Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid gemeente Heerlen
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid gemeente Heerlen
Opdrachtgever: gemeente Heerlen Utrecht, december 2012 © Oberon en Cedin Expertisepunt Ouderbetrokkenheid Tekst: Walter de Wit (Oberon) i.s.m. Hans Christiaanse (Cedin, Expertisepunt Ouderbetrokkenheid). Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
3
Inhoudsopgave 1
Inleiding .......................................................................................................................................... 5
2
Inventarisatie van de huidige situatie .......................................................................................... 7
3
Gezamenlijke visie en doelen ..................................................................................................... 13
4
Uitvoerende partijen en organisatie........................................................................................... 19
5
Monitoring en Evaluatie .............................................................................................................. 21
6
Samenvatting en stappenplan .................................................................................................... 23
Bijlage 1. Begrippenkader .................................................................................................................. 29 Bijlage 2. De enquêtes ....................................................................................................................... 33 Bijlage 3. De betrokkenen .................................................................................................................. 35 Bijlage 4. Overzicht activiteiten Ouderbetrokkenheid ..................................................................... 37 Bijlage 5. Format voor een instellingsplan Ouderbetrokkenheid Heerlen .................................... 39
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
1
5
Inleiding
De gemeente Heerlen wil de ‘ouderbetrokkenheid’ vergroten. Ze heeft daarom Oberon en het Cedin verzocht om een lokaal Plan van aanpak te formuleren, in overleg met lokale betrokkenen. Belangrijke aandachtspunten daarbinnen betreffen een gezamenlijke visie, concrete doelen en een concreet stappenplan. In voorliggend Plan beschrijven we hoe de situatie er momenteel in Heerlen voor staat en hoe hierin vooruitgang zou kunnen worden geboekt. De leeftijdsscoop bedraagt daarbij kinderen van -9 maanden tot 23 jaar. Onder ‘ouderbetrokkenheid’ verstaan we: het betrokken zijn van ouders bij de ontwikkeling van hun kind. Nationaal en internationaal onderzoek laat zien dat ouders een grote invloed hebben op de ontwikkeling en leerprestaties van hun kinderen (bv. Menheere en Hooge of de Onderwijsraad, 2010). Ook toont onderzoek aan dat de ontwikkeling van kinderen gebaat is bij een samenhang tussen de drie invloedssferen waarin zij verblijven: het gezin, de school en de omgeving. Veelgenoemd daarbij tegenwoordig, ook in het Heerlense, is het streven naar ‘Partnerschap’: dat betreft een goede samenwerking tussen ouders en professionals, in de vorm van gelijkwaardigheid, goede informatie uitwisseling en afstemming. In bijlage 1 werken we de definities en het conceptueel kader nog wat nader uit. Voor het formuleren van dit Plan is met vele betrokkenen gesproken uit de gemeente, de voorschoolse sector, het onderwijs, de zorg- en de welzijnssector, alsmede met ouders.1 De informatie is verzameld door: - Enquêtes onder ouders, scholen en voorschoolse instellingen en zorginstellingen (vgl. Bijlage 2 voor een samenvatting en bv. de responsgegevens. Zie voor de volledige enquêteresultaten, met tevens uitsplitsingen naar leeftijds- en onderwijssector de Tabellenrapportage Enquêtes ouderbetrokkenheid Heerlen (Oberon, augustus, 2012). - Interviews met een aantal sleutelfiguren (bestuurlijk- en directieniveau). - Een groepsbijeenkomst op 15 juni 2012 (versnellingskamer). - Een groepsbijeenkomst voor toetsing van het conceptplan op 22 oktober 2012 (vgl. Bijlage 3). We beginnen dit plan met een uitgebreide beschrijving van de huidige stand van zaken in Heerlen. Op grond van die bevindingen formuleren we vervolgens een gezamenlijke visie voor de Heerlense partners: waar zou Heerlen naar toe kunnen groeien? Op basis van deze visie formuleren we een aantal concrete doelstellingen 2015. In de slotparagraaf vatten we samen en formuleren een stappenplan voor de komende periode, inclusief globale planning en kosten. Voorbeeld van Ouderbetrokkenheid op Kinderopvang Humanitas: ‘’Op verschillende locaties hebben de pedagogisch medewerkers huizen van papier opgehangen aan de muur. Ouders en kinderen hebben foto’s van thuis en familie meegenomen en die zijn opgehangen in de groep. Op één van de locaties zijn groepjes peuters vervolgens ook bij kinderen uit hun groep op bezoek gegaan. Dus elke week bij één van de kinderen thuis koffie drinken. Zo wordt ook de afstand tussen thuis en KDV kleiner.’’
1
Tenzij anders vermeld bedoelen we met scholen ook de voorschoolse instellingen (peuterspeelzalen en kinderopvang).
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
2
7
Inventarisatie van de huidige situatie
Welke beleidsontwikkelingen zijn gaande? Wie zijn daar bij betrokken? Hoe kijken ouders aan tegen hun relatie met scholen? En wat doen zij bij vragen rondom opvoeden en opgroeien? Wat zijn wensen en behoeften? We presenteren kort de belangrijkste resultaten uit de interviews, versnellingskamer en enquêtes onder ouders, scholen (incl. de voorschoolse instellingen) en zorg- en welzijnsinstellingen. Ouderbetrokkenheid bij instellingen In de Heerlense onderwijs- en voorschoolse sector is momenteel de nodige aandacht voor het thema ouderbetrokkenheid. Vanuit de sector zelf en ook bv. door de Onderwijsinspectie (op VVE-vlak) is geconstateerd dat hierin nog stappen kunnen worden gemaakt. Op bestuursniveau zijn visies ontwikkeld of in ontwikkeling, waarbij de algemene lijn tot heden is dat en concrete invulling met maatregelen en activiteiten aan de instellingen zelf wordt overgelaten. Momenteel varieert de invulling en de kwaliteit daarvan echter sterk per lokatie. Een kleine minderheid van de geënquêteerde instellingen geeft aan dat zij ouders ‘in hoge mate’ bij hun instellingen weten te betrekken (5 van de 43, ofwel 12%). Scholing van leidsters en leerkrachten op het vlak van ouderbetrokkenheid heeft bij een minderheid van de instellingen plaatsgevonden. Knelpunten zijn er op het terrein van: - gebrek aan visie en duidelijkheid; - het belang dat wordt toegekend aan ouderbetrokkenheid; - de bereidheid tot, draagvlak voor het samen met ouders vormgeven aan partnerschap; - kennisgebrek over de mogelijkheden die er zijn om ouderbetrokkenheid te versterken en goed in te vullen. De mate van ouderbetrokkenheid neemt af per leeftijdscategorie/onderwijssector. Bij de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen is de ouderbetrokkenheid en bv. de informatieuitwisseling nog groot, per onderwijssector wordt dit vervolgens stapsgewijs kleiner. Bij het MBO, dat met jongvolwassenen tot volwassenen (18+) te maken heeft, is deze het geringst. Bestuursvertegenwoordigers uit deze sector noemen ouderbetrokkenheid als mogelijk relevant instrument om de behoorlijk grote uitval van leerlingen tegen te gaan. In de lokale zorg- en welzijnssector zijn veel beleidsontwikkelingen gaande, of binnenkort te verwachten, die raken aan ouderbetrokkenheid: de invoering van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s), de Verwijsindex, bezuinigingen leiden tot het schrappen van bepaalde activiteiten en de decentralisatie jeugdzorg is op komst. Er is momenteel sprake van een breed aanbod voor ouders, zowel op het vlak van opvoedingsondersteuning als van buurtactiviteiten, zowel vanuit de welzijnshoek, met een organisatie als Alcander, als vanuit diverse zorgorganisaties. Het aanbod van instellingen is geleidelijk meer vraaggestuurd aan het worden en verdere verbeteringen daarin zijn zeker van belang, zo melden diverse verantwoordelijken. Van de 12 geënquêteerde instellingen geven er 5 aan dat zij ouders in hoge mate weten te betrekken bij hun instelling, 6 in redelijke mate en 1 instelling in geringe mate. Van onderlinge samenwerking en van samenwerking met het onderwijs is zeker al sprake, maar op dat vlak zijn ook zeker nog verbeteringen mogelijk. Een betrokkene merkt op: ‘‘meer regie en visie zijn belangrijk, anders komt er alleen maar meer overleg’’. Uiteraard gaan deze ontwikkelingen breder dan alleen het thema ‘ouderbetrokkenheid’. In voorliggend Plan focussen we op de ouderbetrokkenheid. Ouders Hoe kijken ouders aan tegen hun relatie met het onderwijs? Bijna 1000 ouders vulden een enquête in. In het algemeen zijn ouders in Heerlen redelijk tot redelijk goed te spreken over ouderbetrokkenheid en de voorschoolse- en onderwijssector. We zoomen wat nader in.
8
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
Wat betreft de ‘communicatie tussen school en ouders’ zien we deze redelijke beoordeling terug. Ouders delen rapportcijfers uit voor de school en voor de relatie ouders-school van gemiddeld zo’n 7,5 2 (met ca. 10% onvoldoendes; met ouders met kinderen in het mbo als negatieve uitschieter). Ongeveer driekwart van de ouders vindt dat er voldoende contact is met de school/instelling, een kwart vindt dit onvoldoende. Ook de meningen over de ‘informatievoorziening door de school’ scoren redelijk. Rond de 70 a 80% van de ouders vindt dat ze voldoende wordt geïnformeerd, op tijd wordt geïnformeerd en dat de school/instelling goed bereikbaar is.3 Al met al over-all dus een redelijke tot redelijk goede beoordeling door ouders. Ruim de helft van de respondenten uit de onderwijs- en voorschoolse sector (de schoolenquête) meent dat ouders zich meer moeten inspannen om de prestaties van hun kind te verbeteren, dat ouders meer tijd aan de school zouden moeten besteden en dat ouders tegenwoordig teveel eisen van de school. Een grote meerderheid onderschrijft ook de stelling ‘Ouders willen tegenwoordig teveel vriendjes zijn van hun kind’. De onderwijssector is dus kritisch(er) ten opzichte van de rol van ouders als partner. Idem dito de zorg- en welzijnstellingen: meer dan de helft van de instellingen beoordeelt de opvoedingsvaardigheden van ouders in het algemeen als ‘matig’ (de instellingsenquête). Voorbeeld van Ouderbetrokkenheid op het Citaverde College: VMBO "Ouders op de thee": ouders worden per brief uitgenodigd om letterlijk op de thee te komen. Tijdens dat theekransje worden dan onderwerpen besproken die uit de diverse tevredenheidsonderzoeken naar voren zijn gekomen. Natuurlijk kunnen zij ook zelf onderwerpen aandragen. Deze "ouders op de thee" sessie vormen een verlengstuk van de "leerling(deelnemer) lunches" Ook tijdens die lunches wordt gesproken met leerlingen over de uitkomsten van het tevredenheidsonderzoek en kunnen zij zelf punten inbrengen. Allemaal heel informeel, maar daarom des te leuker. Ervaring is dat zowel leerlingen als ouders op deze manier zeer onbevangen hun mening geven. Partnerschap Tegenwoordig wordt in het land veel gesproken over het bereiken van ‘partnerschap’ tussen ouders en instellingen: samenwerken, op basis van goede afspraken, aan opvoeding en ontwikkeling van het kind. Hoe ervaren ouders in Heerlen dit momenteel? Met een stelling als ‘de school van mijn kind doet zijn best om contacten met ouders op te bouwen en te onderhouden’ stemt ongeveer de helft van de ouders in.4 ‘De school van mijn kind biedt ouders voldoende opvoedingsondersteuning’ wordt door 42% onderschreven, ‘de school stimuleert voldoende het onderwijsondersteunend gedrag van ouders’ door 44%. Er blijkt bij veel ouders dus behoefte aan, ruimte voor, meer opvoedingsondersteuning vanuit de onderwijssector en meer handvatten voor onderwijsondersteunend gedrag. Naar ons oordeel wordt dit partnerschap door ouders dus nog als heel wisselend beoordeeld, nog zeker niet als overwegend goed. Eerder beschreven we ook al dat het beeld dat scholen van ouders hebben kritisch is. Er komt niet uit naar voren dat ouders echt al als partner worden gezien. Ongeveer de helft van de zorg- en welzijninstellingen gaf aan dat zij ouders in hoge mate bij hun instelling wisten te betrekken.
