Nota aan de leden van het Cultuurforum Standpunten van VOBK in het kader van de beleidsnota Cultuur
V O B K verenigde organisaties beeldkunst
Inhoudstafel Inleiding
3
Prioriteiten voor deze legislatuur
4
1. Grondige evaluatie van het Kunstendecreet en het Cultureel Erfgoeddecreet
6
2. Meer middelen voor professionalisering
7
3. Nieuwe beleidsinstrumenten
9
4. Infrastructuur
10
5. Uitdiepen van onze internationale uitstraling
11
6. Administratieve lastenverlaging
12
7. Een duidelijk en coherent beleid voor de audiovisuele kunsten
13
8. Digitalisering en archivering
15
9. Participatie
16
17
10. Een gedegen kunstenaarsbeleid
11. Grotere wisselwerking tussen kunsten en economische wereld 18 12. Auteursrecht
19
20
23
Basiscijfers
VOBK fact sheet
2
Inleiding Onze Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege kondigde reeds bij het begin van deze legislatuur aan dat zij de sector zou raadplegen om naar een bottom‐up beleid te streven. In het kader daarvan nam zij het initiatief tot het oprichten van een Cultuurforum. Aan de deelnemers van de verschillende ateliers, die werden samengesteld rond de strategische doelstellingen van haar beleidsnota, wordt gevraagd om adviezen te formuleren om het beleid verder vorm te geven. Het Cultuurforum zou volgens de minister bestaan uit representatieve vertegenwoordigers uit de sector, alhoewel niet helemaal duidelijk is op basis van welke criteria de deelnemers van de ateliers werden gekozen. Aangezien de ateliers zouden moeten leiden tot beleidsvoorbereidende adviezen vindt VOBK het erg belangrijk om de standpunten van de sector van de beeldkunst opnieuw onder de aandacht te brengen van zowel de minister als de deelnemers aan de ateliers. In deze nota formuleert VOBK daarom een reeks eerder gecommuniceerde standpunten. We leggen bij elk standpunt de link naar de beleidsnota en maken duidelijk welke strategische of operationele doelstellingen uit de beleidsnota relevant zijn voor elk thema dat VOBK onder de aandacht wil brengen. We kiezen dus bewust niet voor een ‘antwoord’ op de beleidsnota waarbij we de structuur van de beleidsnota overnemen. Verschillende van onze standpunten hebben namelijk betrekking op meerdere doelstellingen uit de beleidsnota. De structuur van de beleidsnota overnemen zou er daarom enkel voor zorgen dat wij onszelf vaak herhalen. Daarnaast zijn er een aantal zaken in de beleidsnota die voor onze sectoren niet relevant zijn, en waar dus weinig op te reageren valt. De thema’s die VOBK in deze nota naar voren schuift zijn prioritair voor de sector van de beeldkunst. Daarom vragen wij dan ook dat al deze thema’s, die tevens aasluiten bij de doelstellingen van de beleidsnota, door de minister ter harte genomen worden tijdens deze legislatuur. Fran Devos Coördinator VOBK Kouter 29 9000 Gent
[email protected] GSM 0473 21 43 71
3
Prioriteiten voor deze legislatuur 1. Grondige evaluatie van het Kunstendecreet en het Cultureel Erfgoeddecreet Na twee subsidierondes en een louter technische bijsturing van het Kunstendecreet is het nu tijd om de effecten van dit uiterst ambitieuze – en zeer welgekomen – decreet ten gronde te evalueren. Heeft het de artistieke praktijk verbeterd? Zorgt het voor de gelijkberechtiging van de verschillende kunstsectoren? Creëert het meer uitstraling voor de kunsten? Is de algemene organisatiestructuur verbeterd? Ook het Cultureel Erfgoeddecreet moet na de eerste uitvoering grondig geëvalueerd worden. ‐‐> zie pagina 6 / SD 1: Duurzaam beleid voeren; OD 12: Evenwichtiger verhouding tussen structurele en projectmatige subsidies
2. Meer middelen voor professionalisering Elke organisatie op zich moet aan steeds meer normen en verwachtingen voldoen op het vlak van professionalisering. Naast het feit dat dit voor de organisaties meer kosten met zich meebrengt, vergroot dit ook de nood aan een professioneel veld om in te opereren. Een evenwichtige spreiding tussen grote, middelgrote en kleine organisaties dringt zich op. Verschillende organisaties dienen, elk op hun niveau, voldoende middelen ter beschikking te hebben om hun veldpositie op een professionele manier te kunnen invullen. ‐‐> zie pagina 7/ SD 1: Duurzaam beleid voeren
