Agenda 23 juni 2015
Voorbespreking Tijd 19.30 - 20.45 uur
19.30 - 20.45 uur
Onderwerp/bedoeling Kamer bespreking Inkomenseffectrapportage Raadzaal en scenarioanalyse (sociaal domein) Beeldvorming Commissiekamer Omgevingsvisie Kromme Rijnstreek, vervolg van 26 mei Beeldvorming
Gespreksleider Verslag Jan Bloemheuvel
Ja
Hans Smudde
Nee
20.45 - 21.00 uur Pauze
Raadsvergadering 1. 2. 3. 4. 5.
Opening 21.00 uur Vaststelling van de agenda Spreekrecht Onderzoek geloofsbrief van de heer F. van Lynden van Sandenburg (VVD) Afleggen eed/verklaring of belofte door de heer F. van Lynden van Sandenburg
Podium 6. Rechten van raadsleden (vragen, moties en dergelijke) 7. Informatie van de portefeuillehouder
21.45 uur
Besluitvorming 8. Verordening Minimabeleid 9. Grenscorrectie tussen de gemeente Wijk bij Duurstede en de gemeente Utrechtse Heuvelrug m.b.t. de Gravenbol 10. Wijziging gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) 11. Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede 12. Verslag vergaderingen gemeenteraad 19 en 26 mei 2015 13. Sluiting
22.15 uur
22.30 uur
Wijk bij Duurstede, 10 juni 2015
Betreft: Avond van de raad 23 juni 2015
aan de leden van de raad, de steunfractieleden en de collegeleden
behandeld door: ons kenmerk: afschrift aan: aantal bijlagen:
Geachte heer/mevrouw, Hierbij treft u de stukken aan voor de Avond van de raad op dinsdag 23 juni 2015.
Graag nodig ik u uit om bij de Avond van de Raad aanwezig te zijn.
Met vriendelijke groet,
Tjapko Poppens voorzitter gemeenteraad
gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres: Postbus 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e:
[email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl
Anja van Wees Grif/20150610 verzendlijst raad 1
Wijk bij Duurstede, 11 juni 2015 betreft: voorbespreking 23 juni 2015 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Inkomenseffectrapportage en scenarioanalyse (sociaal domein)
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Beeldvorming Toelichting In het ‘Plan van Aanpak Monitor sociaal domein’ van februari 2015, heeft het college aangeven beleid te willen ontwikkelen ten aanzien van: • Een maatwerkregeling inkomenssteun chronisch zieken en gehandicapten. Deze maatwerkregeling compenseert deels de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling specifieke zorgkosten en de Compensatie Eigen Risico (CER). • Verschillende alternatieven ten aanzien van de eigen bijdrage. Wijk bij Duurstede heeft verschillende mogelijkheden om maatwerkvoorzieningen toe te kennen en een eigen bijdrage te heffen. De verschillende keuzes hebben echter consequenties voor inwoners en gemeente. Dat wil het college zorgvuldig in beeld brengen voordat een keuze wordt gemaakt. Via een ‘Inkomenseffectrapportage en scenarioanalyse’ worden beleidsalternatieven verkend en worden de effecten op het inkomen van (diverse groepen) inwoners en voor de gemeente Wijk bij Duurstede inzichtelijk. In de voorliggende rapportage worden het gebruik, het bereik onder doelgroepen en de inkomenseffecten geschetst van een aantal scenario’s en maatwerkregelingen. Tijdens de voorbespreking wordt de ‘Inkomenseffectrapportage en scenarioanalyse’ gepresenteerd. Doel van de presentatie is om helder te krijgen of de Raad met deze informatie in een latere fase een discussie kan voeren over keuzes m.b.t. maatwerkvoorzieningen en eigen bijdrage. Het gaat nu nog niet om het voeren van een discussie over de eigen bijdrage. Voor deze voorbespreking worden de leden van de WMO adviesraad en de Cliëntenraad WWB uitgenodigd om deze voorbespreking bij te wonen en eventuele vragen van uw kant te beantwoorden. Verder wordt een korte schets gegeven van het vervolgtraject na deze voorbespreking (in samenspraak met de WMO Adviesraad en de Cliëntenraad WWB wordt een Plan van Aanpak opgesteld voor het vervolgtraject).
1
Wijze van behandelen Beeldvorming: - toelichting door portefeuillehouder Jan Burger en presentatie door de heer Bert van Putten, die namens KWIZ de rapportage en analyse heeft uitgevoerd - bestuurlijke vragen aan de portefeuillehouder Jan Burger/leden van de WMO adviesraad of de leden van de Cliëntenraad WWB - reactie portefeuillehouder - afronding met doorkijk naar vervolgtraject
Mee te sturen digitale stukken bij het behandelmemo - Inkomenseffectrapportage en scenarioanalyse - memo van het college aan de raad Ter inzage liggende stukken B&W-rapport Portefeuillehouders: Jan Burger/Wil Kosterman Technische vragen bij de heer Alwin Schortinghuis:
[email protected] c.c. de griffie en in cc aan griffie
2
Wijk bij Duurstede,
woensdag 17 juni 2015
Betreft: Inkomenseffectrapportage en scenarioanalyse
Memo Van: College van B&W Aan: de leden van de gemeenteraad behandeld door toestelnummer
Alwin Schortinghuis 95573
Geachte leden van de gemeenteraad, In het ‘Plan van Aanpak Monitor sociaal domein’ van februari 2015, hebben wij aangeven beleid te willen ontwikkelen ten aanzien van maatwerkregelingen en eigen bijdragen. Wijk bij Duurstede heeft verschillende mogelijkheden om maatwerkvoorzieningen te realiseren en een eigen bijdrage te heffen. Deze hebben consequenties voor inwoners en gemeente, die wij zorgvuldig in beeld willen brengen alvorens een keuze te maken en nader uit te laten werken. Wij hebben een ‘Inkomenseffectrapportage en scenarioanalyse’ laten uitvoeren om de effecten van de verschillende beleidsalternatieven op het inkomen van inwoners, in beeld te brengen. Wij willen uw raad hiervan kennis laten nemen. De rapportage wordt in de voorbespreking van 23 juni door de onderzoeker van KWIZ, Bert van Putten, aan u gepresenteerd. De rapportage geeft een puur cijfermatig inzicht in de effecten van beleidsalternatieven. Aan de hand van de ‘knoppen’ waaraan Wijk bij Duurstede kan draaien, wordt in euro’s aangegeven wat de financiële gevolgen kunnen zijn. In de rapportage ontbreekt een andere afweging dan de financiële. Er wordt niet ingegaan op mogelijke verdringingseffecten op de arbeidsmarkt, extra druk op mantelzorgers, inkomenseffecten bij hogere inkomens et cetera. Deze zullen in overleg met de Wmo-adviesraad aan het onderzoek worden toegevoegd en aan u worden voorgelegd. Doel van de presentatie op 23 juni, is extra vragen ophalen die nog in het vervolg worden beantwoord. Is er nu voldoende informatie voor de Raad om een in een latere fase een discussie te kunnen voeren over keuzes mbt maatwerkvoorzieningen en eigen bijdrage? Nadrukkelijk gaat het nu nog niet om het voeren van een discussie over de eigen bijdrage maar om de vraag wat er nog moet worden onderzocht. Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, namens het college,
Jan Burger en Wil Kosterman Bijlage: collegebesluit en Inkomenseffectrapportage en scenarioanalyse
Gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e:
[email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl
INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015
Inkomens Effect Rapportage gemeente Wijk bij Duurstede 2015 Een onderzoek naar de effecten van het armoedebeleid op de inkomenspositie van minimahuishoudens in de gemeente Wijk bij Duurstede.
Colofon Opdrachtgever Gemeente Wijk bij Duurstede Datum Mei 2015 Auteurs Tessa Schoot Uiterkamp Bert van Putten KWIZ Stavangerweg 23 - 5 9723 JC Groningen 050 - 5252473
[email protected] Uitgave Deze publicatie is een uitgave van KWIZ B.V.. Het overnemen van cijfers en / of teksten is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt worden in welke vorm dan ook zonder voorafgaande toestemming van KWIZ B.V..
Definitieve versie
4 juni 2015
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................................... 2 Samenvatting............................................................................................................................... 3 1. Methodiek inkomenssituatie minima ....................................................................................... 5 1.1. Lokale minimaregelingen .................................................................................................. 5 1.2. Huishoudens ..................................................................................................................... 6 2. Situatie minima ........................................................................................................................ 8 2.1. Minimapopulatie ................................................................................................................ 8 2.2. Gebruik voorzieningen ...................................................................................................... 9 2.3. Vrije bestedingen ............................................................................................................ 10 2.4. Bijdrage per combinatie .................................................................................................. 12 2.5. Regelingen 2015 ............................................................................................................. 14 2.6. Huishoudens tot 120 en 130 procent Wsm .................................................................... 15 3. Stapeling voorzieningen ........................................................................................................ 16 3.1. Minima ............................................................................................................................ 16 3.2. Schuldhulpverlening ....................................................................................................... 16 3.3. Wmo................................................................................................................................ 16 3.4. Jeugdwet......................................................................................................................... 17 3.5. Wsw ................................................................................................................................ 17 4. Eigen bijdragen in beeld ........................................................................................................ 18 4.1. Inkomensverdeling .......................................................................................................... 18 4.2. Eigen bijdragen en collectieve zorgverzekering ............................................................. 19 4.3. Stapeling gebruik van voorzieningen .............................................................................. 20 4.4. Gevolgen maximeren eigen bijdragen ............................................................................ 22 4.5. Effecten op het inkomen ................................................................................................. 22 5. Scenario’s eigen bijdrage ...................................................................................................... 24 5.1. Uitkomsten scenario’s ..................................................................................................... 24 5.2. Scenario 1 ....................................................................................................................... 25 5.3. Scenario 2 ....................................................................................................................... 25 5.4. Scenario 3 ....................................................................................................................... 26 5.5. Scenario 4 ....................................................................................................................... 26 6. Schuldhulpverlening in Wijk bij Duurstede ............................................................................ 27 6.1. Vraag naar schuldhulpverlening ..................................................................................... 27 6.2. Prognose vraag naar schuldhulpverlening ..................................................................... 29 Bijlage 1. Inkomenseffect tabellen tot 100% Wsm .................................................................... 30 Bijlage 2. Inkomenseffect tabellen tot 110% Wsm .................................................................... 36 Bijlage 3. Inkomenseffect tabellen 120 en 130% Wsm ............................................................. 42 Bijlage 4. Werking eigen bijdrage Wmo en Jeugdwet ............................................................... 48
1
Definitieve versie
4 juni 2015
Inleiding Gemeenten vervullen een belangrijke rol bij zowel de preventie als ook de bestrijding van armoede. Zij hebben de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. Met de komst van de Participatiewet is het armoedebeleid geïntensiveerd waarbij de individuele situatie van een huishouden centraal staat en categoriale regelingen nagenoeg geheel zijn afgeschaft. Met dit gegeven als achtergrond heeft de gemeente Wijk bij Duurstede KWIZ opdracht gegeven een Inkomens Effect Rapportage en Scenarioanalyse op te stellen. Opzet van het onderzoek Met behulp van landelijke inkomensnormen, landelijke toeslagen en informatie over gemeentelijke regelingen is per huishoudtype het inkomen bepaald. Voor de berekening van het inkomen is gebruikgemaakt van de bedragen en toeslagen van de overheidsbijdragen en de gemeentelijke minimaregelingen. Voor de vaste uitgaven wordt uitgegaan van cijfers van het Nibud. Voor de andere uitgaven is waar mogelijk gebruikgemaakt van lokale tarieven (zoals waterschapsbelasting). Met behulp van gemeentelijke registratiegegevens over de minimavoorzieningen, P-wet, kwijtschelding, schuldhulpverlening, Wmo en jeugdwet zijn de combinaties van voorzieningen en eigen bijdragen in beeld gebracht. Deze gegevens zijn met behulp van de Gemeentelijke bevolkingsadministratie op huishoudniveau gegroepeerd. Aan de hand van gegevens van het CAK is de inkomensverdeling van Wmo-gebruikers nader bepaald. Leeswijzer In het eerste hoofdstuk wordt de onderzoeksmethodiek beschreven aan de hand waarvan de (financiële) situatie van minimahuishoudens in de gemeente is bepaald. Vervolgens geven we in hoofdstuk twee deze situatie van minima weer. De groep minimahuishoudens wordt in beeld gebracht en vervolgens gaan we specifiek in op de financiële situatie van deze huishoudens. Dit doen we op basis van het daadwerkelijk gebruik van gemeentelijke minimaregelingen. In hoofdstuk drie wordt de stapeling weergegevens tussen minimahuishoudens, huishoudens in de schuldhulpverlening, Wmo’ers en gezinnen in de Jeugdwet. In hoofdstuk vier gaan we in op de eigen bijdragen die inwoners van de gemeente moeten betalen voor een aantal voorzieningen. De stapeling tussen de voorzieningen wordt weergegevens en ook de opbrengsten en inkomenseffecten komen aan bod. In hoofdstuk vijf worden vier scenario’s voor het aanpassen van de eigen bijdragen doorgerekend en hoofdstuk zes schetst een beeld van de huishoudens die in de schuldhulpverlening zitten. Bijlages 1, 2 en 3 bevatten de inkomens effect tabellen die bij hoofdstuk 2 horen. In bijlage 4 wordt de werking van de eigen bijdrage toegelicht.
2
Definitieve versie
4 juni 2015
Samenvatting Minimahuishoudens Op 1 april 2015 kent de gemeente 489 huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm). Dit is bijna 5 procent van alle huishoudens in de gemeente. Bijna de helft van deze huishoudens komt rond van een bijstandsuitkering en meer dan de helft is een alleenstaand huishouden. Van de minimaregelingen die de gemeente aanbiedt kennen de kwijtschelding en de individuele inkomenstoeslag het hoogste bereik: respectievelijk 78 procent en 89 procent van de doelgroep maakt van deze regelingen gebruik. Vrije bestedingen minima Op basis van daadwerkelijk gebruik van gemeentelijke voorzieningen is voor minimahuishoudens tot 100 procent en 110 procent Wsm berekend hoeveel zij maandelijks overhouden om vrije bestedingen van te doen. Nagenoeg alle huishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm komen maandelijks geld tekort. Meerpersoonshuishoudens met kinderen komen maandelijks het diepst in de rode cijfers terecht. Voor de meeste minimahuishoudens geldt dat zij niet van alle regelingen gebruikmaken waar zij recht op hebben. Hierdoor komen ze dus dieper in de rode cijfers dan nodig. Wanneer zij echter wel gebruik zouden maken van alle regelingen zouden huishoudens jonger dan 65 jaar alsnog maandelijks geld tekort komen. Dit geldt ook voor minima met een inkomen tot 110 procent Wsm. En ook bij deze inkomensgroep hebben meerpersoonshuishoudens het financieel het zwaarst. Verder is het zo dat de maximale bijdrage van gemeentelijke minimaregelingen veel lager is dan de maximale bijdrage van het rijk (zoals huurtoeslag en zorgtoeslag). De gemeente kan dus maar tot op zekere hoogte bijdragen aan het inkomen van minima. Huishoudens met een inkomen tot 120 en 130 procent hebben geen recht meer op gemeentelijke minimaregelingen. Huishoudens die jonger dan 65 jaar zijn en een inkomen hebben tot 120 procent Wsm komen ook nog maandelijks geld tekort. Bij een inkomen tot 130 procent Wsm houden alleenstaanden en alleenstaande huishoudens maandelijks wel geld over. Meerpersoonshuishoudens komen echter nog steeds een behoorlijk bedrag tekort. Evenals bij de lagere inkomenscategorieën houden 65-plussers het meeste geld over voor vrije bestedingen. Stapeling voorzieningen Er is sprake van een stapeling van voorzieningen tussen minimahuishoudens, huishoudens die gebruikmaken van Schuldhulpverlening en/ of Wmo en de Jeugdwet. Van alle 489 minimahuishoudens zitten 53 huishoudens eveneens in de schuldhulpverlening, 104 huishoudens maken gebruik van een of meerdere Wmo-voorzieningen en 13 huishoudens zitten in de Jeugdwet. Klantgroep eigen bijdragen Ruim 3 op de 5 huishoudens met een Wmo-voorziening (waarvoor een eigen bijdrage moet worden betaald) heeft een inkomen tot 120 procent van het verzamelinkomen. Bij deze inkomensgrens wordt de laagste eigen bijdrage (EB) gehanteerd. Deze laagste EB varieert van € 252 voor een alleenstaande tot € 359 voor een meerpersoons huishouden per jaar. Een grote groep zal dus nooit meer dan dit bedrag betalen. Van de gebruikers van Hulp bij het Huishouden betaalt 81 procent al de (voor hen geldende) maximale eigen bijdrage. Minder dan 20 procent betaalt dus de kostprijs van deze voorziening. Ook voor andere combinaties van gebruik van voorzieningen geldt dat het merendeel van de klantgroep al de voor hen geldende maximale eigen bijdrage betaalt. Onder alleenstaanden is dit 90 procent. Op dit moment ontvangt de gemeente ruim € 365.000, - aan EB op jaarbasis. Als de gemeente Wijk bij Duurstede de eigen bijdrage wil maximeren, leidt dit tot een financiële winst van maximaal € 171.000, -. Dit is de financiële ruimte die bij de huidige gebruikers van de Wmo nog beschikbaar is.
3
Definitieve versie
4 juni 2015
Scenario’s eigen bijdragen De scenario’s zijn berekend op basis van daadwerkelijk gebruik van voorzieningen. Opschuiven inkomensgrens van 120 procent naar 130 procent verzamelinkomen Als de inkomensgrens voor het heffen van een eigen bijdrage wordt opgeschoven van 120 naar 130 procent van het verzamelinkomen hebben de lagere inkomens hier het meeste baat bij. Gemiddeld bespaart een huishouden tot 150 procent € 219 op jaarbasis. Voor de gemeente betekent invoering van dit scenario een daling van de opbrengsten uit de EB van € 21.500, -. Aanpassen percentage meerinkomen van 15 naar 12 procent Als in plaats van 15 procent van het meerinkomen, 12 procent van het meerinkomen aan EB moet worden betaalt heeft dit tot gevolg dat de gemeente ruim € 25.000, - aan inkomsten uit EB minder binnen krijgt. Dit scenario is het meest voordelig voor huishoudens die een inkomen rond de 200 procent van het verzamelinkomen hebben. Minimahuishoudens hebben immers geen meerinkomen dus voor hen verandert er niets. Huishoudens met een hoog inkomen zullen minder snel aan hun maximale eigen bijdrage zitten, waardoor ze meer ruimte hebben om EB te betalen. Verlagen kostprijs voorzieningen met 10 procent Als de kostprijs van alle voorzieningen met 10 procent daalt dan ontvangt de gemeente ruim € 16.000, - minder aan inkomsten uit eigen bijdragen dan nu het geval is. Gemiddeld is de besparing voor de huishoudens € 39,- per jaar. Vooral de hogere inkomens hebben baat bij het verlagen van de kostprijs, omdat voor hen de maximale eigen bijdrage hoger ligt, betalen zij vaker de kostprijs dan de lage inkomens. Vervallen verplichte eigen bijdrage Als de verplichte eigen bijdrage voor alle huishoudens vervalt dan ontvangt de gemeente bijna € 100.000, - op jaarbasis minder aan EB dan op dit moment. Hoe lager het inkomen, hoe meer baat het huishoudens bij dit scenario heeft. Gemiddeld besparen huishoudens € 234,- op jaarbasis aan eigen bijdragen als de verplichte eigen bijdrage vervalt. Schuldhulpverlening In de onderzoeksperiode april 2014 – maart 2015 zaten 100 huishoudens in de gemeente in een minnelijk en/ of wettelijk schuldhulpverleningstraject. Dit is 1 procent van alle huishoudens in de gemeente. Van deze 100 huishoudens hebben 53 een inkomen tot 110 procent Wsm. Onder minima is het aandeel huishoudens dat in de schuldhulpverlening zit hoger dan in de rest van de gemeente, namelijk 11 procent. Op basis van de in- en uitstroom en een vergelijking met landelijke cijfers is een voorzichtige prognose gemaakt voor de schuldhulpverlening. Het aantal aanvragen zal de zal licht stijgen de komende jaren.
4
Definitieve versie
4 juni 2015
1. Methodiek inkomenssituatie minima In dit hoofdstuk beschrijven we de methodiek om de effecten van het lokale armoedebeleid te meten op het inkomen van huishoudens in de gemeente Wijk bij Duurstede. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen zes type huishoudens en drie inkomensgrenzen. We starten met een overzicht en een korte toelichting op de verschillende inkomensondersteunende regelingen die de gemeente Wijk bij Duurstede kent.
1.1. Lokale minimaregelingen Het minimabeleid bestaat uit landelijke en gemeentelijke regelingen. Landelijke regelingen zijn de kinderbijslag en de heffingskortingen die worden uitgevoerd door de Belastingdienst zoals heffingskortingen en alleenstaande ouderkortingen. Daarnaast is er lokaal beleid mogelijk op drie onderdelen: 1. Individuele inkomenstoeslag (wettelijk vastgelegd in de WWB); 2. Individuele bijzondere bijstand (wettelijk vastgelegd in de WWB); 3. Minimaregelingen: verschillende bijdrageregelingen, participatiebevorderende regelingen, aanvullende ziektekostenverzekering, kwijtschelding gemeentelijke heffingen. Het minimabeleid in Wijk bij Duurstede richt zich zowel op inkomensondersteuning, schuldhulpverlening als op het voorkomen en bestrijden van sociale uitsluiting. Daarvoor heeft de gemeente een aantal regelingen voor burgers om de lasten van de minimahuishoudens te verlichten en om participatie te bevorderen. In de volgende tabel is een overzicht van de (lokale) regelingen te zien waar mensen met een laag inkomen in Wijk bij Duurstede gebruik van kunnen maken. Tabel 1.1.1 Beschrijving regelingen minimabeleid gemeente Wijk bij Duurstede Omschrijving Inkomensgrens Bedrag Kwijtschelding lokale heffingen Kwijtschelding van gemeentelijke afvalstoffenheffing, rioolafvoerrechten en waterschapsbelasting. Bijzondere bijstand Vergoeding van bijzondere en noodzakelijke extra kosten. Individuele inkomenstoeslag Extra inkomensondersteuning voor mensen die langdurig minima zijn en geen uitzicht hebben op werk. Bedoeld voor mensen tussen de 21 en 65 jaar.
Tot 100 % Wsm of uitsluitend AOW-inkomen.
-
Tot 110 % Wsm
-
Minimaal 3 jaar tot 100 % Wsm
Alleenstaande: € 377 per kalenderjaar. Alleenstaande ouder: € 482 per kalenderjaar. Meerpersoons huishouden: € 536 per kalenderjaar.
(Aanvullende) Collectieve zorgverzekering De gemeente heeft met Menzis een Tot 110 % Wsm collectieve ziektekostenverzekering afgesloten voor minima met gebruikelijke zorgkosten. Minima krijgen daarbij korting op de basisverzekering en op de aanvullende verzekering. Zowel de gemeente als de 1
Pakket: Extra verzorgd 2, inclusief uitbreiding pakket.
5
Bruto maandpremie 1 € 129,10 . Bijdrage Menzis: € 7,99. Bijdrage gemeente € 25. Deelnemers betalen dus € 96,11 per maand. Een korting van € 32,99 ten opzichte van niet-
Definitieve versie
zorgverzekeraar betalen een deel van de premie. Sociaal-culturele activiteiten Inwoners van de gemeente kunnen een bijdrage krijgen in de kosten voor bijvoorbeeld abonnementen, lidmaatschappen, telefoon of bibliotheek. Sporten voor ouderen Per 1 januari 2015 kunnen 65-plussers een extra bijdrage voor sporten krijgen. Hiervan kan de contributie van een vereniging, deelname aan een sportactiviteit of sportbenodigdheden worden betaald. Jeugdsportfonds Per 1 januari 2015 zorgt het Jeugdsportfonds ervoor dat kinderen van 4 tot 18 jaar in groepsverband kunnen sporten. Het geld gaat direct naar de contributie van een sportvereniging en naar noodzakelijke sportbenodigdheden. Eenmalige uitkering 65plus (2014) Tot 1 januari 2015 konden 65-plussers per jaar een extra bedrag ontvangen van de gemeente. Regeling sportbereik (2014) Tot 1 januari 2015 konden gezinnen met kinderen een bijdrage krijgen van de gemeente voor kosten voor sport (contributie, sportbenodigdheden) van hun kinderen tussen de 4 en 18 jaar.
4 juni 2015
deelnemers.
Tot 110 % Wsm
€ 125 per persoon per jaar.
Tot 110 % Wsm
€ 75 per persoon per jaar.
Tot 110 % Wsm
€ 225 per persoon per jaar.
Tot 110 % Wsm
€ 350 per persoon per jaar.
Tot 110 % Wsm
€ 75 per kind per jaar.
De regeling sportbereik en de eenmalige uitkering voor 65-plussers zijn per 1 januari 2015 afgeschaft. Het jeugdsportfonds en de regeling sporten voor ouderen zijn per 1 januari 2015 ingegaan. Van deze twee nieuwe regelingen zijn echter nog geen verstrekkingen geregistreerd op het peilmoment van het onderzoek. Gegevens over het gebruik van de regeling sportbereik en de eenmalige uitkering voor 65-plussers zijn wel bekend. Daarom worden bij de combinaties van voorzieningen deze twee regelingen nog meegenomen.
1.2. Huishoudens In deze rapportage worden voor een aantal huishoudtypen de inkomenseffecten berekend. Het gaat om de volgende huishoudens:
alleenstaande, jonger dan 65 jaar; alleenstaande ouder met kinderen (8 en 13 jaar); meerpersoonshuishoudens jonger dan 65 jaar, zonder kinderen (twee volwassenen); meerpersoonshuishoudens jonger dan 65 jaar, met kinderen (8 en 13 jaar); alleenstaande, 65+; meerpersoonshuishoudens, 65+ (twee volwassenen).
Voor de weergave van de inkomenseffecten van diverse landelijke en gemeentelijke regelingen wordt uitgegaan van gegevens de normen van 2015. Deze effecten zijn gebaseerd op het daadwerkelijke gebruik van gemeentelijke voorzieningen door huishoudens met een inkomen tot de bijstandsnorm en met een inkomen tot 110 procent Wsm. Zodoende kunnen diverse gebruikersscenario’s in beeld gebracht worden. 6
Definitieve versie
4 juni 2015
1.2.1. Inkomsten Voor de inkomsten wordt onderscheid gemaakt in landelijke bedragen (informatie afkomstig van de Belastingdienst) en gemeentelijke ondersteuning. We maken onderscheid in: netto inkomen; landelijke regelingen: heffingskortingen, kinderbijslag, huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget; gemeentelijke regelingen: o kwijtschelding afvalstoffenheffing, rioolheffing en waterschapsbelastingen; o korting wegens de collectieve ziektekostenverzekering; o individuele inkomenstoeslag; o sociaal-culture activiteiten; o regeling sportbereik; o eenmalige uitkering 65-plus. Bijzondere bijstand is niet opgenomen omdat deze vorm van bijstand alleen wordt verstrekt voor noodzakelijke onvermijdbare individuele uitgaven.
1.2.2. Uitgaven Inhoudelijk gezien zijn er vier soorten uitgaven te onderscheiden: vaste lasten. Dit zijn uitgaven die regelmatig terugkomen. Er ligt meestal een contract aan ten grondslag. Voorbeelden zijn huur, energiekosten en verzekeringen; reserveringsuitgaven. Dit zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen en waarvan de hoogte vooraf niet bekend is. Er moet in principe een bedrag voor gereserveerd worden. Voorbeelden zijn kosten voor inventaris en kleding; huishoudelijke uitgaven. Dit zijn terugkerende uitgaven aan voeding, kleding, persoonlijke verzorging en dergelijke; uitgaven voor vrije bestedingen. Dit zijn uitgaven voor openbaar vervoer, lidmaatschap van een sport of andere vereniging, lidmaatschap bibliotheek, een krant, zakgeld voor kinderen en recreatie. Voor de uitgaven is waar mogelijk uitgegaan van lokale tarieven. Voorbeelden hiervan zijn de 2 huur, energiekosten, water en de lokale heffingen . De andere bedragen zijn gebaseerd op landelijke berekeningen van het Nibud.
2
Kosten gas en elektriciteit zijn gebaseerd op tarieven van Essent (stroom en gas 3 jaar zeker), de kosten voor water op de tarieven van het Waterschap Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Heffingskortingen zijn in de maandprijs verrekend. Gegevens over het gemiddelde gebruik per huishoudtype zijn afkomstig van het Nibud.
7
Definitieve versie
4 juni 2015
2. Situatie minima In dit hoofdstuk wordt de minimapopulatie beschreven en geven we weer van welke (combinaties van) voorzieningen het meest gebruik wordt gemaakt. Op basis daarvan worden de effecten van het lokale armoedebeleid op de bestedingsruimte van huishoudens met inkomen tot 100 procent en tot 110 procent van het wettelijk sociaal minimum beschreven. We sluiten het hoofdstuk af met de inkomenssituatie van minima met een inkomen tot 120 procent en 130 procent Wsm. In de bijlages 1, 2 en 3 zijn de hierbij behorende inkomens effect tabellen opgenomen.
2.1. Minimapopulatie 3
In deze paragraaf gaan we in op de minimapopulatie in de gemeente op 20 april 2015 . We beginnen met het inkomen van deze huishoudens. Tabel 2.1.1 Minimahuishoudens naar inkomen Inkomenspercentage t.o.v. Wsm Tot 100% 100% tot 110% Totaal minima Overig Totaal
Aantal
Aandeel
330 159 489 9.192 9.681
3,0% 1,6% 4,6% 95,4% 100,0%
In totaal 489 huishoudens in de gemeente hebben een inkomen tot 110 procent van het voor hen geldende Wettelijk sociaal minimum. Dit is 4,6 procent van alle 9.681 huishoudens in de gemeente. Onderstaand geven we een aantal kenmerken van de minima met een inkomen tot 110 procent Wsm weer. Tabel 2.1.2 Inkomensbron minima, inkomen tot 110% Inkomensbron P-wet AOW Ander inkomen Totaal
Aantal 240 111 148 489
Aandeel 49% 23% 28% 100%
Bijna de helft van alle minima heeft een uitkering in het kader van de Participatiewet en 23 procent is pensioengerechtigd en ontvangt AOW. De overige minima ontvangen een andersoortig inkomen, waarvan we de hoogte kennen maar niet weten uit welke componenten dit bestaat. Het kan bijvoorbeeld om WW gaan of inkomen uit werk. Tabel 2.1.3 Huishoudtype minima, inkomen tot 110% Huishoudtype Alleenstaand Eenoudergezin Meerpersoons met kinderen Meerpersoons zonder kinderen Totaal
Aantal 268 54 62 105 489
3
Aandeel 55% 11% 13% 21% 100%
Dit betreft de huishoudens die op de genoemde peildatum gebruik maken van 1 van de voorzieningen die bedoeld zijn voor minimahuishoudens. Het daadwerkelijke aantal minima ligt hoger dan dit getal. Op basis van CBS cijfers komen wij op een schatting van 575 huishoudens. De hier gevonden huishoudens betreffen derhalve 85 procent van de doelgroep.
8
Definitieve versie
4 juni 2015
Ruim de helft van alle minima tot 110 procent Wsm vormt een alleenstaand huishouden. Eenoudergezinnen vormen met 11 procent van de minimapopulatie de kleinste groep. De volgende tabel geeft de leeftijd van de minimahuishoudens weer, op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 2.1.4 Leeftijdsopbouw minima, inkomen tot 110% Leeftijdscategorie Tot 27 jaar 27 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Totaal
Aantal 28 153 197 111 489
Aandeel 6% 31% 40% 23% 100%
Het grootste deel van de minima is tussen de 45 en 65 jaar oud (40 procent). Tabel 2.1.5 Woonwijk minima, inkomen tot 110% Woonwijk Binnenstad Buitengebied Cothen De Engk De Geer De Heul De Horden Frankenhof Langbroek Noorderwaard Zandweg/Hoogstraat Eindtotaal
Aantal 30 1 40 123 29 87 97 4 25 24 29 489
Aandeel 6% 0% 8% 25% 6% 18% 20% 1% 5% 5% 6% 100%
De meeste minima wonen in de wijk Engk (123 huishoudens), gevolgd door De Horden en De Heul.
2.2. Gebruik voorzieningen In deze paragraaf een overzicht van het gebruik van de gemeentelijke voorzieningen. Het gebruik wordt weergegeven op huishoudniveau en betreft het gebruik van april 2014 tot en met maart 2015. Daarnaast geven we ook een overzicht van de minimahuishoudens die van geen enkele regeling gebruik hebben gemaakt. Registratiegegevens over regelingen die zijn ingegaan per 1 januari 2015 ontbreken en dit geldt ook voor de regeling sociaal-culturele activiteiten. Daarom wordt voor de regeling sociaal-culturele activiteiten en de regeling sportbereik en de eenmalige uitkering 65plus het gebruik weergegeven over geheel 2014.
9
Definitieve versie
4 juni 2015
Tabel 2.2.1 Gebruik voorzieningen 2014 Voorziening Kwijtschelding Bijzondere bijstand Langdurigheidstoeslag/ individuele inkomenstoeslag Collectieve zorgverzekering Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65plus
4
Doelgroep
Bereik
huishoudens 259 66
Gebruik
330 489
regeling 78% 13%
186
209
260 224 57 47
489 489 116 111
89% 53% 46% 49% 42%
Van de collectieve zorgverzekering (260 huishoudens) kwijtschelding (259 huishoudens) is het meest gebruikgemaakt. Het bereik van de kwijtschelding is met 78 procent hoog te noemen. Verder valt het hoge bereik van de individuele inkomenstoeslag op: maar liefst 89 procent van de doelgroep heeft hier gebruik van gemaakt. De regeling voor sociaal-culturele activiteiten en de regeling sportbereik bereiken bijna de helft van de doelgroep.
2.2.1. Niet-gebruikers Van alle 489 minimahuishoudens tot 110 procent Wsm hebben 77 van geen enkele gemeentelijke voorziening, zoals genoemd in tabel 2.2.1, gebruikgemaakt. Dit is 16 procent van alle minima. Een nadere analyse van de 77 niet-gebruikers geeft het volgende beeld: Huishoudens met een bijstandsuitkering zijn vaker een niet-gebruikers dan huishoudens met AOW. Onder AOW’ers maakt slechts 5 procent van geen enkele regeling gebruik, onder huishoudens die vallen onder de P-wet is dit 20 procent. Huishoudens zonder kinderen zijn vaker een niet-gebruiker dan huishoudens met kinderen. Van alle alleenstaande minima maakt 20 procent van geen enkele regeling gebruik. Onder eenoudergezinnen is dit 6 procent.
2.3. Vrije bestedingen Voor minimahuishoudens met een inkomens 100 procent en 100 tot 110 procent Wsm is 56 onderzocht van welke gemeentelijke voorzieningen zij gebruikmaken . Meer specifiek is voor elk huishoudtype gekeken wat de drie meest voorkomende combinaties van gemeentelijke voorzieningen zijn. Daarbij worden alleen de combinaties weergegeven die door minstens vijf huishoudens zijn gebruikt. Daardoor zijn niet voor elk huishoudtype drie combinaties weergegeven. Voor elke combinatie wordt weergegeven hoeveel geld ieder huishouden maandelijks overhoudt. Eveneens wordt aangegeven hoeveel een huishouden maandelijks overhoudt wanneer zij van geen enkele gemeentelijke voorziening gebruikmaken en wanneer zij van alle gemeentelijke voorzieningen gebruik zou maken (maximaal gebruik). Voor alle mogelijkheden gaan we er vanuit dat het huishouden wel van alle landelijke inkomensondersteunende voorzieningen gebruikmaakt (zoals huurtoeslag en zorgtoeslag).
4
Het gaat over het gebruik van voorzieningen over het jaar 2014. De regelingen die in 2015 zijn ingevoerd staan daarom niet in dit overzicht. 5 Zoals genoemd onder paragraaf 1.2.1 zijn de volgende regelingen zijn meegenomen voor de meest voorkomende combinaties: kwijtschelding, individuele inkomenstoeslag, korting wegens de collectieve zorgverzekering, regeling sociaal-culturele activiteiten, regeling sportbereik, eenmalige uitkering 65-plus. 6 Om het meest voorkomende gebruik van voorzieningen te bepalen is bij huishoudens met kinderen niet specifiek gekeken naar huishoudens met kinderen van 8 en 13 jaar maar naar huishoudens met kinderen in het algemeen, onafhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Voor de begroting van deze huishoudens is vervolgens wel specifiek voor huishoudens met twee kinderen van 8 en 13 het gebruik van deze voorzieningen doorgerekend.
10
Definitieve versie
4 juni 2015
2.3.1. Minima tot 100 procent Wsm Per huishoudtype tot 100 procent Wsm zijn dit de meest gebruikte combinaties van gemeentelijke voorzieningen: Alleenstaande, jonger dan 65 1. Kwijtschelding, individuele inkomenstoeslag, collectieve zorgverzekering, sociaal-culturele activiteiten (24 huishoudens). 2. Kwijtschelding (15 huishoudens). 3. Individuele inkomenstoeslag, collectieve zorgverzekering, sociaal-culturele activiteiten (15 huishoudens). Alleenstaande ouder, jonger dan 65 1. kwijtschelding (8 huishoudens) 2. kwijtschelding, individuele inkomenstoeslag, collectieve zorgverzekering, sociaal-culturele activiteiten, regeling sportbereik (8 huishoudens). Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, jonger dan 65 jaar 1. Kwijtschelding, individuele inkomenstoeslag, collectieve zorgverzekering, sociaal-culturele activiteiten (12 huishoudens). 2. Kwijtschelding (8 huishoudens). Meerpersoonshuishouden met kinderen, jonger dan 65 jaar 1. Kwijtschelding, individuele inkomenstoeslag, collectieve zorgverzekering, sociaal-culturele activiteiten, regeling sportbereik (9 huishoudens). 2. Kwijtschelding, individuele inkomenstoeslag, collectieve zorgverzekering, sociaal-culturele activiteiten (8 huishoudens). Alleenstaande, ouder dan 65 1. Kwijtschelding (5 huishoudens). Voor meerpersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder geldt dat van geen enkele combinatie van voorzieningen door vijf of meer huishoudens gebruik is gemaakt. Per combinatie van voorzieningen is berekend hoeveel geld een huishouden maandelijks overhoudt voor vrije bestedingen. De onderstaande tabel geeft dit weer. De bijbehorende inkomens effect tabellen staan in bijlage 1. Tabel 2.3.1 Overzicht maandelijks restant (euro’s) per huishoudtype naar combinaties gebruik Huishoudtype tot 100 % Wsm CombiCombiCombiGeen Maximaal natie 1 natie 2 natie 3 gebruik gebruik Alleenstaande (jonger dan 65) -30 -104 -75 -149 -30 Alleenstaande ouder, 2 kinderen -150 -34 ** -206 -34 Meerpersoons zonder kinderen -114 -245 ** -301 -114 Meerpersoons, 2 kinderen -227 -239 ** -448 -227 Alleenstaande (ouder dan 65) 16 ** ** -29 89 Meerpersoons (ouder dan 65) ** ** ** -174 27
Nagenoeg ieder huishouden komt maandelijks geld tekort. Vooral meerpersoonshuishoudens met twee kinderen hebben het zwaar, zij komen maandelijks het diepst in de rode cijfer. De tabel maakt inzichtelijk dat de meeste huishoudens niet van alle voorzieningen gebruikmaken waar zij recht op hebben, en daardoor dus minder geld over houden dan dat mogelijk is. Minima doen zichzelf daarmee dus (nog meer) tekort. Meerpersoonshuishoudens met twee kinderen kunnen er het meest op vooruitgaan wanneer zij van veel voorzieningen gebruikmaken. In het gebruik zien we dat de meeste huishoudens in elk geval gebruikmaken van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. 11
Definitieve versie
4 juni 2015
2.3.2. Minima 100 tot 110 procent Wsm Voor minima met een inkomen tussen de 100 en 110 procent Wsm geven we alleen het maandelijks resterende bedrag weer wanneer zij van alle regelingen en van geen enkele regeling gebruikmaken. Dit omdat deze groep (159 huishoudens) niet groot genoeg is om per huishoudtype meerdere combinaties van voorzieningen weer te geven. De bijbehorende inkomens effect tabellen staan in bijlage 2. Tabel 2.3.2 Overzicht vrije bestedingen (in euro’s) per huishoudtype naar combinaties gebruik Huishoudtype 100 tot 110 % Geen Maximaal Wsm gebruik gebruik Alleenstaande (jonger dan 65) -125 -82 Alleenstaande ouder, 2 kinderen -167 -90 Meerpersoons zonder kinderen -279 -192 Meerpersoons, 2 kinderen -402 -282 Alleenstaande (ouder dan 65) 29 101 Meerpersoons (ouder dan 65) -78 67
Alle huishoudens jonger dan 65 jaar komen maandelijks nog steeds geld tekort, ook al maken ze gebruik van alle gemeentelijke regelingen. Een alleenstaande van 65 jaar of ouder houdt als enige maandelijks geld over bij geen gebruik van gemeentelijke regelingen. Evenals bij de huishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm komen meerpersoonshuishoudens met kinderen maandelijks het diepst in de rode cijfers.
2.4. Bijdrage per combinatie 89
In deze paragraaf brengen we de landelijke7 en gemeentelijke bijdrage voor de minimahuishoudens in beeld. Daarbij gaan we wederom uit van het daadwerkelijke gebruik van voorzieningen per huishoudtype, zoals beschreven in paragraaf 2.4. Eveneens wordt het effect van de gemeentelijke ondersteuning op de uitgaven van het huishouden weergegeven.
7
De bijdrage van het Rijk bestaat uit de huurtoeslag, zorgtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor de huurtoeslag is uitgegaan van een huur van € 500 voor een alleenstaande en € 600 voor de overige huishoudens. De inkomensafhankelijke combinatiekorting is omgerekend naar een netto inkomensvoordeel van 36,5 procent. 8 Voor alleenstaande ouders gaan we er vanuit dat iemand met een inkomen tot de bijstandsnorm niet werkt en dus geen kinderopvang nodig heeft. Voor alleenstaande ouders met een hoger inkomen zijn we uitgegaan van 40 uur buitenschoolse opvang per kind per maand tegen een tarief van € 6,55. De kosten hiervan zijn in de kolom ‘bijdrage rijk’ verrekend met de te ontvangen kinderopvangtoeslag. 9 In een meerpersoonshuishouden met twee jonge kinderen en een inkomen tot 110 procent Wsm zal slechts één van beide partners werken. Anders is het huishoudinkomen hoger. Daarom gaan we er voor dit huishoudtype dan ook vanuit dat zij geen kinderopvang nodig hebben omdat één van beide partners thuis is voor de kinderen.
12
Definitieve versie
4 juni 2015
2.4.1. Minima tot 100 procent Wsm Tabel 2.4.1 Vergelijking inkomenspositie in euro’s per huishouden Netto Bijdrage Bijdrage Totaal Huishoudtype tot inkomen Rijk gemeente inkomen 100% Wsm Alleenstaande (jonger dan 65) Combinatie 1 961 295 119 1.375 Combinatie 2 961 295 45 1.301 Combinatie 3 961 295 74 1.330 Maximaal gebruik 961 295 119 1.375 Alleenstaande ouder, 2 kinderen Combinatie 1 961 756 56 1.773 Combinatie 2 961 756 172 1.889 Maximaal gebruik 961 756 172 1.889 Meerpersoons zonder kinderen (jonger dan 65) Combinatie 1 1.373 402 187 1.962 Combinatie 2 1.373 402 56 1.831 Maximaal gebruik 1.373 402 187 1.962 Meerpersoons, 2 kinderen Combinatie 1 1.373 573 221 2.167 Combinatie 2 1.373 573 209 2.155 Maximaal gebruik 1.373 573 221 2.167 Alleenstaande (ouder dan 65) Combinatie 1 1.077 297 45 1.419 Maximaal gebruik 1.077 297 118 1.492 Meerpersoons zonder kinderen (ouder dan 65) Maximaal gebruik 1.472 405 201 2.078
De tabel toont aan dat de gemeentelijke bijdrage een stuk lager is dan de bijdrage van het Rijk: de gemeente kan dus maar tot op zekere hoogte bijdragen aan de inkomenspositie van minima. De kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en waterschapslasten heeft het grootste aandeel in de bijdrage van de gemeente.
13
Definitieve versie
4 juni 2015
2.4.2. Minima tot 110 procent Wsm De volgende tabel brengt het maximale inkomen voor huishoudens tot 110 procent Wsm in beeld. Daarbij gaan we er vanuit dat zij van alle landelijke en gemeentelijke minimaregelingen gebruikmaken. Tabel 2.4.2 Vergelijking inkomenspositie in euro’s per huishouden Netto Bijdrage Bijdrage Totaal Huishoudtype 100 tot inkomen Rijk gemeente inkomen 110 % Wsm Alleenstaande (jonger dan 65) Maximaal gebruik 1.057 295 43 1.395 Alleenstaande ouder, 2 kinderen Combinatie 1 1.057 768 77 1.902 Meerpersoons zonder kinderen (jonger dan 65) Combinatie 2 1.510 358 87 1.955 Meerpersoons, 2 kinderen Combinatie 2 1.510 551 120 2.181 Alleenstaande (ouder dan 65) Combinatie 1 1.185 297 72 1.554 Meerpersoons zonder kinderen (ouder dan 65) Combinatie 1 1.619 403 145 2.167
Meerpersoonshuishoudens van 65 jaar of ouder kunnen het hoogste bedrag van de gemeente ontvangen. Door de eenmalige tegemoetkoming voor 65-plussers kan deze leeftijdscategorie een hogere tegemoetkoming van de gemeente ontvangen dan 65-minners.
2.5. Regelingen 2015 Per 1 januari 2015 is een aantal nieuwe regelingen voor minima ingevoerd. In deze paragraaf geven we de financiële bijdrage van deze regelingen weer. Het betreft de volgende regelingen: - Jeugdsportfonds - Sporten voor ouderen - Bijdrage zwemlessen kinderen 6 tot en met 8 jaar Tabel 2.5.1 Maandelijkse bijdrage overige voorzieningen per huishoudtype Huishoudtype Jeugdsportfonds Sporten Bijdrage voor zwemlessen ouderen Alleenstaande (jonger dan 65) Alleenstaande ouder, 2 kinderen € 37,50 € 33,33 Meerpersoons zonder kinderen Meerpersoons, 2 kinderen € 37,50 € 33,33 Alleenstaande (ouder dan 65) € 6,25 Meerpersoons (ouder dan 65) € 12,50 -
14
Definitieve versie
4 juni 2015
2.6. Huishoudens tot 120 en 130 procent Wsm Onderstaande tabel geeft voor huishoudens met een inkomen tot 120 procent Wsm en 130 procent Wsm het bedrag weer dat zij maandelijks overhouden na alle uitgaven. Deze huishoudens hebben geen recht meer op gemeentelijke voorzieningen. Wederom gaan we er hier vanuit dat het huishouden van alle rijksbijdragen gebruikmaakt. Tabel 2.6.1 Overzicht maandelijks restant (euro’s) per huishoudtype Huishoudtype 120% 130% Wsm Wsm Alleenstaande (jonger dan 65) -46 14 Alleenstaande ouder, 2 kinderen -72 26 Meerpersoons zonder kinderen -235 -201 Meerpersoons, 2 kinderen -376 -358 Alleenstaande (ouder dan 65) 136 244 Meerpersoons (ouder dan 65) 46 121 Huishoudens jonger dan 65 en een inkomen tot 120 procent Wsm komen maandelijks geld tekort. Vooral meerpersoonshuishoudens komen diep in de rode cijfers. Pensioengerechtigden houden wel maandelijks geld over. Voor deze huishoudens geldt dat zij bij een hoger inkomen nog steeds recht hebben op hetzelfde bedrag aan huur- en zorgtoeslag als huishoudens met een lager inkomen. Huishoudens jonger dan 65 jaar zien sneller een daling in huur- en zorgtoeslag als hun inkomen stijgt. Bij een inkomen van 130 procent Wsm houden ook alleenstaanden en alleenstaande huishoudens maandelijks geld over. Meerpersoonshuishoudens komen echter nog steeds een behoorlijk bedrag tekort. Wederom zien we dat 65-plussers het meeste geld overhouden voor vrije bestedingen.
15
Definitieve versie
4 juni 2015
3. Stapeling voorzieningen In dit hoofdstuk geven we de stapelingen tussen minimahuishoudens, gebruikers van schuldhulpverlening, Wmo en jeugdhulpverlening weer. Dit doen we op huishoudniveau. De cijfers betreffen de gebruikers in de periode van april 2014 tot en met maart 2015.
3.1. Minima De volgende tabel geeft weer van welke overige voorzieningen de 489 minima in de gemeente gebruikmaken. Tabel 3.1.1 gebruik voorzieningen minima Voorziening Aantal huishoudens Schuldhulpverlening 53 Wmo 104 Jeugdwet 13 Van alle 489 minima maken 53 huishoudens eveneens gebruik van de schuldhulpverlening, 104 van een of meerdere Wmo-voorzieningen en 13 huishoudens zitten in de Jeugdwet.
3.2. Schuldhulpverlening De volgende tabel geeft weer van welke overige voorzieningen de 100 huishoudens in de schuldhulpverlening gebruikmaken. Tabel 3.2.1 gebruik voorzieningen schuldhulpverlening Voorziening Aantal huishoudens Minima 53 Wmo 21 Jeugdwet 3 Van alle 100 huishoudens in de schuldhulpverlening hebben 53 een inkomen tot 110 procent Wsm, maken 21 huishoudens gebruik van een of meerdere Wmo-voorzieningen en 3 huishoudens zitten in de Jeugdwet.
3.3. Wmo De volgende tabel geeft weer van welke overige voorzieningen de 580 huishoudens met een Wmo-voorziening eveneens gebruikmaken. Tabel 3.3.1 gebruik voorzieningen Wmo Voorziening Schuldhulpverlening Minima Jeugdwet
Aantal huishoudens 21 104 26
Van alle 580 huishoudens in de Wmo hebben 53 een inkomen tot 110 procent Wsm, zitten 21 huishoudens in een SHV-traject en 26 huishoudens in de Jeugdwet.
16
Definitieve versie
4 juni 2015
3.4. Jeugdwet De volgende tabel geeft weer van welke overige voorzieningen de 191 huishoudens die in de Jeugdwet zitten gebruikmaken. Tabel 3.4.1 gebruik voorzieningen jeugdwet Voorziening Aantal huishoudens Schuldhulpverlening 3 Wmo 26 Minima 13 Van alle 191 huishoudens die jeugdhulpverlening krijgen hebben 13 een inkomen tot 110 procent Wsm, zitten 3 huishoudens in een SHV-traject en 26 huishoudens hebben een of meerdere Wmo-voorzieningen.
3.5. Wsw De volgende tabel geeft weer van welke overige voorzieningen de 53 huishoudens die in de Wsw zitten gebruikmaken. Tabel 3.5.1 gebruik voorzieningen jeugdwet Voorziening Aantal huishoudens Schuldhulpverlening 3 Wmo 22 Jeugdwet 0 Minima 6 Van alle 53 huishoudens die in de Wsw zitten, zitten 3 huishoudens in een SHV-traject en 22 huishoudens hebben een of meerdere Wmo-voorzieningen.
17
Definitieve versie
4 juni 2015
4. Eigen bijdragen in beeld De gemeente Wijk bij Duurstede heeft de mogelijkheid om eigen bijdragen te heffen op voorzieningen in het kader van de Wmo. Daarnaast is er vanuit de Jeugdwet de verplichting om de ouderbijdrage te heffen. Het opleggen van de eigen bijdragen is gebonden aan de wetgeving in de Wmo. Eigen bijdragen worden geïnd door het CAK. In de bijlage 4 staat een korte beschrijving van de werking van de eigen bijdrage. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen, gaan we in dit hoofdstuk in op achtereenvolgens: - De inkomensverdeling voor de klantgroep die gebruik maakt van hulp bij het huishouden en de daaruit voortvloeiende eigen bijdragen. - Het aantal huishoudens dat een eigen bijdrage betaalt in het kader van Hulp bij het Huishouden en dat daarmee op het maximum zit van de te betalen eigen bijdrage. - Het aantal huishoudens dat een eigen bijdrage betaalt voor alle voorzieningen waar de gemeente Wijk bij Duurstede een eigen bijdrage op heft en het aandeel dat daarmee op het maximum zit van de te betalen eigen bijdrage. Vervolgens rekenen we een aantal scenario’s door voor het heffen van de eigen bijdragen.
4.1. Inkomensverdeling De inkomensverdeling is afkomstig van gegevens van het CAK en betreft de inkomenspositie van de huishoudens die een eigen bijdrage in het kader van de Wmo betalen. Tabel 4.1.1 inkomensverdeling Wmo gebruikers Inkomen naar
65+
65-min
Totaal
Meerpe 44% 1% 14% 26% 9% 6% 100%
62% 3% 12% 11% 7% 5% 100%
huishoudtype 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal
Alleenst. 60% 4% 13% 10% 6% 6% 100%
Meerpe 56% 3% 13% 11% 11% 6% 100%
Alleenst. 80% 3% 5% 8% 3% 1% 100%
Te zien is dat meer dan 3 op de 5 huishoudens met een Wmo-voorziening een inkomen heeft tot 120 procent van het verzamelinkomen. Bij de alleenstaande onder de 65 jaar betreft het 4 van de 5 huishoudens. Deze inkomensverdeling passen we in de navolgende berekeningen verder toe. In de onderstaande tabel zetten we de maximale bedragen dat een huishouden per inkomensgroep aan eigen bijdragen mag betalen op jaarbasis. Tabel 4.1.2 Maximale eigen bijdrage op basis van inkomen Inkomen naar
65+
65-min
huishoudtype 120% 130% 150% 200% 250% 300%
Alleenst. € 252 € 460 € 876 € 1.916 € 2.955 € 3.995
Meerpe € 359 € 647 € 1.223 € 2.663 € 4.104 € 5.544 18
Alleenst. € 252 € 531 € 1.090 € 2.485 € 3.881 € 5.277
Meerpe € 359 € 708 € 1.406 € 3.151 € 4.590 € 6.640
Definitieve versie
4 juni 2015
De maximale eigen bijdrages lopen op met het inkomen. Zo mag een alleenstaand 65-plus huishouden met een inkomen rond de 150 procent van het minimum verzamelinkomen wettelijk per jaar maximaal € 876,- betalen. Bij een inkomen op 200 procent is dat €1.916,- per jaar. De bovenstaande bedragen kunnen dus nooit overschreden worden bij het betalen van de eigen bijdragen. Indien de kostprijs van een voorziening lager is dan de maximale eigen bijdrage, betaalt het huishouden de kostprijs van de voorziening. Feitelijk betaalt het huishouden de voorziening zelf.
4.2. Eigen bijdragen en collectieve zorgverzekering Inwoners van de gemeente Wijk bij Duurstede kunnen bij Menzis en Zilveren Kruis een collectieve aanvullende zorgverzekering (CAZ) afsluiten. Voor inwoners met een inkomen beneden de 110 procent Wsm draagt de gemeente maandelijks € 25 per persoon bij aan de premie. Inwoners hebben keuzevrijheid: men kan kiezen tussen verschillende aanvullende ziektekostenpakketten met verschillende premies. Met deze aanvullende zorgverzekering kan men ook compensatie krijgen voor de eigen bijdragen Wmo. Daarnaast is er een vergoeding beschikbaar voor deelnemers aan de collectieve aanvullende ziektekosten ter vervanging van WTCG/CER. Dit betreft mensen met inkomen van 120 procent en 130 procent Wsm. Zij kunnen respectievelijk een bijdrage van € 20,- of € 15, - per maand ontvangen, mits zij een chronische ziekte of beperking hebben. Dit wordt bepaald aan de hand van de indicatie die mensen hebben voor Wmo of WLZ-zorg. In Wijk bij Duurstede nemen 260 huishoudens deel aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. In deze huishoudens wonen 396 volwassenen. Per maand betaalt de gemeente € 9.900,- aan bijdrage voor de premie en per jaar € 118.800,-. In het onderstaande zetten we kosten per huishouden op een rij. Tabel 4.2.1 Kosten CAZ en maximale eigen bijdrage op basis van inkomen op jaarbasis Huishoudens tot 110% Kosten CAZ Maximale eigen bijdrage
Alleenst. € 300 € 252
Meerpers. €600 € 359
Huishoudens met een laag inkomen die een eigen bijdrage in het kader van de Wmo of een ouderbijdrage vanuit de Jeugdwet moeten betalen, kunnen compensatie krijgen van deze eigen bijdrage. De eigen bijdrage is lager dan de kosten voor de gemeente voor de CAZ. Tabel 4.2.2 Overlap CAZ en gebruik Wmo Huishoudens Wmo voorziening Wmo voorziening met EB
Gebruik CAZ 64 50
Op dit moment zijn er 50 huishoudens die gebruikmaken van de CAZ en die ook een eigen bijdrage voor de Wmo moeten betalen. Deze huishoudens hebben dus de mogelijkheid de eigen bijdrage via de ziektekostenverzekering terug te krijgen. Concluderend geldt dat de kosten van de bijdrage aan de premie voor de CAZ voor de gemeente hoger zijn dan de eigen bijdrage die huishoudens moeten betalen. De winst voor de gemeente zal, naast het verlagen van de premie voor de groep met een laag inkomen, met name moeten komen door een verminderd beroep op de bijzondere bijstand. Daarnaast hebben de verzekerden natuurlijk een voordeel van een lagere premie met een grotere dekking.
19
Definitieve versie
4 juni 2015
4.3. Stapeling gebruik van voorzieningen Om de eigen bijdragen goed te kunnen berekenen, is het van belang de stapeling van het gebruik goed in beeld te hebben. De eigen bijdrage is namelijk gebonden aan het feit dat: - een huishouden nooit meer dan de kostprijs kan betalen; - een huishouden nooit meer kan betalen dan de maximale eigen bijdrage bepaald door het inkomen van het huishouden. Gebruik en eigen bijdragen hulp bij het huishouden We starten met het overzicht van het gebruik van Hulp bij het Huishouden en het aantal en aandeel huishoudens dat de maximale eigen bijdrage betaalt. Hierbij gaan we er van uit dat de gemeente uitsluitend een eigen bijdrage heft voor Hulp bij het huishouden en niet voor andere voorzieningen. Dit is natuurlijk niet het geval, maar het geeft wel een beeld van de ruimte die er is voor extra eigen bijdragen. Tabel 4.3.1 Gebruik hulp bij het huishouden Gebruik HH Hulp bij het Huishouden Aantal maximale eigen bijdrage Aandeel maximale eigen bijdrage
65-min Alleenstaand Meerpersoons 27 23
65-plus Alleenstaand Meerpersoons 141 54
24
11
124
39
89%
48%
88%
72%
Van de groep huishoudens die gebruik maken van hulp bij het huishouden betaalt in totaal 81 procent al de maximale eigen bijdrage. De overige huishoudens betalen de gemiddelde kostprijs van de voorziening (€ 2.210,- ). Dit is te zien in het onderstaande overzicht. Dit laat per huishouden de eigen bijdrage op jaarbasis zien. Tabel 4.3.2 Eigen bijdragen per jaar bij gebruik van Hulp bij het Huishouden Inkomensgrens 120% 130% 150% 200% 250% 300%
65-min Alleenstaand Meerpersoons € 252 € 359 € 531 € 708 € 1.090 € 1.406 € 2.210 € 2.210 € 2.210 € 2.210 € 2.210 € 2.210
65-plus Alleenstaand € 252 € 460 € 876 € 1.916 € 2.210 € 2.210
Meerpersoons € 359 € 647 € 1.223 € 2.210 € 2.210 € 2.210
In het bovenstaande overzicht is te zien dat een de huishoudens met een verzamelinkomen van meer dan 200 procent (met uitzondering van de alleenstaande 65-plussers) hulp bij het huishouden zelf de kostprijs (€ 2.210 per jaar) betalen. De groep met een lager inkomen betaalt een eigen bijdrage. Gebruik en eigen bijdragen combinaties van voorzieningen In het onderstaande zetten we op een rij hoeveel huishoudens van de verschillende combinaties van Wmo-voorzieningen, waar de gemeente Wijk bij Duurstede een eigen bijdrage op heft, gebruik maken. Het gaat daarbij om de volgende voorzieningen: - Hulp bij het Huishouden; - woningaanpassing; - aanpassing eigen auto; - scootmobiel; - begeleiding; - driewielfietsen.
