PMZ-RHP
Verankering van PMZ in de bedrijfsvoering van de aangesloten bedrijven middels uitbreiding van de kwaliteitsnormering met milieucomponenten.
Auteurs: R. Aarts (SV&A) H.T.M. Boon (Stichting RHP) J.B.G.M. Verhagen (Stichting RHP)
Naaldwijk, Augustus 2006 Aan dit project is in het kader van het Besluit milieusubsidies, regeling milieugerichte technologie een subsidie verleend uit het programma Stimulering Productgerichte Milieuzorg 2003 dat gefinancierd wordt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Novem beheert dit programma. Novem bestelnummer 4800002157 Novem projectnummer 0366-03-05-01-004
COLOFON
Stichting RHP Bezoekadres: Zuidweg 42 2671 MN Naaldwijk Nederland Postadres: Postbus 98 2670 AB Naaldwijk Nederland T F E W
0174 - 620360 0174 - 640413
[email protected] http://www.rhp.nl/
2006. Dit is een uitgave van de Stichting RHP. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be used, reproduced, distributed, and/or published in any form, photo print, microfilm or by any other means without written permission of the RHP. De Stichting RHP aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, als gevolg van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op informatie uit deze uitgave.
Inhoudsopgave Verkorte samenvatting........................................................................................................ 2 Abstract ............................................................................................................................... 2 Samenvatting en conclusies .............................................................................................. 3 1
2
3
4
Inleiding ........................................................................................................................ 5 1.1
Beknopte doelstelling........................................................................................... 5
1.2
Aanleiding van het project, de motieven van Stichting RHP en haar leden .......... 5 1.2.1 De drijfveer .............................................................................................. 5 1.2.2 Aanhaken bij ontwikkelingen binnen het RHP-keurmerk .......................... 5 1.2.3 Aanhaken bij resultaten en bevindingen van voorgaande PMZ-projecten 6 1.2.4 Aanhaken bij bestaande milieucertificering .............................................. 6 1.2.5 Beschrijving product en productketen ...................................................... 6 1.2.6 Stand van zaken (productgerichte) milieuzorg.......................................... 7
1.3
Samenwerking met projectpartners en derden..................................................... 8
Opzet van het project................................................................................................... 9 2.1
Uitgebreide doelstelling........................................................................................ 9
2.2
Drie kenmerken van PMZ .................................................................................... 9
2.3
Beoogd projectresultaat ......................................................................................10
2.4
Fasering, onderdelen, werkwijze en onderzoek ..................................................10
Resultaten....................................................................................................................12 3.1
Belangrijkste resultaten gerelateerd aan de doelstelling .....................................12
3.2
Het ontwikkelde en te implementeren PMZ-model ..............................................12 3.2.1 Verankering ............................................................................................12 3.2.2 Productverbetering..................................................................................12 3.2.3 Ketenaanpak...........................................................................................12
3.3
Het ontwikkelde instrumentarium ........................................................................13 3.3.1 Uitwerking ...............................................................................................13 3.3.2 Weging en scores ...................................................................................13 3.3.3 Referentieproduct ...................................................................................18 3.3.4 Classificatie.............................................................................................18
3.4
Implementatie .....................................................................................................18
3.5
Behaalde concrete milieudoelstelling ..................................................................19
3.6
Economische aspecten van de PMZ aanpak ......................................................19
3.7
Beoogde vervolgacties n.a.v. het project ............................................................19
Conclusies...................................................................................................................20 4.1
Conclusies ..........................................................................................................20
4.2
Aanbevelingen....................................................................................................20
Bijlage 1 - Documentatie input formulier ..........................................................................21 RHP-PMZ
1
Stichting RHP
Verkorte samenvatting Trefwoorden: Levenscyclus analyse, potgrond, milieuclassificatie, tuinbouw, consumenten, productkwaliteit, keurmerk. RHP heeft een classificatiesysteem ontwikkeld dat uitspraak doet over de milieubelasting/milieukwaliteit van potgronden en substraten. Het systeem geeft producenten en (professionele) gebruikers transparantie over de milieubelasting/milieukwaliteit van een potgrond of substraat. Afhankelijk van het milieuprofiel worden groeimedia geclassificeerd als A, B of C. Deze classificatie is gebaseerd op heldere en publiek toegankelijke criteria. De onderliggende criteria zijn deels kwantitatief en deels kwalitatief. De kwalitatieve criteria zijn gebaseerd op LCA’s (levenscyclus analyses), welke zijn opgesteld voor alle van belang zijnde grondstoffen en additieven. De kwalitatieve criteria omvatten aspecten die moeilijker te kwantificeren zijn, maar wel relevant zijn voor het milieu, zoals milieuzorg in de diverse ketens van de productie (inclusief terugname en hergebruik).
Abstract Key words:
Life cycle analysis, growing media, environmental classification, horticulture, Consumers, product quality, quality label.
RHP has developed a classification system that expresses the environmental quality of growing media. The system intends to offer producers and (professional) users transparency about the environmental quality of a particular substrate. Depending on their environmental profile, growing media are appointed an A, B or C classification. This classification is based on clear and public criteria. The criteria applied are partly quantitative, partly qualitative. The quantitative criteria are based on LCA’s (lifecycle analyses), which have been made for all major raw materials and additives. The qualitative criteria address aspects that are hard to quantify, but are nevertheless environmentally relevant, such as the level of environment management in the various stages in the production chain (including end-of-life).