2 3 4
Deze score ligt zelfs iets hoger dan het landelijk gemiddelde (vgl. Tweede meting landelijke monitor ouderbetrokkenheid, Ecorys en Oberon, i.v.). Topscores als ‘helemaal tevreden’ of ‘helemaal mee eens’ worden overigens heel weinig gegeven, overtuigend positieve beoordelingen zijn er dus niet zoveel. 53% is het ermee eens of helemaal mee eens.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
9
We zien enige relevante verschillen terug tussen de leeftijdscategorieën en onderwijssectoren5. Hoe jonger het kind, des te beter zijn ouders te spreken over de mate van ‘partnerschap’, over de samenwerking en contacten. Van ouders met kinderen in de leeftijdssector 12 t/m 17 (vooral VO en een klein deel MBO) vindt 38% dat de school voldoende opvoedingsondersteuning biedt. En 44% dat de school voldoende stimulans biedt voor het onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Er ligt dus nog veel behoefte bij ouders. Ouders en opvoeden Hoe zit het met opvoeding? Zo’n 82% van de Heerlense ouders meldt bij de opvoeding voldoende ondersteund te worden door de omgeving. Gesprekspartners zijn de eerste plaats de partner en in de tweede plaats familie en vrienden. Ouders met kinderen in de leeftijdsfase 0 t/m 3 ervaren de meeste ondersteuning, bij de leeftijdsfasen 12 t/m 17 en zeker ook 18 t/m 22 ligt dit lager. Hier komt dus wederom naar voren dat zeker ook in de VO- en MBO-fase er behoefte is aan algemene opvoedingsondersteuning. Een wat ons betreft belangrijk aangrijpingspunt voor dit Plan van aanpak. Van alle ouders geeft 76% aan dat ze ‘als ze hulp nodig hebben, dit weten te vinden’. Hier resteert dus o.i. ook nog een behoorlijk deel dat dit niet weet te vinden. Er is geen grote bekendheid met de Centra voor Jeugd en Gezin: 61% van de ouders bleek er niet mee bekend (dit hangt vermoedelijk ermee samen dat het CJG in Heerlen vooral een ‘netwerkfunctie’ heeft , naast één daadwerkelijk fysiek inlooppunt in een stadsdeel). Van de ouders die er contact mee hadden blijkt wel 77% tevreden. Wat betreft Bureau Jeugdzorg bleek 51% van de ouders niet hiermee bekend. Zo’n 49% van de ouders was tevreden over de contacten met Bureau Jeugdzorg. Wat betreft tevredenheidsscores springen in positieve zin de huisarts en, voor de kleine groep ouders die hiermee contact had, Mee en Xonar, eruit. Onderwijs en opvoeding(sondersteuning) Vrijwel alle scholen in Heerlen melden dat zij voor zichzelf een duidelijke taak weggelegd zien bij de opvoeding van kinderen. De volgende thema’s worden daarbij het meest benoemd: - ‘waarden en normen’; - ‘sociale relaties en pesten’; - ‘gebruik internet en sociale media’; - ‘gezondheid’. Per onderwijssector zien we hier enige variatie in terug (vgl. de afzonderlijke Tabellenrapportage). Er vindt al de nodige samenwerking plaats tussen het onderwijs en de zorg- en welzijnssector op het vlak van opvoedingsondersteuning, maar de betrokkenen melden dat hierin nog een hele slag te maken is. Eerder zagen we dat ouders een grote behoefte uiten aan meer opvoedingsondersteuning vanuit de scholen (van voorschools t/m mbo). Deze ondersteuning zou uiteraard uitstekend tezamen met de zorgsector kunnen worden vormgegeven. Triple P door Alcander/CJG: Triple P (Positief Pedagogisch Programma) is een opvoedingsondersteuningsprogramma, oorspronkelijk uit Australië, voor ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar. Tijdens drie avonden van twee uur krijgen ouders kennis en tips en worden vaardigheden getraind. Centraal staat het positief opvoeden en de eigen kracht van ouders. Een aantal professionals in Heerlen is of wordt voor deze methodiek gecertificeerd. Betrokkenheid in de buurt In principe kan betrokkenheid van ouders in hun buurt bevorderend zijn voor de positieve ontwikkeling van jongeren. Veel van de geënquêteerde welzijninstellingen in Heerlen voeren activiteiten uit voor
5
Vgl. de Tabellenrapportage.
10
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
buurtbewoners, zoals het gezamenlijk aanpakken van klussen in de buurt, koffieochtenden, gespreksgroepen en feesten. Scholen zouden in principe een belangrijke rol kunnen spelen bij het bevorderen van oudercontacten binnen in de buurt.6 Binnen de Heerlense onderwijsinstellingen wordt heel wisselend gedacht over deze mogelijke rol. Op de vraag of u vindt dat uw instelling een wijk/buurtfunctie heeft als het gaat om het opbouwen van sociale netwerken lopen de antwoorden zeer uiteen (11 keer ‘ja’, 17 keer ‘enigszins’, 13 keer ‘nee’ en 2 keer ‘ik weet niet’). We hebben globaal in beeld gebracht hoe vaak ouders deelnemen aan de organisatie van activiteiten in de buurt. Minstens een kwart neemt wel eens deel aan de organisatie van activiteiten van de buurtvereniging, ruim een derde aan die van de sportvereniging. De welzijnsvereniging en het kinderen tienerwerk worden veel minder vaak genoemd, hetgeen overigens ook kan liggen aan de onbekendheid met deze ‘achterliggende’ organisaties. De carnavalsvereniging en de scouting komen prompt naar voren bij de ‘overige instellingen’. De tevredenheid van ouders over de activiteiten van deze instellingen varieert nogal per instelling: de sportvereniging, de buurtvereniging en de ‘overige instellingen’ komen het meest positief naar voren. Gemiddeld genomen nemen de hoger opgeleide ouders wat minder vaak deel aan de organisatie van activiteiten in de buurt dan de lager en middelhoog opgeleide ouders. Met name ‘geen tijd’, ‘geen zin’ en ‘sluit niet aan op interesse’ zijn de redenen die de niet betrokken ouders benoemen. Ouderbetrokkenheid en verschillen tussen groepen Opvallend, vinden wij, is dat we geen grote verschillen terugzien tussen laag opgeleide en hoog opgeleide ouders in hun algemene waardering en behoeften: hun waardering van de school en de informatieverstrekking door de school, de contacten met school en de algemene behoeften aan handvatten voor onderwijs- en opvoedingsondersteuning. Bij vragen naar de mate waarin zij hun kind ‘schoolse’ ondersteuning bieden (bv. praten over boeken, helpen met rekenen/wiskunde, boeken uit bibliotheek) zien we wel enige verschillen, de hoog opgeleide ouders helpen wat vaker, maar deze verschillen zijn niet heel groot7. Deze relatief kleine verschillen willen overigens niet zeggen dat de concrete maatregelen en activiteiten voor deze ouders ook hetzelfde zouden moeten zijn. Ook bv. de inspectie vraagt om in ouderbeleid in beeld te brengen hoe er op de doelgroepen wordt aangesloten. Relevant in dit kader is het regionale Kaans-onderzoek door de Universiteit Maasstricht, waarin onderwijsachterstanden en de oorzaken daarvan in beeld worden gebracht.8 Belangrijke conclusies betreffen de (vermoedelijke) invloed van de lage verwachtingen en ambities die lageropgeleide ouders hebben t.o.v. de onderwijsprestaties van hun kind, en meer in het algemeen de sterke invloed van sociaal milieu op de prestaties van kinderen. Laagopgeleide ouders hebben relatief een lage verwachting van hun kind, ook als deze een gemiddelde of hoge intelligentie heeft. Dit leidt uiteindelijk tot een relatief lagere positie in het voortgezet onderwijs. Een belangrijk gegeven voor zowel het stimuleren van onderwijsondersteunend gedrag als de opvoedingsondersteuning. Hier liggen belangrijke aangrijpingspunten voor onderwijs en opvoedingsondersteuning ten aanzien van de vormgeving van ouderbetrokkenheid. We hebben ook uitsplitsingen gemaakt naar wijk. We zien ook daar wel enige verschillen terug in scores tussen de 18 wijken, maar deze zijn in het algemeen niet erg groot.
6 7 8
Zie bv. Ouders als Partners van de Onderwijsraad, 2010. Vgl. de afzonderlijke Tabellenrapportage. Bv. Peuters en kleuters in het Zuid-Limburgse onderwijs (Univ. Maastricht, september 2011). Zie www.kaans.nl.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
11
Ouderbetrokkenherid en het MBO We staan nog even apart stil bij de ouders met kinderen in het MBO. Zij zijn namelijk duidelijk minder tevreden dan ouders met jongere kinderen. Ze geven gemiddeld een rapportcijfer 5,8 aan de relatie school-ouder. Meer dan de helft van de ouders beoordeelt de mate van contact met school als onvoldoende, idem dito de informatie over de ontwikkeling van het kind, het aanbod aan opvoedingsondersteuning, de stimulans van onderwijsondersteunend gedrag door ouders etcetera. Op veel andere vragen scoren deze ouders gelijk aan andere ouders, bv. in de mate waarin zij zich door hun directe omgeving ondersteund voelen, maar de beoordeling van de relatie ouder-school ligt dus veel lager.9 O.i. speelt hierbij vermoedelijk een rol dat het verschil tussen het VMBO en het MBO erg groot is wat betreft de relatie ouders- school. In onze gesprekken met het MBO zelf wordt gemeld dat scholen wel het nodige doen, maar dat het aan de mentaliteit en betrokkenheid van ouders nogal eens zou schorten. De relatief hoge uitval van leerlingen, de ondersteuning van zorgleerlingen, de hoge druk op het onderwijs en bezuinigingen worden genoemd als belangrijke knelpunten waar de sector momenteel mee te maken heeft. Er zou veel worden samengewerkt met allerlei instellingen, maar met name de efficiëntie en de effectiviteit (o.a. de duidelijkheid en resultaatgerichtheid) daarvan zou veel beter kunnen. Ouderbetrokkenheid op lokaal niveau Vanuit de diverse instellingen wordt opgemerkt dat het in het Heerlense nog wel ontbreekt aan samenhang in de aanpak ouderbetrokkenheid en aan een gezamenlijke visie. Er wordt op allerlei vlakken veel gedaan. Er wordt ook al veel met elkaar overlegd. Maar de samenhang erin, de aansluiting tussen behoefte/vraag en aanbod, de doelstellingen die nagestreefd worden, de prioriteiten die worden gekozen: op deze vlakken is meer helderheid wenselijk. De wens van de gemeente om meer visie en samenhang wordt dus door hen gedeeld. Wat betreft lokale beleidsontwikkelingen zien we op het terrein van onderwijs meer aandacht voor ouderbetrokkenheid: het is een prioriteit in de Lokaal Educatieve Agenda van de voorschoolse voorzieningen en het primair onderwijs (beleidsnotitie 2012-2015), in de bestuursafspraken G33 met OCW (op 12 maart 2012 ondertekend) en in de gemeentelijke VVE-inspectierapportage uit juni 2011. Belangrijke conclusie uit die laatste rapportage is dat er al veel zinvolle activiteiten plaatsvinden op het vlak van ouderbetrokkenheid, maar er een gemis is aan gericht ouderbeleid, zowel in het voor- als in het vroegschoolse. Dit gaat om het goed zicht hebben op wensen en behoeften van de ouderpopulatie, het opstellen van doelen en het kiezen van daarbij passende activiteiten en het monitoren van de resultaten. Ook landelijk zien we meer aandacht terug voor het versterken van het partnerschap tussen ouders en school: bv. met het OCW-programma Ouders en School samen en met de Bestuursafspraken G33. Op het terrein van zorg en welzijn is de komst van het CJG Heerlen -onderdeel van de CJG Parkstaduiteraard zeer belangrijk. Het CJG (1 inlooplocatie en verder een ‘netwerk’) biedt informatie, advies en ondersteuning aan ouders, in de leeftijdsfasen -9 maanden tot 23 jaar. Voorbeelden van het aanbod zijn de programma’s ‘Opvoeden zo’ en Triple P (Positive Parenting Program) voor ouders en professionals. Ook vanuit welzijnsorganisatie Alcander en diverse zorginstellingen vinden veel activiteiten plaats op het vlak van opvoedingsondersteuning en buurtactiviteiten. Op de regionale schaal van Parkstad zijn strategische doelen geformuleerd op het vlak van de versterking van de opvoedcompetentie van ouders (o.a. CJG’s versterken, scholing in de ‘eigen kracht’-methodiek, sociale netwerken versterken) en vergroting van de ouderbetrokkenheid en participatie (o.a. gemeenten nemen regie en ontwikkelen plannen in 2012; Jeugdagenda Parkstad 2012-2015). De landelijke beleidsontwikkelingen op het vlak van de invoering van passend onderwijs en de aanstaande decentralisatie jeugdzorg zullen hierin moeten worden verankerd. 9
Deze resultaten zijn niet in de tabellenrapportage opgenomen, maar later aanvullend geanalyseerd door de onderzoekers.
