POSTADRES
Postbus 2510 3500 GM Utrecht
BANKREKENING
BEZOEKADRES
66.59.57.955
Tiberdreef 4 3561 GG Utrecht TELEFOON
Aan de voorzitter en de leden van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
030 - 751 1003 FAX
030 - 751 1719 INTERNET
www.cnvo.nl E-MAIL
[email protected]
AFDELING
PLAATS
ONS KENMERK
Utrecht
Reactie actieplan MBO 2011
DOORKIESNUMMER
DATUM
UW KENMERK
030-7511796
11 april 2011
E-MAIL
[email protected] BETREFT
reactie CNV Onderwijs Actieplan mbo 'Focus op Vakmanschap 2011- 2015’
Geachte leden van de onderwijscommissie OCW, Tijdens het Algemeen Overleg op 20 april a.s. bespreekt uw commissie het Actieplan mbo 'Focus op Vakmanschap 2011- 2015’. Ten behoeve van deze bespreking, wil CNV Onderwijs haar opvattingen en visie op deze nota aan u voorleggen. Inleiding De minister van Onderwijs heeft half februari 2011 het Actieplan mbo naar de Tweede Kamer gezonden. Het commentaar van CNV Onderwijs op deze notitie is tot stand gekomen na consultatie van de leden van CNV Onderwijs in de sector mbo o.b.v. een conceptcommentaar en de leden van de sectorraad mbo. Voor CNV Onderwijs geldt dat hij niet voor de leden wil spreken, maar namens de leden. Algemeen CNV Onderwijs vindt het begrijpelijk dat de Minister met een actieplan komt waarmee zij het MBO weer meer status wil geven. De afgelopen decennia heeft het accent teveel gelegen op schaalvergroting door middel van fusies. Als gevolg daarvan was er ten onrechte te weinig aandacht voor het onderwijs en de deelnemers/leerlingen. Bevoegde docenten werden vervangen door goedkopere, lager gekwalificeerde instructeurs e.d., onder het motto van ‘zelfstandig leren’ werden leerlingen zonder de noodzakelijke begeleiding aan het werk gezet en was er te weinig aandacht voor de inhoud van de beroepspraktijkvorming (bpv) en een adequate begeleiding van de bpv’er op de werkplek. Maatregelen die door de instellingen veelal ‘noodzakelijk’ werden geacht in verband met een efficiënte bedrijfsvoering.
Bij beantwoording ons kenmerk vermelden a.u.b.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
2/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
De rode lijn in het nu gepresenteerde Actieplan mbo ‘Focus op vakmanschap 20112015’ is het streven naar een kwaliteitsverbetering. CNV Onderwijs wil zijn commentaar daarom beginnen met te verklaren dat in het algemeen een kwaliteitsverbetering zich moeilijk laat combineren met bezuinigingen en een stelselwijziging! Daar ons inziens beide hier aan de orde zijn, betwijfelt CNV Onderwijs of dit doel met dit pakket maatregelen gehaald gaat worden. Conclusies CNV Onderwijs is van mening dat met het nu bekend geworden Actieplan mbo ‘Focus op vakmanschap 2011-2015’ er een stuk ligt dat interessante gedachten bevat als het gaat om de toekomst van het mbo. Niet alles wordt door ons afgewezen of omarmd. • Uiteraard staat CNV Onderwijs positief t.o.v. de doelstelling de kwaliteit van het mbo-onderwijs te verhogen. Meer onderwijstijd, betere examens en professionele docenten kunnen daaraan een grote bijdrage leveren. • De verkorting van de nominale studieduur van een aantal opleidingen van 4 naar 3 jaar wijzen wij af. CNV Onderwijs vindt het beter passen in het beleid van dit kabinet de doorstroom richting hbo te vergroten en de uitval daar tegen te gaan door te investeren in het niveau van deze opleidingen. • De vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur kan eveneens onze goedkeuring wegdragen. CNV Onderwijs ondersteunt ook de keuze die de minister heeft gemaakt t.a.v. de positie van de kenniscentra. Een verdere bezuiniging op deze kenniscentra achten wij echter niet mogelijk. • Met de minister is CNV Onderwijs van mening dat winst geboekt kan worden door nodeloze verdunning van opleidingen tegen te gaan. Wel twijfelen wij aan de zelfregulering door de sector. Mogelijk is ingrijpen door de overheid toch noodzakelijk. • CNV Onderwijs steunt het voornemen van de minister van OCW om de niveau-2 opleiding niet meer drempelloos toegankelijk te maken. • CNV Onderwijs staat kritisch tegenover de uitbreiding van het aantal VM2 trajecten. Niet omdat deze niet succesvol zijn, maar meer vanwege de noodzakelijke vroegtijdige keuze die vmbo-leerlingen moeten maken en het tweeslachtige karakter van de toegankelijkheid van de niveau 2 