RHP-PMZ
2
Stichting RHP
Samenvatting en conclusies Doel van het project was om een milieumodule te ontwikkelen en deze toe te voegen aan het bestaande RHP-kwaliteitsborgingssysteem. De milieumodule zal in principe betrekking hebben op alle productgroepen die op dit moment onder het RHP-keurmerk vallen en zich richten op de milieurelevante aspecten in alle productiefasen die de producten doorlopen (winning, transport, verwerking, afzet/toepassing, afdanking). Jaarlijks wordt in Nederland uit een brede waaier van grond- en toeslagstoffen meer dan 4 miljoen m3 substraat geproduceerd (ca. 5 kton). Het productievolume in aanverwante productgroepen als bodemverbeteraars, aanvulgrond en dekaarde bedraagt een veelvoud hiervan. Alleen al door de omvang van de productstroom is de milieubelasting van winning, transport, verwerking en distributie, aanzienlijk. Eerdere studies (waaronder Milieukeur) geven aan dat er in principe aanzienlijke winst valt te boeken. Het PMZ-project van de VPN gaf echter aan dat die milieuwinst nauwelijks in de praktijk valt te brengen zolang het ontbreekt aan een adequate en breed gedragen milieucertificering van grondstoffen en eindproducten. Het hier beschreven project wilde juist in deze leemte voorzien, en daarmee de milieuwinst die volgens velen in potentie aanwezig is, binnen handbereik van een groot aantal bedrijven brengen. Een minstens zo belangrijk winstpunt vindt RHP het dat er via de ontwikkeling van de milieumodule weerwoord kan worden geboden aan onterechte en ongefundeerde milieueisen en -claims die op dit moment de markt verstoren. RHP is ervan overtuigd dat deze eisen en claims op dit moment vaak contraproductief werken, dus eerder milieuschade aanrichten in plaats van die te voorkomen. De milieumodule zal bijdragen aan een evenwichtige, goed onderbouwde beoordeling van de milieuaspecten van de diverse grondstoffen. Bovendien zal de milieumodule richtinggevend zijn voor milieugerichte productinnovaties bij de aangesloten bedrijven. In de laatste jaren wordt door milieu-aktiegroepen meer een meer aandacht gevraagd voor de impact op het milieu bij de productie van grondstoffen voor groeimedia. In het Verenigd Koninkrijk leidde dit tot een sterke wens het gebruik van veen terug te dringen, met als uiteindelijk doel veenvrije potgronden en bodemverbeteraars. Het is de vraag of deze wens gebaseerd is op emotie of ratio. Niemand weet daadwerkelijk of alternatieven milieuvriendelijker zijn dan veen. Daarnaast vereisen professionele tuinbouw en consumenten producten met een zekere kwaliteit. Gebruik van inferieure groeimedia kan, zeker in de professionele tuinbouw, leiden tot schade in teelten waardoor in wezen door verlies van alle geïnvesteerde energie en middelen een hoge mate van onnodige milieubelasting ontstaat. Voor alle betrokken partijen is het van groot belang dat er een transparant vergelijkingssysteem wordt ontwikkeld, dat recht toe recht aan is en eenvoudig te implementeren is in de betrokken industrie. RHP heeft in het in dit rapport beschreven project een systeem ontwikkeld dat groeimedia kan wegen op basis van hun impact op het milieu. Het classificatiesysteem geeft uitdrukking aan de milieukwaliteit van RHP gecertificeerde producten. Alle relevante milieuaspecten, gedurende de levenscyclus van producten, komen hierin tot uitdrukking. Het systeem geeft producten en (professionele) gebruikers transparantie over de milieukwaliteit van een potgrond of substraat. De classificatie is gebaseerd op heldere en publiek toegankelijke criteria. De onderliggende criteria zijn deels kwantitatief en deels kwalitatief. De kwalitatieve criteria zijn gebaseerd op LCA’s (levenscyclus analyses), welke zijn opgesteld voor alle van belang zijnde grondstoffen en additieven. De kwalitatieve criteria omvatten aspecten die moeilijker te kwantificeren zijn, RHP-PMZ
3
Stichting RHP
maar wel relevant zijn voor het milieu, zoals milieuzorg in de diverse ketens van de productie (inclusief terugname en hergebruik). De hoogste milieuklasse geeft aan dat de milieubelasting van het product aanmerkelijk beter is dan het marktgemiddelde. Anderzijds staat de laagste milieuklasse voor een product dat aanmerkelijk slechter scoort dan het marktgemiddelde. In lijn met het Nederlandse MPS-systtem (productie van sierteeltproducten) is een A-B-C classifcatiesysteem opgezet welke is gebaseerd op een totaal score (tussen 0 en 100 punten). Een “A”-classificatie volgt als een product meer dan 70 punten scoort. Een “C”classificatie volgt bij minder dan 30 punten. Het MPS-systeem een internationaal geaccepteerd systeem voor producten uit de tuinbouwsierteelt. Het PMZ-project bij Stichting RHP heeft geresulteerd in een sterk verbeterd milieu-inzicht aangaande producten zoals deze door de potgrond en substraatindustrie op de markt worden gebracht. De belangrijkste conclusies zoals deze voort zijn gevloeid uit het project staan hieronder opgesomd: - Het binnen het project ontwikkelde rekenmodel geeft op een heldere toegankelijke wijze inzicht in het verschil van milieubelasting van grondstoffen en daarmee samengestelde potgronden en substraten. - LCA analyse vormt een belangrijk onderdeel in de vaststelling van de score van grondstoffen. - Ten aanzien van de beoordeling van de milieuaspecten bij de winning van diverse grondstoffen kan aansluiting worden gevonden bij diverse al bestaande of in ontwikkeling zijnde richtlijnen. - Het model is vertaalbaar naar Europese schaal. - Voor implementatie van het ontworpen model is samenspraak en overeenstemming met andere partijen in de keten noodzakelijk. Volledige implementatie is nochtans niet mogelijk gebleken. Deelimplementatie van milieuaspecten rond de winning van grondstoffen zoals op genomen in het model is wel mogelijk. De volgende aanbevelingen worden gedaan: - Binnen de diverse discussieforums dient het onderwerp milieukwalificatie op de agenda te blijven. Bij een hernieuwde intensivering van de vraag naar op milieuaspecten gekwalificeerde potgronden dient de mogelijkheid tot implementatie van het ontwikkelde model te worden overwogen. - Tot een daadwerkelijke implementatie zou het model proefsgewijze worden ingezet. Op die wijze wordt ervaring opgedaan met de toepassing en kan een gefundeerde discussie worden gevoerd op het moment dat implementatie aan de orde komt.
RHP-PMZ
4
Stichting RHP
1 Inleiding 1.1
Beknopte doelstelling
Doel van het project was het ontwikkelen van een milieumodule en deze toe te voegen aan het bestaande RHP-kwaliteitsborgingssysteem.
1.2
Aanleiding van het project, de motieven van Stichting RHP en haar leden
1.2.1 De drijfveer Stichting RHP had twee -onderling verbonden- redenen om over te gaan tot de invoering van een milieumodule: Allereerst vond Stichting RHP, als moderne en leidende keurmerkorganisatie in ontwikkeling, het vanzelfsprekend dat alle kwaliteitsaspecten die aan het product zijn verbonden ook in de keurmerkeisen tot uitdrukking komen. Marktontwikkelingen gaven duidelijk aan dat ook de milieukwaliteit van het product hier onderdeel van uitmaakt; In alle marktsegmenten waarin de bij RHP aangesloten bedrijven actief zijn, werden door afnemers in toenemende mate milieu-eisen gesteld (denk aan Eurepgap, Milieukeur, Milieuproject Sierteelt, Qualitree, maar ook specifieke milieueisen door individuele afnemers - zoals het grootwinkelbedrijf in Groot-Brittannië). Soms waren de gestelde eisen relevant, maar soms ook raakten ze kant noch wal. Tegelijkertijd waren er steeds meer leveranciers op de markt die hierin een kans zagen om zichzelf als ‘milieuvriendelijk’ te profileren, zonder dat dergelijke claims op enige onderbouwing berustten. Hier lag duidelijk een taak voor Stichting RHP als leidend kwaliteitskeurmerk. Door het ontwikkelen van een goede set milieucriteria - dekkend, goed onderbouwd en gedragen door de sector- kan veel onduidelijkheid worden weggenomen en oneerlijke concurrentie worden voorkomen. Dat is in het belang van zowel de producent als afnemer. Beide punten komen terug in onderstaande, meer uitgebreide toelichting op de motieven van Stichting RHP om haar productkeurmerk uit te gaan breiden met een milieumodule.