20
Definitieve versie
4 juni 2015
Op basis van daadwerkelijk gebruik wordt voor 8 combinaties van voorzieningen de stapeling in beeld gebracht. Tabel 4.3.3 Opbrengsten eigen bijdragen per jaar Inkomensgrens 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal
65-min Alleenstaand Meerpersoons € 24.776 € 13.773 € 3.157 € 1.371 € 19.230 € 11.121 € 28.712 € 15.901 € 22.838 € 19.768 € 27.782 € 11.244 € 126.495 € 73.179
65-plus Alleenstaand Meerpersoons € 14.123 € 21.769 € 992 € 1.385 € 2.441 € 6.313 € 9.713 € 63.496 € 4.119 € 23.268 € 2.355 € 16.288 € 33.743 € 132.520
Totaal € 74.441 € 6.905 € 39.105 € 117.823 € 69.993 € 57.670 € 365.937
In totaal bedragen de opbrengsten € 365.937,- per jaar. Tabel 4.3.4 stapeling gebruik voorzieningen met eigen bijdragen Voorziening combinaties Alleen HH Alleen woonvoorziening Alleen 1 andere voorziening Subtotaal Aandeel alle Wmogebruikers Combinaties HH + andere voorziening HH + Woonvoorziening HH + Woonvoorziening + andere voorziening Woonvoorziening + andere voorziening Woonvoorziening + 2 andere voorzieningen Totaal
65-min Alleenstaand Meerpersoons 3 11 7 34 32 49 42 94
65-plus Alleenstaand Meerpersoons 67 22 19 11 6 8 92 41
Totaal 103 71 95 269
59%
74%
54%
56%
61%
9 5
5 1
7 44
4 15
25 65 53
11
6
23
13
2
17
2
-
2
4
2
-
71
127
170
73
Te zien is dat in totaal 61 procent van de klanten gebruik maakt van 1 van de onderscheiden voorzieningen. De stapeling van de eigen bijdrage treedt dan ook op voor 4 van de 10 huishoudens. In het onderstaande zetten we het aandeel huishoudens op een rij dat de maximale wettelijke eigen bijdrage betaalt. Dit doen we voor dezelfde combinaties van voorzieningen als bovenstaand.
21
21 8 441 103
Definitieve versie
4 juni 2015
Tabel 4.3.5 aandeel huishoudens dat maximale eigen bijdrage betaalt Voorziening combinaties
65-min Alleenstaand Meerpersoons
55% 44% 46%
88% 79% 83%
73% 55% 50%
81% 59% 62%
89% 80%
80% 100%
100% 93%
100% 80%
92% 89%
100%
100%
100%
92%
98%
100%
71%
50%
-
71%
100% 89%
100% 55%
100% 90%
74%
100% 77%
Te zien is dat een groot deel van de huishoudens al de maximale eigen bijdrage (100%) betaalt. Bij alleenstaanden is dit 90 procent van alle huishoudens. Bij de meerpersoonshuishoudens jonger dan 65 jaar is er nog enigszins ruimte voor het betalen van de eigen bijdragen.
4.4. Gevolgen maximeren eigen bijdragen Indien de gemeente Wijk bij Duurstede de eigen bijdragen wil maximeren, leidt dit tot de volgende financiële baten. Dit is berekend op basis van de financiële ruimte die bij de verschillende huishoudens nog resteert op basis van de bovenstaande berekeningen. Tabel 4.4.1 Maximale financiële ruimte voor heffen van eigen bijdragen bij gebruik van een Wmo-voorziening Inkomen 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal
Alleenstaand €0 €0 €0 € 5.980 € 8.604 € 16.336 € 30.920
Totaal
67% 86% 88%
Alleen HH Alleen woonvoorziening Alleen 1 andere voorziening Combinaties HH + andere voorziening HH + Woonvoorziening HH + Woonvoorziening + andere voorziening Woonvoorziening + andere voorziening Woonvoorziening + 2 andere voorzieningen Totaal
65-plus Alleenstaand Meerpersoons
Meerpersoons €0 €0 € 1.221 € 51.661 € 42.184 € 45.552 € 140.619
Totaal €0 €0 € 1.221 € 57.642 € 50.788 € 61.888 € 171.539
De financiële winst van het maximeren van de eigen bijdrage is maximaal € 171.000,-. Dit is de financiële ruimte die bij de huidige gebruikers van de Wmo nog beschikbaar is.
4.5. Effecten op het inkomen De effecten op het inkomen van de eigen bijdrage voor de groep met een minimuminkomen zijn als volgt. De bedragen betreffen de maximale eigen bijdrage per maand. Tabel 4.5.1 Effect op inkomen eigen bijdragen Wmo-voorziening Huishoudtype 120% 130% Alleenstaande (jonger dan 65) -€ 21 -€ 33 Meerpersoons (jonger dan 65) -€ 30 -€ 44 Alleenstaande (ouder dan 65) -€ 21 -€ 38 Meerpersoons (ouder dan 65) -€ 30 -€ 54
22
Definitieve versie
4 juni 2015
De verschillende huishoudens zitten op de maximale eigen bijdrage op grond van het verzamelinkomen. Dat betekent dat het niet uitmaakt of er gebruik wordt gemaakt van meerdere voorzieningen of niet. Ook bij het gebruik van één Wmo-voorziening betalen zij niet meer dan bovenstaande bedragen. Daarbij geldt dus voor de minimahuishoudens die recht hebben op de CAZ dat dit, onafhankelijk van welke voorziening(en) ze gebruikmaken, het maximale bedrag is dat ze betalen of vergoed krijgen vanuit de CAZ. Ervan uitgaande dat alle minima tot 110 procent Wsm die kosten maken voor eigen bijdragen dan ook gebruikmaken van deze vergoeding vanuit de CAZ, zullen de effecten vooral merkbaar zijn bij huishoudens met een hoger inkomen. De volgende tabel geeft voor huishoudens met een inkomen tot 120 en 130 procent, die dus geen gebruik kunnen maken van de CAZ, weer hoeveel zij maandelijks overhouden wanneer zij de maximale eigen bijdrage moeten betalen. Daarvoor gaan we uit van de vrije bestedingen zoals genoemd in hoofdstuk 2. Tabel 4.5.2 Overzicht maandelijks restant (euro’s) per huishoudtype met maximale EB Huishoudtype 120% 130% Wsm Wsm Alleenstaande (jonger dan 65) -67 -19 Alleenstaande ouder, 2 kinderen -93 -7 Meerpersoons zonder kinderen -265 -245 Meerpersoons, 2 kinderen -406 -402 Alleenstaande (ouder dan 65) 115 206 Meerpersoons (ouder dan 65) 16 67 De eigen bijdragen betekent dat alleenstaande huishoudens jonger dan 65 jaar met een inkomen tot 130 procent Wsm maandelijks net tekort komen. De meerpersoonshuishoudens onder de 65 jaar komen nog meer tekort maandelijks.
23
Definitieve versie
4 juni 2015
5. Scenario’s eigen bijdrage De gemeente Wijk bij Duurstede heeft verschillende mogelijkheden de regeling voor het heffen van eigen bijdragen aan te passen. De financiële gevolgen voor de gemeente en voor de huishoudens worden in dit hoofdstuk op een rij gezet. In dit hoofdstuk worden de volgende scenario’s doorgerekend: 1. Het opschuiven van de inkomensgrens: op dit moment wordt de eigen bijdrage geheven vanaf 120 procent van het minimum verzamelinkomen. De gemeente heeft de vrijheid te schuiven met deze inkomensgrenzen. In het scenario rekenen we met een inkomensgrens van 130 procent. 2. Het veranderen van het percentage van het meerinkomen dat men als eigen bijdrage dient te betalen. In het scenario rekenen we met 12 procent in plaats van 15 procent. 3. Het verlagen van de kostprijs van de voorzieningen: het verlagen van de kostprijs heeft tot gevolg dat huishoudens sneller de kostprijs van de voorziening gaat betalen. In het scenario rekenen we door met een kostprijsdaling van de betreffende voorzieningen van 10 procent. 4. De verplichte eigen bijdrage vervalt voor alle groepen. Dit betekent dat dit vaste bedrag niet meer betaalt hoeft te worden.
5.1. Uitkomsten scenario’s In het onderstaande zetten we de belangrijkste uitkomsten op een rij. Tabel 5.1.1 Uitkomsten scenario’s Uitkomsten scenario’s Mutatie opbrengsten eigen bijdrage Aandeel huishoudens dat maximale EB betaalt
Basisscenario
Scenario 1
Scenario 2
Scenario 3
Scenario 4
€ 365.937
-€21.457
-€ 25.663
-€ 16.418
€ -99.185
77%
80%
81%
76%
79%
Het vierde scenario kost de gemeente verreweg het meeste geld: ruim 99.000 euro. Daarna volgt scenario 2: het aandeel huishoudens dat de maximale eigen bijdrage betaalt is in dat scenario het hoogst (81 procent) en heeft een kostendaling van ruim € 25.000,- tot gevolg. Als de inkomensgrens voor het heffen van een eigen bijdrage wordt verschoven naar 130 procent van het verzamelinkomen heeft dat een daling van ruim € 21.000,- aan EB tot gevolg en wanneer de kostprijs van alle voorzieningen met 10 procent wordt verlaagd krijgt de gemeente ruim € 16.000,- minder aan EB binnen. In dit laatste scenario is het aandeel huishoudens dat de maximale eigen bijdrage betaalt het laagst (76 procent). Tabel 5.1.2 Gemiddelde eigen bijdrage per scenario Gemiddeld
Basisscenario
Scenario 1
Scenario 2
Scenario 3
Scenario 4
€ 294 € 539 € 1.012 € 1.833 € 2.259 € 2.487
€0 -€ 253 -€ 219 -€ 120 -€ 47 -€ 25
€0 -€ 51 -€ 122 -€ 193 -€ 161 -€ 125
€0 €0 -€ 24 -€ 91 -€ 147 -€ 219
-€ 294 -€ 286 -€ 261 -€ 133 -€ 56 -€ 30
€ 865
-€ 51
-€ 61
-€ 39
-€ 234
bedrag lagere EB per inkomensgroep 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal gemiddeld
In scenario 2 dalen de gemiddelde eigen bijdragen per huishouden het meest. In scenario 1 hebben met name de huishoudens met een wat lager inkomen het meest profijt: de eigen bijdrage per maand daalt gemiddeld € 50,-. In het derde scenario hebben met name de hoogste 24
Definitieve versie
4 juni 2015
inkomens baat bij de aanpassing van de eigen bijdrage systematiek. Dit zijn immers de huishoudens die het minst snel aan de maximale eigen bijdrage zitten en daardoor vaker de kostprijs betalen.
5.2. Scenario 1 In de volgende tabel de mutaties in eigen bijdragen wanneer de inkomensgrens voor het heffen van eigen bijdragen wordt opgeschoven van 120 naar 130 procent van het verzamelinkomen. Tabel 5.2.1 Mutatie eigen bijdragen scenario 1 Mutatie EB per jaar
65 plus
65 min
Totaal
Scenario 1 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal gemiddeld
Alleenstaand €0 -€ 208 -€ 208 -€ 176 -€ 91 -€ 32 -€ 61
Meerpersoons €0 -€ 288 -€ 276 -€ 117 -€ 54 -€ 48 -€ 67
Alleenstaand €0 -€ 279 -€ 279 -€ 112 -€ 68 -€ 60 -€ 29
Meerpersoons €0 -€ 349 -€ 139 -€ 97 -€ 4 €0 -€ 40
€0 -€ 253 -€ 219 -€ 120 -€ 47 -€ 25 -€ 51
De lagere inkomens hebben het meeste baat bij het verschuiven van de inkomensgrens. Gemiddeld bespaart een huishouden tot 150 procent verzamelinkomen € 219 op jaarbasis. Voor hogere inkomens zijn de gevolgen een stuk kleiner. Dit komt omdat het meerinkomen, waarover de eigen bijdrage wordt geheven, voor deze inkomensgroepen slecht met een fractie daalt.
5.3. Scenario 2 In de volgende tabel de mutaties in eigen bijdragen wanneer het percentage van het meerinkomen dat men als eigen bijdrage dient te betalen wordt aangepast. In het scenario rekenen we met 12 procent in plaats van 15 procent. Tabel 5.3.1 Mutatie eigen bijdragen scenario 2 Mutatie EB per jaar
65 plus
65 min
Totaal
Scenario 2 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal gemiddeld
Alleenstaand €0 -€ 42 -€ 125 -€ 282 -€ 235 -€ 160 -€ 70
Meerpersoons €0 -€ 58 -€ 161 -€ 189 -€ 153 -€ 189 -€ 72
Alleenstaand €0 -€ 56 -€ 167 -€ 186 -€ 204 -€ 222 -€ 31
Meerpersoons €0 -€ 70 -€ 25 -€ 155 -€ 98 -€ 35 -€ 58
€0 -€ 51 -€ 122 -€ 193 -€ 161 -€ 125 -€ 61
In scenario 2 dalen de gemiddelde eigen bijdrage per jaar met uitzondering van de groep huishoudens met het laagste inkomen. Deze groep heeft immers geen meerinkomen: 120 procent van het verzamelinkomen geldt als basis. Huishoudens met een inkomen op 200 procent besparen het meest in dit scenario, voor inkomens daarboven neemt de besparing weer af omdat zij minder snel de maximale eigen bijdrage bereiken.
25
Definitieve versie
4 juni 2015
5.4. Scenario 3 In de volgende tabel de mutaties in eigen bijdragen wanneer de kostprijs van de voorzieningen wordt verlaagd met 10 procent. Tabel 5.4.1 Mutatie eigen bijdragen scenario 3 Mutatie EB per jaar
65 plus
65 min
Totaal
Scenario 3 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal gemiddeld
Alleenstaand €0 €0 €0 -€ 18 -€ 109 -€ 205 -€ 21
Meerpersoons €0 €0 -€ 32 -€ 103 -€ 177 -€ 281 -€ 52
Alleenstaand €0 €0 -€ 43 -€ 74 -€ 126 -€ 189 -€ 13
Meerpersoons €0 €0 -€ 104 -€ 124 -€ 161 -€ 208 -€ 69
€0 €0 -€ 24 -€ 91 -€ 147 -€ 219 -€ 39
Gemiddeld besparen de huishoudens € 39 aan eigen bijdragen als de kostprijs wordt verlaagd. Meerpersoonshuishoudens jonger dan 65 jaar besparen het meest: zij betalen namelijk het minst vaak de maximale eigen bijdrage en dus vaker de kostprijs. Verder laat de tabel zien dat de hoogste inkomens baat bij de aanpassing van de kostprijs. Hoe hoger het inkomen, hoe vaker de kostprijs moet worden betaald.
5.5. Scenario 4 In de volgende tabel de mutaties in eigen bijdragen wanneer de verplichte eigen bijdrage komt te vervallen. Tabel 5.5.1 Mutatie eigen bijdragen scenario 4 Mutatie EB per jaar
65 plus
65 min
Totaal
Scenario 3 120% 130% 150% 200% 250% 300% Totaal gemiddeld
Alleenstaand -€ 252 -€ 252 -€ 252 -€ 214 -€ 110 -€ 39 -€ 226
Meerpersoons -€ 359 -€ 359 -€ 347 -€ 146 -€ 68 -€ 61 -€ 284
Alleenstaand -€ 252 -€ 252 -€ 252 -€ 101 -€ 61 -€ 54 -€ 232
Meerpersoons -€ 359 -€ 359 -€ 149 -€ 100 -€ 4 €0 -€ 219
Gemiddeld besparen de huishoudens € 234 aan eigen bijdragen in dit scenario.
26
-€ 294 -€ 286 -€ 261 -€ 133 -€ 56 -€ 30 -€ 234
Definitieve versie
4 juni 2015
6. Schuldhulpverlening in Wijk bij Duurstede Onderstaand gaan we kort in op de ontwikkeling van de vraag naar schuldhulpverlening in de gemeente Wijk bij Duurstede. Schuldhulpverlening is bedoeld voor inwoners die zelf hun problematische schulden niet meer kunnen oplossen. Het belangrijkste onderdeel van schuldhulpverlening betreft een minnelijke schuldregeling. Wanneer een minnelijk traject niet mogelijk is kan een aanvraag worden gedaan voor toelating tot de WSNP (het wettelijk traject).
6.1. Vraag naar schuldhulpverlening De volgende tabel laat voor de kalenderjaren 2012 tot en met 2014 de instroom in de gemeentelijke schuldhulpverlening (het minnelijke traject) zien. Tabel 6.1.2 Instroom gemeentelijke schuldhulpverlening Jaar 2012 2013 2014
Instroom 138 175 187
De instroom in de schuldhulpverlening uitgevoerd door de gemeente is de laatste jaren gestegen van 138 naar 187. De instroom is inclusief de aanvragen die via de energieleveranciers binnenkomen. In 2014 waren dat er 92. De volgende tabel geeft het aantal huishoudens weer dat in de onderzoeksperiode (april 2014 – maart 2015) in een lopend schuldhulpverleningstraject zat. Dit is exclusief de aanvragen die vanuit de energieleveranciers worden ingediend bij de schuldhulpverlening. We maken een onderscheid tussen een minnelijk en een wettelijk traject. Het is dan ook mogelijk dat een aantal huishoudens zowel in een minnelijk als in een wettelijk traject heeft gezeten. Tabel 6.1.1 Aantal huishoudens in schuldhulpverleningstraject Categorie
Huishoudens
Minnelijk traject 10 Wettelijk traject (WSNP) Totaal
Aantal Aandeel 81 81% 21 21% 100 -
In totaal zaten 100 huishoudens ten tijde van de onderzoeksperiode in een schuldhulpverleningstraject. De meeste huishoudens (81 in getal) volgden een minnelijk traject. In totaal 21 huishoudens zaten in een wettelijk traject. Twee huishoudens (20 in getal) zaten in zowel in een minnelijk als een wettelijk traject. Deze huishoudens tellen één keer mee bij het totaalcijfer van 100 huishoudens. Onderstaande tabel geeft de inkomensverdeling weer van alle 100 huishoudens die in 2014 in een schuldhulpverleningstraject zaten.
10
Gegevens over de WSNP zijn afkomstig van de Raad voor Rechtsbijstand.
27
Definitieve versie
4 juni 2015
Tabel 6.1.3 Inkomensverdeling huishoudens in schuldhulpverleningstraject Categorie
Huishoudens
Tot 110% Wsm Hoger inkomen Totaal
Aantal Aandeel 53 53% 47 47% 100 100%
Alle
Aandeel
huish 5% 95% 100%
SHV 11% 1% 1%
In de onderzoeksperiode zaten 100 huishoudens in de gemeente in een schuldhulpverleningstraject. Dit is 1 procent van alle huishoudens in de gemeente. Van deze 100 huishoudens heeft iets meer dan de helft een inkomen tot 110 procent Wsm. In andere gemeenten zien we dat gemiddeld 60 procent van de huishoudens in de schuldhulpverlening ook een minimuminkomen heeft. Van alle minimahuishoudens heeft 11 procent in een schuldhulpverleningstraject gezeten. Onder niet-minimahuishoudens is dit aandeel fors lager: 1 procent. Kenmerken huishoudens in de schuldhulpverlening De 100 huishoudens die in een lopend schuldhulpverleningstraject zaten zien er als volgt uit. Figuur 6.1.1 Kenmerken SHV-huishoudens Alleenstaand Eenoudergezin Meerpersoons zonder kinderen Meerpersoons met kinderen
36% 8% 29% 27%
Tot 27 jaar 27 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 jaar en ouder
7% 38% 50% 5%
SHV tot 110% Wsm P-Wet AOW Overig inkomen
53% 7% 40%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Ruim een derde is een alleenstaand huishouden en eveneens een derde is een huishouden met kinderen; de helft van alle huishoudens in de schuldhulpverlening is tussen de 45 en 65 jaar. Huishoudens van 65 jaar en ouder vormen slechts een kleine groep; van de huishoudens in de schuldhulpverlening met een inkomen tot 110 procent Wsm ontvangt ruim de helft een bijstandsuitkering.
28
Definitieve versie
4 juni 2015
6.2. Prognose vraag naar schuldhulpverlening Op basis van de bovenstaande cijfers vergelijken we het aantal aanvragen schuldhulpverlening 11 in Wijk bij Duurstede met het landelijke beeld . De landelijke cijfers zijn inclusief informatie en adviesgesprekken. Tabel 6.2.1 Bereik schuldhulpverlening 2011 – 2014 Aanvragen 12 Landelijk schuldhulpverlening Jaar Aantal Mutatie Bereik 2012 84.250 11% 23,21% 2013 88.000 4% 24,24% 2014 92.000 5% 25,34%
Wijk bij Duurstede Aantal 138 175 187
Mutatie 27% 7%
Bereik 1,43% 1,81% 1,93%
De vraag naar schuldhulpverlening in Wijk bij Duurstede is sterk gestegen de laatste jaren. Dit komt met namen door de aanvragen die komen vanuit de energieleveranciers. Zetten we de ontwikkeling van het aantal aanvragen af tegen deze doelgroep dan zien we dat in Wijk bij Duurstede op dit moment nog een relatief kleine groep inwoners bereikt, al is het bereik wel behoorlijk gestegen. Op basis van de bovenstaande gegevens kunnen we een voorzichtige prognose geven voor de ontwikkeling van de doelgroep en de ontwikkeling van het aantal aanvragen. De prognose is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: - De verwachting is dat het aantal aanvragen voor financiële en schuldhulpvragen zich ontwikkelt analoog aan de landelijke ontwikkeling. - Het bereik in Wijk bij Duurstede ligt lager dan het landelijk bereik. Op basis daarvan is het realistisch te veronderstellen dat de stijging in het aantal aanvragen zal toenemen. - De economische situatie verbetert langzaam. Echter, de economische crisis is nog niet achter de rug. Op basis daarvan stellen we de volgende prognose op. Tabel 6.2.2 Prognose schudhulpverlening Jaar Aantal Mutatie 2012 136 2013 175 0% 2014 187 36% 2015 196 5% 2016 204 5% 2017 214 5%
Bereik 1,43% 1,81% 1,93% 2,02% 2,11% 2,21%
Het aantal aanvragen in de schuldhulpverlening zal licht stijgen de komende jaren.
11
Het bereik is als volgt berekend. We zetten het aantal aanvragen af tegen de minimale doelgroep die op basis van het onderzoek “Huishoudens in de rode cijfers 2012” is berekend. Voor Nederland gaat het om 373.000 huishoudens en in Wijk bij Duurstede gaat het om circa 3,1 procent van de huishoudens, oftewel 300 huishoudens. 12 Bron: jaarverslagen schuldhulpverlening, NVVK.
29
Definitieve versie
4 juni 2015
Bijlage 1. Inkomenseffect tabellen tot 100% Wsm In deze bijlage staan de inkomenseffect tabellen voor huishoudens met een inkomen tot 100 procent Wsm. De tabellen geven een overzicht van de maandelijkse inkomsten en uitgaven per type huishouden, bij gebruikmaking van alle landelijke regelingen en verschillende combinaties van lokale regelingen. Alleenstaande, jonger dan 65 Tabel B1.1 Alleenstaande zonder kinderen, jonger dan 65 Categorie
Combinatie
Combinatie
Combinatie
Geen
Maximaal
1
2
3
gebruik
gebruik
915 46 0 236 78 0 0 0 10 0 0 31 1.316
915 46 0 236 78 0 0 0 0 0 0 0 1.275
915 46 0 236 78 0 0 0 10 0 0 31 1.316
915 46 0 236 78 0 0 0 0 0 0 0 1.275
915 46 0 236 78 0 0 0 10 0 0 31 1.316
500 100 62 0 96 24 0 782
500 100 62 0 129 24 0 815
500 100 62 45 96 24 0 827
500 100 62 45 129 24 0 860
500 100 62 0 96 24 0 782
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
193 258 1.233
193 258 1.266
193 258 1.278
193 258 1.311
193 258 1.233
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
83 113 -30
9 113 -104
38 113 -75
-36 113 -149
84 113 -30
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
30
Definitieve versie
4 juni 2015
Alleenstaande ouder met twee kinderen, jonger dan 65 Tabel B1.2 Alleenstaande ouder, 2 kinderen (8 en 13 jaar), jonger dan 65 Categorie
Combinatie
Combinatie
Geen
Maximaal
1
2
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
915 46 0 301 78 169 425 0 0 0 0 0 1.934
915 46 0 301 78 169 425 0 31 13 0 40 2.018
915 46 0 301 78 169 425 0 0 0 0 0 1.934
915 46 0 301 78 169 425 0 31 13 0 40 2.018
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 180 62 0 129 31 31 1.033
600 180 62 0 96 31 31 1.000
600 180 62 56 129 31 31 1.089
600 180 62 0 96 31 31 1.000
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
310 524 1.867
310 524 1.834
310 524 1.923
310 524 1.834
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
67 217 -150
183 217 -34
11 217 -206
183 217 -34
31
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, jonger dan 65 jaar Tabel B1.3 Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, jonger dan 65 Categorie
Combinatie
Combinatie
Geen
Maximaal
1
2
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.308 65 0 286 149 0 0 0 21 0 0 45 1.874
1.308 65 0 286 149 0 0 0 0 0 0 0 1.808
1.308 65 0 286 149 0 0 0 0 0 0 0 1.808
1.308 65 0 286 149 0 0 0 21 0 0 45 1.874
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 148 62 0 192 34 0 1.036
600 148 62 0 258 34 0 1.102
600 148 62 56 258 34 0 1.158
600 148 62 0 192 34 0 1.036
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
300 479 1.815
300 479 1.881
300 479 1.937
300 479 1.815
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
58 172 -114
-73 172 -245
-129 172 -301
58 172 -114
32
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden met twee kinderen, jonger dan 65 jaar Tabel B1.4 Meerpersoonshuishouden, 2 kinderen (8 en 13 jaar), jonger dan 65 Categorie
Combinatie
Combinatie
Geen
Maximaal
1
2
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.308 65 0 286 149 169 171 0 42 13 0 45 2.247
1.308 65 0 286 149 169 171 0 42 0 0 45 2.235
1.308 65 0 286 149 169 171 0 0 0 0 0 2.148
1.308 65 0 286 149 169 171 0 42 13 0 45 2.247
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 195 62 0 192 38 31 1.119
600 195 62 0 192 38 31 1.119
600 195 62 56 258 38 31 1.241
600 195 62 0 192 38 31 1.119
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
415 664 2.198
415 664 2.198
415 664 2.320
415 664 2.198
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
49 276 -227
37 276 -239
-172 276 -448
49 276 -227
33
Definitieve versie
4 juni 2015
Alleenstaande, ouder dan 65 Tabel B1.5 Alleenstaande, ouder dan 65 Categorie
Combinatie
Geen
Maximaal
1
gebruik
gebruik
1.026 51 0 238 78 0 0 0 0 0 0 0 1.393
1.026 51 0 238 78 0 0 0 0 0 0 0 1.393
1.026 51 0 238 78 0 0 0 10 0 29 0 1.433
500 123 62 0 129 17 0 831
500 123 62 45 129 17 0 876
500 123 62 0 96 17 0 798
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
193 240 1.264
193 240 1.309
193 240 1.231
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
129 113 16
84 113 -29
202 113 89
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
34
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, ouder dan 65 Tabel B1.6 Meerpersoonshuishouden, ouder dan 65 Categorie
Geen
Maximaal
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.402 70 0 299 149 0 0 0 0 0 0 0 1.920
1.402 70 0 299 149 0 0 0 21 0 58 0 1.999
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 182 62 56 258 21 0 1.179
600 182 62 0 192 21 0 1.057
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
300 443 1.922
300 443 1.800
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
-2 172 -174
199 172 27
35
Definitieve versie
4 juni 2015
Bijlage 2. Inkomenseffect tabellen tot 110% Wsm In deze bijlage staan de inkomenseffect tabellen voor huishoudens met een inkomen tot 110 procent Wsm. De tabellen geven een overzicht van de maandelijkse inkomsten en uitgaven per type huishouden, bij gebruikmaking van alle landelijke regelingen en geen of maximaal gebruik van lokale regelingen. Alleenstaande, jonger dan 65 Tabel B2.1 Alleenstaande zonder kinderen, jonger dan 65 Categorie
Geen
Maximaal
gebruik
gebruik
979 78 0 236 78 0 0 0 0 0 0 0 1.371
979 78 0 236 78 0 0 0 10 0 0 0 1.382
500 100 62 45 129 24 0 860
500 100 62 45 96 24 0 828
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
193 258 1.311
193 258 1.279
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
60 185 -125
103 185 -82
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
36
Definitieve versie
4 juni 2015
Alleenstaande ouder met twee kinderen, jonger dan 65
Tabel B2.2 Alleenstaande ouder, 2 kinderen (8 en 13 jaar), jonger dan 65 Categorie
Geen
Maximaal
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
979 78 43 301 78 169 425 231 0 0 0 0 2.304
979 78 43 301 78 169 425 231 31 13 0 0 2.348
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 180 62 56 129 31 293 1.351
600 180 62 56 96 31 293 1.318
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
310 524 2.185
310 524 2.152
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
119 286 -167
196 286 -90
37
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, jonger dan 65 jaar Tabel B2.3 Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, jonger dan 65 Categorie
Geen
Maximaal
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.398 112 0 260 132 0 0 0 0 0 0 0 1.902
1.398 112 0 260 132 0 0 0 21 0 0 0 1.923
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 148 62 56 258 34 0 1.157
600 148 62 56 192 34 0 1.092
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
300 479 1.936
300 479 1.871
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
-34 245 -279
53 245 -192
38
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden met twee kinderen, jonger dan 65 jaar Tabel B2.4 Meerpersoonshuishouden, 2 kinderen (8 en 13 jaar), jonger dan 65 Categorie
Geen
Maximaal
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.398 112 31 260 132 169 162 0 0 0 0 0 2.265
1.398 112 31 260 132 169 162 0 42 13 0 0 2.319
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 195 62 56 258 38 31 1.240
600 195 62 56 192 38 31 1.175
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
415 664 2.319
415 664 2.254
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
-55 347 -402
65 347 -282
39
Definitieve versie
4 juni 2015
Alleenstaande, ouder dan 65 Tabel B2.5 Alleenstaande, ouder dan 65 Categorie
Geen
Maximaal
gebruik
gebruik
1.097 88 0 238 78 0 0 0 0 0 0 0 1.501
1.097 88 0 238 78 0 0 0 10 0 29 0 1.540
500 123 62 45 129 17 0 876
500 123 62 45 96 17 0 843
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
193 240 1.309
193 240 1.276
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
192 163 29
264 163 101
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
40
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, ouder dan 65 Tabel B2.6 Meerpersoonshuishouden, ouder dan 65 Categorie
Geen
Maximaal
gebruik
gebruik
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.499 120 0 299 147 0 0 0 0 0 0 0 2.065
1.499 120 0 299 147 0 0 0 21 0 58 0 2.144
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 182 62 56 258 21 0 1.178
600 182 62 56 192 21 0 1.112
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
300 443 1.921
300 443 1.855
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
144 222 -78
289 222 67
41
Definitieve versie
4 juni 2015
Bijlage 3. Inkomenseffect tabellen 120 en 130% Wsm Alleenstaande, jonger dan 65 Tabel B3.1 Alleenstaande zonder kinderen, jonger dan 65 Categorie
120%
130%
Wsm
Wsm
1.068 85 0 219 78 0 0 0 0 0 0 0 1.450
1.157 93 0 183 78 0 0 0 0 0 0 0 1.510
500 100 62 45 129 24 0 861
500 100 62 45 129 24 0 861
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
193 258 1.312
193 258 1.312
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
139 185 -46
199 185 14
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
42
Definitieve versie
4 juni 2015
Alleenstaande ouder met twee kinderen, jonger dan 65 Tabel B3.2 Alleenstaande ouder, 2 kinderen (8 en 13 jaar), jonger dan 65 Categorie
120%
130%
Wsm
Wsm
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.068 85 45 301 78 169 425 231 0 0 0 0 2.402
1.157 93 46 301 78 169 425 231 0 0 0 0 2.500
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 180 62 56 129 31 293 1.351
600 180 62 56 129 31 293 1.351
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
310 524 2.185
310 524 2.185
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
217 289 -72
315 289 26
43
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, jonger dan 65 jaar Tabel B3.3 Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, jonger dan 65 Categorie
120%
130%
Wsm
Wsm
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.526 122 0 200 99 0 0 0 0 0 0 0 1.947
1.653 132 0 130 66 0 0 0 0 0 0 0 1.981
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 148 62 56 258 34 0 1.158
600 148 62 56 258 34 0 1.158
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
300 479 1.937
300 479 1.937
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
10 245 -235
44 245 -201
44
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden met twee kinderen, jonger dan 65 jaar Tabel B3.4 Meerpersoonshuishouden, 2 kinderen (8 en 13 jaar), jonger dan 65 Categorie
120%
130%
Wsm
Wsm
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.526 122 31 200 99 169 146 0 0 0 0 0 2.293
1.653 132 31 130 66 169 129 0 0 0 0 0 2.310
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 195 62 56 258 38 31 1.241
600 195 62 56 258 38 31 1.241
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
415 664 2.320
415 664 2.320
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
-27 349 -376
-9 349 -358
45
Definitieve versie
4 juni 2015
Alleenstaande, ouder dan 65 Tabel B3.5 Alleenstaande, ouder dan 65 Categorie
120%
130%
Wsm
Wsm
1.197 96 0 238 78 0 0 0 0 0 0 0 1.608
1.296 104 0 238 78 0 0 0 0 0 0 0 1.716
500 123 62 45 129 17 0 876
500 123 62 45 129 17 0 876
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
193 240 1.309
193 240 1.309
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
299 163 136
407 163 244
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
46
Definitieve versie
4 juni 2015
Meerpersoonshuishouden zonder kinderen, ouder dan 65 Tabel B3.6 Meerpersoonshuishouden, ouder dan 65 Categorie
120%
130%
Wsm
Wsm
Inkomsten Netto inkomen Vakantietoeslag Heffingskortingen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kinderbijslag Kindgebonden budget Kinderopvangtoeslag Sociaal-culturele activiteiten Regeling sportbereik Eenmalige uitkering 65-plus Individuele inkomenstoeslag Totaal inkomsten
1.636 131 0 299 124 0 0 0 0 0 0 0 2.189
1.772 142 0 253 98 0 0 0 0 0 0 0 2.265
Vaste lasten Huur Gas, water, elektriciteit Telefoon, internet, kabel Gemeentelijke heffingen Zorgverzekering Overige verzekeringen Schoolkosten/ouderbijdrage/BSO Totaal vaste lasten
600 182 62 56 258 21 0 1.178
600 182 62 56 258 21 0 1.178
Reserveringsuitgaven Huishoudelijke uitgaven Totaal uitgaven
300 443 1.921
300 443 1.921
Blijft maandelijks over Vrije bestedingen Restant
268 222 46
343 222 121
47
Definitieve versie
4 juni 2015
Bijlage 4. Werking eigen bijdrage Wmo en Jeugdwet Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdrage voor de Wmo, Wet Langdurige Zorg en de Jeugdwet Op basis van het verzamelinkomen van een huishouden berekent het CAK de eigen bijdrage per huishouden. Het CAK vraagt deze inkomensgegevens op bij de belastingdienst. Op basis van deze gegevens wordt de maximale periodebijdrage per huishouden vastgesteld. Een huishouden betaalt per periode van 4 weken nooit meer dan dit bedrag tot maximaal de kostprijs van een voorziening. De minimale eigen bijdrage per jaar is vastgesteld conform de bedragen in de onderstaande tabel. Tabel B4.1 Minimale eigen bijdrage per huishoudtype Huishoudtype 65-min alleenstaand 65-min meerpersoons 65-plus alleenstaand 65-plus meerpersoons
Minimale eigen
Inkomensgrens
bijdrage € 252,20 € 358,80 € 252,20 € 358,80
(verzamelinkomen) € 22.331 € 27.917 € 16.634 € 23.046
Voor huishoudens met een hoger inkomen geldt de volgende berekening: het verzamelinkomen minus het belastbare minimuminkomen. 15 procent van de uitkomst plus de relevante minimale eigen bijdrage delen door 13 (perioden). De uitkomst is de maximale periodebijdrage. Per gemeente kan deze bijdrage verschillen.
48
Wijk bij Duurstede, 16 juni 2015 betreft: voorbespreking 23 juni 2015 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Omgevingsvisie Kromme Rijnstreek, vervolg van 26 mei jl.
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Beeldvorming extra Toelichting Eerder heeft u tijdens de voorbespreking van 26 mei jl. een eerste aanzet tot een rollendiscussie meegekregen, toegepast op de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie is de visie op grofweg het buitengebied van de gemeentes Houten, Bunnik en Wijk bij Duurstede, die sinds begin dit jaar in ontwikkeling is. Tijdens de voorbespreking is een presentatie gegeven over het proces tot nu toe en de planning. Ook werd een toelichting gegeven op de verschillende rollen en de vraagstukken die tot nu toe zijn ‘opgehaald’. Het doel van deze voorbespreking was dat u als raadslid: -
zich een beeld vormt van de macht- en krachtfactoren die spelen in het proces van de Omgevingsvisie; bekend raakt met de mogelijke rollen die men als raadslid kan aannemen tijdens het proces van de Omgevingsvisie; zich (verder) voorbereidt op datgene dat 8 juli 2015 gaat gebeuren wanneer de raden van de drie betrokken gemeenten deze discussie gaan voeren.
De focus lag tijdens avond niet op de WAT- vraag, maar op de HOE- vraag. De inhoud stond niet centraal, maar wel hoe raadsleden onderdeel kunnen zijn van het proces. De verschillende raadsfracties gaven aan dat zij graag meer zicht wilden hebben op de diverse vraagstukken om op basis daarvan een meer concreet beeld van deze abstracte invulling te krijgen. Vooruitlopend op de gebiedsconferentie van 29 juni a.s. en de raadsconferentie (samen met de gemeenteraden van Bunnik en Houten) op 8 juli a.s. is een overzicht beschikbaar met daarin de vraagstukken. Ook is een overzicht opgesteld met daarin de vraagstukken gerangschikt naar type. Verder is een startnotitie beschikbaar. Op basis van deze stukken kunt u zich verder voorbereiden op 8 juli en daar met elkaar over in gesprek gaan tijdens de voorbespreking van 23 juni a.s. Wijze van behandelen Beeldvorming (extra): - presentatie door contactambtenaar Robin Wouters m.b.t. de vraagstukken die tot op heden zijn ‘opgehaald’ - gesprek over de rollen en vraagstukken, waarbij het gaat om de hoe-vraag (vervolg van 26 mei, maar nu verder mogelijk vanwege de meer concrete invulling)
1
Mee te sturen digitale stukken bij het behandelmemo Bijlage met toelichting op wat er 26 mei is gepresenteerd Startnotitie Vraagstukken gerangschikt naar type Vraagstukken totaaloverzicht Ter inzage liggende stukken Portefeuillehouders: Hans Marchal en Wil Kosterman Technische vragen bij: de heer Robin Wouters:
[email protected] en in cc aan griffie
2
Stoplichtnotitie* Omgevingsvisie Kromme Rijnstreek 11 juni 2015
best. opdrachtgever ambt. opdrachtgever
H. Marchal, W. Kosterman D. Liemburg
projectleider R. Wouters opsteller startdatum einddatum status
R. Wouters 10 maart 2015 Eind 2015 / Begin 2016 proces is gaande, projectopdracht vastgesteld door het college
inleiding De gemeenten Houten, Wijk bij Duurstede en Bunnik voelen urgentie voor een gezamenlijke, integrale visie op hun buitengebied vanwege vragen vanuit de samenleving over thema’s zoals schaalvergroting in de landbouw, vrijkomende agrarische bebouwing, leefbaarheid van de kernen, bereikbaarheid van voorzieningen en ruimte voor recreatie. Deze vragen spelen in een gemeentegrensoverschrijdend gebied dat landschappelijk gezien één geheel vormt, de Kromme Rijnstreek. Doel van de omgevingsvisie is om via een open planproces te komen tot een integrale Omgevingsvisie voor de Kromme Rijnstreek waarmee de kwaliteiten en de samenhang in het gebied worden versterkt en dat handreikingen biedt aan initiatiefnemers om ontwikkelingen in het gebied tot stand te brengen. De Omgevingsvisie is aanvullend op het bestemmingsplan. Niet alleen ruimtelijke ambities, maar ook ambities ten aanzien van recreatie, milieu en duurzaamheid kunnen in de Omgevingsvisie opgenomen en verwerkt worden. Een omgevingsvisie is dus inhoudelijk veel omvattender dan een bestemmingsplan. Een ander belangrijk element is dat de Omgevingsvisie input zal zijn om provinciaal beleid te herijken. Verder speelt mee dat de Omgevingsvisie voor het domein Ruimtelijke Ontwikkeling een ideale casus is om ervaring op te doen in het kader van de voorgenomen samenwerking met de gemeente Houten. Ook de gemeente Bunnik participeert. De gemeenten Wijk bij Duurstede, Bunnik en Houten willen de omgevingsvisie voor het buitengebied samen met inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties maken. Dat gebeurt via een actief participatietraject. Geen van te voren vastgestelde (gemeentelijke) kaders, maar een open planproces waarin allen aangeven wat zij belangrijk vinden voor de toekomst van het buitengebied. En welke bijdrage zij daar aan kunnen en willen leveren. Deze aanpak vraagt van bestuurders en medewerkers een andere rolopvatting en manier van samenwerken. Omdat de visie nadrukkelijk wordt opgesteld in samenwerking met de samenleving heeft dat consequenties voor de rol van een bestuurder. De samenleving draagt bij aan de inhoud van de visie, de samenleving heeft tevens de bestuurder gekozen. Indirect zou de inhoud van de visie gezien kunnen worden als een wens van de bestuurder. Het procesresultaat heeft een democratische waarde. Het profileren op idealen, politieke overtuigingen of kritiek op het proces is niet vanzelfsprekend.
Startnotitie ‘onderwerp’
pagina 1
Over de rol van de raad heeft de raad op 26 mei 2015 gediscussieerd. Op deze bijeenkomst is de wens geuit om op 23 juni aan deze discussie een vervolg te geven. Een tweede wens was om niet sec de rollendiscussie te voeren, maar ook - in relatie hiermee - het procesresultaat tot nu toe, i.c. de opgehaalde vraagstukken, te beschouwen. *In die zin is deze notitie dus geen startnotitie (het proces is al gaande) maar een stoplichtnotitie: zitten we op de goede weg, zowel procesmatig als inhoudelijk? Zo nee, wat zou de raad graag anders zien? Of is er reden voor herbezinning? wettelijke taak Nee (wettelijk) kader Voor het maken van de Omgevingsvisie is geen wettelijk kader. De Omgevingswet zal naar verwachting in 2018 in werking treden. Deze visie is een pilot. Het proces en de inhoud van de visie zijn van hogerhand niet voorgeschreven: de betrokken gemeentes hebben volledige vrijheid. opdracht/resultaat Op 23 juni a.s. zal aan de hand van een selectie van de vraagstukken1 de discussie op 26 mei worden voortgezet. De insteek van de bijeenkomsten van 26 mei en 23 juni is dat het gaat om de HOEvraag: hoe gaan raadsleden met de vraagstukken om, niet zozeer benaderd vanuit de inhoud, maar vanuit hun rol als raadslid. De raad heeft de mogelijkheid om op 23 juni om danwel op proces danwel op inhoud kaders mee te geven. De raad zou ook kunnen kiezen om zich te conformeren aan consensus, dus aan het proces, ongeacht de inhoud. Is elk soort omgevingsvisie goed of zijn er (ook) inhoudelijke doelen? En hoe verhoudt de rol van de samenleving zich met de door de raad opgelegd kades (“bezint eer gij begint”)? scope/rand- Als de Omgevingsvisie is vastgesteld, is duidelijk wat het perspectief is voor het voorwaarden buitengebied: waar staat het buitengebied over 10 jaar? Ontwikkelingen zullen strategisch worden gestimuleerd (uitnodigingsplanologie): als een initiatief bijdraagt aan de visie, dan wordt actief ingezet op medewerking. De samenleving is betrokken bij het toewerken naar de (door hun zelf) geformuleerde doelen. Actieve betrokkenheid in het proces wordt daarmee beloond. actoren De gemeentes Houten, Bunnik en Wijk bij Duurstede zijn initiatiefnemer voor de Omgevingsvisie Kromme Rijnstreek. In het proces zijn alle partijen in het buitengebied uitgenodigd, maar ook bewoners, raadsleden en ambtenaren dragen bij aan totstandkoming van de Omgevingsvisie. Het streven is dat de inhoud een breed draagvlak heeft, dat verkregen wordt tijdens het proces. (Dit is ook een interessant gegeven in het licht van de rollendiscussie van de raad: is alleen consensus voldoende voor een positief besluit van de raad?) Tot nu toe zijn vraagstukken bij de samenleving opgehaald binnen de thema’s vabwonen, vab-andere functies, ruimtelijke kwaliteit, landbouw, bereikbaarheid, 1
Er zijn meer dan 250 vraagstukken opgehaald. Ter kennisname zullen de raadsleden in het kader van volledigheid alle vraagstukken toegestuurd krijgen.
Startnotitie ‘onderwerp’
pagina 2
samenleven, relatie burger – overheid, positie in de regio en recreatie. Bij de ambtenaren zijn vraagstukken opgehaald vanuit hun beleidssector. definitie rollen De rollen in dit kopje zijn gedefinieerd binnen de Wijkse participatiematrix. Op 26 mei en 23 juni zal in de discussie sprake zijn van net wat andere rollen, omdat zo de drie betrokken gemeentes dezelfde taal zullen spreken op de bijeenkomst van 8 juli. Het ophalen van vraagstukken (fase 1) is in de rol van toeschouwer gebeurd: de gemeenten hebben ervoor gekozen de agenda te laten bepalen door de samenleving. In fase 2, de oplossingen van vraagstukken, is de gemeente deels supporter, deels coproducent op de inhoud. Het is primair aan de samenleving (maar dus ook raadsleden, ondernemers, etc.) inhoud te geven c.q. visie te vormen. Aan ambtenaren zal ook gevraagd worden oplossingen te bedenken (qua rol dus gelijkwaardig aan de samenleving), maar vooral ook oplossingen te stimuleren. Doordat de samenleving zo’n grote rol krijgt in het proces, maakt het voor de raad – als orgaan dat gekozen is door het volk – misschien lastiger een eigen (politiek idealistische) positie in te nemen. proces Het proces is er op gericht om met de samenleving (“voor en door de samenleving”) een visie te vormen op het buitengebied van de Kromme Rijnstreek. klankbordgroep De raad wordt op diverse wijzen betrokken in het proces. Voor de werkplaats (het ophalen van de vraagstukken) had de raad een toeschouwersrol (observeren wat er speelt en welke relaties / netwerken bestaan). Voor de gebiedsconferentie, die zal plaatsvinden op 29 juni 2015 en waar het oplossen van vraagstukken centraal staat, heeft de raad een co-producerende rol (meedenken, ideeën inbrengen) toebedeeld gekregen. De rollendiscussie wordt in de gemeente Wijk bij Duurstede intensiever opgepakt (zie bijeenkomsten 26 mei en 23 juni) dan de andere gemeentes. Op deze manier oefent de raad met hun rol tijdens een ‘live’ beleidstraject. Daarmee wordt een stap gemaakt ten opzichte van de rollendiscussie die gevoerd werd medio februari 2015 toen de raad zichzelf evalueerde op twee afgeronde beleidstrajecten. Een tweede voordeel is dat zo (hopelijk) commitment vanuit de raad wordt verkregen op inhoud en proces van de omgevingsvisie, tot nu toe (zie eerder deze notitie). De andere raden volstaan met de discussie die op 8 juli gevoerd gaat worden. De raden zullen uiteindelijk ieder apart de Omgevingsvisie gaan vaststellen2. tijdspad Tot en met 8 juli is het tijdspad helder (zie presentatie 23 mei 2015). Vanaf eind augustus vinden een aantal verdiepende bijeenkomsten plaats, mocht de gebiedsconferentie daar aanleiding toe geven. Doel is om eind 2015, begin 2016 de visie vast te stellen. akkoord college Het college heeft op 10 maart 2015 de projectopdracht vastgesteld. De voorgestelde handelingswijze is nog conform projectopdracht. De stoplichtnotitie is besproken met de betrokken portefeuillehouders op 15 juni 2015. datum 11 juni 2015 behandeldatum raad 23 juni 2015 2
Wellicht via een plenaire beeldvorming en een separate besluitvorming (sec het stemmen).
Startnotitie ‘onderwerp’
pagina 3
Startnotitie ‘onderwerp’
pagina 4
probleem/vraagstuk
nadere discussie
waarom is dit een probleem? Zijn er Wanneer vrijkomende agrarische gebouwen daardoor te weinig omvormingen? vervangen worden door woningen weegt, bij Of pakt de omvorming te vaak niet het toepassen van Ruimte voor Ruimte beleid, goed uit? Of vindt je dat kwaliteit kwaliteit onvoldoende zwaar mee in het algemeen belangrijk. Hoe bepaal je kwaliteit bij de omvorming van VAB naar wonen? Welke aspecten geven wanneer en waar de doorslag bij de omvorming van VAB naar wonen
type
VAB wonen
kwaliteit
1 of 4
VAB wonen
kwaliteit
1 4
Hoe laat je minder aanwijsbare of niet ruimtelijke zaken bij de omvorming van VAB naar wonen (duurzaamheid, beeldkwaliteit, milieuwinst) toch meewegen?
De regelgeving rond VAB wordt als star ervaren. Er zijn te weinig mogelijkheden voor maatwerk
Wat is het concrete probleem dat door de starheid ontstaat? Loopt de omvorming daardoor vast? Kost het teveel moeite. Kan er onvoldoende kwaliteit gemaakt worden? En hoe vaak komt het voor?
Er is behoefte aan woningen in het buitengebied.
Is dit een vraagstuk.
Leegstaande bebouwing die in verval raakt wordt als probleem ervaren.
Is er veel leegstaande bebouwing in verval in het gebied?
De landbouw ervaart overlast van nieuwe woningen. Deze overlast werkt indirect via regelgeving De landbouw heeft feitelijk geen last van burgerwoningen in het buitengebied. De bestaande regelgeving biedt bescherming voor woningen (geurafstanden, spuitzones) ten opzichte van (landbouw)bedrijven. Hierdoor ontstaan veel belemmeringen voor (ontwikkeling van) de landbouw
onderwerp
Zijn er gegevens over aantallen probleemgevallen? Dus concrete voorbeelden,gegevens over belemmeringen.
VAB wonen
ruimtelijke ordening
1
VAB wonen
ruimtelijke ordening
1
wonen
?
VAB
1
wonen
2
wonen
2
Bij te veel omvorming van VAB naar woningen, of bij clustering wordt het buitengebied te stedelijk
VAB wonen
Dat in plaats van agrarische bebouwing nieuwe Wat is het vraagstuk? Is het lelijk? woningen worden gebouwd wordt niet als of heeft het met de verwachte positief ervaren. belemmeringen te maken
VAB wonen
?
kwaliteit
3
Wat is het effect van de schaalvergroting in de landbouw op de kwaliteit van het landschap, op de biodiversiteit en op de waterkwaliteit? Hoe kunnen we negatieve effecten voorkomen of beperken?
kwaliteit
3
Wat voor effecten hebben allerlei uiteenlopende recreatie-initiatieven op de uitstraling van het gebied? Wat is de invloed op het landschapsbeeld? Denk aan bordjes/bewegwijzering, extra parkeerplaatsen, horeca. Wat zijn de consequenties op de natuur en op ecologische verbindingszones? De rol/houding van het Waterschap is te rigide en draagt niet bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Bijvoorbeeld bij onderhoud van watergangen.
kwaliteit
3
kwaliteit
?
Hoe krijgen we het Waterschap mee om een goede ruimtelijke kwaliteit te realiseren?
kwaliteit
4
Behoud van de linten en bermbeheer van wegen (bv. ecologisch bermbeheer) zijn belangrijke vraagstukken. Problemen: diverse eigenaren, gemeentegrenzen, (onvoldoende) breedte van de wegen/bermen (bermen worden stuk gereden).
kwaliteit
4
Er wordt een overkoepelend orgaan voor het gebied gemist, die met een helikopterview naar initiatieven in het gebied kan kijken
kwaliteit
ruimtelijke ordening
4
kwaliteit
ruimtelijke ordening
?
Nu worden initiatieven vaak op postzegelniveau beoordeeld.
Is dit nog wat concreter te maken? Wat zijn concrete gevolgen van de rigide opstelling van het waterschap?
Waar leidt dit toe? welke problemen Veroorzaakt dit?
Zichtbaarheid van diverse initiatieven kan beter, breder dan alleen de directe buren
algemeen
4
Welke invloed heeft het toepassen van duurzame energie op de ruimtelijke kwaliteit? Denk aan windmolens en zonnevelden.
kwaliteit
3
Landbouw
3
Landbouw
2
Landbouw
2
De indruk bestaat de natuur- en recreatieontwikkelingen positief worden gewaardeerd en gestimuleerd terwijl landbouwontwikkelingen vaak als negatief worden beoordeeld en er veel beperkingen bestaan voor ontwikkeling De landbouwsector ervaart veel belemmeringen bij ontwikkeling
De regeldruk is te hoog
Voor bedrijven met een intensieve neventak (bijvoorbeeld kippen/varkens naast melkveehouderij) is er geen ruimte voor ontwikkeling van de intensieve tak in Wijk
Het kan geen kwaad om dit veel verder uit te werken. Waaruit bestaat die belemmering precies? komt het vaak voor? Het kan geen kwaad om dit veel verder uit te werken. Waaruit bestaat die belemmering precies, komt het vaak voor
Landbouw
economie
2
Zijn er voorbeelden te noemen Technisch kan veel, maar de bereidheid om de zodat we een scherper beeld waterhuishouding voor de landbouw te krijgen van dit vraagstuk? Waar optimaliseren lijkt klein werkt het waterschap precies niet aan mee en vaak komt dat voor?
Landbouw
?
Het waterschap is weinig praktisch, gaat te veel van theoretische modellen uit.
Hoe werkt dat door in de praktijk? Wat zijn de concrete gevolgen hiervan
Landbouw
?
De weilanden in het Langbroekerweteringgebied zijn vaak te nat. Dat komt doordat bij peilbeheer in dit gebied de natuur vaak prioriteit heeft ten koste van landbouw.
Hoe vaak is welk deel van de weilanden te nat?
Landbouw
1
Het gevoel bestaat dat de agrariër altijd voor de laagste prijs moet produceren. De maatschappelijke tendens dat de consument bereid is meer te betalen voor duurzame producten (weidemelk, biologische producten) wordt op bedrijfsniveau niet ervaren
Landbouw
De versnippering van de landbouwgronden is groot. Dat is lastig in de bedrijfsvoering en kost hoeveel versnipperde gronden zijn veel geld. De oorzaak is de overname van er? gronden van stoppende bedrijven door de bedrijven die doorgaan
Landbouw
De versnippering leidt ook tot extra landbouwverkeer op de plattelandswegen.
Landbouw
Op de een of andere manier zit de uitruil van gronden in het gebied op dit moment op slot.
Landbouw
2
De ruilverkavelingscoördinator voor dit gebied heeft enige tijd terug zijn werkzaamheden afgerond. Maar de opgave was op dat moment nog zeker niet afgerond. Want de versnippering is de laatste jaren weer verder toegenomen door de verkoop van de gronden van de stoppende agrariërs in het gebied
Landbouw
2
Er zijn partijen (bijvoorbeeld landgoedeigenaren) die geen interesse hebben in deelname in een uitruil van grond.
Landbouw
Er wordt de zorg uitgesproken, dat de schaalvergroting en eventuele ruilverkaveling zou kunnen leiden tot verschraling van het landschap Het is soms niet bekend welke vraag er is in het gebied. Zo had een brouwer verwacht de ingrediënten voor bier product (gerst, hop, graan, spelt) wat vaker als teelt in het gebied te zien. Het blijkt dat boeren in het gebied dit niet weten. Er is dus een kennisvraagstuk vanuit partijen is . Met meer kennis zouden vraag en aanbod beter op elkaar kunnen aansluiten
economie
3
1
bereikbaarheid
landgoederen
1
2
kwaliteit
3
Landbouw
4
Het milieuvriendelijk oplossen van het probleem van de muizenplaag door land te scheuren wordt belemmerd door de regels (verbod)
Landbouw
duurzaamheid
1
Door gebrek aan visie wordt het wegwerken van de barrierewerking A12 en spoorlijn bij Wat is het probleem hiervan? Is het Bunnik (bijv. ondergronds) te veel met losse te duur, is de verbinding niet goed projecten aangepakt; dan weer fietsbrug over genoeg? de A12, dan aansluiting op A12, dan weer discussie over spoorwegovergang bij Vechten
bereikbaarheid
systeem
?
Er is onvoldoende zicht op de doorwerking van een ruimtelijk besluit waardoor er later Is dit verband daadwerkelijk onontkoombare maar onwenselijke situaties duidelijk? Welke voorbeelden zijn ontstaan. Voorbeeld: het MOB-terrein er van? (Burgweg Odijk)).
bereikbaarheid
systeem
?
bereikbaarheid
systeem
?
bereikbaarheid
systeem
1
bereikbaarheid
fiets
1
Wat is het verband tussen de Er is een duidelijk verband tussen de landbouw landbouw en de verkeersveiligheid en verkeersveiligheid, toch wordt de landbouw precies. Is het concreet aan te niet meegenomen in verkeersplannen geven? Er is sluipverkeer van auto’s op de hoeveel sluipverkeer is er, welke hoofdfietsroute tussen Houten en Utrecht problemen veroorzaakt het? (langs het spoor). Zeker als het druk is op de snelwegen. Er is een verkeersveiligheidsprobleem bij de Wat is het fietsoversteek tussen Bunnik en Utrecht (bij verkeersveiliheidsprobleem ‘Vroeg’). precies? In Cothen is er een verkeersveiligheidsprobleem doordat verkeer van bedrijven door de kern moet rijden.
Wat is het verkeersveiliheidsprobleem precies?
bereikbaarheid
De fietsveiligheid in het buitengebied is onvoldoende en daardoor rem je de recreatieve ontwikkeling van het gebied.