3. Nieuwe beleidsinstrumenten Naast de grote decreten dienen nieuwe beleidsinstrumenten ontwikkeld te worden om het kunstenbeleid te dynamiseren. We denken zo aan een uitbreiding van de tax shelter. En een indemniteitsregeling die topcollecties mobieler moet maken. In Nederland bewijst de ‘kunstkoopregeling’ dat eenvoudige mechanismen de sector in de breedste zin kunnen stimuleren én opbrengsten genereren voor de overheid. Cultuurinvest lijkt dan weer de perfecte host voor microkredieten. ‐‐> zie pagina 9 / SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 5: Aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken ; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding; OD 15: Extra aandacht voor de beginnende en individuele kunstenaar
4. Infrastructuur Via het Fonds Culturele Infrastructuur (Foci) kan de Vlaamse Gemeenschap investeringssubsidies verlenen voor het bouwen, uitbreiden, verbouwen of aankopen van culturele infrastructuur met bovenlokaal belang. De organisatie moet zelf voor 40% van de toegekende middelen aan eigen inbreng zorgen. De beschikbare middelen voor Culturele Infrastructuur voor de volgende legislatuur blijken echter nu reeds ontoereikend. Een bewustwording binnen de sector van problemen met betrekking tot energiegebruik, veiligheid en behoud en beheer maakt dit tekort aan middelen enkel nog schrijnender. ‐‐> zie pagina 10 / SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken; SD 7: Eco‐ cultuur initiëren
5. Uitdiepen van onze internationale uitstraling Vlaanderen heeft een schat aan museale collecties en beschikt over prestigieuze toonplekken (musea en kunsthallen) om deze collecties te presenteren. ‘Vlaamse kunst’ is synoniem voor een toonaangevende Europese kunsttraditie. Desondanks slaagt Vlaanderen er nog niet in de internationale aantrekkingskracht van dit rijke erfgoed en kunstbezit optimaal te benutten. VOBK roept de Vlaamse regering op om samen met de kunstenorganisaties, de musea en de lokale overheden te onderzoeken hoe de organisaties hun internationale roeping het best kunnen waarmaken. ‐‐> zie pagina 11 / SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken
6. Administratieve lastenverlaging Bij de meest recente wijziging van het kunstendecreet werd de problematiek van de administratieve lasten, veroorzaakt door het decreet, ter harte genomen. Er blijft echter nog heel wat werk aan de winkel. Ook binnen het Cultureel‐Erfgoeddecreet dringt een lastenverlaging zich op. Nieuwe vereisten zoals het opstellen van een beheersovereenkomst met de Vlaamse Overheid werden bij de invoering van het decreet onderschat. ‐‐> zie pagina 12 / SD 1: Duurzaam beleid voeren
4
7. Een duidelijk en coherent beleid voor de audiovisuele kunsten Zowel op het kabinet als op het Agentschap moet er iemand komen die kennis en ervaring heeft binnen de audiovisuele sector opdat er een duidelijke en coherente beleidsvisie kan ontwikkeld worden. Een gedegen veldanalyse van het audiovisuele werkveld moet de basis en stimulans vormen voor het beleid om samen met de betrokken actoren een integrale beleidsvisie uit te stippelen. ‐‐> zie pagina 13 / SD 1: Duurzaam beleid voeren; OD 11: Het kunstenlandschap in kaart brengen ; OD 12: Evenwichtiger verhouding tussen structurele en projectmatige subsidies; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding
8. Digitalisering en archivering Er moet gewerkt worden rond (digitale) infrastructuur en digitale beschikbaarheid. Binnen de audiovisuele sector is dit reeds een aandachtspunt waarmee het beleid de eerste stappen zet met het BOM‐Vl. project. Dit moet een startpunt vormen van een reeks diverse initiatieven. Ook binnen andere sectoren is digitalisering meer en meer aan de orde. ‐‐> zie pagina 15/ SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 3: E‐cultuur en digitalisering bevorderen SD 5: Aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding
