Aan de leden van de vaste Kamercommissie Financiën
Betreft Reactie Vereniging NOV, NOC*NSF en Kunstfactor op Geefwet bij Belastingplan 2012. Datum 5 oktober 2011
Mevrouw, mijnheer, Binnenkort wordt het Belastingplan 2012, inclusief de Geefwet, door uw Kamer besproken. Vereniging NOV, NOC*NSF en Kunstfactor hebben met grote belangstelling kennis genomen van het Belastingplan 2012. Benieuwd waren wij naar de integrale visie van de regering op het geven van geld, geven in natura en vrijwilligerswerk, evenals de fiscale behandeling daarvan en de positie van de SBBI’ s, waartoe de Tweede Kamermotie Omtzigt en Schouten de regering heeft opgeroepen. Benieuwd waren wij ook naar een weerslag van de inhoudelijke suggesties die wij op 22 juli schriftelijk aan het kabinet hebben aangeboden. U hebt op 14 september jl. een afschrift van deze brief ontvangen. Helaas moeten we na analyse van de Geefwet constateren dat de gevraagde integrale visie van het kabinet tot op heden ontbreekt. Ook wordt volledig voorbijgegaan aan de argumenten en inhoudelijke suggesties die NOV, NOC*NSF en Kunstfactor hebben aangedragen om bij gelegenheid van deze Geefwet over te gaan tot gelijkstelling van SBBI’ s aan ANBI’ s. De Geefwet is alleen gericht op fiscale maatregelen om het geven aan goede doelen, voornamelijk aan ANBI’ s en in het bijzonder aan culturele instellingen, te stimuleren. Hierbij creëert de overheid ongelijkheid tussen ANBI’ s uit verschillende sectoren, die ten koste zullen gaan van giften aan instellingen werkzaam op het gebied van gezondheid, welzijn, natuur, etc. Wij vinden het daarnaast onbegrijpelijk dat het Kabinet SBBI’ s wel een belangrijke maatschappelijke rol toedicht, maar deze instellingen niet wil laten profiteren van de fiscale faciliteiten waar ANBI’ s gebruik van kunnen maken. De argumenten die het Kabinet hierbij aanvoert zijn irreëel en niet aan de burger uit te leggen. In het kader van bovenstaande roepen Vereniging NOV, NOC*NSF en Kunstfactor u op om bij de behandeling van de Geefwet 2012 aandacht te besteden aan het volgende: Onderscheid AN BI ’ s De specifiek voor culturele instellingen voorgestelde stimulerende maatregelen (multiplier, bevordering van ondernemerschap en de keuze voor integrale belastingplicht) van toepassing te verklaren voor ANBI’ s uit alle sectoren en daarmee · de voorgestelde *status van culturele ANBI instellingen terug te draaien · de multiplier factor bepalen op 25% en daarvoor giften aan alle ANBI’ s in aanmerking te laten komen. Hiermee worden kosten voor speciale erkenning en registratie van culturele instellingen voorkomen
·
·
het multipliereffect ( factor die extra voordeel biedt aan gever) direct ten goede laten komen aan de ontvangende organisatie, waardoor effect van het instrument meteen doel treft en de gever weer geeft “uit zuivere vrijgevigheid” duidelijkheid over het voortbestaan van oude rechtsuitspraken betreffende de invulling van het begrip ANBI naast de meer ingeklede definitie (door opsomming activiteiten) van ANBI’ s in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen
Onderscheid AN BI ’s en SBBI ’S · heroverweging van het statusverschil tussen ANBI’ s en SBBI’ s en daarbij de argumenten betrekken die het veld heeft aangedragen, zie voorstel van NOV, NOC*NSF en Kunstfactor dd 22/7/11 · de notariële acte voor periodieke giften aan verenigingen vervangen door een schenkingsovereenkomst tussen gever en vereniging · de voorgestelde tekst in hoofdstuk 4 SBBI’ s van de Geefwet door amendering te ontdoen van de pijnlijke en onjuiste argumenten. Vrijw illigersvergoeding · de forfaitaire betekenis van het begrip “vrijwilligersvergoeding” nogmaals te onderstrepen en dhr. Weekers te verzoeken de belastingdienst hier nog eens op te wijzen · onderzoek naar de mogelijkheden