1.2.2 Aanhaken bij ontwikkelingen binnen het RHP-keurmerk Traditioneel richtte het RHP kwaliteitskeurmerk zich op de functionele kwaliteit van producten die worden toegepast in de professionele markt (sierteelt, groenteteelt, boomkwekerij). Het keurmerk stelde kwaliteitseisen die niet alleen betrekking hebben op het product, maar ook op het proces van winning, transport en verwerking. Op dit moment maakt het keurmerk een drievoudige ontwikkeling door, waarbij zowel het werkterrein, de opbouw als de inhoud van het keurmerk grondig worden herzien. Het werkterrein wordt verbreed naar producten voor de champignonteelt, de hobbysector (potgrond voor bijvoorbeeld tuincentra) en producten voor de groenvoorziening (hoveniers). De opbouw wordt modulair van karakter, waarbij clusters van eisen worden ontwikkeld die in wisselende samenstelling van toepassing worden verklaard voor specifieke productgroepen. Dit maakt het keurmerk makkelijker te onderhouden en bovendien eenvoudiger uit te breiden met nieuwe modules, in dit geval dus een milieumodule. Ook qua planning is het dus nu de tijd om milieu-aspecten aan het RHP-keurmerk toe te voegen.
RHP-PMZ
5
Stichting RHP
1.2.3 Aanhaken bij resultaten en bevindingen van voorgaande PMZ-projecten In de afgelopen anderhalf jaar heeft de Vereniging van Potgrondfabrikanten Nederland (VPN) in het kader van het programma Productgerichte Milieuzorg gewerkt aan het ontwikkelen en implementeren van productgerichte milieuzorg bij haar leden . Het project resulteerde in een instrument waarmee de leden, afhankelijk van hun bedrijfssituatie, mogelijkheden en ambitieniveau, kunnen werken aan het stapsgewijs en gestructureerd verbeteren van het milieuprofiel van hun product. Uiteraard is tijdens dat project ook aandacht besteed aan de milieu-impact verbonden aan de winning van grondstoffen. Duidelijk werd dat, hoewel deze milieu-impact aanzienlijk kan zijn, de individuele potgrondbedrijven niet over het instrumentarium beschikken om daarin structureel verandering te brengen. Kwaliteitscertificering kan daarin als breekijzer fungeren. Tevens kwam uit het VPN-project naar voren dat ‘het milieu’ bij veel bedrijven alleen dán structureel aandacht zal krijgen als milieu-aspecten onderdeel gaan uitmaken van de bestaande kwaliteitsnormering. De resultaten van het VPN-project vormden hiervoor uiteraard het vertrekpunt. Qua karakter is het project enigszins te vergelijken met het PMZ project van NOC*NSF dat eerder van start ging. Ook in dat project fungeert de uitbreiding van de bestaande kwaliteitsnormering met milieucriteria als hefboom voor continue milieuverbetering in de gehele productiekolom.
1.2.4 Aanhaken bij bestaande milieucertificering Stichting Milieukeur lanceerde begin 2000 een certificatieschema voor de productgroep ‘substraten’ (waaronder ook potgrond). Op dit moment werkt Milieukeur aan de ontwikkeling van een certificatieschema voor de productgroep ‘bodemstructuurverbeteraars’ zoals tuinaarde en compost. Stichting RHP zag in deze ontwikkeling aanvankelijk een goede kans om ‘het milieu’ meer onder de aandacht te brengen van zowel producenten als afnemers van potgrond en bodemverbeteraars. Stichting RHP nam dan ook actief deel aan de beide begeleidingscommissies die door Milieukeur ten behoeve van de ontwikkeling van de certificeringschema’s werd ingesteld. Zeer tot ongenoegen van Stichting RHP is in het uiteindelijke Milieukeurschema voor substraten geen directe en dwingende koppeling gelegd tussen milieu en productkwaliteit2. Dit is er mede de oorzaak van dat momenteel geen van de bij RHP aangesloten bedrijven het Milieukeur voert. Stichting RHP betreurt de ontstane situatie en vindt dat keurmerken elkaar zouden moeten versterken in plaats van elkaar te beconcurreren. Stichting RHP streefde lopende het project dan ook actief naar een zo goed mogelijke harmonisatie met, of zelfs integratie van, de Milieukeurcriteria in de milieucriteria die door RHP zullen worden ontwikkeld. Hierover heeft tijdens het project afstemming plaats gevonden met Stichting Milieukeur. Het Milieukeurschema voor substraat wordt in deze periode herzien. Ook hier lijkt de ontwikkeling van een milieumodule dus op het juiste moment te komen.
1.2.5 Beschrijving product en productketen Potgrond is een teeltmedium dat met name wordt toegepast in de glasgroenteteelt, de potplantenteelt, de opkweek van boomkwekerijgewassen en in de hobbysector. Jaarlijks produceert de Nederlandse potgrondindustrie hiervoor ongeveer 4 mln. m3 potgrond, met een afzetwaarde van ca. EUR 200 mln. De Nederlandse professionele tuinbouw is met 60% van het afzetvolume veruit de 2
Dit terwijl gewasverlies of uitval tijdens de teeltfase door de toepassing van kwalitatief inferieur substraat juist een vernietiging van ‘milieukapitaal’ geeft die de milieubelasting van het substraat zelf vele malen overtreft.
RHP-PMZ
6
Stichting RHP
belangrijkste afnemer. Ongeveer 30% van de productie wordt geëxporteerd, met name naar tuinbouwgebieden in Zuid Frankrijk, Noord Italië maar ook naar landen buiten Europa. De hobbysector neemt met een aandeel van ongeveer 10% een relatief beperkt deel van het afzetvolume voor zijn rekening. In de professionele markt wordt potgrond veelal in bulk aangeleverd. Ook levering in big bales, big bags of in de vorm van growing bags komt voor. In de hobbysector wordt potgrond altijd verpakt aangeleverd (in zakken tot ca. 50 liter). De belangrijkste grondstof is veen dat voor het grootste deel wordt aangevoerd uit Duitsland en de Baltische staten. Naast veen wordt een breed scala aan toeslagstoffen toegepast zoals klei, kalk, kokos, perlite en puimsteen. Een aantal van deze materialen zoals kokos en perlite worden ook in onvermengde vorm als substraat ingezet. Door middel van het selecteren van de juiste grondstoffen en mengverhoudingen kan een potgrondmix exact worden toegesneden op een specifieke toepassing en de behoefte van de klant. De receptuur verschilt vaak van klant tot klant, zodat potgrondbedrijven soms werken met vele honderden productmixen. De Nederlandse potgrondsector neemt internationaal een vooraanstaande plaats in, zowel qua volume, kennis als kwaliteit. Die sterke positie is te danken aan een combinatie van factoren: de gunstige ligging van Nederland ten opzichte van de belangrijkste veenproducenten, de nabijheid van een grote afzetmarkt én het hoge kennisniveau dat in Nederland op tuinbouwgebied is opgebouwd. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de productieketen van potgrond op basis van veen. winning grondstoffen, productie basismaterialen
drainage drainage
afvoer afvoer toplaag toplaag recycling
productie
winning winningwitveen witveen winning winningzwartveen zwartveen
wegtransport wegtransport
mengen mengenzwart/witveen zwart/witveen (en (entoeslagstoffen) toeslagstoffen)
opwerken opwerken
zeetransport zeetransport verpakken verpakken (bij (bijpotgrond) portgrond)
PE-folie PE-folie
recyclingplant recyclingplant inzamelen inzamelen
(voor potgrond)
distributie distributie gebruik gebruik professionele professionelemarkt markt
gebruik gebruik hobbymarkt hobbymarkt
Figuur 1 -
aflevering afleveringproduct product
Productieketen substraat op basis van veen.
