Plan van aanpak tekortreductie Gemeente Oegstgeest September 2015 Gemeenten die tekorten hebben op hun budget op grond van de Wet werk en bijstand/Participatiewet (inkomensdeel) dienen deze tekorten in beginsel op te vangen uit eigen middelen. Sedert 2004 bestaat de mogelijkheid dat tekortgemeenten, onder voorwaarden, in aanmerking kunnen komen voor een aanvullend budget. Hiertoe is eerst de incidentele aanvullende uitkering ingevoerd (IAU), later aangevuld met de meerjarige aanvullende uitkering (MAU). Oegstgeest heeft in het verleden een aantal maal beroep gedaan op de IAU uitkering omdat er sprake was van een tekort van meer dan 10%. Voor het tekort boven de 10% kon een aanvullende uitkering worden aangevraagd. Aanvullende uitkering wordt vangnetregeling Met ingang van 1 januari 2015 is het stelsel van aanvullende uitkeringen ingrijpend gewijzigd. Een tijdelijke en eenvoudige vangnetuitkering is in de plaats gekomen van de IAU en de MAU. Kort samengevat komt de eenvoudige vangnetregeling op het volgende neer: de tijdelijke vangnetregeling geldt voor de jaren 2015 en 2016, in 2017 wordt een meer definitieve vangnetregeling verwacht; de vangnetuitkering kan worden aangevraagd indien er sprake is van een tekort van meer dan 5%1 van het aan die gemeente toegekende budget (het budget als bedoeld in artikel 69 PW); het eigenrisico bedraagt altijd minimaal 5%; er is sprake van een getrapte vergoeding, waarbij tekorten tot en met 10% voor de helft worden vergoed en tekorten daarboven volledig; voorwaarde is dat de gemeente kan aantonen dat zij in 2015 een op proces in gang heeft gezet dat gericht is op tekortreductie; dit dient te blijken uit een document waarin het college de raad hierover informeert en een document waaruit de opvattingen van de raad hieromtrent blijken; de aanvraag wordt ingediend bij de toetsingscommissie die enkel een procedurele toets hanteert; de mogelijke oorzaak van het tekort is niet van belang voor het recht op vangnetuitkering; de wijze waarop de gemeente het tekort tracht te reduceren is evenmin van belang voor het recht op vangnetuitkering; de vangnetuitkeringen over 2015 worden uitbetaald in 2017, en bekostigd uit het landelijk beschikbare budget voor de uitkeringen. Ontwikkeling van het tekort op het inkomensdeel
2012 2013 2014 Raming 2015
Inkomsten I-deel Uitgaven I-deel Tekort I-deel % Tekort €2.357.008 €2.594.630 €237.622 10,0% €2.644.631 €2.978.460 €333.829 12,6% €3.022.480 €3.323.957 €301.477 9,9% €2.895.209
€3.447.954
€552.745
19,1%
Aanvankelijk was sprake van een grens van 10%. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat dit zal worden aangepast in 5%. Deze overeengekomen aanpassing moeten nog worden geregeld in het Besluit Participatiewet. Publicatie wordt voor oktober 2015 voorzien. 1
1
Uit voorgaand overzicht valt op te maken dat er de laatste jaren telkens een tekort was van plm. 10%. In 2015 is met 19,1% een duidelijke stijging van het tekort waar te nemen. Reden te meer om actief in te zetten op een reductie van dit tekort door meer uitstroom te realiseren. Mocht eind 2015 het tekort nog altijd 19,1% bedragen dan zou Oegstgeest, op basis van de nieuwe tijdelijke vangnetregeling, in aanmerking kunnen komen voor een uitkering van ruim €335.000. Dit wordt in de tabel hieronder nader toegelicht. 2015 5% 5-10% 10-19,1% Totaal
Eigen risico Vangnet € 144.760 € 72.380 € 72.380 € 263.225 €217.140 € 335.605
