Leden van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, welzijn en sport
Betreft: begroting VWS 2011 Kenmerk: 1011-004/WB/MtA/izi 5 november 2010
Geachte leden van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, welzijn en sport, Op 9 november a.s. bespreekt u de door het vorige kabinet voorbereide begroting 2011 van het ministerie van VWS. Ongetwijfeld zult u tijdens deze begrotingsbespreking ook ingaan op de plannen van het nieuwe kabinet voor de gezondheidszorg. Onderstaand treft u de visie aan van het Landelijk Platform GGz op het regeerakkoord en de begroting VWS 2011. Aan het eind van deze brief vatten we onze visie samen in een aantal standpunten. We hopen dat u gebruik wilt maken van deze standpunten bij de komende begrotingsbehandeling. Uiteraard zijn wij bereid om desgewenst een en ander nader toe te lichten.
1. Het verzekerd pakket in de ggz Goede geestelijke gezondheidszorg voor wie dat nodig heeft, blijft verzekerd, aldus het regeerakkoord. Hierbij is goed functionerende 1e lijn zorg essentieel. Het opzetten van goede ggz-ketenzorg in de 1e lijn wordt bevorderd. Een deel van de tweede lijn-ggz zorg dient te worden uitgevoerd in de eerste lijn. Allemaal afspraken waarin wij ons op zich kunnen vinden, mits dit maar niet leidt tot het ‘uitkleden’ van de specialistische tweedelijnsggz. In het regeerakkoord wordt ook afgesproken dat het aantal te vergoeden zittingen bij een eerstelijnspsycholoog wordt teruggebracht van 8 naar 5. Wij betreuren deze keuze en vinden deze ook onbegrijpelijk gezien de keuze in het regeerakkoord om juist in te zetten op goede ketenzorg in de ggz en verplaatsing van tweedelijnszorg naar de eerstelijn. Enkele jaren geleden is de eerstelijnspsycholoog onder het verzekerd pakket gebracht na jarenlang Kamerbreed aandringen. Nu weer verkleinen van het verzekerd pakket van 8 naar 5 zittingen eerstelijnspsychologie maakt het vrijwel onmogelijk om de ambitie van het nieuwe kabinet voor een sterke eerstelijnsggz te realiseren en is in strijd met de eerdere expliciete wens van de Kamer. In het regeerakkoord is tevens afgesproken dat ggz-cliënten die niet komen opdagen bij een afspraak, alsnog de kosten van de afspraak gaan betalen. Op dit moment kunnen ggz-instellingen ook als de cliënt niet komt opdagen inderdaad een bepaald tarief in rekening brengen bij de zorgverzekeraar. Het afschaffen van dat aan de zorgaanbieder vergoede no-show-tarief lijkt ons inderdaad een goede optie om te besparen op zorgkosten, het klakkeloos neerleggen van de rekening bij de cliënt lijkt ons daarentegen allerminst vanzelfsprekend omdat ook de zorgaanbieder een belangrijke rol speelt bij het niet komen opdagen van een cliënt. We stellen voor om in overleg tussen overheid en koepels van zorgaanbieders, zorgverzekeraars en cliënten te komen tot een voor alle partijen acceptabele invulling van deze afspraak in het regeerakkoord.