1.2.6 Stand van zaken (productgerichte) milieuzorg Zoals in het bovenstaande vermeld, is door de leden van de Vereniging van Potgrondfabrikanten Nederland (VPN) in het kader van het programma Productgerichte Milieuzorg gewerkt aan het ontwikkelen en implementeren van productgerichte milieuzorg. Alle leden van de VPN nemen deel aan het RHP-keurmerk. In de rapportage over het project wordt onder meer het volgende opgemerkt: “Tijdens de bedrijfsbezoeken blijken de belangrijkste aanknopingspunten voor milieuzorg steeds weer de ‘bedrijfsinterne’ milieuaspecten (eigen energieverbruik, eigen afvalproductie etcetera). Ketenaspecten als de winning van grondstoffen en transport kwamen slechts beperkt uit de verf. … Hiervoor zijn een aantal duidelijke redenen aan te wijzen:
RHP-PMZ
7
Stichting RHP
voor een individueel bedrijf is het ‘bedrijfsinterne’ milieu het meest tastbaar en beïnvloedbaar (het hemd is immers nader dan de rok). Ketenaspecten als de productie van grondstoffen spreken vaak minder tot de verbeelding; bovendien blijken ketenaspecten voor individuele bedrijven vaak erg moeilijk te beheersen of te beïnvloeden. Zo gelden de meeste grondstoffen als een commodity. Door gebrek aan ketenmacht ontbeert het individuele potgrondbedrijf de sturingsmogelijkheden.” Milieu-certificering van grondstoffen zou hier uitkomst kunnen bieden. Het legt het vereiste niveau van milieukwaliteit immers dwingend op aan een breed spectrum van bedrijven verdeeld over de gehele productieketen. Verder wordt in de rapportage opgemerkt: “Productgericht milieuzorg is een doorlopend en gestructureerd proces van milieuverbetering. Tijdens het project is duidelijk geworden dat: a) er bij de meeste bedrijven zeker motivatie en draagvlak bestaat om ‘met het milieu door te gaan’, en dat: b) de urgentie en capaciteit om hieraan concrete invulling te geven in veel gevallen zal ontbreken. … Uitbreiding van RHP keurmerk met milieucomponenten zou een sterke impuls betekenen voor het onder de aandacht brengen (en houden) van milieuzaken over de volle breedte van het VPN-ledenbestand.” Duidelijk mag zijn dat het RHP-project niet uit de lucht kwam vallen, maar voortbouwde op de basis die in het VPN-project is gelegd. Het project nam de conclusies van het VPN-project als uitgangspunt voor het daadwerkelijk verankeren van een milieugerichte bedrijfsvoering in de gehele sector.
1.3
Samenwerking met projectpartners en derden
Het project is uitgevoerd door medewerkers van Stichting RHP en vertegenwoordigers van partijen elders uit de productketen, zoals potgrondbedrijven, onderzoeksinstellingen etcetera. Tijdens het project is ondersteuning verleend door bureau SV&A uit Haarlem. Dit bureau begeleidt ook andere bedrijven en branches bij productgerichte milieuzorgprojecten (waaronder eerder ook de Vereniging van Potgrondfabrikanten Nederland [VPN]). SV&A verzorgde procesbegeleiding en verleende inhoudelijke ondersteuning bij de ontwikkeling van de milieumodule. In het ontwikkelen, vaststellen, en onderhouden van milieunormering voor veenproducten speelden normcommissies een centrale rol. De commissie zijn gegroepeerd rond type bedrijven en/of producten (veengrondstoffen, veenproducten, hobbysector, dekaarde, …). Deze indeling sluit aan op de nieuwe modulaire opbouw van de RHP-systematiek. Deze commissies begeleiden conform de richtlijnen van de Raad van de Accreditatie de ontwikkeling en beheer van het RHP-keurmerk. In de normcommissies zijn naast R.H.P ook vertegenwoordigers van certificerende instellingen, ketenpartijen (verveenders, importeurs en potgrondbedrijven) en afnemers vertegenwoordigd.
RHP-PMZ
8
Stichting RHP
2 Opzet van het project 2.1
Uitgebreide doelstelling
Doel van het project was om een milieumodule te ontwikkelen en deze toe te voegen aan het bestaande RHP-kwaliteitsborgingssysteem. De milieumodule zal in principe betrekking hebben op alle productgroepen die op dit moment onder het RHP-keurmerk vallen en zich richten op de milieurelevante aspecten in alle productiefasen die de producten doorlopen (winning, transport, verwerking, afzet/toepassing, afdanking). Jaarlijks wordt in Nederland uit een brede waaier van grond- en toeslagstoffen meer dan 4 miljoen m3 substraat geproduceerd (ca. 5 kton). Het productievolume in aanverwante productgroepen als bodemverbeteraars, aanvulgrond en dekaarde bedraagt een veelvoud hiervan. Alleen al door de omvang van de productstroom is de milieubelasting van winning, transport, verwerking en distributie, aanzienlijk. Eerdere studies (waaronder Milieukeur) geven aan dat er in principe aanzienlijke winst valt te boeken. Het PMZ-project van de VPN gaf echter aan dat die milieuwinst nauwelijks in de praktijk valt te brengen zolang het ontbreekt aan een adequate en breed gedragen milieucertificering van grondstoffen en eindproducten. Het hier beschreven project wilde juist in deze leemte voorzien, en daarmee de milieuwinst die volgens velen in potentie aanwezig is, binnen handbereik van een groot aantal bedrijven brengen. Een minstens zo belangrijk winstpunt vindt RHP het dat er via de ontwikkeling van de milieumodule weerwoord kan worden geboden aan onterechte en ongefundeerde milieueisen en -claims die op dit moment de markt verstoren. RHP is ervan overtuigd dat deze eisen en claims op dit moment vaak contraproductief werken, dus eerder milieuschade aanrichten in plaats van die te voorkomen. De milieumodule zal bijdragen aan een evenwichtige, goed onderbouwde beoordeling van de milieuaspecten van de diverse grondstoffen. Bovendien zal de milieumodule richtinggevend zijn voor milieugerichte productinnovaties bij de aangesloten bedrijven.