Hoe weten we dat de fietsveiligheid niet goed is? hoe belangrijk is een betere fietsveiligheid voor de recreatieve ontwikkeling
bereikbaarheid
fiets
4
De fietsveiligheid in het buitengebied is onvoldoende en daardoor kiezen minder mensen om voor functionele ritten op de fiets te gaan
Hoe weten we dat de fietsveiligheid niet goed is? hoe belangrijk is een betere fietsveiligheid voor de functionele ritten?
bereikbaarheid
fiets
4
bereikbaarheid
fiets
1
bereikbaarheid
fiets
1
bereikbaarheid
systeem
4
bereikbaarheid
OV
4
Het is onduidelijk of de verbetering van de verkeersveiligheid bij een fietstunnel opweegt tegen de vermindering van de sociale veiligheid. De fietsveiligheid is niet goed. Dit komt door het ontbreken van vrijliggende fietspaden en door missing links. Voor autoverkeer ontbreekt een oostwestverbinding in dit gebied, je moet via smalle polderwegen die niet op dit verkeer zijn berekend. Een goede OV verbinding Wijk - Houten ontbreekt (hieraan is naar inschatting van de aanwezigen wel behoefte). Nu moet je via Utrecht.
Hoe weten we dat de fietsveiligheid niet goed is? wat is de oorzaak daarvan?
ov
1
Een goede OV verbinding Bunnik - Houten ontbreekt. Het buitengebied zelf wordt niet met openbaar vervoer bediend! Doorsnijding van het landschap met nieuwe infrastructuur is een zorgpunt.
ov
bereikbaarheid
OV
4
ov
bereikbaarheid
OV
4
kwaliteit
Er is veel sluipverkeer door dit gebied dat veroorzaakt wordt door de halve aansluiting van de A12 bij Maarn (van en naar Utrecht) .
Hoeveel sluipverkeer is er? Welk deel wordt veroorzaakt door de halve aansluiting bij Maarn?
Veel recreatieve trekpleisters zijn alleen per auto goed bereikbaar waardoor er een parkeerprobleem is
Lopen de parkeerplaatsen over? Is er geen ruimte om extra parkeerplaatsen aan te leggen? Lopen de parkeerplaatsen over? Is er geen ruimte om extra parkeerplaatsen aan te leggen?
Parkeren (en het ruimtebeslag hiervan) is een probleem, bijvoorbeeld bij Amelisweerd. Waarom laat je je zandbakkenzand vanuit Groningen bezorgen als het ook in de buurt beschikbaar is. Je kunt de lokale economie stimuleren en bovendien milieuvoordeel behalen doordat minder transport nodig is. Het gaat bij regionale producten en diensten dus niet alleen om streekproducten met een toeristisch karakter.
3
bereikbaarheid
systeem
1
bereikbaarheid
systeem
1
bereikbaarheid
systeem
1
duurzaamheid
4
Fietsveiligheid in het buitengebied is een probleem. ‘Een Odijker fietst liever naar Zeist i.p.v. Houten alleen vanwege de fietsveiligheid”
Waardoor wordt de onveiligheid precies veroorzaakt? Is het perceptie of gebeuren er ook echt veel ongelukken?
bereikbaarheid
fiets
1
Fietsveiligheid in het buitengebied is een probleem: Van Wijk naar Amerongen is het onveilig fietsen door sluipverkeer op de dijk. De alternatieve route via de Amerongerwetering is ook onveilig.
Waardoor wordt de onveiligheid precies veroorzaakt? Is het perceptie of gebeuren er ook echt veel ongelukken?
bereikbaarheid
fiets
1
Er is een utilitair fietspad langs het Amsterdam- welk probleem zou dit fietspad Rijnkanaal nodig tussen Wijk en Houten. oplossen?
bereikbaarheid
fiets
4
De spoorwegovergang bij Vechten is een belangrijke fietsverbinding. Deze moet in ieder Is er sprake van dat deze dichtgaat? geval open blijven voor fietsers.
bereikbaarheid
fiets
3
Harder dan toegestaan? Is de toegestane snelheid te hoog, welke problemen veroorzaakt dit?
bereikbaarheid
1
recreatie
1
Op de N410 (Houten Odijk via Houtenseweg Achterdijk Burgweg) wordt te hard gereden. Essentiele doorsteken bij bestaande wandelroutes zijn opeens afgesloten met hekken. Zoals de Zuwe bij Wijk bij Duurstede Essentiele doorsteken bij bestaande wandelroutes zijn opeens afgesloten met hekken zoals bij Natewisch (Gemeente Utrechtse Heuvelrug) Essentiele doorsteken bij bestaande wandelroutes zijn opeens afgesloten met hekken zoals de Route door de boomgaarden bij Cothen.
recreatie
recreatie
landgoederen
1
1
Het (recreatief) varen op de Kromme Rijn wordt belemmerd door twee sluizen. De Van de Zandweg in Wijk is niet aantrekkelijk genoeg als entree.
recreatie
4
kwaliteit
1
Er is onvoldoende parkeergelegenheid bij Station Bunnik. Daardoor kan het zijn potentieel als regionale opstapplaats niet goed vervullen.
Loopt de huidige parkeerplaats over? hoe weten we dat dit station meer gebruikt gaat worden als er meer parkeerplaatsen zouden zijn?
bereikbaarheid
OV
4
De bus van Wijk naar Utrecht stopt in Bunnik vrij ver van het station, dat is jammer.
In hoeverre is dit nu een een concreet probleem voor de reizigers? In hoeverre wordt de ambitie om zo veel mogelijk mensen in het ov te krijgen hierdoor moeilijker te realiseren
bereikbaarheid
OV
?
bereikbaarheid
OV
4
bereikbaarheid
OV
4
bereikbaarheid
systeem
algemeen
ruimtelijke ordening
?
algemeen
ruimtelijke ordening
3
Als je als burger of ondernemer iets wil (bv andere bedrijvigheid in leegstaande schuur, bed & breakfast etc) loop je er tegen aan dat bestemmingsplan niet flexibel genoeg is en iets al gauw op grond van de bestemmingsplanregels niet kan
Burger-overheid
ruimtelijke ordening
2
Als je iets anders wil dan het bestemmingplan toelaat duurt het lang en kost het relatief veel geld voordat dit geregeld
Burger-overheid
ruimtelijke ordening
2
Het is niet altijd helder wat wel of niet mag, ook ambtenaren weten dit niet altijd.
Dit gaat over de complexiteit van de Burger-overheid regels?
ruimtelijke ordening
2
Bovenstaande punten belemmeren om investeringen in je woning of bedrijf te doen
Burger-overheid
ruimtelijke ordening
4
Er is onwetendheid /onvoldoende bekendheid bij burgers over de procesgang bij het vergunningsverleningsproces.
Burger-overheid
ruimtelijke ordening
2
De openbaar vervoerverbinding Houten – Bunnik is slecht. De openbaar vervoerverbinding Houten – Wijk is slecht. wat zijn de gevolgen van dit probleem? Gaat het om de overlast Het parkeren van auto’s is ook een (ruimtelijk op dit moment (type 1 probleem) en leefbaarheids-)issue. Dit speelt in Wijk. Bij of belemmert het de toeristische evenementen is er direct een probleem. ontwikkeling van Wijk? (type 4 probleem) (of beide) Het kan gaan omDe techniek van Hoe kun je zorgen voor meer maatwerk, meer maatwerk (type 1). De belemmeringen die je meemaakt bij afwegingsruimte tussen de verschillende belangen het afwegen (type 2Onduidelijkheden in de Hoe zorg je ervoor dat dit maatwerk voor afweging tussen verschillende belangen ook zekerheid en rechten met zich meebrengt, zowel naar initaitiefnemer als de omgeving
Er is geen loket waar je met je initiatieven terecht kunt. het gebied wordt vooralsnog vooral bekeken vanuit de ‘food-kant’ (agrarische sector), met het bijbehorende marktlabel “KrommeRijnstreek”. Maar het gebied biedt juist veel meer kwaliteiten dan uitsluitend de voedselproductie Een van de aanwezigen merkt op dat er vanuit Dit kan concrete gevolgen hebben ‘het Utrechtse’ nog altijd een sterke druk voor zoals hoge prijzen woningbouw op gebied ligt (bijv. Odijk-west)
Burger-overheid
ruimtelijke ordening
2
regio
4
wonen
1
De slechte fietstoegankelijkheid (en veiligheid) belemmert het benutten van de kwaliteiten van het gebied
bereikbaarheid
fiets
4
De fietsbereikbaarheid en fietsveiligheid is niet goed. Dit wordt veroorzaakt door de Agrariërs in het gebied die met hun machines over de smalle landwegen moeten rijden. Dit levert gevaarlijke situaties op
bereikbaarheid
fiets
1
Het is moeilijk om een duidelijk en gedragen ‘merk’ voor het gebied op de kaart te zetten doordat slechts een partij (de landbouw) goed georganiseerd is Het is moeilijk om een duidelijk en gedragen ‘merk’ voor het gebied op de kaart te zetten omdat regie ontbreekt Het is moeilijk om een duidelijk en gedragen ‘merk’ voor het gebied op de kaart te zetten om dat agrariërs daarvan het economische belang niet zien de kracht van de ecologie wordt onvoldoende gebruikt bij het bepalen van de kwaliteit van het gebied waar op ingezet zou moeten worden
regio
4
regio
4
regio
economie
4
regio
natuur
4
Wat benoem je tot kwaliteit in het gebied?
regio
kwaliteit
4
Het goede idee (de goede slogan) voor de profilering van de Kromme Rijnstreek (à la Flipje van Tiel, Betuwe Fruitstreek, Giethoorn) is nog niet gevonden
regio
4
Durven we vol in te zetten op de fruitteelt als het gaat om de profilering van het gebied
regio
4
Hoe zou de Kromme Rijnstreek er idealiter over 10 jaar uit moeten zien?Waar leggen we de nadruk op? Wat is de visie?
regio
4
Hoe zou de Kromme Rijnstreek er idealiter over 10 jaar uit moeten zien? Voor wie is dit beeld interessant? Wat is de doelgroep?
regio
4
Hoe zou de Kromme Rijnstreek er idealiter over 10 jaar uit moeten zien?Hoe krijg je binding en commitment bij de plaatselijke partijen op dit droombeeld? Wat is de strategie?
regio
4
De schoonheid van de regio wordt bepaald door landschappelijke en cultuurhistorische eigenschappen van het gebied en de directe omgeving. Om de Kromme Rijnstreek te positioneren moet hier op ingezet worden:Hoe zetten we een marketingstrategie op (en met wie)? De schoonheid van de regio wordt bepaald door landschappelijke en cultuurhistorische eigenschappen van het gebied en de directe omgeving. Om de Kromme Rijnstreek te positioneren moet hier op ingezet worden:Bij wie breng je deze eigenschappen onder de aandacht? Hoe kan het gebied meer identiteit krijgen en hoe kan die worden vermarkt Hoe kan de aanwezige cultuurhistorie, waterlinie, Limes, landgoederen, worden vermarkt. Hoe kunnen we het verhaal van het gebied vertellen, en hoe kan dit verhaal een rol spelen bij gebiedsontwikkeling Recreatieondernemers werken weinig samen, is dit een probleem
regio
kwaliteit
4
recreatie
regio
4
recreatie
regio
4
recreatie
kwaliteit
4
recreatie
4
recreatie
4
wandelroute t Goy- Werkhoven is een witte vlek in de recreatieve verbindingen
Is dit een concreet probleem waardoor mensen vastlopen? Of is het een verbinding die nodig is om een netwerk af te maken?
recreatie
1
er is geen goede recreatieve fietsroute van Gravenbol naar Wijk
is dit een concreet probleem dat leidt tot ongelukken, minder bezoekers etc? of is het een ambitie?
recreatie
?
De recreatieve routes zijn slecht te vinden
is dit een concreet probleem dat ook met klachten enz te onderbouwen is of komt de vraag voort uit een ambitie dat routes goed te vinden moeten zijn?
recreatie
?
Er zijn veel onrendabele recreatieroutes en recreatieve gebieden (Nieuw Wulven en Gravenbol)
Wat wordt hier met onrendabel bedoeld? Is er minder gebruik dan verwacht? Of is het beheer te duur ten opzichte van de inkomsten?
recreatie
1
recreatie
4
De Kromme Rijn (de rivier) wordt als recreative kwaliteit onvoldoende benut Door verplastificering fruitteelt (o.a. overkappen) en steeds grotere fruitsilo’s zou de recreatieve waarde van het gebied minder groot kunnen worden Een gezamenlijke profilering en verbreding van profiel komt niet van de grond omdat Alle betrokkenen teveel op eilanden zitten (weinig samenwerking)
recreatie
regio
kwaliteit
3
Een gezamenlijke profilering en verbreding van profiel komt niet van de grond omdat er goed georganiseerde tegenkrachten zijn, zoals de landbouw (die vooral op eigen belang zitten), maar b.v. ook natuur (tegen activiteiten die strijdig zijn met ecologie)
regio
Een gezamenlijke profilering en verbreding van profiel komt niet van de grond omdat er te weinig verbindingen zijn (fysiek, organisatorisch)
regio
Een gezamenlijke profilering en verbreding van profiel komt niet van de grond vanwege remmende wetgeving, zoals b.v. flora en fauna. Terwijl die waarden juist een kans zouden zijn om je mee te profileren.
regio
Wat is de gebiedsgerichte regionale component in het ‘voeden van de stad’. Heb je daar als gebied een eigen positie in? Hoe verbindt je bedrijven aan je gebied en verminder je de ‘footloosheid’? De landbouw wil niet geheel op slot gezet worden maar wil steeds een beetje kunnen uitbreiden om aan moderne eisen aan te kunnen passen De schaduwwerking van natuur is een probleem. Het is moeilijk je bedrijf vrij te houden van onkruiden als er dichtbij natuur ligt. Dit is ook een probleem bij burgers die een groot stuk land beheren en dat vaak niet ‘schoon’ houden Het in de lucht sturen van drones voor preciesielandbouw mag niet zo maar (dat zou dus geregeld moeten worden). De landbouw is bezorgd over de ‘milieuinkoop’ bij Odru. De verwachting is dat het verlenen van vergunningen veel bureaucratischer benaderd gaat worden Voor de opstart van een BenB zijn er nogal wat gevallen met problemen, moeilijke procedures Het gebied moet wel wat hebben om aantrekkelijk te zijn voor een BenB: je moet wat kunnen doen en zien De financiele gevolgen van bestemmingswijziging kunnen groot zijn. Dat maakt de onzekerheid rond procedures extra ingewikkeld Er moeten in de omgeving meer attracties komen, ook voor jongeren In de veelteelt wordt er veel via de kuil gewerkt, is dat wel de beste manier? De nieuwsgierigheid naar kennisontwikkeling bij de collegaboeren zou groter kunnen zijn
ruimtelijke ordening
economie economie
landbouw
economie
4
Is dit ook echt een aantoonbaar probleem (waar en hoeveel) of is het een verwachting dat het zou kunnen gebeuren
landbouw
?
is dit nu al een belemmering? Dan Type 1
landbouw
4
landbouw
3
recreatie
2
recreatie
4
recreatie
2
recreatie
4
landbouw
4
landbouw
4
benbe
Biovergisting zit met een investeringsprobleem. Kosten lopen te ver voor de baten uit.
landbouw
Er is onvoldoende aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, er moeten ‘toonbare’ stallen zijn.
kwaliteit
1
recreatie
1
kwaliteit
1
kwaliteit
1
economie
4
economie
4
economie
4
economie
4
kwaliteit
1
economie
4
economie
4
De omvorming van boerderijen naar woningen stagneert vanaf 2008. Dit komt doordat de omvorming tussen de 1 en 1,5 miljoen kost en mensen dit soort bedragen niet meer kunnen lenen bij de bank
VAB wonen
1
Voor herbestemmen van VAB’s zit er veel te weinig ruimte in de bestemmingsplannen en de procedures zijn te ingewikkeld. Het herbestemmen moet over een andere boeg. Er is een grote maatschappelijke behoefte naar wonen in het buitengebied voor een veel bredere doelgroep dan vroeger. Denk bijvoorbeeld aan groepsbewoning.
VAB
2
Als je recreatieve ontwikkeling wilt moet je de mensen ook ruimte geven en niet te benepen zijn. Je moet ook niet werken vanuit een lijst, dat remt de creativiteit.
recreatie
4
Ten aanzien van de N229 moet veel meer vanuit ruimtelijke kwaliteit worden gedacht.
kwaliteit
4
Het gebied is een aantrekkelijk duisternisgebied maar de n229 geeft te veel licht
kwaliteit
4
In een deel van het gebied komen te weinig recreatieve fietsers om daar als ondernemer op in te spelen kun je sturen op kwaliteit? Het landschap heeft hier en daar te weinig grote bomen vooral in het fruitteeltgebied Het economisch belang van belang van de nietagrarische bedrijven in het buitengebied dringt onvoldoende door omdat er te weinig cijfers over zijn. Groeiende niet-agrarische bedrijven verhuizen niet naar een bedrijventerrein omdat er op het moment dat het kan in de investeringscyclus vaak geen geschikte en betaalbare locatie op een bedrijventerrein beschikbaar is Er is geen samenwerking tussen de okk’s over de gemeentegrens heen is. Er is twijfel over voldoende inzicht in de economische structuur van het gebied De sedumkwekerij is lelijk en moet beter worden ingepast. Het gebied moet ‘beter op de kaart gezet worden’ Bedrijven moeten uit de dorpen geplaatst worden
economie
1
De kleine verbindingen naar Utrecht niet totaal afsluiten Er is blijvende groei van cumelabedrijven en daardoor blijvende behoefte aan uitbreiding van bestaande ruimte. Stuwende krachten achter de groei zijn diversificatie en specialisatie. Cumelabedrijven hebben behoefte aan buitenruimte voor opslag en opstelruimte. Dat laatste is niet geregeld en dat is een echt probleem Belangrijk probleem is dat in dit gebied de N229 niet gebruikt mag worden door landbouwvoertuigen waardoor men vaak over grote afstanden de kleine wegen op wordt gedwongen. Vanwege de omvang van de machines is dit lastig voor de sector zelf maar ook voor het andere verkeer. De sedumvelden zijn ontsierend in het landschap Er zijn boeren die veel slechte ervaringen hebben met het ‘samenleven’ met burgers. Mag een burger de omvorming van grasland naar boomgaard tegenhouden? Het is al krap op het plattelandswegen dus geen verkeersaantrekkende functies. Spuitzones zijn een veel te star instrument het gaat toch op de effecten van spuiten op de luchtkwaliteit? De parallelweg langs de A12 is te smal. Belangrijk vraagstuk is hoe je verder nog de mensen kunt faciliteren die het gebied in willen komen.
bereikbaarheid
systeem
4
economie
4
economie
2
bereikbaarheid
systeem
1
kwaliteit
1
landbouw
3
landbouw
ruimtelijke ordening
3
bereikbaarheid
systeem
3
duurzaamheid
landbouw
1
bereikbaarheid
systeem
1
recreatie
4
Hoe om te gaan met nieuwe functioneel/ruimtelijke concepten zoals een ‘huisjeshotelconcept’ die zeldzaam zijn in Nederland en waar dus geen ervaring mee is.
recreatie
2
Geen extra beperkingen op verschillende niveaus. Provinciale structuurvisie is het kader.
landbouw
Vergunningen worden steeds lastiger te verkrijgen. Er is nog wel veel te halen op het onderwerp beeldkwaliteit: betere gebouwen en karakteristieken voor het landschap, ruimtelijke identiteit Extra mensen (burgers) erbij in het buitengebied en onvoldoende afstand van bedrijven wordt een probleem Een centraal punt van zorg is de relatie burgerboer.
ruimtelijke ordening
3
landbouw
2
kwaliteit
4
landbouw
3
landbouw
3
Door steeds veranderend beleid is het lastig investeren in de landbouw. Kijk bijvoorbeeld naar het beleid voor de melkveehouderij. De meest recente beleidslijn maakt het onaantrekkelijk te investeren in Biovergisting Grootste probleem is de afnemende diversiteit van flora en fauna. Maar dat is een gevoel, een indruk. Er is ook een kans dat de poelen in de kwelzone gaan verdwijnen
landbouw
economie
2
natuur
3
natuur
3
Landgoedeigenaren hebben een aansprakelijkheidsprobleem als er iets met een wandelaar op het landgoed gebeurd
recreatie
Zou je kunst kunnen inzetten om de Limes zichtbaar te maken?
recreatie
4
Je zou met de boot van Wijk naar Utrecht via de kromme rijn willen, maar nu loopt deze tegen allerlei hindernissen op en vaart er alleen een boot tussen wijk en cothen.
recreatie
4
Een recreatieondernemer moet vaak horeca kunnen opstarten en dat wordt niet altijd begrepen.
recreatie
Het gebied langs het ARK ligt geisoleerd en maakt geen deel uit van de belangrijkste recreatieve stromen. Dat maakt het lastiger daar wat recreatiefs te ontwikkelen
recreatie
De buitenplaatsen worden te weinig benut voor toerisme, recreatie en het imago van het gebied De Limes is niet zichtbaar genoeg om het dit benutten voor toerisme en recreatie. Als je vabs als broedplaatsen wilt benutten moet dat niet leiden tot de aantrekking van zwaar verkeer Als je vabs als broedplaatsen wilt benutten moet de gemeente een actieve rol innemen zodat locaties geruild kunnen worden Niet iedereen snapt dat alleen een kwalitatief goede voorziening ook daadwerkelijk mensen trekt. Ook gastheerschap is belangrijk . Recreatieondernemers moeten de ruimte krijgen om wat te kunnen doen Landgoedeigenaren remmen toegang daadwerkelijke af omdat ze aansprakelijk zijn voor ongelukken Hoe om te gaan met schaalvergroting landbouw (zowel in hoeveelheid als type bebouwing) i.r.t. ruimtelijke kwaliteit (verrommeling).
recreatie
landgoederen
ruimtelijke ordening
3
4
4
landgoederen
4
recreatie
4
VAB bedrijven
4
VAB bedrijven
4
recreatie
kwaliteit
1
recreatie
economie
4
recreatie
landgoederen
1
kwaliteit
3
Wat moet de nieuwe invulling van reststukjes grond worden (dit zijn erfenissen uit oa de ruilverkaveling), SBB heeft veel overhoekjes en kan ze niet altijd onderhouden.).
kwaliteit
De claims van gemeente, waterschap en andere partijen worden onvoldoende ge bundeld Hoe moet je omgaan met vraagstukken waar de overheid te weinig kennis over heeft? Besluiten in onkunde (hoe ver gaat het vertrouwen?)
algemeen
1
ruimtelijke ordening
algemeen
Naast beleid ook organisatiekracht / uitvoering flexibel maken (hier gaat het vaak mis. Strategisch beleid maakt iets mogelijk, maar in de uitvoering past het niet in een handboek) Hoe kan beleid omgaan met nieuwe ontwikkelingen en technologien? Ofwel hoe kan beleid vooruitkijken? (beleid kijkt nu achteruit en gaat daardoor steeds verder achterlopen) Hoe zorg je voor kwaliteit in het gebied? Hoe stimuleer je recreatie met behoud van de kwaliteit? Wordt het kersenfestival niet te groot? Hoe ontwikkel je de landbouw langzaam in een richting waarin verdere schaalvergroting niet meer nodig is (schaalvergroting houdt hier een keer op).
2
4
algemeen
ruimtelijke ordening
4
algemeen
ruimtelijke ordening
4
kwaliteit
4
recreatie
3
landbouw
4
Hoe om te gaan met de gevolgen van Is de verwachting dat het gebied demografische veranderingen (meer ouderen, niet past? minder jongeren, meer mensen van buiten).
algemeen
4
Wat heeft de stedeling nodig om het gebied meer te kunnen benutten?
recreatie
Hoe krijg je een sluitend netwerk van paden en routes èn de garantie op verantwoord gebruik Ambitie: een sluitend netwerk van ervan (eigenaren zijn nu vaak terughoudend paden en routes is goed tav toegankelijkheid)
recreatie
4
Ambitie: natuur moet dicht bij de mensen staan
natuur
4
Ambitie: een sterke landbouw is goed
landbouw
duurzaamheid
4
Ambitie: de landbouw moet de ruimte krijgen
landbouw
kwaliteit
4
Ambitie: een sterke landbouw is goed
landbouw
regio
4
Ambitie: samenwerking is goed
algemeen
Ambitie: een gezamenlijk toeristisch recreatief beleid is goed
recreatie
Natuurontwikkeling zit te veel in een hokje halen. Betrokkenheid ontstaat door deelname in elkaars belang. Spuitzones, passende oplossingen (nieuwe technieken?) bedenken om agrarische sector te behouden. Omgaan met ontwikkelingen in de teeltondersteunende voorzieningen (hogere hagelnetten en overkappingen) Hoe houden we de agrarische sector sterk irt mondiale voedselzekerheidsdiscussie, werkgelegenheid en rol voor de stad. Hoe brengen we de samenwerkingsgraad omhoog? Welk gezamenlijk toeristisch recreatief beleid gaan we voeren?
regio
4
4 regio
4
Hoe komen we tot nieuwe vormen van (lokale) afzet? (zodat meer verdienmogelijkheden ontstaan en meer waarde ontstaat voor de lokale bedrijven)
landbouw
Kunnen we onze bedrijven nog transparanter maken richting maatschappij (m.n. voor draagvlak). Voorbeeld is een bord met info bij de weg en daarop een QR code.
landbouw
4
Glasvezel nodig, alles wordt digitaal ook in de bedrijfsvoering (b.v. melkrobots moeten ingelezen worden etc).
algemeen
4
Kunnen we de wet minder star maken? Voorbeeld: boer wilde camping voor Poolse werkers. De huisvesting mocht wel, maar niet in de vorm van een camping, maar moest in de vorm van tijdelijke (woonunits), wat lelijker is in het landschap.
algemeen
ruimtelijke ordening
4
Met landgoederen is nauwelijks iets te verdienen. Is veel vanuit liefde voor de plek en met vrijwilligers (heeft er zelf 30 tbv tuin). Verdienactiviteiten moeten uit de gebouwen komen.
economie
landgoederen
1
Hoe kunnen we ambities in het gebied beter matchen met de beleidsmatige werkelijkheid? Bijvoorbeeld. De provincie propageert een brede ontwikkeling van de landgoederen, maar trapt via regels op de rem. De enorme vertraging ontmoedigt initiatiefnemers
economie
landgoederen
2
Hoe kun je een streekgebonden stijl van ontwikkelen stimuleren? Ofwel: hoe kun je met een levensvatbare economie aansluiten op authenticiteit / kwaliteit van het landschap?
kwaliteit
De druk op de Lekdijk neemt toe Er moet ruimte zijn voor luxe arrangementen want dat is de tendens Er moet ruimte zijn voor jaarrond voorzieningen want dat is de tendens Er moet ruimte zijn voor het nemen van verdrogingsmaatregelen langs de langbroekerwetering Bij ontwikkelingen moeten ondernemers zelf water opslaan, het waterschap doet dat niet meer. Natuur moet in het noordelijk deel leidend zijn en ontwikkelingen moeten zich daar naar aanpassen Langs de zuidelijke lijn, Lekdijk en uiterwaarden moet een nieuwe natuurverbinding gemaakt worden probeer woonboerderijen te behouden
bereikbaarheid
ontwikkelen met kwaliteit weten we of het verstandig is om wegen af te sluiten?
economie
4
4
systeem
1
recreatie
4
recreatie
4
duurzaamheid
4
duurzaamheid
1
natuur
4
natuur
4
kwaliteit
4
kwaliteit
4
bereikbaarheid
systeem
1
hoe krijg je de juiste bedrijven in de rvr regeling We moeten toe naar gebiedsgerichte monumentenzorg De bruikbaarheid van monumenten is een probleem mensen worden ouder en gezonder oud, zijn de voorzieningen daarvoor geschikt? hoe ga je om met zelfbeheer Cultuurhistorie meer meewegen bij ruimtelijke plannen sport in het buitengebied moet meer worden gepromoot maatschappelijk verantwoord opereren (social return) wordt belangrijker en moet meer aandacht krijgen Wat zijn de verdienmogelijkheden voor de landhuizen De bescherming landgoederen moet in een bredere context worden geplaatst Er moet ruimte zijn voor nieuwe zorgconcepten/dagbestedingen Hoe weeg je recreatie ten opzichte van cultuurhistorie koppelen van initiatieven aan waarden
VAB bedrijven
4
kwaliteit
4
kwaliteit
1
algemeen
4
algemeen
4
kwaliteit
De woonlasten in dit gebied stijgen waardoor je een outsides/insiders probleem krijgt witte vlucht Er is meer ruimte nodig voor nieuwe initiatieven zoals wooncoöperaties en woongroepen Hoe regel je de opvang van buitenlandse seizoenswerkers Door verandering van klimaat hebben we meer waterberging nodig we moeten energie beter benutten
ruimtelijke ordening
4
recreatie
4
duurzaamheid
4
economie
landgoederen
4
kwaliteit
landgoederen
4
algemeen
4
kwaliteit
1
kwaliteit
4
wonen
4
wonen wonen
4
economie
1
duurzaamheid
4
duurzaamheid
4
duurzaamheid
4
recreatie
4
natuur
4
natuur
3
kwaliteit
4
algemeen
4
Er komt een nieuwe ronde voor dijkverbetering met nieuwe mogelijkheden
algemeen
4
water, natuur, landschap en cultuurhistorie moeten verbonden worden
kwaliteit
op zoek naar locaties voor zonnevelden meer spreiding recreatieve druk naar zuidzijde A12 ecologische bermbeheer is belangrijk De stikstofgevoelige natuur staat onder druk Het is onduidelijk wat de doelstellingen voor het groenbeheer zijn meer inzet van vrijwiligers nodig maar hoever kan dat gaan
is dit een meetbaar concreet probleem, dat hoort het in categorie 1
ruimtelijke ordening
4
De ruimte voor ruimte regeling voor woningen Aantoonbaar door beelden van dient herzien of zelfs afgeschaft te worden voor en na naast elkaar te laten want de Ruimtelijke kwaliteitswinst is te vaak zien twijfelachtig De ruimte voor ruimte regeling voor woningen dient herzien of zelfs afgeschaft te worden want de opbrengst RvR woning en sloopkosten zijn niet in evenwicht aantoonbaar door afbeeldingen van Niet-agrarische bedrijven zijn te vaak lelijk en bedrijven in het buitengebied te daarom horen ze niet in het buitengebied laten zien Welke spelers/partijen in het buitengebied kunnen de aankomende vijf jaar een belangrijke bijdrage leveren aan de ambitie om klimaatneutraal te worden
VAB wonen
1
VAB wonen
VAB bedrijven
1
duurzaamheid
4
De duurzame energie opwekking zal ruimtelijk impact hebben. Kunnen gebied specifieke criteria hiervoor opgesteld worden zodat makkelijker keuzes gemaakt kunnen worden
duurzaamheid
4
Het aantrekken van meer activiteiten zal de stilte rond Wijk bij Duurstede aantasten
duurzaamheid
3
meer goede routes om sport in het buitengebied aantrekkelijker te maken is ook goed voor recreatie in het algemeen
recreatie
4
Er moeten meer woningen beschikbaar zijn / geschikt worden gemaakt voor mensen met een fysieke beperking oa doordat verzorgingshuis-plaatsen (ouderen met een lichtere zorgvraag) worden afgebouwd
wonen
Zorginitiatieven in het buitengebied (bijv. verpleeghuisfunctie, dagbesteding): worden op is het stuk voor stuk bekijken een dit moment stuk voor stuk bekeken en probleem? Moet het anders? beoordeeld. Hoe doen de andere gemeenten dit
VAB bedrijven
?
vergroting werkgelegenheid/arbeidsparticipatie: - in Wijk is er een probleem? Moet het loopt al een paar jaar het project Fruitteelt meer? bijstandsgerechtigden worden actief benaderd en ingezet (ipv direct Polen in te schakelen)
algemeen
?
Mantelzorgwonen: dit is in principe geregeld, nu geen nieuwe ontwikkelingen plus Geen probleem dus? aanvullend besluit waardoor bouwen op eigen achtererf makkelijker is
algemeen
?
Er is te weinig infrastructuurDe kwestie die op verkeersgebied speelt in het buitengebied is de vraag hoe het gebied bereikbaar blijft en tegelijkertijd verkeersveilig en leefbaar blijft.Die zaken gaan niet vanzelf samen. De afgelopen tientallen jaren is de verstedelijking en autobezit sterk toegenomen en was er sprake van schaalvergroting in de landbouw. Daardoor is de druk op de wegen in het gebied sterk toegenomen. En hoewel er wegen zijn verbreed (N229) of nieuw aangelegd (N421) en langs het Ooostromsdijkje een fietspad is aangelegd, is over het geheel genomen de infrastructuur in verhouding onvoldoende meegegroeid.
In hoeverre is dit een aantoonbaar probleem. Welke indicatoren zou je daarbij willen gebruiken.Of is het een algemeen beeld dat je ten opzichte van een algemene ambitie plaatst
bereikbaarheid
systeem
?
Kortom: de verhouding tussen het gebruik (hoge verkeersintensiteiten, hoge snelheden, grote voertuigen) van meerdere wegen en de inrichting (breedte, wel of geen vrijliggende fietspaden) is zoek. Met name op de Achterdijk, Tureluurweg en Marsdijk is dit het geval
In hoeverre is dit een aantoonbaar probleem. Welke indicatoren zou je daarbij willen gebruiken.Of is het een algemeen beeld dat je ten opzichte van een algemene ambitie plaatst
bereikbaarheid
systeem
?
Van belang is dat er een samenhangend verkeersontwerp komt, voor het hele gebied en dat niet hap-snap op één weg maatregelen genomen worden, zonder het overzicht te hebben voor de effecten op het hele gebied.”
bereikbaarheid
systeem
4
lang niet alle geschikte daken in het gebied worden gebruikt voor zonneenergie
duurzaamheid
4
Bijlage – te presenteren informatie op 26 mei Stand van zaken (onderdeel 2) In het proces tot nu toe zijn vraagstukken vanuit de samenleving en de ambtelijke organisatie opgehaald. Deze vraagstukken zullen in mei 2015 worden geselecteerd, geanalyseerd en gestructureerd. Dit wordt de zogenaamde integratieslag genoemd. Tevens zullen deze maand de voorbereidingen starten op de zogenaamde governance discussie: welke rol heeft de raad in dit proces? Dit mondt uit in een discussie met de drie raden op 8 juli 2015. Planning (onderdeel 2) In onderstaand overzicht staat aangegeven wat er de komende maanden staat te gebeuren: Datum
Titel
Toelichting
11 mei
Projectgroep
Integratieslag, voorbereiden governance
18 mei
Projectgroep
Integratieslag, voorbereiden governance
26 mei*
Governance discussie met raad Wijk bij Duurstede
Governance: discussie / gesprek over de rol van de raad, macht en kracht
11 juni
Stuurgroep
Vraagstukken doornemen, sturen
15 juni
Gezamenlijke colleges
Vraagstukken doornemen (primair)
16 of 18 juni
Ambtelijke inspiratiesessie, deel 2
Op zoek naar oplossingen voor de vraag- stukken.
29 juni*
Gebiedsconferentie
Op zoek naar oplossingen voor de vraag- stukken.
8 juli*
Gezamenlijke raden
Vraagstukken doornemen
Governance
Governance (primair)
* = betrokkenheid raad Acties raad 26 mei: 29 juni: 8 juli: -
Beeldvorming macht & kracht i.v.m. Omgevingsvisie, bekend raken met rollen, oefenen voor 8 juli Denkt mee aan oplossingen (rol: co-producent) Beeldvorming macht & kracht i.v.m. Omgevingsvisie, keuze voor één of meerdere rollen tijdens het proces
En daarna? Gemeentehuis: Karel de Grotestraat 30 postadres 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede t: 0343-595595 f: 0343-595599 e:
[email protected] w: www.wijkbijduurstede.nl
In de zomer wordt de visie zo ver als mogelijk gemaakt, in die zin dat de oplossingen toegepast worden op de vraagstukken. Wanneer daar aanleiding toe is, zullen er op onderdelen verdiepende bijeenkomsten worden gehouden. Deze vinden vermoedelijk plaats in augustus en september. De planning voor deze fase moet nog worden uitgewerkt. Theorie (onderdeel 3) Het bureau1 dat de Omgevingsvisie maakt, heeft vier rollen2 onderscheiden: Rol Zelf doen (klassieke rol)
Raad bepaalt doelen
College stuurt
Toekijken en bijsturen (klassieke rol) Samenwerken (nieuwe rol) Niets doen (nieuwe rol)
bepaalt kaders
houdt toezicht
met samenleving doelen bepalen doet niets
helpt informeert
Ambtenaren voeren uit (evt. onder de noemer regiegemeente) monitoren, handhaven ondersteunt samenleving monitoren (wat niet?)
Per rol is een bepaalde macht- en krachtfactor te onderscheiden. Macht staat daarbij voor invloed, voor het idee dat de overheid zaken bepaalt, naar zich toehaalt en regisseert. Kracht staat daarbij voor samen werken, voor het idee dat de samenwerking met de samenleving gezocht wordt, een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Tijdens de discussie kunnen deze rollen gaan ‘leven’ door dit toe te passen op de vraagstukken die tot nu toe zijn opgehaald. De vraagstukken zijn onder te verdelen in de volgende typologieën: Type vraag Type 1
Voortkomend uit… Concrete problemen
Kenmerk Iets is voor verbetering vatbaar Iets mag niet
Type 2
Belemmeringen
Type 3
Zorgen
Iets gaat niet de goede kant op (als-dan)
Type 4
Ambities
Onvervulde wensen
Voorbeelden boeren hebben een versnipperd eigendom, lelijk uitzicht, fietsers die het moeilijk hebben op plattelandswegen een uitbreiding mag niet, een nieuwe functie mag niet, de procedures duren te lang verwachte beperkingen voor boeren als gevolg van nieuwe woningen, overlast door auto’s bij nieuwe functies in buitengebied, aantasting landschap als gevolg van toename bebouwing, aantasting rust bij toename recreatie creëren van duurzame energievoorzieningen, vergroten werkgelegenheid, omvorming naar duurzame landbouw, meer recreatie, zichtbaar maken cultuur- historie
Per type vraag is een macht- en krachtfactor te onderscheiden. De keuze voor een rol, de keuze voor een typologie van vragen en de verdeling tussen macht en kracht zullen het karakter van de Omgevingsvisie bepalen. Waar ligt de voorkeur van de raad? 1
Bureau LOS Stadomland Deze rollen vertonen een grote overeenkomst met de Wijkse participatiematrix. Omdat deze matrix niet in de andere gemeentes bekend is, is gekozen voor een ‘gelijk speelveld’ door deze rollen te onderscheiden. Men gebruikt dan dezelfde begrippen. 2
2
Nogmaals, het is nadrukkelijk niet de bedoeling in te gaan op de vraagstukken an sich: het gaat niet om de WAT- vraag, maar om de HOE- vraag. Hoe gaan we met de vraagstukken om? Hoe verhoudt zich dat tot de positie van de raad / een raadslid? Hoe ziet de rol van de raad er ten opzichte van de samenleving uit?
3
Wijk bij Duurstede, 1 juni 2015 betreft: agendapunt 8 raadsvergadering 23 juni 2015 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Verordening minimabeleid (een technische wijziging)
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Besluitvorming Toelichting Op 28 oktober 2014 is de Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede door u als raad vastgesteld en per 1 januari 2015 in werking getreden. Gebleken is dat er door afspraken met de RDWI, gebruik gemaakt moet worden van een andere wettelijke bepaling. Tevens is de vraag vanuit het veld gesteld om in de verordening een hardheidsclausule op te nemen, zodat het college in hele specifieke gevallen af kan wijken van de toetsingscriteria, zodat mensen wel aanspraak kunnen maken op bepaalde regelingen. De verordening is op deze technische onderdelen gewijzigd en wordt aan u als raad ter besluitvorming voorgelegd. Wijze van behandelen Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring Digitale stukken bij het behandelmemo Verordening minimabeleid gemeente Wijk bij Duurstede 2015 Ter inzage liggende stukken B&W Rapport Portefeuillehouder: Jan Burger Technische vragen aan mevrouw Debby van Zetten:
[email protected] en in cc aan de griffie
1
Raadsvergadering, 23 juni 2015
Voorstel aan de Raad
Nr.:
20150623 8 RV
Agendapunt:
8
Datum:
1 juni 2015
Onderwerp: Verordening minimabeleid gemeente Wijk bij Duurstede 2015 Onderdeel raadsprogramma: programma 2 Economisch domein Portefeuillehouder: Jan Burger Voorgesteld besluit - De “Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede” in te trekken. - De “Verordening minimabeleid gemeente Wijk bij Duurstede 2015” vast te stellen Korte samenvatting Op 28 oktober 2014 is de Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede door de raad vastgesteld en per 1 januari 2015 in werking getreden. Gebleken is dat er door afspraken met de RDWI, gebruik gemaakt moet worden van een andere wettelijke bepaling. Tevens is de vraag vanuit het veld gesteld om in de verordening een hardheidsclausule op te nemen, zodat het college in hele specifieke gevallen af kan wijken van de toetsingscriteria, zodat mensen wel aanspraak kunnen maken op bepaalde regelingen. De verordening is op deze technische onderdelen gewijzigd en wordt ter besluitvorming aangeboden. Aanleiding Bij toepassing van de Verordening maatschappelijk participatie Participatiewet (WWB) is gebleken dat er bij de vaststelling gebruik gemaakt moet worden van een andere wettelijke bepaling. Het is van belang om een andere wettelijke bepaling te gebruiken zodat voldaan wordt aan de afspraken die zijn gemaakt met de RDWI. Om deze reden is in de verordening de wettelijke bepaling aangepast. De voorgaande verordening was vastgesteld op grond van de participatiewet en dat moest op grond van de gemeentewet zijn. Daarnaast heeft het veld een paar casussen voorgelegd die nu geen gebruik kunnen maken van de regelingen. Door het opnemen van een hardheidsclausule in de nieuwe verordening kan, in ernstige gevallen, afgeweken worden van het vastgestelde beleid. Specifiek (beoogd doel) Gebruik maken van een andere wettelijke bepaling in de Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede. Daarnaast mogelijkheid bieden aan het college om bij specifieke situaties, af te kunnen wijken van de criteria.
Meetbaar Door gebruik te maken van de andere wettelijke bepaling wordt voldaan aan de afspraken die gemaakt zijn met de RDWI. Daarnaast is het, door het opnemen van de hardheidsclausule, mogelijk in ernstige gevallen een uitzondering te maken en af te wijken van de criteria. Acceptabel Overwegingen die leiden tot het besluit Het is niet wenselijk een verordening aan te houden waarvan blijkt dat de wettelijke bepaling die gebruikt is, niet strookt met de afspraken die gemaakt zijn met de RDWI. Draagvlak De aanpassing van de wettelijke grondslag heeft geen invloed op de regelingen zelf en daarmee op de personen die het betreft. De Lokale Cliënten Raad (LCR) is destijds betrokken geweest bij het aanpassen en formuleren van de verordening en de beleidsregels. Het draagvlak is in deze niet veranderd. Wel is er voor gekozen een hardheidsclausule op te nemen. Op deze manier kan het college uitzonderingen maken op het moment dat er mensen een aanvraag indienen en zij niet binnen de regels vallen, maar waar er wel gesproken kan worden van een “schrijnend geval”. Gezien de roep van de uitvoerende instantie om in sommige gevallen een uitzondering te kunnen maken, is er in de verordening een hardheidsclausule opgenomen. De LCR heeft ook te kennen gegeven dat zij het eens zijn met deze inhoudelijke aanpassing van de verordening. Realistisch Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit NvT Alternatieven NvT Tijdgebonden De gewijzigde verordening treedt na vaststelling de dag na publicatie in werking. Aanpak/uitvoering Na behandeling in uw raad wordt de verordening gepubliceerd op de gemeentepagina en de website van de gemeente (Elektronisch Gemeenteblad) en treedt deze in werking. De uitvoeringsinstantie wordt op de hoogte gebracht van de aanpassing. Communicatie Na vaststelling van de verordening wordt de verordening gepubliceerd in het Gemeenteblad en op de website en op de gemeentepagina. Tevens wordt de uitvoerende instantie op de hoogte gesteld van de wijzigingen in de verordening Financiën NvT Bijlagen B&W rapport
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 juni 2015, nr. 20150623 8 RV
gelet op grond van de artikelen 147 en 149 van de gemeentewet
besluit: - De “Verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede” in te trekken. - De “Verordening minimabeleid gemeente Wijk bij Duurstede 2015” vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begrippen 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de Wet: de gemeentewet b. het college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Wijk bij Duurstede c. de raad: de gemeenteraad van Wijk bij Duurstede. d. maatschappelijke participatie: deelname aan een maatschappelijke/sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Hoofdstuk 2 Recht op bijdrage voor maatschappelijke participatie Artikel 2. Voorwaarden 1. Uitsluitend een belanghebbende, met een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en woonachtig in de gemeente Wijk bij Duurstede, komt in aanmerking voor een bijdragen minimabeleid op grond van deze verordening. 2. Uitsluitend kosten voor maatschappelijke/ sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 sub d komen in aanmerking voor een bijdrage op grond van deze verordening.
Artikel 3. Uitvoering 1. Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van de regeling. 2. De beleidsregels bevatten in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten in verband met sociale, educatieve, sportieve en culturele activiteiten. Artikel 4. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 5. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie. De verordening maatschappelijke participatie Participatiewet (WWB) 2015 gemeente Wijk bij Duurstede zoals vastgesteld op 27 oktober 2014 wordt ingetrokken. Artikel 6. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening minimabeleid gemeente Wijk bij Duurstede 2015.
Artikelsgewijze toelichting Verordening minimabeleid 2015 gemeente Wijk bij Duurstede Artikel 1. Begrippen Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb of de Gemeentewet, niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten, ook de Verordening moet worden gewijzigd. Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt, dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociale, educatieve, sportieve of culturele activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald, dat onder maatschappelijke participatie wordt verstaan: deelname aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een lidmaatschap van een (sport)vereniging. Hierbij is in ogenschouw gehouden, dat het deelnemen aan sociale activiteiten noodzakelijke kosten van het bestaan zijn en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm
Artikel 2. Voorwaarden In artikel 2 zijn algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor een bijdrage minimabeleid op grond van deze verordening. In artikel 2 lid 1 is bepaald dat mensen met een inkomensnorm tot 110% in aanmerking komen voor de regelingen. In artikel 2 lid 2 van deze verordening is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaalculturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1, in aanmerking komen voor een bijdrage op grond van deze verordening. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 1 van deze verordening. Artikel 3. Uitvoering Zoals is vastgelegd in artikel 3 lid 1, stelt het college beleidsregels vast om de uitvoering te regelen. Hierin zijn de voorwaarden benoemd op basis waarvan mensen gebruik kunnen maken van een specifieke regeling, zoals benoemd in de beleidsregels. De uitvoering van het verstrekken van bijdragen is belegd bij de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSD) met uitzondering van het Jeugdsportfonds. De uitvoering daarvan is belegd bij Stichting Jeugdsportfonds Wijk bij Duurstede. In artikel 3 lid 2 van deze verordening is bepaald, dat de beleidsregels in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten bevatten. Hierbij kan worden gedacht aan de kosten van: - contributie of lidmaatschap van een vereniging (sport, cultuur) - museum (jaar)kaart - abonnement op een krant - een internetaansluiting - een telefoonaansluiting of abonnement - bezoek van concerten of voorstellingen - een dagje uit/ schoolreisje
Artikel 4. Hardheidsclausule Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen, ten gunste van de aanvrager, kan afwijken van de bepalingen van deze verordening. Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de betrokken persoon. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken. Artikel 5. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking na publicatie. Artikel 6. Citeertitel In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 23 juni 2015 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
Wijk bij Duurstede, 1 juni 2015 betreft: agendapunt 9, raadsvergadering 23 juni 2015 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Voorstel tot grenscorrectie tussen de gemeente Wijk bij Duurstede en de gemeente Utrechtse Heuvelrug
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Besluitvorming Toelichting Het recreatieterrein de Gravenbol strekt zich uit over twee gemeenten. Zowel voor nu als voor de toekomst is het voor de beheerder/exploitant van het recreatiegebied praktisch om te maken te hebben met een eenduidig beleid waarbij hij terecht kan bij één loket voor de vergunning- en ontheffingverlening. Aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug is op 21 april per een brief gevraagd medewerking te verlenen aan een grenscorrectie waarbij het gehele recreatiegebied de Gravenbol binnen de gemeente Wijk bij Duurstede komt te vallen. Het college van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft aangegeven hieraan mee te willen werken. Het ontwerp herindelingsregeling tot grenscorrectie moet door de raad worden vastgesteld. Aan u als raad wordt gevraagd met deze grenscorrectie in te stemmen. Wijze van behandelen Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring Digitale stukken bij het behandelmemo Ontwerp besluit Kaart voorstel grenscorrectie met nummer Gravenbol-01 Procedure grenscorrectie Ter inzage liggende stukken B&W Rapport Portefeuillehouder: Wil Kosterman Technische vragen aan de heer Maarten Kylstra:
[email protected] en in cc aan de griffie
1
Raadsvergadering, 23 juni 2015
Voorstel aan de Raad
Nr.:
201506323 9 RV
Agendapunt:
9
Datum:
1 juni 2015
Onderwerp: Voorstel tot grenscorrectie tussen de gemeente Wijk bij Duurstede en de gemeente Utrechtse Heuvelrug
Onderdeel raadsprogramma: Programma 2, economisch domein, recreatie en toerisme Portefeuillehouder: Wil Kosterman
Voorgesteld besluit In samenwerking met de gemeente Utrechtse Heuvelrug het ontwerpbesluit herindelingsregeling tot grenscorrectie bij de Gravenbol vast te stellen conform bijgevoegd besluit en de bijgevoegde gewaarmerkte tekening Gravenbol-01 Korte samenvatting Het recreatieterrein de Gravenbol strekt zich uit over twee gemeenten. Zowel voor nu als voor de toekomst is het voor de beheerder/exploitant van het recreatiegebied praktisch om te maken te hebben met een eenduidig beleid waarbij hij terecht kan bij één loket voor de vergunning- en ontheffingverlening. Aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug is op 21 april per een brief gevraagd medewerking te verlenen aan een grenscorrectie waarbij het gehele recreatiegebied de Gravenbol binnen de gemeente Wijk bij Duurstede komt te vallen. Het college van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft aangegeven hieraan mee te willen werken. Het ontwerp herindelingsregeling tot grenscorrectie moet door de raad worden vastgesteld. Aanleiding In 2012 heeft het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied te kennen gegeven te moeten bezuinigen, waardoor er geen middelen meer zouden zijn om de Gravenbol open te houden. De Stichting Wijk Nog Leuker heeft aangegeven de Gravenbol wel te willen beheren. Hiervoor is op 12 oktober 2012 een intentieovereenkomst getekend tussen Het Recreatieschap, De Stichting Wijk Nog Leuker, de gemeente Wijk bij Duurstede en de Provincie Utrecht. Dit heeft geresulteerd in een samenwerkingsovereenkomst tussen het Recreatieschap en de BV Gravenbol voor de periode 2013 t/m 2015. De BV Gravenbol wil de benodigde gelden voor het beheer en onderhoud van de Gravenbol genereren door het heffen van parkeergelden en het organiseren van evenementen. Het recreatiegebied ligt in twee gemeenten. De toegangsweg, de botenhelling, een groot gedeelte van de parkeerfaciliteiten en een deel van het “hondenstrand” liggen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de rest van het Terrein, parkeerplaatsen, zwemstranden, ligweiden en de plas liggen in de gemeente Wijk bij Duurstede. Bij vergunningplichtige activiteiten zal de
BV Gravenbol veelal bij twee gemeenten vergunningen aan moeten vragen. Dit kost extra tijd en het risico bestaat dat, als gevolg van verschil in beleid, evenementen of activiteiten niet van de grond komen. Formeel is de Gravenbol op dit moment nog de verantwoordelijkheid van het Recreatieschap. Er zijn op dit moment gesprekken gaande om het Recreatieschap per 1 januari 2018 op te heffen. Het streven is om op 1 januari 2016 al een rechtsopvolger te hebben voor de Gravenbol. Vooralsnog is het uitgangspunt, dat het recreatieterrein ook na de opheffing van het Recreatieschap in stand gehouden wordt. Specifiek (beoogd doel) Het realiseren van één eenduidig loket waar de beheerder van het recreatieterrein de Gravenbol terecht kan voor vergunningen en ontheffingen voor activiteiten op de Gravenbol. Meetbaar De grenscorrectie wordt, na vaststelling van de herindelingsregeling, tot grenscorrectie verwerkt in de BAG Overwegingen die leiden tot het besluit Als het volledige recreatieterrein binnen één bevoegd gezag valt, dan zorgt dit voor een eenduidige vergunningenprocedure, en het daarmee samengaande bezwaar- en beroepstraject. Het voorkomt dat aanvragen langs twee maten gemeten worden door verschillend beleid van de twee gemeenten. Milieu NVT Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Het is mogelijk dat grondeigenaren binnen het gebied dat over gaat naar de gemeente Wijk bij Duurstede, bezwaren hebben tegen de grenscorrectie. Dit is oplosbaar door de grens uiteindelijk anders te kiezen dan nu wordt voorgesteld. Het risico is echter klein, omdat er binnen het gebied geen woningen of andere genummerde panden aanwezig zijn. Alternatieven Een alternatief zou kunnen zijn het gehele gebied over te dragen aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Hiervoor bestaat echter geen draagvlak bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Bij opheffing van het Recreatieschap komen er namelijk al twee volledige recreatiegebieden binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug te vallen. Tijdgebonden De datum van herindeling is 1 januari van het jaar volgend op de dag van inwerkingtreding van de herindelingsregeling. Het streven is: herindeling per 1 januari 2016.
Aanpak/uitvoering Na vaststelling van het ontwerpbesluit, wordt dit gedurende 8 weken in zowel de gemeente Utrechtse Heuvelrug als de gemeente Wijk bij Duurstede ter inzage gelegd in het gemeentehuis. De betrokken eigenaren worden direct na vaststelling van de ontwerp herindelingsregeling tot grenscorrectie, schriftelijk geïnformeerd over het voorstel. Gedurende de termijn van ter inzage legging kan een ieder zienswijzen inbrengen. Deze zienswijzen
worden na de ter inzage legging, met een voorstel voor een definitief besluit, aan de raad voorgelegd. Communicatie De ter inzage legging wordt bekend gemaakt via publicatie op de gemeentepagina en de sociale media. Tevens wordt via de gemeentelijke website en de sociale media een korte uitleg gegeven over het nut en de noodzaak tot grenscorrectie. Als de gemeente Utrechtse Heuvelrug akkoord gaat met de grenscorrectie, stellen we een gezamenlijk persbericht op. Financiën De grenscorrectie conform de ontwerp herindelingsregeling, betekent een verschuiving van de uitkering van het gemeentefonds van € 1.475 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug naar de gemeente Wijk bij Duurste. Hierover zal gedurende de ter inzage legging van het ontwerpbesluit nog nader gesproken worden tussen de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de gemeente Wijk bij Duurstede. Bijlagen Ontwerp besluit Kaart voorstel grenscorrectie met nummer Gravenbol-01 Procedure grenscorrectie
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 juni 2015, nr. 20150623 9 RV
gelet op: de Gemeentewet, de Wet arhi en de wet BAG
besluit: In samenwerking met de gemeente Utrechtse Heuvelrug de herindelingsregeling tot grenscorrectie bij de Gravenbol vast te stellen conform bijgevoegde gewaarmerkte tekening Gravenbol-01
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 23 juni 2015 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
huidige grens 8
nieuwe grens
N
8t
25
Gemeente Utrechtse Heuvelrug 23 23a
k j i d k e L k j i d k Le
19a
k j i d n j Ri k j i d n j Ri
19
Lek di j k
L e k d i j k Lekdijk
l nbo ave Gr
HUIDIG Gemeente Utrechtse Heuvelrug
NIEUW Gemeente Gemeente
Wijk bij Duurstede
Wijk bij Duurstede
n j Ri
Gemeente Utrechtse Heuvelrug
l bo en av Gr
n j Ri
GEMEENTE l o b n e v a Gr
BUREN
afstand in meters 100
200
400
300
Omschrijving wijziging
Datum
500
Getekend
Grenscorrectie Wijk bij Duurstede - Utrechtse Heuvelrug Onderwerp:
Project / Werk:
Wijk bij Duurstede
Schaal:
Formaat:
1:5000 A4
Bestandsnaam:Grenscorrectie Wijk Utrechtse Heuvelrug.dgn
Afdeling Beheer Postbus 83, 3960 BB Wijk bij Duurstede, tel.: 0343 595595
Datum:
Getekend:
13-5-2015 EZ
Gravenbol-01
Archiefnr:
Tek.nr: Plotdatum:13-5-2015
Procedure grenscorrectie gemeenten Vindplaats De procedure voor een grenscorrectie van gemeenten is beschreven in de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi). Definitie grenscorrectie Bij een grenscorrectie gaat het om een wijziging van een gemeentegrens die naar verwachting het inwonertal van geen van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen. Procedure De procedure voor een grenscorrectie is eenvoudig. De gemeenteraden die het betreft nemen een gelijkluidend besluit (herindelingsregeling) en zenden die ter kennisname aan GS. De colleges van B&W bereiden het besluit tot grenscorrectie voor en leggen deze voor 8 weken voor een ieder ter inzage (herindelingsontwerp + kaart). GS stellen binnen twee maanden nadat de herindelingsregeling is vastgesteld de grensbeschrijving vast. Deze grenzen zijn gelijk aan die van de kaart van de herindelingsregeling. De grenscorrectie gaat in op 1 januari ná de datum van de inwerkingtreding van de herindelingsregeling. Het tijdschema van de procedure en de rolverdeling is hieronder in een tabel weergegeven. Actie
(wettelijke) termijnen
Ambtelijk overleg over de voorgenomen grenscorrectie. Ook wordt een kaart opgesteld van het betreffende grenscorrectiegebied.
p.m.
Beide colleges van B&W stellen een eensluidende herindelingsregeling tot grenscorrectie in ontwerp op.
p.m.
B&W leggen het herindelingsontwerp ter inzage in het gemeentehuis. De ter inzage legging wordt via een bekendmaking gecommuniceerd. Een ieder kan een zienswijze daartegen indienen bij de colleges van B&W (art 5, tweede lid).
8 weken
Vervolgens stellen de gemeenteraden de herindelingsregeling tot grenscorrectie (eensluidend) vast en nemen eventueel een besluit over de ingediende zienswijze(n) (art 5, eerste lid).
p.m.
De vastgestelde herindelingsregeling wordt aan GS gezonden.
p.m.
GS stellen op basis van de herindelingsregeling en bijbehorende kaart(en) de grensbeschrijving vast (art 2, tweede lid).
Binnen 2 maanden
De inwerkingtreding van de herindelingsregeling wordt bepaald op een tijdstip dat na de vaststelling van de grensbeschrijving (art 2, derde lid) ligt. De datum van herindeling is 1 januari, volgend op de dag van inwerkingtreding van de herindelingsregeling.
p.m.
De grenscorrectieprocedure kan met een goede voorbereiding in ca. zes maanden worden afgerond.