2. Eigen bijdragen in de ggz In het regeerakkoord is afgesproken dat de eigen bijdrage in de eerstelijnsggz wordt verhoogd en dat voor de tweedelijnsggz een eigen bijdrage wordt ingevoerd. In debat met de tweede kamer is recent besloten om (althans voor 2011) geen eigen bijdrage in de tweedelijns curatieve ggz in te voeren. Daar zijn we uiteraard blij mee en we hopen dat deze maatregel ook in 2012 onnodig zal zijn. De Tweede Kamer bracht in het debat terecht naar voren dat een eigen bijdrage specifiek voor de ggz leidt tot een tweedeling in de zorg waarbij mensen met psychische gezondheidsproblemen anders worden behandeld dan mensen met lichamelijke problemen. Juist het gelijk benaderen van ggz(-cliënt) en de overige zorg(-cliënten) was een belangrijk streven voor eerdere kabinetten. Ook was het indertijd een belangrijke reden voor de overheveling van de curatieve ggz van AWBZ naar ZVW. Deze gelijkschakeling van ggz en lichamelijke zorg draagt indirect ook bij aan het aanpakken van het maatschappelijk en persoonlijk stigma dat op psychische problemen rust. Allemaal goede redenen om vooral vast te houden aan de gelijkschakeling van de psychische en lichamelijke gezondheidsproblemen. Is het invoeren van eigen bijdrage echt onvermijdelijk, kies dan niet voor een sectorspecifieke maar voor een zorgbrede aanpak! De eigen bijdragen voor de tweedelijns curatieve ggz zijn voor 2011 dus van de baan. De eigen bijdrage begeleiding AWBZ (in de volksmond de bijdrage dagbesteding) is echter nog steeds van kracht! Ook bij deze maatregel is er in zekere zin sprake van een ongelijke behandeling van groepen cliënten: juist de meest kwetsbare cliënten die langdurig afhankelijk zijn van zorg en daarom aanspraak moeten maken op de AWBZ worden getroffen door deze verhoging van de eigen bijdrage in de AWBZ. Dit is volledig in tegenspraak met de afspraak in het regeerakkoord om te komen tot wet- en regelgeving die een basiskwaliteit van leven voor de meest kwetsbare Nederlanders garandeert. Wij vragen u dan ook om ook tegen deze eigen bijdrage in de AWBZ bezwaar te (blijven) maken.
3. Het zorgstelsel 3.1 De toekomst van de AWBZ In het regeerakkoord is gekozen voor hervorming van de AWBZ waarbij de (deel)sectoren verzorging en verpleging, de langdurige intramurale geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg onderdeel blijven van de AWBZ. Vanuit het belang van de cliënt is ons inziens een goede samenhang tussen de ouderenzorg, de langdurige intramurale ggz en de verstandelijk gehandicaptenzorg zeer gewenst. De keuze van het nieuwe kabinet om deze deelsectoren vooralsnog bijeen te houden in de AWBZ sluit in principe bij dat cliëntenbelang aan. Wel zijn we zeer benieuwd naar het eindmodel dat Minister en Staatssecretaris van VWS voor ogen staat voor de AWBZ. Vanuit cliëntperspectief zien wij op de langere termijn vooral voordelen in een zorgstelsel met zo min mogelijk schotten. 3.2 Scheiden van wonen en zorg Het nieuwe kabinet kiest voor scheiden van wonen en zorg (c.q. het uit het zorgstelsel halen van het wonen) zodat de keuzevrijheid voor cliënten toeneemt. Essentiële randvoorwaarden voor ons zijn daarbij dat deze operatie niet alleen de door het kabinet beoogde extra keuzevrijheid voor cliënten moet opleveren maar ook financieel (ten minste) neutraal moet uitpakken voor de portemonnee van de cliënt. Ook mag scheiden van wonen en zorg niet leiden tot een verschraling van het zorgaanbod in de intramurale zorg als zorginstellingen hun begroting na het scheiden van wonen en zorg moeilijker rond kunnen krijgen. 3.3 Overheveling dagbesteding en begeleiding van AWBZ naar WMO Het kabinet kiest ervoor om de AWBZ-functies dagbesteding en begeleiding over te hevelen naar de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en argumenteert daarbij dat de gemeente beter dan de zorgkantoren op de hoogte is van de situatie van de cliënten. Helaas moeten we constateren dat de praktijk van de WMO tot nu toe een ander beeld geeft.