2.2
Drie kenmerken van PMZ
In de beschreven aanpak kwamen alle essentiële PMZ-kenmerken tot hun recht, waaronder het formuleren van milieucriteria en -doelstellingen en het waarborgen dat deze criteria en doelstellingen ook daadwerkelijk in de productieketen worden doorgevoerd. De milieucriteria zijn enerzijds gebaseerd op bestaande LCA’s (op onderdelen verdiept via aanvullend onderzoek) en anderzijds op actuele marktontwikkelingen (zoals ‘Wise Use of Peatlands’ zie ook § 2.3). Transparantie en systematische werkwijze zijn gegarandeerd doordat het RHPkeurmerk tot stand komt conform de richtlijnen en procedures van de Raad van de Accreditatie (RvA). Eenmaal ingestelde normen worden periodiek door de normcommissie beoordeeld op actualiteit en mogelijkheden tot verbetering. In lijn met de scope van het RHP keurmerk, dat zich richt op de gehele productieketen, zullen ook de milieucriteria bij uitstek ketengeoriënteerd zijn. Ketenpartijen zijn intensief bij het project betrokken, zowel bij de ontwikkeling van de module zelf, als via het formele normalisatietraject (normcommissies). Actieve betrokkenheid van ketenpartijen geldt als een belangrijke voorwaarde voor het genereren van realistische milieucriteria die kunnen rekenen op draagvlak in de markt. Onderstreept moet worden dat zowel kwaliteits- als milieucriteria door Stichting RHP niet als een statische set eisen worden gezien, maar dat ze op grond van ontwikkelingen in markt, ervaring, kennis en kunde periodiek worden bijgesteld. Doel van het RHP certificering-
RHP-PMZ
9
Stichting RHP
systeem is immers te zorgen voor continue verbetering in zowel de bedrijfsvoering als de producten van de aangesloten bedrijven. Het vertalen van marktontwikkelingen naar actuele productnormen - in dit geval milieunormen - moet worden gezien als de kern van het RHP-product. Door het grote marktaandeel van RHP producten in de diverse productgroepen fungeert de ontwikkeling van een milieumodule als een krachtige katalysator voor de introductie van productgerichte milieueisen in de gehele productketen.
2.3
Beoogd projectresultaat
Het project zal resulteren in: - uitbreiding van het bestaande RHP-keurmerk met een productgerichte milieumodule; - implementatie / operationalisering van de milieumodule in de diverse productgroepen (grondstoffen, professioneel, hobby). De resultaten zullen conform de richtlijnen van de Raad van de Accreditatie worden vastgelegd in openbare eisen en normen en intensief worden gecommuniceerd richting de aangesloten bedrijven. Doordat het RHP-keurmerk internationaal wordt gezien als het leidende kwaliteitskeurmerk voor substraten en potgronden, zal uitbreiding met milieucomponenten in de gehele sector en door de hele productieketen heen een belangrijke impuls geven aan de ontwikkeling en invoering van een milieugerichte bedrijfsvoering. Conform de bevindingen tijdens de invoering van PMZ bij de leden van de VPN zal de uitbreiding van het RHP-keurmerk met de milieucomponent bovendien een belangrijke stok achter de deur vormen voor de invoering van PMZ door de leden van de VPN en andere bedrijven in de sector.
2.4
Fasering, onderdelen, werkwijze en onderzoek
Het project omvatte de volgende vijf fasen/onderdelen: projectstart en afbakening; waarbij een projectteam is geformeerd en de doelstellingen en verwachtingen van het project zijn afgebakend en uitgediept. In de projectgroep waren naast vertegenwoordigers van Stichting RHP ook bedrijven uit de sector actief. Een belangrijk onderdeel van de projectstart was het maken van een eerste afbakening van de scope van het verdere project. Zoals al eerder vermeld omvat het RHP-keurmerk een groot aantal grondstoffen (diverse soorten veen, klei, perlite, kokos, meststoffen, …..) en toepassingen (professioneel, groenvoorziening, hobbymarkt, ….). Dit leidt tot een zeer groot aantal combinaties van grondstof/toepassingsgebied. Het was op voorhand ondoenlijk om voor al deze combinaties een volledig uitgewerkte set milieucriteria te ontwikkelen. Daarom is een afbakening gemaakt van product/marktcombinaties waarop de te ontwikkelen milieucriteria van toepassing zullen zijn. Uitgangspunt was een eerste beknopte verkenning van het milieuprofiel van de diverse grondstoffen, de productievolumes in de diverse marktsegmenten en de relevante marktontwikkelingen. Een voorstel voor de te maken afbakening is ter goedkeuring voorgelegd aan de normcommissies;
RHP-PMZ
10
Stichting RHP
analyse; tijdens de analysefase is informatie verzameld op grond waarvan milieucriteria zijn geformuleerd. Er werd zowel een milieuanalyse als een omgevingsanalyse uitgevoerd; o milieu-analyse; op basis van een levenscyclusanalyse (LCA) zijnn de milieuzwaartepunten van de diverse producten vastgesteld. De analyse bouwde voort op eerdere LCA’s uitgevoerd door o.a. Van Maanen en SV&A3, en was met name gericht op een nadere uitwerking van aspecten die in de genoemde analyses maar beperkt waren uitgewerkt. Een goed onderbouwde en voldoende uitgewerkte LCA was een basisvoorwaarde voor een evenwichtige selectie van de milieuthema’s waarop de te ontwikkelen milieucriteria zich concentreerden. Tevens vormde het een referentiekader voor de te ontwikkelen criteria en een uitgangspunt voor monitoring van de geboekte vooruitgang in de toekomst; o omgevingsanalyse; een inventarisatie van relevante ontwikkelingen4. Deze werden beschreven in termen van inhoud, voortgang / planning, (beoogde) eindresultaten en implicaties voor de te ontwikkelen milieucriteria; selectie producten/thema’s. Op basis van de verzamelde informatie werd een voorstel geformuleerd van de producten en (milieu-)aandachtspunten waarop de te ontwikkelen criteria werden gefocust. Dit voorstel werd ter goedkeuring voorgelegd aan de normcommissies. Afhankelijk van deze consultatie heeft aanvullende analyse plaatsgevonden. formuleren concept criteria. voor de geselecteerde producten en aandachtspunten zijn (concept) milieucriteria uitgewerkt. Hierbij is zowel aandacht besteed aan de inhoudelijke invulling van de criteria als aan de wijze waarop die criteria aan de kwaliteitseisen werden gekoppeld. Bij dit laatste is de keuze gemaakt of de milieucriteria integraal en dwingend zullen worden opgenomen in het bestaande kwaliteitssysteem, of dat wordt gekozen voor een facultatieve aanvullende milieukwalificatie (RHP-green o.i.d.). Een en ander hing natuurlijk sterk af van de inhoudelijke eisen die het proces zal opleverde en de gevolgen hiervan voor de bedrijfsvoering van de aangesloten bedrijven. vaststellen en implementeren milieumodule. De normcommissies beslissen uiteindelijk over de exacte invulling van de milieumodule. De concept criteria worden aan de normcommissies gepresenteerd, bediscussieerd en waar nodig bijgesteld. Op bepaalde onderdelen zal het nodig zijn nieuwe concept criteria te ontwikkelen. Nadat de milieucriteria zijn vastgesteld begeleidt Stichting RHP de aangesloten leden bij de implementatie van de norm. Vervolgens zullen de individuele leden (dwingend dan wel facultatief) voor de desbetreffende module gecertificeerd moeten worden. Certificering vindt plaats door een onafhankelijk certificerend instituut. In het bovenstaande is al aangegeven dat de genoemde onderdelen vaak niet eenmalig werden doorlopen, maar dat er in de praktijk sprake was van een iteratief proces waarbij analyse en normstelling meerdere malen werden doorlopen voordat sprake was van een werkbare set milieucriteria.
3
In het kader van onderzoek voor Stichting Milieukeur.