9. Participatie Er werden nog nooit zoveel beelden gemaakt en geconsumeerd als vandaag. Toch dreigen de culturele producties en de openheid en nieuwsgierigheid voor het nieuwe en onbekende bij het publiek in de verdrukking te komen. Ondanks het feit dat er een audiovisuele tijdsgeest heerst en de maatschappij gevuld met en overspoeld wordt door beelden is het maatschappelijk draagvlak voor beeldcultuur te klein. De overheid moet een betere beeldvorming en sterkere profilering van de beeldkunstsector stimuleren en zo een groter, maatschappelijk draagvlak creëren. Educatie speelt hierin een sleutelrol en moet meer op de voorgrond treden. ‐‐> zie pagina 16/ SD 2: Participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding
10. Een gedegen kunstenaarsbeleid Om zijn inkomsten te verwerven heeft de kunstenaar nood aan 3 pijlers: rechtstreekse ondersteuning vanuit de overheid, ondersteuning vanuit (gesubsidieerde) organisaties en de markt. Om de onafhankelijkheid van kunstenaars te waarborgen zou op de drie bovenstaande domeinen even hard moeten ingezet worden en moeten deze de volledige steun krijgen van de overheid. ‐‐> zie pagina 17/ SD 1: Duurzaam beleid voeren; OD 12: Evenwichtiger verhouding tussen structurele en projectmatige subsidies; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD 15: Extra aandacht voor de beginnende en individuele kunstenaar
11. Grotere wisselwerking tussen kunsten en economische wereld Steeds meer zoeken kunstenveld en ondernemerswereld toenadering. Er wacht de minister van cultuur een uitdaging om de mogelijkheden hier te verkennen. Het blijft de opdracht van de overheid om basistaken van kunstenaars en organisaties te subsidiëren. Daarnaast is een wederzijds commitment tussen economie en kunst mogelijk dat verder gaat dan louter financiële kwesties. ‐‐> zie pagina 18/ SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 5: Aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; SD 7: Eco‐cultuur initiëren
5
1. Grondige evaluatie van het Kunstendecreet en het Cultureel Erfgoeddecreet SD 1: Duurzaam beleid voeren; OD 12: Evenwichtiger verhouding tussen structurele en projectmatige subsidies
Kunstendecreet Het kunstendecreet stond een gelijkberechtiging tussen de verschillende kunstdisciplines voor. Het theater had sinds 1975 een decreet, de overheid had toen al een visie opgebouwd over een beleid voor het theater. De andere podiumkunsten konden vanaf 1999 rekenen op een continuïteit in de regelgeving met het podiumkunstendecreet. Voor de beeldkunst bleef het echter aanmodderen met jaarlijkse reglementen en een ad hoc beleid tot het kunstendecreet er kwam in 2004. Sinds januari 2006 konden de organisaties beeldkunst meestappen in dit decreet. Dit kunstendecreet werd uiteraard op maat van de podiumkunsten geschreven, met de bedoeling de beeldkunsten tot hetzelfde niveau te professionaliseren. Vandaag echter worden er wel dezelfde eisen gesteld 1 aan de beeldkunsten, maar daar staan niet dezelfde middelen tegenover . Het kunstendecreet werd tevens aangekondigd als een schottenloos decreet. Ondertussen is gebleken dat de beoordeling binnen een schottenloos decreet niet te organiseren valt waardoor elke commissie binnen een bepaald budget dient te werken. Aangezien dit de inhaalbeweging voor de beeldkunst heeft stil gelegd pleit VOBK voor een stapsgewijze inhaalbeweging door de budgetten van de beoordelingscommissies te verhogen. Verder merken we ook dat de projectenpot geen vetpot is. De druk op deze pot is heel groot, o.a. doordat verscheidene positief beoordeelde structurele aanvragen door de minister alsnog naar de projecten werden doorverwezen. Projectsubsidies dienen ten goede te komen aan beloftevolle startende of kleinschalige initiatieven. Via deze projectenpot zou een veelheid aan organisaties ondersteuning moeten genieten zodat van daaruit de instroom van nieuwe spelers voor de komende rondes verzekerd kan worden. Men moet veel zaaien om enkel het goede te oogsten. Vooral de beeldkunstsector, die volop in transitie is en waar nog steeds gewerkt wordt aan een gestructureerde veldopbouw, heeft nood aan een rijke humuslaag waarin experiment en vernieuwing een eerlijke kans krijgen. Aanbeveling: • VOBK pleit voor een verhouding tussen structurele middelen en projectmiddelen van 10%. • VOBK pleit voor een stapsgewijze inhaalbeweging voor de beeldkunst: bij elke tweejaarlijkse beoordeling een stijging van minstens 15% van het totale budget voor de beoordelingscommissies beeldende kunst en audiovisuele kunst.