De ondersteuning van gemeenten aan ggz- cliënten komt maar moeizaam of zelfs in het geheel niet op gang omdat deze doelgroep en hun zorgbehoefte voor gemeenten veelal onbekend zijn en gemeenten zich bij de WMO primair richten op de getalmatig grotere groep van ouderen en op voor de burger ‘zichtbare’ taken zoals bestrijding van overlast. Gezien deze eerste praktijkervaringen met de WMO staan wij sceptisch tegenover de overheveling van dagbesteding en begeleiding naar de WMO. We verwachten dat deze overheveling zal leiden tot het verloren gaan van de huidige mogelijkheden voor dagbesteding en begeleiding omdat gemeente en zorgverlener elkaar niet of onvoldoende weten te vinden. Mocht de Kamer besluiten om akkoord te gaan met deze overheveling dan hopen wij dat daarbij tenminste het huidige recht van de cliënt op dagbesteding en begeleiding wettelijk geborgd blijft!
3.4 Jeugdzorg: naar de gemeenten of naar de zorgverzekeraars? In het regeerakkoord wordt grote zorg uitgesproken over het functioneren van de jeugdzorg. Die zorg delen wij. Het nieuwe kabinet is van mening dat daarom een stelselherziening voor de jeugdzorg noodzakelijk is. Ook die analyse delen wij. Met de richting van de stelselherziening hebben wij echter grote moeite. Het LPGGz is net als het nieuwe kabinet een voorstander van een zo helder en eenvoudig mogelijk zorgstelsel met zoveel mogelijk keuzevrijheid voor de cliënten en zo min mogelijk loketten. Door het kabinet wordt er nu voor gekozen om ten behoeve van meer samenhang in de zorg voor jeugdigen de jeugd-ggz en de jeugd-lvg los te knippen uit de gezondheidszorg en onder gemeentelijke regie te brengen. Daarmee wordt wellicht de samenhang tussen jeugdzorg en jeugd-ggz en jeugd-lvg vergroot maar wordt tegelijkertijd de band tussen jeugd-ggz en jeugd-lvg en de rest van de gezondheidszorg doorgesneden. Daardoor ontstaat tevens de vreemde situatie dat een jeugdige straks voor zijn lichamelijke problemen bij de zorgverzekeraar moet aankloppen en voor zijn psychische gezondheidsproblemen naar de gemeente moet. Wij pleiten er daarom bij u voor om te zoeken naar een stelselherziening waarbij zowel de samenhang tussen de jeugdzorg en overige gezondheidszorg (jeugd-ggz, jeugd-lvg, somatische gezondheidszorg) wordt versterkt en de band tussen jeugd-ggz en jeugd-lvg met de rest van de gezondheidszorg niet wordt doorgesneden. Volgens ons is dit eenvoudig mogelijk door voor de jeugdzorg het model te volgen dat ook geldt voor de rest van de gezondheidszorg: voorliggende voorzieningen als maatschappelijk werk en het centrum voor jeugd en gezin financieren en aansturen via de gemeenten en de eerste- en tweedelijnszorg financieren en aansturen via de zorgverzekeraars. Op deze wijze is er maximale samenhang in de zorg voor de jeugdigen , maximale keuzevrijheid voor de cliënt en diens ouders en een minimale bureaucratie. In combinatie met de keuzes die het kabinet nu maakt rond de AWBZ komt met de hier voorgestelde oplossing tevens één zorgsysteem voor alle zorg echt in beeld, iets waar we met zijn allen toch al vele jaren naar streven.