Wijk bij Duurstede, 1 juni 2015 betreft: agendapunt 10 raadsvergadering 23 juni 2015 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Betreft: Wijziging Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) ten gevolge van toetreding IJsselstein en aanpassing aan (per 1 januari 2015) gewijzigde Wet Gemeenschappelijke Regelingen Doel activiteit Besluitvorming Toelichting Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) heeft aan de colleges van burgemeester en wethouders van de 14 deelnemende gemeenten verzocht in te stemmen met wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling, waarmee de toetreding van de gemeente IJsselstein tot de Gemeenschappelijke Regeling alsmede aanpassing aan de per 1 januari 2015 gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen wordt geëffectueerd. Hiertoe is besluitvorming door zowel de colleges van burgemeester en wethouders als de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten noodzakelijk. Er is sprake van een zogenaamde collegeregeling, hetgeen betekent dat het college van burgemeester en wethouders besluit tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling, nadat de gemeenteraad toestemming heeft verleend. De gemeenteraad kan deze toestemming weigeren op grond van strijd met het recht of met het algemeen belang. Aan u als gemeenteraad wordt gevraagd met deze wijzigingen in te stemmen. Wijze van behandelen Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring Digitale stukken bij het behandelmemo Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht met toelichting; Brief van gemeente IJsselstein d.d. 17 februari 2015 inzake verzoek om toetreding; Brief van gemeente IJsselstein d.d. 20 maart 2015 inzake tijdstip toetreding. Ter inzage liggende stukken Portefeuillehouder: Hans Marchal Technische vragen aan mevrouw Miriam Bensmann:
[email protected] en in cc aan de griffie
1
Raadsvergadering, 23 juni 2015
Voorstel aan de Raad
Nr.:
20150623 10 RV
Agendapunt:
10
Datum:
26 mei 2015
Onderwerp: Wijziging Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) ten gevolge van toetreding IJsselstein en aanpassing aan (per 1 januari 2015) gewijzigde Wet Gemeenschappelijke Regelingen Onderdeel raadsprogramma: Portefeuillehouder: Hans Marchal
Voorgesteld besluit Toestemming te verlenen aan het college van burgemeester en wethouders voor het vaststellen van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht, waarmee de gemeente IJsselstein toetreedt tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht en de gemeenschappelijke regeling is aangepast aan de thans geldende Wet gemeenschappelijke regelingen. Korte samenvatting Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) heeft aan de colleges van burgemeester en wethouders van de 14 deelnemende gemeenten verzocht in te stemmen met wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling, waarmee de toetreding van de gemeente IJsselstein tot de Gemeenschappelijke Regeling alsmede aanpassing aan de per 1 januari 2015 gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen wordt geëffectueerd. Hiertoe is besluitvorming door zowel de colleges van burgemeester en wethouders als de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten noodzakelijk. Er is sprake van een zogenaamde collegeregeling, hetgeen betekent dat het college van burgemeester en wethouders besluit tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling, nadat de gemeenteraad toestemming heeft verleend. De gemeenteraad kan deze toestemming weigeren op grond van strijd met het recht of met het algemeen belang. Thans is het college van burgemeester en wethouders voornemens te besluiten tot het instemmen met de voorgelegde wijziging van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht. Alvorens tot dit besluit te komen, vraagt het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, toestemming aan de gemeenteraad.
Aanleiding De gemeente IJsselstein neemt sedert 2013 reeds diensten af van de Omgevingsdienst regio Utrecht. In 2013 zijn eveneens personeelsleden van de gemeente IJsselstein in dienst gekomen van de Omgevingsdienst, in de verwachting dat de gemeente IJsselstein gaat deelnemen aan de Gemeenschappelijke regeling. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein heeft per brief d.d. 17 februari 2015 verzocht te mogen toetreden tot de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht. Toestemming van de gemeenteraad van IJsselstein is verkregen bij raadsbesluit d.d. 29 januari 2015. Het Algemeen Bestuur heeft op 16 april 2015 positief besloten op het verzoek om toetreding van de gemeente IJsselstein. Bij toetreding gedurende het boekjaar, deelt gemeente IJsselstein in het batig dan wel nadelig saldo naar rato van het aantal dagen dat gemeente IJsselstein in het boekjaar heeft deelgenomen aan de gemeenschappelijke regeling. De gemeente IJsselstein heeft dit per brief d.d. 20 maart 2015 bevestigd. Tevens is per 1 januari 2015 de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) in werking getreden. In bijgaande tekst van de gewijzigde Gemeenschappelijke regeling zijn de juridisch-technisch noodzakelijke wijzigingen ten gevolge van de thans geldende WGR opgenomen. Er is één (vrijwillige) beleidsmatige keuze gemaakt. De wetgever heeft in de wijziging van de WGR vastgelegd, dat de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgend begrotingsjaar uiterlijk 15 april van het lopende jaar aan de raden moeten worden gezonden. Daarbij is niet vastgelegd dat de raden een zienswijze kunnen indienen. In dit wijzigingsvoorstel is die mogelijkheid wel opgenomen, om aldus de band tussen raad en gemeenschappelijke regeling te versterken. Het Algemeen Bestuur heeft op 16 april 2015 ingestemd met de voorgestelde wijziging van de tekst van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht en heeft de colleges van de 14 deelnemende gemeenten verzocht in te stemmen met de wijziging van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht, conform de hierbij gevoegde tekst. Gemeenschappenlelijke regeling, toetreding IJsselstein De gemeente IJsselstein neemt sinds 2013 diensten af van ODRU. Tevens zijn per 1 juli 2013 personeelsleden, belast met de werkzaamheden die verband hielden met de door IJsselstein af te nemen diensten, door de ODRU van gemeente IJsselstein overgenomen. Daartoe is een overeenkomst gesloten. De gemeente IJsselstein neemt niet alleen basistaken af, maar ook een groot aantal overige diensten. In totaal voor 19.040 uren (volgens dienstverleningsovereenkomst), een percentage van 15,5% van het totaal aantal uren van alle ODRU-gemeenten. De wethouder van de gemeente IJsselstein is sinds 2013 als toehoorder bij de vergaderingen van het Algemeen Bestuur betrokken geweest. Het college van de gemeente IJsselstein heeft vanaf 2013 de wens toe te treden tot de ODRU, mede omdat de ODRU trekker was van de RUD in wording in Utrecht. Daarop vooruitlopend zijn de diensten reeds ondergebracht bij ODRU en is personeel overgedragen. De samenwerking verloopt goed. Het takenpakket dat de gemeente IJsselstein heeft ondergebracht, is aanzienlijk. Toetreding door IJsselstein zorgt voor een verdere verbondenheid van IJsselstein aan de ODRU, hetgeen zekerheid biedt aan ODRU en het (overgenomen) personeel. Een voordeel voor IJsselstein is, dat IJsselstein mede invloed kan uitoefenen op de bedrijfsvoering.
Datum van toetreding In de gewijzigde tekst van de gemeenschappelijke regeling wordt mogelijk gemaakt (artikel 42) dat de toetreding door de gemeente IJsselstein plaatsvindt per 1 juli, of, indien de benodigde besluitvorming door colleges en raden later plaatsvindt, per de eerste dag na bekendmaking van de gewijzigde regeling. Voorwaarde aan toetreding Het boekjaar van ODRU loopt van 1 januari tot 1 januari. Bij toetreding gedurende een boekjaar, is het noodzakelijk te regelen hoe de afrekening van een batig dan wel nadelig saldo van dat boekjaar tussen de deelnemende gemeenten plaatsvindt. Afrekening tussen deelnemende gemeenten vindt plaats conform hoofdstuk 9 van de Gemeenschappelijke regeling (artikel 30 e.v.). Het Algemeen Bestuur mag aan de toetreding voorwaarden verbinden. Teneinde discussie achteraf te voorkomen (bijvoorbeeld over in welke maand een voordeel dan wel nadeel is ontstaan), is als voorwaarde gesteld om op voorhand met de gemeente IJsselstein af te spreken dat IJsselstein deelt in het batig dan wel nadelig saldo naar rato van het aantal dagen dat gemeente IJsselstein in een boekjaar heeft deelgenomen aan de gemeenschappelijke regeling. Per brief d.d. 20 maart 2015 heeft de gemeente IJsselstein hiermee ingestemd. Procedure De procedure voor toetreding is vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling (artikel 37). Artikel 37 luidt als volgt: 1. Toetreding tot de Omgevingsdienst is mogelijk nadat het college van burgemeester en wethouders, na verkregen toestemming van de raad van de toetredende gemeente, daartoe heeft besloten. 2. Het algemeen bestuur beslist over de toetreding als bedoeld in lid 1. 3. Het algemeen bestuur kan daarbij voorwaarden verbinden aan de toetreding. In dat geval komt de toetreding eerst tot stand nadat de toetredende gemeente de voorwaarden schriftelijk heeft aanvaard. 4. De toetreding gaat - nadat besluitvorming als bedoeld in artikel 39 heeft plaatsgevonden - in op een door het algemeen bestuur te bepalen tijdstip. Ad 1 De eerste stap, het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, na verkregen toestemming van de raad, toe te treden, is reeds genomen. Per brief d.d. 17 februari 2015 heeft de gemeente IJsselstein een verzoek om toetreding gedaan. Ad 2 De tweede stap, het Algemeen Bestuur beslist over de toetreding, eventueel onder het verbinden van voorwaarden aan de toetreding, is op 16 april 2015 genomen. Ad 3 De volgende stap is dat de toetredende gemeente de voorwaarden schriftelijk moet hebben aanvaard. Eerder kan de toetreding niet plaatsvinden. De gemeente IJsselstein heeft per brief d.d. 20 maart 2015 aangegeven ervan uit te gaan, dat de gemeente IJsselstein naar rato van het aantal dagen van deelneming in 2015 deelt in het resultaat van het boekjaar 2015.
Ad 4 Na de schriftelijke aanvaarding van de door het Algemeen Bestuur gestelde voorwaarde door de gemeente IJsselstein, volgt de volgende stap: de inhoud van de gemeenschappelijke regeling dient te worden gewijzigd. Dit kan, indien tenminste tweederde van de colleges van burgemeester en wethouders, na toestemming van hun raad, van de deelnemende gemeenten en het Algemeen Bestuur daartoe hebben besloten. Wijzigingen GR ten gevolge van wijziging Wet gemeenschappelijke regelingen Per 1 januari 2015 is de Wet gemeenschappelijke regelingen gewijzigd. Een aantal artikelen in de gemeenschappelijke regeling ODRU dient op grond van de wetswijziging aangepast te worden. Hoewel in dit voorstel slechts aanpassingen zijn opgenomen die juridisch-technisch noodzakelijk zijn door de wetswijziging per 1 januari 2015 (behoudens de beleidsmatige keuze, de raden de mogelijkheid te bieden een zienswijze op de kadernota in te dienen), wordt onderstaand wel kort stilgestaan bij een andere vorm van gemeenschappelijke regeling, teneinde duidelijkheid te verschaffen. In de wet is een nieuwe organisatievorm, de bedrijfsvoeringorganisatie, een lichtere vorm van de gemeenschappelijke regeling, opgenomen (artikel 8 lid 3). De wetgever heeft in de Memorie van toelichting bij de WGR al aangegeven aan welke soort uitvoeringsorganisaties voor deze vorm werd gedacht, en acht het kennelijk niet wenselijk dat Omgevingsdiensten als bedrijfsvoeringorganisatie worden ingericht, nu in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) expliciet is opgenomen dat een Omgevingsdienst is ingesteld als openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 lid 1, juncto artikel 52 lid 1 WGR. Een bedrijfsvoeringorganisatie wordt derhalve op voorhand al uitgesloten voor de Omgevingsdienst. Specifiek (beoogd doel) De wijzigingen hebben tot doel de gemeente IJsselstein toe te laten treden tot de GR ODRU en actualisatie als gevolg van de Wet gemeenschappelijke regelingen van 1 januari 2015. Communicatie Na besluitvorming in de colleges van burgemeester en wethouders en de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, wordt, bij een meerderheid van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten, in de Staatcourant de gewijzigde regeling bekendgemaakt conform artikel 26 WGR. De bekendmaking is een constitutief wettelijk vereiste: pas na bekendmaking kan de gemeenschappelijke regeling worden gewijzigd. De Omgevingsdienst regio Utrecht zal bericht sturen aan alle deelnemende gemeenten van de bekendmaking en de datum van toetreding van de gemeente IJsselstein. De deelnemende gemeenten kunnen dan zelf zorg dragen voor inschrijving van de gewijzigde gemeenschappelijke regeling in het gemeentelijk register. Financiën Indien toetreding plaatsvindt gedurende een boekjaar (naar verwachting 2015), zal gemeente IJsselstein delen in de afrekening van een batig dan wel nadelig saldo over dat boekjaar. Dit gebeurt naar rato van het aantal dagen van dat boekjaar dat IJsselstein deelnam in de gemeenschappelijke regeling. Voor het overige zijn er geen financiële gevolgen.
Bijlagen • Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht met toelichting; • brief van gemeente IJsselstein d.d. 17 februari 2015 inzake verzoek om toetreding; • brief van gemeente IJsselstein d.d. 20 maart 2015 inzake tijdstip toetreding.
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken secretaris
Tjapko Poppens burgemeester
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 mei 2015 nr. 20150623 10 RV
gelet op de toetreding gemeente IJsselstein tot de ODRU, besluit: Toestemming te verlenen aan het college van burgemeester en wethouders voor het vaststellen van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht, waarmee per 1 juli 2015 of zoveel later als tenminste twee derde van de colleges van burgemeester en wethouders van de 14 thans deelnemende gemeenten tot wijziging hebben besloten, de gemeente IJsselstein toetreedt tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht en de gemeenschappelijke regeling is aangepast aan de thans geldende Wet gemeenschappelijke regelingen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 23 juni 2015 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
;Z1
1Jsselstein Gemeente
111
REU 1
postadres Postbus 26, 3400 AA Usseistein
bezoekadres Overtoom 1 3401 BK IJsseistein
Aan het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst regio Utrecht Postbus 13101 3507 LC Utrecht
t 14 030 f 030 6884350 e
[email protected]
Betreft Tijdstip toetreding Zaaknummer 135151
uw kenmerk uw brief van behandeld door J.P. van
Datum 20-01-15 blad 1 van 1 bijlagen --
Esschoten
Geacht bestuur,
Als vervolg op onze brief d.d. 17 februari 2015, waarin wij hebben verzocht te mogen toetreden tot de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht, willen wij nog het volgende toelichten. Het heeft onze voorkeur om per 1 juli 2015 toe te treden. Indien dit, bijvoorbeeld omwille van de tijd, niet mogelijk is, dan hebben wij geen bezwaar tegen toetreding op een later tijdstip. Daarbij gaan wij er vanuit, dat de gemeente lisselstein naar rato van het aantal dagen van deelneming in 2015 deelt in het resultaat van het boekjaar 2015. We beseffen dat dit resultaat zowel een nadeel als een voordeel kan inhouden.
Hoogachtend, BURGEMEEST R EN WETHOUDERS VAN IJ LSTEIN, de burgerri ester, de secre a
mr. 'M.N. K len-Mor n
Bankrelatie BNG NL79BNGH028.50.09.958
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Omgevingsdienst regio Utrecht 12 maart 2015 Kenmerk: INT
opgesteld door beoordeeld door
akkoord
B.J.N. Behrens-Benne DT
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Inhoudsopgave Overwegingen en besluit
3
Hoofdstuk 1: Artikel 1
Definities Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2: Artikel 2
Het openbaar lichaam
4
Hoofdstuk 3: Artikel 3
Door de Omgevingsdienst te behartigen belangen
4
Hoofdstuk 4: Bestuurlijke organisatie Afdeling 1 Het algemeen bestuur Artikel 4 tot en met 11
4 4
5 5
Afdeling 2 Het dagelijks bestuur Artikel 12 tot en met 14
7
Afdeling 3 De voorzitter Artikel 15 tot en met 16
8
Afdeling 4 Artikel 17
9
De secretaris
Hoofdstuk 5: Aan de Omgevingsdienst opgedragen taken en bevoegdheden Afdeling 1 Taken van de Omgevingsdienst 9 Artikel 18 tot en met 19 Afdeling 2 Mandaat van bevoegdheden aan de Omgevingsdienst 10 Artikel 20 Taken, bevoegdheden en verantwoording algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter Afdeling 1 Het algemeen bestuur 11 Artikel 21 tot en met 22 Afdeling 2 Het dagelijks bestuur 11 Artikel 23 tot en met 24 Afdeling 3 De voorzitter 12 Artikel 25
9
Hoofdstuk 6:
Hoofdstuk 7: Artikel 26
Commissies
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
10
12
pagina 1
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Hoofdstuk 8: Personeel Artikel 27 tot en met 29
13
Hoofdstuk 9: Financiën Afdeling 1 Toedeling kosten Omgevingsdienst Artikel 30 tot en met 33 Afdeling 2 Begroting en jaarstukken Artikel 34 tot en met 36
13 13 14
Hoofdstuk 10: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing Artikel 37 tot en met 40
15
Hoofdstuk 11: Slotbepalingen Artikel 41 tot en met 44
16
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 2
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Montfoort, Oudewater, Renswoude, Rhenen, De Ronde Venen, Stichtse Vecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Woerden, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist,
ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,
Overwegende dat:
-
-
-
de colleges van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Montfoort, Oudewater, Renswoude, Rhenen, De Ronde Venen, Stichtse Vecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Woerden, Wijk bij Duurstede en Zeist per 24 mei 2012 de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht hebben getroffen; het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein per brief d.d. 17 februari 2015 het verzoek heeft gedaan deel te nemen in de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht; per 1 januari 2015 de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen in werking is getreden; het algemeen bestuur van Omgevingsdienst Regio Utrecht een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling heeft vastgesteld; de gemeenten ter uitvoering van de in deze juridische regeling beschreven taken mandaat kunnen geven aan de directeur van de Omgevingsdienst regio Utrecht middels een separaat mandaatbesluit;
Gelet op: -
-
de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht; de verkregen toestemming van het algemeen bestuur van Milieudienst Zuidoost-Utrecht en het algemeen bestuur van Milieudienst Noord-West Utrecht tot het treffen van de gemeenschappelijke regeling en het algemeen bestuur van Omgevingsdienst Regio Utrecht tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling; de verkregen toestemming van de raad van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Montfoort, Oudewater, Renswoude, Rhenen, De Ronde Venen, Stichtse Vecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Woerden, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist;
besluiten dat: de navolgende gemeenschappelijke regeling onder de naam “Omgevingsdienst regio Utrecht” luidt als volgt
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 3
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Hoofdstuk 1
Definities
Artikel 1 In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: • • • • • • •
de Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst regio Utrecht, ingesteld bij deze gemeenschappelijke regeling; de regeling: deze gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht; de gemeente(n): één of meer van de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten; omgeving: duurzaam leven, wonen en werken, waaronder in ieder geval ook wordt begrepen: milieu, en mogelijk ruimte, veiligheid, bouwen, archeologie, monumenten en natuur; de secretaris: de ambtelijk secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst; de voorzittergemeente: de gemeente die de voorzitter levert; de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Hoofdstuk 2
Het openbaar lichaam
Artikel 2 1. 2. 3.
4.
Er is een openbaar lichaam, welke rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de wet, genaamd Omgevingsdienst regio Utrecht. De Omgevingsdienst is gevestigd te Zeist. Voor de bevoegdheid tot uitvoering van haar nader in de regeling omschreven werkzaamheden, zullen de gemeenten aan de directeur van de Omgevingsdienst bij separaat besluit mandaat verlenen. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester te worden gelezen: de Omgevingsdienst, zijn algemeen bestuur, zijn dagelijks bestuur respectievelijk zijn voorzitter.
Hoofdstuk 3
Door de Omgevingsdienst te behartigen belangen
Artikel 3 1.
2.
De Omgevingsdienst behartigt, met inachtneming van hetgeen hierover in de regeling is bepaald, de belangen van de gemeenten tezamen en van elke deelnemende gemeente afzonderlijk op het gebied van omgeving in de ruimste zin, voor zover de bevoegdheid daartoe de gemeente toekomt en aan de Omgevingsdienst gemandateerd is. De Omgevingsdienst draagt zorg voor een organisatie ter behartiging van de in lid 1 genoemde belangen en van de ter uitvoering daarvan opgedragen en overeengekomen taken.
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 4
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Hoofdstuk 4
Bestuurlijke organisatie
Afdeling 1
Het algemeen bestuur
Artikel 4 1. 2.
3. 4.
5. 6.
De Omgevingsdienst heeft een algemeen bestuur dat aan het hoofd van de Omgevingsdienst staat, bestaande uit de voorzitter en leden. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten wijzen ieder uit hun midden één lid en één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. De voorzittergemeente levert daarnaast nog de burgemeester of een andere wethouder als voorzitter. De colleges van burgemeester en wethouders van twee of meer deelnemende gemeenten kunnen gezamenlijk een lid van het algemeen bestuur aanwijzen. Als leden bedoeld in lid 2 en lid 3 worden aangewezen leden van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die bij voorkeur met zaken op het gebied van omgeving zijn belast. Als plaatsvervangend lid als bedoeld in lid 2 wijzen de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten uit hun midden een ander dan het in lid 4 bedoeld lid aan. In geval van verhindering of ontstentenis van een lid, kan deze worden vervangen door zijn of haar plaatsvervanger of kan dit lid voorafgaande aan de vergadering van het algemeen bestuur aan een ander lid van het algemeen bestuur verzoeken hem of haar te vervangen.
Artikel 5 1. 2. 3.
4.
5.
6.
De zittingsperiode van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de gemeenteraden. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt in ieder geval zodra men ophoudt lid van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente te zijn. De (plaatsvervangende) leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde zelf ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter, alsmede de voorzitter van het college van burgemeester en wethouders dat hen heeft aangewezen, onverwijld schriftelijk op de hoogte. Het college van burgemeester en wethouders van iedere gemeente kan het door hem aangewezen (plaatsvervangend) lid tussentijds ontslag verlenen als het lid niet langer het vertrouwen van dit college geniet. Indien tussentijds een plaats binnen het algemeen bestuur openvalt, wijst het college van burgemeester en wethouders van de gemeente die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering, of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan. Het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente geeft van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid als bedoeld in lid 5 binnen twee weken schriftelijk kennis aan de voorzitter.
Artikel 6 1.
Het algemeen bestuur vergadert eenmaal per kwartaal, tenzij het algemeen bestuur zelf anders bepaalt, en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht, dan wel hiertoe door ten minste
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 5
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
2. 3.
4.
5.
een vijfde van het aantal leden een schriftelijk verzoek met opgave van redenen bij de voorzitter wordt ingediend. Het algemeen bestuur vergadert in ieder geval twee maal per jaar. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. In afwijking van het bepaalde in lid 2 worden de deuren gesloten wanneer ten minste een vijfde van het aantal aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering op grond van de belangen als bedoeld in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur de bedoelde geheimhouding opheft. Het algemeen bestuur kan zich in de vergaderingen door adviseurs laten bijstaan.
Artikel 7 1. 2.
3.
Het algemeen bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen indien meer dan de helft van de leden van het algemeen bestuur aanwezig is. Indien het op grond van lid 1 vereiste aantal leden niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter opnieuw een vergadering beleggen, onder verwijzing naar dit artikel, waartoe minimaal 24 uur van tevoren wordt opgeroepen. Op de vergadering als bedoeld in lid 2 is het bepaalde in lid 1 niet van toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen kan beraadslagen en besluiten nemen indien meer dan de helft van de leden van het algemeen bestuur aanwezig is.
Artikel 8 1.
2. 3.
4.
De leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem, behoudens ingeval een lid van het algemeen bestuur is aangewezen conform artikel 4 lid 3. Een lid, dat door twee of meer deelnemende gemeenten is aangewezen, heeft even zoveel stemmen als het aantal colleges van burgemeester en wethouders door wie hij of zij is aangewezen. De voorzitter heeft in de vergadering een raadgevende stem. Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen, tenzij in de regeling anders is bepaald. Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien de stemmen in de eerstvolgende vergadering wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter. In de notulen van de vergaderingen van het algemeen bestuur en in de besluiten en adviezen wordt ten aanzien van alle uitspraken zowel het gevoelen van de meerderheid als dat van de minderheid van de leden van het algemeen bestuur tot uitdrukking gebracht.
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 6
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Artikel 9 1.
2.
De voorzitter draagt er zorg voor dat ieder lid – met uitzondering van spoedeisende gevallen – ten minste 10 werkdagen voor de dag waarop het algemeen bestuur vergadert, schriftelijk wordt opgeroepen om bij deze vergadering aanwezig te zijn. In de oproepingsbrief worden plaats, datum en uur van de vergadering, alsmede een opgave van de te behandelen onderwerpen vermeld. Bij de oproepingsbrief worden zoveel mogelijk de stukken die op de te behandelen onderwerpen betrekking hebben gevoegd. Het eerste lid is niet van toepassing op een vergadering als bedoeld in artikel 7 tweede lid.
Artikel 10 De stukken die van het algemeen bestuur uitgaan worden door de secretaris en de voorzitter gezamenlijk ondertekend. Artikel 11 Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt overhandigd aan de leden van het algemeen bestuur.
Afdeling 2
Het dagelijks bestuur
Artikel 12 1.
2. 3.
De Omgevingsdienst heeft een dagelijks bestuur bestaande uit de voorzitter en daarnaast bestaande uit ten minste twee en ten hoogste vier leden waaronder een plaatsvervangend voorzitter. De leden als bedoeld in lid 1 worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Het dagelijks bestuur stelt een portefeuilleverdeling vast.
Artikel 13 1. Het algemeen bestuur wijst in de eerste vergadering van iedere zittingsperiode van het algemeen bestuur de leden van het dagelijks bestuur aan. 2. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur eindigt. Zij blijven indien en voor zover zij nog lid van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente zijn, als lid van het dagelijks bestuur functioneren tot het moment waarop in hun opvolging is voorzien. 3. Een lid van het dagelijks bestuur dat tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn. 4. De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde zelf ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter onverwijld schriftelijk op de hoogte. 5. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan als dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet.
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 7
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
6. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Indien het ontstaan van een vacature in het dagelijks bestuur gepaard gaat met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, geschiedt de aanwijzing zo spoedig mogelijk nadat in de vacature binnen het algemeen bestuur is voorzien, maar in ieder geval binnen 6 weken na openvallen van de plaats in het dagelijks bestuur, tenzij de voorzitter een andere termijn vaststelt. Artikel 14 1.
2. 3. 4. 5.
6.
7.
Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of (één van) de leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijk, onder opgave van te behandelen onderwerpen, aan de voorzitter verzoeken. De artikelen 58, 59 en 60 lid 1 en lid 2 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. De voorzitter en elk lid hebben ieder één stem. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering. Op de vergadering, bedoeld in lid 5, tweede volzin, is het bepaalde in lid 5 eerste volzin niet van toepassing, met dien verstande dat het dagelijks bestuur over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen kan beraadslagen en besluiten, indien tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. Het dagelijks bestuur kan zich in de vergaderingen door adviseurs laten bijstaan.
Afdeling 3
De voorzitter
Artikel 15 1. 2.
3. 4.
Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur hebben dezelfde voorzitter. De voorzitter wordt in de eerste vergadering van iedere zittingsperiode van het algemeen bestuur door en uit het algemeen bestuur aangewezen. De gemeente waarvan een lid in het Algemeen bestuur tot voorzitter is benoemd brengt in diens plaats een extra lid in het Algemeen bestuur in. De gemeente die de voorzitter levert, is de voorzittergemeente. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter. Deze wordt aangewezen tijdens de eerste vergadering van het algemeen bestuur.
Artikel 16 1.
De voorzitter treedt af op de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur eindigt. De voorzitter blijft indien en voor zover hij of zij nog lid van het college van burgemeester en
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 8
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
2. 3. 4.
wethouders van de betrokken deelnemende gemeente is, als voorzitter functioneren tot het moment waarop in zijn of haar opvolging is voorzien. Indien de voorzitter ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt hij of zij tevens op voorzitter te zijn. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan als hij of zij niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. Indien het voorzitterschap van de Omgevingsdienst tussentijds openvalt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuwe voorzittergemeente c.q. voorzitter aan.
Afdeling 4
De secretaris
Artikel 17 1.
2. 3.
Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur hebben een secretaris. Als secretaris treedt op de directeur van de Omgevingsdienst als genoemd in artikel 27 van deze regeling, of de door hem/haar aan te wijzen vervanger. De secretaris staat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur terzijde en is in beginsel bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig. De secretaris draagt onder andere zorg voor: a. het administratief voorbereiden, agenderen en notuleren van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur; b. het coördineren en bewaken van en zorg dragen voor de voortgang van de besluitvorming van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 5
Aan de Omgevingsdienst overgedragen taken en bevoegdheden
Afdeling 1
Taken van de Omgevingsdienst
Artikel 18 1. 2.
Ter behartiging van de belangen als vermeld in artikel 3, verricht de Omgevingsdienst uiteenlopende adviserende en uitvoerende taken op gebied van omgeving in de ruimste zin. Tot de in lid 1 behorende taken behoren: a. coördinerende, afstemmende en adviserende taken die voor de gemeenten tezamen worden verricht; b. de uitoefening van de bij of krachtens de milieu- en omgevingswetgeving gegeven bevoegdheden, een en ander per deelnemende gemeente nader uit te werken bij mandaatbesluit; c. het adviseren en bijstaan van de gemeenten bij de uitoefening van hun taken, bevoegdheden of werkzaamheden in het kader van omgeving; d. het waar mogelijk verwerven van ondersteunende subsidies voor de gemeentelijke taakuitvoering;
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 9
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
e.
het bieden van een platform voor overleg over ontwikkelingen op gebied van omgeving in de ruimste zin; f. het beheer van de organisatie als bedoeld in artikel 3 lid 2. 3. In voorkomende gevallen verricht de Omgevingsdienst de in lid 1 bedoelde taken voor andere organisaties dan de gemeenten, op grond van daartoe te sluiten overeenkomsten. Voor de uitvoering van de taken wordt, indien noodzakelijk, bij separaat besluit mandaat verleend aan de Omgevingsdienst. Artikel 19 1.
2. 3.
Ter uitvoering en nadere invulling van de in artikel 18 bedoelde taken, maakt de Omgevingsdienst met iedere deelnemende gemeente bij overeenkomst schriftelijke werkafspraken die worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten. Voor de uitvoering van de taken wordt bij separaat besluit mandaat verleend aan de Omgevingsdienst. De dienstverleningsovereenkomsten worden gesloten voor onbepaalde tijd. Gedurende de looptijd van de overeenkomst kan de omvang van het door iedere deelnemende gemeente van de Omgevingsdienst af te nemen aantal uren onder bepaalde, bij overeenkomst nader vast te stellen voorwaarden, worden geactualiseerd. Ook kunnen tussentijds aanvullende taken en/of uren worden overeengekomen.
Afdeling 2
Mandaat van bevoegdheden aan de Omgevingsdienst
Artikel 20 Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de overige toepasselijke wet- en regelgeving, gelden voor de opdracht tot uitvoering van taken en bevoegdheden door de gemeenten aan de Omgevingsdienst, anders dan de taken en bevoegdheden die reeds op grond van artikel 18 door de Omgevingsdienst zullen worden uitgevoerd respectievelijk uitgeoefend, de volgende voorschriften: a. Opdracht tot uitvoering van taken en bevoegdheden door de gemeenten dan wel een gemeente aan de Omgevingsdienst kan plaatsvinden op voorstel van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer gemeenten. b. het dagelijks bestuur voert daartoe overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en eventueel met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen. c. het dagelijks bestuur werkt de beoogde opdracht uit en legt die vast in een concept-besluit, voorzien van een financiële onderbouwing als bedoeld in de artikelen 30 en 31, en van een regeling van de inhoudelijke en personele gevolgen, ter vaststelling door het algemeen bestuur.
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 10
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Hoofdstuk 6
Afdeling 1
Taken, bevoegdheden en verantwoording Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en voorzitter Het Algemeen Bestuur
Artikel 21 Aan het algemeen bestuur komen alle taken en bevoegdheden toe die aan de Omgevingsdienst bij of krachtens de regeling zijn opgedragen, die niet bij of krachtens de regeling dan wel op grond van toepasselijke wet- en regelgeving, aan het dagelijks bestuur of de voorzitter, dan wel een commissie als bedoeld in artikel 26 zijn opgedragen. Tot deze taken en bevoegdheden behoren in ieder geval: a. het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur; b. het houden van toezicht op het financiële beheer van de Omgevingsdienst; c. het vaststellen van een bedrijfsplan en beleidsplannen; d. het vaststellen van de begroting en de jaarstukken. Artikel 22 1.
2.
3.
Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de gemeenten, indien daartoe door één of meer leden van deze raden wordt gevraagd, dan wel ongevraagd, alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn. In het reglement van orde van het algemeen bestuur wordt de wijze waarop de bedoelde inlichtingen worden verstrekt, geregeld. Ieder lid van het algemeen bestuur is aan het college en de raad van de eigen gemeente verplicht om alle door het betrokken college of de betrokken raad gewenste inlichtingen, die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn, te verstrekken. De inlichtingen worden verstrekt op de in de betrokken deelnemende gemeente gebruikelijke wijze. Ieder lid van het algemeen bestuur is aan het college en de raad van de eigen gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem of haar in het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst gevoerde beleid. Verantwoording wordt afgelegd op de in de betrokken deelnemende gemeente gebruikelijke wijze.
Afdeling 2
Het Dagelijks Bestuur
Artikel 23 1. Aan het dagelijks bestuur komen de volgende taken en bevoegdheden toe: het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst, voor zover daarmee niet het algemeen bestuur op grond van de regeling dan wel bij of krachtens de toepasselijke wet- en regelgeving is belast; b. de voorbereiding van datgene waarover in de vergadering van het algemeen bestuur wordt beraadslaagd en besloten; c. de uitvoering van beslissingen van het algemeen bestuur; a.
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 11
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
d.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
e.
het beheer van de inkomsten en de uitgaven van de Omgevingsdienst;
f.
te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet gemeenschappelijke regelingen; te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
g.
h.
de uitoefening van bevoegdheden van het algemeen bestuur, voorzover het algemeen bestuur daartoe besluit en onder door het algemeen bestuur vast te stellen regels. 2. Het
dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
Artikel 24 1.
2.
3.
Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de gemeenten, indien daartoe door een of meer leden van deze raden wordt gevraagd, dan wel ongevraagd, alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn. Het dagelijks bestuur verstrekt het algemeen bestuur, indien daartoe door een of meer leden van het algemeen bestuur wordt gevraagd, dan wel ongevraagd, alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor zijn taak nodig heeft, tenzij gewichtige redenen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, zich hiertegen verzetten. Deze verplichting geldt eveneens voor de voorzitter en elk van de leden afzonderlijk. Het dagelijks bestuur legt op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af voor het gevoerde dagelijks bestuur. Deze verplichting geldt eveneens voor de voorzitter en elk van de leden afzonderlijk.
Afdeling 3
De voorzitter
Artikel 25 1.
2.
Aan de voorzitter komen de volgende taken en bevoegdheden toe: a. het leiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur; b. het in en buiten rechte vertegenwoordigen van de Omgevingsdienst. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door haar/hem aan te wijzen persoon. Indien de gemeente, waarvan de voorzitter lid is van het college van burgemeester en wethouders, partij is in een geding waarbij de Omgevingsdienst is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur de in lid 1 onder b. bedoelde bevoegdheid uit.
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 12
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Hoofdstuk 7
Commissies
Artikel 26 Het algemeen bestuur kan met inachtneming van het daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalde, commissies van advies en commissies die dienen ter behartiging van bepaalde belangen, instellen.
Hoofdstuk 8
Personeel
Artikel 27 1.
2. 3. 4.
De Omgevingsdienst heeft een directeur, die onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur belast is met de leiding van de Omgevingsdienst en met de zorg voor een juiste taakvervulling door de Omgevingsdienst. Het algemeen bestuur legt de instructie van de directeur vast in een Directiestatuut. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat op voordracht van ten minste drie leden van het algemeen bestuur, de directeur. Het algemeen bestuur regelt bij schorsing en/of ontslag de vervanging van de directeur.
Artikel 28 Het dagelijks bestuur stelt, na het Georganiseerd Overleg, een rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast die op het personeel van de Omgevingsdienst van toepassing is. Artikel 29
1. De aanstelling of benoeming, schorsing en het ontslag van personeel dat in dienst is van de Omgevingsdienst geschiedt door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur neemt daarbij de door het dagelijks bestuur vastgestelde rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling in acht. 2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur.
Hoofdstuk 9
Financiën
Afdeling 1
Toedeling kosten Omgevingsdienst
Artikel 30
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 13
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Het algemeen bestuur kan met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 31 en 32, gehoord de raden van de gemeenten, nadere regels vaststellen met betrekking tot de door de gemeenten te betalen financiële bijdragen. Artikel 31 1.
2. 3.
De kosten van de taken als bedoeld in artikel 18 worden, voor zover deze niet uit andere inkomsten worden bestreden, door de gemeenten voldaan op basis van een jaarlijks vastgesteld uurtarief, waarbinnen tariefdifferentiatie mogelijk is. Bij de kostentoerekening als bedoeld in lid 1 worden naast de directe uitvoeringskosten tevens de overheadkosten verdisconteerd. De Omgevingsdienst kan ieder kwartaal voorschotnota’s indienen bij de gemeenten.
Artikel 32 1.
2.
3.
Indien enig jaar een batig saldo oplevert wordt dit saldo toegevoegd aan het weerstandsvermogen van de Omgevingsdienst. Het weerstandsvermogen mag maximaal 10% van de jaaromzet bedragen. Voor zover het batig saldo van enig jaar zou leiden tot een weerstandsvermogen van meer dan 10% van de jaaromzet, wordt het saldo boven de 10 % gerestitueerd op basis van de in lid 3 opgenomen verdeelsleutel, tenzij een meerderheid van de gemeenten gemotiveerd instemt met een doelreservering van het batig saldo voor de Omgevingsdienst. Het algemeen bestuur stelt hiertoe een voorstel vast. Indien enig exploitatiejaar een nadelig saldo oplevert en het weerstandsvermogen ontoereikend is om dit nadelige saldo te dekken, stelt het algemeen bestuur een plan vast dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatie-saldo, het algemeen bestuur bepaalt tevens of en zo ja, tot welk bedrag de gemeenten zullen bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Het bedoelde plan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de raden van de gemeenten gedurende een termijn van acht weken in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening ten aanzien van het plan naar voren te brengen. Wanneer het algemeen bestuur overeenkomstig het gestelde in het tweede lid een besluit heeft genomen omtrent het bijdragen door de gemeenten in het nadelig exploitatiesaldo, wordt het nadelig exploitatiesaldo door de gemeenten gedragen in verhouding tot het aantal uren, gebaseerd op de taken genoemd in artikel 18 lid 2, dat door ieder afzonderlijke deelnemende gemeente wordt afgenomen van de Omgevingsdienst en zoals dit is vastgesteld in de schriftelijke afspraken als bedoeld in artikel 19.
Artikel 33 1. 2.
De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat de Omgevingsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 14
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Afdeling 2
Begroting en jaarstukken
Artikel 34
1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarover de 2. 3.
4.
begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de vertegenwoordigende organen Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juli de begroting voor het eerstkomende begrotingsjaar vast. Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders (ontwerpkadernota) en de ontwerp-begroting, voorzien van een gespecificeerde toelichting uiterlijk acht weken voor de voorgenomen datum van vaststelling toe aan de raden van de gemeenten en de leden van het algemeen bestuur. De raden van de gemeenten kunnen zowel omtrent de ontwerp-kadernota als omtrent de ontwerp-begroting bij het dagelijks bestuur hun zienswijze naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de ontwerp-kadernota en de ontwerp-begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Artikel 35 1. 2. 3. 4.
Het algemeen bestuur doet zo spoedig mogelijk mededeling aan de raden van de gemeenten van de vaststelling van de kadernota en de begroting. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen 14 dagen na vaststelling aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. Met betrekking tot wijziging van de begroting zijn de artikelen 34 lid 2, 3 en 4 en 35 lid 1 en lid 2 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de genoemde datum. Het algemeen bestuur stelt bij besluit regels vast zoals bedoeld in artikel 212 en 213 Gemeentewet.
Artikel 36 1.
2. 3. 4.
Uiterlijk op 1 juli volgend op het jaar waarop het betrekking heeft stelt het algemeen bestuur de jaarstukken, zijnde de jaarrekening en jaarverslag, voorzien van een accountantsverklaring, hierna rekening te noemen, vast. Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen 14 dagen na vaststelling aan de raden van de gemeenten. Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen 14 dagen na vaststelling aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. Artikel 199 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 15
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
Artikel 37 1. Toetreding tot de Omgevingsdienst is mogelijk nadat het college van burgemeester en wethouders, na verkregen toestemming van de raad van de toetredende gemeente daartoe heeft besloten. 2. Het algemeen bestuur beslist over de toetreding als bedoeld in lid 1. 3. Het algemeen bestuur kan daarbij voorwaarden verbinden aan de toetreding. In dat geval komt de toetreding eerst tot stand nadat de toetredende gemeente de voorwaarden schriftelijk heeft aanvaard. 4. De toetreding gaat - nadat besluitvorming als bedoeld in artikel 39 heeft plaatsgevonden - in op een door het algemeen bestuur te bepalen tijdstip. Artikel 38 1.
2.
3.
4.
Een gemeente kan geheel of gedeeltelijk uit de Omgevingsdienst treden indien het algemeen bestuur met de financiële en organisatorische gevolgen van de uittreding instemt. Het algemeen bestuur besluit daartoe met twee derde meerderheid van de stemmen. De financiële gevolgen van de uittreding komen ten laste van de uittredende gemeente. In geval van uittreding verplicht de gemeente zich om het personeel over te nemen dat op grond van de regeling werkzaam is bij de Omgevingsdienst ten behoeve van de uitvoering van de taken en bevoegdheden voor deze betrokken gemeente. De gemeente kan met het algemeen bestuur een afwijkende regeling overeenkomen. Uittreding uit de Omgevingsdienst kan slechts plaatsvinden nadat besluitvorming als bedoeld in artikel 39 heeft plaatsgevonden en met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur heeft besloten met de uittreding in te stemmen. Na uittreding komt de overeenkomst als bedoeld in artikel 19 te vervallen, tenzij anders wordt overeengekomen.
Artikel 39 De inhoud van de regeling kan worden gewijzigd indien ten minste twee derde van de colleges van burgemeester en wethouders, na toestemming van hun raad, van de gemeenten en het algemeen bestuur daartoe hebben besloten. Artikel 40 1. 2.
De Omgevingsdienst kan worden opgeheven indien ten minste twee derde van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten daartoe besluiten. Het algemeen bestuur stelt, gehoord de raden van de gemeenten, een liquidatieplan vast.
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
pagina 16
Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht
3.
4.
Het liquidatieplan als bedoeld in lid 2 voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de Omgevingsdienst over de gemeenten te verdelen. In het liquidatieplan zal de wijze van verdeling bepaald worden. Het liquidatieplan als bedoeld in lid 2 omvat een sociaal plan en voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel dat is aangesteld bij dan wel in dienst is van de Omgevingsdienst.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen Artikel 41 1.
2.
Indien zich zaken voordoen waarin de Gemeenschappelijke Regeling of de reglementen van orde niet voorzien, treft het algemeen bestuur de nodige voorzieningen. Het algemeen bestuur doet van deze voorzieningen onverwijld mededeling aan de gemeenten. Een voorziening als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval getroffen met betrekking tot de zorg van het dagelijks bestuur voor de archiefbescheiden, zoals bedoeld in de Archiefwet.
Artikel 42 1.
2.
De Gemeenschappelijke Regeling is in werking getreden per 24 mei 2012. Deze wijziging treedt in werking op 1 juli 2015, of, indien later, op de eerste dag na bekendmaking met inachtneming van het daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalde. . De Gemeenschappelijke Regeling geldt voor onbepaalde tijd.
Artikel 43 Deze gemeenschappelijke regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht”. Artikel 44 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. Ondertekening door alle gemeenten: Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente …. ……….. op … …………2015 de secretaris
Omgevingsdienst regio Utrecht, AB besluit 16 april 2015, kenmerk: INT
de burgemeester
pagina 17
Toelichting wijziging Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht in verband met toetreding (college van burgemeester en wethouders van) gemeente IJsselstein en wijziging wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) per 1 januari 2015 Algemeen Per brief d.d. 17 februari 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, na toestemming van de gemeenteraad te hebben verkregen in de raadsvergadering van 29 januari 2015, een verzoek tot toetreding aan het algemeen bestuur gedaan. Tevens is per 1 januari 2015 de gewijzigde wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) van kracht geworden. Op grond van beide gebeurtenissen wordt een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht (de GR) gedaan. In dit voorstel wordt de toetreding van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein mogelijk gemaakt, en worden wijzigingen aangebracht, die op grond van de wijzigingen in de WGR noodzakelijk zijn. Nadrukkelijk wordt vermeld dat er slechts sprake is van juridisch-technische wijzigingen. Er is één (vrijwillige) beleidsmatige keuze gemaakt. De wetgever heeft in de wijziging van de WGR vastgelegd dat de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgend begrotingsjaar uiterlijk 15 april van het lopende jaar aan de raden moeten worden gezonden. Daarbij is niet vastgelegd dat de raden een zienswijze kunnen indienen. In dit wijzigingsvoorstel is die mogelijkheid wel opgenomen, om aldus de band tussen raad en gemeenschappelijke regeling te versterken. Onderstaand volgt een artikelsgewijze toelichting bij de gewijzigde artikelen. Titelblad en volgende De gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Utrecht: de schrijfwijze van de naam van de omgevingsdienst is gewijzigd in Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht in plaats van “Regio”. Considerans De considerans is aangepast op de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. alsmede de toetreding van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein. De datum van toetreding van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein wordt bepaald door besluitvorming over en bekendmaking van de gewijzigde gemeenschappelijke regeling. Artikel 2 Lid 3 kan worden verwijderd. De GR is een openbaar lichaam en heeft uit dien hoofde de bevoegdheid om personeel in dienst te nemen; overdracht van bevoegdheden is derhalve niet nodig. Artikel 20 Artikel 10 WGR (nieuw) luidt als volgt: 1. De regeling vermeldt het belang of de belangen ter behartiging waarvan zij is getroffen of gewijzigd. 2. Een regeling, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede of derde lid, geeft aan welke bevoegdheden de besturen van de deelnemende gemeenten aan het bestuur van het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk aan
het gemeenschappelijk orgaan bij het aangaan van de regeling overdragen. Een regeling als hier bedoeld kan bepalingen inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de overgedragen bevoegdheden, met dien verstande dat niet kan worden bepaald dat het bestuur van het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan kan besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden. In het bestaande artikel 20 GR wordt de overdracht van taken en bevoegdheden, anders dan de taken en bevoegdheden uit artikel 18 van de gemeenschappelijke regeling, door de gemeenten aan de Omgevingsdienst mogelijk gemaakt. Artikel 10 lid 2 van de WGR is aangepast. Volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is het onderstreepte zinsdeel toegevoegd, zodat het algemeen bestuur niet kan besluiten tot het overdragen van bevoegdheden van de deelnemers aan het bestuur van het openbaar lichaam (delegatie). Gewezen wordt op de situatie dat bij besluit van algemeen bestuur bevoegdheden van de deelnemers aan het bestuur van het openbaar lichaam worden overgedragen zonder dat deze deelnemers daartoe zelf expliciet hebben besloten.1 Met overdracht van bevoegdheden wordt door de wetgever bedoeld: delegatie. De wetgever wil dat overdracht van bevoegdheden in de gemeenschappelijke regeling wordt vastgelegd. Latere wijziging van de overdracht van bevoegdheden kan alleen bij wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Het is echter wel wenselijk dat het algemeen bestuur kan blijven besluiten om de mogelijkheid aan deelnemende gemeenten te bieden om de Omgevingsdienst in te schakelen voor de uitvoering van taken en bevoegdheden die niet in artikel 18 zijn opgenomen. Het betreft dan geen overdracht van bevoegdheden, maar opdracht tot uitvoering van taken en bevoegdheden van de gemeente. Daartoe kan de gemeente dan mandaat verlenen. Artikel 20 wordt derhalve aangepast. Delegatie kan niet meer op grond van artikel 20, maar het in mandaat toekennen van additionele taken en bevoegdheden blijft wel mogelijk voor de deelnemende gemeenten, onder de voorwaarden van artikel 20. Artikel 22 In lid 2 en lid 3 is de inlichtingen -, en verantwoordingsplicht van de leden van het Algemeen Bestuur aangevuld met het college van de eigen gemeente. Op grond van artikel 19 is artikel 16 lid 1 en 2 eveneens van toepassing op de gemeenschappelijke regeling die door alleen colleges van burgemeester en wethouders is aangegaan. Dat betekent dat zowel het eigen college (op grond van artikel 16), alsook de raad (op grond van artikel 19) in de tekst van artikel 22 Gr moet worden opgenomen. 2 Artikel 23 In dit artikel staan de bevoegdheden van het dagelijks bestuur opgesomd. De wetgever stelt uitdrukkelijk3 dat dualisering van het bestuursmodel van het openbaar lichaam niet wenselijk is. Het oude artikel 33 WGR verwees naar de gemeentewet van voor de dualisering. Dit werkte echter onduidelijkheid in de hand. Artikel 33 is in de nieuwe WGR vervallen en de wetgever heeft de oude vangnetfunctie ondervangen door het opnemen van nieuwe bepalingen in de WGR. Eén van die bepalingen is artikel 33b, waarin de bevoegdheden die het dagelijks bestuur in ieder 1
Memorie van Toelichting paragraaf 5.7 Memorie van Toelichting, Artikelsgewijze toelichting, Artikel 1, Onderdeel N en O 3 Memorie van Toelichting paragraaf 3.1 2
geval heeft, zijn opgenomen. Artikel 23 GR is aangepast op de wettelijke opsomming. In de wettelijke opsomming staat eveneens dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Deze bevoegdheid is opgenomen in het gewijzigde artikel 29 van de GR, zie aldaar. In lid 1 sub f wordt verwezen naar artikel 31a WGR. Ter verduidelijking is hieronder dit wetsartikel opgenomen. Artikel 31a WGR luidt als volgt: 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. 2. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie te brengen. Lid 2 is toegevoegd, geheel gelijk aan de wettelijke tekst (artikel 33b lid 2). Artikel 24 De wetgever heeft in het nieuwe artikel 19a het dagelijks bestuur verplicht om het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling actief inlichtingen te verstrekken. Derhalve wordt de tekst in lid 2 aangepast.
Artikel 28 De wetgever heeft als taak voor het dagelijks bestuur tevens opgenomen: artikel 33blid 1 sub c: regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam. De bevoegdheid tot het vaststellen van een rechtspositie-, en arbeidsvoorwaardenregeling komt derhalve aan het dagelijks bestuur toe. Het dagelijks bestuur is verantwoordingplichtig aan het algemeen bestuur en heeft een actieve inlichtingenplicht richting het algemeen bestuur. Artikel 29 Volgens artikel 33b is de aanstelling, schorsing en ontslag van ambtenaren een bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Tot op heden is dat een bevoegdheid van de directeur. In de wet wordt alleen gesproken over ambtenaren, niet over personeel met een arbeidsovereenkomst. Toch is hier opgenomen dat de bevoegdheid van het dagelijks bestuur op alle personeelsleden van toepassing is. Vervolgens is in lid 2 opgenomen dat het dagelijks bestuur de bevoegdheden uit lid 1 kan opdragen aan de directeur. Artikel 34 lid 1 De wetgever heeft een nieuw artikel 34b in de WGR opgenomen. Doel is (Memorie van Toelichting) om de betrokkenheid van de raden bij het openbaar lichaam te vergroten door te bewerkstelligen dat de begrotingscycli van het openbaar lichaam en van de deelnemende gemeenten beter op elkaar
aansluiten. Om te voldoen aan de nieuwe regel is lid 1 aan artikel 34 van de gemeenschappelijke regeling toegevoegd. De hierdoor verkregen informatie hebben de raden van de deelnemende gemeenten aldus ter beschikking van de zogenaamde voorjaarsnota. De algemene financiële en beleidsmatige kaders bevatten in ieder geval een indicatie van de gemeentelijke respectievelijk provinciale bijdrage aan de Regionale uitvoeringsdienst, de beleidsvoornemens voor het volgende begrotingsjaar en de prijscompensatie. Daarnaast is 15 april van het lopende jaar ook de uiterste datum waarop de voorlopige jaarrekening, zo mogelijk inclusief het accountantsrapport, dient te worden aangeboden aan de vertegenwoordigende organen. lid 2 De wetgever heeft de termijn voor het indienen van een zienswijze door de raden van de deelnemende gemeenten verlengd van zes naar acht weken. De GR heeft de langere termijn van acht weken reeds sedert de oprichting in 2012. Toen is wel het tijdstip van vaststelling door het algemeen bestuur wel gehandhaafd op 1 juli, omdat wettelijk was bepaald dat de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten. De wetgever heeft nu deze datum, samen met de verlenging van zes naar acht weken, gewijzigd in 1 augustus. In de praktijk zal de afstemming van de termijn en datum beter werken. Derhalve wordt de datum 1 juli gewijzigd naar 15 juli. lid 2, 3 en 4 De wetgever heeft wel vastgesteld dat de algemene financiële en beleidsmatige kaders (kadernota) voor 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten worden gezonden, maar niet dat raden ook een zienswijze kunnen indienen. In dit voorstel is opgenomen dat het bij ODRU voor de raden wel mogelijk is een zienswijze in te dienen, gedurende een termijn van 8 weken. Verwacht wordt dat de kadernota gewoonlijk in februari/maart ter vaststelling aan het algemeen bestuur zal worden aangeboden. Tenminste 8 weken daarvoor zal de ontwerp-kadernota voor zienswijze aan de raden worden gestuurd. Artikel 38 De thans luidende tekst is verwarrend. Een deelnemende gemeente kan zelf besluiten uit te treden en heeft geen toestemming nodig van (tweederde van) het algemeen bestuur. Voorts zegt de wetgever in de aanpassing van artikel 9 WGR dat de gemeenschappelijke regeling ook bepalingen moet inhouden omtrent de gevolgen van uittreding. De tekst wordt daarom aangepast. Artikel 42 De wetgever heeft artikel 26 van de wet gewijzigd, door daarin een eenduidige regeling op te nemen voor de bekendmaking van de regeling. Pas na bekendmaking treedt de (gewijzigde) regeling in werking. Bekendmaking van de wijziging van deze gemeenschappelijke regeling geschiedt op grond van artikel 26 lid 2 juncto 4 WGR door het bestuur van de gemeente Zeist door kennisgeving van de inhoud van de regeling in de Staatscourant, met inachtneming van artikel 140 Gemeentewet (elektronisch). De toetreding van IJsselstein wordt geëffectueerd door de bekendmaking van de gemeenschappelijke regeling. Expliciet is in de wet opgenomen dat de regeling niet in werking treedt voordat zij bekend is gemaakt. Terugwerkende kracht is derhalve niet mogelijk.
Wijk bij Duurstede, 8 juni 2015 betreft: agendapunt 11 raadsvergadering 23 juni 2015 Behandelmemo Van: agendacommissie Aan: raads- en steunfractieleden Betreft: Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede
behandeld door: M.A.C. van Esterik Toestelnummer:
595 584
Doel activiteit Besluitvorming Toelichting Tijdens de voorbespreking van 26 mei jl. is uitgebreid gesproken over de Huisvestingsverordening 2015 Regio Utrecht - gemeente Wijk bij Duurstede. Deze verordening is in gezamenlijkheid door 16 gemeenten opgesteld. Resultaat hiervan is een verordening met algemene regels die voor al deze gemeenten gelijk zijn (o.a. inschrijvingscriteria, urgentieregels) en een lokaal deel met daarin de gemeentelijke keuzes. Door alle fracties is tijdens de voorbespreking aangegeven dat dit voorstel door kan voor besluitvorming op 23 juni. Aan u als raad wordt aan u gevraagd de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede vast te stellen. Wijze van behandelen Besluitvorming, eventueel korte stemverklaring Mee te sturen digitale stukken bij het raadsvoorstel Ter inzage liggende stukken B&W-rapport Schriftelijke vragen & antwoorden nummers 2015-01, 2015-18 en 2015-19 Portefeuillehouder: Jan Burger Technische vragen bij mevrouw Maajke van der Mark:
[email protected] en in cc aan griffie
1
Raadsvergadering, 23 juni 2015
Voorstel aan de Raad
Nr.:
20150623 11 RV
Agendapunt:
11
Datum:
28 april 2015
Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede Onderdeel raadsprogramma: Portefeuillehouder: Jan Burger
Voorgesteld besluit 1. De Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede vast te stellen en per 1 juli 2015 in laten gaan 2. De Huisvestingsverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2013 per 1 juli 2015 in te trekken.
Korte samenvatting Per 1 januari 2015 is de nieuwe Huisvestingswet ingegaan. Deze wet gaat over het regelen van de toewijzing van sociale huurwoningen. Uitwerking hiervan is dat de gemeente een nieuwe huisvestingsverordening vaststelt die op uiterlijk 1 juli 2015 in werking treedt. In de nieuwe regionale huisvestingsverordening zijn de regels voor de toewijzing van sociale huurwoningen vastgelegd, zoals voorrangscriteria, bijzondere toewijzing en regels voor urgenties. Aanleiding De nieuwe Huisvestingswet 2014 die per 1 januaro 2015 is ingegaan. Deze wet gaat uit van vrijheid van vestiging, met de mogelijkheid voor maatwerk in gemeenten om aan te sluiten bij de woningmarkt. Volgens de HVW mogen alleen regels voor toewijzing worden opgesteld als er werkelijk sprake is van schaarste. Dit is in regionaal onderzocht en de conclusie is dat er inderdaad schaarste bestaat bij sociale huurwoningen. Doel van de regelgeving is om de schaarse woonruimte zo eerlijk en rechtvaardig mogelijk te verdelen. Op basis van de nieuwe wet is het uitsluiten van groepen woningzoekenden niet meer toegestaan. Wel is het mogelijk dat gewerkt wordt met voorrangsregels. Regels bij toewijzing van koopwoningen (nieuwbouw en bestaand) zijn vervallen. Hier geldt dus vrije vestiging. Nieuw is dat mantelzorgontvangers en -verleners voorrang kunnen krijgen op een sociale huurwoning middels een urgentie. De nieuwe verordening is opgesteld door 16 gemeenten gezamenlijk. Resultaat hiervan is een verordening met algemene regels die voor al deze gemeenten gelijk zijn (o.a. inschrijvingscriteria, urgentieregels) en een lokaal deel met daarin de gemeentelijke keuzes.