opleiding als gevolg van het VM2-traject. • CNV Onderwijs is van mening dat de entree-opleiding zodanig ingebed moet worden in het onderwijsbestel dat voortijdig schoolverlaten (vsv) zoveel mogelijk wordt voorkomen en het maximale uit alle leerlingen gehaald kan worden. Daarvoor ligt de verantwoordelijkheid niet alleen bij gemeenten, maar ook bij OCW en VWS. • De maatregelen betreffende de educatiemiddelen kunnen eveneens rekenen op onze steun. CNV Onderwijs wil echter wel de functie van het vavo als tweede kans onderwijs handhaven, dus geen leeftijdsgrens van 30 jaar. • De verplichting tot het houden van tevredenheidsonderzoeken onder medewerkers, studenten en bedrijfsleven juicht CNV Onderwijs toe. Eindelijk worden alle instellingen wettelijk verplicht deel te nemen aan de jaarlijkse benchmark.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
3/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
•
•
Het nieuwe 30-plus arrangement is slechts een gedeeltelijke tegemoetkoming aan de bezwaren die CNV Onderwijs tegen het instellen van deze leeftijdsgrens heeft. Wij vragen de minister dan ook de maatregelen opnieuw ernstig te overwegen en v.w.b. de verpleegopleidingen af te stemmen met de vereisten uit de Wet BIG. CNV Onderwijs is en blijft van mening dat wettelijk moet worden vastgelegd welk percentage van de lumpsum besteed moet worden aan het primaire proces. Uniforme verantwoording daarvan kan plaatsvinden via de verplichte deelname aan de jaarlijkse benchmark.
De 30-plus maatregel De laatste tijd is er veel te doen geweest over het voornemen van het kabinet om het onderwijs aan 30-plussers niet langer te subsidiëren. Een maatregel die 170 miljoen euro op moet brengen. Het protest van alle kanten (vakbonden, MBO Raad, werkgeversorganisaties en de Tweede Kamer) heeft ertoe geleid dat de minister naar alternatieven zou zoeken voor de ingrijpende maatregel van de leeftijdsgrens. In haar brief van 11 maart 2011 schetst de minister haar alternatieve arrangement voor mbo-studenten ouder dan 30 jaar. CNV Onderwijs erkent dat het arrangement een oplossing is voor een deel van het probleem; voor een deel dus ook niet. Een deel van de 30-plus studenten is afkomstig uit een SW (Sociale Werkvoorziening) bedrijf. Zij volgen voornamelijk bbl-trajecten niveau 1 en 2. Voor hen is de verhoging van het cursusgeld van € 213 naar € 1261 onoverkomelijk. Door de aangekondigde bezuinigingen op de SW-voorziening is de kans ook klein dat de werkgever minimaal € 1000 voor zijn rekening gaat nemen. Daarmee dreigt een belangrijke voorziening voor deze kwetsbare groep mensen weg te vallen! Een tweede probleem dat CNV Onderwijs wil signaleren betreft de zorgsector. Leden van CNV Onderwijs hebben aangegeven dat veel 30-plus studenten geen bbl-opleiding met arbeidsovereenkomst, maar een deeltijd bol-opleiding volgen en een klein inkomen verwerven uit de stagevergoedingen gedurende hun 2-jarig opleidingstraject. Eerst na afloop van deze opleiding wordt hen een arbeidscontract aangeboden. Voor deze door werkgevers gebruikte route biedt het arrangement geen oplossing, tenzij werkgevers in de zorgsector bereid zijn van meet af aan een arbeids- en praktijkovereenkomst aan te gaan met potentiële nieuwe werknemers. Een derde probleem betreft de eisen die vanuit de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG) worden gesteld aan de opleiding verpleegkunde (tenminste 4600 uur te verdelen over theorie en bpv). Het is ons inziens niet mogelijk om in een tweejarig bbl-traject te voldoen aan de eisen vanuit de Wet BIG. CNV Onderwijs pleit er dan ook voor de duur van de bekostiging van 30-plussers in bbltrajecten zorg en verpleging beter af te stemmen op de noodzakelijke nominale opleidingsduur. Door het nieuwe arrangement van minister Van Bijsterveldt zullen veel vrouwen van boven de 30 niet in staat zijn tegen aanvaardbare kosten een diploma verpleging te behalen via een bbl-traject naast de werkzaamheden en verantwoordelijkheden die zij hebben voor hun gezin. Of haar collega minister Schippers van VWS nu nog haar doelstelling van 12.000 extra – hopelijk voldoende gekwalificeerde - medewerkers voor de verzorging van ouderen en gehandicapten gaat halen waagt CNV Onderwijs te betwijfelen.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