om de onbelaste vrijwilligersvergoeding voor SBBI’ s te verhogen. Onderstaand vindt u een uitgebreidere reactie op de Geefwet met een korte toelichting op hiervoor genoemde punten P ositie en onderscheid AN BI ’S/ SBBI ’S 1. Definitie ANBI Duidelijker dan voorheen wordt de definitie van een ANBI in de Algemene Wet rijksbelastingen vastgelegd. Evenals de opsomming van zaken van algemeen nut. Het blijft naar onze mening onbegrijpelijk dat jeugd en buurt en dorpshuizen die enkele van de opgesomde ANBI activiteiten huisvesten en anderszins faciliteren niet voor deze status in aanmerking komen. Tevens vragen wij ons af of oude rechtsuitspraken worden vervangen door deze opsomming of dat deze gehandhaafd blijven naast deze opsomming. In de Memorie van Toelichting vinden we daar geen duidelijkheid over. 2. Specifieke voorrechten cultuursector Heel verbaasd zijn wij over de argumentatie die ten grondslag ligt aan de specifieke voorrechten die in de Geefwet aan de cultuursector worden toebedacht, zoals de stimulerende maatregel voor (cultureel) ondernemerschap, de keuzemogelijkheid voor een integrale belastingplicht en de zgn. multiplier (art 6.39 Giften aan culturele instellingen). Met het nieuwe begrip “culturele instelling” en de voordelen die aan die status verbonden zijn introduceert de regering een nieuwe ANBI categorie: de ster ANBI. Volgens de toelichting worden de culturele ANBI’ s in het register van de belastingdienst straks vermeld met een *, om het multiplier effect voor de potentiële gever goed aan te kunnen prijzen. Al deze maatregelen zijn kennelijk bedoeld om enig tegenwicht te geven aan de bezuinigingen op de rijkssubsidies voor cultuur. Vele maatschappelijke organisaties (ANBI’ s en SBBI’ s) in natuur, welzijn, jeugd, zorg, etc. worden de komende jaren ook zwaar getroffen door bezuinigingen, niet alleen van de rijksoverheid maar ook van gemeenten, provincies en fondsen. Alle maatschappelijke organisaties die in grotere mate verantwoordelijk worden voor de eigen financiering hebben naar onze mening recht op dezelfde stimulansen om het geefgedrag van burgers en bedrijven te bevorderen. Er zijn geen valide argumenten aan te dragen voor de discriminatie waarvan nu sprake is. Wij dringen er bij u op aan om de voorgestelde stimuleringsmaatregelen voor alle
sectoren van toepassing te verklaren. Dit bespaart tevens op kosten van erkenning en registratie van “culturele instellingen”
(Cultureel) ondernemerschap & integrale belastingplicht In het kader van de vennootschapsbelasting worden maatregelen voorgesteld die het (cultureel) ondernemerschap moeten stimuleren. Wij nemen aan dat overal waar tussen haakjes (culturele) wordt vermeld, ook bedoeld is (sportief) of (sociaal) ondernemerschap. Dat de uitoefening van commerciële activiteiten in beginsel niet langer bedreigend is voor de ANBI status is een gunstige maatregel, die past bij het beleid van het kabinet om te bevorderen dat (gesubsidieerde) instellingen meer eigen inkomsten moeten gaan vergaren. Het aangedragen voorbeeld van een theater dat horeca activiteiten gaat ontplooien om de begroting sluitend te kunnen krijgen toont echter meteen aan hoe moeilijk het is om het statusverschil aan te tonen met een dorpshuis met theaterzaal. De eerste is ANBI*, de andere SBBI. Een niet te rechtvaardigen en aan de burger niet uit te leggen statusverschil. De generieke vrijstelling voor alle stichtingen en verenigingen voor de belasting op ondernemingswinsten draagt op positieve wijze bij aan de vermindering van administratieve lasten. Er wordt echter niet gemotiveerd waarom alleen aan culturele instellingen de keuze voor een integrale belastingplicht wordt geboden. Wij stellen voor deze keuze voor alle instellingen/organisaties in alle sectoren mogelijk te maken.