12
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
We vatten afsluitend de belangrijkste punten nog eens samen. Samenvatting inventarisatie ouderbetrokkenheid Heerlen ¾ Ouders zijn redelijk tot redelijk goed tevreden over de voorschoolse sector en het onderwijs (gemiddeld een rapportcijfer 7,5; met het MBO als negatieve uitschieter). Zowel over de contacten, de informatievoorziening en de bereikbaarheid. ¾ Wel uiten zij een heel grote behoefte aan meer opvoedingsondersteuning vanuit (of via) het onderwijs en aan handvatten voor onderwijsondersteunend gedrag. Deze behoefte is het grootst bij ouders met kinderen in het VO en MBO, vervolgens in het PO en het kleinst (maar nog steeds aanzienlijk) bij ouders met kinderen van 0-4 jaar. ¾ De voorschoolse- en onderwijssector is veel kritischer naar ouders. 5 van de 43 (12%) geënquêteerde voorschoolse instellingen en scholen geven aan dat het hen momenteel lukt om ouders in hoge mate bij hun instelling weten te betrekken. Een meerderheid onderschrijft stellingen als ‘ouders moeten zich meer inspannen om de prestaties van hun kind te verbeteren’ en ‘ouders willen tegenwoordig teveel vriendjes zijn van hun kind’. ¾ Idem dito de zorg- en welzijnssector: meer dan de helft van de instellingen beoordeelt de opvoedingsvaardigheden van ouders in het algemeen als matig. Vijf van de 12 geënquêteerde instellingen geven aan dat zij ouders in hoge mate weten te betrekken bij hun instelling. ¾ Bij het opvoeden voelt 82% van de ouders zich voldoende ondersteund door hun omgeving (bij 03 jarigen het meest, dan 4-12 jarigen en tot slot 12+-jarigen). ¾ 76% van de ouders geeft aan dat als ze hulp nodig hebben bij het opvoeden, zij dit ook weten te vinden. 24% dus niet. ¾ Minstens een kwart van de ouders neemt wel eens deel aan activiteiten in de buurt (op dit vlak wordt veel georganiseerd door m.n. het welzijnswerk). Heerlense scholen denken er zeer wisselend over of zij ook een buurtfunctie hebben wat betreft het opbouwen van sociale netwerken. ¾ Er zijn geen grote verschillen tussen laagopgeleide en hoogopgeleide ouders in hun algemene waardering voor de relatie ouder-school en in hun behoeften. Dit wil overigens niet zeggen dat concrete maatregelen en activiteiten voor deze ouders ook hetzelfde zouden moeten zijn. Laagopgeleide ouders hebben bijvoorbeeld vaker relatief lage verwachtingen van hun kind, hetgeen uiteindelijk leidt tot daadwerkelijk relatief lage prestaties. Een aanpak zou daarop gericht kunnen zijn. Ook voor de uitsplitsing naar wijken zien we geen grote verschillen terug in de algemene waarderingen en behoeften. ¾ Ouders van kinderen in het MBO zijn beduidend negatiever over hun relatie met de school dan andere ouders. Meer dan de helft van hen beoordeeld de mate van contact met de MBO-school, de informatie over het kind, het aanbod aan opvoedingsondersteuning e.a., als onvoldoende.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
3
13
Gezamenlijke visie en doelen
We presenteren eerst de uitkomsten van de versnellingskamer, relateren deze vervolgens aan de huidige situatie (vgl. par. 2) en formuleren vervolgens een gezamenlijke visie voor de Heerlense betrokkenen. Vervolgens operationaliseren wij deze visie in een aantal doelstellingen: algemene doelen en concrete doelen voor 2015. In de versnellingskamer met Heerlense sleutelfiguren10 is een drietal thema’s besproken inzake ouderbetrokkenheid. Daarover is een zekere mate van consensus ontstaan. We bespreken deze punten en relateren ze kort aan de huidige situatie in Heerlen, zoals beschreven in paragraaf 2. A) ‘Visie op ouderbetrokkenheid’: Er wordt om meerdere redenen groot belang toegekend aan ouderbetrokkenheid (o.a. vergroting van de prestaties, preventie van opgroeiproblemen), met uiteindelijk ‘partnerschap’ als ideaal. Een duidelijke visie en doelstelling. In de voorgaande paragraaf zagen we dat momenteel: - In het onderwijsveld (en in de zorg- en welzijnssector) vrij veel kritiek is op de mentaliteit van ouders wat betreft onderwijsondersteuning en opvoeding. - Ouders daarentegen gemiddeld genomen de relatie school-ouders als redelijk tot redelijk goed beoordelen. - Ruim de helft van de ouders aangeeft behoefte te hebben aan meer handvatten voor onderwijsondersteunend gedrag vanuit de school en aan opvoedingsondersteuning vanuit de school. - Dit in een nog sterkere mate geldt voor ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs. En ouders met kinderen in het MBO het meest negatief oordelen over de relatie school-ouders; - De samenwerking tussen de zorg- en welzijnsector en het onderwijs op het vlak van ouderbetrokkenheid er is, maar dat dit beter kan. Onze conclusie luidt dat momenteel nog geen sprake is van een breed gedragen partnerschaprelatie in het veld. Het beeld dat het onderwijsveld heeft van ouders is kritisch. Ouders geven aan een sterke behoefte te hebben aan meer handvatten vanuit school. Ook op het vlak van opvoeding wensen zij informatie uit te wisselen en te ontvangen, zeker ook in de VO-leeftijd. Hier ligt een mogelijk terrein voor welzijn- en zorgorganisaties om hier i.s.m. het onderwijs meer aandacht aan gaan te besteden. B) ‘Visie op samenwerking wat betreft ouderbetrokkenheid’ De betrokken partijen achten het verstandig dat er meer lijn in de samenwerking gaat komen tussen zorg-, welzijn en onderwijsinstellingen (incl. voorschools) op het vlak van ouderbetrokkenheid (conform de wens van de gemeente). Ofwel, dat er een meer gestroomlijnde aanpak komt. In de voorgaande paragraaf zagen we terug dat er momenteel al wel veel wordt overlegd en soms wordt samengewerkt, maar dat er een behoefte is aan een gemeenschappelijk kader en een gezamenlijke visie. C) ‘Visie op pedagogische civil society’ We zien een pleidooi terug voor meer samenwerking en ondersteuning tussen buurtbewoners onderling en meer verbindingen tussen onderwijs, sport, welzijn en cultuur. In de voorgaande paragraaf constateerden we dat de zorg- en welzijninstellingen hier momenteel het nodige op uitvoeren, dat van het onderwijs dit momenteel niet als een kerntaak van de school beschouwd en dat de Heerlense ouders o.i. al redelijk veel deelnamen aan buurtactiviteiten. Een overgrote meerderheid van ouders geeft ook aan dat zij voldoende ondersteuning bij de opvoeding vinden in hun omgeving. 10
Zowel in een ‘Versnellingskamer’ (zie ook Verslag bevindingen Versnellingskamer Ouderbetrokkenheid Heerlen (Oberon, juni 2012), als in een tiental interviews.