Globale analyse oorzaak tekort inkomensdeel Over de periode 1-1-2015 tot 1-8-2015 is het aantal huishoudens gestegen van 252 naar 266. Dit is inclusief IOAW/IOAZ uitkeringsgerechtigden en startende ondernemers in het kader van de BBZ. De toename met 14 klanten verklaart de stijging van het tekort op het uitkeringsbudget met plm. €200.000,- (een huishouden kost plm. €14.000 op jaarbasis). Op 29 mei 2015 maakte het CBS bekend dat landelijk het aantal bijstandsuitkeringen in het eerste kwartaal van 2015 met 2,03% is gestegen. Dit verklaart voor een deel de toename van het bestand in Oegstgeest. Hoe de stijging zich in het tweede kwartaal ontwikkeld heeft, is nog niet bekend. Wel laten de laatste jaren een stijgende trend van het aantal bijstandsuitkeringen zien. De grootste toename deed zich voor in de 1e helft van 2014. Het aantal bijstandsuitkeringen steeg toen landelijk met 15 duizend. In het derde kwartaal van 2014 daalde het aantal licht, waarschijnlijk als gevolg van een seizoeneffect omdat er dan meer werk beschikbaar is, om in het 4e kwartaal van 2014 weer toe te nemen. De stijging in 2014 was de zesde op rij in een jaarreeks die begon in 2009. Daarnaast wordt een deel van het tekort verklaard door de naar rato lagere rijksbijdrage als gevolg van de voor 2015 toegepaste nieuwe objectieve verdeelsystematiek. Stijging aantal uitkeringsgerechtigden: oorzaken en prognose Er zijn een aantal oorzaken aan te wijzen voor de toename van het aantal uitkeringsgerechtigden. Allereerst is dat de nog altijd slechte economische situatie. Daarnaast is de forse stijging van het aantal te huisvesten asielgerechtigden hieraan debet. Bedroeg in voorgaande jaren de huisvestingstaakstelling gemiddeld 15 personen per jaar, in 2015 is dit al gestegen naar ruim 40 per jaar (peilmaand september). Het ministerie heeft voor de verhoogde huisvestingstaakstelling geen extra middelen aan het macrobudget toegevoegd. Ook de invoering van de Participatiewet leidt tot een lichte stijging. Er zijn tot op heden twee jongeren ingestroomd in een uitkering die voorheen in aanmerking zouden zijn gekomen voor een uitkering op grond van de WAJONG. De verwachting is dat dit aantal eind 2015 is gestegen tot vier in totaal. Daarnaast stijgt het bestand langzaam door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. In 2015 blijven 65plussers al 3 maanden langer in de uitkering. In 2016 wordt dit 6 maanden. Vervolgens wordt de AOW-gerechtigde leeftijd telkens met 3 maanden per jaar verder verhoogd en vanaf 2019 met vier maanden per jaar. Al met al zorgt dit op termijn voor een forse stijging van de uitkeringspopulatie. Vooral omdat het bestand tegelijkertijd zal stijgen door verkorting van het WW recht. De verwachting is dat hierdoor met name het aantal 50-plussers in de bijstand zal stijgen, al is dit natuurlijk ook sterk afhankelijk van de verdere economische ontwikkelingen.
2
Herkomst stijging uitkeringsbestand Stijging ivm verkorting WW instroom in IOAW Stijging tgv extra huisvestingstaakstelling Stijging ivm AOW gerechtigde leeftijd Stijging ivm verkorting WW instroom in IOAW
Hieronder een bijgestelde prognose van de eerder in het beleidsplan ‘Participatie en Inkomensondersteuning’ gepresenteerde prognose bestandsontwikkeling. Prognose eind Wwb / Ioaw / Ioaz* (FTE) Wsw Gr-KDB*** (FTE) Wsw DZB*** Nieuw beschut Nieuw jongeren met beperking. **** Totaal * ** ***
****
2015
2016
**274
2017
**287
2018
2019
**302
**313
2020
**314 24
**315
(25,6)
30
(25,6)
30
(24)
28
(22,4 ) 26
(21)
(19,7) 22
(13,3)
16
(13,6)
16
(12,6) 15
(11,6) 14
(10,9) 13
0
0
1
1
2
3
4
8
12
17
21
25
324
341
358
371
374
377
(9,9)
12