4. Uitvoering en bekostiging van de zorg 4.1 De uitvoering van de AWBZ van zorgkantoren naar zorgverzekeraars Het nieuwe kabinet maakt een eerste beweging richting samenvoeging van ZVW en AWBZ door in het regeerakkoord te besluiten om de uitvoering van de AWBZ neer te gaan leggen bij zorgverzekeraars. Het kabinet stelt dat dit er voor zorgt dat cliënten qua medische zorg nog maar met één loket (de zorgverzekeraar) te maken hebben. Uiteraard kunnen wij ons vinden in dat uitgangspunt van zo min mogelijk loketten. Zoals gezegd hopen we dat het kabinet dit uitgangspunt ook wil toepassen op de medische zorg voor jeugdigen, maar vooralsnog kiest het kabinet daar juist voor extra loketten en een extra schot in zorg door de verantwoordelijkheid voor de jeugd-gzz en jeugd-lvg weg te halen bij de zorgverzekeraars respectievelijk zorgkantoren en deze neer te leggen bij gemeenten.
4.2 Uitkomstfinanciering, PGB en PVB in de AWBZ Het nieuwe kabinet kiest voor uitkomstfinanciering in de AWBZ wat moet leiden tot het centraal stellen van de behoefte van de patiënt, meer innovatie in de zorg en minder bureaucratie. Uiteraard zijn we het met deze doelen van harte eens. Ook de keuze voor een wettelijke verankering van het PGB ondersteunen het LPGGz en de andere PGO-organisaties van harte. De samenwerkende PGOorganisaties hebben zich in de afgelopen periode gebogen over het zorgstelsel en in het bijzonder over de AWBZ en doen een aantal voorstellen om de eigen regie voor de cliënt en diens naasten te bevorderen. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is de wettelijke verankering van het PGB waartoe nu is besloten. Als PGO-organisaties pleiten we er verder voor om naast een PGB ook een persoonsvolgend budget (PVB) in te voeren voor die cliënten waarvoor een PGB om wat voor reden dan ook een stap te ver is. 4.3 Wegnemen van knelpunten in de bekostiging van de ggz. Noch in het regeerakkoord noch in de begroting wordt gesproken over de bestaande knelpunten in de bekostiging van de ggz. Wegnemen van deze knelpunten zou voor zowel de kwaliteit als de doelmatigheid van de geestelijke gezondheidszorg grote voordelen hebben. Het betreft de volgende punten: - de huidige financiële schotten tussen AWBZ en ZVW staan verdergaande extramuralisering en vermaatschappelijking van de ggz en afbouw van het grote aantal ‘bedden’ in de ggz momenteel in de weg; - de huidige DBC’s en ZZP’s zijn nog onvoldoende toegesneden op ggz-cliënten met een extreem hoge of afwijkende zorgzwaarte. Aanpassing van de tariefstructuur op dit punt is op korte termijn noodzakelijk zodat ook aan deze cliënten passende zorg geboden kan worden. Bovenstaande knelpunten zijn voor een deel het gevolg van kinderziektes in de relatief nieuwe bekostigingssystematieken voor ZVW en AWBZ. We pleiten er voor om die kinderziektes zo snel mogelijk op te lossen en met kracht door te gaan op de ingeslagen weg zodat het beoogde zorgstelsel eindelijk echt kan gaan werken. Experimenteren met weer een nieuw bekostigingssysteem voor de ggz (zoals de NZa momenteel voorstelt) lijkt ons absoluut onwenselijk.