Een deel van dit lokaal beleid wordt in de verordening gemandateerd aan het college van B&W. Deze lokale uitwerking wordt in overleg met de corporaties opgesteld. Specifiek (beoogd doel) Het verdelen van de schaarse huurwoningen op een zo rechtvaardig mogelijke manier met een eenduidige toewijzingssystematiek voor de hele woningmarktregio. Meetbaar Acceptabel Overwegingen die leiden tot het besluit: Algemeen (regionaal) deel met: - Criteria voor inschrijven van woningzoekenden. - Criteria voor afgeven van een huisvestingsvergunning. - Voorrangsregels voor inkomen / huurprijs: Lage inkomens hebben voorrang voor huurwoningen in de goedkoopste categorie. - Diverse opties waar gemeenten lokaal keuzes uit kunnen maken. Zie hieronder bij lokaal deel. - Urgentieregels. Hierbij zijn, ten opzichte van de huidige verordening, twee wijzigingen: o Mantelzorgurgentie: mogelijkheid tot het verkrijgen van een urgentie wanneer dit vanwege een mantelzorgsituatie noodzakelijk is (wettelijke plicht). o Urgentie bij relatiebeëindiging: deze regeling is versobert, het is enkel nog mogelijk om bij relatiebeëindiging een urgentie te verkrijgen indien er minderjarige kinderen in het spel zijn én beide ouders niet over geschikte huisvesting beschikken. - Woonruimtevoorraad: regels voor splitsing en samenvoegen van woningen (ook in de koopsector, tot NHG grens). Hiervoor mag geen financiële compensatie meer worden gevraagd (op basis van de huisvestingswet). Lokaal deel: - Bezettingsnorm: er is een keuze uit drie opties, waarbij wordt voorgesteld om een lichte bezettingsnorm te hanteren (optie1) bij het toewijzen van woningen. Hierbij hebben bij woningen met minimaal 4 kamers, meerpersoonshuishoudens voorrang. - Lokale binding. - Bijzondere doelgroepen. - Loting: maximaal 10% van het vrijkomende aanbod wordt verloot. - Woongroepen. - Beheerdersbelang. - Eenmalig goedkoper wonen bij financiële problemen. - Doorstroommogelijkheden. Wijzigingen De nieuwe verordening is opgesteld om te zorgen dat deze is afgestemd op de nieuwe huisvestingswet. Belangrijke wijzigingen zijn:
a. nieuwe huur-inkomentabel met een voorrangsregel voor lage inkomens (de primaire doelgroep); b. overeenkomsten met de corporatie over toewijzing mag niet meer. Lokaal beleid kan wel in beleidsregels worden vastgelegd. Dit is een bevoegdheid van het college; c. voor sociale koopwoningen is geen huisvestingsvergunning meer nodig; d. bij veranderingen in de woningvoorraad (woningonttrekking, samenvoeging en omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte) mag geen compensatie mee gevraagd worden. In de praktijk was deze compensatie meestal financieel. De bij b,c en d genoemde wijzigingen zijn wijzigingen die wettelijk zijn vastgelegd. Hierin is dus geen keuzevrijheid voor het college of de gemeenteraad. De nieuwe huur-inkomentabel met een voorrangsregel voor lage inkomens is niet wettelijk vastgelegd. We hebben daarom in overleg met de lokale corporaties de voor- en nadelen van de nieuwe tabel op een rijtje gezet. Voordelen Verbeteren betaalbaarheid voor huurders. Het beperkt en afnemend aantal goedkope woningen wordt met voorrang toegewezen aan de primaire doelgroep
Nadelen De keuzevrijheid van woningzoekenden wordt beperkt
Transparant voor woningzoekenden: in de regio gelden overal dezelfde regels
Mensen met een inkomen net boven de grenzen komen naar verwachting in de praktijk niet meer in aanmerking voor een goedkope huurwoning. Dit kan de doorstroming beperken.
WoningNet hoeft geen aparte tabel voor ons op te nemen met de bijbehorende kosten
Clustering van mensen met een laag inkomen in bepaalde gebieden.
Tijdens het regionaal overleg over de nieuwe verordening is door de verantwoordelijk wethouder gewezen op bovenstaande nadelen. Deze zijn ook naar voren gebracht door beide woningcorporaties in de gemeente Wijk bij Duurstede. Een meerderheid van de gemeenten in de regio heeft echter ingestemd met eerder genoemde wijzigingen met betrekking tot de toewijzing van woningen. Vanwege het belang van een eenduidige toewijzingssystematiek wordt voorgesteld om toch aan te sluiten bij de regio en de voorrangsregel voor lage inkomens toe te passen. Deze regeling is overigens naar verwachting tijdelijk. In de nieuwe Woningwet wordt passend toewijzen vastgelegd. Door ‘passend toewijzen’ krijgen huurders een woning waarvan de huur aansluit bij hun inkomen. Het voorkomt dat huurders snel in betalingsproblemen komen en dat het bedrag dat het Rijk moet uitgeven aan huurtoeslag te hoog oploopt. Op dat moment is er dus geen sprake meer van een voorrangsregel voor lage inkomens, maar worden lage inkomens uitgesloten voor duurdere sociale huurwoningen. Op basis van gegevens aangeleverd door Volksbelang blijkt bovendien dat er relatief weinig goedkope sociale huurwoningen zijn ten opzichte van de actief woningzoekenden van afgelopen kwartaal, zie bijlage III en relatief veel duurdere sociale huurwoningen ten opzichte van mensen met een iets hoger inkomen. Op basis van deze gegevens brengt een voorrangsregel de kansen van beide groepen meer in evenwicht. Maar deze gegevens geven slechts een indicatie. Hoe dit in de toekomst uitpakt is bijvoorbeeld mede afhankelijk van het aanbod.
De voorrangsregel wordt gemonitord om te beoordelen wat de effecten zijn in Wijk bij Duurstede. Zodat zo nodig de regeling aangepast kan worden of er met aanvullende maatregelen op ingespeeld kan worden. Overwegingen: 1. Een huisvestingsverordening mag enkel opgesteld worden als er sprake is van schaarste. Dit is aangetoond in een woningmarktonderzoek dat door onderzoekbureau RIGO is uitgevoerd in opdracht van de U16, zie bijlage IV. Schaarste van sociale huurwoningen rechtvaardigt het opstellen van een verordening om de schaarse woningen zo goed mogelijk te verdelen. 2. Omdat er sprake is van een regionale woningmarkt is het wenselijk om in de hele regio te werken met dezelfde regels. Woningzoekenden verhuizen immers niet alleen binnen de gemeente, maar ook tussen de diverse (regio) gemeenten. Dit zorgt voor gelijke kansen in iedere gemeenten en biedt transparantie voor woningzoekenden. 3. Lokale voorrang is beperkt mogelijk, vrijheid van vestiging is het uitgangspunt. Op basis van de nieuwe huisvestingswet mag 25% van de woningen met regionale voorrang worden toegewezen en 25% met lokale voorrang. 4. Omdat de schaarste van sociale huurwoningen steeds verder oploopt, wordt voorgesteld om de doelgroep urgenten waar mogelijk te verkleinen. Het voorstel is daarom om de criteria voor urgenties bij relatiebeëindiging aan te scherpen. Reden voor deze wijziging komt mede door de ervaringen van de diverse urgentiecommissies dat woningzoekenden ‘voorsorteerden’ op een urgentie. 5. De nieuwe huisvestingswet verplicht gemeenten om een urgentie bij mantelzorg af te geven. Regionaal zijn hier dan ook criteria voor opgesteld. Hierbij is getracht een afweging te maken tussen aan de ene kant de noodzaak om mantelzorgers (of ontvangers) de mogelijkheid tot verhuizing te bieden en aan de andere kant de schaarse woonruimte niet nog verder af te schermen voor reguliere woningzoekenden. In overleg met het Sociaal Team is een werkwijze opgesteld om deze urgentieaanvragen integraal af te handelen. 6. De verordening geldt voor alle huurwoningen onder de €710,68 per maand. Ook van niet-corporaties. Ook huurders van woningen van zorginstellingen of particuliere verhuurders zijn verplicht om een huisvestingsvergunning aan te vragen. Hierbij moeten ze voldoen aan de eisen uit de verordening, zo mag hun inkomen niet hoger zijn dan €46.735,-. Deze woningen hoeven niet via WoningNet aangeboden te worden.
7. Voorgesteld wordt om een deel van de lokale invulling te mandateren aan het college van B&W, zodat maatwerk mogelijk is na overleg met corporaties. Op deze manier kan B&W in overleg met de corporaties snel inspelen op situaties waarbij een bepaalde toewijzingsregeling wenselijk is. Voorbeelden hiervan zijn experimenten zoals het geven van voorrang bij nieuwe levensloopbestendige woningen aan mensen die een eengezinswoning achterlaten. Of een regeling voor mensen met een huurachterstand om naar een goedkope woning te kunnen verhuizen zodat huisuitzetting wordt voorkomen. De raad wordt jaarlijks over de toepassing geïnformeerd. 8. Doordat gewerkt wordt met één systeem (WoningNet) is uitgangspunt om in alle gemeenten dezelfde regels te hanteren, lokale afwijken (maatwerk) moet tot een minimum worden beperkt. Maatwerk aanpassingen in het systeem zijn tijdrovend en kostbaar. Daarom wordt voorgesteld om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het regionale systeem en keuzes te maken die hier binnen passen. Maatwerk is en blijft echter mogelijk na overleg met de corporaties die de toewijzingen uitvoeren en vervolgens opdracht geven aan WoningNet. Milieu Draagvlak De verordening is opgesteld in overleg met 16 gemeenten. Namelijk; regio is Woerden, De Ronde Venen, Stichtse Vecht, Lopik, Montfoort, Oudewater, IJsselstein, Nieuwegein, Houten, Vianen, Utrecht, Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist. Dit zijn gemeente die ooit of tot voor kort in het Bestuur Regio Utrecht (BRU) zaten en binnen WoningNet1 één regio vormen. Bij de voorbereiding zijn o.a. ook de corporaties en huurdersbelangenverenigingen betrokken. Er zijn twee regionale bijeenkomsten georganiseerd voor geïnteresseerden waaronder raadsleden. Met de lokale corporaties Volksbelang en woningbouwstichting Cothen heeft ook afstemming plaats gevonden. Realistisch Ja. Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Zie hierboven het onderwerp over de nieuwe voorrangsregel voor lage-inkomens onder het kopje wijzigingen. Alternatieven Het is mogelijk van de regionale verordening af te wijken. De wetgever heeft echter nadrukkelijk vastgelegd dat er regionale afstemming plaats dient te vinden. Bovendien bevinden we ons in een regionale woningmarkt waarin verhuisbewegingen tussen verschillende gemeenten plaatsvinden. De regio Utrecht heeft voor de sociale huurwoningen al geruime tijd een regionaal systeem. Woningzoekenden hebben hierdoor inzicht in het 1
WoningNet beheert namens de corporatie het register van woningzoekenden en de website waarop zij hun woningen aanbieden.
regionale aanbod van woningcorporaties en hebben te maken met nagenoeg dezelfde regels in iedere gemeente. Voor de regionale woningmarkt is het van belang dat de zestien gemeenten een eenduidige huisvestingsverordening opstellen. Tijdgebonden De Huisvestingswet bepaalt dat de verordening een maximale looptijd heeft van vier jaar. Gedurende deze periode worden gemeenten geacht de structurele problemen op de woningmarkt aan te pakken. De huisvestingsverordening moet dus zijn ingebed in een bredere beleidsvisie gericht op het wegnemen van schaarste op de woningmarkt. Hierbij kunnen instrumenten als woonvisie, prestatieafspraken, woningbouwprogrammering, ruimtelijk beleid en grondbeleid een rol spelen. Tussentijdse wijzigingen binnen deze vier jaar kunnen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld indien landelijke regelgeving hiertoe aanleiding geeft, zoals met de aanstaande passendheidstoets (huur-inkomen). Aanpak/uitvoering De uitvoering van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede ligt grotendeels bij de woningcorporaties. Bepaalde bevoegdheden zullen daarom aan hen gemandateerd worden. Communicatie De nieuwe regelgeving wordt gecommuniceerd via de gemeentelijke website, de woningstichtingen, U10 en via WoningNet. Financiën De nieuwe huisvestsingsverordening heeft op twee manieren financiële gevolgen. Overigens is de impact op de begroting hiervan beperkt. Door het wegvallen van de huisvestingsvergunning bij koopwoningen vervallen de legesinkomsten hiervoor. Daarnaast vervalt de financiële tegemoetkoming bij verlies aan woonruimte. In de HVW is vastgelegd dat er geen financiële tegemoetkoming (compensatie) meer gevraagd mag worden voor het verlies aan zelfstandige woonruimte bij samenvoeging en omzetting van woningen. Dit heeft tot gevolg dat hier geen inkomsten meer voor binnenkomen. Deze inkomsten werden gestort in het Fonds Volkshuisvesting en dienden gebruikt te worden voor volkshuisvestelijke zaken. Door het wegvallen van deze inkomsten is er geen automatische vulling meer van dit fonds. Deze inkomsten waren niet structureel en werden daarom niet begroot. Bijlagen 1. Schaarste in de regio Utrecht van RIGO, 21 november 2014 2. Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede 3. Collegerapport van 28 april 2014
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
Wilma van de Werken, Secretaris.
Tjapko Poppens, Burgemeester.
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 april 2015, nr. 20150623 11 RV
gelet op de Huisvestingswet 2014
besluit: 1. de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 – gemeente Wijk bij Duurstede vast te stellen en per 1 juli 2015 in laten gaan; 2. de Huisvestingsverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2013 per 1 juli 2015 in te trekken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van dinsdag 23 juni 2015 De raad voornoemd,
griffier,
voorzitter,
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE
WONINGMARKT REGIO UTRECHT
Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1
ALGEMEEN ............................................................................................................................ 3
HOOFDSTUK 2
VERDELING VAN WOONRUIMTE ........................................................................................... 7
Paragraaf 2.1
Werkingsgebied ............................................................................................................................ 7
Paragraaf 2.2
Huisvestingsvergunning ................................................................................................................ 7
Paragraaf 2.3
Inschrijving woningzoekenden ...................................................................................................... 9
Paragraaf 2.4
Voorrang toewijzing huurwoningen ........................................................................................... 10
Paragraaf 2.5
Urgentie....................................................................................................................................... 13
Paragraaf 2.6
Systeem voor de verdeling van woonruimte ............................................................................... 18
HOOFDSTUK 3
GEMEENTELIJK WOONBELEID ..............................................................................................21
HOOFDSTUK 4
WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD ........................................22
Paragraaf 4.1
Onttrekking, samenvoeging, omzetting en woonvorming ......................................................... 22
Paragraaf 4.2
Splitsing in appartementsrechten ............................................................................................... 23
HOOFDSTUK 5
SLOTBEPALINGEN ................................................................................................................25
BIJLAGE 1
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING ..........................................................................................28
BIJLAGE 2
TABEL BESTUURLIJKE BOETE ................................................................................................36
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
HOOFDSTUK 1 Artikel 1.1
ALGEMEEN
Begripsbepalingen
1.
Aanbodmodel:
Het selecteren van een kandidaat uit de ingekomen reacties van woningzoekenden op een in een advertentiemedium ter toewijzing aangeboden woonruimte.
2.
Advertentiemedium:
Een uitgave per verhuurder dan wel een groep van verhuurders waarin voor toewijzing beschikbare woonruimten wordt aangeboden.
3.
Bemiddeling:
Buiten het aanbodmodel of lotingmodel om woonruimte toewijzen aan een woningzoekende.
4.
Bereidverklaring:
Schriftelijke verklaring van de eigenaar, dat hij bereid is woonruimte aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning in gebruik te geven.
5.
Burgemeester en wethouders:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede
6.
Doorstromer:
Een woningzoekende die als hoofdhuurder daadwerkelijk en rechtmatig in de woningmarktregio een zelfstandige huurwoning bewoont en na verhuizing leeg achterlaat. De maandhuur mag bij inschrijving niet meer bedragen dan de maximale huurprijsgrens als bedoeld in artikel 1.1, lid 15.
7.
Echte dienstwoning:
Een woning die noodzakelijkerwijs gebruikt wordt met het oog op de arbeidsovereenkomst.
8.
Economische binding:
De binding van een persoon aan de woningmarktregio waarbij die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit deze woningmarktregio.
9.
Eigen toegang:
Elke deur die direct toegang geeft tot de woning bereikbaar via de straatzijde dan wel vanuit een gemeenschappelijke verkeersruimte en die voorzien is van een van gemeentewege verleend huisnummer.
10. Eigenaar:
Degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van een woonruimte of een gebouw.
11. Groepswonen:
Gelijk aan definitie woongroep.
12. Huishouden:
Een alleenstaande, of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.
13. Huisvestingsvergunning:
Een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet.
14. Huurprijs:
De prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte of standplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand.
15. Huurprijsgrens:
Liberalisatiegrens.
16. Ingezetene:
Degene die in de Basisregistratie Personen van één van de gemeenten in de woningmarktregio is opgenomen en daar tenminste één jaar feitelijk en rechtmatig hoofdverblijf heeft in een woonruimte, die volgens het bestemmingsplan is aangewezen of bestemd voor permanente bewoning.
17. Inkomen:
Gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 van de aanvragers van een huisvestingsvergunning voor een bij huisvestingsverordening aangewezen woonruimte, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen ‘aanvrager’.
3
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
18. Inkomensgrens van de doelgroep
De grens van de doelgroep volgens de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting (TRDAEBTIV). De inkomensgrens wordt jaarlijks aangepast.
19. Inwoning:
Het bewonen van een woonruimte welke deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen.
20. Kamer:
Elke afzonderlijke ruimte in een woning geschikt voor woon- en slaapruimte met een oppervlakte van tenminste 5 m2.
21. Koopprijs:
De prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald of de WOZ-waarde op 1 januari, jaar van vergunningaanvraag.
22. Koopprijsgrens:
Maximale aankoopbedrag om een hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie te krijgen.
23. Laatste Kansbeleid:
Regels met betrekking tot woningzoekenden die vanwege wanbetaling of ernstige inbreuk op het woongenot van omwonenden, na een gerechtelijke uitspraak uit hun woning zijn gezet of worden gezet en nog een laatste kans krijgen.
24. Liberalisatiegrens:
De maximale huur, waarbij nog recht op huurtoeslag bestaat, conform de huurprijs in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.
25. Lokaal woningzoekenden
-
Woningzoekenden met een maatschappelijke of economische binding en woningzoekenden die de afgelopen drie jaren in verband met studie tijdelijk elders ingeschreven zijn of zijn geweest, maar voorafgaand wel tenminste drie jaar ingeschreven hebben gestaan op een adres in het gebied zoals omschreven.
26. Lotingmodel:
De kandidaat voor de aangeboden woonruimte wordt door middel van loting bepaald.
27. Maatschappelijke binding:
De binding van een persoon aan de woningmarktregio, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van: - personen die tenminste drie jaar onafgebroken ingezetenen zijn in de woningmarktregio, dan wel gedurende de voorgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetenen zijn geweest van de woningmarktregio en - personen die een dagopleiding volgen gedurende ten minste negentien uur per week aan een, in de woningmarktregio gevestigde en erkende instelling voor dagonderwijs.
28. Mantelzorg:
Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).
29. Onzelfstandige woonruimte:
Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.
30. Overige woningzoekenden:
Alle woningzoekenden die niet als doorstromer kunnen worden aangemerkt.
31. Rekenhuur:
De rekenhuur zoals is bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag.
32. Splitsingsvergunning:
Een vergunning als bedoeld in artikel 22 van de Wet.
4
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
33. Standplaats:
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
34. Starter:
Een woningzoekende die op de dag dat het woningaanbod wordt gepubliceerd geen zelfstandige woonruimte bewoont die hij of zij achterlaat voor verkoop of verhuur.
35. Statushouder:
Vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en als gevolg daarvan een verblijfsvergunning heeft ontvangen als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, b, c, of d, van de Vreemdelingenwet 2000.
36. Studentenwoning
Woonruimte met een vloeroppervlakte van 12m2 tot 45 m2, bestemd voor studenten en verhuurd met een campuscontract of verhuurd door een toegelaten instelling.
37. Toewijzingssysteem:
Het selecteren van een kandidaat voor ter verdeling beschikbare woonruimte via een aanbodmodel of via lotingmodel of via bemiddeling.
38. Vloeroppervlakte
De gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580.
39. Vergunning wijziging woonruimtevoorraad:
Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de Wet.
40. Wet:
De Huisvestingswet 2014.
41. Wezenlijke voorzieningen:
Douche- en/of badruimte, toilet en keuken.
42. Woningmarktregio:
Gebied dat vanuit het oogpunt van het functioneren van de woningmarkt als een geheel wordt beschouwd, bestaande uit de gemeenten Lopik, Montfoort, Oudewater, De Ronde Venen, Woerden, De Bilt, Bunnik, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen, Zeist, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede.
43. Woningtypen:
Deze verordening maakt onderscheid in de volgende woningtypen: - nultredenwoningen: woningen die zonder trap bereikbaar zijn evenals de wezenlijke voorzieningen, geschikt voor personen van 65 en ouder; - woningen met zorgvoorzieningen (aanleunwoningen/beschutte woningen): zelfstandige woningen waarbij gebruik gemaakt wordt van faciliteiten van zorgverlenende instellingen; - woningen voor minder validen: ingrijpend aangepaste woningen die naar hun aard bestemd zijn voor bewoning door een minder valide persoon; - jongerenwoningen: woningen voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens met name bedoeld voor de leeftijdscategorie van 18 tot 23 jaar of 18 tot 30 jaar; - wisselwoningen: woningen die ten behoeve van tijdelijke bewoning worden aangeboden aan personen die door ingrijpende verbetering of sloop/nieuwbouw de huidige woning moeten verlaten, maar na voltooiing van de werken kunnen terugkeren; - plankwoningen: woningen die op de nominatie staan ingrijpend te worden verbeterd dan wel te worden gesloopt en voor tijdelijke huisvesting in gebruik kunnen worden gegeven; - eengezinswoning; - flat - parterre; - flatwoning vanaf 1e verdieping (met/zonder lift); - bovenwoning; - benedenwoning; - maisonnette, verder te onderscheiden in een ondermaisonnette (vanaf e begane grond) of bovenmaisonnette (vanaf 1 verdieping).
5
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
44. Woningzoekenden
Huishoudens ingeschreven in het woningzoekendenregister.
45. Woongroep:
Het bewonen van een zelfstandige woonruimte door een groep huishoudens die geen gemeenschappelijke huishouding voeren, geen onderlinge huurrelatie hebben, maar wel op basis van eigen initiatief kiezen om samen te wonen.
46. Woonruimte:
Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden; onder het begrip woonruimte wordt mede begrepen een standplaats voor een woonwagen.
47. Woonvorming
Woonruimte verbouwen tot twee of meer woonruimten voor verhuur.
48. Zelfstandige woonruimte:
Woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen.
49. Zoekprofiel:
Een beschrijving van de woningtypen, woninggrootte en locatie waarvoor een urgent woningzoekende met voorrang in aanmerking kan komen.
6
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
HOOFDSTUK 2 Paragraaf 2.1 Artikel 2.1.1
VERDELING VAN WOONRUIMTE Werkingsgebied
Huurprijsgrens
1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op zelfstandige woonruimte met een huurprijs tot en met de liberalisatiegrens. 2. Dit hoofdstuk geldt niet voor: a. woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a tot en met c, van de Leegstandwet, waarvoor een vergunning is afgegeven; b. onzelfstandige woonruimte; c. woonschepen; d. ligplaatsen voor woonschepen en e. zelfstandige studentenwoningen.
Paragraaf 2.2 Artikel 2.2.1
Huisvestingsvergunning Vergunningsvereiste
1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1, in gebruik te nemen voor bewoning. 2. Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning. Artikel 2.2.2
Aanvragen van een huisvestingsvergunning
1. De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders via een daartoe bestemd formulier. 2. De aanvraag wordt ingediend samen met: a. een kopie van het huurcontract of een bereidverklaring van de verhuurder en b. inkomensgegevens van alle leden van het huishouden, met uitzondering van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen. 3. Burgemeester en wethouders kunnen het overleggen van andere bescheiden verlangen, die zij voor de beoordeling van de aanvraag nodig achten. 4. Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie: a. aan wie de vergunning wordt verleend; b. voor welke woonruimte de vergunning wordt verleend; c. binnen welke termijn van de vergunning gebruik moet zijn gemaakt en d. het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt.
7
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Artikel 2.2.3
Eisen voor verlening huisvestingsvergunning
1. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. tenminste één van de leden van het huishouden is 18 jaar of ouder; b. de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of verblijven hier rechtmatig; c. het inkomen is maximaal de inkomensgrens van de doelgroep, € 34.911 (peildatum 1 januari 2015) en d. in oplopende volgorde: 1e. bij toewijzing de voorrangsregels toegepast zijn volgens paragraaf 2.4 en 2e. er geen andere gegadigde is die bij toepassing van de voorrangsregels eerder voor de woonruimte in aanmerking zou moeten komen. 2. Het in lid 1 c. genoemde inkomen is niet van toepassing op urgenten met een volkshuisvestelijke indicatie, maatschappelijke indicatie en statushouders. 3. In afwijking van lid 1 kan voor huurwoningen met een huurprijs vanaf € 618,25 een huisvestingsvergunning worden verleend aan huishoudens met een inkomen tot € 44.659 (peildatum 1 januari 2015). 4. De in het lid 1 en lid 3 genoemde huurprijs en inkomens worden jaarlijks per 1 januari aangepast. Artikel 2.2.4
Vruchteloze aanbieding
1. Een huisvestingsvergunning wordt voorts aan iedere aanvrager verleend indien de woonruimte door de eigenaar gedurende een termijn van tenminste drie maanden, gerekend vanaf de datum waarop de eerste advertentie als bedoeld in lid drie, is verschenen, zonder resultaat is aangeboden aan woningzoekenden die krachtens het bepaalde in artikel 2.2.3 voor die woonruimte in aanmerking komen en de eigenaar heeft voldaan aan de in de overige in dit artikel gestelde voorwaarden. 2. De woonruimte moet zijn aangeboden tegen een redelijke huurprijs, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 17, eerst lid van de Wet. 3. Het aanbieden dient, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, tenminste driemaal (eenmaal per maand) te geschieden via advertenties in een regionaal of lokaal advertentiemedium. 4. Als de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekenden, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde. Artikel 2.2.5
Intrekking
1. Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien: a. de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
8
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Paragraaf 2.3 Artikel 2.3.1
Inschrijving woningzoekenden Register van woningzoekenden
1 Ter bevordering van een doelmatige verdeling van ter beschikking gekomen woonruimte: a. dragen de woningcorporaties in de woningmarktregio zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden die in aanmerking willen komen voor de woonruimte; b. stellen de woningcorporaties in de woningmarktregio regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens en einde van de inschrijving; c. ontvangt de woningzoekende een bewijs van inschrijving en d. kan een woningzoekende een beroep doen op een regionale klachtencommissie. 2 In het register zoals genoemd in lid 1 worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven de huishoudens die voldoen aan de volgende eisen: a. tenminste één der leden is 18 jaar of ouder; b. de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of verblijven hier rechtmatig. 3. Indien vooraf door burgemeester en wethouders regels zijn opgesteld over het Laatste Kansbeleid kan een inschrijving als in lid 2 worden geweigerd, indien: a. het een moeilijk plaatsbare betreft die: - door een gerechtelijke uitspraak wegens wanbetaling uit een woning, van een aan het aanbodmodel als omschreven in artikel 2.6.1 deelnemende verhuurder, is of wordt gezet en - geen afbetalingsregeling, tegen gangbare voorwaarden rond de maximale afbetalingscapaciteit met de vorige verhuurder, is overeengekomen dan wel een dergelijke afbetalingsregeling niet nakomt. b. het een moeilijk plaatsbare betreft: - die door een gerechtelijke uitspraak is uitgezet, om reden van ernstige inbreuk op de veiligheid en het woongenot van omwonenden en - ernstig rekening moet worden gehouden met herhaling en - gebleken is dat, gegeven het risico van herhaling, binnen het bezit van de aan het aanbodmodel deelnemende verhuurders geen zodanige woonruimte beschikbaar is of komt, dat verdere inbreuk op het woongenot van omwonenden voorkomen kan worden; c. de weigering van het verzoek een periode van drie jaar bestrijkt. 4. a. Een verzoek als bedoeld in lid 2 kan worden geweigerd indien het huishouden een hoofdhuurder betreft waartegen burgemeester en wethouders een besluit heeft genomen tot ontruiming van een woning vanwege onrechtmatige bewoning. b. De weigering van het verzoek bestrijkt een periode van drie jaar.
9
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Paragraaf 2.4 Artikel 2.4.1
Voorrang toewijzing huurwoningen Voorrangregels Inkomen – huur
1. Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning wordt voorrang gegeven aan huishoudens met inachtneming van de tabel 1: Tabel 1 Leeftijd Tot en met 22 jaar
Huishoudensgrootte Alle cat. zonder kinderen Tweepersoons inclusief kind Driepersoons of meer inclusief kind(eren)
23 - 65 jaar
Eenpersoon Tweepersoons
Driepersoons of meer
65 jaar en ouder
Eenpersoon Tweepersoons
Driepersoons of meer
Inkomen Tot en met € 21.950 Vanaf € 21.951 Tot en met € 21.950 € 21.951 - € 29.800 Vanaf € 29.801 Tot en met € 21.950 € 21.951 - € 29.800 Vanaf € 29.801 Tot en met € 21.950 Vanaf € 21.951 Tot en met € 21.950 € 21.951 - € 29.800 Vanaf € 29.801 Tot en met € 21.950 € 21.951 - € 29.800 Vanaf € 29.801 Tot en met € 21.950 Vanaf € 21.951 Tot en met € 21.950 € 21.951 - € 29.825 Vanaf € 29.826 Tot en met € 21.950 € 21.951 - € 29.825 Vanaf € 29.826
Rekenhuur Voorrang Tot en met € 403,06 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 576,87 Voorrang € 403,07 - € 576,87 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 618,24 Voorrang € 403,07 - € 618,24 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 576,87 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 576,87 Voorrang € 403,07 - € 576,87 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 618,24 Voorrang € 403,07 - € 618,24 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 576,87 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 576,87 Voorrang € 403,07 - € 576,87 Geen voorrang Voorrang Tot en met € 618,24 Voorrang € 403,07 - € 618,24 Geen voorrang
2. De in artikel 2.4.1, lid 1 en lid 2. gebruikte rekenhuur en inkomensgrenzen worden jaarlijks, per 1 januari aangepast volgens artikel 27 van de wet op de huurtoeslag. Artikel 2.4.2
Voorrangregels gemeentelijk woonbeleid
1. Voor het verlenen van een huisvestingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders voorrangregels instellen. 2. a. De voorrangregels hebben betrekking op: A. Bezettingsnorm B. Woningtype C. Doorstroming D. Binding E. Bijzondere doelgroepen b. De voorrangsregels worden toegepast met de navolgende voorwaarden:
10
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
A. Bezettingsnorm 1. Burgemeester en wethouders kunnen een voorrangsregel instellen voor de grootte van de woonruimte in verhouding tot het aantal personen, waarbij gekozen kan worden uit twee opties: - Optie 1: Voorrang meerpersoonshuishoudens bij woonruimte met vier of meer kamers, met inachtneming van de volgende tabel: Tabel Optie 1 Kamers woonruimte
-
Huishouden naar personen
3 of minder
4 of meer
2 of meer
n.v.t.
Voorrang
1 persoon
n.v.t.
n.v.t.
Optie 2: Voorrang huishoudensgrootte naar woningcategorie, kamers en woonoppervlakte, met inachtneming van de volgende tabel: Tabel Optie 2: Huishouden naar personen in Woonruimte naar kamers 1 kamer 2 3 4 5 6 7 8
Oppervlakte
Eengezinswoningen
Meergezinswoningen
n.v.t. < 60 m2 > 60 m2 < 60 m2 > 60 m2 < 60 m2 > 60 m2 < 80 m2 > 80 m2 < 80 m2 > 80 m2 < 80 m2 > 80 m2 < 80 m2 > 80 m2
1 1 of 2 2 1 of meer 2 of meer 1 of meer 3 of meer 3 of meer 5 of meer 5 of meer 6 of meer 6 of meer 7 of meer 7 of meer 8 of meer
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 5 of meer 5 of meer 6 of meer 6 of meer 7 of meer 7 of meer 8 of meer
2. Wanneer er een op aantoonbare ervaringsgegevens gebaseerde noodzaak bestaat, kunnen burgemeester en wethouders afwijkende toelatingseisen stellen ten aanzien van de bezettingsnorm. B. Woningtype 1. De volgende woningtypen kunnen met voorrang worden toegewezen aan de omschreven doelgroep: Woningtype Doelgroep - Woningen met Voorrang voor woningzoekenden die geïndiceerd zijn door een door zorgvoorzieningen burgemeester en wethouders te bepalen wijze. - Nultredenwoningen Voorrang voor woningzoekenden van 65 jaar en ouder, bij woonruimte die zonder trap bereikbaar is evenals de wezenlijke voorzieningen. - Woningen voor minder Voorrang voor minder validen bij ingrijpend aangepaste woonruimte die validen naar hun aard bestemd is voor bewoning door een minder valide persoon. - Jongerenwoningen Voorrang voor jongeren bij woonruimte die passend is voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens in de leeftijdscategorie van 18 tot 23 jaar of 18 tot 30 jaar. 2. Als de aanbieding van het woningtype bij de eerste advertentie niet leidt tot reacties van de doelgroep kan de betreffende woonruimte, na instemming van burgemeester en wethouders,
11
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
maximaal tweemaal, opnieuw worden aangeboden voordat andere woningzoekenden in aanmerking komen. C. Doorstroming 1. Burgemeester en wethouders kunnen een voorrangsregeling opstellen voor doorstromers. 2. Doorschuifregel a. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden opstellen voor doorschuiven binnen een complex. b. De toepassing van de doorschuifregel is transparant. c. Een woningzoekende die gebruik maakt van de doorschuifregel mag geen wooncarrière maken. Er is bij de doorschuifregeling geen sprake van een wooncarrière als het woningtype en de woninggrootte gelijk is gebleven. D. Bindingsregel 1. Burgemeester en wethouders kunnen een gebied omschrijven waar de bindingsregel van toepassing is. 2. Bij de bindingsregel zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. Voorrang voor lokaal woningzoekenden b. Met toepassing van de overige voorrangsregels is de volgorde van woningzoekende als volgt: 1e. lokaal woningzoekende met urgentie 2e. lokaal woningzoekende 3e. niet – lokaal woningzoekende met urgentie 4e. niet – lokaal woningzoekende c. In afwijking van lid b. kunnen burgemeester en wethouders, bij de volgorde in lid b na 1e woningzoekende, voorrang verlenen aan de niet-lokaal woningzoekende met een indicatie als het een woningtype betreft met zorgvoorzieningen of voor minder validen. d. De criteria eerste afgiftedatum bij urgenten en langste inschrijfduur bij de overige woningzoekenden, zijn bepalend voor de onderlinge volgorde. E. Bijzondere doelgroepen 1. a. Burgemeester en wethouders omschrijven de beoogde doelgroep en stellen voorwaarden op. b. De bijzondere doelgroep ondervindt negatieve effecten van de schaarste waarmee ze zich onderscheiden van de andere woningzoekenden. c. Voorrang voor bijzondere doelgroepen is alleen van toepassing in de betreffende gemeente.
12
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Paragraaf 2.5 Artikel 2.5.1
Urgentie Urgent woningzoekenden
1. Voor het verlenen van een huisvestingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een woningzoekende urgent verklaren, waarbij de volgende voorwaarden alle van toepassing zijn: a. de woningzoekende is ingezetene en b. de woningzoekende beschikt over zelfstandige woonruimte in de woningmarktregio en c. er is sprake van een bijzondere persoonlijke noodsituatie en d. de noodsituatie is ontstaan buiten eigen schuld en was door de woningzoekende niet te voorzien en e. de woningzoekende kan aantonen eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht en f. een verhuizing binnen zes maanden is noodzakelijk en g. de woningzoekende is aantoonbaar niet in staat om zelf binnen zes maanden voor passende huisvesting te zorgen en h. het inkomen is niet hoger dan € 44.659. 2. De in het vorige lid gestelde voorwaarden: a. zijn niet van toepassing voor urgentie op grond van maatschappelijke indicatie, indicatie statushouders en gedupeerden aanbodsysteem. b. lid 1e. tot en met 1h. zijn niet van toepassing voor urgentie op grond van een volkshuisvestelijke indicatie. c. lid 1a. en 1b. zijn niet van toepassing voor urgentie op grond van een mantelzorgindicatie, waarbij de aanvrager van een mantelzorgindicatie wel beschikt over zelfstandige woonruimte. 3. a. Er zijn de volgende indicatiegronden voor urgentie: A. Sociale indicatie a. Dreigende dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen b. Relatiebeëindiging c. Financiële omstandigheden B. Medische indicatie C. Mantelzorgindicatie D. Volkshuisvestelijke indicatie E. Maatschappelijke indicatie a. Huiselijk geweld b. Uitstroom hulp- en dienstverleningsinstelling. F. Statushouders G. Gedupeerden aanbodsysteem b. Een urgentie wordt verleend onder de navolgende genoemde bepalingen: A. Sociale indicatie Sociaal geïndiceerden zijn ingezetenen van de woningmarktregio die in verband met sociale problemen in combinatie met omstandigheden in de huidige in de woningmarktregio gelegen woning dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben. Alleen onder de navolgende genoemde omstandigheden wordt een sociale indicatie verleend: a. Dreigende dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen Degenen die buiten eigen schuld of toedoen hun woonruimte moeten verlaten kunnen uitsluitend in de volgende gevallen in aanmerking komen voor urgentie: - het onvoorzienbaar moeten verlaten van een echte dienstwoning, voor zover de werkgever de werknemer tot vrije oplevering heeft gedwongen of - het verlaten van woonruimte ten gevolge van een gerechtelijk (niet zijnde echtscheidings-) vonnis, voor zover dit niet door de betrokkene voorkomen had kunnen worden of - een calamiteit zoals brand of overstroming.
13
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Het verzoek om sociale indicatie voor urgentie moet uiterlijk binnen een maand na het ontstaan van de dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen worden gedaan. b. Relatiebeëindiging In geval van relatiebeëindiging, waaronder begrepen: echtscheiding, verbreking geregistreerd partnerschap, verbreking samenlevingscontract en beëindiging samenwoning zonder overeenkomst wordt slechts urgentie verleend, wanneer: - de partners gedurende minimaal twee aaneengesloten jaren samen op één adres wo(o)n(d)en en tot minimaal drie maanden voor de aanvraagdatum werd samengewoond; en - er minimaal één minderjarig kind in het geding is; en - geen van de partners door middel van overname van de huurovereenkomst of de hypotheek, dan wel op andere wijze in de woningbehoefte kan of had kunnen voorzien Wordt aan deze voorwaarden voldaan dan wordt één urgentie toegekend en wel aan de partner die voor meer dan de helft de zorg voor het/de minderjarig(e) kind(eren) draagt. Wordt de zorg gelijk verdeeld dan wordt de urgentie toegekend aan de partner met het laagste inkomen, tenzij de partners in overeenstemming met elkaar voor toekenning aan de andere partner kiezen. Een urgentieaanvraag op grond van relatieverbreking kan worden ingediend: - bij echtscheiding op het moment dat de aanvraag daartoe bij de rechtbank is ingediend, maar uiterlijk drie maanden nadat de rechter de echtscheiding uitsprak; - bij een geregistreerd partnerschap op het moment dat partnerschap wordt beëindigd maar uiterlijk drie maanden daarna; - bij een samenlevingscontract op het moment dat de ene partij het contract conform het daarin bepaalde opzegde, doch uiterlijk drie maanden daarna of - bij een samenleving zonder contract op het moment dat de ene partij de ander door middel van een aangetekende brief kenbaar maakte de samenleving te willen beëindigen. Bij het ontbreken van de in dit lid bepaalde documenten kan de aanvraag worden ingediend zodra, doch uiterlijk binnen drie maanden nadat de samenwoning daadwerkelijk heeft opgehouden te bestaan en dit ook door middel van het overleggen van een uittreksel van het gemeentelijke BRP (Basisregistratie Personen). c. Financiële omstandigheden Ingezetenen, die de zorg voor minderjarige kinderen hebben en bij wie de kinderen geregistreerd staan, die buiten eigen schuld financieel in zodanige problemen zijn geraakt dat zij de woonlasten niet meer op kunnen brengen, kunnen uitsluitend in aanmerking komen voor urgentie indien de betrokkene daadwerkelijk in aanmerking komt voor een uitkering uit een gemeentelijk woonlastenfonds, dan wel een vergelijkbare gemeentelijke regeling, met daaraan verbonden de voorwaarde om te zien naar goedkopere woonruimte. De financiële problemen mogen niet direct het gevolg zijn van relatiebeëindiging. B. Medische indicatie 1. Ingezetenen, die in een om medische redenen (fysiek/psychisch) onhoudbare woonsituatie verkeren en om die reden een indicatie voor andere woonruimte hebben ontvangen, kunnen in aanmerking komen voor urgentie. Datzelfde geldt voor ingezetenen die te maken hebben met een als gevolg van de woonsituatie zeer progressief ziektebeeld. 2. Indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verhuizing wordt aanbevolen in verband met ergonomische beperkingen door ernstige fysieke belemmeringen, kan aan ingezetenen urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopste adequate voorziening is.
14
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
C. Mantelzorgindicatie 1. Burgemeester en wethouders kunnen een urgentie verlenen aan mantelzorgverleners of mantelzorgontvangers. Hierbij zijn de volgende voorwaarden alle van toepassing: a. burgemeester en wethouders bepalen de zorgvraag en dat de zorgvraag kan worden beantwoord met mantelzorg; b. degenen die mantelzorg verleent / ontvangt dient ingeschreven te staan als woningzoekende; c. degenen die mantelzorg verleent / ontvangt heeft in de huidige woonsituatie geen huurschulden en heeft geen overlast veroorzaakt; d. de reisafstand tussen mantelzorg en mantelzorgontvanger is meer dan vijf kilometer en wordt na verhuizing minder dan vijf kilometer, gemeten volgens de kortst mogelijke route; e. er is sprake van langdurige zorg, dat wil zeggen dat de mantelzorg voor minimaal acht uur per week is, verdeeld over minimaal vier dagen per week en naar verwachting nog enkele jaren wordt verstrekt en f. per mantelzorgsituatie wordt eenmalig één urgentie afgegeven. 2. Overige bepalingen: a. de urgentie wordt uitsluitend verstrekt bij een positief advies van een door burgemeester en wethouders aan te wijzen instantie uit de huidige woongemeente van de mantelzorgontvanger en b. burgemeester en wethouders kunnen een afwegingskader opstellen voor de beoordeling. D. Volkshuisvestelijke indicatie 1. Huurders en eigenaar-bewoners van woonruimte in de woningmarktregio die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie. Burgemeester en wethouders bepalen wanneer de urgentie wordt afgegeven. 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij afgifte van de urgentie als hierboven bedoeld bepalen dat betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. E. Maatschappelijke indicatie 1. Woningzoekenden die dringend woonruimte nodig hebben omdat zij verblijven in een van gemeentewege erkend opvangtehuis in de woningmarktregio of uit een van gemeentewege erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de woningmarktregio, over wie met betrekking tot de doorstroming naar zelfstandige woonruimte in regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt, kunnen in aanmerking komen voor een urgentie. Onder deze cliënten worden in ieder geval verstaan vrouwen die vanwege huiselijk geweld tijdelijk zijn opgenomen in een “Blijf van mijn lijf” huis. 2. De gemeente en/of de woningmarktregio maakt afspraken met instellingen over een jaarlijks contingent voordrachten voor doorstroming. De afspraken maken onderdeel uit van de huisvestingsverordening. F. Indicatie statushouders indicatie Op grond van de landelijke taakstelling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties huisvest de gemeente statushouders. Toewijzing vindt plaats door middel van bemiddeling. G. Indicatie gedupeerden aanbodsysteem Burgemeester en wethouders kunnen een woningzoekende de indicatie gedupeerden aanbodsysteem toekennen. Voorwaarde bij deze indicatie is een positief advies van de regionale klachtencommissie. Artikel 2.5.2
Aanvraag en besluitvorming tot urgentie
1. a. De woningzoekende die meent voor een sociale, medische of mantelzorgurgentie in aanmerking te komen, dient een schriftelijke aanvraag in bij burgemeester en wethouders van de gemeente waar
15
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
de urgente woonsituatie is ontstaan of, bij mantelzorgindicatie, de gemeente waar de mantelzorg verleend gaat worden. b. De aanvraag dient in ieder geval een motivering te bevatten, waarin wordt vermeld: - de aard van de persoonlijke problematiek; - de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en - de argumentatie op grond waarvan verhuizing binnen een half jaar absoluut noodzakelijk is. - de argumentatie waarom de woningzoekende niet in staat is om binnen 6 maanden op andere wijze geschikte huisvesting te vinden. c. Bij een aanvraag om toekenning van de urgentie kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij een door hen aan te wijzen adviseur. 2. a. De aanvraag voor een volkshuisvestelijke indicatie voor urgentie kan uitsluitend schriftelijk door de eigenaar van de woonruimte bij burgemeester en wethouders worden ingediend. b. De aanvraag voor een maatschappelijke indicatie voor urgentie kan uitsluitend worden ingediend bij burgemeester en wethouders door een van gemeentewege erkend opvangtehuis in de woningmarktregio of een van gemeentewege erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de woningmarktregio. 3. Een aanvraag kan voor één indicatiegrond worden ingediend. Een aanvraag om toekenning van een indicatie voor urgentie waarover in het verleden reeds is beslist, wordt alleen dan in behandeling genomen indien er sprake is van gewijzigde feiten en omstandigheden. Artikel 2.5.3
Beperkte keuzemogelijkheid urgenten
1. Bij urgentieverlening stellen burgemeester en wethouders een zoekprofiel vast. 2. Urgent woningzoekenden met een sociale, medische, mantelzorg- of maatschappelijke indicatie, kunnen met hun status "urgent" uitsluitend reageren op het regionale aanbod van flatwoningen vanaf de 1e verdieping. In geval van een medische en mantelzorgindicatie kan hiervan worden afgeweken indien in het advies van de adviseur als bedoeld in artikel 2.5.2 lid 1c uitdrukkelijk een ander woningtype wordt geadviseerd. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het standaard regionale zoekprofiel als bedoeld in lid 2 afwijken, wanneer het belet dat de urgent woningzoekende lokaal een passende woonruimte krijgt toegewezen omdat in de lokale woningvoorraad bepaalde woningtypen ontbreken of naar verwachting niet binnen 6 maanden vrij voor verhuur komen en huisvesting in de woongemeente sociaal of maatschappelijk, noodzakelijk wordt geacht. In dit geval wordt door burgemeester en wethouders een tweede zoekprofiel vastgesteld, waarmee de urgent woningzoekende uitsluitend op het woningaanbod in de gemeente waar het probleem is ontstaan, kan reageren 4. Urgent woningzoekenden met een volkshuisvestelijke indicatie, kunnen met hun status "urgent" reageren op het regionale woningaanbod van woonruimte die qua woningtype vergelijkbaar zijn met de huidige woonruimte die gesloopt of ingrijpend verbeterd moet worden. Artikel 2.5.4 Vervallen, verlengen en intrekken urgentie 1. De urgentieverklaring vervalt van rechtswege na een termijn van zes maanden na afgiftedatum. 2. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de aanvrager de urgentie met maximaal zes maanden verlengen indien er, binnen de termijn van zes maanden, aantoonbaar geen aanbod is geweest overeenkomstig het zoekprofiel. 3. Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien: a. niet langer aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring wordt voldaan;
16
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
b. de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren; c. de urgente eenmaal een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte in de regio heeft geweigerd. 4. Na het intrekken van een urgentieverklaring kan niet op grond van dezelfde omstandigheden opnieuw een urgentie worden aangevraagd.
17
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Paragraaf 2.6 Artikel 2.6.1
Systeem voor de verdeling van woonruimte Eén toewijzingssysteem
1. a. In de woningmarktregio wordt het aanbod van vrijkomende woonruimte van woningcorporaties verdeeld via één toewijzingssysteem. b. De woningcorporaties stellen gezamenlijk een toewijzingssysteem in en onderhouden het systeem. c. Het toewijzingssysteem voldoet in ieder geval aan de volgende eisen: - het is gebruiksvriendelijk en toegankelijk; - het biedt woningzoekenden de mogelijkheid hun belangstelling kenbaar te maken op het aanbod; - het informeert woningzoekenden op uniforme en transparante wijze over de geldende volgorde en - het informeert woningzoekenden op uniforme en transparante wijze over de voorwaarden waaraan zij moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de woonruimte. d. Met het toewijzingssysteem kan woonruimte in ieder geval worden verdeeld met het aanbodmodel of het lotingmodel. 2. Het bepaalde in lid 1a. en 1b. is niet van toepassing op woningcorporaties met een woningvoorraad van minder dan 100 zelfstandige huurwoningen in de woningmarktregio. 3 Vrijkomende woonruimte van woningcorporaties wordt geplaatst in het advertentiemedium. Burgemeester en wethouders kunnen een uitzondering maken voor: a. woonruimte verdeeld via bemiddeling; b. wisselwoningen en plankwoningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting; c. standplaatsen voor woonwagens; d. beheerdersbelang; e. woonruimte die als geheel met instemming van de eigenaar bestemd wordt of is voor bewoning door een woongroep; f. zelfstandige woonruimte die onderdeel uitmaakt van een groepswooncomplex, wat blijkt uit het gemeenschappelijk beheer van verblijfsruimte(n) en/of gemeenschappelijk gebruik van voorzieningen in het betreffende complex. Artikel 2.6.2
Rangorde bij het aanbodmodel
1. a. Ter bepaling van de volgorde bij het aanbodmodel worden alle belangstellende woningzoekenden op datum van inschrijving gerangschikt. De woonruimte wordt voor verhuring aangeboden aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. b. Alvorens de volgorde te bepalen volgens a. wordt voorrang verleend met toepassing van de voorrangsregels in paragraaf 2.4. 2. a. Woningzoekenden met de status "urgent" hebben bij het aanbodmodel, in afwijking van het bepaalde onder 1a., voorrang boven alle andere kandidaten, indien de woonruimte past binnen het door burgemeester en wethouders voor de urgente vastgestelde zoekprofiel, de voorrangregels in paragraaf 2.4 en zij hebben gereageerd binnen de zoektermijn. b. De volgorde van toewijzing tussen urgenten wordt op basis van oudste datum van verlening van de urgentie. c. In afwijking van a, kunnen burgemeester en wethouders met instemming van de eigenaar van woonruimte, in het advertentiemedium woonruimte aanwijzen, waarop de status "urgent", niet geldig is. 3. Indien een advertentie tot een toewijzing leidt, wordt daarvan in het advertentiemedium binnen veertien dagen na ingangsdatum van het huurcontract mededeling gedaan.
18
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Artikel 2.6.3
Toewijzingssysteem en gemeentelijke woonbeleid
1 Burgemeester en wethouders kunnen bijzondere regels instellen voor de verdeelsystematiek. 2 a. De regels hebben betrekking op: A. Lotingmodel B. Standplaatsen via woongroepmodel C. Beheerdersbelang D. Woongroepen E. Bemiddeling b. De navolgende voorwaarden zijn van toepassing: A. Lotingmodel 1. a. Met instemming van burgemeester en wethouders kan maximaal 20% van het vrijkomende aanbod van sociale woonruimte in een gemeente via het lotingmodel worden verhuurd. b. Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende voorwaarden stellen. 2. Bij het lotingssysteem zijn de voorrangsbepalingen uit paragraaf 2.4 niet van toepassing, met uitzondering van artikel 2.4.1, de voorrangsregel inkomen-huur en artikel 2.4.2 A bezettingsnorm. 3. De volgorde van de reacties bij het lotingmodel wordt aselect bepaald (door het computersysteem). Een woningzoekende kan per woning één reactie uitbrengen. 4. Indien een loting tot een toewijzing leidt, wordt daarvan in het advertentiemedium binnen veertien dagen na ingang van de contractueel overeengekomen ingangsdatum van het huurcontract mededeling gedaan. B. Standplaatsen via woongroepmodel met voordrachtsregeling 1. Bij inschrijving voor een standplaats en voor overige woonruimte op een woonwagenlocatie, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden stellen: a. een wachtlijst hanteren, gebaseerd op het woongroepmodel met voordrachtsregeling; b. de wachtlijst wordt beheerd door de door burgemeester en wethouders aangewezen woningcorporatie/beheerder en c. inschrijven op deze wachtlijst kan alleen met een geldig inschrijfnummer van WoningNet; 2. Toewijzing bij het woongroepmodel met voordrachtregeling a. Voor de toewijzing van een vrijkomende standplaats is een aanvullende voorrangsvolgorde vastgesteld. Deze geldt voor de eerste inschrijvers met de langste inschrijfduur op de wachtlijst. b. Het aantal eerste inschrijvers onder a. is afhankelijk van de grootte van de woonwagenlocatie en te bepalen door burgemeester en wethouders. 3. De rangvolgorde van de eerste inschrijvers, zoals bepaald in lid 2, op de wachtlijst wordt als volgt bepaald: a. voor huurstandplaatsen geldt dat kinderen of kleinkinderen van degene die de plaats huurde voordat deze leeg kwam, voorrang hebben. De regel dat het alleen om de eerste inschrijvers van de wachtlijst gaat, is hierbij niet van toepassing; b. de woningzoekende die een standplaats huurt op de betreffende woonwagenlocatie en wil doorschuiven naar een vrijkomende standplaats op dezelfde locatie, onder voorwaarde dat de eigen standplaats vrijkomt; c. een kind, inwonend bij familie in de eerste graad op de locatie waar een standplaats vrijkomt; d. woningzoekende die in de afgelopen tien jaar minimaal zes jaar aaneengesloten op de locatie heeft gewoond;
19
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
e. woningzoekende die in de afgelopen tien jaar minimaal zes jaar aaneengesloten op een woonwagenlocatie elders in Nederland heeft gewoond; f. overige woningzoekenden. Op basis van inschrijfduur op de wachtlijst; g. voor lid a. tot e. geldt dat bij gelijke kandidaten, degene met de langste inschrijfduur op de wachtlijst voorrang heeft. 4. Een adviescommissie van bewoners van de betreffende woonwagenlocatie adviseert de woningcorporatie/beheerder over de toewijzing. Bij dit advies wordt de volgorde zoals in lid 3 aangehouden. 5. a. Burgemeester en wethouders behouden het recht om in te grijpen in het toewijzingsproces of af te wijken van deze regeling. b. Burgemeester en wethouders vragen de woningcorporatie dan wel de beheerder om advies als zij gebruik maakt van het bepaalde onder a. 6. Voor urgentie is de urgentieregeling uit paragraaf 2.5 van toepassing. Bij urgentieverzoeken kan de adviescommissie van bewoners dan wel van de betreffende woonwagenlocatie om advies worden gevraagd. C. Beheerdersbelang 1. Beheerdersbelang is het belang van de woningcorporatie, de beheerder. Of er sprake is van een beheerdersbelang is primair ter beoordeling aan de woningcorporatie, maar ook andere instanties, inclusief burgemeester en wethouders, kunnen een beheerdersbelang herkennen en aankaarten bij de woningcorporatie. 2. Door toepassing te geven aan het beheerdersbelang kan een huurder met voorrang worden verhuisd. 3. Voorwaarden bij de toepassing van het beheerdersbelang zijn: a. er mag geen nadeel zijn voor het welzijn van de persoon in kwestie; b. het is niet mogelijk gebleken om de aanleiding, zoals de overlast, op een ander wijze adequaat te bestrijden; c. de woningcorporatie lost het probleem eerst binnen het eigen bezit op en vervolgens pas in andermans bezit. 4. Woningcorporaties rapporteren jaarlijks achteraf aan burgemeester en wethouders over de wijze waarop zij invulling hebben gegeven aan dit artikel. Daarbij wordt in elk geval aangegeven om welke aantallen het in het betreffende jaar gaat met een korte aanduiding van de aard van de problematiek. Burgemeester en wethouders kunnen desgewenst nadere informatie vragen. D. Woongroepen 1. Burgemeester en wethouders kunnen een groep huurders aanmerken als woongroep. 2. a. Vrijkomende woonruimte binnen een woongroep wordt door de woongroep zelf toegewezen. b. Bij nieuwbouw van woonruimte voor een woongroep is er sprake van een initiatiefgroep waarvan de leden het recht van eerste bewoning krijgen. c. Bij de toewijzing zijn de eisen voor verlening van een huisvestingsvergunning uit artikel 2.2.3 van toepassing. E. Bemiddeling
1. Burgemeester en wethouders kunnen door eenmalig aanbod bijzondere categorieën woningzoekenden en woningzoekenden met een indicatie urgent door bemiddeling medewerking verlenen bij het verkrijgen van woonruimte.
20
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Hoofdstuk 3 Gemeentelijk Woonbeleid 1. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening beleidsregels vaststellen ter bevordering van gemeentelijk woonbeleid. 2. De beleidsregels worden afgestemd met de gemeenten in de woningmarktregio. 3. Het gemeentelijke woonbeleid in de gemeente Wijk bij Duurstede heeft in ieder geval betrekking op: - Bezettingsnorm: Optie 1, Optie 2 of geen bezettingsnorm 4. Burgemeester en wethouders kunnen een experimentregeling instellen. De experimentregeling moet aan de volgende voorwaarden voldoen: a. een experiment heeft een duidelijk omschreven en meetbaar beoogd effect; b. een experiment is tijdelijk en heeft een vooraf gesteld begin en eindpunt; c. de uitvoering van het experiment is duidelijk en transparant voor de woningzoekenden; d. de communicatie en verantwoording over het experiment vindt plaats in het regionale advertentiemedium; e. het experiment is van toepassing op maximaal 10% van het aanbod en f. het experiment wordt voor de start afgestemd met de gemeenten in de woningmarktregio.
21
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
HOOFDSTUK 4
Paragraaf 4.1 Artikel 4.1.1
WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Onttrekking, samenvoeging, omzetting en woonvorming Werkingsgebied
1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op: a. Huurwoningen met een huurprijs tot de liberalisatiegrens b. Koopwoningen tot de koopprijsgrens. Artikel 4.1.2
Vergunningvereiste
1 Het is verboden om zonder vergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 4.1.1: a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken waardoor de woonruimte niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is; b. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar met andere woonruimte samen te voegen; c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten; d. te verbouwen tot twee of meer woonruimten voor verhuur. 2 Vrijstelling van het verbod als bedoeld in artikel 4.1.2 lid 1 a. wordt verleend wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. het aantal vierkante meters dat ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan de bestemming wordt onttrokken, beslaat niet meer dan een door burgemeester en wethouders te bepalen vloeroppervlakte; b. degene die het bedrijf uitoefent is ook de bewoner van de woonruimte; c. de uitoefening van het bedrijf past binnen de woonbestemming van het pand, dit ter beoordeling van burgemeester en wethouders. Artikel 4.1.3
Aanvragen van een vergunning
1. De aanvraag van een vergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken: a. naam en adres van de eigenaar of diens gemachtigde; b. gegevens over de huidige situatie: - adres van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft; - huur- of koopprijs; - aantal kamers; - woonoppervlak; - woonlaag en - staat van onderhoud; c. gegevens over de beoogde situatie: - bestemming; - bouwtekening d. gegevens bij voorgenomen samenvoeging: - verwachte huur- of koopprijs; - naam van de toekomstige bewoner(s); - omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners en - schriftelijke verklaring van toestemming van de verhuurder.
22
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
2. Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel. 3. Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici kunnen burgemeester en wethouders het advies inwinnen van de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen. Artikel 4.1.4
Voorwaarden vergunningverlening
1. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning, indien naar hun oordeel het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. 2. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de vergunning zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu van de woonruimte dan wel de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft. 3. Op of bij de vergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie: a. de mededeling dat binnen een jaar van de vergunning gebruik gemaakt moet worden; b. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft. 4. Indien aanvrager een tijdelijke behoefte kan aantonen, kunnen burgemeester en wethouders een tijdelijke vergunning voor maximaal vijf jaar verlenen. Artikel 4.1.5
Intrekking
1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken, indien: a. niet binnen een jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging, omzetting of woonvorming; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren; c. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat in stand laten van de vergunning zal leiden tot een structureel overlastpatroon, in de vorm van ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu voor de directe omgeving van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft. 2. Burgemeester en wethouders gaan niet tot intrekking van de vergunning over, voordat de vergunninghouder, bij aangetekende brief is gewaarschuwd, dat zij de vergunning zullen intrekken, indien niet binnen een te bepalen datum zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, die ervoor zorg dragen dat de overlastgevende situatie wordt beëindigd.
Paragraaf 4.2 Artikel 4.2.1
Splitsing in appartementsrechten Werkingsgebied
1 Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op: a. Huurwoningen met een huurprijs tot de liberalisatiegrens b. Koopwoningen tot de koopprijsgrens.