Exclusief partners Prognose Wwb tot 2019 op basis van septembercirculaire 2014, (2019 en 2020 zijn fictief) Afbouw is gebaseerd op uitstroom i.v.m. AOW en 5% uitstroom om andere redenen, deze prognose wijkt licht af van de prognose afbouw Wsw bestand van SEO van juni 2014 http://www.seo.nl/pagina/article/afbouw-van-het-wsw-bestand/ volgens deze afbouw zouden eind 2019 nog plm. 34 personen in de Wsw zitten, versus het door ons begrootte aantal van 40. Raming aantal personen dat in het verleden in de WAJONG zou zijn ingestroomd maar op grond wetswijziging per 1-1-2015 recht heeft op een uitkering ingevolge de Participatiewet
Het realiseren van meer uitstroom en activering in samenwerking met Erasmus Universiteit en SV-Land Om de stijging van de uitkeringspopulatie te reduceren neemt het team Werk en Inkomen vanaf september 2015 deel aan de eenjarige pilot van de Erasmusuniversiteit en SV Land waarbij via wetenschappelijk onderzoek aangetoond moet worden dat regelmatig persoonlijk contact met cliënten van de Sociale Dienst zal leiden tot een hogere uitstroom en minder fraude. Tegelijkertijd is het doel meer uitkeringsgerechtigden te activeren (middels vrijwilligerswerk, scholing ed.) zodat bij het aantrekken van de economie een snelle toeleiding naar de arbeidsmarkt gereasliseerd kan worden.
3
De pilot van de Erasmus universiteit bestaat uit het hanteren van de zogenoemde FIP-methode (Frequent, Intensief en Persoonlijk contact). Dit houdt in dat een cliënt minimaal iedere drie maanden een gesprek heeft met de klantmanager. De verwachting is dat met deze methode uitkeringsgerechtigden sneller uit de bijstand stromen, meer geactiveerd worden, dat een beter beeld wordt verkregen van eventuele belemmeringen, dat er ruimte komt voor het in beeld brengen van alle leefdomeinen en dat fraude met uitkeringen wordt tegengegaan. De methode biedt tevens gelegenheid om invulling te geven aan een integrale aanpak, zoals die ook met de invoering van de 3D’s wordt beoogd. De pilot loopt inmiddels al bij de gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht. Universitair hoofddocent Bestuurskunde Menno Fenger van de Erasmus Universiteit onderzoekt bij elke deelnemende gemeente in beginsel twee groepen. Eén groep (de controlegroep) die volgens de gangbare werkwijze wordt geholpen en één groep die vaker wordt gezien ( in ieder geval 4 keer per jaar). Omdat Oegstgeest te klein is voor een controlegroep, wordt hier voor alle klanten, met uitzondering van personen in de inrichting, de FIP methode geïntroduceerd. Dit betekent dat ook alle klantmanagers anders gaan werken. Tot op heden was een deel van de klantmanagers uitsluitend bezig met inkomensondersteuning, deze klantmanagers krijgen nu ook re-integratie en participatie ondersteunende taken. Elke klant krijgt voortaan zijn eigen klantmanager/regisseur. Deze brengt samen met de klant de persoonlijke situatie in kaart en gaat op zoek naar drijfveren en beoogde resultaten. Dat kunnen zowel korte als lange termijn resultaten zijn. Voor personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt moet daarbij gedacht worden aan het in kleine stapjes weer in beweging krijgen van de klant. Voor personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt zullen de resultaten vooral gericht zijn op activiteiten die de uitstroom bevorderen en het stimuleren van vrijwilligerswerk zolang uitstroom nog niet gerealiseerd is. Om de klantmanagers voor te bereiden op deze nieuwe rol is coaching en gesprekstraining gewenst. SV Land neemt kosteloos de coaching en training voor haar rekening. Een adviseur van SV Land heeft periodiek overleg met de klantmanagers om ervaringen te delen, te coachen en resultaten te bespreken. We streven ernaar dat dankzij deze nieuwe manier van werken: de participatie van