14
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
Dat is in feite de visie en de doelstelling waar de Heerlense organisaties en ook de Heerlense ouders zich over uit spreken. Ouders in Heerlen zijn best tevreden over de scholen, maar uiten de behoefte aan meer handvatten en samenwerking. De samenhang tussen het zorg- en welzijnsaanbod en het onderwijs kan beter. Het betrekken van ouders bij de instelling en de afstemming van het aanbod op de behoefte en mogelijkheden van ouders kunnen beter. Op basis van bovenstaande kan de Heerlense visie op ouderbetrokkenheid als volgt worden samengevat: Gezamenlijke visie Heerlen op ouderbetrokkenheid Een sterke ouderbetrokkenheid is belangrijk voor de brede ontwikkeling van kinderen. Het is belangrijk dat de instellingen in Heerlen een partnerschaprelatie met ouders (gaan) delen. Voorschoolse instellingen, het onderwijs en de zorg- en welzijnsector werken samen om ouderbetrokkenheid te vergroten. Van visie naar concrete doelstellingen De Heerlense visie achten wij momenteel gedeeltelijk gerealiseerd, zoals eerder beschreven. Er gebeurt al ontzettend veel in alle sectoren en er is een duidelijke beweging gaande richting verdere samenwerking tussen sectoren en naar meer partnerschap tussen ouders en professionals. Op een aantal punten constateerden we ook nog belemmeringen, met name op het vlak van de wederzijdse beeldvorming (een wij-zij houding bij professionals), het belang dat wordt toegekend aan ouderbetrokkenheid en belangenverschillen tussen instellingen wat betreft samenwerking (zie par. 2 en 3). Om de algemene doelen zoals geformuleerd in de gezamenlijke Heerlense visie te bereiken moet er dan ook nog het nodige gebeuren. We concretiseren de visie in een aantal meer concrete doelen. Maar formuleren eerst een aantal belangrijke uitgangspunten. Onze uitgangspunten: A. In voorliggend Plan wordt een richting aangegeven, een visie en een kader. Scholen kiezen uiteindelijk zelf –binnen de gezamenlijke visie en gezamenlijk afgesproken doelen- welke concrete doelen zij jaarlijks nastreven (bv. de taalprestaties verbeteren i.s.m. ouders of omgangsregels met kinderen). En hoe zij dat willen gaan doen. Idem dito kiezen ook de zorg- en welzijnsinstellingen zelf hoe zij ouders meer gaan betrekken bij hun aanpak, met welk type activiteiten zij kunnen bijdragen aan ouderbetrokkenheid en hoe zij samenwerken met scholen (en hoe zij hun aanbod nog beter afstemmen op de behoeften van ouders). B. We achten het van belang dat er daarbij wel een kwaliteitseis aan het beleid van scholen en andere instellingen wordt gesteld. Kiezen voor partnerschap is een breed gedeelde doelstelling in Heerlen (waar je overigens ook moeilijk tegen kunt zijn). Dit is niet zomaar gerealiseerd op alle Heerlense instellingen en scholen: het belang dat aan ouderbetrokkenheid wordt gehecht wisselt momenteel en men ziet niet altijd de waarde ervan in. De wederzijdse beeldvorming tussen professionals en ouders is een belangrijk aandachtspunt. Als alle betrokken partijen (scholen, zorg- en welzijninstellingen en gemeente) daadwerkelijk kiezen voor de algemene visie en doelstellingen, betekent dit dat alle instellingen structureel Ouderbeleid of Partnerschapsbeleid gaan voeren. Uit onderwijsonderzoek blijkt dat het van belang is voor het daadwerkelijk realiseren van partnerschap dat een directeur zich hier rechtstreeks verantwoordelijk voor stelt, en dat onder diens leiding een schoolteam met doncenten en ouders jaarlijks een concreet actieplan opstelt, doelen formuleert, de uitvoering van activiteiten volgt en evalueert. Een dergelijk partnerschapsbeleid zou net zo vanzelfsprekend moeten zijn als een eigen taalbeleid. Als een directeurswisseling plaatsvindt of een coördinator van school veranderd, gaat dit beleid uiteraard gewoon door.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
15
Zorg- en welzijnsinstellingen staan in feite voor eenzelfde opdracht. Ook hier achten wij een soortgelijke invulling van belang, om daadwerkelijk vorm te geven aan partnerschapsbeleid en om daadwerkelijk het aanbod/de aanpak van instellingen beter afgestemd te krijgen op de behoeften en mogelijkheden van ouders. De kwaliteitseis: Partnerschapsbeleid ¾ Op iedere voorschoolse instelling en school stelt een schoolteam –o.l.v. de directie en samengesteld uit enkele docenten en ouders- jaarlijks een concreet actieplan op, formuleert concrete doelen, volgt de uitvoering van activiteiten en evalueert deze. ¾ In dit jaarlijkse actieplan wordt aangegeven hoe de school samenwerkt met de zorg- en welzijnssector. ¾
¾
Voor de zorg- en welzijnsinstellingen idem dito: een team –o.l.v. de directie en samengesteld uit medewerkers en ouders- stelt jaarlijks een concreet actieplan op, formuleert doelen, volgt de uitvoering van activiteiten en evalueert deze. Doel daarvan is om hun aanpak (nog) beter afgestemd krijgen op de behoeften en mogelijkheden van ouders. Onderdeel van dit jaarlijkse plan is de samenwerking met het onderwijs en de overige zorgen welzijnsssector.
In het voorliggende lokale Plan van Aanpak zijn een aantal lokale doelen en een gezamenlijke missie geformuleerd. Deze vormen het uitgangspunt en een richtlijn voor de jaarlijkse actieplannen van instellingen. In Bijlage 5 is een format opgesteld voor een dergelijk actieplan. Bovenstaande noemen wij ‘De kwaliteitseis’ voor voorschoolse instellingen, scholen en zorg- en welzijnsinstellingen: de eis van een structureel Partnerschapsbeleid. C. De samenwerking tussen voorschoolse instellingen en scholen en de zorg- en welzijnssector dient gecontinueerd en verder versterkt om zo tegemoet te komen aan de grote vraag van ouders om meer opvoedingsondersteuning en handvatten voor onderwijsondersteunend gedrag. D. Het duurt meerdere jaren om de Heerlense visie ten aanzien van ouderbetrokkenheid te gaan realiseren. Dergelijke innovaties in de onderwijs-, zorg- en welzijnssector vergen een aantal jaren, voordat sprake is van een geborgde aanpak11. Bovendien hebben scholen en welzijn- en zorginstellingen al een aantal vernieuwingen lopend. Een school kan bv. het komend jaar gepland hebben een nieuw taalprogramma aan te schaffen en meer met gelaagde instructie te gaan werken. En de beschikbare studiedagen in te zetten om leerkrachten te professionaliseren. Pas in 2014 ontstaat daardoor ruimte om structureel School-Ouderbeleid te gaan verkennen. Met dit meerjarenperspectief dient rekening te worden gehouden bij het formuleren van doelen en activiteiten. Tegelijkertijd zou al vast bij elke geplande vernieuwing (zoals het nieuwe taalprogramma) kunnen worden bezien in hoeverre ouders, zorg- en welzijninstellingen en school hier gezamenlijk in kunnen optrekken. Bovendien gebeurt er momenteel al veel op het vlak van ouderbetrokkenheid in scholen, buurtactiviteiten en opvoedingsondersteuning, waarop kan worden aangesloten. Vanuit deze overwegingen hebben we doelen geformuleerd voor 2015. In paragraaf 6 stellen we een aantal activiteiten voor op de korte termijn: 2012 en 2013. E. Ruimte voor excellentie. Iedere instelling dient een basisaanpak te ontwikkelen, maar daarnaast is het zinvol om ruimte te bieden aan excellentie (prikkels hiervoor te geven). Instellingen kunnen hun ouderbeleid bv. concretiseren in een keurmerk (bv. LLO voor scholen en gedeeltelijk ook bruikbaar voor andere instellingen)12 of kunnen een speerpunt (een van de doelen) op een stimulerende en kwalitatief diepgaand niveau uitwerken om te kunnen delen. Bv resultaten 11 12
(in het algemeen moeten de stappen worden doorlopen van een initiatiefase, een implementatiefase en een borgingsfase). Zie ook www.stichtingllo.nl.
16
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
behaald in bestrijden van de zomerdip of opbrengsten laten zien door educatief partnerschap bij zorgleerlingen. F. De eerder geformuleerde visie en de daarin opgenomen algemene doelstelling geldt voor alle sectoren en leeftijden. De operationalisering in meer concrete doelen trachten we dus ook zoveel mogelijk voor alle sectoren gelijk te houden. Uiteindelijk is voor iedere sector en instelling de doelstelling dat er een partnerschaprelatie met ouders ontstaat. G. Tot slot: het gaat in feite niet om ouders of instellingen, maar uiteindelijk om de ontwikkeling van kinderen. Het gezin, de school en de omgeving (met ouderbetrokkenheid als belangrijk element daarbinnen) zouden optimale kansen moeten bieden voor de ontwikkeling van kinderen. Die focus moet worden aangehouden. Bij iedere activiteit of plan op het vlak van ouderbetrokkenheid dient vantevoren te worden bedacht en vervolgens te worden aangegeven hoe deze bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Voorbeeld van een keurmerk: LLO De landelijke Stichting Leraar Leerling Ouder (LLO) heeft als doel om een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het onderwijs te stimuleren. Een van de activiteiten betreft het landelijke Keurmerk LLO. Het Keurmerk wordt voor vier jaar verstrekt wanneer een school voldoet aan de 10 criteria die daarvoor zijn gesteld. Deze criteria hebben betrekking op het gelijkwaardig samenwerken tussen leraren, leerlingen en ouders om zo goed onderwijs te realiseren. Criteria zijn momenteel geformuleerd voor basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs en voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Zie voor meer informatie: www.stichtingllo.nl.13 Op basis van de huidige situatie in Heerlen, de vele ontwikkelingen die al gaande zijn en de visie van Heerlense betrokkenen vertalen we de algemene doelstelling in een aantal te bereiken doelen voor 2015. Doelen 2015 1. Alle Heerlense zorg- en welzijnsinstellingen, voorscholen en scholen van PO t/m MBO hebben een structureel Partnerschapsbeleid, dat voldoet aan de geformuleerde kwaliteitseis: een team met docenten/professionals en ouders formuleert jaarlijks onder leiding van de directie een plan met doelen, activiteiten, een planning en evaluatie ervan. In het plan wordt aangegeven hoe hierbij wordt samengewerkt met de onderwijs- en de zorg- en welzijnssector. 2. De zorg- en welzijnssector en het onderwijs werken nauw samen op het vlak van ouderbetrokkenheid. De onderwijsinstellingen kunnen kiezen uit een kwalitatief hoogwaardig aanbod van opvoedingsondersteunende activiteiten en activiteiten op het vlak van de buurtfunctie vanuit o.a. de Heerlense zorg- en welzijnsector. 3. Er is een aantal instellingen (scholen, zorg en welzijn) dat zich bovengemiddeld heeft geprofileerd op het thema ouderbetrokkenheid. Zij kunnen resultaten laten zien (hebben evt. een keurmerk behaald of een zeer positieve Inspectiebeoordeling) en willen hun excellentie op het terrein van ouderbetrokkenheid met andere instellingen delen. 4. In 2015 vindt minimaal 90% van de ouders dat de school in een voldoende mate onderwijsondersteunend gedrag door ouders stimuleert (ouderenquête; in 2012 bedroeg dit 44%). 5. In 2015 vindt minimaal 90% van de ouders dat door (of via) de school van hun kind voldoende opvoedingsondersteuning wordt geboden (ouderenquête: in 2012 bedroeg dit 42%). 6. In 2015 geeft minimaal 90% van de ouders aan dat ‘als ze hulp nodig hebben, zij dit ook weten te vinden’ (ouderenquête: in 2012 bedroeg dit 76%).
