6. Bijlagen 6.1 Twee dorstige dinsdag-tips die ik schreef: http://www.vpro.nl/dorst/items/februari-2015/dinsdag-tip-kostbare-tijd.html http://www.vpro.nl/dorst/items/maart-2015/dinsdagtip-rrfood.html 6.2 Twitter-account die ik bijhield: https://twitter.com/maudheeftdorst 6.3 Onderzoeksverslag: Vernieuwing binnen de VPRO door de ogen van de redactie-stagiair: “Televisie maken is iets voor grote makers geworden. Experimenten tijdens zendtijd komen er bij de NPO niet meer door, en initiatieven zoals Waskracht, Picabia, en Nachtpodium krijgen geen navolging,” zegt Stan van Engelen. Om een plek te creëren waar makers zich kunnen ontwikkelen, richtte VPRO Dorst zich drie jaar geleden onder zijn begeleiding volledig op experimenten met audiovisuele producties. “Ik wilde een plek waar dogma’s kunnen worden losgelaten, en waar vrij gedacht kan worden, zodat er af en toe iets uitkomt wat buiten de kaders om is bedacht,” aldus Stan. De redactieleden van Dorst hebben een groot netwerk van jonge makers om zich heen verzameld, en ze zijn voortdurend bezig om nieuwe groepen aan te spreken. Op dit moment begeleidt het redactietrio in totaal zestien (groot en kleinschalige) projecten, waaronder drie nonfictie series, twee podcastseries, een animatieserie en een workshop voor verhalende radio. Na de kennismaking met Dorst is het de bedoeling dat talentvolle makers een kans krijgen om door te stromen binnen de VPRO. Dorst is een mogelijk startpunt om te leren van de wijsheid en ervaring van de VPRO: het is dus geen doel op zich, VPRO is het doel. Er valt volgens Stan nog verbetering te behalen in het proces van doorstroming: “Maar weinig van die talenten kunnen zo’n grote sprong maken als Daan Windhorst en Ivo van Aart.” Zij maakten na hun webserie Zes Dates voor Dorst meteen de stap naar de dramaserie Suspicious
Minds op televisie. Andere interessante jonge makers zouden bijvoorbeeld eerst een paar maanden bij een VPROredactie mee kunnen kijken, suggereert Stan. 11
Als ‘leren van de kennis en ervaring binnen de VPRO’ het doel is voor de jonge makers, is het belangrijk dat Dorst midden in de omroep staat. Uit gesprekken die ik met verscheidene VPRO’ers had, blijkt echter dat Dorst daarvoor nog zichtbaarder zou kunnen zijn. De meesten weten niet of nauwelijks waarvoor ze Dorst zouden kunnen benaderen, of waar de redactie mee bezig is naast de projecten waarin ze direct samenwerken met Dorst. Áls ze al samenwerken. Deze gesprekken over Dorst raken een groter thema aan: de vrij gesloten redactiecultuur binnen de VPRO. Binnen de omroep hebben gepassioneerde makers altijd de kans gekregen om hun eigen grote verhalen te maken, maar dat zorgt er ook voor dat iedereen behoorlijk op zichzelf werkt. Dat is volgens Hans Simonse tegelijkertijd de kracht en de zwakte van de VPRO. Er worden goede producties gemaakt, maar in de interne communicatie valt nog winst te behalen. Lennart van der Meulen ziet hoe veel mensen elke ochtend van de ingang van het gebouw standaard de kortste weg nemen naar hun werkplek. Weinig mensen lopen eens een blokje om om te kijken wat er in het gebouw nog meer gebeurt. En er heeft nooit eerder iemand van Dorst tegenover hem gezeten. En dat is ook niet gek geeft Lennart toe: “Want als je niet blijft produceren wordt je daarop afgerekend.” De hoge werkdruk bij Nooit Meer Slape n zorgt er bijvoorbeeld bij Lotje IJzermans voor dat er weinig ruimte is om om zich heen te kijken. Ze legt uit dat er naast het produceren van twee uur radio voor vier werkdagen
weinig tijd is om zelf na te denken over een eventuele experimenten. Maar ze is heel enthousiast dat ik haar over Dorst kom vertellen, en nodigt ons uit om met ideeën naar haar toe te komen. Tijdens de zomer cq. de komkommertijd zou er eventueel ruimte zijn voor een jonge maker om iets te maken voor NMS. Joost de Wolf gelooft wel dat de cultuur binnen de omroep al veel opener is dan voorheen. “Er zijn misschien iets meer boekenkasten geplaatst tussen de redacties, maar ik heb het idee dat sinds een aantal jaar de rolluiken tussen de afdelingen een stukje omhoog zijn gegaan.” Mensen lopen gemakkelijker bij elkaar binnen, en Joost denkt dat de komst van Stan als eindredacteur daarbij voor hem zeker geholpen heeft. Stan wees Joost bijvoorbeeld op Zes Dates , dat hij zelf nooit zomaar zou hebben gevonden, en dat liep uit op de productie van Suspicious Minds .