4
Onder andere:
- de resultaten van het PMZ-project van de VPN (milieu CD-ROM), vertaling naar normering; - de International Mire Conservation Group - IMCG die werkt aan zogenaamde ‘wise use guidelines - een beslissingsmodel dat overheden moet ondersteunen bij een ecologisch verantwoorde toekenning van winningsconcessies voor veenderijen; - het Global Peat Initiative, dat ideeën ontwikkelt over een keurmerk voor duurzaam geproduceerd veen; - diverse nationale (o.a. Duitsland) en bilaterale initiatieven zoals het Nature 2000 initiatief van Denemarken en Estland. Maar ook: - lessen uit de ontwikkeling van milieucriteria voor min of meer vergelijkbare productgroepen, met name het FSC-keurmerk voor duurzaam geproduceerd hout.
RHP-PMZ
11
Stichting RHP
3 Resultaten 3.1
Belangrijkste resultaten gerelateerd aan de doelstelling
De doelstelling om een milieumodule te ontwikkelen is gehaald in het project. De ontwikkelde methodiek voor de weging van grondstoffen en het rekenmodel voor classificatie van potgronden en substraten is in principe uitontwikkeld. Implementatie in het bestaande RHP-Borgingssysteem is moeizamer gebleken. Deze doelstelling is niet gehaald. Met name de verandering van de vraag van marktpartijen heeft er toe geleidt dat in eerste instantie deelaspecten van de ontwikkelde module in het RHP systeem zullen worden opgenomen. Op het moment dat vraag naar een systeem weer aanwezig is zal het model zo mogelijk in het geheel worden ingezet.
3.2
Het ontwikkelde en te implementeren PMZ-model
Het classificatiesysteem brengt de milieukwaliteit van RHP-gecertificeerde producten op heldere wijze tot uitdrukking. Het classificatiesysteem biedt producenten maar zeker ook de (professionele) gebruiker transparantie over de milieukwaliteit van het RHP-substraat. Het classificatiesysteem houdt daartoe rekening met alle relevante milieuaspecten gedurende de gehele levenscyclus van het RHP-substraat. De indeling in een bepaalde milieuklasse is gebaseerd op heldere en openbare criteria. Die criteria zijn deels kwantitatief, deels kwalitatief. De kwantitatieve criteria zijn gebaseerd op LCA’s (levenscyclusanalyses) die van alle toegepaste grond- en hulpstoffen zijn gemaakt. De kwalitatieve criteria geven invulling aan niet (of moeilijk) te kwantificeren, maar desondanks relevante milieuaspecten; denk bijvoorbeeld aan kwaliteit van de milieubedrijfsvoering in de verschillende schakels van de productieketen; De hoogste milieukwalificatie drukt uit dat het milieuprofiel van het product beduidend beter is dan het marktgemiddelde. Omgekeerd geeft de laagste kwalificatie aan dat het product aanzienlijk onder het gemiddelde scoort.
3.2.1 Verankering Het ontwikkelde model zal in principe in de toekomst worden verankerd in de bestaande RHP product certificering. Het ontwikkelde model is zomogelijk ook toepasbaar op Europees niveau. De mogelijkheden hiertoe zijn ondermeer besproken bij de herziening van het Europese ECO label in 2005.
3.2.2 Productverbetering Het toekennen van een kwalificatie in de vorm van een score maakt productverbetering op vlak van milieuaspecten eenvoudig zichtbaar. Appreciatie van de milieuscore door de keten na de potgrondindustrie zal leiden tot verbetering van de milieuaspecten van betreffende producten.
3.2.3 Ketenaanpak Het is de bedoeling dat het systeem van weging en score dat is ontwikkeld geadapteerd wordt door kwekers en afnemers van bloemisterijproducten. In dat kader is intensief overleg gevoerd bij de herziening van het Europese ECO-label voor potgronden in 2005. Hierbij is het ontwikkelde systeem aangedragen als model voor het ECO label.
RHP-PMZ
12
Stichting RHP
3.3
Het ontwikkelde instrumentarium
3.3.1 Uitwerking In het verlengde van de MPS-systematiek5 wordt een A-B-C classificatie voorgesteld op basis van een puntentotaal (tussen 0 en 100). Een A-classificatie volgt bij een score hoger dan 70 punten. Een C-classificatie betekent een score lager dan 30 punten. De MPSsystematiek geniet grote bekendheid bij de professionele afnemer.
3.3.2 Weging en scores Uit de milieuanalyses kwamen vier aspecten naar voren die van belang zijn voor het milieuprofiel van groeimedia. Maatregelen gedurende de productie Maatregelen welke worden genomen om de impact op het milieu tijdens productie / afgraving van grondstoffen te voorkomen (planning, management, after-use) zijn relevant voor alle grondstoffen die niet afkomstig zijn van afvalstromen. Het systeem past daarvoor bestaande richtlijnen toe. Voor grondstoffen afkomstig uit mijnbouw, zoals perlite, worden de richtlijnen van de European mining industry (anonimus, 1999)1 toegepast, voor hout het certificeringssysteem van FSC (Forest Stewardship Council), of de PEFC (Pan European Forestry Council). Voor de grootste grondstof, veen, worden richtlijnen overgenomen uit WUMP (Wise Use of Mires and Peatlands) (Joosten et all, 2002)2 welke op dit moment in ontwikkeling zijn. Scores afkomstig van Levenscyclus analyses (LCA) Voor de volgende materialen zijn LCA’s opgesteld; boomschors, kokosproducten (gruis, vezel en brokjes), compost (GFT compost en groencompost), kleikorrels, veen, perlite, vermiculite, puimsteen, rijstkaf, steenwol, houtvezel en additieven zoals zand, klei en meststoffen. De data zijn dusdanig gestructureerd zodat een milieuprofiel van enkelvoudige materialen alsmede van mengsels ervan kan worden opgesteld. De LCA’s zijn opgesteld en gedocumenteerd conform SETAC principe (SETAC; The Society of Environmental Toxicology and Chemistry; een internationaal wetenschappelijk netwerk, leidinggevend op het gebied van standaardisatie van LCA vorming). Daarbij zijn doel, functionele unit, systeemgrenzen, bronnen, aannames en gevoeligheidsanalyses gedefinieerd en vastgelegd op een standaardwijze. In het projcet zijn de LCA’s gebaseerd op productie en toepassing in Noordwest-Europa (inclusief transport van winningslocatie naar productielocatie). Om zaken in Europees perspectief te kunnen plaatsen moeten transportafstanden en modaliteit worden aangepast naar een Europees gemiddelde. De structuur van de aangelegde database maakt een eenvoudige omzetting mogelijk.
1 2
Anonimus 1999. Guidelines to Sustainable Management for the European Mining Industry. Euromines, Geneva, 1999. Joosten, H. and D. Clarke, 2002. Wise Use of Mires and Peatlands - Backgrounds and Principles including a Framework for Decision-making. International Mire Conservation Group and International Peat Society.