4/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
Naar meer transparantie? Alle commotie rondom de 30-plusmaatregel daargelaten, het Actieplan mbo 20112015 gaat over meer dan alleen de 30-plusmaatregel. Met de minister wil ook CNV Onderwijs benadrukken dat het van belang is dat er een samenhangende visie tot stand komt met betrekking tot de toekomst van het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. De laatste maanden zijn er verschillende rapporten gepubliceerd over met name de zwakke punten van het huidige stelsel. Door de publicatie van het Actieplan wordt er deels een einde gemaakt aan de speculaties rondom de toekomstige inrichting van het beroepsonderwijs. Dat die visie er nu ligt is dus een goede zaak. Helaas is het niet de samenhangende visie waarop CNV Onderwijs had gehoopt. Er worden door de minister van OCW keuzes gemaakt die het nieuwe stelsel, want daarvan is in de ogen van CNV Onderwijs wel degelijk sprake, misschien wel minder complex maken, maar niet in alle opzichten ook transparanter. • De minister kiest ervoor een scheiding aan te brengen tussen de huidige niveau-1 opleiding en de niveaus 2, 3 en 4. De laatste drie worden door haar getypeerd als het echte middelbaar beroepsonderwijs. De drempelloze toelating voor niveau 2 komt te vervallen. Iets dat door CNV Onderwijs onderschreven wordt. • Tegelijkertijd kiest de minister voor een verlenging van de VM2-regeling, waarbij leerlingen van een vmbo school een mbo diploma kunnen behalen op het niveau van de startkwalificatie (niveau 2) aan de vmbo-instelling. Langs deze weg wordt het toch weer mogelijk drempelloos door te stromen richting startkwalificatie. Op zich een begrijpelijke keuze, want de VM2experimenten zijn succesvol als het gaat om het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, maar niet echt een eenduidige keuze. CNV Onderwijs zet vraagtekens bij de concurrentiepositie van de ROC’s, zeker op de langere termijn en bij verbreding van de huidige experimententen, als het gaat om de niveau-2 opleiding. De minister kondigt namelijk aan dat er een wettelijk kader gemaakt zal gaan worden voor ‘structurele ruimte voor samenwerkingarrangementen tussen vmbo en mbo’. Wat dit in de praktijk gaat betekenen is vooralsnog onduidelijk. Duidelijk is wel dat de VM2-route een bezuiniging kan opleveren, iets dat de mbo-instellingen verder op achterstand zet. • CNV Onderwijs constateert dat het VM2-traject vaak een ‘smallere’ opleidingsroute naar een mbo niveau-2 diploma is dan de reguliere route. Door de samenvoeging van de bovenbouw van de basisberoepsgerichte opleiding met de mbo niveau-2 opleiding wordt al op jonge leeftijd (ca. 14 jaar) een bijna definitieve keuze gemaakt. Tussentijds wisselen is niet mogelijk, tenzij tussentijds gediplomeerd wordt, iets dat niet verplicht is.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
5/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
•
De herpositionering van niveau 1 als entree-opleiding wordt door CNV Onderwijs ondersteund. De grootschaligheid en massaliteit van ROC’s, die het voor een aantal leerlingen beter maakt een niveau-2 kwalificatie te behalen aan een vmbo-instelling, zorgt ook voor een groot aantal voortijdig schoolverlaters bij de huidige niveau-1 opleidingen aan diezelfde ROC’s. Mogelijk is het daarom voor deze leerlingen van nog meer belang ervoor te zorgen dat zij in het reguliere v(s)o in staat worden gesteld een niveau 1 kwalificatie te halen. CNV Onderwijs pleit dan ook voor intensivering van juist dit beleid, waardoor ROC’s zich nog meer kunnen concentreren op het kwalitatief zo goed mogelijk realiseren van het middelbaar beroepsonderwijs en de leerlingen met hun entreediploma alsnog kunnen instromen op niveau 2 van het ROC. De commissie Oudeman pleit voor een aparte eenheid voor niveau 1 vanuit het belang dat de mbo-opleidingen 2, 3 en 4 daarbij hebben. CNV Onderwijs onderschrijft het belang van het apart organiseren van het niveau 1 onderwijs in bijvoorbeeld werkscholen, maar dan vanuit het belang van de jongeren die om wat voor redenen dan ook aangewezen zijn op dit niveau opleiding. Probeer dat zo goed mogelijk te organiseren! We denken hierbij ook aan de relatie met de wetgeving rond de kwaliteit van het v(s)o, en dan met name symbioseconstructies vso-mbo1.