23
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Artikel 4.2.2
Vergunningvereiste
1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 4.2.1 te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte. 2. Op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Artikel 4.2.3
Aanvragen van een splitsingsvergunning
1. De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken: a. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten; b. een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw; c. indien burgemeester en wethouders dat nodig achten, overlegging van andere stukken. Artikel 4.2.4
Voorwaarden of voorschriften
1. Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders in elk geval de volgende informatie: a. de mededeling dat binnen een jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt moet worden en b. de gebouwde onroerende zaak waarop de splitsing betrekking heeft. 2. In aanvulling op lid 1 kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden en/of voorschriften aan de splitsingsvergunning verbinden. Artikel 4.2.5
Weigeringsgronden
1. Een splitsingsvergunning kan worden geweigerd als: a. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de splitsing gediende belang; b. het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand; c. de onder a. en b. genoemde belangen niet voldoende kunnen worden gediend door het stellen van voorwaarden en voorschriften aan de splitsingsvergunning. Artikel 4.2.6
Intrekking
1. Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien: a. niet binnen en jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten; b. de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 4.2.4 lid 2, niet worden nageleefd; c. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
24
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
HOOFDSTUK 5 Artikel 5.1
SLOTBEPALINGEN
Hardheidsclausule
1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. b. Indien een woningzoekende op basis van dit oordeel de indicatie "urgent" krijgt, dan is deze indicatie uitsluitend geldig in de gemeente waarvan het college van burgemeester en wethouders geoordeeld heeft dat sprake is van een bijzondere hardheid. Artikel 5.2
Bestuurlijke boete
1 a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete voor de overtreding van artikel 2.2.1, eerste en tweede lid, artikel 4.1.2, artikel 4.2.2 en artikel 4.2.4 tweede lid. b. Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de op te leggen boete overeenkomstig de tabel in bijlage 2. c. Voor de eerste overtreding van artikel 2.2.1, eerste en tweede lid, artikel 4.1.2, artikel 4.2.2 en artikel 4.2.4 tweede lid, gelden de boetes overeenkomstig kolom A van de tabel. d. Voor de tweede, derde, vierde en volgende overtredingen van artikel 2.2.1, eerste en tweede lid, artikel 4.1.2, artikel 4.2.2 en artikel 4.2.4 tweede lid, binnen drie jaar na de eerste overtreding, gelden de boetes overeenkomstig kolom B, C en D van de tabel. Artikel 5.3
Intrekking en overgangsbepaling
1. De Huisvestingsverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2013 is ingetrokken door de gemeenteraad bij de vaststelling van deze verordening. 2. Al verleende vergunningen onder de Huisvestingsverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2013 worden gelijkgesteld met de vergunningen in deze verordening. 3. Bestaande inschrijvingen uit het register van woningzoekenden onder de Huisvestingsverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2013 worden beschouwd als inschrijvingen gedaan onder deze verordening met behoud van de opgebouwde inschrijfduur.
25
HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015
Artikel 5.5
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015, GEMEENTE … . Artikel 5.6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015, Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van…….
Griffier,
Voorzitter,
26
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
BIJLAGE 1
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Toelichting Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1.1 Begripsomschrijving Lid 6. Doorstromer Diegenen die op 1 maart 1997 als doorstromer staan geregistreerd behouden het recht om mee te dingen naar het aanbod als doorstromer, ook als de huidige huur hoger is dan de maximale huurprijsgrens. Voor nieuwe inschrijvingen geldt dat wanneer gedurende de inschrijfduur door huurverhogingen de huur boven het genoemde maximum stijgt men als 'doorstromer' kan blijven reageren. Lid 7
Echte dienstwoning In het huurrecht wordt verschil gemaakt tussen een echte en een onechte dienstwoning. Een echte dienstwoning is een woning die noodzakelijkerwijs gebruikt wordt met het oog op de arbeidsovereenkomst. Voorbeelden zijn: een boswachterwoning, een portierswoning. Er is dus een direct verband tussen de aard van het werk en het bewonen van de woning. Het huurrecht is in dat geval niet van toepassing. Als er geen direct verband is tussen de aard van het werk en het bewonen van de dienstwoning, spreekt men van een onechte dienstwoning. Het huurrecht is dan wel van toepassing. Zogenaamde verpleegstersflats zijn soms echte en soms onechte dienstwoningen. Als een verpleegkundige intern woont, zodat zij feitelijk een kamer in het ziekenhuis huurt, zal er sprake zijn van een echte dienstwoning. Betreft het echter flats die speciaal gebouwd zijn om verpleegkundigen aan woonruimte te helpen, dan is er geen direct verband tussen het werk en het bewonen van de flat en zal in de regel het huurrecht wel van toepassing zijn.
Lid 8.
Economische binding Een economische binding aan de woningmarktregio wordt in elk geval aangenomen indien: iemand tenminste 18 uur per week bij een bedrijf of instelling in de woningmarktregio in hetzij vaste dienst is, hetzij een tijdelijk dienstverband heeft met de vooropgezette bedoeling dit om te zetten in een vast dienstverband of bij minder uren, ten minste een netto-inkomen uit arbeid heeft op bijstandsniveau; iemand als zelfstandig ondernemer in zijn bestaan voorziet en aantoont dat de zetel van zijn bedrijf in de woningmarktregio is gevestigd. Met in acht name van het bovenstaande is het tijdstip waarop de economische binding ingaat, het moment waarop schriftelijk aan de hand van respectievelijk een huur- of koopcontract of arbeidsovereenkomst, kan worden aangetoond dat: de zetel van het bedrijf of de instelling waar iemand werkzaam is of zal gaan werken, in de woningmarktregio gevestigd is of binnen redelijke termijn gevestigd zal worden; het dienstverband bij het bedrijf of de instelling binnen redelijke termijn zal ingaan.
Lid 18. Inkomensgrens van de doelgroep De inkomensgrens van de doelgroep wordt door de minister jaarlijks bekend gemaakt met een circulaire. Op 1 januari 2015 is de inkomensgrens € 34.911 (MG2014-02). Lid 22. Koopprijsgrens Het maximale aankoopbedrag om in aanmerking te komen voor een Nationale Hypotheekgarantie vanaf 1 juli 2015, is € 245.000.
28
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
Lid 24 Liberalisatiegrens De liberalisatiegrens wordt door de minister jaarlijks bekend gemaakt met een circulaire. Vanaf 1 januari 2015 is de liberalisatiegrens € 710,68 (MG2014-02) Lid 27 Maatschappelijke binding Een maatschappelijke binding wordt in elk geval aangenomen ten aanzien van: personen die tenminste drie jaar onafgebroken ingezetenen zijn in de woningmarktregio, dan wel gedurende de voorgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetenen zijn geweest van de woningmarktregio en personen die een dagopleiding volgen gedurende ten minste negentien uur per week aan een, in de woningmarktregio gevestigde en erkende instelling voor dagonderwijs. Lid 45. Woongroep Bijzondere vormen van zelfstandige woonruimte zijn de woongroep en de hospitasituatie. Een woongroep wordt gedefinieerd als een groep van twee of meer meerderjarige personen die de bedoeling hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan.
Toelichting Hoofdstuk 2 Verdeling Van Woonruimte. Paragraaf 2.1 Werkingsgebied In 2014 is een schaarste onderzoek uitgevoerd voor de woningmarktregio (RIGO, schaarste in de regio Utrecht, november 2014) . Conclusie: in de woningmarktregio zijn alle huurwoningen tot de liberalisatiegrens schaars. Schaarste wordt bepaald door een wachttijd, voor het merendeel van de woningzoekenden, van minimaal twee jaar. De wachttijd is de verstreken inschrijfduur op het moment dat de woning aan de woningzoekende is verhuurd. Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning Artikel 2.2.3 Eisen voor vergunningverlening Lid 1 Deze bepaling is in de eerste plaats een uitwerking van artikel 9 van de Wet waarin dwingend is bepaald dat als de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de Wet, hij in de huisvestingsverordening de criteria vastlegt voor de verlening van huisvestingsvergunningen. Deze bepaling is in de tweede plaats een uitwerking van artikel 10, eerste lid, van de Wet waarin in het belang van de transparantie van het huisvestingsvergunningstelsel is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning. Woningzoekenden die niet aan de criteria voldoen komen in geen geval in aanmerking voor een huisvestingsvergunning. Lid 2
Hiermee wordt het mogelijk dat ook bijvoorbeeld urgenten met een volkshuisvestelijke indicatie (zogeheten stadsvernieuwingsurgenten) gebruik kunnen maken van het aanbod, ongeacht het inkomen.
Lid 3
Met dit lid wordt de mogelijkheid gegeven om af te wijken van de inkomensgrens doelgroep. Het genoemde inkomen is in 2011 geïntroduceerd in de regio als de grens voor huishoudens met een de laag middeninkomen. Vanuit de rijksoverheid wordt inmiddels een lagere grens aangehouden voor deze doelgroep. De grens van de rijksoverheid wordt al geruime tijd niet geïndexeerd terwijl de grens in de regio Utrecht met eenzelfde percentage wordt verhoogd als de inkomensgrens van de doelgroep.
Lid 4
De huurprijs wordt jaarlijks aangepast gelijk aan de aftoppingsgrens huurtoeslag voor huishoudens die uit drie of meer personen bestaan. Voor 2015 bedraagt deze grens € 618,24 (MG2014-02).
29
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
Het inkomen wordt jaarlijks aangepast met hetzelfde percentage als de inkomensgrens volgens de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding Dit artikel is bedoeld om ook huurwoningen die niet participeren in het toewijzingssysteem van de woningcorporaties passend te bestemmen. Pas als aantoonbaar is dat er binnen de geëigende groep geen belangstelling is voor de woning, kunnen ook anderen voor de woning in aanmerking komen. Paragraaf 2.3 Inschrijving woningzoekenden Artikel 2.3.1 Register van woningzoekenden Lid 1b De aanvrager is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens. Een woningzoekende moet worden uitgeschreven indien hij of zij een huurwoning tot de liberalisatiegrens betrekt die hem of haar is aangeboden via het systeem voor de verdeling van woonruimte. Lid 4
Onrechtmatige bewoning is een verzamelbegrip voor: 1. Onrechtmatige bewoning: een woonruimte buiten de toewijzingsregels van de gemeente op grond van de Wet doorverhuren aan een derde, die volgens de toewijzingsregels niet in aanmerking komt voor de woonruimte. 2. Onrechtmatige doorverhuur: een woonruimte geheel of gedeeltelijk zonder medeweten en toestemming van de verhuurder doorverhuren. 3. Onrechtmatig gebruik: een woonruimte gebruiken voor andere doeleinden dan reguliere huisvesting, bijvoorbeeld verkamering, prostitutie, drugsverkoop of hennepteelt.
Paragraaf 2.4 Voorrang toewijzing huurwoningen Artikel 2.4.1 Voorrangregels Inkomen – huur Lid 1 “Uit een onderzoek dat RIGO en WoningNet eerder uitvoerden in opdracht van U10 is (…) gebleken dat er negatieve effecten van schaarste aan betaalbare woonruimte zijn voor lage inkomensgroepen, niet in termen van slaagkansen en benodigde wachttijden, maar wel in termen van betaalbaarheid. Aan die uitkomsten is door de gemeenten (en corporaties) de conclusie verbonden de bestaande huur-inkomensnormen aan te scherpen, waardoor een groter deel van het aanbod gereserveerd wordt voor lage inkomens. Het gaat om voorrang ten opzichte van huishoudens met een hoger inkomen.” (p17, Schaarste in de regio Utrecht). Artikel 2.4.2 Voorrangregels gemeentelijk woonbeleid Lid 2b A. Bezettingsnorm Optie 1: Vier of meer kamers worden met voorrang toegewezen aan minimaal tweepersoonshuishouden. Voorkomen wordt dat eenpersoonshuishouden in grote woningen terecht komen. Optie 2 is specifiek naar oppervlakte en kamertal. Met name grote huishoudens krijgen voorrang bij de grote woningen. Hiermee kan ook worden gestuurd op de betaalbaarheid. Met name grote huishoudens zijn kwetsbaar en met deze tabel kan een goedkope en grote woning ook terecht komen bij dit huishouden. In onderzoek naar de betaalbaarheid in de regio werd geconcludeerd dat de betaalbaarheid verbetert als voorrang op inkomen wordt gecombineerd met voorrang op huishoudensgrootte. Een gemeente kan een optie kiezen maar hoeft dit niet. Er is dan geen voorrang op huishoudensgrootte.
30
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
Lid 2b B. 1.
2.
Woningtype Het gaat bij de woningtypes om voorrang, andere woningzoekenden worden niet uitgesloten van het aanbod. Bij de woningtypes gaat het om voorrang van een doelgroep, uiteindelijk is het ook mogelijk dat een andere woningzoekende in aanmerking komt. De ‘Nultredenwoningen’ is niet geheel vrij van ‘treden’ Als definitie geldt dat de woning bereikbaar is zonder trap evenals de belangrijkste functies. Een ‘Nultredenwoningen’ met een logeer/hobbykamer één verdieping hoger, valt dan ook onder deze definitie. ‘Woningen voor minder validen’ worden in de regel bemiddeld. De bemiddeling is een lokale aangelegenheid. Met deze regel wordt de mogelijkheid geboden om woonruimte, waarin maatschappelijk is geïnvesteerd, nogmaals aan te bieden als er geen passende kandidaat reageert. Een gemeente en verhuurder bepalen in goed overleg welke woonruimte tot welk woningtype behoort. Het gaat hier om voorraadafspraken die niet in de huisvestingsverordening worden vermeld.
Lid 2b C. Doorstroming Het aanbodmodel biedt de mogelijkheid om woningzoekenden met voorrang door te laten stromen van een grote woning naar een kleine woning. Doorstroming kan ook wordt gerealiseerd via bemiddeling of andere wijze, als de gemeente aanvullende regels stelt. Bijvoorbeeld als er korting wordt gegeven op de huur, hierbij kan het noodzakelijk zijn dat de verhuizing plaats vindt binnen het bezit van één verhuurder. Lid 2b D. 1.
Bindingsregel Een gemeente kan hier het gebied benoemen waar de regel van toepassing is, bijvoorbeeld een kern in de gemeente. Een gemeente moet beargumenteren waarom voorrang wordt verleend aan inwoners van een kern/woongebied. Is er sprake van schaarste en welke bijzondere negatieve effecten heeft dit op ‘kernbewoners’? Met de term ‘bijzonder’ wordt een onderscheid gemaakt van de negatieve effecten van schaarste die voor alle woningzoekenden gelden. Bijvoorbeeld het betreft een relatief kleine gemeenschap met slechts enkele vrijkomende woningen per jaar. Inwoners worden daardoor weggedrukt door andere woningzoekenden als er geen voorrang wordt gegeven. In de regio is woonruimte schaars, iedere aanbod heeft veel reacties tot gevolg. Het kleine aantal woningzoekenden in de kern/woongebied heeft dan ook een klein aandeel van het totale aantal reacties. Met andere woorden ze krijgen niet of nauwelijks de kans om in de eigen woonomgeving woonruimte te vinden. Voor 1 juli 2015 hanteerde een aantal gemeenten de definitie van 2000 inwoners als grens voor een ‘kleine gemeenschap’ met een beperkt aantal kernen als gevolg. Het gebruik van de bindingsregel wordt beperkt doordat de Wet stelt dat maximaal 25% van de verhuringen met voorrang mag resulteren in een huisvestingsvergunning voor een lokaal woningzoekenden. Naast binding kan een gemeente ook behoefte hebben om deze ruimte te gebruiken voor andere regelingen.
Paragraaf 2.5 Urgentie Artikel 2.5.1 Urgent woningzoekenden Lid 1 Huishoudens die een recreatiewoning permanent bewonen komen niet in aanmerking voor een urgentie. In punt a. van lid één wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende woningzoekende een ingezetene is van de regio. In de begrippenlijst is de term ‘ingezetene’ voorbehouden aan degene die zijn hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte. Een recreatiewoning valt hier (per definitie) niet onder. Lid 3
Door middel van dit artikel wordt beoogd het aantal urgentieverleningen tot noodsituaties te beperken. Urgenten krijgen daarmee een sterke positie: zij hebben absolute voorrang op anderen
31
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
en kunnen in beginsel binnen zes maanden gehuisvest worden. Door het beperken van urgenties kan een redelijk percentage woningen aan niet-urgente woningzoekenden worden toegewezen. Veel situaties die vroeger steevast tot urgentie leidden, gelden in deze verordening niet als noodsituatie en leiden dus niet langer tot urgentie. Geen urgentie wordt bijvoorbeeld verleend: 1. indien voor bepaalde omstandigheden een andere weg of procedure meer aangewezen is, bijvoorbeeld: - bij overlast van buren of burenruzie zijn de aangewezen instanties de politie, de rechtbank, - bij gebrekkige woonruimte en huurgeschillen zijn de aangewezen instanties de verhuurder, de huurcommissie en de kantonrechter. 2. bij problemen in verband met kamerbewoning of inwoning (in ouderlijk huis of bij familie, vrienden of kennissen). 3. bij problemen bij gebrek aan woonruimte, bijvoorbeeld kamertekort na gezinsuitbreiding. 4. bij problemen in verband met beroepsomstandigheden, bijvoorbeeld woonwerkafstand. Lid 3a A b. Relatiebeëindiging Bij de urgentie voor ‘relatieverbreking’, zijn vanaf 1 juli 2015, de voorwaarden aangescherpt. Het gaat om de woonurgentie van de kinderen en niet om de ouders. Zodra één van de ouders de kinderen woonruimte kan bieden is er geen sprake van een urgentie. Een urgentie wordt in ieder geval niet verleend als: het huurrecht niet is opgeëist; de rechter de woning aan één van de partners toewijst en/of één van de partners de lasten van de eigendomswoning zelfstandig kan dragen; er door één van de partners zoveel wachttijd is opgebouwd dat via het reguliere verdeelsysteem binnen zes maanden een woning kan worden verkregen. Lid 3a C. Mantelzorgindicatie 1d. Voor het bepalen van het aantal kilometers wordt uitgegaan van de kortste begaanbare weg in de ochtend tussen de woning van de mantelzorger en woning van de mantelverzorger. De gemeente maakt gebruik van de website www.routenet.nl. Lid 3a E. Maatschappelijke indicatie De betreffende instelling draagt een kandidaat voor door middel van een voordrachtformulier waarin in ieder geval wordt ingegaan op: - duur van het verblijf - het traject naar zelfstandigheid dat is doorlopen - de begeleidingsbehoefte na doorstroming Lid 3a G. Indicatie gedupeerden aanbodsysteem De Klachtencommissie Woonruimteverdelingssysteem Regio Utrecht is ingesteld door de Stichting Woonruimteverdeling Regio Utrecht. Artikel 2.5.3 Beperkte keuzemogelijkheden urgenten. Met dit artikel is beoogd eenduidigheid en een optimale afstemming van de zoekprofielen op de lokale en regionale woningmarkt te realiseren. Het standaard (regionale) zoekprofiel voor iedere urgent woningzoekende is een flatwoning (het woningtype dat over het algemeen het minst schaars is). Hiervan kan lokaal worden afgeweken indien volgens burgemeester en wethouders huisvesting in de woongemeente dringend gewenst is en met het standaard zoekprofiel niet mogelijk is. Gemeenten moeten zelf bezien of een dergelijke verruiming ten opzichte van de algemene regel in een individueel geval nodig is. Stadsvernieuwingsurgenten krijgen wel een regionaal zoekprofiel mee. Dit vanwege de wezenlijk andere positie waarin stadsvernieuwingsurgenten zich bevinden. Die is principieel anders dan bij een medische urgentie of echtscheidingsurgentie. In geval van stadsvernieuwing wordt men urgent omdat de gemeente en de eigenaar van de woning andere plannen hebben met de grond waarop 32
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
de woning staat. De bewoner vraagt niet zelf om persoonlijke redenen om urgentie, maar wordt gevraagd de woning te verlaten in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang. Deze positie rechtvaardigt een breder en ruimer, regionaal geldend zoekprofiel. Paragraaf 2.6 Systeem voor de verdeling van woonruimte Artikel 2.6.1 Eén toewijzingssysteem Lid 1 Regels zijn opgenomen om: een transparant aanbod van woonruimte te bewerkstelligen en er voor te zorgen dat het huidige systeem wordt gecontinueerd. In de Wet is de mogelijkheid opgenomen om één systeem voor alle verhuurders verplicht te stellen. Om praktische reden is ervoor gekozen om de huidige systematiek te continueren. Na 1 juli 2015 wordt onderzocht naar mogelijkheden om een transparant regionale systeem uit te breiden met overige verhuurders. Lid 3f
Er is sprake van een groepswooncomplex wanneer de leden van de woongroep ieder een zelfstandige woonruimte bewonen. Het begrip ‘woongroep’ wordt toegelicht bij artikel 1.1. begripsbepalingen, lid 43.
Artikel 2.6.2 Rangorde bij het aanbodmodel Lid 2c Om in het advertentiemedium woonruimte aan te mogen wijzen waarop de status "urgent" niet geldig is, is de volgende procedureafspraak overeengekomen: Burgemeester en wethouders bepalen in onderling overleg met de in de gemeente werkzame woningcorporaties, in welke woningcomplexen in potentie ter beschikking komende woningen, uitgesloten zouden kunnen worden voor urgenten (met dien verstande dat de status "urgent", niet geldig is). Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat deze complexen in hun geheel worden uitgesloten. Wanneer in een geoormerkt complex een woning ter beschikking komt, krijgt de corporatie mandaat om te beoordelen of de betreffende woning daadwerkelijk wordt aangewezen als woning waarop de status “urgent” niet geldig is. Het moet hierbij gaan om een woning die naar verwachting een veel hoger dan gemiddeld aantal reacties zal opleveren (het betreft dus een door woningzoekenden zeer gewilde woning). Woningcorporaties kunnen zich daarbij bijvoorbeeld baseren op aantallen reacties op vergelijkbare woningen in het complex. Het is overigens niet de bedoeling te veel woningen uit te sluiten voor urgenten. Terughoudendheid dient te worden betracht. Daarom mag per jaar niet meer dan 5% van het totaal aantal woningen per gemeente dat in het voorgaande jaar met het aanbodmodel is aangeboden, worden aangemerkt als woning waarop de status "urgent" niet geldig is. De tussen gemeente en corporaties overeengekomen complexen (inclusief adresgegevens) worden schriftelijk vastgelegd voor een periode van één jaar. Het aanbod via het lotingmodel valt buiten de 5%-regeling, aangezien urgentie in geen enkel geval voorrang geeft bij het lotingmodel. Artikel 2.6.3 Verdeelsysteem en gemeentelijke woonbeleid Lid 2b A. Lotingmodel Aanvullende voorwaarden bijvoorbeeld over het woningtype, benoemen complexen.. Lid 2b C. Beheerdersbelang Voorbeelden van wat onder beheerdersbelang wordt verstaan zijn (niet limitatief): - Overlast ervaren door huurder. Hierbij wordt gekozen voor verplaatsing van het slachtoffer van de overlast. Reden hiervoor kan zijn dat een groep overlastgevenden lastig aan te pakken is, bijvoorbeeld hangjongeren. Een andere reden kan zijn dat er onduidelijkheid is over de overlastsituatie. De corporatie stelt hierbij vast dat het oplossen van de overlast langer duurt dan draaglijk is voor het slachtoffer. Wanneer de overlast door één persoon of één huishoudens
33
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
-
-
wordt veroorzaakt, is het traject Woonoverlast, eventueel gevolgd door Laatste Kansbeleid in beeld. Gerichte toewijzing van woning aan woningzoekende om overlast te voorkómen. Hierbij kan er gedacht worden aan een woning die door overlast slecht te verhuren is, maar waar een buurtgenoot die goed kan omgaan met deze overlast graag zou willen wonen. Uit het aanbodsysteem houden van een modelwoning of een woning als ontmoetingsruimte gebruiken met als doel de verhuurbaarheid van woningen te verhogen. Milieu- en bouwtechnische omstandigheden waardoor bewoning niet (meer) mogelijk is. Reden kan zijn dat het technisch niet mogelijk is om de woning op korte termijn te slopen, te renoveren of om adequate milieumaatregelen te treffen.
Toelichting Hoofdstuk 3
Gemeentelijk woonbeleid
Voorbeeld formulier beleidsregels Burgemeester en wethouders van de gemeente … geven uitvoering aan het gemeentelijke woonbeleid. Gelet op de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015, Met de volgende beleidsregels: Artikel 2.4.2 Voorrangregels gemeentelijk woonbeleid A. Bezettingsnorm B. Woningtype C. Doorstroming D. Binding E. Bijzondere doelgroepen Artikel 2.6.3 Toewijzingssysteem en gemeentelijke woonbeleid A. Lotingmodel B. Standplaatsen via woongroepmodel C. Beheerdersbelang D. Woongroepen E. Bemiddeling Experimenten
Toelichting Hoofdstuk 4 Wijziging Samenstelling Van De Woonruimtevoorraad Artikel 4.1.4 Criteria voor vergunningverlening Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen drie belangen. Het aanvragersbelang (het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang) versus het volkshuisvestelijk belang (het belang van behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad) en de leefbaarheid (het belang van het beschermen van de leefbaarheid van het woon-en leefmilieu in een complex, straat of buurt). Wanneer aan het aanvragersbelang voorrang wordt verleend, moet de vergunning worden verleend. Weigeringsgrond bij vergunningverlening is mogelijke aantasting van het woon- en leefmilieu in een complex, straat of buurt. Onder woon- en leefmilieu wordt onder andere verstaan, de situatie ten aanzien van gevoelens van (on)veiligheid, onderhoud van woningen en woonomgeving, parkeerdruk, sociale samenhang.
Toelichting Hoofdstuk 5 Slotbepalingen Artikel 5.2 Bestuurlijke boete In de vaststelling van de hoogte van de bestuurlijke boete speelt de aard van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid een onderscheidende rol.
34
Huisvestingsverordening regio Utrecht, 1 juli 2015, bijlage 1 artikelsgewijze toelichting
Ten eerste wordt onderscheid gemaakt tussen personen die de wet voor de eerste keer overtreden of recidive plegen. In het geval van recidive worden de maximale boetes opgelegd. Van recidive is sprake wanneer er binnen drie jaar een zelfde overtreding wordt geconstateerd. Daarbij dient de vorige overtreding beëindigd te zijn en dient er sprake te zijn van een nieuwe overtreding van hetzelfde e e verbodsartikel. Ditzelfde principe geldt ook voor een 3 , 4 en volgende overtreding. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen normale of bedrijfsmatige verhuurders en eigenaars. De verwijtbaarheid van de overtreder is hierbij in het geding. Is er sprake van verhuur met een bedrijfsmatig karakter, dan mag van de verhuurder en eigenaar verwacht worden dat deze meer rekenschap houdt met de omgeving en de regelgeving. Particuliere huurders, mogen erop vertrouwen dat de bedrijfsmatige verhuurder of eigenaar de regelgeving naleeft. Er is sprake van verhuur met een bedrijfsmatig karakter indien de verhuurder of eigenaar de woonruimte in gebruik geeft, onttrekt, samenvoegt of omzet met het oogmerk om winst te halen. Hiervan kan sprake zijn: - als een verhuurder een woonruimte (onder)verhuurt voor een prijs hoger dan de marktconforme vastgestelde huurprijs of - als een eigenaar meer dan twee panden in bezit of in de verhuur heeft en deze gebruikt om inkomsten te verwerven. Ten derde is de verwijtbaarheid ook in het geding wanneer de overtreding wordt begaan door iemand die voorafgaand aan de overtreding wel in het bezit was van een tijdelijke omzettingsvergunning, maar waarvan de vergunning is vervallen/verlopen op het moment van overtreding. Van oud-vergunninghouders mag verwacht worden dat ze op de hoogte zijn van de geldende regels en is er sprake van een hogere verwijtbaarheid wanneer zij die regels toch overtreden. Vandaar dat voor die categorie overtreders een hogere boete geldt.
35
Huisvestingsverordening Regio Utrecht, 1 juli 2013, bijlage 2 tabel bestuurlijke boete
BIJLAGE 2
TABEL BESTUURLIJKE BOETE
Tabel behorende bij artikel 5.2 van deze verordening Overtreding
Artikel in de Huisvestingverordening
Kolom A Boete bij 1e overtreding
Kolom B e Boete bij 2 overtreding
Kolom C e Boete bij 3 overtreding
Kolom D e Boete bij 4 overtreding en verder
Overtreding I In gebruik nemen van woonruimte zonder vergunning Overtreding II In gebruik geven van (sociale) woonruimte zonder vergunning
artikel 2.2.1 eerste lid
€ 340,-
€ 340,-
€ 340,-
€ 340,-
€ 5.000,€ 7.500,-
€ 18.500,€ 18.500,-
€ 18.500,€ 18.500,-
€ 18.500,€ 18.500,-
Overtreding III Onttrekken en samenvoegen van woonruimte, het omzetten van zelfstandige woonruimte, woonvorming zonder vergunning en splitsing Overtreding IV In afwijking van het gestelde bij overtreding III geldt bij het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte zonder vergunning
artikel 4.1.2, artikel 4.2.2. en artikel 4.2.4 tweede lid € 7.500,€12.500,-
€ 18.500,€ 18.500,-
€ 18.500,€ 18.500,-
€ 18.500,€ 18.500,-
- niet bedrijfsmatig - bedrijfsmatig
€ 3.000,€ 12.500,-
€ 6.000,€ 15.000,-
€ 12.000,€ 18.500,-
€ 18.500,€ 18.500,-
- niet bedrijfsmatig - bedrijfsmatig
€ 1.500,€ 6.250,-
€ 3.000,€ 7.500,-
€ 8.000,€ 15.000,-
€ 18.500,€ 18.500,-
Bij een vervallen of verlopen omzettingsvergunning
€ 5.000,-
€ 7.500,-
€ 12.500,-
€ 18.500,-
artikel 2.2.1 tweede lid - niet bedrijfsmatig - bedrijfsmatige
- niet bedrijfsmatig - bedrijfsmatig artikel 4.1.2
36
RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving www.rigo.nl
EINDRAPPORT
Schaarste in de regio Utrecht Onderbouwing voor de nieuwe huisvestingsverordening
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. RIGO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving www.rigo.nl
EINDRAPPORT
Schaarste in de regio Utrecht Onderbouwing voor de nieuwe huisvestingsverordeningen
Opdrachtgever U10 en gemeenten in de regio Utrecht
Auteurs Steven Kromhout Elien Smeulders Sjoerd Zeelenberg
Rapportnummer P28950
Uitgave 21 november 2014
RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 112C
Postbus 2805
020 522 11 11
1011 AB Amsterdam
1000 CV Amsterdam
[email protected]
www.rigo.nl
Inhoud
1
Inleiding
2
1.1
Onderbouwing in vier stappen
2
1.2
Bronnen
3
2
Schaarste
4
2.1
Indicatoren
4
2.2
Clusters
6
2.3
Scores
7
2.4
Conclusies
8
3
Effecten van schaarste voor groepen
9
3.1
Indicatoren
9
3.2
Scores
10
3.3
Conclusies
14
4
Nut en noodzaak van sturing
15
4.1
Huidige verdeling
15
4.2
Sturing via toewijzingsregels
17
5
Inspanningen
19
Bijlage 1 Inkomensgroepen
21
1
Inleiding De nieuwe Huisvestingswet vergt van gemeenten een betere onderbouwing van de noodzaak om te sturen in de woonruimteverdeling. De Huisvestingswet 2014, die onlangs is aangenomen, biedt gemeenten de mogelijkheid om regels te stellen voor de verdeling van huurwoningen. De nieuwe wet verlangt van gemeenten dat zij goed onderbouwen waarom zij de woonruimteverdeling binnen hun grenzen reguleren. Het enige argument dat zij daarbij mogen gebruiken is dat de woningen waarop de regels betrekking hebben schaars zijn en dat een ongereguleerde verdeling daarvan leidt tot onwenselijke verdringing van bepaalde doelgroepen. Dat moeten zij dan wel kunnen aantonen. Alle gemeenten die de woonruimteverdeling willen (blijven) reguleren, moeten een nieuwe huisvestingsverordening opstellen. In de regio Utrecht geldt op dit moment een regionale huisvestingsverordening voor de 9 gemeenten in het BRU-gebied. De WoningNet Regio Utrecht telt nog eens 7 gemeenten, die hun verordening hebben afgestemd op de BRU-verordening. Na de (voorgenomen) afschaffing van de WGRplus kunnen de 16 gemeenten ervoor kiezen om een gezamenlijke regionale huisvestingsverordening vast te stellen of een lokale huisvestingsverordening per gemeente. Vooruitlopend op de regionale discussie hierover hebben de gemeenten besloten om een gezamenlijk onderzoek te starten om de schaarste te onderbouwen, zodat de gemeenten dit kunnen gebruiken bij de besluitvorming en de afstemming met andere partijen. Als externe partij is RIGO door de gemeenten gevraagd om het onderzoek uit te voeren. Het onderzoek is begeleid door een werkgroep met vertegenwoordigers van de gemeenten in de regio Utrecht, de U10 en de SWRU-werkgroep volkshuisvesting.
1.1
Onderbouwing in vier stappen 1
In de VNG-ledenbrief bij de Model-Huisvestingsverordening worden vier onderwerpen genoemd die aandacht verdienen bij het onderbouwen van toewijzingsregels:
1
1.
De schaarste: is er daadwerkelijk meer vraag dan aanbod aan goedkope woonruimte?
2.
De onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste voor bepaalde doelgroepen. Welke kwetsbare groepen op de woningmarkt hebben te maken met deze effecten van schaarste? Denk bijvoorbeeld aan de laagste inkomensgroepen, starters en (grote) gezinnen.
Brief VNG aan de leden d.d. 23 juli 2014. Model-Huisvestingsverordening 2014, Online: https://www.vng.nl/files/vng/brieven/2014/20140723_ledenbrief_modelhuisvestingsverordening-2014_1.pdf
2
3.
Nut en noodzaak van het instrument woonruimteverdeling. Hier zal moeten worden beargumenteerd dat woonruimteverdeling in deze situatie het juiste instrument is om de onevenwichtige en onrechtvaardige gevolgen van schaarste tegen te gaan. Daarbij is het van belang om verbanden te leggen tussen de regels in de verordening en de (gevreesde) problemen die daarmee opgelost kunnen worden.
4.
Inspanningen van de gemeenten om de schaarste op te heffen. Dit kan bijvoorbeeld door in beeld te brengen op welke wijze het woonbeleid in brede zin in de regio eraan bijdraagt de schaarste terug te dringen (woningbouwopgave, herstructurering, productieafspraken, voorraadafspraken, grondbeleid).
De werkgroep heeft besloten om in de onderbouwing aan te sluiten bij de vier onderwerpen die in de VNG-ledenbrief genoemd zijn. In deze notitie is aan elk van deze stappen een apart hoofdstuk gewijd.
1.2
Bronnen Als input voor het onderzoek is gebruikgemaakt van gegevens uit de database van WoningNet. Bijna alle woningen van woningcorporaties in de regio Utrecht worden aangeboden via WoningNet. WoningNet heeft gegevens geleverd over alle verhuringen en reacties op woningen die via advertenties (‘media’) zijn aangeboden in periode januari 2010 tot september 2014. Voor de analyses beperken we ons tot woningen tot de huurtoeslaggrens die via het aanbodmodel zijn toegewezen aan reguliere woningzoekenden. Verhuringen aan urgenten, via loting of via directe bemiddeling blijven buiten beschouwing. Bij het interpreteren van de uitkomsten houden we rekening met de beleidsmatige context: de toewijzingsresultaten worden immers beïnvloed door het huidige beleid.
3
2
Schaarste In alle gemeenten in de regio Utrecht moeten woningzoekenden geruime tijd wachten voordat zij een sociale huurwoning kunnen krijgen. In deze paragraaf gaan we op zoek naar de huurwoningen die met recht bestempeld kunnen worden als ‘schaars’. Daarbij gaat het om de verhouding tussen vraag en aanbod. Als de vraag van woningzoekenden het aanbod aan woningen overtreft, kan de vraag niet volledig en direct bediend worden. Het gevolg daarvan is dat wachttijden ontstaan.
Indicatoren Om de schaarste van huurwoningen in beeld te brengen maken we gebruik van twee indicatoren: het aantal reacties per woning en de benodigde wachttijd. Aantal reacties De meeste sociale huurwoningen die vrijkomen in de regio Utrecht worden aangeboden via een advertentie op de website van WoningNet. Woningzoekenden die belangstelling hebben moeten zelf op die advertenties reageren. Het aantal reacties per geadverteerde woning laat dus zien hoeveel belangstellenden er zijn en geeft daarmee per woning de verhouding tussen vraag en aanbod weer. Het aantal reacties kan per woning sterk verschillen (zie Figuur 2-1). Om te voorkomen dat de indicator teveel beïnvloed wordt door uitschieters, maken we gebruik van de mediaan: die geeft de middelste waarde van de verdeling aan. Figuur 2-1 Geadverteerde woningen per cluster, naar aantal reacties in klassen, in de regio Utrecht, 2010-2014 (september)
eengezins
0%
3 kamers of minder 4 kamers of meer
25%
50%
75%
100%
1 tot 5 5 tot 10
appartement
10 tot 20 1 of 2 kamers
20 tot 50 50 tot 100
3 kamers 4 kamers of meer
100 tot 150 150 tot 250 250 of meer
leeftijdsgrens
2.1
maximum leeftijd 30 minimum leeftijd 45 totaal
4
Benodigde wachttijd Zoals gezegd staan woningzoekenden niet op een wachtlijst maar moeten ze zelf reageren op advertenties. Als er meerdere belangstellenden zijn voor een woning, krijgt de woningzoekende met de hoogste inschrijfduur de woning aangeboden, tenzij een woningzoekende met urgentie heeft gereageerd. De inschrijfduur is de periode vanaf de datum dat de woningzoekende zich heeft ingeschreven De inschrijfduur van de kandidaten die uiteindelijk een woning krijgen, geeft een indicatie van de wachttijd die woningzoekenden moeten opbouwen voordat ze in aanmerking komen voor een woning. Figuur 2-2 laat zien dat de spreiding in de inschrijfduur van geslaagde kandidaten groot is: sommige woningzoekenden vinden binnen enkele jaren na inschrijving een woning, bij andere duurt het meer dan tien jaar voordat zij een woning accepteren. Dat laatste is een gevolg van het feit dat sommige woningzoekenden zich uit voorzorg inschrijven en pas op een veel later moment gaan reageren op woningen. Figuur 2-2 Geadverteerde woningen per cluster, naar inschrijfduur van geslaagde woningzoekenden in klassen, in de regio Utrecht, 2010-2014 (september)
leeftijdsgrens
appartement
eengezins
0%
3 kamers of minder 4 kamers of meer 1 of 2 kamers
25%
50%
75%
100%
tot 2 jaar 2 tot 4 jaar 4 tot 6 jaar 6 tot 8 jaar 8 tot 10 jaar
3 kamers
10 tot 12 jaar 12 tot 14 jaar
4 kamers of meer maximum leeftijd 30
14 jaar of meer onbekend
minimum leeftijd 45 totaal
Voor het bepalen van schaarste zijn we geïnteresseerd in de wachttijd die nodig is voor woningzoekenden die op korte termijn een woning zoeken: hoe lang moeten zij ingeschreven staan om in aanmerking te komen voor een woning? De gemiddelde inschrijfduur (of mediaan) geeft geen goed antwoord op deze vraag, omdat deze cijfers teveel beïnvloed worden door woningzoekenden met een lange inschrijfduur die al eerder een woning hadden kunnen krijgen maar er zelf voor gekozen hebben om te wachten met verhuizen. We kunnen beter kijken naar de woningen die met een relatief korte inschrijfduur zijn verhuurd. Daarbij leggen we (per cluster) de grens op een kwart van het aanbod, zodat het om een substantieel deel van het aanbod gaat. We definiëren de benodigde wachttijd dus als de inschrijfduur waarmee een kwart van de geslaagde woningzoekenden een woning in het betreffende cluster heeft gevonden. De overige driekwart van de geslaagden had een langere inschrijfduur.
5
Afweging indicatoren Van de twee indicatoren van schaarste hecht de werkgroep de meeste waarde aan de benodigde wachttijd. Dit heeft alles te maken met het huidige verdelingssysteem, waarin bijna alle woningen op volgorde van inschrijfduur worden toegewezen en reageren alleen zin heeft als je voldoende wachttijd hebt opgebouwd. Als de (meeste) woningen via loting zouden worden toegewezen, waarbij elke reactie op dezelfde woning evenveel kans maakt, zou het aantal reacties per woning een belangrijkere indicator zijn.
2.2
Clusters In veel woningmarktgebieden zullen niet alle huurwoningen schaars zijn. De Huisvestingswet schrijft voor dat gemeentelijke regels alleen betrekking hebben op de categorieën woningen die schaars zijn. Daarom brengen we de indicatoren in beeld voor verschillende clusters van woningen. Daarbij onderscheiden we acht clusters op basis van het woningtype, het aantal kamers en het doelgroeplabel waarmee de woning is geadverteerd. We houden de woningen die gelabeld zijn voor jongeren en ouderen 2 apart, om te voorkomen dat de doelgroeplabels de uitkomsten verstoren . In sommige gemeenten zijn niet alle clusters voldoende gevuld om de indicatoren te kunnen gebruiken. Daarbij is de grens gelegd bij minimaal 20 verhuringen. De roodgekleurde cellen in de onderstaande tabel bevatten te weinig waarnemingen en worden dus niet meegenomen in de navolgende tabellen. Tabel 2-1 Aantal verhuringen aan niet-urgenten (excl. loting) per cluster en gemeente in de regio Utrecht, 2010-2014
Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist totaal
2
eengezins 3 of minder 4 of meer 25 25 38 175 34 246 99 92 63 64 23 97 8 70 25 154 13 29 76 248 567 805 26 173 40 182 43 80 75 235 13 167 1.168 2.842
1 of 2 48 196 114 125 163 47 36 240 54 259 1.935 265 25 20 366 289 4.182
appartement 3 12 213 91 251 151 25 26 131 46 129 2.231 95 20 64 82 413 3.980
4 of meer 3 212 17 2 138 0 1 92 0 32 1.124 79 38 64 32 608 2.442
leeftijdsgrens tot 30 jr. vanaf 45 jr. 10 22 2 136 160 150 212 136 24 63 0 28 0 30 46 307 0 42 11 432 83 1.565 10 175 47 102 51 70 0 167 124 278 780 3.703
totaal 145 972 812 917 666 220 171 995 184 1.187 8.310 823 454 392 957 1.892 19.097
De leeftijdsgrenzen die gehanteerd worden bij de doelgroeplabels lopen uiteen van maximaal 23 tot 30 jaar bij jongeren en minimaal 45 tot 65 jaar bij ouderen.
6
2.3
Scores Tabel 2-2 en Tabel 2-3 geven per gemeente de scores weer van de verschillende clusters op de indicatoren aantal reacties en benodigde wachttijd. De kleuren geven aan welke scores relatief hoog (rood) of laag (groen) zijn. Hoge scores op de indicatoren betekenen dat woningen in een bepaald cluster in regionaal perspectief relatief schaars zijn. Dit blijkt qua benodigde wachttijd vooral voor eengezinswoningen te gelden. Bij de interpretatie moet wel rekening worden gehouden met de huidige toewijzingsregels. Zo zien we dat woningen die zijn aangeboden met een minimumleeftijd van 45 jaar of hoger relatief weinig reacties ontlokken en met een relatief korte wachttijd worden verhuurd. Dit is een direct (en beoogd) beleidseffect van het leeftijdslabel, waardoor deze woningen gereserveerd worden voor een specifieke groep. Bij het definiëren van schaarse woningen zal moeten worden bepaald bij welke absolute waarden van de indicatoren er sprake is van schaarste. Bijvoorbeeld: bij clusters waarvoor de benodigde wachttijd langer is dan 1 jaar, kunnen we spreken van schaarste. Waar de grens gelegd wordt, is uiteindelijk een politieke keuze die door de gemeenteraden zal moeten worden goedgekeurd. Tabel 2-2 Aantal reacties per advertentie, per woningcluster en gemeente in de regio Utrecht, 2010-2014 (september)
Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist totaal
eengezins 3 of minder 4 of meer 22 38 18 31 9 37 20 14 43 24 55 64 x 34 35 35 x 74 28 27 29 32 27 33 11 44 15 17 16 19 x 22 26 31
1 of 2 39 32 23 28 36 21 15 32 35 26 46 32 57 53 30 36 38
appartement 3 x 36 13 23 23 27 5 54 32 12 53 29 13 35 11 39 41
4 of meer x 45 x x 32 x x 44 x 29 61 54 30 29 59 65 56
leeftijdsgrens tot 30 jr. vanaf 45 jr. x 6 x 7 15 6 37 13 28 7 x 2 x 3 61 9 x 4 x 7 50 9 x 9 40 5 13 7 x 7 35 5 32 8
totaal 24 28 16 23 26 36 13 25 19 15 36 25 22 19 20 36 29
7
Tabel 2-3 Benodigde wachttijd in jaren, per woningcluster en gemeente in de regio Utrecht, 2010-2014 (september)
Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist totaal
2.4
eengezins 3 of minder 4 of meer 5,3 5,3 9,5 9,0 7,8 5,8 7,3 8,7 7,1 8,2 5,0 4,4 x 5,8 7,8 8,1 x 5,2 7,4 7,1 8,2 8,9 7,0 6,5 5,5 7,0 7,8 7,5 4,6 6,3 x 8,4 7,4 7,2
1 of 2 4,6 5,5 3,8 6,4 4,4 2,4 2,9 5,1 4,1 4,7 4,8 3,8 3,7 4,9 4,3 4,6 4,6
appartement 3 x 6,4 7,1 5,8 6,2 4,1 4,9 6,0 4,3 5,8 5,6 5,0 6,5 5,6 5,0 5,0 5,6
4 of meer x 6,4 x x 4,9 x x 5,9 x 7,4 5,7 5,6 6,2 5,2 6,7 4,0 5,1
leeftijdsgrens tot 30 jr. vanaf 45 jr. x 4,0 x 2,5 3,9 3,1 4,6 3,7 3,5 3,1 x 1,8 x 0,7 4,8 2,2 x 1,4 x 2,8 4,8 1,7 x 1,8 4,1 4,2 4,4 0,7 x 1,3 3,0 1,0 4,0 1,9
totaal 4,8 6,1 4,8 4,8 5,2 3,8 4,7 5,1 4,2 4,7 5,1 4,3 5,4 5,1 4,2 4,0 4,8
Conclusies Er is veel belangstelling voor sociale huurwoningen in Utrecht en voor bijna alle woningclusters moeten woningzoekenden meerdere jaren ingeschreven staan. Vooral voor eengezinswoningen moeten woningzoekenden in alle gemeenten relatief lang wachten. De enige uitzondering vormen in sommige gemeenten de woningen die voor ouderen gelabeld zijn. Zonder dat label zouden deze woningen waarschijnlijk meer reacties ontlokken, wat weer tot langere wachttijden zou kunnen leiden. Wanneer de grens van de benodigde wachttijd op twee jaar wordt gelegd, zouden in principe alle sociale huurwoningen in alle gemeenten in de regio Utrecht als schaars betiteld kunnen worden.
8
3
Effecten van schaarste voor groepen Voor welke groepen levert de schaarste aan goedkope huurwoningen onevenwichtige en onrechtvaardige effecten op. In deze paragraaf gaat het om de vraag of bepaalde doelgroepen zonder sturing via de woonruimteverdeling te maken kunnen krijgen met verdringing als gevolg van schaarste. Waar in de vorige paragraaf de (schaarste aan) woningen centraal stonden, gaat het in deze paragraaf dus om de (gevolgen voor) woningzoekenden.
3.1
Indicatoren We brengen de effecten van schaarste voor groepen woningzoekenden in beeld op basis van twee indicatoren: de slaagkans en de benodigde wachttijd van woningzoekenden. Slaagkans De ‘slaagkans’ is een veel gebruikte indicator voor de kansen van woningzoekenden in een woonruimteverdelingssysteem. De slaagkans wordt berekend door het aantal verhuringen aan een bepaalde groep woningzoekenden te delen door het aantal woningzoekenden die in dezelfde periode op woningadvertenties hebben gereageerd. De indicator geeft dus de verhouding weer tussen het aantal verhuringen en het aantal actieven binnen een bepaalde groep. De naam van de indicator is enigszins misleidend omdat deze suggereert dat die iets zegt over de kans van individuele woningzoekenden binnen de betreffende groep om een woning te vinden, terwijl de daadwerkelijke kans van individuele woningzoekenden afhankelijk is van hun inschrijfduur. De slaagkans laat wel zien in hoeverre groepen actief woningzoekenden in gelijke mate aan bod komen. De slaagkansen zijn berekend door per gemeente van de woning en per jaar het aantal verhuringen aan een bepaalde groep te delen door het aantal woningzoekenden uit die groep die minimaal één keer op een woning in die gemeente hebben gereageerd. Ten slotte is op basis van de slaagkansen per jaar over 2010 tot en met 2013 per groep en gemeente een gemiddelde slaagkans berekend. Benodigde wachttijd In de vorige paragraaf is de benodigde wachttijd gebruikt om de schaarste van woningclusters in beeld te brengen. Hier gebruiken we de indicator om (per gemeente) te bepalen hoe lang woningzoekenden uit verschillende groepen ingeschreven moeten staan om een woning te kunnen vinden. Daarbij definiëren we benodigde wachttijd op dezelfde manier als in paragraaf 2.1. Zo voorkomen we dat woningzoekenden die uit vrije wil lang ingeschreven staan voordat ze een woning accepteren het beeld verstoren.
9
Afweging indicatoren Net als bij de schaarste hecht de werkgroep de meeste waarde aan de benodigde wachttijd als indicator voor verdringingseffecten. In het huidige systeem is de inschrijfduur immers bepalend voor de kansen van woningzoekenden. Bij een systeem waarin andere rangordecriteria (bijvoorbeeld loting) worden gehanteerd zou de benodigde wachttijd minder betekenis hebben.
3.2
Scores In de onderstaande tabellen zijn de scores op de indicatoren per gemeente afgebeeld. Relatief lage slaagkansen en hoge benodigde wachttijden zijn rood gekleurd en duiden op een relatief slechte positie in vergelijking met andere groepen binnen de gemeente. Daarbij is het van belang om beide indicatoren in samenhang te bezien. N.B. Het heeft geen zin om verschillen in slaagkansen tussen gemeenten te vergelijken. De relatief hoge slaagkansen in Utrecht zijn een gevolg van de berekeningswijze waarbij actief woningzoekenden die in meerdere gemeenten hebben gereageerd in meerdere gemeenten meetellen. Om dezelfde reden zijn de totale slaagkansen in de regio hoger dan in de afzonderlijke gemeenten. De slaagkansen kunnen dus alleen binnen de gemeenten vergeleken worden. Huishoudentype Tabel 3-1 en Tabel 3-2 tonen de slaagkansen en benodigde wachttijden per type huishouden. In alle gemeenten is de slaagkans van alleenstaanden het hoogst en van gezinnen met kinderen het kleinst. Tabel 3-1 Slaagkans per jaar naar huishoudentype, per gemeente in de regio Utrecht, 2010-2013 Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
alleenstaand 2,4% 4,2% 7,2% 4,8% 4,2% 5,0% 3,7% 4,8% 6,5% 5,9% 8,7% 6,0% 3,5% 4,6% 6,0% 7,4% 13,4%
paar z. kinderen 1,8% 3,1% 6,6% 4,2% 3,1% 4,1% 3,4% 3,3% 5,7% 4,5% 7,8% 4,8% 3,6% 2,9% 3,3% 6,4% 12,2%
eenoudergezin 1,3% 2,5% 4,2% 2,2% 3,4% 4,2% 2,3% 2,3% 4,9% 2,9% 5,6% 2,9% 2,9% 2,7% 2,5% 5,4% 9,1%
paar met kinderen 1,2% 1,8% 2,7% 0,9% 1,6% 2,4% 2,4% 1,6% 1,7% 1,3% 6,4% 2,9% 1,9% 1,3% 2,3% 3,6% 8,6%
totaal 1,9% 3,3% 5,7% 3,9% 3,5% 4,1% 3,2% 3,5% 5,2% 4,4% 7,8% 4,9% 3,0% 3,4% 4,5% 6,3% 12,0%
10
Tabel 3-2 Benodigde wachttijd in jaren naar huishoudentype, per gemeente in de regio Utrecht, 2010-2014 (september) Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
alleenstaand 4,8 5,9 4,2 4,7 4,7 3,0 4,2 4,5 4,1 4,4 5,0 3,9 4,4 4,7 4,1 4,0 4,6
paar z. kinderen 4,3 6,1 5,0 5,2 5,3 4,2 4,9 5,1 4,4 4,6 5,0 4,6 5,9 5,8 3,3 3,9 4,8
eenoudergezin x 6,9 5,8 7,9 6,5 4,5 5,8 6,8 4,2 7,1 6,4 5,2 6,6 5,5 5,3 4,3 5,9
paar met kinderen x 7,5 5,8 6,7 2,6 4,2 x 6,7 x 7,1 5,6 5,7 7,2 5,6 5,9 3,8 5,5
totaal 4,8 6,1 4,8 4,8 5,2 3,8 4,7 5,1 4,2 4,7 5,1 4,3 5,4 5,1 4,2 4,0 4,8
In de meeste gemeenten zien we hetzelfde patroon bij de benodigde wachttijd: alleenstaanden vinden relatief snel een woning, gezinnen wachten relatief lang. Dit wordt verklaard door de relatief grote schaarste aan grote appartementen en eengezinswoningen. In alle gemeenten moeten alle typen huishoudens langer dan twee jaar wachten voor ze een serieuze kans maken op een woning. Leeftijd Tabel 3-3 en Tabel 3-4 tonen de slaagkansen en benodigde wachttijden per leeftijdscategorie. Ouderen hebben in alle gemeenten de hoogste slaagkans en in de meeste gemeenten ook de kortste wachttijd nodig. Dit een is logisch gevolg van het labellen van woningen voor ouderen, waardoor zij minder concurrentie hebben. Daarnaast speelt ook hun zoekgedrag een rol. Oudere woningzoekenden zijn over het algemeen minder actief, waardoor het aantal actief woningzoekenden boven de 65 jaar klein is en de slaagkans (als ze wel reageren) relatief groot. Tabel 3-3 Slaagkans per jaar naar leeftijdscategorie, per gemeente in de regio Utrecht, 2010-2013 Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
tot 30 jaar 1,6% 2,8% 5,6% 3,4% 2,4% 3,2% 2,6% 2,3% 3,9% 2,5% 5,4% 4,1% 2,3% 2,7% 3,8% 5,6% 9,2%
30 tot 45 1,5% 2,8% 4,0% 2,5% 3,7% 4,0% 2,8% 2,5% 4,0% 3,1% 8,0% 3,9% 2,4% 3,0% 3,5% 5,7% 11,3%
45 tot 65 2,7% 4,0% 5,2% 5,2% 5,6% 5,0% 4,7% 5,6% 5,0% 7,0% 12,0% 6,1% 3,6% 5,2% 6,7% 7,1% 15,9%
vanaf 65 jaar 11,2% 13,9% 21,0% 14,6% 16,7% 21,4% 15,7% 18,0% 34,5% 23,8% 29,3% 15,5% 16,7% 11,5% 16,4% 23,6% 31,2%
totaal 1,9% 3,3% 5,7% 3,9% 3,5% 4,1% 3,2% 3,5% 5,2% 4,4% 7,8% 4,9% 3,0% 3,4% 4,5% 6,3% 12,0%
11
T a b e l 3 - 4 B e n o d i g d e w a c h t t i j d i n j a r e n n a a r l e e f t i j d s c a t e g o r ie , p e r g e m e e n t e i n de regio Utrecht, 2010-2014 (september) tot 30 jaar 4,7 5,9 4,3 4,7 4,7 4,0 4,2 5,2 4,1 4,7 5,1 4,1 4,5 5,1 4,2 4,0 4,7
Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
30 tot 45 5,7 6,9 6,0 7,8 6,4 4,4 5,9 6,5 4,6 6,3 6,0 5,2 6,5 5,8 6,0 4,6 5,9
45 tot 65 4,0 6,6 5,0 5,5 3,9 2,2 3,9 3,1 2,8 3,3 3,5 4,0 7,0 3,7 2,9 3,3 3,8
vanaf 65 jaar x 3,4 4,8 7,2 5,6 1,9 3,4 3,5 4,9 4,4 3,4 3,7 5,5 0,7 2,8 2,0 3,6
totaal 4,8 6,1 4,8 4,8 5,2 3,8 4,7 5,1 4,2 4,7 5,1 4,3 5,4 5,1 4,2 4,0 4,8
In de meeste gemeenten hebben jongeren de laagste slaagkansen. Jongeren hebben nog weinig inschrijfduur op kunnen bouwen maar reageren vaak wel actief op woningen en stellen daarbij minder eisen dan oudere woningzoekenden. Sommige jongeren slagen er zo ondanks hun beperkte inschrijfduur toch in om een woning te vinden. In sommige gemeenten, waaronder Houten, hebben woningzoekenden tussen 30 en 45 jaar de laagste slaagkans. Deze leeftijdscategorie moet in alle gemeenten het langst wachten om een woning te kunnen vinden. Binnen deze groep komen relatief veel gezinnen voor. Inkomen Tabel 3-5 en Tabel 3-6 tonen de slaagkansen en benodigde wachttijden per inkomensgroep (zie inkomensgrenzen in bijlage 1). We kijken hierbij vanaf 2011, het jaar waarin de 90%-norm is ingevoerd. Tabel 3-5 Slaagkans per jaar naar inkomensgroep, per gemeente in de regio Utrecht, 2011-2013 Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
primaire doelgroep 1,9% 3,3% 5,4% 3,2% 3,4% 4,0% 2,4% 3,3% 5,0% 4,5% 8,2% 4,7% 3,0% 3,2% 4,2% 6,8% 12,6%
secund. doelgroep 2,9% 5,2% 7,8% 4,6% 5,4% 5,1% 5,0% 4,5% 8,9% 6,4% 9,8% 6,1% 4,5% 5,5% 6,4% 7,4% 14,9%
middeninkomens 2,5% 1,1% 3,0% 2,0% 2,6% 3,0% 3,0% 3,0% 7,8% 4,5% 9,2% 3,0% 0,4% 1,0% 2,9% 1,7% 10,2%
hogere inkomens 0,0% 2,4% 3,3% 3,3% 1,9% 1,9% 0,0% 1,5% 0,0% 3,8% 8,8% 1,9% 1,0% 2,7% 3,6% 0,8% 8,6%
totaal 2,1% 3,6% 5,7% 3,5% 3,7% 4,2% 3,1% 3,6% 5,7% 5,0% 8,6% 4,9% 3,1% 3,6% 4,6% 6,6% 12,8%
12
Tabel 3-6 Benodigde wachttijd in jaren naar inkomensgroep, per gemeente in de regio Utrecht, 2011-2014 (september) Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
primaire doelgroep 4,8 6,0 4,7 4,7 4,8 4,0 5,1 5,0 4,1 4,6 5,2 4,1 5,3 4,9 4,0 4,0 4,7
secund. doelgroep 4,7 6,3 5,8 6,6 6,4 4,4 5,1 5,7 4,3 5,1 5,6 5,0 6,3 5,3 5,1 4,8 5,5
middeninkomens x x x 8,2 x x x 6,5 x 5,8 6,2 x x x 6,8 x 6,2
hogere inkomens x x x x x x x x x x 6,3 x x x x x 6,1
totaal 4,7 6,1 4,9 4,8 5,6 4,0 5,1 5,2 4,2 4,7 5,3 4,4 5,5 5,1 4,4 4,2 4,9
De scores worden beïnvloed door de 90%-norm die in 2011 is ingevoerd en het huurbeleid, waardoor de afgelopen jaren steeds meer woningen boven de aftoppingsgren3 zen zijn aangeboden . De slaagkansen zijn in alle gemeenten het grootst voor de secundaire doelgroep. Zij hebben geen last van de 90%-norm en kunnen de hogere huurprijzen gemakkelijker betalen dan de primaire doelgroep. Dit geldt vooral voor de alleenstaanden, die het grootste deel van de secundaire doelgroep vormen. Aan woningzoekenden uit de midden- en hogere inkomensgroepen zijn sinds 2011 slechts kleine aantallen woningen verhuurd. De benodigde wachttijden zijn in de meeste gemeenten het laagst bij de primaire doelgroep. Deze groep bestaat voor een groot deel uit zowel jonge als oude alleenstaanden. Het inkomen zelf lijkt een minder grote rol te spelen bij de wachttijden. Herkomst Tabel 3-7 en Tabel 3-8 laten de slaagkansen en wachttijden naar herkomst van de woningzoekenden zien. Bij de slaagkansen zien we dat lokale woningzoekenden in elke gemeente veruit de hoogste slaagkans hebben. Uit de benodigde wachttijden komt een gemêleerder beeld naar voren. In sommige gemeenten (zoals IJsselstein en Lopik) hebben lokale woningzoekenden relatief weinig wachttijd nodig gehad, terwijl in andere (bijvoorbeeld Nieuwegein) de benodigde wachttijd van lokale woningzoekenden juist relatief lang is.