13
Hans Christiaanse is betrokken bij de oprichting en is tijdelijk bestuurslid van deze Stichting.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
17
7. In 2015 geeft minimaal 50% van de scholen aan dat het hen lukt om ouders in een sterke mate bij hun instelling te betrekken (schoolenquête: in 2012 bedroeg dit 12%). 8. De gemeente regisseert het bereiken van bovenstaande doelen in overleg met de lokale partijen. Hiervoor wordt een lokale werkgroep ouderbetrokkenheid ingericht. We hebben doelen voor 2015 geformuleerd, gericht op de gehele sector en alle leeftijdscategorieën: een gezamenlijke, stedelijke focus. Uiteraard kunnen uitwerkingen/operationaliseringen hiervan, per jaar, per sector en per leeftijdscategorie variëren. Afhankelijk van de beginsituatie, de groeimogelijkheden en de hoogte van de ambities. In eerdergenoemde aparte Tabellenrapportage staan in afzonderlijke hoofdstukken de cijfers voor 2012 (de beginsituatie) uitgesplitst naar onderwijssector en naar leeftijdscategorie. In voetnoten in de samenvatting benoemen we nog enkele verschillen in beginsituatie tussen de leeftijds- of onderwijssector wat betreft de doelen 5 tot en met 8.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
4
19
Uitvoerende partijen en organisatie
In voorliggend Plan wordt een algemene richting beschreven, zijn doelen geformuleerd en wordt een aanpak voorgesteld. Uiteindelijk dienen echter in gezinnen, scholen en andere instellingen de nodige activiteiten plaats te vinden. Er zitten nog heel wat schakels tussen een lokaal, bestuurlijk Plan en deze praktijk. In de slotparagraaf stellen we een aantal concrete stappen voor om in het komend jaar deze gewenste beweging op gang te krijgen. In deze paragraaf staan we stil bij de rolverdeling van de betrokken partijen: zeer belangrijk om activiteiten op gang te krijgen. We zien de volgende taken voor de betrokken partijen weggelegd: De gemeente - Een regisserende rol. Richting het onderwijs vooral stimulerend en faciliterend. Richting de zorg- en welzijnsector een meer sturende rol (als subsidiegever). - De boodschap uitzenden: aandacht voor partnerschap stimuleren, de gezamenlijke visie uitdragen. - Een verbinding leggen met andere beleidsprogramma’s. I.c. lokaal en regionaal jeugdbeleid, lokaal onderwijsbeleid (incl. achterstanden- en vsv-beleid). - Facilliteren dat kennis en expertise worden gedeeld, Good Practices worden ingebracht. De successen vieren. Vooruitgang (h)erkennen. - Monitoren en evalueren. De schoolbesturen en besturen van voorschoolse instellingen - De discussie over en de aandacht voor partnerschap met ouders bij hun scholen/instellingen bevorderen - Prioriteitstelling voor hun scholen en instellen - Facilitering van hun scholen (ook wat betreft scholing) - De samenwerking met zorg- en welzijnsinstellingen versterken - Monitoren. Vooruitgang (h)erkennen en successen vieren. De besturen van zorg- en welzijninstellingen Een sturende rol: - Ouders structureel bij de instelling/aanpak betrekken - De samenwerking tussen onderwijs, welzijn en zorg verder versterken - Prioriteitstelling binnen hun instellingen - Facilitering van hun personeel (ook wat betreft scholing) - Monitoren. Vooruitgang (h)erkennen en successen vieren. Ouders Oudervertegenwoordiging op lokaal en beleidsniveau ligt op het eerste gezicht complex. Hoewel veel bestuurders en beleidsmakers zelf tevens ‘ouder’ zijn achten we het toch zinvol als ook ‘externe’ ouders meepraten en meedenken bij plan- en beleidsvorming. Dit kan door bv. een ouderenquête zoals bij voorliggend Plan, maar ook door structureel enkele ouders toe te voegen aan een lokale werkgroep of door een ouderpanel in te richten. Organisatie In onze ogen is het van belang dat er een lokale werkgroep wordt samengesteld met trekkers/verantwoordelijken uit de diverse sectoren, die jaarlijks een actieplan opstelt ter versterking van de ouderbetrokkenheid: waarin doelen worden gekozen, de implementatie wordt gevolgd en de aanpak wordt geëvalueerd.
20
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
Beoogde deelnemers aan deze lokale werkgroep zijn: de gemeente, vertegenwoordigers namens schoolbesturen po t/m mbo, besturen voorschoolse instellingen, de directie van zorg- en welzijninstellingen en enkele externe oudervertegenwoordigers. Een geschikt overlegforum is mogelijk het Heerlense platform jeugdbeleid.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
5
21
Monitoring en Evaluatie
Het is aan alle betrokkenen om doelgericht te werken en de activiteiten en het beleid op het vlak van ouderbetrokkenheid te evalueren. Dit geldt voor de instellingen, maar ook voor de voorgestelde lokale werkgroep. Op het lokale niveau zou een extern onderzoeksbureau een vervolgmonitoring en evaluatie kunnen uitvoeren. De huidige meting uit medio 2012 kan hierbij als beginmeting dienen. In 2013 zou een procesmeting14 kunnen worden uitgevoerd: na een jaar is waarschijnlijk nog geen grote vooruitgang te verwachten wat betreft ‘partnerschap en kindresultaten’ In 2014 zou weer een bredere monitormeting kunnen plaatsvinden met o.a. een ouder- en instellingenquete. Deze metingen dienen informatie op te leveren over de voortgang van de plannen en de knelpunten en zo informatie op te leveren die bruikbaar is voor (bij)sturing van het beleid. Voorbeeld van Ouderbetrokkenheid op Kinderopvang Humanitas: ‘’Op één locatie werd een groot papier aan de muur opgehangen. Ouders en kinderen maakten samen een groot schilderij. Iedere ouder die het kind kwam ophalen, kreeg de kans om heel kort wat mee te schilderen alvorens naar huis te gaan. Uiteindelijk werd dit grote, gezamenlijke schilderij tentoon gesteld.’’
Voorbeeld van Ouderbetrokkenheid bij Peuterspeelzaalwerk Heerlen ‘’Als de peuter 3 jaar is wordt er een oudergesprek (10-minutengesprek) gepland. Aansluitend aan dit gesprek mogen ouders dan een uur in de speelzaal ‘meedraaien’ om inzicht te krijgen in het spel van hun peuter en om een stukje ouderbetrokkenheid ouder-speelzaal te kweken. Het is een groot succes. Ouders vragen nu uit zichzelf wanneer zij ‘eindelijk’ aan de beurt zijn en een ochtend mogen komen.’’
14
m.n. door middel van gesprekken en wellicht een versnellingskamer.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
6
23
Samenvatting en stappenplan
In opdracht van de gemeente Heerlen hebben we een Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid opgesteld, met als doel de ouderbetrokkenheid in de gemeente te versterken. Voor het formuleren van dit Plan is met vele betrokkenen gesproken uit de gemeente, de voorschoolse sector, het onderwijs, de zorg- en de welzijnssector, alsmede met ouders.15 De informatie is verzameld door: - enquêtes onder ouders, scholen en voorschoolse instellingen en zorginstellingen; - interviews met een aantal sleutelfiguren (bestuurlijk- en directieniveau); - een groepsbijeenkomst op 15 juni 2012 (versnellingskamer) en; - een groepsbijeenkomst ter toetsing van het conceptplan op 22 oktober 2012.
Samenvatting inventarisatie ouderbetrokkenheid Heerlen ¾ Ouders zijn redelijk tot redelijk goed tevreden over de voorschoolse sector en het onderwijs (gemiddeld een rapportcijfer 7,5; met het MBO als negatieve uitschieter). Zowel over de contacten, de informatievoorziening en de bereikbaarheid. Wel uiten zij een heel grote behoefte aan meer opvoedingsondersteuning vanuit (of via) het onderwijs en aan handvatten voor onderwijsondersteunend gedrag. Deze behoefte is het grootst bij ouders met kinderen in het VO en MBO, vervolgens in het PO en het kleinst (maar nog steeds aanzienlijk) bij ouders met kinderen van 0-4 jaar. ¾ De voorschoolse- en onderwijssector is veel kritischer naar ouders. 5 van de 43 (12%) geënquêteerde voorschoolse instellngen en scholen geven aan dat het hen momenteel lukt om ouders in hoge mate bij hun instelling weten te betrekken. Een meerderheid onderschrijft stellingen als ‘ouders moeten zich meer inspannen om de prestaties van hun kind te verbeteren’ en ‘ouders willen tegenwoordig teveel vriendjes zijn van hun kind’. ¾ Idem dito de zorg- en welzijnssector: meer dan de helft van de instellingen beoordeelt de opvoedingsvaardigheden van ouders in het algemeen als matig. Bijna de helft van de geënquêteerde instellingen geeft aan dat zij ouders in hoge mate bij de instelling weten te betrekken. ¾ Bij het opvoeden voelt 82% van de ouders zich voldoende ondersteund door hun omgeving (bij 03 jarigen het meest, dan 4-12 jarigen en tot slot 12+-jarigen). 76% van de ouders geeft aan dat als ze hulp nodig hebben bij het opvoeden, zij dit ook weten te vinden. 24% weet dit niet te vinden. ¾ Minstens een kwart van de ouders neemt wel eens deel aan activiteiten in de buurt (op dit vlak wordt veel georganiseerd door m.n. het welzijnswerk). Heerlense scholen denken er zeer wisselend over of zij ook een buurtfunctie hebben wat betreft het opbouwen van sociale netwerken. ¾ Er zijn geen grote verschillen tussen laaggeleide en hooggeleide ouders in hun algemene waardering voor de relatie ouder-school en in hun behoeften. Dit wil overigens niet zeggen dat concrete maatregelen en activiteiten voor deze ouders ook hetzelfde zouden moeten zijn.16 Laagopgeleide ouders hebben bijvoorbeeld relatief vaak te lage verwachtingen van hun kind, hetgeen uiteindelijk resulteert in daadwerkelijk lagere prestaties. Een aanpak zou daarop gericht kunnen zijn. Ook voor de uitsplitsing naar wijken zien we geen grote verschillen in de algemene waarderingen en behoeften.
15 16
Tenzij anders vermeld bedoelen we met scholen ook de voorschoolse instellingen (peuterspeelzalen en kinderopvang). Bij laagopgeleide ouders is bijvoorbeeld relatief vaak sprake van (te) lage verwachtingen van hun kind.
24
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
¾ Ouders van kinderen in het MBO zijn beduidend negatiever over hun relatie met de school dan andere ouders. Meer dan de helft van hen beoordeeld de mate van contact met de MBO-school, de informatie over het kind, het aanbod aan opvoedingsondersteuning e.a., als onvoldoende. Onze conclusie luidt dat momenteel nog geen sprake is van een breed gedragen partnerschapsrelatie in het veld. Het beeld dat het onderwijsveld heeft van ouders is kritisch en weinig instellingen weten ouders in grote mate te bereiken. Ouders geven aan een sterke behoefte te hebben aan meer handvatten vanuit (of via de) school. Ook op het vlak van opvoeding wensen zij informatie uit te wisselen en te ontvangen, zeker ook in de VO-leeftijd. Een kwart van de ouders geeft aan, dat als er problemen zijn in de opvoeding, zij geen hulp weten te vinden. Hier liggen belangrijke aangrijpingspunten voor welzijn- en zorgorganisaties om i.s.m. het onderwijs meer aandacht aan gaan te besteden.
Gezamenlijke visie Heerlen op ouderbetrokkenheid Een sterke ouderbetrokkenheid is belangrijk voor de brede ontwikkeling van kinderen. Het is belangrijk dat de instellingen in Heerlen een partnerschaprelatie met ouders (gaan) delen. Voorschoolse instellingen, het onderwijs en de zorg- en welzijnsector werken samen om ouderbetrokkenheid te vergroten.