Multiplier bij giftenaftrek Het grootste pijnpunt in de Geefwet schuilt voor NOV in de introductie van het op zich sympathieke instrument de multiplier, die ook alleen maar op de culturele sector is gericht. De multiplier toegepast op het geschonken bedrag kan tot giftenaftrek leiden die een besparing op de Inkomsten belasting oplevert van wel 78%! Voor de ontvangende instellingen van de giften zelf levert de multiplier overigens geen extra geld op, het directe voordeel is geheel voor de individuele gever. Pas over vijf jaar moet blijken of de cultuursector in zijn geheel erop vooruit is gegaan. Zeker is dat de multiplier meteen (en elk jaar weer) veel profijt oplevert voor de individuele gever aan een culturele instelling. Profijt dat voor een gever aan Het Rode Kruis of Amnesty of Natuurmonumenten niet is weggelegd. Steekhoudende argumenten voor dit verschil worden niet aangedragen. Ervan uitgaande dat de totale giften in Nederland niet substantieel stijgen, zal de multiplier voor de ‘cultuur ANBI’ zelfs ten koste gaan van giften aan instellingen werkzaam op het gebied van gezondheid, welzijn, natuur, etc., omdat een gever uit eigen belang (hogere aftrek) eerder aan een cultuur ANBI zal geven. 3. Onderscheid ANBI’ s en SBBI’ s Het hoofdstuk(4) waarin het kabinet naar aanleiding van de motie Omtzigt/Schouten aandacht besteedt aan de positie van de SBBI’s hebben wij met stijgende verontwaardiging gelezen. Na twee alinea’s over de maatschappelijke bijdrage van het rijke verenigingsleven in Nederland is de conclusie van het kabinet tweeledig positief: het belang dat moet worden toegekend aan SBBI' s is niet minder groot dan het belang dat moet worden toegekend aan ANBI' s, het feit dat SBBI' s naast hun primaire doelstelling ook bijdragen aan belangrijke maatschappelijke thema's is een grote maatschappelijke winst. De vraag of er in het kader van de Geefwet aanvullende maatregelen moeten worden genomen om geefgedrag aan SBBI' s te stimuleren, bijvoorbeeld door eenmalige giften aan een SBBI voor IB aftrekbaar te maken wordt vervolgens toch negatief beantwoord. Een SBBI kan geen ANBI worden, verschil is er en moet er blijven! Het Kabinet rechtvaardigt dit verschil op basis van budgettaire gronden, door onderscheid te maken in geefmotieven en te wijzen op fraudemogelijkheden met contributiebetalingen. De daarbij aangevoerde argumenten zijn irreëel.
Het Kabinet maakt onderscheid tussen giften "uit zuivere vrijgevigheid" en "giften uit eigen belang". De argumentatie voor dit verschil is verbazingwekkend en pijnlijk voor iedereen die bij een SBBI betrokken is, getuige het volgende citaat:
...Bij een gift aan bijvoorbeeld de lokale sport of muziekvereniging zal in veel gevallen sprake zijn van een min of meer direct belang van de gever bij de gift of de aanwending daarvan. De gever of zijn familieleden kunnen immers gebruik maken van betere sportfaciliteiten of een mooiere kantine, resp. van muziekinstrumenten die door de vereniging zijn aangeschaft en ter beschikking worden gesteld. In de praktijk zal vrijwel geen onderscheid te maken zijn tussen dergelijke gevallen en gevallen waarbij sprake is van zuivere vrijgevigheid in de zin dat de gever op geen enkele wijze profijt trekt uit zijn gift. Dit belangrijke verschil tussen giften aan ANBI' s en SBBI' s rechtvaardigt een verschil in fiscale behandeling daarvan. (einde citaat) Met betrekking tot contributiebetalingen stelt het Kabinet dat deze (ten onrechte) als gift
zouden kunnen worden afgetrokken en dat er in de praktijk zeer hoge uitvoeringskosten verbonden zijn aan de noodzakelijke controle daar op. In de brief d.d. 14 september hebben wij al aangegeven dat oneigenlijk gebruik van fiscale faciliteiten tegengegaan moet en kan worden, waarbij bestaande mechanismen in landelijke koepels zelf een rol kunnen spelen. Uit bovenstaande denklijn kan de lezer slechts het volgende concluderen: SBBI' s deugen zeer, maar hun leden (en vrijwilligers) niet: die geven "uit eigen belang" en ze frauderen met hun contributie. Twee uiterst pijnlijke kwalificaties! De vernauwde blik van het ministerie