Petitie aan de leden van de vaste Kamercommissie OCW, t.b.v. het A.O. Invoering Competentieonderwijs in het mbo Rotterdam, 15 april 2009
Geachte leden van de vaste Kamercommissie OCW, geachte mevrouw Van Bijsterveldt, Wij danken u hartelijk voor de gelegenheid om u vlak voor het debat over de invoering van het competentieleren een petitie aan te bieden. Wij zullen de petitie kort toelichten. Ik ben Harm Beertema en ik werk als leraar Nederlands in het mbo. Ik ben daarnaast bestuurslid van Beter Onderwijs Nederland. Naast mij zit mevrouw Marion van Voorst. Ook zij werkt in het mbo, als docent Nederlands en LLB. Daarnaast zitten de dames Stacey Hazeleger, Esra Gür en Meryem Taouach. Zij zijn leerlingen van een mbo-opleiding Directiesecretaresse, niveau 4. Ook zij zullen kort het woord voeren om de petitie toe te lichten. (Harm Beertema) U staat voor de gewichtige taak om een oordeel te vellen of het cgo op een bestuurlijk behoorlijke wijze is ingevoerd. Daartoe zijn onderzoeken gedaan die een verdeeld beeld geven. Wat wel duidelijk is geworden is het volgende: 1.
2.
3. 4. 5. 6.
het competentieleren heeft geen wetenschappelijke basis; ik voeg daaraan toe dat het vooral ideologisch bepaald is, omdat het uitgaat van een “Nieuwe Leerling” en omdat het kennis als zodanig niet meer waardeert; het draagvlak onder docenten en studenten, degenen die ermee aan de slag moeten, is te klein om een dergelijke allesomvattende systeemverandering door te voeren; het “oude” onderwijs was niet systematisch geëvalueerd, zodat we niet eens wisten of zo’n grootscheepse operatie wel nodig was; er zijn geen beleidsalternatieven overwogen; neveneffecten en samenhang met overig beleid waren niet goed onderzocht; het competentieleren, dat overal al is ingevoerd, wordt gepresenteerd als experiment, maar het kan alleen met moeite nog worden teruggedraaid, want de geheel nieuwe infrastructuur biedt geen mogelijkheden meer voor andere vormen van onderwijs.
Dat er geen draagvlak is gezocht onder de leraren is de belangrijkste oorzaak geweest van het mislukken van de invoering van het cgo. Door alle ROC’s, verspreid over het hele land, alsof het geregisseerd was, is kritiek van leraren weggezet als weerstand. De reacties van de Colleges van Bestuur en van het middenmanagement waren overal hetzelfde: de leraren die weerstand bieden isoleren, in een aantal gevallen werden ze zelfs ontslagen of op een zijspoor gezet. Als men wèl met elkaar in gesprek was gegaan, dan had heel veel schade voorkomen kunnen worden. Hoe anders dan in gezamenlijkheid kan je een dergelijke onderwijsvernieuwing vormgeven? Want het cgo is niet een kleine aanpassing van het 1
bestaande onderwijs; integendeel, het is een onderwijsrevolutie zoals die nog niet eerder is vertoond. De grondslagen van het Nieuwe Leren zijn principieel anders dan het onderwijs zoals we dat al sinds mensenheugenis kennen. Het cgo gaat namelijk uit van een Nieuwe Leerling, die een nieuw totaalonderwijsconcept vereist; een leerling die van nature leergierig is en door zelfreflectie zijn eigen leervragen formuleert. De leraar is geen leraar meer, geen man of vrouw met een verhaal, maar een coach die niet onderwijst, maar begeleidt. Maar de leraar werd niets gevraagd. Hij mocht slechts de plannen uitvoeren die door de Kenniscentra en de talloze beleidsmedewerkers en onderwijskundigen werden uitgedacht achter bureaus, ver weg van de klassenvloeren, door deskundigen die nooit met een echte leerling in aanraking komen. Geachte leden van de Tweede Kamer, het competentieonderwijs is een vergissing. Het heeft in het hbo al geleid tot een ernstige verarming van het onderwijs; denkt u aan het drama van de opleiding van leraren voor het basisonderwijs waar de studenten de basisvaardigheden rekenen en taal niet meer voldoende beheersen. Maar voor het mbo wordt het drama nog veel groter. Onze leerlingen zijn nog minder dan hbo-studenten in staat tot zelfreflectie, tot nadenken over zichzelf, over hun eigen kunnen en tekortkomingen. Ze moeten in staat zijn om hun onderwijsleerproces te plannen, een tijdpad vast te stellen, evaluatiemomenten in te bouwen, hulpvragen te formuleren, kritisch te zijn