Doelen 2015 (voorstel Oberon en Cedin, Expertisepunt Ouderbetrokkenheid) 1. Alle Heerlense zorg- en welzijnsinstellingen, voorscholen en scholen van PO t/m MBO hebben een structureel Partnerschapsbeleid, dat voldoet aan de geformuleerde kwaliteitseis (zie kader hieronder): een team met docenten/professionals en ouders formuleert jaarlijks onder leiding van de directie een plan met doelen, activiteiten, een planning en evaluatie ervan. In het plan wordt aangegeven hoe hierbij wordt samengewerkt met de onderwijs- en de zorg- en welzijnssector. 2. De zorg- en welzijnsector en het onderwijs werken nauw samen op het vlak van ouderbetrokkenheid. De onderwijsinstellingen kunnen kiezen uit een kwalitatief hoogwaardig aanbod van opvoedingsondersteunende activiteiten aan activiteiten op het vlak van de buurtfunctie vanuit o.a. de Heerlense zorg- en welzijnsector. 3. Er is een aantal instellingen (scholen, zorg en welzijn) dat zich bovengemiddeld heeft geprofileerd op het thema ouderbetrokkenheid. Zij kunnen resultaten laten zien (hebben evt. een keurmerk behaald of een zeer positieve Inspectiebeoordeling) en willen hun excellentie op het terrein van ouderbetrokkenheid met andere instellingen delen. 4. In 2015 vindt minimaal 90% van de ouders dat de school in een voldoende mate onderwijsondersteunend gedrag door ouders stimuleert (ouderenquête, in 2012 bedroeg dit 44%17). 5. In 2015 vindt minimaal 90% van de ouders dat door (of via) de school van hun kind voldoende opvoedingsondersteuning wordt geboden (ouderenquête, in 2012 bedroeg dit 42%18). 6. In 2015 geeft minimaal 90% van de ouders aan dat ‘als ze hulp nodig hebben, zij dit ook weten te vinden’ (ouderenquête, in 2012 bedroeg dit 76%19). 7. In 2015 geeft minimaal 50% van de scholen aan dat het hen lukt om ouders in een sterke mate bij hun instelling te betrekken (schoolenquête, in 2012 bedroeg dit 12%20). 17 18 19 20
Uitgesplitst naar leeftijdssector: 0 t/m 3-jarigen 50%; 4 t/m 11-jarigen 55%; 12 t/m 17-jarigen 44% en; 18 t/m 22jarigen 14%. Uitgesplitst naar leeftijdssector: 0 t/m 3-jarigen 58%; 4 t/m 11-jarigen 47%; 12 t/m 17-jarigen 38% en; 18 t/m 22jarigen 16%. Uitgesplitst naar leeftijdssector: 0 t/m 3-jarigen 91%; 4 t/m 11-jarigen 85%; 12 t/m 17-jarigen 78% en; 18 t/m 22jarigen 74%. Voor het PO afzonderlijk betreft dit 4 van de 24 scholen (17%), voor het VO/MBO 0 van de 6 scholen (0%).
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
25
8. De gemeente regisseert het bereiken van bovenstaande doelen, in overleg met de lokale betrokkenen. Hiervoor wordt een lokale werkgroep ingericht. De geformuleerde doelen zijn gericht op de gehele sector en alle leeftijdscategorieën: een gezamenlijke, stedelijke focus. Uiteraard kunnen nadere uitwerkingen/operationaliseringen van doelen per jaar, per sector en per leeftijdscategorie variëren. Afhankelijk van de beginsituatie, de groeimogelijkheden en de hoogte van de ambities. In eerdergenoemde Tabellenrapportage staan in afzonderlijke hoofdstukken de cijfers voor 2012 (de beginsituatie) uitgesplitst naar onderwijssector en naar leeftijdscategorie. In voetnoten op pag. 15 benoemen we nog enkele verschillen in beginsituatie tussen de leeftijds- of onderwijssector wat betreft de doelen 5 tot en met 8.
De kwaliteitseis: Partnerschapsbeleid ¾ Op iedere voorschoolse instelling en school stelt een schoolteam –o.l.v. de directie en samengesteld uit enkele docenten en ouders- jaarlijks een concreet actieplan op, formuleert concrete doelen, volgt de uitvoering van activiteiten en evalueert deze. ¾ In dit jaarlijkse actieplan wordt aangegeven hoe de school samenwerkt met de zorg- en welzijnssector. ¾ Voor de zorg- en welzijnsinstellingen idem dito: een team –o.l.v. de directie en samengesteld uit medewerkers en ouders- stelt jaarlijks een concreet actieplan op, formuleert doelen, volgt de uitvoering van activiteiten en evalueert deze. Doel daarvan is om hun aanpak (nog) beter afgestemd krijgen op de behoeften en mogelijkheden van ouders. ¾ Onderdeel van dit jaarlijkse plan is de samenwerking met het onderwijs en de overige zorg- en welzijnsssector. In het voorliggende lokale Plan van Aanpak zijn een aantal lokale doelen en een gezamenlijke missie geformuleerd. Deze vormen het uitgangspunt en een richtlijn voor de jaarlijkse actieplannen van instellingen. In Bijlage 5 is een format opgesteld voor een dergelijk actieplan. Bovenstaande noemen wij ‘De kwaliteitseis’ voor voorschoolse instellingen, scholen en zorg- en welzijnsinstellingen: de eis van een structureel Partnerschapsbeleid.
Stappenplan Om de gezamenlijke visie te realiseren en de geformuleerde doelen te bereiken, stellen we een aantal concrete stappen voor: 1. Akkoordverklaring. Een eerste stap is dat de betrokkenen besluiten in principe verder te gaan met dit traject, in een gezamenlijke samenwerking tussen zorg, welzijn en onderwijs. Op de bijeenkomst van 22 oktober is dit in feite besloten. Sommige deelnemers zullen wellicht nog ruggespraak moeten houden met hun bestuur en hun instellingen ter bevestiging van dit besluit. 2. Organiseer de lokale aanpak. Richt een lokale werkgroep in met trekkers/verantwoordelijken uit de diverse sectoren. Dit kan een voortzetting zijn van de huidige bezetting van de 22 oktober bijeenkomst (vgl. Bijlage 3), waarbij t.z.t. een oudervertegenwoordiging wordt geregeld. In principe is op de bijeenkomst van 22 oktober ingestemd met deze opzet. De eerste stap in de werkgroep is om de visie en de langetermijndoelen definitief vast te stellen. In principe voldoen de door Oberon en Cedin voorgestelde indicatoren, maar sommige streefcijfers kunnen wellicht te (weinig) ambitieus zijn of toch naar onderwijs- en leeftijdssector te worden gespecificeerd.21
21
Zie de voetnoten op de vorige pagina of de Tabellenrapportage voor uitsplitsingsinformatie.
26
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
De werkgroep stelt jaarlijks een actieplan op ter versterking van de ouderbetrokkenheid: waarin doelen worden gekozen, de implementatie wordt gevolgd en de aanpak wordt geëvalueerd. Een belangrijk aandachtspunt betreft de samenwerking tussen onderwijs en de zorg- en welzijnssector op het vlak van ouderbetrokkenheid (o.a. de opvoedingsondersteuning en de deelname aan buurtactiviteiten). De gemeente zou o.i. deze werkgroep dienen te trekken. De gemeentelijke vertegenwoordiging in de werkgroep zorgt tevens voor het leggen van verbindingen met andere lokale beleidsthema’s (o.a. CJG, regionaal jeugdbeleid, bestuursafspraken, afstemming tussen onderwijssectoren en VSV-beleid) en rapporteert hierover aan de werkgroep. Idem dito voor de deelnemers uit de voorschoolse, onderwijs-, en zorg- en welzijnsector (o.a. passend onderwijs). 3. De mindset beïnvloeden. Momenteel zijn de kennis over de mogelijkheden van ouderbetrokkenheid en de ‘sence of urgery’ nog onvoldoende. Bovendien is sprake van forse verschillen tussen het beeld en de verwachtingen die ouders van scholen hebben versus het beeld van het onderwijs over ouders. Het draagvlak in het veld voor dit lokale plan dient te worden versterkt. Zend de gezamenlijke boodschap uit. Maak op stedelijk niveau de visie en de doelen kenbaar aan het werkveld. Maak de mogelijkheden duidelijk en toon good practices (uit Heerlen zelf en daarbuiten). Breng de successen in beeld en vier deze. Dit kan door middel van een werkconferentie (ofwel een startconferentie). 4. Vervolgcommunicatie intern. Vervolgens communiceren de betrokken besturen en directies intern over de lokaal geformuleerde visie, de doelen en de voorgestelde activiteiten. En proberen hiervoor voldoende draagvlak te verkrijgen. Ieder bestuur of directie bespreekt met diens instelling(en) hoe zij er nu voorstaan en relateert dit aan de geformuleerde doelstellingen voor 2015. Bij akkoordverklaring stellen zij zich verantwoordelijk voor een verdere concretisering ervan door de onderliggende instellingen. Scholen, voorschoolse instellingen en zorg- en welzijnsinstellingen gaan aan de slag met het ontwikkelen van structureel Partnerschapsbeleid rekening houdend met de kwaliteitseis. Zij geven o.a. aan hoe zij met ouders en met de overige sectoren samenwerken. Zo kan o.i. een groter deel van opvoedingsondersteunende activiteiten op de school worden verzorgd. (Welke organisatie durft het aan om met ouders een bijeenkomst ‘meer dan een vriendje van je kind’ te organiseren? Opvoedingsdebatten op vo-scholen. Een Voorlichtingsavond ‘Kinderen, Internet en Sociale Media’ etcetera. Hoge verwachtingen van je kind/belonen. Werk vraaggestuurd, met aandacht voor aanvullende competenties in de onderwijs- en zorg- en welzijnssector. Het LLO-Keurmerk). 5. Biedt de mogelijkheid voor Pilots aan. In de doelen is beschreven dat iedere organisatie in 2015 een structureel Partnerschapsbeleid zou moeten voeren. Biedt enkele scholen uit de diverse sectoren in 2013 de gelegenheid om aan een pilot deel te nemen, met enige extra facilitering vanuit de betrokken partners (gemeente en besturen). Prioriteit kunnen hebben instellingen voor MBO en instellingen die ouders als partner willen als het gaat om zorgleerlingen. Uit deze aanpak komen good practices die gedeeld kunnen worden. (In het VO en MBO kan betrokkenheid van de jeugd zelf in de driehoek Ouders-school-leerling worden meegenomen ( interactieve opvoeddebatten ( opvoedingsondersteuning) en interactieve debatten over steun bij het leren (educatief partnerschap) evenals het inschakelen van het CJG in de school. Aandachtspunt: concreet maken welke rol ouders werkelijk spelen om uitval te voorkomen. Ouderhulpkaarten, zomerdiptips, aanpak lage verwachtingen van laagopgeleide ouders. En aandacht voor de houding richting ouders. Wij-zijgedrag.) (bv. trits aanbieden op maat: 1. ouderbetrokkenheid, visie en concretisering, 2.educatief partnerschap en houding, en 3.een bijeenkomst met ouders)).
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
27
6. Ouders met kinderen in het MBO zijn beduidend negatiever over hun relatie met de school. Iedere MBO-school oriënteert zich in 2013 nader op de samenwerking met ouders, o.a. op basis van goede voorbeelden in het land en stelt een meerjarenplan op.22 Financiën In principe beschouwen wij het vergroten van ouderbetrokkenheid als een basisactiviteit voor alle instellingen. Ook het samenwerken in lokaal verband dient ons inziens daartoe te worden gerekend. In het kader van een extra lokale impuls zou geld kunnen worden begroot voor een lokale werkconferentie (om bewustzijn en draagvlak te versterken), de facilitering van enkele pilots en de externe monitoring en evaluatie.