RHP-PMZ
13
Stichting RHP
De vaststelling van systeemgrenzen zijn bij de opzet van een LCA van groot belang. Voor primaire grondstoffen zoals veen start het systeem wanneer een veenderij wordt ontgonnen. Bij afvalproducten zoals kokosgruis begint het systeem bij de afvalhoop van de kokosvezelmolen. In dat geval wordt het voorgaande teelttraject niet toegerekend omdat dit niet primair plaats vindt voor kokosgruis (zie figuren 1 en 2). systeemgrens production drainage drainage
transport
recycling
Road transport wegtransport
Discharge toplayer afvoer toplaag
Production white peat winning witveen
Small ships zeetransport
Production of media
upgrading opwerken
Mixing peat mengen zwart/witveen (and components (enother toeslagstoffen)
gathering
Sea transport zeetransport
Production black peat winning zwartveen
packing verpakken (bij(optional) portgrond)
application
packingPE-folie (optional)
Consumer market Professional market
distribution distributie
Figuur 2 -
Systeemgrens voor de LCA van potgrond gebaseerd op veen.
plantation zeetransport
Copra / Oil
waste
recyclingplant recyclingplant reselling opwerken
fibreextraction
Gaining dust
processing
transport binnenl. transport collection inzameling Coir dust bast/gruis stockage composteren
loosening breken Sea transport zeetransport buffering bufferen
screening zeven
drying drogen
washing spoelen
pressing persen
transport bulktransport Potting soil industry potgrondmengers
transport transport to harbour naar haven
Figuur 3 -
Systeemgrens voor de LCA van kokosgruis.
De LCA’s geven aanduidbare verschillen in de milieuprofielen van verschillende grondstoffen. Voorbeelden van een aantal resultaten zijn weergegeven in de figuren 3 tot en met 6.
RHP-PMZ
14
Stichting RHP
Figuur 4 -
Milieuprofiel van tuinturf na productie en transport naar potgrondindustrie.
Figuur 5 -
Milieuprofiel van witveen en tuinturf na productie en transport naar potgrondindustrie.
In de figuren 3 en 4 wordt het duidelijk dat voor veen het milieuprofiel met name wordt bepaald door het broeikaseffect, door oxidatie van het veen en gebruik van energie voor met name transport. Voor een afval product als kokosgruis (fig. 6) telt oxidatie van het product niet mee, omdat dit sowieso plaats zou vinden. Hierbij wordt de grootste impact op het milieu veroorzaakt door transport. Met name zeetransport veroorzaakt een hoge mate van milieuverontreiniging hetgeen tot uiting komt in de LCA.
RHP-PMZ
15
Stichting RHP
Figuur 6 -
Milieuprofiel van een op veen gebaseerde potgrond bestaande uit 30% witveen, 70% -3 -3 -3 tuinturf, NPK mengmeststof 1,5 kg.m , kalk 7 kg.m , zand 80 kg.m , verpakt in LDPE -3 folie 2 kg.m .
Figuur 7 -
Milieuprofiel van substraat gebaseerd op 100% kokosgruis.
Op het moment dat de milieuprofielen van de grondstoffen bekend zijn, kan het profiel van een mengsel worden opgesteld (fig. 5). Omdat het onmogelijk is alle aspecten uit een LCA ten opzichte van elkaar te wegen, is de keuze gemaakt alleen de die parameters te gaan gebruiken die in wezen ook anderen reflecteren én die de hoofdverschillen tussen grondstoffen weergeven. Van de LCA score op milieu thema’s zijn “broeikaseffect” en “humaantoxiciteit” gekozen als belangrijkste representanten in de uiteindelijke milieuklassificatie.
RHP-PMZ
16
Stichting RHP
Sommige componenten zoals kalk en meststoffen geven een zeer geringe invloed op het milieuprofiel van samengestelde groeimedia (fig. 5). Om het systeem relevant te houden en snel implementeerbaar te maken zijn deze grondstoffen niet verder opgenomen. Opnemen van te veel factoren en parameters zou acceptatie van een systeem in de industrie negatief beïnvloeden. In plaats van het maken van exacte LCA’s voor elke specifieke bron/herkomst van een materiaal is gekozen voor het opstellen van een algemene LCA per grondstof. Op die wijze worden heldere en eenvoudig hanteerbare waarden gecreëerd voor de potgrondindustrie welke uiteindelijk het milieuprofiel voor de samengestelde potgronden en substraten moet vaststellen. Alleen grote verschillen in transportafstand of transporttype kunnen nog een differentiatie geven binnen een grondstof. Zo zal boomschors die per as uit Frankrijk wordt aangevoerd een andere LCA krijgen vergeleken met boomschors die per schip uit Portugal komt. Maatregelen tijdens productie van het medium Milieuzorg tijdens het samenstellen van het uiteindelijke groeimedium vormt ook een wegingsfactor. Het voeren van goede milieuzorg is geen noodzaak, maar geeft de mogelijkheid om bonuspunten te verkrijgen. Recycling of growing media Indien het mogelijk is zouden groeimedia na gebruik recycling moeten ondergaan. Dit is mogelijk voor die media die worden toegepast in de teelt van snijbloemen en groenten. De leverancier kan daarbij de mogelijkheid creëren het medium terug te nemen en te recyclen. In dat geval ontloopt het bedrijf een aantal maluspunten. Scores en classificatie Scores De maximaal haalbare scores zijn vermeld in de volgende tabel. Tabel 1 -
Maximum scores van de verschillende grondstoffen op basis van de vijf onderscheidende milieuaspecten.
raw materials peat, wood fiber coir, bark, rice hulls, greencompost perlite, vermiculite, pumice, expanded clay granules
planning, management after-use of raw materials prod. sites (malus) -40
LCA greenhouse 50
LCA humantox. 50
environmental care (bonus) 20
take back and recycle (malus) 0
0
50
50
20
0
-40
50
50
20
-20
De opzet van de score is als volgt ontwikkeld. Essentieel zijn de LCA’s met de score op de twee genoemde elementen broeikaseffect en humaantoxiciteit krijgt een grondstof maximaal 100 punten. Een milieuzorgsysteem bij de productie van groeimedia geeft 20 bonuspunten. Voor twee groepen grondstoffen is het noodzakelijk aan te tonen dat milieumaatregelen bij de productie geïmplementeerd zijn om een malusvan 40 punten te voorkomen. Dit kan derhalve leiden tot een lagere score. Bij grondstoffen die primair worden gewonnen moet worden aangetoond dat bij afgraving/productie milieumaatregelen worden genomen. In de praktijk betekend dit de hoogste classificatie niet kan worden gerealiseerd op het moment dat er onvoldoende garanties zijn in het kader van milieubesparende productie/afgraving van grondstoffen.
RHP-PMZ
17
Stichting RHP
Minerale producten die mogelijk teruggenomen en hergebruikt kunnen worden krijgen geen malus van 20 punten op het moment dat dit ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
3.3.3 Referentieproduct Een A-classificatie drukt uit dat het product een aanzienlijk beter milieuprofiel heeft dan het marktgemiddelde. De scores komen dan ook tot stand door een grondstof of product te vergelijken met een standaard referentieproduct dat het marktgemiddelde representeert. Het scoringsmechanisme is daarbij zodanig opgezet dat het referentieproduct een gemiddelde score boekt (dus 50 punten van de 100 - classificatie B) en dat de maximale score wordt geboekt door de meest gunstige grondstof (in dit geval rijstkaf - 100 punten - classificatie A). Tussenliggende waarden worden lineair gewaardeerd. Producten met een slechter milieuprofiel dan het standaardproduct boeken natuurlijk ook een lagere score. Onder de 30 punten leidt dit tot een C-classificatie.