Cultureel‐Erfgoeddecreet Momenteel zijn binnen de structurele subsidies voor musea op Vlaams niveau ook de middelen voor de tegemoetkoming voor de 1 euro maatregel inbegrepen. Verder werd er bij de eerste beslissingsronde in 2008 rekening gehouden met de gemiddelde toegekende projectsubsidie over de voorbije beleidsperiode. Musea op Vlaams niveau kunnen vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe Cultureel‐Erfgoeddecreet namelijk geen aanspraak meer maken op extra projectsubsidies, waar dit onder het Erfgoeddecreet van 2004 wel nog kon. Aanbeveling: • De compensatie voor de 1 euro moet gegarandeerd blijven zo lang de maatregel verder bestaat. • Er moet geëvalueerd worden tijdens de volgende legislatuur of musea in staat zijn om uitzonderlijke projecten met internationale uitstraling te blijven organiseren. Het systeem van enveloppenfinanciering gaat er van uit dat men zelf reserves aanlegt. • Een transparantere communicatie en een terugkoppeling van de pré‐adviezen naar de instellingen cf het kunstendecreet is wenselijk. • De termijn van het bekend maken van beslissingen moet bindend worden voor de overheid. • De beheersovereenkomst dient kritisch geëvalueerd te worden als instrument.
1
Zie grafiek p 16
6
2. Meer middelen voor professionalisering SD 1: Duurzaam beleid voeren In de eerste beslissingsronde voor de structurele subsidies binnen het kunstendecreet stelde de beoordelingscommissie Beeldende Kunst (de BBK) in zijn landschapstekst 2 van 2005 een aantal richtbedragen voor organisaties binnen het kunstendecreet voor.
Deze tekst kan nog steeds dienst doen als een blauwdruk van het publieke landschap waar de beeldende kunst (en bij uitbreiding ook de audiovisuele kunsten en mediakunsten) naar toe wil groeien. Uiteraard moeten de cijfers van toen in de huidige evolutie gezien en aangepast worden.
De BBK maakte in 2005 een onderscheid tussen de grote, middelgrote en kleine organisaties beeldende kunst binnen het kunstendecreet en maakte een aanbeveling voor een gemiddeld subsidiebedrag voor de periode 2006‐2007 voor elk van deze types organisaties. Duurzaam beleid voeren betekent bij het toekennen van subsidies niet enkel dossier per dossier beoordelen, maar elk dossier ook in het kader van een gestructureerde veldopbouw bekijken. Grote organisaties dienen een pilootfunctie te vervullen en expertise te ontwikkelen die zij ten dienste kunnen stellen van het veld. Verder hebben grote organisaties een rol te vervullen rond de internationale uitstraling van het veld door hun internationale werking. Kleine organisaties zijn dan weer broodnodig om ruimte te laten voor experiment en vernieuwing, voor belangrijke niche‐werkingen en dergelijke meer. De middelgrote organisaties tenslotte zijn onmisbaar om voldoende spreiding, professionalisering en maatschappelijk draagvlak te ontwikkelen. Binnen de beeldkunst is het noodzakelijk dat een aantal kleine organisaties kunnen doorgroeien tot een stabiele stevige structuur waarbinnen knowhow op een duurzame manier verankerd kan worden. Momenteel zijn te veel organisaties persoonsafhankelijk. Medewerkers combineren vaak heel uiteenlopende taken en knowhow binnen 1 organisatie en zijn tegelijk onderbetaald waardoor zij niet of niet makkelijk te vervangen zijn als ze uit de organisatie vertrekken. Het is zeker een goede zaak om kleine organisaties ook een kans te geven binnen het kunstendecreet om verscheidenheid binnen het veld te garanderen, maar als een te groot aandeel van de organisaties een precaire werking hebben ondermijnt dit de professionalisering van het hele veld. Een goed deel van de organisaties stapsgewijs laten doorgroeien tot een stabielere werking is dus een must. Daarnaast moeten ook de kleine organisaties hun medewerkers en kunstenaars op een eerlijke manier kunnen vergoeden en moeten daar voldoende middelen voor beschikbaar zijn.