uitkeringsgerechtigden stijgt; meer maatwerk wordt gerealiseerd; er beter zicht is op de capaciteiten, mogelijkheden en belemmeringen van het bestand op termijn een meer geïntegreerde aanpak met de andere 3D-s wordt gerealiseerd. Aan het eind van de pilot hebben we de volgende resultaten bereikt: Voor 250 personen is een individueel traject uitgestippeld; 90 deelnemers hebben vrijwilligerswerk verricht; 100 deelnemers volgen een intensief begeleidingstraject naar werk of sociale activering; 10% van de pilotdeelnemers is uitgestroomd naar werk of ziet af van een uitkering; er zijn 4 garantiebanen gerealiseerd. Van de 100 deelnemers aan een intensief begeleidingstraject is 30% na afloop uitgestroomd naar werk (regulier, gesubsidieerd of vrijwillig). Deze resultaten zijn overigens niet direct na afloop van de pilot zichtbaar omdat een deel van de trajecten pas later in de pilot zal worden opgestart. De werkgeversbenadering Centrale acquisitie In beginsel is afgesproken dat het UWV en het Werkgeversservicepunt Leidse regio (DZB) de acquisitie en werkgeversbenadering verzorgen, evenals de organisatie van werkgeversbijeenkomsten, netwerkbijeenkomsten, mailings ed. Deze werkwijze sluit aan bij de wens van het rijk om werkgevers meer centraal en eenduidig te benaderen. Dit om te voorkomen dat werkgevers de poorten gaan sluiten omdat de benadering als te opdringerig en tijdrovend wordt ervaren. 4
Elke werkgever in de regio heeft één à twee vaste contactpersonen. Dit neemt niet weg dat ook Oegstgeest zelf nog acquisitie verricht maar dan wel samen met het UWV. Bij elk acquisitiebezoek is zowel een medewerker uit Oegstgeest als een accountmanager van het UWV aanwezig. Naast het werven van vacatures hebben deze gesprekken als doel informatie uit te wisselen rondom garantiebanen, doelgroepen, jobcarving, premiekortingen ed. Vanwege eerdergenoemde afspraken rondom acquisitie is het mogelijk dat Oegstgeest deze rol op termijn aan DZB overdraagt. Werkgeverscontacten ten behoeve van bemiddeling- en begeleiding Nu klanten vaker en intensiever gesproken gaan worden zal Oegstgeest ook veelvuldiger zelf werkgevers gaan benaderen. Dit gaat dan in overleg met eerdergenoemde contactpersoon. Het zal dan met name gaan om het bespreken van de mogelijkheden van een kandidaat op een specifieke vacature of het werven van een werkervaringsplaats voor een specifieke kandidaat. Ook ontstaan er werkgeverscontacten door de nauwe samenwerking met de Pro/VSO scholen. Uniforme automatiseringssystemen zorgen voor meer eenduidigheid richting werkgever Om het matchingsproces te bevorderen is Oegstgeest, net als het merendeel van de andere gemeenten, aangesloten op een aantal automatiseringssystemen van het UWV (Sonar, WBS en werk. Hierdoor kan de consulent alle regionale vacatures van het UWV en de werkgeversservicepunten inzien, doorverwijzen maar ook zelf vacatures toevoegen. Social return stimuleert de werkgelegenheid voor mensen met een beperking Om de uitstroom van uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen heeft Oegstgeest social return, als uitstroominstrument, opgenomen in het inkoopbeleid. Bij elke aanbesteding wordt nagegaan of social return, in de vorm van concrete arbeidsplaatsen, leerwerkplekken en stageplekken voor specifieke doelgroepen, aan de opdracht verbonden kan worden. De Buurtsuper realiseert uitstroomafspraken met werkgevers Oegstgeest heeft, samen met woningcorporatie Buitenlust, ervoor gezorgd dat sinds medio 2014 Oegstgeest een sociale buurtsuper kent. Deze buurtsuper verzorgt een aantal dagbestedings- en reintegratietrajecten. Eind 2015/begin 2016 