ten opzichte van zichzelf en respectvol kritisch te zijn ten opzichte van hun medeleerlingen; ze moeten gezamenlijke verantwoordelijkheden articuleren en zich houden aan afspraken met anderen en met zichzelf. Kortom, er wordt van ze verwacht dat ze al deze vaardigheden beheersen. Maar al die vaardigheden horen tot het sociaal en cultureel kapitaal van de middenklasse. Ze worden aangeleerd en geoefend in voornamelijk witte middenklassegezinnen met werkende, goedopgeleide ouders die hun kinderen opvoeden met aandacht voor deze vaardigheden. En hún kinderen zullen dus best slagen als ze in een onderwijssysteem terechtkomen waar deze vaardigheden centraal staan. Zij hebben vanaf hun vroegste jeugd deze culturele bagage meegekregen en ze zullen best goed gedijen in het nieuwe leren. De tekortkomingen op het gebied van kennis zullen daar wel gecompenseerd worden door de sociaal en cultureel rijke omgeving waarin deze kinderen opgroeien. We hebben het hier over uw kinderen, geachte leden van de Tweede Kamer. De meeste van uw kinderen worden niet blootgesteld aan de ideologie van het Nieuwe Leren, want heel veel van uw kinderen volgen het oudste onderwijs dat Nederland te bieden heeft: de categorale gymnasia. En daar worden geen experimenten gehouden. Ik vraag u: behoed de mbo’ers van ons land voor de uitwassen van ideologisch bevlogen onderwijskundigen en bestuurders. Neem uw verantwoordelijkheid en stop de verdere afbraak van het mbo, dat ooit een ware integratie- en emancipatiemachine was. Stop met het competentieleren. Herstel de kwaliteit van het beroepsonderwijs, herstel de positie van de leraar en zorg ervoor dat het mbo weer toegang biedt tot vakmanschap en vakvrouwschap en daarmee tot de middenklasse.
2
U staat voor een historisch besluit dat beslissend is voor de kwaliteit van het beroepsonderwijs. Ik wens u veel wijsheid. (Marion van Voorst) Ik ben Marion van Voorst Sinds 7 jaar werk ik als leraar op een ROC. Ik werk op de afdeling Elektrotechniek met niveau 2. Al sinds vorig jaar is onze BOL-opleiding competentiegericht en vanaf volgend schooljaar -op last van de directie- ook de BBL. Wie ooit bedacht heeft dat kennis minder ter zake doet voor jongeren die graag met hun handen werken weet ik niet. Wat ik wel weet is dat het onzin is. Een voorbeeld: wellicht bent u over enkele jaren geen lid meer van de Tweede Kamer. U besluit een eigen onderneming te beginnen, iets in de consultancy of zo. De zolder van uw huis wordt verbouwd tot kantoorruimte. Een installatiebedrijf krijgt de opdracht voor het aanleggen van telefoon en de extra kabels en stopcontacten voor computer, fax en printer. Natuurlijk mag een kleine kitchenette met een magnetron, een waterkoker en een fijn Espressoapparaat niet ontbreken. Het zou dan heel goed kunnen zijn dat één van mijn huidige leerlingen naar uw woning toegestuurd wordt. Dan rekent U er toch op dat hij de installatievoorschriften en de veiligheidsregels kent en dat hij kan berekenen hoeveel extra energie er nodig is voor deze installatie? Daarvoor is parate kennis nodig. Deze nu staat op nergens in het kwalificatiedossier Elektro. 'Vakdeskundigheid toepassen', heet het en elke school mag zelf bepalen hoeveel vaktheorie daar in moet zitten. Omdat ik ook belast ben met het opzetten van de nieuwe opleiding, heb ik collega's van andere ROC’s gevraagd welke vaktheoretische kennis zij aanbieden en toetsen in de monteursopleiding. Tot mijn schrik waren er opleidingen die de theorie van de oude monteursopleiding met de helft hadden teruggebracht. De competentie ‘vakdeskundigheid toepassen’ kan kennelijk op vele manieren worden opgevat. U moet wel bedenken dat een school er veel belang bij heeft om leerlingen een diploma te bezorgen. Dat levert outputfinanciering op en een goede naam qua slagingspercentage. Naar de waarde van het diploma vraagt tot nu toe nog niemand. Toch heb ik bij het zoeken naar stageplekken al meegemaakt dat bedrijven geen leerlingen van niveau 2 meer willen hebben, terwijl ze die vroeger wel hadden. Ze willen alleen leerlingen van een hoger niveau. De collega's bij motorvoertuigen vertellen een vergelijkbaar verhaal. Zo werkt deze ‘gemakkelijke