5. Verankering van cliëntenrechten In het regeerakkoord wordt ingezet op versterking van de rechten van cliënten: rechten van cliënten moeten individueel afdwingbaar zijn met borging van redelijkheid en billijkheid bij de uitvoering van deze rechten. Dit wordt geregeld via een Wet Cliëntenrechten Zorg. Daarnaast komt er voor bewoners van instellingen een specifieke Zorginstellingen Beginselenwet die concrete rechten voor bewoners van zorginstellingen regelt zoals het recht om elke dag te douchen en dagelijks desgewenst enige tijd in de buitenlucht door te brengen. We ondersteunen uiteraard verdere borging van de rechten van cliënten via de Wet Cliëntenrechten Zorg. Wij gaan er daarbij van uit dat dit betekent dat de nu in de Kamer liggende wetsvoorstellen voor onvrijwillige zorg in de psychogeriatrie en zorg voor verstandelijk gehandicapten (het wetsvoorstel ‘zorg en dwang’) en onvrijwillige zorg in de ggz (het wetsvoorstel verplichte ggz) volledig in lijn worden gebracht met deze WCZ en daaraan ook ondergeschikt zijn. Het meteen of op termijn integreren van deze wetten in de WCZ zou naar onze mening nog beter zijn, maar anderzijds hechten (ook) wij aan zo snel mogelijk tot stand komen van verbeterde wetgeving op het terrein van patiëntenrechten en onvrijwillige zorg. Borging van de cliëntenrechten staat of valt bij een goed toezicht op de zorg. In de afgelopen regeerperiode is veelvuldig gesproken over de rol van de Inspectie, o.a. naar aanleiding van incidenten in de ggz. Wij pleiten voor een zorgbreed geldend wettelijk verankerd individueel toezicht van de Inspectie, zoals dat nu al geregeld is voor de onvrijwillige zorg in de ggz. Dat gaat dus verder dan het huidige toezicht op afstand. Uiteraard zal dat een intensivering vereisen van de werkzaamheden van de Inspectie, maar alleen dan kunnen ons inziens werkelijk de kwaliteit van zorg en de rechten van de cliënten geborgd worden.
Naast de Inspectie hebben in de ggz ook de vertrouwenspersonen een essentiële rol bij de borging van cliëntenrechten. Sinds lange tijd kent de ggz de cliëntenvertrouwenspersoon die de cliënt ondersteunt bij de behartiging van zijn individuele belangen. Sinds enkele jaren is er ook de familievertrouwenspersoon in de ggz, die de naasten van de cliënt ondersteunt. Anders dan in de rest van de zorg is de relatie tussen ggzcliënt, familie en hulpverleners vaak complex, zeker in die situatie waar onvrijwillige hulp aan de orde is. In die situaties is professionele ondersteuning van de naasten soms essentieel om uit impasses in de zorgverlening te geraken. In de vorige regeerperiode heeft het CDA-Kamerlid Joldersma zich hard gemaakt voor de wettelijke en financiële verankering van de positie van de familievertrouwenspersoon en zij heeft daarbij Kamerbrede steun gekregen. In het wetsvoorstel verplichte ggz dat is ingediend bij de Kamer wordt het recht op ondersteuning door een familievertrouwenspersoon geregeld. Door het ministerie van VWS is dit jaar een startsubsidie afgegeven voor de familievertrouwenspersoon. Ook middelen voor 2011 zijn in de begroting geregeld. Tot onze verbijstering heeft het ministerie van VWS op 4 november jl. aangekondigd dat deze middelen voor 2011 zullen worden geschrapt uit de begroting. Dit betekent het einde van de net tot stand gekomen stichting Familievertrouwenspersonen. De familieleden van ggz-cliënten zijn daarmee terug bij af en de startsubsidie is letterlijk weggegooid geld. Een nadere onderbouwing van deze keuze van het Ministerie ontbreekt vooralsnog. Uiteraard pleiten we voor het behoud van de stichting familievertrouwenspersoon. Vandaag bereikte ons ook het bericht dat 113 online (suïcide preventie telefoon) is geschrapt uit de begroting. Ook dit initiatief is met grote steun van de Tweede Kamer tot stand gekomen. Wij vinden het vreemd dat dit nu geschrapt wordt en pleiten voor het behoud hiervan.