dient de buurtsuper haar werkzaamheden uit te breiden met WMO-achtige activiteiten en concrete samenwerkingsafspraken met andere werkgevers, zodat naast activering ook uitstroom naar regulier werk gerealiseerd gaat worden. Stimuleren goed ondernemersklimaat Voorts stimuleert Oegstgeest door het realiseren van een goed ondernemersklimaat de bedrijvigheid en daarmee de lokale werkgelegenheid. In de Economische Agenda Leidse regio, werkt Oegstgeest samen met vijf andere gemeenten, koepels van ondernemersverenigingen en de onderwijs- en onderzoeksinstellingen uit de Leidse regio aan een aantal concrete projecten die gericht zijn op het verbeteren van het investeringsklimaat in de regio ten gunste van de werkgelegenheid. Acquisitie Werkgeversservicepunt/DZB gericht op doelgroep Participatiewet Oegstgeest heeft de bemiddeling van uitkeringsgerechtigden richting werk, voor een groot deel bij DZB belegd. Met name de intensieve begeleidingstrajecten (zoals genoemd op pagina 4) zullen door DZB worden uitgevoerd. DZB heeft in de uitvoering van de Participatiewet een dubbele taak, enerzijds de re-integratie van ‘gewone’ bijstandsgerechtigden en anderzijds de bemiddeling van arbeidsbeperkten naar garantiebanen, beschut werk of eventueel arbeidsmatige dagbesteding. Voorts is DZB het werkgeversservicepunt voor de Leidse Regio. Hét loket voor werkgevers als het gaat om de uitvoering van de Participatiewet; voor informatie en matching van werkzoekenden. Vanwege eerdergenoemde afspraken zijn met name de werkgeversservicepunten en het UWV verantwoordelijk voor de werkgeversbenadering. De accountmanagers van DZB hebben dagelijks contact met (potentiële) werkgevers uit de Leidse regio om de diensten van DZB en de wetgeving omtrent personeel te bespreken. DZB heeft de ambitie dat, als het gaat om het aannemen van personeel uit de doelgroep van de Participatiewet, alle ondernemingen in de Leidse regio DZB 5
kennen en weten te vinden. Om bij alle ondernemers op het netvlies te komen en te blijven, worden diverse events en activiteiten georganiseerd:
DZB gaat samen met R2M (adviesbureau op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, MVO) een netwerk opzetten voor en door ondernemers die MVO optimaal willen benutten met de bedoeling kansen te bieden aan mensen die op zoek zijn naar werk. De gezamenlijke werkgeversbenadering met het UWV wordt geïntensiveerd met als uiteindelijk doel om de teams van DZB en UWV samen te voegen. Veel aandacht gaat uit naar de garantiebanen. Branches met veel mogelijkheden zijn schoonmaak, horeca, beveiliging, en vervoer (chauffeurs). Ook is DZB bezig om bij verschillende werkgevers (o.a. Heineken, Universiteit Leiden en Hogeschool Leiden) de mogelijkheden van functiecreatie in beeld te brengen. Functiecreatie is een goed middel om werk geschikt te maken voor arbeidsbeperkten onder de Participatiewet. Bij functiecreatie onderzoekt DZB hoe bedrijfsprocessen en het splitsen van taken de kwaliteit van het werk kunnen verbeteren. Door het samenvoegen van eenvoudige taken tot functies op maat voor de arbeidsbeperkten komen hoogopgeleiden meer toe aan de taken die bij hun opleiding en functie passen. Functiecreatie dient te leiden tot werkplekken bij diverse regionale overheden zoals de gemeenten, brandweer, politie, hoogheemraadschap, SVB en belastingdienst. Ook in Oegstgeest wordt de mogelijkheid van functiecreatie onderzocht opdat op korte termijn minimaal één garantiebaan gerealiseerd kan worden. Daarnaast voert DZB een aantal nieuwe arrangementen uit in de Zorg, Horeca en Groen. Het gaat hier om leerwerktrajecten met baangarantie.