diplomering’ , gunstig voor de school, uiteindelijk sterk in het nadeel van onze leerlingen. Ik ben docent Nederlands en Maatschappijleer. Zonder dat me iets gevraagd is, is maatschappijleer afgeschaft en geef ik nu les (al is les geven in dit kader een groot woord) in het vak Leren Loopbaan Burgerschap. In het zogenaamde Brondocument kan ik de te behalen competenties lezen. Het lijkt erop dat we leerlingen tot modelburgers zouden kunnen omvormen. Ook hier weer geen aandacht voor kennis. Laten we een voorbeeld nemen uit uw vakgebied: de politiek. Mijn leerlingen lezen zelden een krant en weten zeer weinig van politiek. Ze denken dat we bij verkiezingen een president kiezen. (Het gaat wel om jongens van rond de 18 jaar trouwens). Geen idee hebben ze van ons politieke systeem, van links en rechts, van de waarde van het kiesrecht en hoe daarvoor gestreden is. Toch is het doel volgens het Brondocument LLB dat mijn leerlingen ( let op!) "actief participeren in het politieke domein 3
en zich bemoeien met beleidsbeïnvloeding en politieke besluitvorming". En dat alles in 1 uur per week. Dit is geen onderwijs, dit is wensdenken! Ik zou ze graag de nodige kennis mee willen geven, maar of ze al of niet politiek actief worden, dat mogen ze wat mij betreft zelf kiezen. Zo zijn er veel voorbeelden. In datzelfde Brondocument kan ik lezen dat ze moeten leren om respectvol gebruik maken van de openbare ruimte. Wat een overschatting van de mogelijkheden van het onderwijs. Gelukkig heb ik dan weer mazzel bij Kritisch Consumeren. "Leerlingen ondernemen acties om producten en diensten aan te schaffen". Dat kunnen ze toevallig maar al te goed zonder mij. Er is nog iets wat me van het hart moet. Hoewel ik volledig bevoegd ben beweren de zogenaamde ondersteuningsorganisaties rondom het MBO dat ik onmogelijk bevoegd kan zijn voor het beoordelen van de nieuwe competenties. Competenties zijn namelijk niet alleen onderwijsdoelen. Ze zijn bepalend voor de didactiek (u weet wel, zelfstandig, zelfsturend, samenwerkend, reflecterend) én voor de manier van toetsen. Dus moet ik cursussen volgen om te leren assessments af te nemen, portfolio’s te beoordelen en een criterium-gericht interview af te nemen volgens de STARR-methode. U hoort de kassa al rinkelen. Handenvol met geld kosten deze cursussen, op de hei of aan zee, en de bijbehorende coachingstrajecten. Geld dat bedoeld was om goed onderwijs te geven, om jongeren de kennis en de vaardigheden over te dragen waarmee zij zich zelfstandig in deze ingewikkelde en harde samenleving kunnen handhaven. En wordt het onderwijs er beter van? Mijn antwoord is nee! Ik geef nu graag het woord aan de drie dames naast mij. (Stacey) Wij volgen de opleiding Directie Secretaresse / Management Assistente. Wij zitten nu in ons 3e schooljaar. Wij zijn de eerste groep leerlingen die het competentieonderwijs gevolgd hebben. Het eerste jaar was het een grote chaos. Niemand wist wat hij moest doen, er was niets klaar, leraren werden er ziek van, dus er was heel veel uitval van lessen. Later werd het allemaal wat duidelijker. We hadden toen een rooster van 13 uur taakklassen. Dat zijn uren dat je uit een boek werkt zoals Wereld Natuurfonds. Je bent dan secretaresse bij het WNF en je moet allerlei opdrachten doen. Die doe je samen of alleen. Alles door elkaar: Spaans, spreadsheets, Outlook, Nederlandse brieven maken, een draaiboek opzetten en ga zo maar door. Verder krijg je gewoon les, maar daar leerde je niet veel voor. Docenten die niet naar je om kijken, en geen docenten die voor de klas staan, uitleggen hoe iets in elkaar zit. Ik heb dan ook erg gemerkt dat er te weinig aandacht besteed wordt aan de leerlingen. Er wordt niet gekeken naar wat hun behoeftes zijn, op het gebied van leermethodes. Je krijgt voor de overige lessen ook niet veel punten. Voor het vak nederlands krijg je per schooljaar 8 studiepunten en voor Engels ook. Maar je krijgt er per competentie ook 8 punten. 8 punten voor werktempo, 8 voor taalgebruik, 8 voor motivatie, 8 voor omgang met docenten, 8 voor omgang met klasgenoten, 8 voor integriteit, 8 voor accuratesse, 8 voor representativiteit, 8 voor initiatief en 8 voor aanwezigheid.