Aanbeveling: • Voor de sector van de beeldende kunst moeten de bedragen op basis van de aanbevelingen van de BBK uit 2005 alsnog ter harte genomen worden, voor de andere sectoren moet vanuit de overheid dezelfde oefening gemaakt worden om minimale richtbedragen per organisatievorm naar voor te schuiven. • VOBK wil constructief meewerken aan het opstellen van richtlijnen voor minimale subsidiebedragen binnen de sectoren van de audiovisuele en mediakunsten. Om deze richtlijnen te onderbouwen wil VOBK onderzoek stimuleren naar de lonen binnen deze sectoren.
2
Landschapstekst van de BBK in 2205: ‘De veldrealiteit: manifeste ondersubsidiëring – consensus betreffende een verhoging van de subsidiemiddelen’
7
3. Nieuwe beleidsinstrumenten SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 5: Aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding; OD 15: Extra aandacht voor de beginnende en individuele kunstenaar
Financieringsmechanismen OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD 15: Extra aandacht voor de beginnende en individuele kunstenaar
Sommige organisaties (zoals festivals, periodieke publicaties, musea …) werken heel hard naar piekmomenten toe. Anderzijds komen eigen inkomsten pas enige weken na de uitgaven binnen en kampt de organisatie met een tijdelijk ‘gat’ dat gedicht moet worden. Kunstenaars zijn vaak op zoek naar financiering voor het produceren van nieuw werk dat nadien verkocht kan worden. Een systeem van microkredieten en/of overbruggingskredieten voor organisaties en kunstenaars zou hier aan kunnen verhelpen.
Op Federaal niveau bestaat momenteel het systeem van de tax shelter. Het is een financieringsoptie die een interessante win‐win oplevert, zowel voor investerende bedrijven als voor de audiovisuele industrie. Deze tax shelter zou uitgebreid moeten worden naar andere sectoren binnen de beeldkunst.
Aanbeveling: • De Vlaamse Regering moet met de partners in de Federale Regering een constructieve dialoog opstarten om de tax shelter uit te breiden. • Ook over een tax incentive voor cultuurmecenaat moet een constructieve dialoog opgestart worden. • Cultuurinvest moet organisaties en kunstenaars microkredieten en/of overbruggingskredieten toekennen.
De kunstkoopregeling en erkenning van promotiegaleries SD 5: Aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding; OD 15: Extra aandacht voor de beginnende en individuele kunstenaar
De promotiegalerie speelt een belangrijke rol als intermediair maar het beroep van galerist staat in Vlaanderen open voor iedereen, wat zorgt voor een belangrijk kwaliteitsverschil tussen verschillende galeries. Daarom pleit VOBK voor het invoeren van een erkenning voor Vlaamse promotiegaleries gelinkt aan een kunstkoopregeling. VOBK vraagt de uitwerking van een kunstkoopregeling naar analogie met deze in Nederland. Dit is een regeling die er voor zorgt dat de particulier die kunst wil aankopen dit kan doen met een renteloze afbetaling. Deze regeling is niet zomaar een vorm van ondersteuning van de galeries, maar ook van kunstenaars én van beginnende collectioneurs, die op deze manier sneller kunnen over gaan tot de aankoop van een nieuw werk. Aanbeveling: • De Vlaamse Regering kan ism Cultuurinvest een kunstkoopregeling opzetten voor het kopen van werk van Vlaamse kunstenaars bij een erkende promotiegalerie. • De overheid moet in samenspraak met de sector criteria voor het erkennen van een promotiegalerie opstellen. De erkenning kan in het kader van de kunstkoop gebeuren.
Het indemniteitsdecreet SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken
Het indemniteitsdecreet is grotendeels voorbereid door de vorige cultuurminister. VOBK vraagt verdere afstemming met het veld en invoering van het decreet tijdens deze legislatuur. Aanbeveling: Het is belangrijk voor een goede uitvoerbaarheid van dit decreet, dat de museale sector volop betrokken wordt bij het uitwerken van het ontwerp van decreet en de uitvoeringsbesluiten.