6. De positie van de cliënt in het stelsel: financiële ondersteuning voor PGO-organisaties Ons zorgstelsel is gebaseerd op de driehoeksrelatie tussen zorgverzekeraars, zorgaanbieders en cliënten; de cliënten kiezen een zorgverzekeraar, de zorgverzekeraar koopt voor zijn cliënten zorg in bij de zorgaanbieder en de zorgaanbieder levert in overleg met de cliënt de gevraagde zorg. Essentieel in deze driehoeksrelatie is gelijkwaardigheid van de drie partijen. Helaas moeten we constateren dat in de praktijk van die gelijkwaardigheid nog geen sprake is: de positie van de individuele cliënt is sterk ondergeschikt aan die van zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Door zich te organiseren proberen cliënten en hun naasten een betere onderhandelingspositie te verwerven ten opzichte van zorgverzekeraars en zorgaanbieders. VWS onderkent deze zwakkere positie van cliënten en hun naasten en ondersteunt cliënten- en famillieledenorganisaties dan ook (tot op zekere hoogte) via het PGO-fonds. Helaas is ook bij die financiële ondersteuning sprake van een scheve verdeling tussen de drie partijen. Ter illustratie: in het PGO-fonds is tot nu toe zo’n 40 miljoen beschikbaar voor alle PGO-organisaties terwijl de zorgverzekeraars / zorgkantoren alleen al voor de uitvoering van de AWBZ ruim 200 miljoen aan instandhoudingsmiddelen ontvangen. Ondanks deze relatief zwakke positie van de cliënten en de beperkte financiële ondersteuning van cliëntenen familieledenorganisaties kiest het nieuwe kabinet niet voor het versterken van de positie van die cliëntenorganisaties maar voor bezuinigen op het PGO-fonds. Het regeerakkoord laat nog enige ruimte aan de bewindspersonen om te schuiven tussen de diverse posten waarop moet worden bezuinigd, maar vooralsnog gaan wij uit van een halvering (!) van de beschikbare middelen voor cliënten- en familieledenorganisaties. Voor veel van de PGO-organisaties die nog worstelen met de gevolgen van de vorige herziening van de PGO-financiering zal dit de doodsklap betekenen. Wil ons zorgstelsel echt goed werken dan is zoals gezegd een gelijkwaardige positie van de cliënt essentieel. Wij vragen u dan ook om in plaats van de geplande verdere verzwakking van de positie van cliënt juist in te zetten op versterking van diens positie door meer (financieel) evenwicht te creëren tussen de zorgverzekeraars, de zorgaanbieders en de cliënten(organisaties).
7. De positie van het Landelijke Platform GGz en het Platform VG Bovenstaand probleem geldt voor alle PGO-organisaties in de zorg. Voor het platform VG en Landelijk Platform GGz (als koepels van cliënten- en familieledenorganisaties in de verstandelijk gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg) speelt daarbij nog een extra probleem, namelijk de (financieel) nog steeds ongelijkwaardige positie van deze platforms ten opzichte van de overige koepels van cliënten- en familieledenorganisaties: NPCF, CSO en de CG-raad. In december 2009 is de Minister in een Kamerbreed gedragen motie gevraagd een einde te maken aan deze ongelijkwaardigheid. De Minister van VWS heeft in 2010 uitvoering aan deze motie gegeven en o.a. aanvullende financiering voor de beide platforms ter beschikking gesteld. Voor het jaar 2011 zijn in de begroting van VWS echter vooralsnog geen middelen beschikbaar gesteld voor beide platforms. Ambtelijk werd ons bevestigd dat de middelen voor uitvoering van de motie inderdaad niet zijn gereserveerd voor 2011, in afwachting van een nieuw kabinet. Wij hopen dat u de nieuwe bewindslieden bij de aanstaande bespreking van de begroting van VWS wilt wijzen op deze indertijd Kamerbreed gesteunde motie en hen wilt verzoeken om deze motie van de Kamer ook in 2011 uit te voeren, in afwachting van de voorgenomen herziening van de financiering van de totale PGO-top.
Samenvattend Wij vragen uw inzet bij de komende begrotingsbehandeling op de volgende concrete punten: 1.
2. 3. 4.
5. 6. 7.
8.
9.
10.