Als Dorst meer midden in de omroep wil staan, bevestigen de voorbeelden van Lotje en Joost dat het initiatief bij hen zelf ligt: de redacties gaan niet uit eigen beweging bij Dorst aankloppen, maar wanneer iets interessants wordt aangeraden staan ze open voor samenwerking. Daar heeft Dorst al een begin in gemaakt, want Hans Simonse leest bijvoorbeeld mee met een script voor een webserie die raakvlakken heeft met de Hokjesman. Maar volgens mijn gesprekspartners zou Dorst dat nog kunnen verbeteren door zichzelf zichtbaarder in de omroep te plaatsen. Geertjan Bogaerts laat duidelijk blijken dat hij graag meer van Dorst zou willen zien: hij komt met de praktische suggestie om af en toe een bericht in de Villa Foyer of de nieuwsbrief te plaatsen. Hier lijken alle gesprekspartners zich bij aan te sluiten. Letterlijk gezien maakt de locatie van de redactie hen ontoegankelijk. Voor een bezoek aan de vorige positie in het hoekje bij 3voor12 moest je een bewuste omweg maken, en de huidige plek in de oude kantine is zelfs nog verder afgelegen. Hans Simonse suggereert: ‘Jullie zouden eigenlijk midden in het gebouw moeten zitten, aan de lange trap, zodat iedereen over jullie heen valt, en er niet aan ontkomt om jullie te zien en spreken.’ Naast deze praktische adviezen blijft het een opgave om een centrale factor te zijn in een omroep vol redelijk gescheiden redacties. Dorst probeert bovendien twee verschillende generaties aan elkaar te verbinden: enerzijds een oudere generatie VPRO’ers, die de beslissingen maakt binnen de omroep. Hun ervaring maakt hen rijker, maar het legt hen ook vast in bepaalde patronen waardoor ze zich minder gemakkelijk iets nieuws
12
laten vertellen. Lotje IJzermans komt niet naar Dorst, want “ze loopt ook niet naar de slaapkamer van haar tienerdochter om om advies te vragen.” Anderzijds werkt Dorst met een nieuwe generatie dynamische makers, die nog veel te leren hebben, vanuit pragmatisch oogpunt uitdagingen naar zich toe trekken, en tegelijkertijd moeten zij de VPRO in de toekomst gaan vormgeven. Joost de Wolf werkt veel samen met jonge makers, en laat zich inspireren: “Daan en Ivo lieten bijvoorbeeld twee bijpersonages uit Suspicious Minds de hoofdrol spelen in een volgende serie Leila Layla voor Dorst. Daar konden ze op social media naar verwijzen om kijkers te trekken. Zulke handigheden heb ik bij makers van mijn leeftijd nog niet gezien.”
Lennart van der Meulen vindt de nieuwe generatie behoorlijk braaf: “wij renden op jullie leeftijd naakt door de bossen, en dat zie ik jullie niet doen.” Bovendien ziet hij de jonge makers veel op zichzelf zijn gefocust, en te weinig op de grotere, maatschappelijke thema’s. Geertjan Bogaerts bevestigt dat het gekker kan wat Dorst doet, en Hans Simonse is misschien nog wel het stelligst: de jonge generatie kan de omroep wakker houden door te provoceren, en dat gebeurt nu niet. Ik zou in de verdediging kunnen schieten door uit te leggen dat mijn generatie weinig taboes te doorbreken heeft: er ligt voor ons weinig uitdaging meer in het uittrekken van kleren of doen van Hitlergroeten zoals bij Waskracht. Maar ik geloof ook dat het hen niet per se gaat om die naaktheid: het gaat ook om het inspelen op de actualiteit en op het publieke debat waardoor mensen zich geprikkeld voelen om te reageren op Dorst. Met Hans Simonse praat ik door over het belang van het aantrekken en vasthouden van jonge mensen binnen de omroep: zijn generatie is in de jaren tachtig aangenomen met vast contract, maar voor hen komt er op een gegeven moment een pensioen in zicht. Voor het voortbestaan van de omroep is het van groot belang dat jonge makers zich met enthousiasme binden aan de VPRO. Julia Kramer is zo’n enthousiaste nieuwkomer, die bijna een jaar werkzaam is bij NPODoc. Zij legt me uit dat veel leeftijdsgenoten in een onzekere posities zitten door de tijdelijke contracten. Dat motiveert gewoonweg niet om verder vooruit te kijken dan de lengte van het contract, vaak maar drie maanden. Hierdoor zijn ze vanzelfsprekend meer op hun eigen doelen gefocust dan verbonden met de geest van de omroep. Voor Lennart van der Meulen ligt er een grote prioriteit bij het creëren van een degelijke productiebasis met hoge kwaliteit, waarin de grote talenten die het verschil gaan maken een mogelijkheid zien om tot bloei te komen. “Mensen die een groot verhaal willen vertellen komen er wel mee. Hier of ergens anders. Als we allemaal ons werk goed doen, komt er vanzelf een keer een Tim den Besten boven drijven die de boel wakker schudt.” Door de strenge regels van de NPO lijkt televisie maken iets te worden voor een oudere generatie makers. De regels waaraan een productie volgens de NPO moet voldoen, maken zendtijd voor een jonge maker minder interessant. Zij willen de vrijheid om te experimenteren hoe ze de grote verhalen met klassieke thema’s in de taal van hun generatie kunnen vertellen, en daarvoor is internet een ideaal medium. Dat maakt VPRO Dorst zo’n interessante plek: er is ruimte voor een jonge gepassioneerde maker. Het grote aantal plannen dat bij Dorst binnenstroomt, bevestigt dat de makers die kans zien. Als de VPRO een nieuwe generatie makersharten wil veroveren om geen karakterloos productiehuis te worden, dan moet er prioriteit liggen bij de doorstroming van en band met die jonge makers. Want Lennart van der Meulen heeft een punt: wanneer (jonge) makers geen uitdaging zien om zich aan de VPRO te binden, dan gaan ze hun verhalen ergens anders vertellen.
13