Opleidingsduur en intensivering opleidingen BOL 4 CNV Onderwijs vraagt zich af of de verkorting van de wettelijke nominale opleidingsduur voor niveau-4 opleidingen van 4 naar 3 jaar daadwerkelijk is ingegeven door de wens jongeren meer uit te dagen, of dat hier toch vooral een bezuinigingsdoelstelling aan ten grondslag ligt. Uit het bijgesloten financiële kader blijkt immers dat hiervoor een bedrag is ingeboekt dat oploopt tot structureel 160 miljoen vanaf 2016. Met de minister is CNV Onderwijs van mening dat intensivering van het mboonderwijs mogelijk is. Door het steeds hoger wordende percentage stage in de bolopleidingen - deels van onvoldoende kwaliteit - is het verschil tussen bol- en bblopleidingen aan het vervagen, wordt steeds meer inzet gevraagd van de stagebedrijven en blijft de theoretische kennis van de mbo-leerlingen achter op hetgeen verwacht mag worden. Intensivering van het onderwijs en de extra accenten op de Nederlandse taal, rekenen en Engels moeten bijdragen aan het vergroten van de mogelijkheden succesvol door te stromen naar het hbo. De huidige uitval van mbo-studenten in het hbo van 20% is veel te hoog. De intensivering zou inderdaad moeten aanvangen in het eerste studiejaar van het mbo met een intensievere begeleiding en meer begeleide onderwijsuren. Die intensiveringen moeten ons inziens op de eerste plaats leiden tot een verhoging van de onderwijskwaliteit en het vergroten van de doorstroommogelijkheden; niet tot een verkorting van de opleidingsduur. CNV Onderwijs vreest dat dat alleen maar zal leiden tot een verminderde doorstroom naar het hbo. Zeker als ook nog scherpere exameneisen worden geformuleerd voor leerlingen die willen doorstromen naar het hbo. Wellicht zou de kwaliteitsverbetering van de mboopleiding op termijn kunnen leiden tot een aangepast, korter curriculum in het hbo.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
6/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
CNV Onderwijs is zich bewust van het feit dat het niet verkorten van de nominale opleidingsduur van 4 naar 3 jaar in combinatie met de intensivering van het onderwijs niet de gewenste bezuiniging oplevert. In tegendeel, de intensivering zal de inzet van extra, gekwalificeerde docenten noodzakelijk maken. Geen bezuinigingen dus, maar extra investeringen om de gewenste kwaliteitsverhoging mogelijk te maken, zodat ook de doelstelling van het kabinet om weer tot de top-5 van de kenniseconomieën te gaan behoren werkelijkheid kan worden. CNV Onderwijs staat niet alleen kritisch tegenover de voornemens van de minister van OCW. Naar verluid zou ook de SER deze opvatting onderschrijven. Ook dit adviesorgaan vraagt zich af hoe het kabinet gaat zekerstellen dat het eindniveau gehandhaafd blijft bij het inkorten van mbo-4 van vier naar drie jaar. CNV Onderwijs erkent dat een aantal instellingen goede niveau-4 studenten nu al versnelde opleidingen aanbiedt. In het kader van maatwerk valt dat ook toe te juichen. Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat dergelijke versnelde opleidingstrajecten niet voor iedereen haalbaar zijn. Een eventuele verkorting van de nominale opleidingsduur tot 3 jaar zal dus niet het maximale uit zoveel mogelijk leerlingen halen, waarmee de vrees van CNV Onderwijs (minder doorstroom richting hbo) bewaarheid zal worden. In dit verband wil CNV Onderwijs nog opmerken dat in zijn achterban geconstateerd wordt dat er grote niveauverschillen bestaan tussen niveau-4 opleidingen. Mede hierdoor is er ook een verschil in het al of niet succesvol kunnen doorstromen naar het hbo. Mogelijk dat bij de herinrichting van de kwalificatiestructuur hier nog eens kritisch naar gekeken kan worden, zodat een niveau-4 opleiding ook daadwerkelijk garant staat voor een doorstroomkwalificatie. Zo niet, dan