3
Notitie Betaalbaar aanbod in Utrecht, RIGO & WoningNet, 2014
13
Tabel 3-7 Slaagkans per jaar naar herkomst, per gemeente in de regio Utrecht, 2010-2013 Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
lokaal (gemeente) 9,9% 12,9% 16,3% 11,0% 11,4% 21,6% 15,3% 8,0% 23,3% 13,8% 10,5% 13,4% 12,0% 11,9% 12,4% 13,4% 17,1%
regionaal 1,6% 2,1% 2,0% 2,3% 1,9% 2,7% 1,6% 2,2% 2,9% 2,1% 4,0% 3,1% 1,8% 1,9% 2,1% 4,3% 8,1%
buiten de regio 0,2% 1,4% 2,5% 1,4% 1,1% 1,3% 0,5% 1,4% 2,4% 1,7% 2,9% 2,2% 0,9% 1,8% 1,5% 3,0% 5,2%
totaal 1,9% 3,3% 5,7% 3,9% 3,5% 4,1% 3,2% 3,5% 4,2% 4,4% 7,8% 4,9% 3,0% 3,4% 4,5% 6,3% 12,0%
Tabel 3-8 Benodigde wachttijd in jaren naar herkomst, per gemeente in de regio Utrecht, 2010-2014 (september) Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten IJsselstein Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist Totaal
3.3
lokaal (gemeente) 4,2 5,7 4,8 4,7 4,4 1,9 4,5 5,5 4,4 4,6 5,2 4,1 5,2 5,0 4,0 4,0 4,8
regionaal 5,2 6,5 4,7 5,6 5,7 4,5 5,3 4,8 4,1 4,9 5,1 4,5 5,4 5,5 4,6 4,1 4,8
buiten de regio x 5,7 5,3 4,4 5,6 x x 2,2 x 3,2 4,2 4,4 5,5 3,9 3,4 3,3 4,1
totaal 4,8 6,1 4,8 4,8 5,2 3,8 4,7 5,1 4,2 4,7 5,1 4,3 5,4 5,1 4,2 4,0 4,8
Conclusies Uit de slaagkansen en benodigde wachttijden blijkt dat, onder de huidige regelgeving, vooral gezinnen moeite hebben om binnen een redelijke termijn een andere woning te vinden.
14
4
Nut en noodzaak van sturing Door te sturen in de toewijzing willen de gemeenten in de regio Utrecht verdringingseffecten tegengaan. In deze paragraaf gaat het om de vraag of woonruimteverdeling het juiste instrument is om de eventuele negatieve effecten van schaarste te verminderen. En zo ja, welke regels daarvoor nodig zijn. Daarvoor kijken we eerst naar de huidige verdeling per woningcluster (4.1). Vervolgens gaan we in op de toewijzingsregels (4.2) die kunnen worden gebruikt om te sturen.
Huidige verdeling Figuur 4-1 t/m Figuur 4-4 laten voor de hele regio zien hoe de woningen in de clusters die we in dit onderzoek onderscheiden, de afgelopen jaren zijn verdeeld over diverse groepen woningzoekenden. Deze verdeling is de uitkomst van zowel de keuzes die woningzoekenden maken als de regels die op dit moment worden gehanteerd. We zien bijvoorbeeld dat grote woningen relatief vaak aan (eenouder)gezinnen worden toegewezen en dat jongeren vaak in appartementen terechtkomen. De beleidsmatige vraag die voorligt is of deze verdelingen, in combinatie met effecten voor groepen in termen van slaagkansen en benodigde wachttijden, tot tevredenheid stemmen of nopen tot bijsturing. Daarbij kunnen overigens ook andere argumenten een rol spelen, zoals betaalbaarheid en het doelmatig benutten van de voorraad. Figuur 4-1 Verhuringen per woningcluster naar huishoudentype, in de regio Utrecht, 2010-2014 (september)
eengezins
0%
25%
3 kamers of minder
50%
75%
10%
16%
13%
60%
100%
alleenstaand 4 kamers of meer
28%
30%
18%
24%
appartement
paar z. kinderen
leeftijdsgrens
4.1
1 of 2 kamers
8% 2%
89%
eenoudergezin 3 kamers
19%
64%
11%
6%
paar met kinderen 4 kamers of meer
19%
39%
19%
22%
overig/onbekend maximum leeftijd 30 minimum leeftijd 45 totaal
12% 1%
87%
63%
1%
24%
74% 17%
11%
9%
15
Figuur 4-2 Verhuringen per woningcluster naar leeftijdscategorie, in de regio Utrecht, 2010-2014 (september)
eengezins
0%
3 kamers of minder
25%
50%
75%
100% 5%
25%
44%
27%
tot 30 jaar 4 kamers of meer
3%
26%
49%
21%
leeftijdsgrens
appartement
30 tot 45 1 of 2 kamers
7% 1%
24%
67%
45 tot 65 3 kamers
6%
15%
30%
50%
vanaf 65 jaar 4 kamers of meer
3%
14%
38%
44%
overig/onbekend maximum leeftijd 30
1%
99%
minimum leeftijd 45
57%
43%
totaal
26%
40%
14%
20%
Figuur 4-3 Verhuringen per woningcluster naar inkomensgroep, in de regio Utrecht, 2011-2014 (september)
leeftijdsgrens
appartement
eengezins
0%
3 kamers of minder
25%
50%
1% 5%1%
27%
68%
3 kamers
23%
69%
maximum leeftijd 30
22%
73%
minimum leeftijd 45
26%
68%
totaal
66%
1%4% 1% 5%1%
33%
60%
4 kamers of meer
6% 2%2%
26%
64%
1 of 2 kamers
100%
35%
58%
4 kamers of meer
75%
28%
4%1%2%
primaire doelgroep secundaire doelgroep middeninkomens hogere inkomens overig/onbekend
0%4% 1%2% 3% 4%1%2%
Figuur 4-4 Verhuringen per woningcluster naar herkomst, in de regio Utrecht, 2010-2014 (september)
leeftijdsgrens
appartement
eengezins
0%
3 kamers of minder 4 kamers of meer 1 of 2 kamers
25%
50% 70%
75%
100% 26%
5%
lokaal (gemeente) 62% 67%
6%
32% 27%
6%
regionaal 3 kamers
71%
4 kamers of meer
65%
maximum leeftijd 30
66%
minimum leeftijd 45 totaal
70% 68%
24% 29% 30% 21% 26%
5% 6%
buiten de regio
4% 9% 6%
16
4.2
Sturing via toewijzingsregels Via de huisvestingsverordening kan op diverse manieren worden gestuurd in de woonruimteverdeling. Het voert te ver om de voors en tegens hier uitputtend te behandelen. Vooruitlopend op de discussie hierover gaan we hier kort in op de belangrijkste regels die gemeenten kunnen hanteren en de huidige praktijk. Huurinkomensnormen Gemeenten kunnen huurinkomensnormen hanteren om ervoor te zorgen dat de huurprijs van de woning past bij het inkomen van de nieuwe huurder. Daarbij gaat het om voorrang voor woningzoekenden met een laag inkomen; minimumeisen zijn niet toegestaan. Bovendien mogen gemeenten corporaties niet beletten om de 90%-norm te kunnen halen. Hiervoor zijn huurinkomensnormen noodzakelijk. Momenteel wordt de onderstaande huurinkomenstabel gehanteerd:
Uit Figuur 4-3 blijkt dat bijna alle woningen tot de huurtoeslaggrens worden toegewezen aan woningzoekenden uit de primaire of secundaire doelgroep. In hoofdstuk 3 zagen we dat de primaire doelgroep de laagste wachttijden heeft, terwijl de secundaire doelgroep de hoogste slaagkansen heeft. Tot zover weinig reden voor (extra) sturing. Uit een onderzoek dat RIGO en WoningNet eerder uitvoerden in opdracht van U10 is echter gebleken dat er negatieve effecten van schaarste aan betaalbare woonruimte zijn voor lage inkomensgroepen, niet in termen van slaagkansen en benodigde wachttijden, maar wel in termen van betaalbaarheid. Aan die uitkomsten is door de gemeenten (en corporaties) de conclusie verbonden de bestaande huurinkomensnormen aan te scherpen, waardoor een grotere deel van het aanbod gereserveerd wordt voor lage inkomens. Volgens de huidige planning worden de nieuwe normen nog in 2014 ingevoerd.
17
Woningbezettingsnormen Naast huurinkomensnormen kunnen gemeenten ook woningbezettingsnormen opnemen in de huisvestingsverordening, om de verhouding tussen de grootte van de woning en de grootte van het huishouden te reguleren. Uit de slaagkansen en wachttijden blijkt dat grote huishoudens meer moeite hebben om een woning te vinden dan kleine. Om verdringing van grote huishoudens te voorkomen worden woningbezettingsnormen toegepast bij woningen vanaf 4 kamers in de gemeente Utrecht. Figuur 4-1 laat zien dat dit effect heeft: zowel grote eengezinswoningen als appartementen worden veel vaker toegewezen aan grotere huishoudens dan bijvoorbeeld kleine eengezinswoningen. Om de positie van grote huishoudens te verbeteren zouden de woningbezettingsnormen kunnen worden uitgebreid naar meer gemeenten en woningen. Doelgroeplabels Gemeenten kunnen in de huisvestingsverordening regelen dat bij specifieke woningen bepaalde groepen woningzoekenden voorrang krijgen vanwege ‘de aard’ van de woning. Ook nu al wordt een deel van het aanbod gelabeld voor jongeren of ouderen. Uit de slaagkansen en wachttijden en verhuringen blijkt dat dit een positief effect heeft op de positie van deze groepen. Er zouden (gezien de aantallen reacties, slaagkansen en wachttijden) wellicht minder woningen gelabeld kunnen worden voor ouderen. Bij deze woningen spelen echter vaak ook andere beleidsmatige argumenten, zoals het concentreren van ouderen rond zorgcentra en het bewaken van de leefbaarheid in ouderencomplexen. Ook bij andere typen woningen kunnen naast verdringing ook doelmatigheidsoverwegingen reden zijn om te willen sturen via doelgroeplabels. Zo kan een gemeente het onevenwichtig en onrechtvaardig vinden dat schaarse studentenwoningen, waarin onrendabel is geïnvesteerd, toegewezen worden aan andere groepen woningzoekenden. Lokaal maatwerk Volgens de Huisvestingswet 2014 kunnen gemeenten voor maximaal 50% van het vergunningplichtige aanbod regionale bindingseisen stellen en voor maximaal de helft daarbinnen lokale bindingseisen. Momenteel is in de regio Utrecht een binding aan de provincie verplicht en kunnen kleine kernen woningen reserveren voor lokale woningzoekenden. Figuur 4-4 laat zien dat onder de huidige regels de meeste woningen aan ingezetenen worden verhuurd. Eerder zagen we al dat lokale woningzoekenden relatief hoge slaagkansen hebben maar dat hun positie in termen van benodigde wachttijd per gemeente varieert.
18
5
Inspanningen De gemeenten in de regio Utrecht werken op diverse manieren aan het verminderen van de schaarste aan goedkope huurwoningen. Gemeenten dienen zich in te spannen om de schaarste op de woningmarkt op te heffen. Dat is de structurele oplossing voor het probleem. Toewijzingsregels kunnen alleen tijdelijk helpen om negatieve effecten van schaarste te verminderen. Ondertussen is er werk aan de winkel voor gemeenten en andere partijen om de schaarste zelf aan te pakken. Het is dus zaak voor gemeenten om in hun onderbouwing voor het hanteren van toewijzingsregels aan te geven wat ze (van plan zijn te) doen om de schaarste te verminderen. Daarbij kunnen tal van maatregelen op het gebied van woonbeleid worden genoemd, waarvoor onder meer geput kan worden uit de woonvisie en prestatieafspraken. Een voorbeeld Hieronder geven wij enkele fictieve voorbeelden van inspanningen om schaarste aan te pakken, die een gemeente zou kunnen opnemen in de onderbouwing:
“De gemeenten in de regio Utrecht hebben gezamenlijk afspraken gemaakt met Rijk / Provincie voor het bouwen van XXXXX woningen tot 2030. In de woningbouwopgave ligt de nadruk op woningen voor gezinnen.” “In de prestatieafspraken tussen gemeente A en de corporaties is het waarborgen van voldoende betaalbare huurwoningen een belangrijk onderwerp. Zij hebben afgesproken dat in 2020 minimaal X woningen tot de aftoppingsgrens behouden blijven.” “De komende 10 jaar worden 1.000 woningen onder de huurtoeslaggrens bijgebouwd. De gemeente levert een bijdrage door een verlaagde grondprijs te hanteren voor sociale woningbouw.” “Om de doorstroming binnen de bestaande voorraad te bevorderen wordt een seniorenmakelaar ingezet die ouderen die een eengezinswoning achterlaten helpt om passende woonruimte te vinden.”
19
Bijlagen
20
Bijlage 1 Inkomensgroepen In dit onderzoek worden vier inkomensgroepen onderscheiden: 1.
Primaire doelgroep: huishoudens die op grond van hun inkomen en vermogen in aanmerking kunnen komen voor huurtoeslag. De maximuminkomensgrenzen voor huurtoeslag in 2014 staan weergegeven in de onderstaande tabel. Huishoudentype (primaire doelgroep)
2014
Eenpersoonshuishouden < 65 jaar
€ 21.600
Meerpersoonshuishouden < 65 jaar
€ 29.325
Eenpersoonshuishouden ≥ 65 jaar
€ 21.600
Meerpersoonshuishouden ≥ 65 jaar
€ 29.400
2.
Secundaire doelgroep: huishoudens die niet tot de primaire doelgroep behoren en een jaarinkomen hebben tot € 34.678.
3.
Middeninkomens: huishoudens met een jaarinkomen tussen € 34.678 en € 44.359.
4.
Hogere inkomens: huishoudens met een jaarinkomen van meer dan € 44.359.
Bovenstaande grenzen gaan over 2014. Per jaar vanaf 2010 zijn de destijds geldende grenzen gehanteerd.
21
VERSLAG VOORBESPREKING Jaarrekening en Jaarverslag 2014 26 mei 2015
Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede
Gespreksleider
de heer J.C. Bloemheuvel
Griffiemedewerker
mevrouw A. van Wees
Leden SP
de heer J. Oechies
VVD
de heer J.W.A. van Dijk
GroenLinks
de heer A.J. Willems
D66
de heer R. van Geijtenbeek
PCG
de heer G. Taute
CDA
mevrouw A.J.G. Vernooij
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
PvdA
de heer T.V. Baas
Gast
de heer R. Schumer, PWC
Ambtelijk
mevrouw S. van Middelkoop
Portefeuillehouder
de heer J. Marchal
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Beeldvorming De gespreksleider opent de voorbespreking, heet iedereen welkom en schetst het doel van de bespreking. De heer Schumer geeft een korte toelichting. Hij geeft aan dat er een conceptaccountantsverslag is afgegeven in afwachting van de stukken van de BSR, maar dat men Voorbespreking Jaarrekening en Jaarverslag 2014, 26 mei 2015
1
voornemens is een goedkeurende verklaring af te geven. Op pagina 4 zijn de kernboodschappen samengevat die hij vervolgens doorneemt. Naar aanleiding van de controle zijn twee bevindingen gedaan. De eerste bevinding betreft een aanbesteding die ten onrechte niet Europees is aanbesteed voor een bedrag van € 121.000. De tweede bevinding betreft de grondexploitaties waarbij in de fasering in één van de complexen te optimistisch is opgenomen wat leidt tot een renteverlies van € 80.000. Het college is voornemens om dit te verwerken in de betreffende grondexploitatie door middel van het aanpassen van het plan, maar tot het moment dat de raad hier een besluit over heeft genomen wordt één en ander aangemerkt als fout. Beide bevindingen komen uit onder de goedkeuringstolerantie. De grondexploitaties zijn gecontroleerd. De exploitaties zijn geactualiseerd maar op onderdelen al weer achterhaald door de actualiteit. De individuele projecten zijn met de projectleiders besproken. Per project is aangegeven wat men vindt van de uitgangspunten. Naast het ondernemerschap dient in de grondexploitaties ook gewaarborgd te worden dat er voldoende tegenspraak is in het tot stand komen van de grondexploitaties. De decentralisaties; de risicoinventarisatie is bekeken en daarnaast is de opzet van de informatievoorziening bekeken. Het risicoprofiel is teruggebracht naar €400.000. Dit moet nauwlettend gevolgd worden op basis van realisatie en de facturen die nu binnen komen. Indien nodig dient er te worden bijgesteld. Verbonden partijen en BBV; de BBV is aangescherpt in 2014. Bij de paragrafen zijn enkele opmerkingen gemaakt. De leesbaarheid kan verbeterd worden om te kunnen beoordelen aan de hand van de doelstellingen in de begrotingen wat er gerealiseerd is, wat dat heeft gekost en hoe dit zich verhoudt tot elkaar. Regels maximale renterisico; dit is een percentage van 20% van de begroting. Met ingang van 2014 is de gemeente verplicht om liquiditeit boven een bepaalde drempel af te storten. Deze drempel is overschreden in 2014. Dit heeft echter geen gevolgen voor het oordeel van de accountant en leidt niet tot een aanpassing. Interne beheersing; een tussentijdse beoordeling van de belangrijkste processen is uitgevoerd. In de managementletter is een aantal aanbevelingen gedaan. In deze rapportage is de actuele stand van zaken opgenomen. De Wet normering topinkomens en de sisa-bijlage zijn gecontroleerd. Hierbij zijn geen bevindingen gemaakt. De heer Baas rapporteert vanuit het auditoverleg. Hij refereert aan de hoofdlijnen van het verslag dat vrijdag zal worden verstuurd. Dit is het laatste jaar dat PWC de controle doet. De gemeente moet op zoek naar een nieuwe accountant. Er is overleg gevoerd over de invulling van de rol van een concerncontroller. Vorig jaar is een speerpunt meegegeven in het kader van de controle; het diepgravend ingaan op de grondexploitaties. PWC heeft dit opgepakt en een tabel opgenomen met bevindingen. De Engk en de Oranjehof komen hierbij naar voren. Met betrekking tot het accountantsverslag is een aantal zaken nader belicht. De grondexploitaties zijn uitputtend besproken. Een aantal exploitaties is optimistisch qua programmering en tijdpad. Hij refereert eveneens aan de €80.000 die de heer Schumer al noemde. In een komende voorbespreking over de grondexploitaties dient aandacht te worden besteed aan de belangrijkste inschattingen en moet nader ingezoomd worden op de risico’s. De wens voor kritische tegenspraak vraagt om een stevige interne controlefunctie. Het auditoverleg is hierbij betrokken. Een onafhankelijke derde kijkt er ook nog eens naar. Dit aspect krijgt nadrukkelijk een plaats in de aanbesteding voor de nieuwe accountant en wordt ook meegenomen in de samenwerking met de gemeente Houten. Hij wijst op het belang van de controle op de decentralisaties. Het risicoprofiel is teruggebracht. Voor de stroom geld die binnenkomt, moet de rechtmatigheid vastgesteld worden en voorts moet bekeken worden hoe
Voorbespreking Jaarrekening en Jaarverslag 2014, 26 mei 2015
2
voldaan kan worden aan wet- en regelgeving. Hij nuanceert in dit kader de scheiding van secretaris en directiefunctie. De controlefunctie is daar de volgende aanvulling op. Er komt een einde aan een relatie met een accountant waarbij steeds sprake was van een constructieve samenwerking. Aanbevelingen konden meestal opgevolgd worden. Hij spreekt zijn dank uit voor de inzet van PWC en de positief kritische rapporten. Afsluitend geeft hij een doorkijk naar 2015, de aanbestedingprocedure voor de nieuwe accountant. Enkele voorkeurkantoren mogen een offerte uitbrengen. De vraag is welke bijzondere speerpunten er worden meegegeven. Voorgesteld wordt om in het eerste jaar aandacht te geven aan de verbijzonderde interne controles daar waar het gaat over de decentralisaties. Wethouder Marchal houdt een presentatie met betrekking tot de jaarrekening 2014. Hij spreekt allereerst een woord van dank uit in de richting van de personen die zich bezig hebben gehouden met het opstellen van de jaarrekening. Hij verwijst in dit kader naar de constructieve bijeenkomsten met het auditoverleg. Vervolgens richt hij zich tot de heer Schumer en bedankt hem voor de uitgebrachte adviezen. De jaarrekening sluit af met een positief resultaat van € 978.175. Dit is een mooie stap om de financiën op orde te krijgen. Bovendien kan er € 300.000 gereserveerd worden voor het mobiliteitsfonds. Er wordt hard gewerkt aan een gezonde, financiële huishouding. Er is schoon schip gemaakt met allerlei oude posten en er wordt meer inzicht gegeven in de prestaties. Bij de voorjaarsnota zal met name een slag gemaakt worden en zullen de middelen in relatie tot de prestaties toegelicht worden. Met betrekking tot de personele bezetting is een hand-op-de-knip actie uitgevoerd. In 2015 wordt er verder doorgepakt. Afgelopen jaren waren er steeds tegenvallers, nu komen er meevallers waardoor de gemeente steeds meer uit de crisis komt. Als er op geld gezeten wordt, moet er ook bereidheid zijn om de budgetten in te leveren bij een voorjaarsnota of najaarsnota. Voor nieuwe plannen moeten vervolgens nieuwe budgetten beschikbaar gesteld worden. Dit alles is echter nog geen reden om alle voorzichtigheid te laten varen. Hij refereert in dit kader aan de meicirculaire die nog volgt. Hij somt afsluitend enkele eenmalige meevallers op die vooraf niet te voorspellen waren (het gemeentefonds, verkoop snippergroen, positief jaarrekeningresultaat VRU) en toont vervolgens de meevallers met de bijbehorende bedragen voor een totaal bedrag van € 921.000 en licht deze kort toe. De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen. De heer Van Dijk (VVD) bedankt de portefeuillehouder voor de heldere uiteenzetting. De accountant heeft een aantal aanbevelingen gedaan. Hij zou graag zien dat deze aanbevelingen geprioriteerd worden met een soort afwerking daarbij. Het gemeentefonds laat een plus zien. Hij informeert of hier een structureel karakter in te ontdekken is. Mevrouw Van Middelkoop antwoordt dat het een bedrag van € 20.000 is vanuit het gemeentefonds. Dit was incidenteel omdat het afrekeningen van voorgaande jaren betreft. De heer Taute (PCG) verwijst naar pagina 108 en 109 waar de specificatie is opgenomen; € 80.000 van oude jaren, € 90.000 verhoging uitkeringsfactor en € 50.000 omdat er meer OZB wordt gevraagd. Hij veronderstelt dat dit een bedrag van € 140.000 structureel is. Wethouder Marchal antwoordt dat er bij de decembercirculaire een voordeel van € 142.000 voor het jaar 2015 was. Er is nauwelijks op te sturen.
Voorbespreking Jaarrekening en Jaarverslag 2014, 26 mei 2015
3
De heer Taute (PCG) vraagt hoe hij moet uitleggen aan de burger dat er een fikse begrotingsdiscussie is gevoerd terwijl er nu sprake is van een overschot. De gespreksleider merkt op dat het nu gaat om meevallers, maar er kunnen ook tegenvallers zijn. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) spreekt zijn dank uit richting de ambtelijke organisatie en het college en bedankt de heer Schumer voor de uitstekende samenwerking. Hij wil niet zeuren over de meevallers. Hij gaat er vanuit dat het eenmalige meevallers betreft. Hij acht het raadzaam om deze bedragen op geen enkele wijze mee te nemen in de begroting voor 2016 en verder. Hij is benieuwd naar de bevindingen met betrekking tot de grondexploitaties. Zijn fractie heeft daar regelmatig vraagtekens bij geplaatst. Hij roept de portefeuillehouder op de raad goed op de hoogte te houden. Hij refereert afsluitend aan de opmerking van de heer Schumer dat er regels overtreden zijn en informeert of dit in positieve of negatieve zin was. De heer Schumer reageert dat er een norm is gesteld die is overtreden. Desgevraagd geeft hij aan dat er een drempelbedrag is afgesproken. De overtollige liquiditeit is niet afgestort op een bepaald moment. De heer Oechies (SP) spreekt eveneens zijn complimenten uit voor het werk dat is verricht. De meicirculaire van vorig jaar is zijn fractie tegengevallen met name op het punt jeugdzorg. Eén en ander bleek te liggen aan de systematiek die werd gehanteerd door de overheid. Hij vraagt of dit doembeeld te voorkomen is bij de aanstaande meicirculaire. Wethouder Marchal verwacht dat de gemeente nu niet met dergelijke zaken met betrekking tot jeugdzorg te maken krijgt. De heer Schumer vult aan dat het model het objectieve verdeelmodel betreft dat is gebaseerd op de positie van de gemeente in de regio. Wijk bij Duurstede was hierdoor een nadeelgemeente. Op dit moment wordt overwogen of er aangepast moet worden naar een historisch verdeelmodel. Het is nog niet bekend wat dit betekent voor de budgetten. Wethouder Kosterman vult aan vanaf de publieke tribune dat het er nog niet zo goed uitziet voor Wijk bij Duurstede op dit moment. Vooralsnog is Wijk bij Duurstede weer een nadeelgemeente. De heer Willems (GroenLinks) vraagt of er op gerekend moet worden dat dit meer zal gebeuren in de komende jaren. Wethouder Marchal antwoordt dat afgesproken is samen de trap op en samen de trap af. De gaswinning in Groningen is een geldcomponent van het Rijk. Critici stellen echter dat dit ook weer betrekkelijk is. Het heeft alles te maken met de plannenmakerij in Den Haag. Desgevraagd geeft hij aan dat de begroting wordt gemaakt op basis van de laatste circulaire waardoor er geanticipeerd kan worden. Met betrekking tot het sociaal domein geeft hij aan dat er grip is. Uit de doorrekening blijkt dat een deel van de bezuiniging op de huishoudelijke hulp teruggedraaid kan worden. De egalisatiereserve sociaal domein bedraagt ruim een miljoen euro waardoor eventuele risico’s opgevangen kunnen worden. De doorrekeningen waren op basis van de slechtste scenario’s toch gunstig.
Voorbespreking Jaarrekening en Jaarverslag 2014, 26 mei 2015
4
Mevrouw Vernooij (CDA) spreekt haar complimenten uit voor het voorliggende stuk. Zij verzoekt om verduidelijking met betrekking tot de € 300.000 voor mobiliteitsfonds. Wethouder Marchal antwoordt dat er een grote personele taakstelling ligt. Om deze stappen te kunnen zetten zal dit veelal betekenen dat er wordt gesproken over vervroegd pensioen waardoor frictiekosten ontstaan. Hier is eenmalig geld voor nodig. Deskundigen hebben aangegeven dat het raadzaam is om € 300.000 toe te voegen. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) informeert hoeveel er over is van het bedrag van € 300.000 dat reeds in het mobiliteitsfonds is gestort. Wethouder Marchal antwoordt dat er op dit moment nog steeds € 600.000 beschikbaar is. Een langslepende zaak is inmiddels opgelost. Mevrouw Van de Werken vult aan vanaf de publieke tribune dat er nog geen geld uit de reserve is onttrokken, maar er ligt wel een aantal aanvragen die een beroep doen op de eerste € 300.000. De heer Taute (PCG) spreekt zijn complimenten uit voor het goede werk. Hij verwijst naar het verschil in de tekst van de aanbiedingsbrief en het raadsbesluit en vraagt of het alleen over de goedkeuring van het financiële beleid gaat of dat er impliciet een uitspraak wordt gedaan over het beleid dat wel of niet gerealiseerd is. De gespreksleider leest ter verduidelijking de vier punten van het raadsbesluit voor. De heer Taute (PCG) vervolgt dat het gaat om het beoordelen van de samenhang tussen het inhoudelijke en het geld en vraagt of de gemeente volgend jaar in staat is om het beleid beter te beoordelen. Wethouder Marchal antwoordt dat de begroting op de oude leest is geschoeid. In 2015 wordt een slag gemaakt en wordt voortgeborduurd met de voorjaarsnota en Kadernota. De heer Taute (PCG) geeft aan dat het gaat om financieel decharge verlenen. Over de beleidsmatige uitvoering kan gediscussieerd worden. Wethouder Marchal vindt het prima als er een verantwoording per programma gaat plaatsvinden. Als het helder is wat het gaat worden voor 2015 kan er wat hem betreft per programma ingezoomd worden en kan het beleid aan de kaak gesteld worden. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) merkt op dat de uitvoering en voortgang van de werkzaamheden gedurende het gehele jaar gedaan moet worden en refereert in dit kader aan de kwartaalrapportages op het sociaal domein die nu verstrekt worden. De heer Taute (PCG) verduidelijkt dat in een verantwoordingsdocument geld en activiteiten bij elkaar dienen te staan. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) verzoekt de activiteiten nader te duiden, want hij acht eenmaal per jaar niet voldoende. De gespreksleider merkt op dat dit onderwerp iets is voor het fractievoorzittersoverleg. Voorbespreking Jaarrekening en Jaarverslag 2014, 26 mei 2015
5
De heer Van Geijtenbeek (D66) verwijst naar de ombuigingen 2014, een groot deel van de bezuinigingen is nog niet gerealiseerd. Hij informeert of deze bezuinigingen voor dit jaar harder zijn. Wethouder Marchal antwoordt dat alle zachte bezuinigingen uit de begroting 2015 zijn gestreept. Bij de voorjaarsnota wordt een doorkijkje verstrekt. Een bedrag van € 6.000 blijft over als risico. Desgevraagd geeft hij aan dat er inmiddels harde ombuigingen zijn ingeboekt. De heer Baas (PvdA) geeft aan dat er veel werk is verzet. Hij ziet dat de verbinding tussen beleid en financiën zich steeds verder specificeert en roept op om vooral op deze manier door te gaan. De komende meicirculaire zal ongetwijfeld weer verrassingen bieden. Als de bijzonderheden opgevangen kunnen worden, is dat wat zijn fractie betreft akkoord. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) refereert aan de dotatie van € 600.000 in de algemene reserve vrij aanwendbaar. Deze reserve bevindt zich op een minimum. Hij vraagt of het mogelijk is om iets minder te doteren en bijvoorbeeld een bedrag van € 500.000 af te lossen op de schuldpositie. Wethouder Marchal antwoordt dat er toegevoegd moet worden om de ratio’s goed te laten zijn gezien de risico’s. Er worden hier twee zaken door elkaar gehaald. Aflossen geschiedt met liquide middelen. De heer Schumer vult aan dat een positief resultaat niet betekent dat dit bedrag ook daadwerkelijk op de bankrekening wordt gestort. Of er afgelost kan worden hangt af van de behoefte aan liquiditeit. Oordeelsvorming De gesprekleider inventariseert de standpunten. Hij constateert dat de fracties van VVD, SP, GroenLinks, CDA, PCG, D66 en PvdA aangeven dat het stuk door kan de besluitvorming in de eerstvolgende raadsvergadering. De fractie van BurgerBelangen Nu heeft behoefte aan debat over de grondexploitaties. Deze vraag om debat niet wordt ondersteund. Wethouder Marchal merkt op dat duidelijk is dat de kritische tegenspraak er veel sterker moet zijn. De gespreksleider bedankt de aanwezigen voor hun inbreng. Hij bedankt in het bijzonder de heer Schumer en sluit de voorbespreking.
Toezeggingen: Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Voorbespreking Jaarrekening en Jaarverslag 2014, 26 mei 2015
6
VERSLAG VOORBESPREKING Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede 26 mei 2015 Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede Gespreksleider
mevrouw W.J. de Jongh
Griffier
mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
de heer J. Brouwer
VVD
de heer E.A. Speijer
GroenLinks
de heer W.W.J. Janssen
D66
de heer A. van Veen
PCG
de heer M. Petri
CDA
de heer G. Migchels
BurgerBelangen Nu
de heer J.J. Beringen
PvdA
mevrouw E. Oosterom
Gast
de heer J. Jongejan, voorzitter werkgroep Ondernemersfonds de heer W. Molthoff mevrouw E. Muis de heer P. van Leeuwen
Inspreker
de heer E. Legemaat, LTO Kromme Rijn en Heuvelrug
Ambtelijk
de heer N. Veenhuizen
Portefeuillehouder
de heer J.A.G. Burger
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Beeldvorming De gespreksleider opent de voorbespreking, heet iedereen welkom en schetst het doel van de bespreking. Zij biedt vervolgens gelegenheid om in te spreken. Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
1
De heer Legemaat spreekt in namens LTO Kromme Rijn en Heuvelrug. Hij geeft aan dat LTO vanaf het begin tegen de oprichting van het ondernemersfonds geweest. Er zijn geen voordelen en er is geen draagvlak voor in het uitgestrekte buitengebied. Voor de ondernemers in de binnenstad en het industrieterrein zouden wel voordelen te behalen zijn. LTO heeft zich constructief, loyaal en collegiaal opgesteld door in te stemmen met het ondernemersfonds onder de voorwaarde van een één op één terugbetaling van de ingehouden WOZ gelden bij de 133 agrarisch ondernemers in Wijk bij Duurstede. LTO is tevreden over de gebiedsindeling met enkel agrarische bouwvlakken. De retributieregeling is in het convenant opgenomen. De gemeente heeft voor de uitvoering van de retributieregeling € 5.000 beschikbaar gesteld. Daarmee kan de retributieregeling gerealiseerd worden. LTO kan leven met de terugbetaling in termijnen, maar is het absoluut niet eens dat een gedeelte van het geld ingehouden wordt. In artikel 7 punt k staat dat 10% van het totaal beschikbare budget in mindering wordt gebracht voor kosten van de stichting. In tegenstelling tot de eerder gemaakte afspraken en in tegenstelling tot de voorwaarden die LTO gesteld heeft om in te stemmen met het ondernemersfonds, is het ondernemersfonds nu toch van mening dat zij 10% van de geinde belasting moet inhouden. Dit is niet conform de eerder gemaakte afspraken en ook niet conform voorwaarden die eerder gesteld zijn. De leden van LTO willen dat de gemaakte afspraken worden nagekomen. De gespreksleider constateert dat er geen vragen zijn aan inspreker. Zij biedt vervolgens de portefeuillehouder gelegenheid om een toelichting te geven. Wethouder Burger verwijst naar de bijeenkomst van vorige week waar uitvoerig is gediscussieerd over het ondernemersfonds. In de afgelopen maanden is hard gewerkt om een aantal basisstukken te produceren in een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van alle deelgebieden. Hetgeen nu voorligt, is het resultaat daarvan. De heer Jongejan vult aan dat er met heel veel solidariteit is gekeken naar de mogelijkheden omdat nog niet precies bekend is wat er nog komen gaat omdat er iets nieuws wordt opgezet. In de werkgroep is afgesproken om kansen aan te pakken. Hij heeft er vertrouwen in dat het ondernemersfonds ook in Wijk bij Duurstede een groot succes zal worden. De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen. De heer Janssen (GroenLinks) verzoekt de portefeuillehouder te reageren op de vraag die de heer Legemaat daarnet stelde in zijn inspraak met betrekking tot de retributieregeling. Wethouder Burger antwoordt dat de retributieregeling voor alle gebieden geldt. Uitgesproken is dat de algemene kosten met elkaar gedeeld worden. Soms zijn er ideeën die voor alle kernen en deelgebieden gelden en daarom is er afgesproken dat er een bedrag van ongeveer 10% wordt afgezonderd om deze algemene kosten te kunnen betalen en boven de deelgebieden uitstekende initiatieven te kunnen honoreren. De heer Jongejan vult aan dat in de laatste vergadering is afgesproken dat het maximaal 10% zal zijn. Het kan ook zijn dat het minder wordt omdat op dit moment niet ingeschat kan worden wat er precies gedaan wordt over de gebieden heen. De heer Speijer (VVD) informeert of het percentage van 10% schriftelijk is vastgelegd.
Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
2
Wethouder Burger antwoordt dat dit gezamenlijk is overeengekomen. Er is uitgebreid over de retributieregeling gesproken. In Culemborg werd dit niet geregeld en daarna ontstond er heel veel gedoe na het eerste jaar. Als het bestuur formeel geformeerd is, worden de overeenkomsten getekend. Het is een fonds van, voor en door ondernemers. Er zijn basisafspraken gemaakt, maar vervolgens moet het ondernemersfonds gaan functioneren. De heer Brouwer (SP) begrijpt dat het nog niet precies bekend is waar het naartoe gaat. Er zijn nog veel onzekerheden. Hij informeert hoe dynamisch de regels en het convenant zijn. Het betreft een bedrag van € 15.000. Hij verzoekt om verduidelijking. Afsluitend vraagt hij hoe makkelijk dit bedrag aangepast kan worden als dat nodig is. De heer Jongejan antwoordt dat er twee ijkpunten zijn; het convenant met de gemeente en de stichting en de statuten die vastgelegd worden. De dynamiek zit in het voordeel van de gezamenlijke activiteiten met betrekking tot bijvoorbeeld Sinterklaas, social return of inkoopactiviteiten. Het percentage van 10% is voortgekomen uit ervaringen van andere ondernemersfondsen. Er is bewust niet voor de onderkant gekozen omdat dit een verplichting met zich meebrengt. Het gaat inderdaad om vrijwillige bestuursleden, maar er moet wel bekeken worden welke kosten er gemaakt worden. Hij noemt in dit kader de kosten van de notaris met betrekking tot de statuten. De kaders van het convenant en de statuten worden niet ieder half jaar gewijzigd. De heer Brouwer (SP) neemt aan dat vanuit de spelregels die opgesteld worden zal blijken dat sommige spelregels ergens zullen knellen. Bij Wijksport is de samenwerking na tien jaar nog steeds niet zoals dat hoort te zijn. Bij de Wijkse ondernemers zou het ook kunnen botsen. De spelregels moeten flexibel en aanpasbaar genoeg zijn. De heer Jongejan vervolgt dat dit de reden is waarom de statuten ruim geformuleerd zijn. De reglementen binnen de statuten kunnen steeds gewijzigd worden aan de hand van de praktijk, maar daar zit wel een kader omheen van solidariteit en de retributieregeling. Zaken worden elk jaar geëvalueerd om er een succes van te maken. De heer Petri (PCG) merkt op dat niet iedereen stond te juichen bij de totstandkoming van het ondernemersfonds, met name de agrariërs zaten er wat anders in. Er zijn vervolgens duidelijke afspraken gemaakt over de retributieregeling. LTO wil meedenken en ligt niet dwars, maar wordt nu ineens met deze 10% geconfronteerd. Hij vraagt of het mogelijk is om de 10% toe te rekenen aan de kostendragers van de activiteiten. Het is vreemd om mee te moeten betalen aan overheadkosten voor iets wat niet voor jou geldt. Wethouder Burger antwoordt dat het fonds er voor alle ondernemers is, ook voor de ondernemers in het buitengebied. Ervaringen in andere gemeenten leren dat er gezamenlijk opgetrokken moet worden. Hij begrijpt het uitgangspunt dat er voor LTO weinig te halen is, maar er zijn ook plaatsen waar het wel loopt, waar er vanuit de agrarische sector heel veel initiatieven komen. Het gemeenschappelijk doel is besproken. Met de retributieregeling wordt geprobeerd om zo veel mogelijk terug te geven. De heer Petri (PCG) is van mening dat niet alles wat elders gebeurt zomaar gevolgd moet worden. De activiteiten kunnen gekoppeld worden aan een kostendrager. Als het ondernemersfonds inderdaad goed gaat lopen, hoeft er waarschijnlijk geen gebruik gemaakt te worden van een retributieregeling. Hij roept op om dit nu goed te regelen gezien de gevoeligheid. Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
3
Wethouder Burger vervolgt dat partijen hebben uitgesproken dat het een goede regeling is. De heer Migchels (CDA) geeft aan dat zijn fractie indertijd vooralsnog voor het ondernemersfonds heeft gekozen omdat LTO solidariteit toonde jegens de andere ondernemers in de binnenstad en op het industrieterrein. De retributieregeling was voor zijn fractie juist de reden waarom zij is meegegaan met dit voorstel. Het ondernemersfonds heeft veel meerwaarde voor de binnenstad en het bedrijventerrein, maar het werd opgedrongen aan LTO. Er werd van uitgegaan dat de bedragen één op één zouden worden teruggestort en nu blijkt dit niet het geval te zijn. De argumenten die hiervoor worden aangedragen zijn alle bestuurlijk. Hij kan zich voorstellen dat LTO dit niet fijn vindt. De heer Jongejan vraagt zich af of solidariteit betekent meedoen met algemene kosten die voor heel Wijk bij Duurstede, Cothen en Langbroek gelden, of erbij zitten om ervoor te zorgen dat er helemaal niets betaald hoeft te worden. Er is nadrukkelijk gesteld dat er algemene kosten zijn. Geprobeerd wordt om deze zo laag mogelijk te houden vandaar een percentage van maximaal 10%. Hij hoopt dat er ook in het buitengebied prachtige ideeën zullen komen waardoor er juist gekeken zal worden naar wat er wel kan. De heer Beringen (BurgerBelangen Nu) begrijpt uit de inspraak dat de restitutie van het geld lang op zich laat wachten en informeert of dit komt omdat het praktisch gezien niet eerder mogelijk is. Wethouder Burger antwoordt dat er een tijdpad is uitgezet. Ondernemers kunnen ook in delen betalen. Het geld komt in fasen binnen. Als het jaar voorbij is en alle delen zijn betaald, kan er sprake zijn van een teruggave. Mevrouw Oosterom (PvdA) vraagt zich af of de adviesraden die genoemd worden wel van de grond komen voordat zij kunnen oproepen tot initiatieven. Zij refereert in dit kader aan de gebieden waar één en ander niet zo duidelijk is (sport, onderwijs, Cothen, Langbroek en het buitengebied). Wethouder Burger antwoordt dat het Revius heeft aangegeven graag te willen deelnemen in het deelgebied. Twee grotere sportorganisaties hebben zich eveneens gemeld. Ook vanuit het industrieterrein Cothen is er inmiddels een melding binnengekomen. Hij verwacht dat één en ander redelijk snel gevuld zal zijn. Desgevraagd geeft hij aan dat er gemonitord wordt. Tot die tijd wordt er gewerkt met tijdelijke besturen. Mevrouw Oosterom (PvdA) vraagt of de inhoud van het ondernemersfonds en de statuten al beschikbaar zijn op het internet. Wethouder Burger antwoordt dat het allemaal nog vers van de pers is. Het ondernemersfonds heeft een website waar alle basisinformatie te vinden is. Dit krijgt de komende tijd gestalte. Mevrouw Oosterom (PvdA) vindt het jammer dat dit niet voor de bijeenkomst van 20 mei is gebeurd. Wethouder Burger vervolgt dat de gemeente hier niet over gaat. Er wordt een stichting gevormd die straks aan het werk gaat. De organisatie moet zichzelf profileren.
Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
4
De heer Van Veen (D66) begrijpt dat er € 5.000 wordt bijgedragen om de retributieregeling te verzachten. Hij vraagt of er ruimte is om de ondernemers tegemoet te komen door ook de eenmalige oprichtingskosten te voldoen. Bij veel ondernemers valt het zwaar dat zij nu met deze 10% worden geconfronteerd. Wethouder Burger merkt dit aan als een tip voor het nieuwe bestuur. Hij benadrukt dat er zeker in de eerste periode alles aan gedaan moet worden om ideeën los te krijgen. Er kunnen standaardactiviteiten en vernieuwende activiteiten opgenomen worden. Het ondernemersfonds moet ervoor gaan zorgen dat Wijk bij Duurstede, Cothen en Langbroek weer gaan bloeien ondernemend gezien. De heer Van Veen (D66) is van mening dat er veel voordelen voor de gemeente liggen als er een selfsupporting ondernemersfonds ontstaat. Bij de oprichting van het fonds is het moeilijk gebleken om een goede definitie te vinden voor de draagkracht. Hoe wordt dit onderzocht en bepaald. Hij acht het verstandig om daar iets meer duidelijkheid over te geven. De heer Janssen (GroenLinks) vraagt of het bestuur het fonds tussentijds kan opheffen als er problemen ontstaan. Voorts vraagt hij of de gelden dan terugvloeien naar de inleggers. Wethouder Burger antwoordt dat dit mogelijk is in het ergste geval als het helemaal niet loopt, maar hij bekijkt het positief. Gebleken is dat veel fondsen na een paar jaar heel erg gewaardeerd worden. Dat moet het uitgangspunt zijn. De heer Brouwer (SP) noemt nogmaals het voorbeeld van sport dat geen voorbeeld is van goed samenwerken. Hij vraagt of er alsnog een tijdpad kan worden afgesproken wanneer de adviesraden er moeten zijn. De heer Jongejan antwoordt dat één van de eerste opdrachten is het opstellen van een werkplan waar onder andere de adviesraden in worden opgenomen omdat dit inderdaad het draagvlak betreft. Er moet een gericht tijdpad worden afgesproken. Gelukkig zijn er al wat aanmeldingen. De heer Speijer (VVD) vraagt aan de hand van welke criteria de prestatie tussentijds wordt beoordeeld. Wethouder Burger antwoordt dat één van de dingen is hoeveel vernieuwende kwesties komen er op tafel. Wat is er uitgegeven en waaraan? Helpt het ondernemersfonds ondernemers, leidt het tot vernieuwing, leidt het tot het beter verbinden met de consument? Desgevraagd geeft hij aan dat dit tussentijds wordt gemeten zodat er bijgestuurd kan worden. Na vier jaar wordt er geëvalueerd en zal er een gevoel moeten zijn of dit het nu is of niet. De heer Petri (PCG) begrijpt niet waarom de overheadkosten niet toegerekend kunnen worden aan de producten. Er is nu eigenlijk een boete van 10% waar in een eerder stadium niet over gesproken is. Hij benadrukt hoe gevoelig één en ander ligt bij de agrariërs. De heer Molthoff reageert dat het totale gebied bestaat uit 5 deelgebieden. Dit betekent dat één deelgebied 20% betreft. Een deel van het deelgebied bestaat uit 130 agrariërs. Zij doen niet mee. Het totale fonds heeft 85% tot 90% draagvlak. Er is een retributieregeling afgesproken. Het percentage van 10% bestaat niet alleen uit kosten. Het betreft oprichtingskosten, het secretariaat en een post voor initiatieven uit alle gebieden. Er wordt Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
5
gewezen op solidariteit en draagvlak. Heel Wijk bij Duurstede gaat naar Sinterklaas. Het gebied dat dit betaalt is de binnenstad. Hier kan ook gesteld worden of dit eerlijk is. Het kan ook een activiteit in het buitengebied zijn, bijvoorbeeld bewegwijzering, waardoor er wordt geprofiteerd van een initiatief van ondernemers in het betreffende gebied. Hij is van mening dat hier aan bijgedragen dient te worden en acht 10% een reëel percentage. De heer Migchels (CDA) verwijst naar de geplande evaluatie aan het einde en vraagt of het mogelijk is om ten tijde van de begrotingsbehandeling bijgepraat te worden door het ondernemersfonds over de stand van zaken. Bij de begrotingsbehandeling kan al dan niet besloten worden om de OZB heffing op nul te stellen als de raad het niet eens is over de voortgang. Wethouder Burger antwoordt dat er na twee jaar al wordt geëvalueerd. Tot aan het einde van het jaar kunnen er plannen ingediend worden. De heer Migchels (CDA) verduidelijkt dat het gaat om een evaluatie bij de begrotingsbehandeling in het volgende jaar. Wethouder Burger vervolgt dat er ieder jaar een jaarverslag vanuit het ondernemersfonds volgt. In september vindt jaarlijks een gesprek plaats tussen de portefeuillehouder en het ondernemersfonds. Daarin worden de resultaten van het jaar daarvoor en het lopende jaar besproken. Hij acht het logisch dat deze stukken ook naar de raad gaan, maar hij kiest er niet voor om bij elke begrotingsbehandeling te evalueren. Als er signalen zijn dat het niet goed gaat, moet dit aan de orde gesteld worden. De heer Migchels (CDA) gelooft in het nut voor de binnenstad en het bedrijventerrein, maar er is nog heel wat te winnen als het gaat om de kleine kernen en de ondernemers in het buitengebied. Als het ingewikkeld wordt, moet men elkaar vaker zien. Desgevraagd geeft hij aan dat de raad vaker dan over twee jaar moet aanvoelen of het de goede kant op gaat. Wethouder Burger herhaalt dat er jaarlijks wordt geëvalueerd. De heer Migchels (CDA) wijst op het enthousiasme dat moet ontstaan en daarom zou het mooi zijn dat er een evaluatie is tijdens de begrotingsbehandeling. Wethouder Burger geeft aan dat raadsleden altijd bij vergaderingen van het ondernemersfonds mogen aanschuiven. Het betreft een enthousiaste club mensen die vol overtuiging aan de slag gaat. In bepaalde deelgebieden moet gekeken worden of daar het enthousiasme ook 100% kan worden. Dat heeft tijd nodig. Als er straks een mooie website is en ondernemers krijgen folders met ideeën dan gaat het vanzelf lopen. Hij roept op vertrouwen uit te spreken in het bestuur. Er moet pas geacteerd worden op het moment dat het niet goed loopt. Mevrouw Muis vult aan dat er een website is. Alle plannen en adviezen van de adviesraad worden op deze website geplaatst. Dit kan wekelijks gevolgd worden per deelgebied. Het staat raadsleden altijd vrij om de voorzitter van een bepaald deelgebied aan te spreken waarom er geen zaken uit het deelgebied komen. Als er echt iets aan de hand is, zijn de raadsleden één van de eersten die dit horen.
Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
6
Mevrouw Oosterom (PvdA) is niet gelukkig met de manier waarop de retributieregeling verdedigd wordt. In artikel 3, financiering van het ondernemersfonds, wordt het onroerend goed dat in eigendom en of gebruik is van de gemeente en of kerkelijke instellingen uitgesloten. Er wordt niet afgedragen aan het ondernemersfonds. Zij verzoekt om verduidelijking. Wethouder Burger antwoordt dat dit een standaardregeling is die in vrijwel alle gemeenten wordt toegepast. Daar wordt niet geïnd. De gemeente geeft een bijdrage aan het ondernemersfonds en is partner, maar er wordt niet afgedragen. Bij het onderwijs kan men er voor kiezen om wel of niet mee te doen. Het onderwijs wil graag meedoen vanwege de connectie met het bedrijfsleven. De kerken hebben aangegeven niet mee te willen doen. Mevrouw Oosterom (PvdA) hoort dat het onderwijs een keuze is geboden. De heer Van Veen (D66) verwijst naar punt 6, artikel reserves, als er geld overblijft vanuit de deelgebieden exclusief de betreffende regeling, valt dit vrij voor gemeente brede initiatieven. Hij informeert wie één en ander vervolgens bepaalt. Wethouder Burger antwoordt dat hierbij wordt opgemerkt als onverhoopt de stichting wordt ontbonden. De heer Van Veen (D66) verduidelijkt dat het gaat om de bedragen die na vijf jaar niet zijn uitgekeerd. Wethouder Burger vervolgt dat als na vijf jaar wordt besloten om niet door te gaan en er is nog geld beschikbaar dit geld richting de gemeente komt die daar iets verstandigs mee zal moeten doen waar ondernemend Wijk wat aan heeft. De heer Janssen (GroenLinks) zag op de website van het ondernemersfonds Culemborg allerlei voorgenomen activiteiten. Bij een aantal wel of niet gehonoreerde voorstellen wordt geen uitleg gegeven. Hij informeert of ook uitgelegd zal worden waarom voorstellen wel of niet gehonoreerd worden. De heer Molthoff antwoordt dat er volkomen transparant wordt gewerkt. Alle informatie zal gedeeld worden. Als er niet wordt gehonoreerd, wordt dit gemotiveerd. De heer Janssen (GroenLinks) geeft aan dat hij gerustgesteld is. De heer Migchels (CDA) heeft de nodige signalen gekregen vanuit Langbroek en Cothen en vraagt wat er in de komende tijd gedaan wordt om ervoor te zorgen dat daar positieve geluiden vandaan komen bij de volgende begrotingsbehandeling. De heer Molthoff antwoordt dat het maar net is wie men spreekt. Hij kent bijna iedereen in de binnenstad. Hij woont in Langbroek. Hij begrijpt dat het moeilijk ligt in de kernen. Vanuit de binnenstad zijn er al aanmeldingen voor de adviesraad. Hij is zich ervan bewust dat het in Cothen en Langbroek moeilijker is om draagvlak te krijgen. De heer Van Dijk is in gesprek om anderen te enthousiasmeren. Als er vanavond positief wordt besloten, gaat het interimbestuur aan de slag en worden de deeladviesraden opgezet. Vervolgens is het zaak om de ondernemers de hefboomwerking duidelijk te maken. Als het convenant tussen de gemeente en de stichting er is, kan er verder uitgewerkt worden. Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
7
De heer Jongejan vult aan dat er best practices vanuit het land zullen worden voorgelegd om te laten zien hoe het op andere plaatsen gaat. Dit geeft stimulans. De gespreksleider verzoekt het vervolgtraject te schetsen. De heer Jongejan geeft aan dat er een beleidsstuk ligt, een convenant en conceptstatuten. In samenwerking met de werkgroep worden de eerstvolgende stappen gemaakt voor een werkplan, tijdpad, begroting en activiteiten. Vervolgens gaat het om het opzetten van de adviesraden en mensen enthousiasmeren zodat het ondernemersfonds zo snel mogelijk succesvol is en een bijdrage levert aan een beter economisch Wijk bij Duurstede. Afsluitend bedankt hij de portefeuillehouder, de ambtelijke ondersteuning en de werkgroepleden voor het werk dat is verzet in de afgelopen periode. De gespreksleider bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de voorbespreking.