3.3.4 Classificatie Ten behoeve van een snelle en overzichtelijke classificatie is een rekenmodule ontwikkeld die na het invoeren van de substraatsamenstelling en enkele gegevens met betrekking tot de bonus/malusscores direct de milieuclassificatie geeft (zie tabel). Tabel 2 -
Voorbeeld rekenmodule milieuclassificatie
Productsamenstelling Peat white (m3) Peat black (m3) Boomschors gecomposteerdF (m3) Rijstkaf (m3) Toeslagstoffen Totaal
A B C
3.4
m3/m3 0,15 0,55 0,1 0,2 p.m.
Score
classificatie B B A A
1
78
A
> 70 punten 30 - 70 punten < 30 punten
Implementatie
Daadwerkelijke implementatie is nochtans niet mogelijk gebleken. Diverse partijen in de keten zagen een milieuscore als bedreiging voor producten en handelsstromen. Vanuit de potgrondindustrie overheersde de opinie dat een milieukwalificatie de functionele productkwaliteit gaat overheersen. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat de functionele kwaliteit van producten afneemt om een betere milieuscore te kunnen behalen. Daarmee zou het risico voor een mislukte teelt en daardoor uiteindelijk een grotere milieuschade toenemen. De handelsketens, groot winkelbedrijven in binnen- en buitenland, waren niet genegen om een kwalificatie op te nemen bij een productbeschrijving. In deze geleding overheersde de
RHP-PMZ
18
Stichting RHP
angst dat men niet aan de vraag kon voldoen en dat overige producten onterecht als ‘slecht’ en ‘milieuonvriendelijk’ worden afgeschilderd. Vrijwel alle partijen gaven aan dat implementatie van het model te vroeg was en daardoor op te weinig draagvlak kon rekenen.
3.5
Behaalde concrete milieudoelstelling
Concreet zal de ontwikkeling van het instrumentarium leiden tot het inbouwen van basismilieueisen bij de winning van Veenproducten. Hierover wordt ondermeer gesproken met IMCG (international Mires Conservation Group) en IPS (International Peat Society). Binnen de projectduur van het PMZ-project is het niet mogelijk geweest om reeds productwijzigingen doorgevoerd te krijgen. Hetgeen wel gelukt is betreft het uitdragen van de PMZ-gedachte. Door toedoen van het PMZ-project en met name door toedoen van de uitgevoerde milieuberekeningen is het voor partijen duidelijk geworden op welke aspecten de productverbetering zich kan richten. Door de gevoerde discussies is de potgrondsector zelf, maar ook de navolgende keten zich bewuster van de materie. Het project heeft indirect bijgedragen aan de verandering van potgronden die nu gaande is. Meer en meer kwekers kiezen voor een potgrond die meer secundaire grondstoffen bevat.
3.6
Economische aspecten van de PMZ aanpak
Bewuster omgaan met de materie heeft geleidt tot goede fundamentele discussie met marktpartijen. Hierdoor is het Nederlands product zeker versterkt. De Nederlandse potplantenindustrie heeft door de gevoerde discussie met buitenlandse marktpartijen haar positie weten te behouden en/of weten uit te breiden.
3.7
Beoogde vervolgacties n.a.v. het project
Stichting RHP gaat onderzoeken in hoeverre nu al deelaspecten uit het model wel geïmplementeerd kunnen worden in de huidige RHP-borging. Het gaat daarbij in eerste instantie over de elementen die betrekking hebben op planning, beheer en nazorg in de grondstoffenwinning. Op het moment dat er meer gedragenheid ontstaat, zal ook het wegingsysteem en de classificatie worden ingevoerd.
RHP-PMZ
19
Stichting RHP
4 Conclusies 4.1
Conclusies
Het PMZ-project bij Stichting RHP heeft geresulteerd in een sterk verbeterd milieu-inzicht aangaande producten zoals deze door de potgrond en substraatindustrie op de markt worden gebracht. De belangrijkste conclusies zoals deze voort zijn gevloeid uit het project staan hieronder opgesomd. - Het binnen het project ontwikkelde rekenmodel geeft op een heldere toegankelijke wijze inzicht in het verschil van milieubelasting van grondstoffen en daarmee samengestelde potgronden en substraten. - LCA analyse vormt een belangrijk onderdeel in de vaststelling van de score van grondstoffen. - Ten aanzien van de beoordeling van de milieuaspecten bij de winning van diverse grondstoffen kan aansluiting worden gevonden bij diverse al bestaande of in ontwikkeling zijnde richtlijnen. - Het model is vertaalbaar naar Europese schaal. - Voor implementatie van het ontworpen model is samenspraak en overeenstemming met andere partijen in de keten noodzakelijk. - Deel implementatie van milieuaspecten rond de winning van grondstoffen zoals op genomen in het model is mogelijk.
4.2
Aanbevelingen
- Binnen de diverse discussieforums dient het onderwerp milieukwalificatie op de agenda te blijven. Bij een hernieuwde intensivering van de vraag naar op milieuaspecten gekwalificeerde potgronden dient de mogelijkheid tot implementatie van het ontwikkelde model te worden overwogen. - Tot een daadwerkelijke implementatie zou het model proefsgewijze worden ingezet. Op die wijze wordt ervaring opgedaan met de toepassing en kan een gefundeerde discussie worden gevoerd op het moment dat implementatie aan de orde komt.
RHP-PMZ
20
Stichting RHP
Bijlage 1 - Documentatie input formulier Novem projectnummer:
0366-03-05-01-004
Volledige rapporttitel:
PMZ-RHP, verankering van PMZ in de bedrijfsvoering van de aangesloten bedrijven middels uitbreiding van de kwaliteitsnormering met milieucomponenten
Auteurs:
R. Aarts (SV&A) H.T.M. Boon (Stichting RHP) J.B.G.M. Verhagen (Stichting RHP)
Contractant: Opdrachtgever: Publicatiedatum: Niet openbaar tot: Aantal pagina’s:
Stichting RHP Stichting RHP 31 augustus 2006 nvt. 21
Te verkrijgen bij: Postadres: Postcode en plaatsnaam: Onder referentienummer: Prijs:
Stichting RHP Postbus 98 2670 AB Naaldwijk nvt. 25,- (exclusief b.t.w)
Opmerkingen:
Het rapport beschrijft de algemene opzet en werkwijze en conclusies binnen het project.
Trefwoorden:
Levenscyclus analyse, potgrond, milieuclassificatie, tuinbouw, consumenten, productkwaliteit, keurmerk.
Samenvatting:
RHP heeft een classificatiesysteem ontwikkeld dat uitspraak doet over de milieubelasting/milieukwaliteit van potgronden en substraten. Het systeem geeft producenten en (professionele) gebruikers transparantie over de milieubelasting/milieukwaliteit van een potgrond of substraat. Afhankelijk van het milieuprofiel worden groeimedia geclassificeerd als A, B of C. Deze classificatie is gebaseerd op heldere en publiek toegankelijke criteria. De onderliggende criteria zijn deels kwantitatief en deels kwalitatief. De kwalitatieve criteria zijn gebaseerd op LCA’s (levenscyclus analyses), welke zijn opgesteld voor alle van belang zijnde grondstoffen en additieven. De kwalitatieve criteria omvatten aspecten die moeilijker te kwantificeren zijn, maar wel relevant zijn voor het milieu, zoals milieuzorg in de diverse ketens van de productie (inclusief terugname en hergebruik).
RHP-PMZ
21
Stichting RHP