moet een opleiding eerder gekwalificeerd worden als een niveau-3 opleiding met een (verkorte) nominale opleidingsduur van 3 jaar. Voor een (beperkt) aantal 4-jarige opleidingen is het terugbrengen van de opleidingsduur tot 3 jaar dus wel mogelijk, maar dan met name omdat er sprake is van ondermaatse niveau-4 opleidingen. Specifiek voor de opleiding verpleging Voor de opleiding verpleegkundige is het volgende vastgelegd in de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG): De opleiding tot verpleegkundige bestaat uit ten minste 4600 uren, die als volgt zijn verdeeld: a. ten minste 1535 uren theoretisch onderwijs (deze mogen geïnterpreteerd worden als lesuur); b. ten minste 2300 uren praktisch onderwijs (hierbij gaat het om klokuren). c. resteert een aantal van 765 uren dat naar eigen inzicht door de opleidingsinstelling over theorie en praktijk verdeeld kan worden. Het comprimeren van de bol-opleiding verpleegkunde tot 3 jaar zou de volgende consequenties hebben:
DATUM
PAGINA
11 april 2011
7/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
-
-
Uitgaande van 40 schoolweken zou een student fulltime onderwijs krijgen voor minimaal 38 uur per week. Deze uren dienen ingevuld te zijn als theoretisch onderwijs of als beroepspraktijkvorming (bpv). De studiebelasting middels huiswerk is hier niet in meegenomen. De vraag is of dit een reële belasting is voor jongeren van 16 tot 19 jaar. Jonge studenten hebben tijd en levenservaring nodig om de complexe zorg van diverse categorieën zorgvragers aan te kunnen. Meer uren maken in een kortere periode versnelt deze ontwikkeling niet.
De afgelopen jaren heeft de beroepsgroep al veel concessies moeten doen t.a.v. opleidingsniveaus; van verdieping naar verbreding ( A,B,Z opleidingen nu naar 1 verpleegkunde opleiding) van vooropleiding havo naar vmbo kader beroepsgericht. In een tijd dat de complexiteit van zorg alleen maar toeneemt betekent het dat het startniveau steeds lager is geworden. Als de opleidingstijd ook nog eens afneemt moeten we ons serieus zorgen gaan maken. Met het toekomstige tekort van mensen in de zorg hebben we goed opgeleide verzorgende en verpleegkundige, die kwalitatief goede zorg kunnen bieden. Voordat de minister van OCW besluit de opleidingen te verkorten lijkt het CNV Onderwijs verstandig dat zij eerst in gesprek gaat met de minister van VWS om samen te bespreken wat de eisen van de Wet BIG inhouden en welke consequenties dit heeft voor de opleiding. BOL 2 en 3 Of ook de nominale opleidingsduur van de BOL 2- en/of 3-opleidingen verkort zal worden, wordt uit de tekst van het Actieplan mbo niet geheel duidelijk. Onder de kop Intensiveren en verkorten opleidingen stelt de minister dat studenten actief ondersteund zullen worden door mentoren om de studievoortgang te bewaken. Door de aanscherping van de onderwijstijd in combinatie met een betere coaching van studenten kan de opleidingsduur worden ingekort. Als de minister hiermee doelt op een verkorting van de gemiddelde studieduur van de mbo niveau 2 en 3 leerlingen, dan kan CNV Onderwijs deze stellingname onderschrijven. Een verkorting van de nominale opleidingsduur van deze opleidingen wordt door ons echter afgewezen. Mocht de minister het onwenselijk vinden een 3-jarige niveau-4 opleiding aan te bieden naast een 3-jarige niveau-3 opleiding, dan verwijst CNV Onderwijs naar zijn argumentatie de duur van de 4-jarige opleiding te handhaven en te investeren in kwaliteitsverhoging in plaats van te bezuinigen op de opleidingsduur. Kwaliteit bpv CNV Onderwijs pleit ervoor bevoegde docenten weer meer te betrekken bij de beroepspraktijkvorming, ook al is dit uit het oogpunt van een efficiënte bedrijfsvoering niet gewenst. Uit het oogpunt van de noodzakelijke verdere kwaliteitsverbetering van de bpv acht CNV Onderwijs dit juist wel gewenst. Wij constateren dat op instellingen plaatsing en begeleiding van bpv’ers geschiedt door bpv-bureaus met vaak te weinig kennis van het bedrijfsleven, het beroepenveld en de beroepsgerichte vakken om dit naar tevredenheid van het bedrijfsleven én de leerling zelf te doen.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