Toezeggingen: Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Voorbespreking Update Ondernemersfonds Wijk bij Duurstede, 26 mei 2015
8
VERSLAG VOORBESPREKING Overname aandelen BIGA BV 19 mei 2015
Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede
Gespreksleider
de heer Z. Shehu
Griffiemedewerker
mevrouw A. van Wees
Leden SP
de heer H. Pouw
VVD
de heer E.A. Speijer
GroenLinks
de heer N. van Staaden
D66
de heer A. van Veen
PCG
de heer T.J. Doornenbal
CDA
de heer G. Migchels
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
PvdA
de heer T.V. Baas
Ambtelijk
mevrouw M. Romijn
Portefeuillehouder
de heer J.A.G. Burger
Notulist
mevrouw R. Leeuwenburgh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Beeldvorming De gespreksleider opent de voorbespreking, heet iedereen welkom en schetst het doel van de bespreking. Mevrouw Romijn geeft een korte presentatie. Zij verwijst naar het ontwerpbesluit van het college op 3 maart 2015. Het uitvoeringsplan voor komende jaar is vastgesteld door het college op 28 april jl.. Het toetsingskader is vandaag besproken en akkoord bevonden door het college. 1 Voorbespreking Overname aandelen BIGA BV, 19 mei 2015
Ambtelijk worden de scenario’s uitgewerkt in de periode mei-september van dit jaar. In de uitwerking worden ook de juridische en financiele consequenties meegenomen. Het voorkeursscenario zal in oktober, november gereed zijn en aan het eind van het jaar kan hierover een raadsbesluit genomen worden. Per 2016 zijn de aandelen in handen van de vijf regio gemeenten en de start van de nieuwe werkwijze is voorzien per 1 januari 2017. De gepreksleider geeft gelegenheid voor het stellen van vragen aan de portefeuillehouder. De heer Pouw (SP) merkt op dat er veel informatie is gegeven, maar voor de SP was het de vorige keer al duidelijk. Zijn enige vraag is, klopt het dat we nu een financieel gezond bedrijf overnemen? Wethouder Burger bevestigt dit. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) wijst op het feit dat het nu een financieel gezond bedrijf is. Verwijzend naar het due diligence onderzoek zegt hij twijfels te hebben voor de toekomst. Wethouder Burger geeft een toelichting. De oude sociale werkvoorziening was zwaar verliesgevend. Die is 6 jaar geleden overgedragen aan drie organisaties. De gemeenten hebben gezamenlijk jaarlijks 600.000 euro toegevoegd aan bedragen van het rijk. In de afgelopen jaren is een behoorlijk vermogen opgebouwd, ruim 4 miljoen euro. Er gaat wel iets gebeuren in de toekomst. Er wordt 25.000 per WSW-er ontvangen. De verdiencapaciteit moet dusdanig zijn dat er geld overblijft. Het bedrag van 25.000 euro wordt afgebouwd naar 21.000 euro. De gemeente heeft 70 mensen in de WSW. In de regio zijn er 450 mensen in de WSW. Of de BIGA overgenomen wordt of niet, er moet geld bij of er moet getransformeerd worden. Er kan anders gewerkt worden, slimmer, goedkoper, mensen plaatsen bij reguliere instellingen, bij reguliere werkgevers, kijken wat de potentie is. Als de aandelen niet overgenomen worden, krijgt de gemeente toch steeds minder geld en wordt er ook verlies geleden. Het is het beste om het zo efficiënt en slim mogelijk te doen. De heer Van Staaden (GroenLinks) sluit aan bij de woorden van de SP, het is een logische keuze. De gemeente moet een goed bedrijf met een belangrijke functie niet verloren laten gaan. Wethouder Burger onderstreept dit. De huidige aandeelhouders hebben een onduidelijke positie. De zorgorganisaties willen ook hun handen vrij hebben om gezamenlijke doelgroepen zo goed mogelijk in te zetten. De heer Van Veen (D66) merkt op dat hij door de aangereikte informatie een beter beeld heeft gekregen van de situatie. Er is eigenlijk geen keuze. De aandelen moeten overgenomen worden. Hij vraagt een toelichting op de bijdrage van 600.000 euro van de gemeenten en het resultaat van 1,2 mln. euro. Wethouder Burger licht toe dat dit afspraak voor vijf jaar is gemaakt. Dit jaar moet een duidelijke uitspraak gedaan worden over hoe nu verder. Mooi is dat er wel een vermogen is opgebouwd, dat gebruikt kan worden om reorganiseren. Desgevraagd zegt hij dat Wijk bij Duurstede hoort bij de 10% sterke regio’s. 2 Voorbespreking Overname aandelen BIGA BV, 19 mei 2015
De heer Speijer (VVD) noemt de functiescheiding en vraag naar de bestuurlijke invulling. Ook vraagt hij of de wethouder zitting heeft in de commissie die onderhandelt over de prijs van de aandelen. Wethouder Burger antwoordt dat hij daar niet bij betrokken is. Op dit moment functioneert een Raad van Advies en in de komende maanden wordt gezocht naar de beste oplossing. Het kan bijvoorbeeld een zelfstandige organisatie worden, maar allerlei varianten zullen de komende tijd besproken worden. De raad mag uiteindelijk goedkeuring geven. Er zijn grote verschillen tussen de gemeenten. Misschien leidt het wel tot de conclusie dat iedere gemeente zijn eigen weg moet gaan. De heer Van Veen (D66) zegt dat het beleid ten opzichte van de Wijkse Werkplaats ook zou kunnen wijzigen. De heer Smit (Burgerbelangen Nu) merkt op dat er veel geld in de organisatie zit dat de gemeente er zelf in gestopt heeft. Het wordt een verliesgevend bedrijf als je niks doet. Er wordt nog onderzocht hoe het aangepakt wordt. De huidige aandeelhouders hebben daar niets mee te maken. Ze zouden bijna geld moeten toegeven om van de aandelen af te komen. Hij vraagt zich af waarom er nog 400.000 euro moet worden betaald voor de aandelen. Hij complimenteert het college met de informatie die is gegeven. Het gaat wel over een flink risico. De vorige keer was de info ver onder de maat. Dat is nu ruimschoots goedgemaakt. Hij vraagt aandacht voor de bestuurlijke invulling. De raad is destijds op afstand geplaatst. De Raad van Advies vindt hij wat vrijblijvend. Hij geeft mee dat de raad betrokken wil blijven in de toezichthoudende rol bij het nieuwe conglomeraat. De heer Migchels (CDA) zegt dat het formeel of informeel kan. Hij zou graag willen dat de raad net als bij de WMO en de jeugdzorg zo intensief erbij betrokken kan blijven. Wethouder Burger antwoordt dat dit ook gaat gebeuren. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) zegt dat de raad daar formeel ook al in de rol van toezichthouder zit maar op dit gebied nog geen positie heeft. Wethouder Burger noemt de positie bij de jaarrekening en begroting en vergelijkt het met een aantal jaren terug, de raden staan nu meer op afstand. De tijdgeest nu anders. De Participatiewet gaat naar de gemeente en de gemeente gaat over de WSW-ers. De gemeente wordt meer verantwoordelijk en moet ook kijken met welke organisatie ze gaat samenwerken. Een keer in de zoveel tijd zal de raad bijgepraat worden. Nieuwe WSW-ers staan nu aan de poort bij de sociale dienst. Voor de nieuwe doelgroep moet de gemeente kijken door welke organisatie die het beste bediend kan worden. De heer Van Veen (D66) merkt op dat het meer over de sociale aspecten van het geheel gaat. De heer Baas (PvdA) merkt op dat de gemeente nog een aantal jaren de kans heeft om de transitie en het business model van de BIGA neer te zetten. Verschillende divisies erbinnen hebben nog een bepaalde subsidiebehoefte. De risico's zullen gaan verschuiven. De due diligence moet ook genuanceerd worden. Er komt een werkplein dat op een andere manier geld gaat genereren. We moeten niet bang zijn maar de kansen zien. BIGA heeft ook al gedetineerden moeten plaatsen in het verleden. Ze kennen het spel goed. 3 Voorbespreking Overname aandelen BIGA BV, 19 mei 2015
De heer Migchels (CDA) vraagt of gedacht wordt aan trajecten net als bij de jeugdzorg. Wethouder Burger licht toe dat de huidige doelgroep werk geboden moet worden en dat ook aandacht besteed moet worden aan de nieuwe doelgroepen, er is ook vermaatschappelijking. Bijvoorbeeld bij instellingen, een museum, bij het groen, het is nu erg gesegmenteerd. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) vraagt naar meer van dat soort mogelijkheden om het verlies te beperken, praktische voorbeelden, denkrichtingen die vertrouwen geven. De heer Speijer (VVD) vraagt in hoeverre er in het nieuwe business plan interactie is met werkgevers in Wijk bij Duurstede. In hoeverre willen die meedoen? Wethouder Burger antwoordt het nu al een beetje zo is en dat BIGA hier ook al ver mee is. Er zal ook iets georganiseerd worden met voorbeelden. De gemeente speelt hierin ook een belangrijke rol. Het is belangrijk niet te kijken naar de geschiedenis maar naar wat mensen nog kunnen en welke ondersteuning ze nodig hebben. Misschien doelgroepen mixen. De heer Speijer (VDD) vraagt wat als het business plan mislukt en ze zijn over 4 jaar failliet. De heer Migchels (CDA) wijst op de zorgplicht van de gemeente. De heer Pouw (SP) merkt op dat het gaat om mensen. Goed oppassen dat je niet in business strategieën gaat denken. Mensen die beschut werken kunnen dit niet goed aan. Wethouder Burger bevestigt dat hier zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Mensen die veel hulp nodig hebben moeten dat krijgen. De anderen moeten goed werken. De heer Van Staaden (GroenLinks) merkt op dat bij liquidatie het vermogen toekomt aan de aandeelhouders. Dus nu niet om niet de aandelen overdragen. Wethouder Burger meent dat er nu een goed plan gemaakt moet worden. BIGA heeft goed gewerkt in de afgelopen jaren. Desgevragad zegt hij dat het bedrag van 300.000 euro voor de transitie hem ook erg hoog voorkomt; het zou wel voor 100.000 euro kunnen naar zijn mening. De heer Van Veen (D66) merkt op dat er moties en amendementen zijn aangenomen in andere gemeenten. Heeft de wethouder daar ook behoefte aan? Wethouder Burger antwoordt dat dit niet het geval is; het belangrijkste is dat we een goed traject lopen en eind van het jaar een goed besluit nemen. In de Wijkse samenleving gebeurt al veel en organisaties zoeken elkaar ook op. Als we voorop blijken te lopen, dan kan het een optie zijn om het zelf te doen. Vasthouden aan het oude stramien of anders en kleinschaliger werken. De heer Speijer (VVD) denkt dat de werkgelegenheid voor laaggeschoolde mensen in de toekomst niet goed zal gaan. De heer Migchels (CDA) noemt in dit kader de fruitteelt waar op dit moment veel buitenlanders werkzaam zijn. Dat kan ook anders. 4 Voorbespreking Overname aandelen BIGA BV, 19 mei 2015
Wethouder Burger merkt op dat de gemeente nog steeds geld krijgt voor de doelgroep. In de afgelopen jaren zijn mensen nogal apart gezet; men is wat doorgeslagen. Deze situatie kan als een kans gezien worden. Soms kunnen mensen een heleboel dingen nog wel. Mensen moeten wel de gelegenheid hebben om terug te vallen, maar andersom kan ook. De heer Baas (PvdA) vindt de periode waarin gemeenten kunnen uittreden nogal kort. Wethouder Burger is het daarmee eens. Het jaar is ingebouwd om te voorkomen dat gemeenten nog sneller zullen uittreden. De gespreksleider sluit de beeldvorming af en stelt de oordeelsvorming aan de orde Oordeelsvorming De heer Baas (PvdA) meent dat het voorstel door kan naar de besluitvorming. Met betrekking tot de wensen en bedenkingen stelt hij voor de periode tot eind 2016 op te rekken voor een positieve resultaat periode omdat er anders in goede tijden uitgestapt kan worden. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) gaat ook voor besluitvorming, er is geen andere keus. Als aandachtspunt noemt hij de prijs van de aandelen, op de kleintjes letten, probeer de afstand die de raad nu heeft terug te brengen, ook formeel. Hij is het er niet mee eens dat die termijn te kort is. Dat is nu niet ter beoordeling. Het hangt af van de plannen die het college maakt. De heer Speijer (VVD) meent dat het voorstel naar de besluitvorming kan maar wil wel graag weten hoe het bestuur ingericht wordt. De heren Van Veen (D66), Migchels (CDA), Doornenbal (PCG), Van Staaden (GroenLinks) en Pouw (SP) verwijzen het voorstel naar de besluitvorming. De gespreksleider bedank de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de voorbespreking.
Toezeggingen: De raad wordt regelmatig bijgepraat over de stand van zaken.
5 Voorbespreking Overname aandelen BIGA BV, 19 mei 2015
VERSLAG VOORBESPREKING Bespreken uitkomsten quick scan Nevengeul Prins Hendrikweg 19 mei 2015
Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede
Gespreksleider
de heer J.C. Bloemheuvel
Griffier
mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
de heer J. Brouwer
VVD
de heer F. van Lynden van Sandenburg
GroenLinks
de heer W.W.J. Janssen
D66
de heer R. van Geijtenbeek
PCG
de heer M. Petri
CDA
mevrouw A.J.G. Vernooij
BurgerBelangen Nu
de heer R. van der Wal
PvdA
mevrouw E. Oosterom
Insprekers
mevrouw D. Heiman, Wijk in Actie de heer A. van Putten, aanwonende de heer R. Waltman, Vereniging Natuur en Milieu de heer H. van Vugt, Vereniging Vrienden van de Nevengeul
Ambtelijk
de heer P. Zwaan
Portefeuillehouder
de heer J. Marchal
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Voorbespreking bespreking uitkomsten quick scan nevengeul Prins Hendrikweg, 19 mei 2015
1
Beeldvorming De gespreksleider opent de voorbespreking, heet iedereen welkom en schetst het doel van de bespreking. Hij biedt vervolgens gelegenheid om in te spreken. Mevrouw Heiman spreekt in namens de groep Wijk in Actie. De groep heeft als doel te bekijken welke mogelijkheden er zijn om dichtbij Wijk met de allerkleinsten te kunnen zwemmen op een veilige, goed bereikbare plaats. De nevengeul voldoet aan alle wensen. De Gravenbol is aangewezen als recreatiegebied. Naar de mening van inspreker is deze plek prima geschikt voor de oudere jeugd. Er zijn gesprekken gevoerd met de betrokken wethouder en de argumenten zijn naar voren gebracht waarom de nevengeul niet geschikt zou zijn. Een makkelijk bereikbare zwemplek is van groot belang. De groep is op zoek gegaan naar een tijdelijke plek en kwam uit bij de Lunenburg. Men heeft veel steun gekregen en de bereidheid om mee te werken, maar deze plaats is niet geschikt als lange termijn oplossing. Verschillende partijen hebben zich uitgesproken voor kleinschalige recreatie bij de nevengeul. De ideeën zijn op elkaar afgestemd. Terugvordering van de subsidie blijkt niet aan de orde te zijn. De gemeente verwijst naar het monitoren van de zwemwaterkwaliteit, handhaving, gedragsregels en natuurontwikkeling. Zij snapt het advies dat nu voorligt niet. De door de gemeente genoemde problemen zijn op te lossen als de wil daartoe er is. De boodschap van Wijk in Actie is dat de jongste inwoners van Wijk moeten kunnen zwemmen en pootjebaden in de nevengeul. Het is echter niet de bedoeling om de locatie aan te wijzen als grootschalig recreatiegebied. Zij verzoekt om het verbod vooralsnog op te heffen zodat er niet nog een zomer gewacht moet worden. De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen aan inspreker. De heer Janssen (GroenLinks) verzoekt om verduidelijking met betrekking tot het ontstaan van Wijk in Actie. Mevrouw Heiman antwoordt dat via Facebook in korte tijd 1.500 mensen hun steun hebben betuigd. De heer Van Putten spreekt in. Hij vertegenwoordigt de meerderheid van aanwonenden en omwonenden van de nevengeul die voor het openstellen van de nevengeul zijn voor klein recreatief medegebruik. Hij is van mening dat de voorliggende nota is geschreven om niet te mogen zwemmen en merkt dit aan als oneerlijk want er zijn oplossingen mogelijk. De omwonenden en aanwonenden ervaren geen overlast. Het is een gemis dat deze recreatiemogelijkheid niet aanwezig is voor de doelgroep. Extensieve recreatie is ondergeschikt aan de functie van de bestemming waarbinnen dit is toegestaan. Hij refereert aan een brief van een van de medebewoners die hij vervolgens voorleest. In de brief wordt gememoreerd aan een groep kinderen die onder leiding van twee leerkrachten op de dag van de lente het terrein hebben opgeschoond. Deze dag was bedoeld voor het beleven van de natuur. Kinderen moeten de natuur kunnen ervaren. De nevengeul biedt een variatie aan water en groen. Het verbieden van het betreden van de nevengeul belemmert de natuurbeleving. Het openstellen van de nevengeul is een aanwinst voor de gemeente. Het gebied heeft de bestemming Groen. Hij wijst op de politieke wil van de raad om het gebied vrij te geven voor beperkt recreatief gebruik. In de nota over de rivier wordt gesproken over waterrecreatie dicht bij de stad. Dit is een uitgelezen mogelijkheid. Hij sluit af met de woorden dat de aanwonenden hun bereidheid uitspreken tot het houden van enig toezicht en opruimwerkzaamheden. Voorbespreking bespreking uitkomsten quick scan nevengeul Prins Hendrikweg, 19 mei 2015
2
De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen aan inspreker. De heer Janssen (GroenLinks) informeert of met burgerinitiatief Wijk in Actie wordt bedoeld. Dit wordt bevestigd. Desgevraagd geeft inspreker aan dat het gaat om het openstellen van een deel van de nevengeul in samenspraak met de Vereniging Natuur en Milieu. De heer Waltman spreekt in namens de Vereniging Natuur en Milieu. Hij begint met een opsomming. De mogelijkheden om de EHS functie van de Kromme Rijn optimaal te benutten. Het realiseren van natuurdoelen waar mogelijk gecombineerd met de wensen van bewoners. Het beleid is erop gericht de recreatiemogelijkheden in en rondom de Kromme Rijn zo veel mogelijk te benutten. Dit zijn de uitgangspunten en doelen die in het inrichtingsplan Kromme Rijnoever zijn opgenomen. Daarin zijn ook voorwaarden opgenomen om watergebonden flora alle kansen te geven. Het gaat hier niet om kwetsbare natuur die geheel afgeschermd moet worden. Dit mede gezien het maaibeleid van de gemeente ter plaatse. De term recreatie wordt gebruikt zonder specifiek te zijn. Hij verduidelijkt dat het gaat om natuurgebonden recreatie. De gemeente heeft gesproken met verschillende groepen en verschillende oplossingen aangedragen. Hondenbezitters hebben het talud volstrekt vernield, terwijl een gezin met kleine kinderen wordt gemaand om te vertrekken. Cocreatie vraagt om een andere houding van mensen. Samen verantwoordelijkheid nemen. De vereniging stelt zich op het standpunt dat natuurbeleving en natuurontwikkeling de voorrang hebben in dit gebied, maar het is een beetje lastig om te bepalen waar de grens ligt. Hij wijst in dit kader op de structuur buurtinitiatieven die om een proactieve houding vraagt. Zijn vereniging heeft het gebied geïnventariseerd in het najaar en deze uitkomsten kunnen gedeeld worden met de gemeente. Hij verzoekt de raad om de verantwoordelijkheid te nemen. De heer Van Vugt spreekt in namens de Vereniging Vrienden van de Nevengeul. De nevengeul is een prachtige plek. Burgers ontmoeten elkaar daar, maar de kinderen uit de buurt mogen er niet komen, niet spelen in het zand en niet pootje baden. Omdat het water daar ondiep is, is het zeer geschikt voor de allerkleinsten. Al twee jaar wordt er gesteggeld. De burgers snappen het niet omdat de argumentatie niet klopt. Soms wordt er gedoogd. Burgers komen op voor hun kinderen omdat de plek uitermate geschikt is. Hij zou kunnen komen met tegenargumenten naar aanleiding van de quick scan zoals het terugbetalen van de subsidie en de noodzaak om het bestemmingsplan te wijzigen. Hij vraagt wat wordt verstaan onder intensieve recreatie. Er wordt geen natuur ontrokken als daar kinderen spelen. Hondenbezitters mogen er immers wel komen. Met betrekking tot het formeel toestaan van het zwemmen in de nevengeul geeft hij aan dat het kan als de gemeente het wil. De gemeente kan het oog oogluikend toestaan. De raad heeft de bevoegdheid. De buren hebben zich verenigd in de Vereniging Vrienden van de Nevengeul om ervoor te zorgen dat kinderen gebruik mogen maken van de nevengeul op een manier die recht doet aan de wensen van de kinderen, omwonenden en belanghebbenden. De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen aan inspreker. De heer Janssen (GroenLinks) vraagt of de vereniging bereid is om toezicht te houden. De heer Van Vugt antwoordt dat dit al wordt gedaan. Er wordt bovendien schoon gemaakt.
Voorbespreking bespreking uitkomsten quick scan nevengeul Prins Hendrikweg, 19 mei 2015
3
De heer Janssen (GroenLinks) informeert naar de tijdstippen die de vereniging in gedachten heeft. De heer Van Vugt antwoordt dat het slechts gaat om een paar dagen per jaar. De gespreksleider biedt de portefeuillehouder gelegenheid om een korte toelichting te geven aangaande de uitkomsten van de quick scan. Wethouder Marchal geeft aan dat het onderwerp al veel aandacht heeft gekregen. De nevengeul is gegraven om daar natuur te gaan ontwikkelen in een gezamenlijk project van Provincie, Hoogheemraadschap en de gemeente. In 2013 is daar recreatie ontstaan waarna een coulancebesluit is genomen om één en ander te gedogen. In 2014 nam de recreatie toe waardoor één en ander redelijk intensief werd. De Partij voor de Dieren heeft zelfs vragen gesteld bij de Provinciale Staten. Het verzoek tot handhaving is vervolgens behandeld door de bezwaar- en beroepcommissie. De gemeente diende op te treden omdat het gebruik niet strookte met de bestemming. Het coulancebesluit is vervolgens ingetrokken. Hij benadrukt dat de notitie niet in een bepaalde richting is geschreven. Er moet uit de impasse gekomen worden. Het traject is formeel ingezet waarna een quick scan is uitgevoerd. De uitkomsten zijn inmiddels bekend. Hij verwijst naar het verzoek om de Provincie en het Hoogheemraadschap aanwezig te laten zijn vanavond. De Provincie geeft aan dat hetgeen in de quick scan staat goed is verwoord. De gespreksleider biedt gelegenheid om vragen te stellen aan de portefeuillehouder. Mevrouw Oosterom (PvdA) merkt op dat het een probleem is, de natuur aan de ene kant en ouders die hun kinderen willen laten spelen aan de andere kant. Zij is van mening dat de conclusies van de quick scan gevolgd dienen te worden, maar daarnaast wil zij een opdracht geven aan de omwonenden om te bekijken wat minimaal haalbaar is op die plaats zonder dat het intensieve recreatie wordt. Het is niet de bedoeling dat het een regionaal recreatiegebied wordt, maar dat het kleinschalig blijft zodat het niet in strijd is met het bestemmingsplan. Wethouder Marchal reageert dat burgerinitiatieven worden omarmd. Als vanuit een nulpunt was gestart, zou het een grote kans van slagen hebben. Maar wie controleert de kwaliteit van het zwemwater? Wie is er verantwoordelijk voor ongelukken? Wie controleert het aantal bezoekers? Wie treedt er op als het maximale aantal bezoekers wordt overschreden? Waar mogen de mensen vandaan komen? Hij roept voor- en tegenstanders op om een laatste poging te wagen om één en ander vorm te geven. De vraag hierbij is wel of de Provincie hier haar goedkeuring aan kan geven. Als de plaats een andere bestemming krijgt, wordt wel degelijk het risico gelopen dat de subsidie terugbetaald moet worden. De heer Van Geijtenbeek (D66) begrijpt de wens dat het geen intensieve recreatie moet worden omdat de locatie daar niet geschikt voor is. In het park staan echter ook geen borden dat er niet gebarbecued mag worden. Er kan altijd gehandhaafd worden op basis van de APV als er sprake is van overlast. Wethouder Marchal antwoordt dat er in 2013 en 2014 situaties waren dat er iets moest gebeuren. De gespreksleider merkt op dat de vraag is of de APV voldoende is om te handhaven.
Voorbespreking bespreking uitkomsten quick scan nevengeul Prins Hendrikweg, 19 mei 2015
4
Wethouder Marchal antwoordt dat de APV alleen niet voldoende is. De heer Brouwer (SP) vraagt of de boa gestuurd kan worden. Dit wordt bevestigd. De heer Van Lynden van Sandenburg (VVD) begrijpt dat er geen andere makkelijk bereikbare zwemplek is in de gemeente. Hij hoort dat er allerlei belemmeringen zijn die in de quick scan zijn opgenomen en verzoekt om verduidelijking of het nu wel of niet kan. Wethouder Marchal antwoordt dat de problemen worden geduid in de quick scan. Als het traject in gegaan wordt, wordt bekend of één en ander mogelijk is. De Provincie zal waarschijnlijk bezwaar maken, de gemeente heeft grote bedenkingen, maar het is nooit 100% duidelijk hoe de afloop zal zijn. De heer Petri (PCG) heeft eigenlijk alleen maar voorstanders gehoord. Formeel gezien moet het geen echt recreatiegebied worden. Hij informeert wat er informeel mogelijk is zonder dat er een grote aantrekkingskracht komt op het gebied. Er zijn ook andere plekken in de gemeente waar gezwommen wordt terwijl dat niet is toegestaan. Wethouder Marchal ziet een burgerinitiatief als een ultieme poging om één en ander informeel te realiseren. Als er ongewenste situaties ontstaan, moet er opgetreden worden. De heer Janssen (GroenLinks) voelt voor het burgerinitiatief. Dit kan als er een duidelijk aanspreekpunt is. De Vereniging Vrienden van de Nevengeul zou hier een rol in kunnen spelen. Hij stelt voor om één en ander na een jaar te evalueren en hoopt dat de wethouder hier kansen in ziet. Wethouder Marchal wijst op het eveneens betrekken van de Vereniging Natuur en Milieu waardoor één en ander informeel zou kunnen. Desgevraagd bevestigt hij dat dit een oproep is aan het burgerinitiatief om een plan te presenteren. De heer Van der Wal (BurgerBelangen Nu) begrijpt dat extensieve recreatie ondergeschikt is aan het bestemmingsplan en verzoekt om bevestiging. Wethouder Marchal antwoordt dat extensieve recreatie is toegestaan. De bezwaar- en beroepcommissie heeft zich hierover uitgesproken. Mevrouw Vernooij (CDA) merkt op dat er veel is gezegd en geschreven over dit onderwerp. De houding van de portefeuillehouder werd steeds meer star. Dit is in strijd met de afspraken om meer aan cocreatie te doen. Zij roept de portefeuillehouder om een oplossing te vinden binnen het bestemmingsplan. Wethouder Marchal reageert dat het niet kan binnen het bestemmingsplan. Extensief is mogelijk (wandelen, de hond uitlaten aan de lijn). Het gaat niet alleen om de peuter die wil pootje baden. Het is bekend wat er gebeurd is in het verleden. Mevrouw Vernooij (CDA) roept op de portefeuillehouder op om afspraken te maken met de omwonenden. Wethouder Marchal merkt op dat de omwonenden niet hebben opgetreden toen het uit de hand liep. Als er bezwaren komen, moet er gehandhaafd worden. Voorbespreking bespreking uitkomsten quick scan nevengeul Prins Hendrikweg, 19 mei 2015
5
Mevrouw Vernooij (CDA) is van mening dat het hier gaat om het vragen van een inspanningsverplichting door middel van het afsluiten van een contract. Wethouder Marchal herhaalt dat een burgerinitiatief een laatste kans is. Als er vervolgstappen worden gezet, is er weinig mogelijk. De heer Brouwer (SP) complimenteert het college dat dit onderwerp op de agenda is geplaatst omdat het geen makkelijk onderwerp is. Het is een beetje vreemd dat de partijen die hebben ingesproken niet eerder zijn uitgenodigd om te bekijken wat er wel mogelijk is. Hij vindt het jammer dat het college deze initiatieven niet heeft opgepakt. Hij citeert de voorwaarden met betrekking tot de EHS. De Provincie vraagt zich af of de natuur zich daar wel kan ontwikkelen zoals werd bedoeld. Hij wijst op het beleven van natuur en verwijst in dit kader naar de inspraak van partijen die dit voor elkaar willen krijgen. De EHS had al verbeterd kunnen worden, maar mensen hebben veel te intensief gebruik gemaakt van het gebied. Er staat inmiddels een hek. Hij roept de gemeente op om samen met de burgers een plan op te stellen om daarmee naar de Provincie te gaan. Hij voorziet geen problemen om de EHS ter plaatse te versterken en daarnaast met de kinderen te pootjebaden. Wethouder Marchal reageert dat er geregeld is gesproken met de insprekers. De quick scan is met hen besproken. Het college had wellicht wat actiever kunnen optreden. Er zijn ook enkele alternatieven genoemd die echter ook op problemen stuiten. De Gravenbol is een plaats die beter bereikbaar wordt door het busje dat daarheen gaat rijden. De gespreksleider sluit af met de woorden dat de insprekers willen meedenken met betrekking tot het mogelijk maken van kleinschalige recreatie. De raad is bereid om dit op een informele manier mogelijk te maken. Hij verzoekt de portefeuillehouder het vervolgtraject te duiden. Wethouder Marchal heeft begrepen dat er een motie komt in de raad van volgende week die oproept om het burgerinitiatief op te pakken. Hij wacht één en ander af. De gespreksleider bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de voorbespreking.
Toezeggingen: Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Voorbespreking bespreking uitkomsten quick scan nevengeul Prins Hendrikweg, 19 mei 2015
6
VERSLAG RAADSVERGADERING 19 mei 2015 Samenvattend verslag van de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede Voorzitter Griffier
de heer T.R. Poppens mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
de heer J. Brouwer mevrouw C.A.J. de Groot de heer J.G. Pouw de heer S. Uitslag
VVD
de heer J.W.A. van Dijk de heer E.A. Speijer
GroenLinks
de heer W.W.J. Janssen de heer N. van Staaden de heer A.J. Willems
D66
de heer R. van Geijtenbeek de heer A. van Veen
PCG
de heer M. Petri
CDA
de heer G. Migchels mevrouw A.J.G. Vernooij
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
PvdA
de heer T.V. Baas
Wethouders
de heer J.A.G. Burger mevrouw W.A.J. Kosterman de heer J. Marchal
Gemeentesecretaris
mevrouw W. van de Werken
Afwezig m.k.
de heer J. Oechies (SP) de heer S. Segboer (VVD) de heer G. Taute (PCG)
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Verslag raad 19 mei 2015
1
AGENDA 1. 2. 3.
Opening Vaststelling van de agenda Spreekrecht
Besluitvorming 4. Onderzoek intensieve ambtelijke samenwerking Houten-Wijk bij Duurstede 5. Sluiting
1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering met de woorden: “Allen die in de gemeente Wijk bij Duurstede wonen en werken, voor hen zijn wij vandaag bijeen. Wij vertegenwoordigen zo onze inwoners, wij nemen besluiten in alle zorgvuldigheid en na afweging van ieders belang. Dat vraagt wijsheid en soms ook moed. We maken waar wat we besloten hebben voor allen die hier wonen en werken. Laten we hierbij stilstaan.” Hij meldt vervolgens de berichten van verhindering van de leden Oechies, Segboer en Taute. 2.
Vaststelling van de agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3.
Spreekrecht
Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. Besluitvorming 4. Onderzoek intensieve ambtelijke samenwerking Houten-Wijk bij Duurstede De voorzitter biedt gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. De heer Van Geijtenbeek (D66) geeft als stemverklaring dat de gemeente Wijk bij Duurstede op weg is naar een nieuwe gemeenschappelijke regeling. Dit keer betreft het een beperkte schaal van twee gemeenten waardoor de colleges adequaat sturing kunnen geven. Het risico bestaat wel dat er een machtig apparaat ontstaat dat adviezen afgeeft waarvan niemand durft af te wijken. Wat zijn fractie betreft is een bestuurlijke fusie de eventuele vervolgstap. Zijn fractie ondersteunt het voorstel. De heer Speijer (VVD) geeft als stemverklaring dat het voorstel een verrassend niet eerder onderkende optie betreft. Zijn fractie ziet een samenwerking met Houten wel zitten. Als voordelen noemt hij minder kwetsbaar zijn en het ontstaan van synergie. De inrichting van het buitengebied is een belangrijk gemeenschappelijk onderwerp waar mogelijkheden zijn voor creatieve ideeën en wellicht minder kosten. De gemeente Wijk bij Duurstede wacht niet af of zij wellicht vanuit Den Haag bij een andere gemeente gevoegd wordt. Voor het sociaal domein maakt zijn fractie een voorbehoud omdat er andere keuzes zijn gemaakt (overnemen
Verslag raad 19 mei 2015
2
aandelen BIGA). Afsluitend geeft hij aan dat deze samenwerking op basis van gelijkwaardigheid een succes kan worden. De heer Willems (GroenLinks) geeft als stemverklaring dat zijn fractie voor dit voorstel zal steunen. De fractie van GroenLinks in Houten heeft een amendement voorbereid waarin wordt gevraagd het onderzoek naar het sociaal domein niet te doen. Dit voorstel wordt niet door zijn fractie overgenomen. Afsluitend geeft hij aan dat door de jaren heen het Huis van Thorbecke flink verbouwd is waardoor het als lokale fractie soms moeilijk is om te bepalen met wie er nu eigenlijk bestuurd wordt. De voorzitter geeft ter verduidelijking voor de aanwezigen op de publieke tribune aan dat er een besluit voorligt om groen licht te geven om een samenwerking op het gebied van beheer mogelijk te maken. Hij constateert vervolgens dat het voorstel unaniem wordt aanvaard. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming met inachtneming van de afgelegde stemverklaringen wordt overeenkomstig het voorstel van het college van burgmeester en wethouders besloten. 5.
Sluiting
De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering met de woorden: “Na vandaag gaat wij met wat wij besloten hebben aan het werk en laat vertrouwen samengaan met ons besef voor wie we vandaag bijeen zijn geweest, allen die in de gemeente Wijk bij Duurstede wonen en werken.” Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 9 juni 2015. De griffier,
De voorzitter,
M.A.C. van Esterik
T.R. Poppens
Toezeggingen: Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Verslag raad 19 mei 2015
3
VERSLAG RAADSVERGADERING 26 mei 2015 Samenvattend verslag van de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede Voorzitter Griffier
de heer T.R. Poppens mevrouw M.A.C. van Esterik
Leden SP
de heer J. Brouwer mevrouw C.A.J. de Groot de heer J. Oechies de heer S. Uitslag
VVD
de heer J.W.A. van Dijk de heer E.A. Speijer
GroenLinks
de heer W.W.J. Janssen de heer N. van Staaden de heer A.J. Willems
D66
de heer R. van Geijtenbeek de heer A. van Veen
PCG
de heer M. Petri
CDA
de heer G. Migchels mevrouw A.J.G. Vernooij
BurgerBelangen Nu
de heer W.G. Smit
PvdA
de heer T.V. Baas
Afwezig m.k.
de heer J.G. Pouw (SP) de heer S. Segboer (VVD)
Insprekers
de heer R. Waltmann, Vereniging Natuur en Milieu de heer H. van Vugt, Vereniging Vrienden van de Nevengeul de heer M. van Wiggen, Hervormde gemeente (PKN)
Wethouders
de heer J.A.G. Burger mevrouw W.A.J. Kosterman de heer J. Marchal
Gemeentesecretaris
mevrouw W. van de Werken
Notulist
mevrouw J.M. Kiep-de Jongh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig
Verslag raad 26 mei 2015
1
AGENDA 1. 2. 3.
Opening Vaststelling van de agenda Spreekrecht
Debat 8. Overname aandelen BIGA BV 4. 5.
Rechten van raadsleden (vragen, moties en dergelijke) Informatie van de portefeuillehouder
Besluitvorming 6. Richtinggevende uitspraak zwembad 7. Notitie Mastergrondexploitatie 2015 9. Verslag vergadering gemeenteraad 21 april 2015 10. Sluiting
1.
Opening
De voorzitter opent de vergadering met de woorden: “Allen die in de gemeente Wijk bij Duurstede wonen en werken, voor hen zijn wij vandaag bijeen. Wij vertegenwoordigen zo onze inwoners, wij nemen besluiten in alle zorgvuldigheid en na afweging van ieders belang. Dat vraagt wijsheid en soms ook moed. We maken waar wat we besloten hebben voor allen die hier wonen en werken. Laten we hierbij stilstaan.” Hij meldt vervolgens het berichten van verhindering van de leden Pouw en Segboer. 2.
Vaststelling van de agenda
Er worden twee moties vreemd aan de orde van de dag ingediend. Deze komen aan de orde bij agendapunt 4. Voorts wordt er een amendement ingediend met betrekking tot agendapunt 8. Dit agendapunt wordt daarom bij het onderdeel debat behandeld. De agenda wordt dienovereenkomstig vastgesteld. 3.
Spreekrecht
De heer Waltman spreekt in namens de Vereniging Natuur en Milieu. Voordat bekend was dat er een motie ingediend zou worden, is met belanghebbenden al een start gemaakt om de krachten te bundelen. De voorliggende motie sluit daar naadloos op aan. Uitgangspunt is het inrichtingsplan Kromme Rijnoever en de plannen van de gemeente met betrekking tot het beschermend afrasteren. Er zijn belanghebbenden die daadwerkelijk bereid zijn om mee te werken aan het gebruik, de inrichting en het toezicht op het geheel (Vrienden van de nevengeul en Wijk in actie). Zijn vereniging blijft graag adviseren zolang natuurontwikkeling en natuur beleving daarbij gebaat zijn. De voorzitter constateert dat er geen vragen zijn aan inspreker. Verslag raad 26 mei 2015
2
De heer Van Vugt spreekt in namens de Vereniging Vrienden van de Nevengeul. Hij verwijst naar de inspraak in de voorbespreking van vorige week. Het gaat om kleinschalige recreatie. Hier wordt nadrukkelijk op gestuurd. Het plan wordt voorgelegd aan de bewoners en daarna zal het gepresenteerd worden aan de gemeente. De voorzitter constateert dat er geen vragen zijn aan inspreker. De heer Van Wiggen spreekt in namens de Hervormde gemeente (PKN) met betrekking tot de motie M2 kermis op zondag. Hij is verbaasd over het voornemen om de kermis ook op zondag open te stellen en vreest voor overlast. Hij verwijst in dit kader naar de Zondagswet en roept de burgemeester op deze serieus te nemen en van de proef met kermis op zondag af te zien. De voorzitter constateert dat er geen vragen zijn aan inspreker. Debat 8. Overname aandelen BIGA BV De voorzitter stelt amendement A1 aan de orde. De heer Van Veen (D66) (D66) licht het amendement toe en neemt de overwegingen door. Gebleken is dat het een groot dossier is met veel informatie. De wens tot toetsing spreekt voor zich. Met betrekking tot een studie naar de consequenties merkt hij op dat er vanuit wordt gegaan dat het lokaal goed te regelen is, maar er moet wel enige zekerheid zijn om tot een besluit te komen. De portefeuillehouder is sterk vertegenwoordigd in dit dossier waardoor collegiale toetsing op zijn plaats zou zijn. De tekst van het amendement luidt als volgt: Amendement A1 Agendapunt: 8 Voorstel nr. 20150526 RV Registratie nr.
20150526 8 A1
Onderwerp: overname aandelen BIGA Groep BV De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede in vergadering bijeen d.d. 26 mei 2015 Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: Het volgende beslispunt als volgt (vetgedrukt) te wijzigen: 1. kennis te nemen van het ontwerpbesluit van overname van de aandelen BIGA Groep BV door de vijf regiogemeenten per 1 januari 2016 (optie 1) daarbij in aanmerking nemend dat uittreding door een gemeente pas mogelijk is na 31-12-2016 en met
Verslag raad 26 mei 2015
3
betrekking tot het ontwerpbesluit de volgende wensen en bedenkingen kenbaar te maken: • • • • • • •
De gemeenteraad heeft als bedenking dat zij erg laat is geïnformeerd over alle relevante informatie over het proces tot dusver; De gemeenteraad wenst dan ook voortaan minimaal 1 maal per kwartaal door het college geïnformeerd te worden over de voortgang ten aanzien van dit dossier; De gemeenteraad wenst dat het onderhandelingsresultaat ingrijpend en zorgvuldig getoetst wordt op sociale, organisatorische, financiële en fiscale gevolgen voor gemeente Wijk bij Duurstede; De gemeenteraad spreekt de wens uit dat de aandelen ‘om niet’ worden overgenomen door de gemeenten; De gemeenteraad spreekt de wens uit dat het college studie maakt wat de consequenties zijn indien de gemeente Wijk bij Duurstede de (voormalige) taken van BIGA voortaan zelf uitvoert De gemeenteraad spreekt de wens uit dat het door het college niet voor een voldongen politiek feit wordt gesteld m.b.t. het zelfstandig uitvoeren van de taken; De gemeenteraad spreekt de wens uit gezien de aanzienlijke financiële en fiscale aspecten die bij de onderhandelingen zijn gemoeid dat naast de portefeuillehouder er collegiale toetsing plaatsvindt t.a.v. de resultaten van het onderhandelingsproces.
Dit amendement wordt ingediend door de fracties van D66, BurgerBelangen Nu, VVD en CDA. De voorzitter biedt gelegenheid om te reageren op hetgeen naar voren is gebracht. De heer Baas (PvdA) vraagt zich af of deze wensen in een amendement naar voren zouden moeten worden gebracht. Voorts vraagt hij zich af hoe één en ander het ontwerpbesluit beïnvloedt. Deze overwegingen en wensen behoren naar zijn mening in een motie thuis. Hij merkt afsluitend op dat veel zaken al zijn toegezegd in de voorbespreking. De heer Taute (PCG) is van mening dat de kwestie rondom het te laat informeren al is afgehandeld in de voorbespreking. Ten aanzien van de andere wensen wijst hij op de tijdsdruk. Hij heeft het idee dat het amendement voorbarig en niet nodig is. De heer Brouwer (SP) veronderstelde vanuit de terugkoppeling van zijn fractiegenoot dat op alle vragen en opmerkingen was gereageerd en heeft zich daarom verbaasd over dit amendement. Opgemerkt wordt dat de gemeenteraad laat geïnformeerd is; voor de verkiezingen is al een besluit genomen om de aandelen te kopen. In de tussentijd zijn er drie uitgebreide memo’s verschenen waarna er gelegenheid was om vragen te stellen. De raad moet zo veel mogelijk geïnformeerd worden; de raad gaat over zijn eigen agenda. Dit is toegezegd in de voorbespreking. De raad gaat over de hoofdlijnen en niet over de details. De aandelen moeten om niet verkocht worden; zijn fractie volgt de portefeuillehouder in deze. De Participatiewet is er al geruime tijd en daar past ook BIGA in, daar hoeft niet uitgebreid meer over geïnformeerd te worden. Hij is van mening dat het geen voldongen feit betreft. Met betrekking tot collegiale toetsing merkt hij op dat een wethouder nooit in zijn eentje beslist, er is altijd sprake van collegiaal bestuur. Het is vreemd om dat in een wens terug te zien. Afsluitend geeft hij aan dat de partijen die dit indienen een paar lessen Staatsrecht moeten volgen. Het is eigenlijk een schande dat dit zo wordt ingediend.
Verslag raad 26 mei 2015
4
De voorzitter constateert dat de mede-indieners geen behoefte hebben aan een reactie en geeft het woord aan de portefeuillehouder. Wethouder Burger herhaalt dat een jaar geleden een besluit is genomen over het terugnemen van de aandelen vooruitlopend op de Participatiewet. Na de verkiezingen ontstonden er enige problemen omdat één gemeente het niet meer zeker wist. Na een half jaar uitstel is geconcludeerd dat het heel veel geld kost om deze mensen een werkplek te bieden. Het is de bedoeling om gezamenlijk een visie op te stellen. Eventueel kan er ook een lokale visie opgesteld worden. Het is niet handig om dit zelfstandig als gemeente te doen. De spelregels kunnen niet zomaar terzijde geschoven worden. Om niet de aandelen overnemen acht hij niet handig. ING Groep is afgekocht. De WSW was een zwaar verliesgevende organisatie. Afgesproken werd om dat verlies terug te geven. Landelijk gezien hoort Wijk bij Duurstede bij de 10% beste WSW bedrijven. De komende jaren wordt er bezuinigd. Als er niets wordt gedaan, wordt de BIGA binnen nu en twee jaar meer verliesgevend. Er moet getransformeerd worden. De raad gaf aan dat er te weinig informatie was. Er is vervolgens nog een voorbespreking aan dit onderwerp gewijd en de gevraagde informatie is verstrekt. Hij kan weinig met de wensen die nu worden voorgelegd. De vijf colleges nemen de besluiten. Afgesproken is hoe het model uitgevoerd wordt. Na de vakantie organiseert het college studiedagen om de hoofdlijnen helder te krijgen. Op basis daarvan wordt een keuze gemaakt gezamenlijk met de raad in het belang van Wijkenaren die afhankelijk zijn van participatie. De voorzitter biedt gelegenheid om te reageren in tweede termijn. De heer Van Veen (D66) reageert dat raadsbreed is gewezen op het ontbreken van informatie. De heer Brouwer (SP) informeert bij interruptie wat wordt bedoeld met raadsbreed. De heer Van Veen (D66) antwoordt dat er acht vertegenwoordigers aanwezig waren die het eens waren. De heer Brouwer (SP) verwijst naar de dossiervorming en documentatievorming binnen de gemeenteraad. Het gaat hierbij ook om de eigen dossiervorming. 90% van de informatie was eerder al verstrekt. De heer Van Veen (D66) vervolgt dat de andere gemeenten wel hebben gemeend om deze informatie overzichtelijk op de website te plaatsen. De heer Taute (PCG) verwijst bij interruptie naar de voorbespreking waarin breed kritiek werd geuit op het ontbreken van heel veel stukken. Deze stukken zijn alsnog gekomen. Wat hem betreft is dit punt nu afgehandeld. Eén en ander nu nog opnemen in een amendement is overbodig. De heer Van Veen (D66) begrijpt dit, maar dit is een gelegenheid om er nog even bij stil te staan. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) geeft aan dat hetzelfde voorstel bij diverse gemeenteraden behandeld is. Bij de stukken voor de andere gemeenteraden werd meer informatie gegeven over de overname dan de raad van Wijk bij Duurstede kreeg. Hij verwijst hierbij naar het onderzoek over de waardebepaling en antwoorden die pas in een later stadium kwamen. De portefeuillehouder heeft zijn excuses aangeboden en de informatie in tweede Verslag raad 26 mei 2015
5
instantie ter beschikking gesteld. In het amendement wordt opgeroepen om dit niet opnieuw te laten gebeuren. Het werk zelf gaan doen is een prima ontwikkeling, maar dit moet wel eerst goed onderzocht worden. Een groot deel van de toezeggingen die de portefeuillehouder gedaan heeft, zijn inmiddels op papier gesteld. De heer Baas (PvdA) herhaalt bij interruptie dat wensen via een motie moeten worden ingediend. Als er toezeggingen gedaan zijn, wordt dit niet meer in een motie opgenomen omdat het niet nodig is om te bevestigen hoe ontevreden men is. De heer Van Veen (D66) heeft begrepen dat conform de Gemeentewet wensen en bedenkingen op deze manier gepresenteerd kunnen worden. Hij refereert aan zijn rol van toezichthouder. Als er wordt besloten om het zelfstandig te doen, is het verstandig om vooraf te bepalen hoe de gemeente ervoor staat. De heer Speijer (VVD) wijst op de controlerende functie die de raad niet ontzegd mag worden. Dit is een belangrijk besluit. Het gaat om een kwetsbare groep mensen. De BIGA is een goed werkend orgaan, maar het gaat om het goed uitvoeren van de Participatiewet. Raadsleden hebben het recht om zich uit te spreken. De voorzitter biedt de portefeuillehouder gelegenheid om te reageren in tweede termijn. Wethouder Burger vraagt zich af wat de waarde is van een toezegging. Er zijn veel vragen gesteld en deze zijn uitvoerig beantwoord. Als er dan toch wordt gesteld de raad heeft het recht om dit vast te leggen, doet dat pijn. Als hij een toezegging doet, mag er verwacht worden dat hij deze nakomt. Hij gaat met vertrouwen het proces in zodat aan het einde van het jaar gezegd kan worden dat Wijk bij Duurstede qua Participatiewet tot de koplopers behoort. De heer Van Veen (D66) benadrukt dat hij wel vertrouwen heeft in de portefeuillehouder omdat hij ziet hoe hard eraan gewerkt wordt. Hij probeert alleen zijn rol als toezichthouder te vervullen. De toezeggingen uit de voorbespreking worden gestand gedaan. Hij verzoekt om een korte schorsing voor overleg of het amendement wordt gehandhaafd. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering en constateert dat het amendement wordt gehandhaafd. Hij brengt vervolgens het amendement in stemming. Voor stemmen de fracties van: VVD, D66, CDA en BurgerBelangen Nu. Tegen stemmen de fracties van: SP, GroenLinks, PCG en PvdA. Dit betekent dat het amendement is verworpen met 7 stemmen voor en 10 tegen. Hij constateert vervolgens dat het raadsvoorstel unaniem wordt aanvaard. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten.
Verslag raad 26 mei 2015
6
4.
Rechten van raadsleden (vragen, moties en dergelijke)
De voorzitter stelt motie M1 inzake de Nevengeul aan de orde. De heer Migchels (CDA) licht de motie toe. Hij geeft aan dat er twee moties zijn samengevoegd. Er heeft natuurontwikkeling plaatsgevonden. Zonder dat het de bedoeling was werd het een mooie recreatieplek. Er werd gehandhaafd, maar omwonenden willen dat er op kleine schaal kan worden gespeeld in en rondom het water. In de motie wordt het college opgeroepen om met de omwonenden in gesprek te gaan gezien het feit dat er al initiatieven zijn in een vergevorderd stadium. Het zou mooi zijn als er meer fracties mee zouden gaan. De tekst van de motie luidt als volgt: Motie M1 Reg. nr. 20150526 4 M1 Naar aanleiding van agendapunt van de raad nr. 4 De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede in vergadering bijeen d.d. 26 mei 2015 Onderwerp: Kleinschalig recreatief medegebruik nevengeul De Raad, Overwegende dat, • • • • • •
Er bij de natuurontwikkeling langs De kromme Rijn een nevengeul is ontstaan die zeer aantrekkelijk bleek voor recreatie; Er spontaan recreatie ontstond die in schaal te groot bleek met nadelige gevolgen voor zowel de natuurontwikkeling als de omwonenden; Het college daarop besloot tot een totaal recreatieverbod voor de nevengeul; Daarmee zowel de aantrekkelijkheid van het gebiedje als ook de wens tot (kleinschalige) recreatie op die plek blijkbaar zomaar niet verdwenen is; Kleinschalig recreatief medegebruik in principe past binnen de bestemming van het gebiedje; Niet eerder is onderzocht of hier in gezamenlijkheid een invulling aan te geven is die voor zoveel mogelijk betrokkenen aanvaardbaar en uitvoerbaar is.
Roept het college op: 1. Voor- en tegenstanders van zwemmen in de nevengeul uit te nodigen voor een/enkele bijeenkomst(en) waarin onderzocht wordt of betrokkenen (voorstanders, tegenstanders en gemeente) tot een voor zoveel mogelijk omwonenden aanvaardbare invulling van het begrip (kleinschalig) recreatief medegebruik op die plek kunnen komen. 2. Als dat lukt, vervolgens met betrokkenen in gezamenlijkheid af te spreken wat elke partij doet en laat om dat te bewerkstelligen. 3. En tot slot in gezamenlijkheid af te spreken wat te doen als voorgaande niet uitpakt als beoogd.
Verslag raad 26 mei 2015
7
en gaat over tot de orde van de dag. Deze motie wordt ingediend door de fracties van CDA, BurgerBelangen Nu, D66, VVD, SP en GroenLinks. De heer Petri (PCG) refereert aan de bespreking van de quick scan in de voorbespreking van vorige week. De portefeuillehouder zag geen mogelijkheden om de bestemming te wijzigen, maar er werd toch gezocht naar een mogelijkheid om kleine kinderen te laten recreëren. De portefeuillehouder heeft vervolgens toegezegd opnieuw in gesprek te zullen gaan met de omwonenden om te bekijken wat er mogelijk is. Hij verzoekt de portefeuillehouder om hierover terug te koppelen. De heer Willems (GroenLinks) geeft aan dat het ministerie van Buitenlandse Zaken ruimte biedt om regels op te ruimen waardoor er ruimte komt voor initiatieven. Eerst was het waar een wil is, is een weg. Nu is het meer waar een wil is, is een wet. De heer Brouwer (SP) vindt het mooi dat er een gezamenlijk initiatief ligt. De ecologische hoofdstructuur en de natuur moeten versterkt worden, maar tegelijkertijd moet het ook mogelijk zijn om kleinschalige recreatie toe te staan. Hij roep op de plankaart van de Vereniging Natuur en Milieu te bekijken. De raad heeft ook brieven gekregen van mensen die de huidige situatie willen handhaven. Hij refereert aan de problemen die er waren, waardoor het nodig is om regels op te stellen. Hij hoopt dat de motie een eerste aanzet is. De voorzitter biedt de portefeuillehouder gelegenheid om te reageren in eerste termijn. Wethouder Marchal merkt op dat het gaat om een motie, maar ook om veel emotie. In de discussie rondom de quick scan werd de voorliggende motie al aangekondigd. De geschiedenis is de vorige keer aangehaald. Hij heeft de eerste inrichtingsplannen nogmaals bekeken en geconstateerd dat hierin andere beelden zijn opgenomen. Hij geeft toe dat niet de juiste route gevolgd is, maar hij is blij dat het onderwerp vanavond op de agenda staat. Er zijn bij de nevengeul zaken gebeurd die te gek zijn voor woorden. Mensen zijn bedreigd, willen nu anoniem blijven en durven niet eens in te spreken. Hij roept op om respectvol met elkaar om te gaan. Er is gewezen op het uitgaan van een nulsituatie, maar door diverse omstandigheden is dit niet gelukt. Via de formele weg is het lastig om één en ander te realiseren, maar op een andere manier is er kleinschalig toch wat te regelen. Het college is bereid om deze weg te gaan. Partijen komen met een plan wordt gesteld door inspreker, maar hierbij moet wel rekening worden gehouden met de aspecten extensieve recreatie, binnen de bestemming groen en verenigbaar met de ehs. Daarnaast moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt over het beheer, het gebruik, het toezicht, de handhaving, de rol van de boa, wie waarschuwt, wie controleert de waterkwaliteit en wie is er verantwoordelijk bij ongelukken. Deze kaders moeten bestuurlijk geaccordeerd worden. Teruggaan naar de gedoogsituatie is onmogelijk. De motie beschouwt hij als een ultieme poging om één en ander mogelijk te maken. De heer Petri (PCG) bedankt de portefeuillehouder voor de beantwoording. Zijn fractie sluit zich aan bij de indieners van de motie. De voorzitter constateert dat er geen behoefte is om het woord te voeren in tweede termijn en brengt de motie in stemming. Hij constateert vervolgens dat deze unaniem wordt aanvaard. De voorzitter stelt motie M2 met betrekking tot kermis op zondag aan de orde. Verslag raad 26 mei 2015
8
De heer Petri (PCG) licht de motie toe. Zijn fractie heeft schriftelijk vragen gesteld, maar er is geen duidelijk antwoord gekomen wanneer de proef van de kermis op zondag geslaagd is. Er is geen financieel voordeel voor de gemeente. Hij begrijpt er helemaal niets van. Pas als er voldoende draagvlak is, kan er gesproken worden over een proef. De tekst van de motie luidt als volgt: Motie M2 Reg. nr. 20150526 4 M2 Motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede in vergadering bijeen d.d. 26 mei 2015 Onderwerp: Kermis op zondag De Raad, Overwegende dat: • de meerderheid van het college van B&W akkoord gaat met een beperkte openstelling van de kermis op zondag 26 juli van 13.00 uur tot 17.00 uur; • de voorstanders van dit besluit gevonden worden onder de horeca en enkele ondernemers; • de kerkenraden van de hervormde en protestantse gemeenten principieel tegen de kermis op zondag zijn; • meerdere bewoners uit de binnenstad vanwege het aspect ‘overlast’ niet gelukkig zijn met dit besluit; • de bewoners en de omwonenden van de kermis vooraf niet betrokken zijn bij het voorgenomen experiment; • het onduidelijk is of er draagvlak is voor het experiment; Draagt het college op: -
af te zien van de proef en de kermis in 2015 niet op een zondagmiddag te laten plaatsvinden; bij een eventuele nieuwe proef vooraf een zorgvuldig besluitvormingstraject te doorlopen waarbij sprake is van een hoor- of inspraaktraject.
en gaat over tot de orde van de dag. Deze motie wordt ingediend door de fracties van PCG en CDA. De voorzitter biedt gelegenheid om te reageren op hetgeen naar voren is gebracht. De heer Oechies (SP) is van mening dat één en ander ook kan leiden tot winkelopening op zondag. Jongeren zullen worden uitgenodigd om drie uur te komen werken. Dit kan ertoe leiden dat jeugd wordt geëxploiteerd op zondag. Hij is daar tegen en vraagt zich af waarom er
Verslag raad 26 mei 2015
9
een experiment wordt gehouden over de rug van kerkgangers en jongeren. Een dergelijk experiment dient voorafgegaan te worden door een gedegen onderzoek. De heer Van Geijtenbeek (D66) geeft aan dat het niet duidelijk is wat het doel is van de kermis op zondag en vreest dat opbouwen en afbreken storend zullen zijn als dit tijdens de kerkdienst gebeurt. Zijn fractie wacht de reactie van de portefeuillehouder af. De heer Baas (PvdA) is benieuwd naar een reactie van de portefeuillehouder waarom dit experiment gedaan moet worden. Zijn fractie heeft nog geen standpunt ingenomen. Hij heeft zich eerder al uitgesproken over zondag openstelling toen dat onderwerp aan de orde was. Hij vraagt zich af of Wijk bij Duurstede de kermis op zondag echt nodig heeft. Wethouder Kosterman merkt dat er veel twijfels zijn. Wijk bij Duurstede heeft de oudste kermis van Nederland. Het was een traditie om hiervoor te sparen. Het bezoek aan de kermis is veranderd. De kermis heeft minder belangstelling van het publiek op doordeweekse dagen. Vervolgens is er een experiment voorgesteld door de voormalige burgemeester. Hierop kwamen reacties binnen en vervolgens is een werkgroep opgericht en werd er een bureau ingehuurd. Aangegeven werd dat er behoefte is aan openstelling op zondag omdat er dan betere attracties aangetrokken kunnen worden vanwege het verdienmodel. De omwonenden zijn aangeschreven en er zijn geen bezwaren binnengekomen. De werkgroep heeft zich nadrukkelijk uitgesproken voor kermis op zondag. Er wordt niet tijdens de kerkdienst opgebouwd en afgebroken. Het standpunt met betrekking tot de zondagsrust is bekend. De markt is echter ook het hart van de gemeenschap. De kermis is een uiting van cultuur die door veel mensen gewaardeerd wordt. Het gaat niet goed met de binnenstad. Mensen shoppen op internet en in de grote steden. Er zal meer vermaak geboden moeten worden om mensen naar Wijk bij Duurstede te trekken. Kermis en geloof hoeft niet perse botsend te zijn omdat het een katholieke traditie betreft. Vanuit andere gemeenten is bekend is dat kermis op zondag goed loopt. De proef is geslaagd als er veel belangstelling is, als mensen een plezierige dag hebben, als er geen overlast is geweest, als de kerkdiensten niet zijn verstoord en als er gelijkblijvende omzet is voor de kermisexploitanten. In de aanbesteding van dit jaar is de zondag nog niet meegenomen dus daarom is er geen sprake van financieel voordeel voor de gemeente. Op de vraag of het echt nodig is antwoordt zij dat het iets toevoegt aan het aanbod van evenementen in de binnenstad. De voorzitter biedt gelegenheid om te reageren in tweede termijn. De heer Migchels (CDA) merkt op dat de kermis in Wijk bij Duurstede echt direct naast de kerk gelegen is. Dat is in bijvoorbeeld de gemeente Veenendaal niet het geval. Daar is de kermis op een terrein ver van de kerk. De heer Brouwer (SP) geeft aan dat overlast voor hem een zwaarwegend argument is. Wethouder Kosterman zegt dat een evaluatie met alle partijen al is toegezegd. De markt is geen stil gebied. De kermis is altijd op de markt. Zij kan niet iedereen te vriend houden, er zal echt een keuze gemaakt moeten worden. De heer Smit (BurgerBelangen Nu) begrijpt dat het gaat om een experiment en vraagt of de beslissing voor voortzetting zal worden gedeeld met de raad. Dit wordt bevestigd. De voorzitter brengt de motie in stemming. Verslag raad 26 mei 2015
10
De heer Speijer (VVD) geeft als stemverklaring dat niet in iedere economische activiteit op zondag moet worden geknepen. Overlast moet voorkomen worden. Zijn fractie kan zich vinden in het verhaal van de portefeuillehouder. De heer Van Geijtenbeek (D66) geeft als stemverklaring dat de rust tijdens de kerkdiensten gerespecteerd dient te worden. Dit zal ondervonden worden in het experiment. Zijn fractie stemt tegen de motie. De heer Brouwer (SP) geeft als stemverklaring dat zijn fractie verdeeld zal stemmen. Omdat het om een experiment gaat, kan hij persoonlijk de motie niet steunen. De heer Baas (PvdA) geeft als stemverklaring dat hij hecht aan de toezegging van de portefeuillehouder om breed te evalueren. Hij vertrouwt erop dat dit ook zal gebeuren. Zijn fractie steunt de motie. Eigenlijk hoeft het niet zo nodig op zondag wat hem betreft, maar hij geeft het een kans. Voor stemmen de fracties van PCG en CDA en twee leden van de SP fractie. Tegen stemmen de fracties van GroenLinks, VVD, PvdA, BurgerBelangen Nu, D66 en twee leden van de SP fractie. Dit houdt in dat motie M2 is verworpen met 6 stemmen voor en 11 stemmen tegen. 5. Informatie van de portefeuillehouder Geen. Besluitvorming 6. Richtinggevende uitspraak zwembad De heer Baas (PvdA) geeft als stemverklaring dat er een initiatief ligt voor en door Wijkenaren dat zijn fractie een warm hart toedraagt. Zijn fractie gelooft dat er samenwerking mogelijk is, maar iets wat al goed is, hoeft niet mogelijk gemaakt te worden. Zijn fractie stemt voor. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 7. Notitie Mastergrondexploitatie 2015 Zonder hoofdelijke stemming met inachtneming van het feit dat de fractie van BurgerBelangen Nu geacht wil worden te hebben tegen gestemd wordt overeenkomstig het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 9. Verslag vergadering gemeenteraad 21 april 2015 Het verslag wordt zonder wijzigingen goedgekeurd en vastgesteld. 10.
Sluiting
De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering met de woorden: “Na vandaag gaat wij met wat wij besloten hebben aan het werk en laat vertrouwen samengaan met ons besef voor wie we vandaag bijeen zijn geweest, allen die in de gemeente Wijk bij Duurstede wonen en werken.”
Verslag raad 26 mei 2015
11
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 23 juni 2015. De griffier,
De voorzitter,
M.A.C. van Esterik
T.R. Poppens
Toezeggingen: Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Verslag raad 26 mei 2015
12