Het blijven afwijzen van ggz-specifieke eigen bijdragen om te voorkomen dat mensen met psychische gezondheidsproblemen anders worden behandeld dan mensen met lichamelijke gezondheidsproblemen. Het (blijven) afwijzen van de eigen bijdrage begeleiding in de AWBZ omdat daardoor juist de meest kwetsbare cliënten onevenredig zwaar worden belast. Het nieuwe kabinet kiest terecht voor verdere versterking van de eerstelijnsggz. Tegelijkertijd het verzekerd pakket eerstelijnspsychologie terugbrengen van 8 naar 5 zittingen past niet in dat streven. Versterking van de samenhang tussen de jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugd-lvg en overige gezondheidszorg zonder de jeugd-ggz en jeugd-lvg los te koppelen van de rest van de gezondheidszorg! Wij pleiten ervoor om af te zien van het in het regeerakkoord beoogde apart stelsel voor de jeugdzorg onder regie van de gemeenten en in plaats daarvan de jeugdzorg aan te laten sluiten bij de rest van de gezondheidszorg onder verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar (met voorliggende voorzieningen zoals het centrum voor jeugd en gezin bij de gemeenten). Handhaven van het wettelijk verankerd recht van de cliënt op dagbesteding en begeleiding bij overheveling van deze AWBZ-functies naar de WMO. Scheiden van wonen en zorg als dat daadwerkelijk leidt tot meer keuzevrijheid van cliënten. Scheiden wonen en zorg mag niet leiden tot negatieve financiële gevolgen voor de cliënt of tot zorgverschraling; Snelle totstandkoming van een Wet Cliëntenrechten Zorg en de daaraan ondergeschikte wetsvoorstellen ‘zorg en dwang’ en ‘verplichte ggz’ met een zo mogelijk integreren (op termijn) van deze laatste wetsvoorstellen in de WCZ. Individueel toezicht door de Inspectie (zoals in de huidige wet BOPZ) moet behouden blijven/worden gerealiseerd in de gehele zorg. Het huidige toezicht op afstand is onvoldoende om kwaliteit van zorg en cliëntenrechten te borgen. Continuering van de plotsklaps ingetrokken subsidie voor de stichting familievertrouwenspersonen in de ggz . Deze stichting is zojuist met kamerbrede steun en dankzij grote inzet van CDA-kamerlid Joldersma tot stand gekomen en dreigt nu zonder opgaaf van redenen plotsklaps te sneuvelen in het bezuinigingsgeweld. Continuering van de ingetrokken subsidie voor 113online.nl.
11.
12.
13. 14. 15.
Zo snel mogelijk wegnemen van de huidige financiële schotten tussen AWBZ en ZVW die verdergaande extramuralisering en vermaatschappelijking van de ggz en afbouw van het grote aantal ‘bedden in de ggz momenteel in de weg staan. Zo snel mogelijk oplossen van de kinderziektes in de nieuwe bekostigingssystematiek voor ZVW en AWBZ. Géén experimenten met weer een nieuw bekostigingssysteem voor de ggz (zoals de NZa nu voorstelt) maar met kracht doorgaan op de ingeslagen weg zodat het beoogde zorgstelsel echt kan gaan werken. Zo snel mogelijk aanpassen van de DBC- en ZZP-systematiek zodat er ook voor doelgroepen met een extreem hoge of afwijkende zorgzwaarte passende tarieven voor de zorg komen; Versterken van de (financiële) positie van de cliënten(organisaties) zodat zorgverzekeraars, zorgaanbieders en cliënten gelijkwaardige partners in het zorgstelsel worden. De Minister verzoeken om net als in 2010 ook in 2011 uitvoering te geven aan de Kamerbreed gedragen motie van december 2009 waarin wordt opgeroepen om platform VG en Landelijk Platform GGz een (ook financieel) gelijkwaardige positie te geven aan de andere koepels van cliënten en familieledenorganisaties.
Met vriendelijke groet, Marjan Ter Avest
Wim Brunenberg
Algemeen directeur LPGGz
Directeur Zorg en Innovatie LPGGz