22
Vergelijk ook: Nabij op afstand: ouders en het mbo, Ecbo en ITS, november 2011.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
29
Bijlage 1. Begrippenkader Als we spreken over de ontwikkeling van kinderen betreft dit: ▪ het cognitieve vlak (bv. leerprestaties); ▪ de sociaal emotionele ontwikkeling; ▪ de fysieke gezondheid. Ouderbetrokkenheid wordt gezien als een belangrijke factor om ontwikkelingskansen te vergroten. Wat is ouderbetrokkenheid? Het concept ‘pedagogische civil society’ heeft betrekking op alle gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen. In onze geïndividualiseerde samenleving zijn de sociale netwerken en de sociale ondersteuning voor een deel weggevallen, waardoor veel ouders er geïsoleerder voorstaan. In een goed functionerende ‘pedagogische civil society’ hebben burgers de bereidheid om zowel in het eigen netwerk als in het publieke domein verantwoordelijkheden rond het opgroeien van kinderen te delen. Ouders hebben daarbij onderlinge verbindingen en tezamen met familieleden, vrienden, buurtbewoners, onderwijs- en zorginstellingen en sportcoaches wordt het opgroeien van kinderen bevorderd (vgl. bv. De Winter, 2008; Gemmeke, 2011). Binnen dit concept worden drie vormen van betrokkenheid onderscheiden: informele steun. Informatief, praktisch of emotioneel; informele sociale controle. Publieke familiariteit is hierbij van belang; intergenerationeel contact. Met name tussen jeugd en volwassenen. De RMO en de RMZ pleiten in een belangrijk advies –Investeren rondom kinderen (2009)- voor het bevorderen van de sociale inbedding van gezinnen. Lokaal jeugdbeleid kan daaraan bijdragen, met een centrale rol voor de Centra voor Jeugd en Gezin. In het algemeen worden drie belangrijke invloedssferen op de ontwikkeling van kinderen onderscheiden:
Omgeving
School
Gezin
Afgebeeld staan de drie invloedssferen die van invloed zijn op de ontwikkeling van een kind: 1. Ouders/gezin; 2. Onderwijs (incl. de voorschoolse sector) en 3. Omgeving, met name de buurt, de vrienden, de gemeente en de welzijn- en zorginstellingen.
30
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
Als deze invloedssferen geheel los van elkaar staan komt dit niet ten goede van het kind. Als bijvoorbeeld buurtbewoners niets afweten van het problematisch opgroeien van een kind is dit schadelijk. Als ouders en school niet samenwerken bij de cognitieve ontwikkeling van een kind, wordt het potentieel van een kind niet benut. Van belang is dus dat er enige overlap is tussen de invloedssferen: gebieden waarin tezamen wordt opgetrokken. Ofwel, dat er sprake komt van Partnerschap. Vanuit de invalshoek van het onderwijs worden de volgende brede concepten veel gebruikt: ouderbetrokkenheid, partnerschap en ouderparticipatie. De definities kunnen variëren in publicaties en in de praktijk (OCW overweegt momenteel dan ook om een voorstel voor uniform taalgebruik uit te brengen). Momenteel meest gebruikt zijn de volgende onderwijsdefinities: Ouderbetrokkenheid heeft betrekking op het betrokken zijn van ouders bij de begeleiding van hun kind, bij de groep waarin hun kind zit en bij de voorschoolse instelling of school als geheel (een onderwijsdefinitie) De relatie tussen ouders en scholen kan er één zijn van klant – voorziening of één van partnerschap. Partnerschap houdt in dat onderwijs en opvoeding met elkaar worden afgestemd, er goede informatieuitwisseling plaatsvindt en er wordt samengewerkt. Bij partnerschap wordt gesproken over gelijkwaardigheid (partners stemmen onderwijs en opvoeding idealiter met elkaar af), maar deze ligt in realiteit complex. Er ligt relatief veel zeggenschap bij de school in de relatie school – ouders. Hoewel uiteindelijk ouders de bestaansgrond vormen voor een school en ouders in ultimo hun kinderen kunnen terugtrekken van een school. Het volgende model is een voorbeeld van een definitiemodel:
Ouderbetrokkenheid/partnerschap
Educatief partnerschap
Ouderparticipatie
pedagogisch partnerschap
didactisch partnerschap
formeel
(opvoed‐ ondersteunende
(onderwijs‐ ondersteunende
bestuur/MR
rol van ouders)
rol van ouders)
activiteiten extra handen
Maatschappelijk
partnerschap
samen met je kind in de buurt
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
31
We lichten het schema kort toe. Ouderbetrokkenheid, in de visie van partnerschap, omvat drie terreinen: - Educatief partnerschap, Hiermee wordt gedoeld op een wederzijdse betrokkenheid en een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school, teneinde optimale omstandigheden te realiseren voor de sociale en cognitieve ontwikkeling en de leerprestaties van kinderen.23 Daarbinnen zijn weer twee terreinen te onderscheiden: • Pedagogisch partnerschap of Opvoedingsondersteuning Dit heeft betrekking op de opvoeding door ouders, de opvoedingsondersteuning (door bv. het CJG) en de afstemming en wederzijdse betrokkenheid tussen ouders en (voor)school. Opvoedingsdebatten, voorlichting over seksualiteit, puberteit, mediawijsheid etcetera zijn voorbeelden hiervan. De CJG heeft een belangrijke rol op dit vlak, met o.a. opvoedadvies en extra zorg voor kwetsbare groepen. • Didactisch partnerschap of Onderwijsondersteunend gedrag Dit heeft betrekking op het gedrag van ouders thuis: het taalgebruik, voorlezen, hulp bij huiswerk etcetera. Hier zijn diverse programma’s voor ontwikkeld en in gebruik (in Heerlen wordt nu bv. het nieuwe programma VVE Thuis op een aantal voorscholen geïntroduceerd). Onder dit thema valt ook de wederzijdse informatieverstrekking tussen ouders en instellingen over de vorderingen en het welzijn van het kind. - Ouderparticipatie Dit betreft de actieve deelname van ouders aan activiteiten op school. Te onderscheiden in: • Formele participatie, in bv. MR of bestuur • Informele participatie, bv. het helpen bij activiteiten - Maatschappelijk partnerschap Dit betreft de activiteiten die betrekking hebben op de onderlinge binding van ouders en op de relatie van de instelling met de buurt. De CJG kan hierin een belangrijke rol spelen. De Onderwijsraad pleit in haar recent advies voor het stimuleren van oudergemeenschappen, om het netwerk rond ouders te versterken. De vraag van de gemeente Heerlen heeft wat betreft de relatie ouders-school betrekking op het Educatief partnerschap en op het Maatschappelijk partnerschap. De ideeënontwikkeling rond partnerschap in het onderwijs kunnen worden beschouwd als een aspect van de versterking van de 'pedagogische civil society' (de gemeenschappelijke activiteiten van burgers rond het grootbrengen van kinderen), maar de laatste is uiteraard breder. Met de gemeente Heerlen zal de exacte begrenzing van het ouderbetrokkenheidbeleid worden vastgesteld. Wat betreft terminologie zien we enige verschillen terug tussen de onderwijssector en de zorgsector en soms ook binnen het onderwijs. Voor Heerlen zullen we in overleg met de partners de meest geschikte, meest passende terminologie kiezen en uitdragen dat deze zo breed mogelijk in het veld gaat worden gebruikt. Waarom is ouderbetrokkenheid van belang? Er zijn de laatste jaren diverse rapporten verschenen die het belang van een goede relatie tussen ouders en hun omgeving benadrukken, ten behoeve van een gunstig opgroeiklimaat van hun kinderen. In het eerdergenoemde adviesrapport ‘Investeren rondom kinderen’ van de RMO en RMZ wordt bepleit dat de overheid zich meer zou moeten richten op het bevorderen van de sociale inbedding van gezinnen. Kinderen zouden niet meer gezien moeten worden als last, maar als een geluk waar iedereen in kan delen en waar iedereen een rol zou kunnen spelen. Beide adviesraden stelden voor ideeën te ontwikkelen om mensen meer in contact met elkaar te brengen. In hun optiek zouden bv. scholen gestimuleerd moeten worden om regelmatig ouderbijeenkomsten te organiseren 23
Amse, M., Wassing, A. & Wit, de, C. (2008). Educatief partnerschap tussen ouders en school. Visie en praktijk in het voortgezet onderwijs. Deel 5 uit de serie: Leren Anders Organiseren. Den Bosch: KPC Groep.
32
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
waar ouders met elkaar zouden kunnen praten over dilemma’s in de opvoeding en tevens contacten zouden kunnen leggen. Ook de Onderwijsraad riep in haar rapport ‘Ouders als partners’ op om ouders met elkaar te verbinden. In dit advies wordt een onderscheid gemaakt in drie typen van relaties tussen ouders en school. Ten eerste bestaat er een individuele, juridische relatie (vastgestelde rechten en plichten). Ten tweede zijn ouders samenwerkingspartners als het gaat om de opvoeding en het leerproces van hun kind. Ten slotte zijn alle ouders onderdeel van een (informele) oudergemeenschap. Hoofdlijn in het advies van de Onderwijsraad is dat er in het beleid minder nadruk moet zijn op het eerste (juridische) type, en meer op het tweede (partnerschap) en derde type (lid van de oudergemeenschap). Volgens de Onderwijsraad kan een goede betrokkenheid van ouders bij elkaar, bij de klas en bij de school een gunstig effect hebben op de sociale cohesie in de buurt. Volgens de raad liggen er duidelijke lijnen naar de school als oefenplaats voor actief burgerschap en sociale integratie. Ook pleit de raad voor meer ouderbetrokkenheid als het gaat om opbrengsten en eindresultaten. De uitkomst van de literatuurstudie Ouderbetrokkenheid in het onderwijs’ (Menheere en Hooge) sluit hierop aan. Zij concluderen dat veel onderzoek laat zien dat kinderen voor het leren en hun ontwikkeling gebaat zijn bij een samenhang tussen hun wereld thuis, hun wereld in de buurt en de wereld op school. Ook laat onderzoek zien dat ouders een grote invloed hebben op de ontwikkeling en leerprestaties van hun kinderen. Thuis kunnen zij een veilige en stabiele omgeving bieden. Zij kunnen hun kinderen stimuleren door regelmatig voor te lezen, betrokken te zijn bij het huiswerk en hen te motiveren als het tegenzit op school. Ook zijn ouders onmisbaar bij loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding en bij het voorkomen van schooluitval en schoolverzuim. De onderwijsondersteuning thuis, ofwel het didactisch partnerschap, wordt als potentieel zeer relevant beschouwd voor de verbetering van leerprestaties. De nadruk ligt daarbij op de jongste jaren, van 0-6 jaar.