8/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
Examinering CNV Onderwijs onderschrijft de voornemens van de minister met betrekking tot de invoering van centrale examens voor de vakken Nederlandse taal, rekenen en Engels. Ook de voornemens met betrekking tot de examinering van de beroepsgerichte vakken, inclusief het landelijke kwaliteitskeurmerk, worden door ons ondersteund. Toch is ook hier een kritische kanttekening op zijn plaats. Van vele kanten is CNV Onderwijs gewezen op de risico’s die er kleven aan de hogere eisen die gesteld gaan worden aan Nederlandse taal, rekenen en – voor niveau 4 – Engels. De vrees bestaat dat met name voor een aantal bbl-leerlingen , die het vooral van de praktijk moeten hebben, de lat te hoog komt te liggen, waardoor een beroepskwalificatie niet meer haalbaar zal zijn. Voorkomen moet worden dat goede beroepskrachten die een algemeen vak niet beheersen geen vakdiploma meer kunnen krijgen. In dit verband pleit men voor het loslaten van de utopie dat een bbl-opleiding/diploma in elk opzicht gelijk is aan de overeenkomstige bolopleiding/diploma. Zo was en is een bbl niveau-4 diploma slechts in theorie kwalificerend voor het hbo. De toekenning van ‘praktijkdiploma’s’ zou dit probleem kunnen ondervangen. Toekomst educatie CNV Onderwijs is verheugd dat de minister de aanbeveling van de commissie Oudeman heeft overgenomen om de financiering van het vavo niet via de gemeenten, maar direct via het Rijk te laten verlopen, zoals dat ook het geval is bij het reguliere voortgezet onderwijs. Om het gemiddelde opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking te kunnen verhogen en een levenlang leren voor meer mensen mogelijk te maken acht CNV Onderwijs het echter ongewenst om voor initiële opleidingen, zoals verzorgd worden door het vavo een leeftijdsgrens van 30 jaar te hanteren. Nog steeds zijn er spijtoptanten en ‘late roepingen’ die het tijdens hun jeugd niet gebruikte scholingsbudget alsnog willen inzetten voor dit ‘Tweede kans onderwijs’; een term die beter weergeeft wat de doelstelling is van dit type onderwijs dan de door de minister ter toelichting van haar standpunt gebruikte term ‘moedermavo’. Gelet op het fiasco van het naar de markt brengen van de inburgering voor nieuwkomers, is CNV Onderwijs verheugd dat is besloten de ‘dubbele oormerking’ in het Participatiebudget van de middelen voor de overige educatie-opleidingen voorlopig te handhaven. Vereenvoudiging kwalificatiestructuur / Macrodoelmatigheid Datgene wat door de minister wordt opgemerkt over een verdere vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur, het diplomeren op het niveau van het kwalificatiedossier en het streven naar (meer) macrodoelmatigheid (= versnippering c.q. verdunning tegenaan; geen kwaliteitsverlies), wordt door CNV Onderwijs van harte onderschreven. Doelstelling van instellingen mag nooit zijn het aantal leerlingen te maximaliseren door het aanbieden van zoveel mogelijk ‘fancy’ opleidingen of opleidingen waarvoor het aanbod aan leerlingen groot is, maar waar weinig vraag naar is in de arbeidsmarkt. Meer regionale samenwerking en afstemming kan zowel kwalitatief als in financieel opzicht een hoge opbrengst met zich meebrengen.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
9/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