4
Voor de projecten haalde je de meeste punten. We hebben dus eigenlijk nooit huiswerk gehad, om echt dingen te leren. (Esra) Hoe gaat dat eigenlijk in de praktijk, die taakklassen? We zitten dan met 2 of meer klassen in een grote lokaal met computers en werken allemaal zelfstandig. Dat is de bedoeling maar als je goed om je heen kijkt dan zie je dat iedereen druk bezig is maar niet met taakklassen. Leerlingen zijn op hyves, zijn op msn aan het chatten, gaan online shoppen, Partypeeps, luisteren muziek op couture, kijken film en noem maar op. Dit wordt allemaal gebruikt om tijd door te brengen zodat de les is afgelopen. We werken met deadlines maar niet alle meiden houden zich daar aan, de andere meiden krijgen het doorgestuurd via hotmail, de lettertype wordt veranderd, naam wordt gewijzigd en zo wordt het dan ingeleverd. Er worden geen echte examens gehouden, maar wel toetsen. Maar dat levert natuurlijk ook niet veel op, als je een onvoldoende heb gehaald kan je dat weer inhalen en krijg je er maar weinig punten voor. Dus daar leren we niet echt voor. We denken dan, die punten halen we toch wel als je maar aanwezig ben, je portfolio, je projecten en reflectieverslag inlevert. Daarin vertel je dan altijd wel het zelfde, projecten van taakklassen, brieven uitwerken, telefoon memo’s maken, gesprek in het Duits of spaans en als je dat netjes inlevert is het altijd goed. De leraren kunnen dat toch niet allemaal nakijken. Zo komen wij dan aan onze punten en leren daar bijna helemaal niks van. (Meryem) U hoort het, onze tijd is niet goed besteed. We willen gewoon leraren voor de klas die ons iets te vertellen hebben dan alleen maar een procesbegeleider die weinig tot niets van de inhoud weet. Het enige waar wij de afgelopen drie jaar iets van hebben geleerd is in onze stageperiode. Daar zien we tenminste hoe het in het echte leven er aan toe gaat en wat er van je wordt verwacht. Op school hebben we veel geleerd van sommige docenten die zich weinig aantrokken van het nieuwe systeem. Zij gaven ons tenminste gewoon les in hun vak, daar moesten we gewoon voor leren. Deze leraren leerden ons niet alleen een vak zij vertelden ons ook hoe Nederland in elkaar zit over samenleving, integratie en hoe je je verder kan ontwikkelen als leerling. Dit leren we dus niet in de projecten zoals taakklas. Taakklassen zijn best wel goed, maar we hoeven er niet zoveel van. Wij doen een beroep op u om er in iedergeval voor te zorgen dat we weer goede leraren voor de klas krijgen die ons wat te vertellen hebben, het verhaal van Nederland. Dit is niet alleen belangrijk voor ons maar ook voor de toekomst van onze kinderen. Wij wensen u veel wijsheid toe in het belangrijkste debat over de toekomst van ons beroepsonderwijs.
5