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
33
Bijlage 2. De enquêtes Om de beginsituatie van ouderbetrokkenheid in Heerlen in beeld te brengen zijn een enquête onder een steekproef van ouders en een korte enquête onder alle relevante betrokken instellingen waaronder scholen, voorschoolse instellingen en zorginstellingen uitgezet. In deze bijlage vindt de belangrijkste informatie over de enquêtes. Een compleet overzicht van de resultaten van de enquêtes wordt weergegeven in de tabellenrapportage ‘Enquêtes ouderbetrokkenheid Heerlen’ (Oberon, oktober 2012). Ouderenquête De ouderenquête is bij een steekproef van ouders uitgezet. Bij het trekken van de steekproef is gebruik gemaakt van gegevens uit de gemeentelijke bevolkingsadministratie. Er is voor gekozen om ouders van kinderen van 0 tot 23 jaar te benaderen voor de vragenlijst. De steekproeftrekking vond plaats op kindniveau, waarbij de kinderen waren verdeeld in 4 leeftijdscategorieën, te weten 0 t/m 3, 4 t/m 11, 12 t/m 17 en 18 t/m 22 jaar. Om de steekproefgrootte per leeftijdscategorie te berekenen is op basis van de populatiegrootte een sample size uitgerekend. Bij de berekening van de sample size zijn we uitgegaan van een foutmarge van 5% en een betrouwbaarheidslevel van 90%. De uiteindelijke steekproefgrootte is gebaseerd op een verwachte respons van 25%. In totaal zijn ouders van 4060 kinderen benaderd voor het invullen van de ouderenquête. De ouders hebben per post een uitnodiging met daarin een link naar de vragenlijst ontvangen. Aan de ouders werd gevraagd om de vragenlijst voor het in de steekproef geselecteerde kind in te vullen. In de steekproef zaten niet twee kinderen met hetzelfde woonadres. Hiermee werd voorkomen dat ouders voor meerdere kinderen de vragenlijst moesten invullen. Aan de ouders werd gevraagd om de enquête binnen twee weken in te vullen. Na twee weken bleek de respons lager dan 25%. Daarom is een rappel gestuurd naar een selectie van de ouders die de vragenlijst nog niet had ingevuld. Uiteindelijk is voor de eerste drie leeftijdscategorieën een respons behaald van meer dan 25%. Alleen voor de leeftijdscategorie van 18 t/m 22 jaar was het responspercentage lager, namelijk 17%. Onderstaande tabel geeft de populatieverdeling, de steekproefgrootte en de respons per leeftijdscategorie in aantallen weer. Tabel: populatieverdeling, steekproefgrootte en respons per leeftijdscategorie in aantallen leeftijdscategorie populatie steekproefgrootte respons responspercentage 0 t/m 3 jaar 3.018 996 276 28% 4 t/m 11 jaar 6.301 1040 271 26% 12 t/m 17 jaar 5.092 1028 276 27% 18 t/m 22 jaar 3.084 996 172 17% Totaal 17.495 4060 995 25%
In de rappelbrief is ouders gevraagd om te laten weten waarom ze de vragenlijst niet wilden of konden invullen. Voornamelijk ouders van kinderen in de leeftijdscategorie van 18 t/m 22 jaar reageerden. De analyse van de resultaten van de ouderenquête is gedaan voor de totale respons, maar ook voor verschillende uitsplitsingen: leeftijdscategorie, sociaal economische status op basis van opleidingsniveau en wijk. Representativiteit/respons Doordat de steekproef per leeftijdscategorie getrokken is, komt de verdeling van de totale respons niet overeen met de verdeling van de populatie. In de populatie verschilt de grootte van de verschillende leeftijdscategorieën. Er zijn meer 12 tot en met 17 jarigen dan 0 tot en met 3 jarigen. Zoals te zien is in
34
Oberon & Cedin expertisepunt ouderbetrokkenheid
de tabel is de grootte van de leeftijdscategorieën in de respons ongeveer even groot. Om ervoor te zorgen dat de totale respons representatief is aan de populatie hebben we de uitkomsten van de vragenlijst gewogen. De weegfactor is als volgt berekend: (aantal leeftijdscategorie in populatie / totale populatie) : (respons/totaal respons) = weegfactor. Een voorbeeld: weegfactor van leeftijdscategorie 0 t/m 3 jaar = (3018/17.495) / (276/995) = 0,62. De respons is verder onderzocht op het vlak van de variabelen opleidingsniveau ouders en de wijk. De samenstelling van de respons bleek op deze variabelen niet/nauwelijks significant af te wijken van de samenstelling van de totale steekproef. We gaan daarom uit van een voldoende representativiteit van de responsgroep. Enquêtes onder scholen en voorschoolse instellingen en zorginstellingen Er is voor gekozen om twee verschillende vragenlijsten op te stellen: één voor scholen en voorschoolse instellingen en één voor welzijns- en zorginstellingen. De laatste vragenlijst ging met name over ouderbetrokkenheid, opvoedondersteuning en pedagogisch partnerschap. De vragenlijst voor scholen en voorschoolse instellingen ging over didactisch, pedagogisch en maatschappelijk partnerschap. De onderstaande tabel geeft de respons op de vragenlijst voor welzijns- en zorginstellingen weer. Tabel: respons vragenlijst welzijns- en zorginstellingen Organisatie (n=12) Bureau jeugdzorg Welzijnsorganisatie Alcander GGD Xonar Meander Thuiszorg Veiligheidshuis MEE Zuid-Limburg Mondriaan Anders, namelijk gezondheidscentrum en jeugdgezondheidszorg
Aantal respondenten 0 6 1 0 1 0 1 1 2
De onderstaande tabel geeft de respons op de vragenlijst voor scholen en voorschoolse instellingen weer. Type instelling (n=43) Peuterspeelzaal Kinderopvang Primair onderwijs Voortgezet onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Welzijnsinstelling Zorginstelling Anders, namelijk speciaal (voortgezet) onderwijs
Aantal 1 8 26 5 1 0 0 2
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
35
Bijlage 3. De betrokkenen Naam
Organisatie
Dhr. Wintgens
Peuterspeelzaalwerk Heerlen Mevr. van den Peuterspeelzaalwerk Bunder Heerlen Mevr. Van der Velden Kinderopvang Humanitas Dhr. Feron Schoolbestuur Movare Dhr. Satijn Schoolbestuur Movare Dhr. Camp Schoolbestuur Innovo
Deelname interview Deelname Deelname 22 versnellingskamer oktober Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja Ja Nee
Ja Nee Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja Ja Nee Vervanger: dhr. Ortmans Vervanger: A. Daemen Nee Vervanger: R. Creusen Ja
Dhr. Cals
Stichting LVO
Dhr. Pranger Dhr. Linssen
Arcus College Cita Verde College
Mevr. Pihler
Alcander
Dhr. Lempers
JGZ
Nee
Ja
Ja
Mevr. Urlings
GGD- JGZ 4-12
Ja
Nee
Nee
Mevr. Gerrits
Meander JGZ 0-4
Ja
Ja
Ja
Mevr. Zeelen
CJG Heerlen
Ja
Nee
Nee
Mevr. Kuijpers
Gemeente Heerlen
Ja
Ja
Ja
Mevr. Goossens
Gemeente Heerlen
Ja
Ja
Ja
Mevr. Haket
Gemeente Heerlen
ja
Ja
Ja
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
37
Bijlage 4. Overzicht activiteiten Ouderbetrokkenheid Voorschoolse instellingen en scholen Welke activiteiten onderneemt uw instelling om ouders/verzorgers te stimuleren hun kind te ondersteunen? (Meerdere antwoorden mogelijk) Activiteiten (n=35) We geven ouders mondelinge toelichting over de beste aanpak om hun kind te ondersteunen We brengen dit onderwerp ter sprake bij individuele gesprekken (10-minutengesprekken, rapportbesprekingen) We betrekken ouders bij de invulling van buitenschoolse activiteiten We stimuleren ouders om thuis activiteiten te ondernemen die gunstig zijn voor de leerprestaties van het kind (voorlezen, helpen bij huiswerk) We adviseren ouders mondelinge toelichting over de beste aanpak om hun kind te ondersteunen We nodigen ouders uit om hun mening te geven We organiseren thema- en informatiebijeenkomsten over relevante onderwerpen We informeren ouders over andere instellingen die zich op kinderen/jongeren richten (verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk) We betrekken ouders bij het onderwijs op school (lezen, creatieve vakken) We brengen dit onderwerp ter sprake tijdens haal- en brengmomenten We geven materiaal mee aan ouders voor gebruik thuis (voorleestas) We verstrekken schriftelijke/digitale informatie over onderwijsondersteuning Anders, namelijk informatie en stimulering door middel van een eigen krantje en we bemiddelen naar andere instellingen die hulp kunnen bieden
Aantal 30 30 28 28 27 25 25 22 21 19 16 13 3
Organiseert uw instelling activiteiten om de onderlinge betrokkenheid van ouders te versterken? (Meerdere antwoorden mogelijk) Organiseren (n=43) Ja, we organiseren feesten Ja, we organiseren debatten, gastsprekers, thema-avonden Ja, door het aanpakken van gezamenlijke klussen Ja, we organiseren excursies Ja, we organiseren koffieochtenden Ja, anders, namelijk groepsavonden, thuisactiviteiten, afsluiting thema’s. Nee
Aantal 25 22 15 10 9 8 5
Zorg- en welzijnsinstellingen Op welke manieren biedt u opvoedondersteuning? (Meerdere antwoorden mogelijk) Manieren (n=12) We informeren ouders over andere instellingen die zich op jongeren richten (verenigingen, jeugdwerk, welzijnswerk) We verstrekken schriftelijke/digitale informatie over opvoedingsondersteuning we geven mondelinge toelichting tijdens spreekuren over de beste aanpak om kinderen te ondersteunen We geven materiaal mee aan ouders voor gebruik thuis We organiseren thema- en informatiebijeenkomsten over relevante onderwerpen We gaan op huisbezoek Anders, namelijk een aanbod voor kinderen met een specifieke hulpvraag, preventie projecten, opvoedcursussen en activiteiten ter ondersteuning van de thuissituatie
Aantal 11 12 11 10 11 12 4
Zie ook de rapportage ‘Inventarisatie opvoedings- en opgroeiondersteuning’ (gemeente Heerlen, juli 2010).
Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid Heerlen
39
Bijlage 5. Format voor een instellingsplan Ouderbetrokkenheid Heerlen Dit format voor een instellingsplan Ouderbetrokkenheid is afgeleid van het lokale Plan van Aanpak. Een schoolplan In het schoolplan komen de aandachtspunten terug die de inspectie hanteert (wat betreft de eisen die in het kader van VVE en de Wet OKE worden gesteld). Het model is tevens gebaseerd op de kwaliteitskaarten van Kwintoo en Kwivivve. Het format is bruikbaar voor individuele scholen en voorschoolse voorzieningen. Het format omvat een algemeen gedeelte (1 t/m 10) waarin de huidige aanpak en situatie worden beschreven, en een jaarlijks op te stellen actieplan/verbeterplan (11). 1. Heldere visie op ouderbetrokkenheid O.a. de lokale visie en doelstellingen zijn hierbij van belang. Evt. aangevuld met schoolspecifieke keuzes. Wat levert het op voor kinderen. 2. Opvattingen en verwachtingen van ouders over voorschoolse educatie en onderwijs O.a. de formele kant (ouderraad, MR klachtenprocedure e.d.). En hoe de school zich informeert over opvattingen en verwachtingen van ouders. En op schoolniveau communicatie met ouders. 3. Heldere procedure voor intake en toelating Hier wordt toegelicht hoe de intake benut wordt om de relatie met ouders op te bouwen (de wederzijdse verwachtingen uitspreken en vastleggen). 4. Informatievoorziening aan ouders over de gang van zaken op school of zaal Gedeeltelijk kan worden verwezen naar allerlei documenten zoals de schoolgids. Verder beschrijven hoe ouders geïnformeerd worden en hoe gecontroleerd wordt of dit adequaat gebeurd. 5. Informatievoorziening aan ouders over de ontwikkeling van hun kind Zowel de afspraken over de formele contactmomenten als over de ‘tussendoor’- contacten. 6. Ouderbetrokkenheid bij de begeleiding van hun kind Centraal hierin staan de afspraken over het onderwijsondersteunend gedrag door ouders en de informatie en handvatten die de school hier biedt. En tevens de over de ontwikkelings- en opvoedingsondersteuning. 7. Ouderbetrokkenheid bij activiteiten op school of zaal 8. Aandacht voor de thuistaal/dialect (evt.) 9. De doorgaande lijn tussen onderwijssectoren 10. De samenwerking met zorg- en welzijnsinstellingen 11. Het jaarlijkse actieplan/verbeterplan De samenstelling van de werkgroep: Voorzitter: dir. ….; Oudervertegenwoordiging: …….; Leraarvertegenwoordiging: ….. Onderwerp …
Actie …
Wie …
Wanneer …
Een plan voor zorg- en welzijnsinstellingen Zie de bovenstaande onderdelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, vertaald naar de zorg- en welzijnssector.. En verder: De organisatie van ouderbetrokkenheid bij de instelling (de werkgroep) De samenwerking met het onderwijs en met de overige zorg- en welzijnssector Het jaarlijks actieplan/verbeterplan (vgl. 11).