CNV Onderwijs deelt niet de visie van de minister dat op het huidige budget van de Kenniscentra voor het ontwikkelen en onderhouden van kwalificaties een efficiencykorting kan plaatsvinden. De laatste jaren is er op het budget van de Kenniscentra al fors bezuinigd, ondanks dat een onafhankelijk onderzoek had aangetoond dat voor een goede uitvoering van de wettelijke taken eerder een uitbreiding van het budget noodzakelijk was. Bovendien verwacht de minister dat de Kenniscentra de komende jaren de kwalificatiestructuur opnieuw herzien, opdat er een meer doelmatige basis ontstaat voor de door de instellingen te verzorgen mbo-opleidingen en examens. CNV Onderwijs vreest dat de geplande efficiencykorting de gewenste doelmatigheid negatief zal beïnvloeden. Investeren in het voortraject levert mogelijk uiteindelijk een hoger rendement op dan de enkele miljoenen die de minister nu inboekt. Professionalisering docenten Hoewel sociale partners in de CAO BVE voldoende ruimte gecreëerd hebben voor scholing en professionalisering van docenten, is er op veel instellingen nog niet echt sprake van een samenhangend beleid in deze. CNV Onderwijs is dan ook verheugd dat de ruimte die de CAO BVE biedt, nu door het kabinet nog intensiever ondersteund gaat worden. De kwaliteit van het onderwijs wordt in de eerste plaats bepaald door de kwaliteit van de docenten. Een goede opleiding, een goed onderhoud van hun kennis en vaardigheden, een goede facilitering, de nodige professionele ruimte en een goed salaris vormen daarvoor de enig juiste basis. Op hoog niveau opgeleide en functionerende docenten moeten beloond worden door hen in te schalen in een passend functieniveau; niet d.m.v. een tijdelijke prestatiebeloning. Alleen op die manier kan de sector de concurrentie met de markt aan en de komende uitstroom van oudere docenten opvangen. Besturing en bedrijfsvoering CNV Onderwijs schat in dat alle voornemens die vermeld staan in het Actieplan ertoe leiden dat van de beschikbare middelen er een hoger percentage beschikbaar komt voor het primaire proces. Toch is CNV Onderwijs van mening dat de minister een streefpercentage zou moeten vastleggen in de bekostigingssystematiek; een schot tussen de middelen voor het primaire proces en de overige uitgaven. Als schot voor de boeg noemen wij 75% van de lumpsum als minimum voor het primaire proces, waarbij de definiëring van het primaire proces ook van belang is, bijvoorbeeld uitsluitend onderwijsgevenden. Tenslotte CNV Onderwijs heeft de afgelopen weken benut om de discussie met de achterban aan te gaan. Het Actieplan mbo 2011-2015 bood daarvoor meer dan genoeg aanknopingspunten. CNV Onderwijs blijft van mening dat nu de toekomst van het mbo in het geding is, er geen overhaaste beslissingen moeten worden genomen. Voor een succesvolle implementatie is draagvlak onder het personeel van doorslaggevend belang. Dat is er ons inziens niet voor alle aangekondigde maatregelen. Bovendien werken sommige maatregelen contraproductief, gelet op elders verwoorde ambities van dit kabinet. CNV Onderwijs vreest echter dat de bezuinigingsdoelstellingen die achter menige voorgestelde maatregel tevoorschijn komen van doorslaggevend belang zullen zijn.
DATUM
PAGINA
11 april 2011
10/10
ONS KENMERK
Reactie actieplan MBO 2011
De minister doet het voorkomen alsof de investeringen in de kwaliteitsverbetering o.a. door de intensivering van de onderwijstijd groter zijn dan de besparing op het verkorten van de opleidingsduur. Alle bezuinigingen in het mbo in aanmerking genomen en afgezet tegen de intensiveringen die ten goede komen aan het mbo, komt CNV Onderwijs tot de conclusie dat er per saldo wel degelijk bezuinigd wordt op het mbo. Grootste boosdoener daarbij is uiteraard de besparing van 170 miljoen die ondanks het nieuwe arrangement voor 30-plussers bespaard wordt op het totale budget. Namens CNV Onderwijs
Willem Jelle Berg, bestuurder mbo.