Stimuleren van werkgelegenheid voor PrO/VSO leerlingen Een andere grote en nieuwe uitdaging voor Oegstgeest is het begeleiden van PrO/VSO leerlingen richting arbeidsmarkt. Door veranderde regelgeving, minder budget en de relatieve onbekendheid met de doelgroep, dreigt sociale uitsluiting. Een complicerende factor is dat door de invoering van ‘focus op vakmanschap’ en de ‘wet op het passend onderwijs’ de mogelijkheden voor deze jongeren om verder te leren in het MBO, sterk afgenomen zijn. Daarnaast zijn de instroommogelijkheden in de Wajong en beschut-werk fors beperkt. Het plaatsen van deze jongeren op de arbeidsmarkt vraagt niet alleen om het beschikbaar hebben van voldoende banen, maar het vraagt ook om meer deskundigheid in de begeleiding van deze groep, het verder werken aan de ontwikkeling van deze groep en het motiveren van werkgevers voor deze groep. Om meer uitstroom richting regulier werk te realiseren gaan de Holland Rijnland gemeenten en de regionale PrO/VSO scholen meer het accent leggen op de talenten van deze jongeren en een beroep doen op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemers. Om dit te realiseren is een ESF projectaanvraag Sociale Innovatie ingediend. Het project gaat uit van een integrale aanpak waarbij in nauwe samenspraak met de leerlingen, scholen, gemeenten en werkgevers de volgende vier activiteiten worden ontwikkeld:
Opzetten van een hoogwaardig netwerk van partijen dat zorgdraagt voor plaatsing van PrO/VSO schoolverlaters. Er komt een casuïstiek overleg waarin alle jongeren besproken en betrokken worden waardoor alle jongeren in beeld zijn. Eenduidige informatievoorziening voor werkgevers, ouders en jongeren. Het informatiemateriaal wordt in nauwe samenspraak met focusgroepen van de verschillende scholen ontwikkeld. Op basis van de casuïstiek uit de eerstgenoemde activiteit, met scholen en werkgevers komen tot de ontwikkeling van branchegerichte trainingscentra. De gedachte is dat er nieuwe banen gecreëerd kunnen worden nadat werkgevers jobcarving hebben toegepast. Jongeren kunnen getraind worden om deze specifieke functies uit te voeren. In deze pilot willen we hiermee ervaring opdoen en op deze manier regionaal 25 jongeren naar werk begeleiden. 6
Erkenning en versterking van de positie van deze jongeren door zowel de jongere zelf als de werkgevers en reguliere werknemers een beter beeld te geven van wie deze jongeren zijn. Er wordt o.a. ingezet op snuffelstages en het inzetten van begeleiding door arbeidsgehandicapten die hoger opgeleid zijn.
Werkgeversnetwerk vanuit actieplan jeugdwerkloosheid Om de regionale jeugdwerkloosheid te voorkomen en terug te dringen, wordt sinds 2009 samengewerkt in het Regionaal Actieplan Jeugdwerkloosheid. Het Actieplan zet onder andere in op:
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt Werkgeversdienstverlening Matching vraag en aanbod
Vanuit het actieplan is inmiddels de beschikking over een groot werkgeversnetwerk ten behoeve van stages, leerwerkplekken en reguliere vacatures voor jongeren. Doordat de financiering eind 2015 eindigt, dreigt dit netwerk voor Oegstgeest verloren te gaan. Leiden heeft besloten extra middelen beschikbaar te stellen om het actieplan voor de eigen inwoners voort te kunnen zetten. Oegstgeest onderzoekt of het mogelijk is hierbij aan te sluiten. Aanbod vrijwilligerswerk Zolang er nog geen sprake is van betaald werk zullen uitkeringsgerechtigden gestimuleerd worden vrijwilligerswerk te verrichten. Om voldoende aanbod aan vrijwilligerswerk te realiseren werkt Oegstgeest samen met Dorpskracht, Idoe en worden de mogelijkheden van nieuwe vormen van participatie in de wijk/gemeente, in samenwerking met verschillende gemeentelijke organisaties verkent. Daarnaast onderhouden de consulenten contact met een aantal grote aanbieders van vrijwilligerswerk zoals Marente. Bekostiging De middelen die nodig zijn voor de pilot en de eventuele voortgezette deelname aan het actieplan jeugdwerkloosheid zijn afkomstig uit het bestaande re-integratiebudget, aangevuld met de middelen die vrijgemaakt zijn naar aanleiding van het amendement ‘werk gaat voor’. Om uitvoering te kunnen geven aan het amendement heeft de raad in de perspectiefnota ingestemd met het over de jaren 2015-2017 inzetten van een bedrag van € 310.000,- voor de inkoop extra reintegratie activiteiten. Voor 2015 wordt een bedrag van €30.000,- uit deze middelen ingezet. Voor de jaren 2016 en 2017 gaat het om een jaarlijkse bijdrage van €140.000,-.
7