op SBBI' s blijkt vooral uit de zinsnede "De gever of zijn familie..." Dit is de uitvergroting van het begrip "eigen belang": een "gever" wordt hier gelijk gesteld met "een lid", en die geeft alleen om zichzelf of zijn familie te bevoordelen. Het kabinet kan zich kennelijk niet voorstellen dat andere mensen, nietleden, buurtgenoten, middenstanders, betrokken burgers, iets zouden willen geven aan een SBBI. Deze kwetsende argumentatie had achterwege kunnen blijven, zeker omdat het begrip “gift uit eigen belang” een geheel andere betekenis krijgt met de introductie van de multiplier voor cultuur. Het Kabinet stelt dat de gever aan een ANBI geeft uit “zuivere vrijgevigheid” en een gever aan een SBBI dit doet uit “eigen belang”. Maar wat is nu de gever aan een culturele instelling, die met zijn gift 78% IB kan besparen? Volgens ons is dat de gever met het “allergrootste eigen belang”. Wij dringen er bij u op aan de voorgestelde tekst in hoofdstuk 4 SBBI’s van de Geefwet door amendering te ontdoen van de pijnlijke en onjuiste argumenten. Tevens pleiten NOV, NOC*NSF en Kunstfactor voor heroverweging van het kunstmatige statusverschil tussen ANBI’s en SBBI’s en onderbouwing van de uitkomst met werkelijk achterliggende argumenten. Vrijw illigersvergoeding 1. Codificatie giftenaftrek vrijwilligersvergoeding. Waardering hebben wij voor de codificatie van de voorwaarden waaronder giftenaftrek van vrijwilligersvergoedingen mogelijk is. (Wet Inkomstenbelasting 2001 art 6.36) Dat is een duidelijke set voorwaarden. Het enige knelpunt dat zich nog steeds in de uitvoeringspraktijk voordoet is de tweeledige betekenis die een aantal belastinginspecties geeft aan het begrip “vrijwilligersvergoeding”: voor inzet van uren en voor (afkoopsom van) gemaakte kosten. In het overleg dat wij op 1 september jongstleden met dhr. Weekers hebben gehad deelde hij onze mening dat de forfaitaire betekenis van het begrip voorop staat en dat een vrijwilligersvergoeding voor inzet van uren niet onderscheidend mag worden gebruikt. Wij verzoeken u om er bij de staatssecretaris op aan te dringen hierover met de Belastingdienst goede afspraken te maken, zodat de inspecties vergelijkbare gevallen op dezelfde wijze beoordelen.
2. Verhoging vrijwilligersvergoeding Het wordt voor veel SBBI’ s steeds moeilijker om goed gekwalificeerde vrijwilligers aan te trekken en te behouden, terwijl zij (meer dan grote ANBI’ s) afhankelijk zijn van deze vrijwilligers om hun activiteiten uit te kunnen voeren. Zowel in de sport als in de amateurkunst zijn bijvoorbeeld ruim een miljoen vrijwilligers actief! Onafhankelijk onderzoek door het Mullier Instituut wijst uit dat sportverenigingen die momenteel gebruik maken van onbelaste vrijwilligersvergoedingen, een verhoging van de vrijwilligersvergoeding van groot belang achten om in de toekomst hun activiteiten uit te kunnen blijven voeren. Door verhoging van de vrijwilligersvergoeding voor SBBI’ s kan het Kabinet geloofwaardig maken dat zij SBBI’ s een belangrijke maatschappelijke rol toekent die resulteert in maatschappelijke winst, zonder dat dit ten koste gaat van overheidsmiddelen. Wij pleiten ervoor dat het Kabinet de mogelijkheden voor verhoging van de vrijwilligersvergoeding laat onderzoeken. P eriodieke giftenaftrek De mogelijkheid voor aftrek van periodieke giften aan verenigingen met tenminste 25 leden in de Wet IB 2001 blijft bestaan. Dat lijkt positief maar is weinig extra stimulerend voor de gever. In de praktijk is dat een moeizame en kostbare weg vanwege de verplichting deze meerjarige afspraak notarieel vast te laten leggen. Alweer een onrechtvaardigheid: de periodieke gift kost de gever extra geld terwijl de gever aan culturele instelling met een extraatje wordt beloond. Wij verzoeken u deze ongelijkheid op te heffen. Voor een nadere toelichting op deze reactie en op de eerder gedane input voor de Geefwet kunt u contact opnemen met Els Berman,
[email protected] , 0645211308, of Dorien Bosch, dorien.bosch@nocnsf.nl, 0642441086. Met vriendelijke groet Mede namens NOC*NSF en Kunstfactor, Els Berman, Secretaris Vereniging NOV.