8
4. Infrastructuur SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken; SD 7: Eco‐cultuur initiëren De middelen van het Foci zijn slechts 1,5 miljoen euro per jaar. Dit geeft weinig beleidsruimte. Er zijn nog een hele hoop noden bij bestaande infrastructuren. Investeringen dringen zich op om energiezuiniger te kunnen werken, om tegemoet te komen aan essentiële veiligheidsmaatregelen, om condities voor behoud en beheer op een internationaal niveau te brengen en om de toegankelijkheid van publieksruimtes te verbeteren. Het Indemniteitsdecreet (zie boven) zal op het vlak van veiligheid en behoud en beheer vereisten opleggen waar momenteel heel weinig instellingen in Vlaanderen aan kunnen beantwoorden. Dit zijn echter vereisten die binnen de internationale gemeenschap als basisvereisten voor een goed beheer worden aanzien. Om meer Vlaamse instellingen qua infrastructuur op dit niveau van veiligheid en behoud en beheer te brengen zijn nieuwe investeringen nodig. Culturele instellingen denken steeds groener, en ook op het vlak van culturele infrastructuur wil men de ecologische verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan. Extra isolatie, vernieuwen van verwarmingsinstallaties, maar ook investeringen zoals zonnepanelen staan bij verschillende instellingen op het verlanglijstje. Een energie‐ audit van verschillende infrastructuren is aangewezen om na te gaan waar de meest dringende investeringen met het hoogste rendement moeten gebeuren. Op het vlak van toegankelijkheid kan er in veel instellingen nog heel wat gebeuren. Niet alle tentoonstellingsruimtes zijn momenteel toegankelijk voor minder validen. Anderzijds is vaak niet nagedacht over hoe het publiek zich in publieksruimtes beweegt, en zijn veel ruimtes momenteel onlogisch of onpraktisch ingericht waardoor men bijvoorbeeld stukken van tentoonstellingen kan mislopen of waardoor men bij grote evenementen lange wachtrijen krijgt op bepaalde punten. Ook daar is een onderzoek aangewezen naar de meest dringende investeringen binnen de sector. Nieuwe kunstdisciplines of nieuwe presentatievormen vragen ook naar moderniseringen van verschillende infrastructuren. Het meest gekende voorbeeld hiervan is de geleidelijke overstap van pellicule naar digitale projectie binnen de filmwereld. Filmzalen in huidige culturele infrastructuren en Arthouse bioscopen zijn hier momenteel hoegenaamd niet voor uitgerust. Aanbeveling: • Duurzame infrastructuur is noodzakelijk, waarbij aandacht voor energieverbruik, veiligheid, toegankelijkheid en condities voor behoud en beheer op elkaar afgestemd worden. • Modernisering van verschillende infrastructuren dringt zich op om de hedendaagse evolutie van de beeldkunst te kunnen volgen. • De middelen voor het Foci zijn niet afdoende om de doelstellingen van de sector op het vlak van duurzame infrastructuur te halen. Er moet gezocht worden naar meer middelen en nieuwe financieringsmogelijkheden.
9
5. Uitdiepen van onze internationale uitstraling SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken Vlaanderen heeft een schat aan museale collecties en beschikt over prestigieuze toonplekken. ‘Vlaamse kunst’ is bovendien nog steeds synoniem voor een toonaangevende Europese kunsttraditie. Desondanks slaagt Vlaanderen er vandaag niet in de internationale aantrekkingskracht van dit rijke erfgoed en kunstenveld optimaal te benutten. Enkele grote tentoonstellingen vallen internationaal op door hun inhoudelijke kwaliteit en trekken veel internationale bezoekers. De dagelijkse aantrekkingskracht van de musea en de kunstenorganisaties is echter te klein. Bovendien is er in Vlaanderen te weinig systematisch onderzoek, waardoor toonaangevende tentoonstellingen en publicaties over Vlaamse kunst voornamelijk van buitenlandse makelij zijn. Ook de musea van hedendaagse kunsten scoren slecht in vergelijking met hun buitenlandse collega’s, zo bleek uit een benchmarking 3 in opdracht van de overheid. Tegelijk wees dit onderzoek echter op het grote ontwikkelingspotentieel van deze Vlaamse musea. Vaak wordt de versnippering van het Culturele landschap in Vlaanderen aangewezen als de hoofdoorzaak voor deze situatie. De Vlaamse Gemeenschap stimuleert daarom samenwerking en synergieën. Het is echter volkomen illusoir te denken dat enkel op basis van de realisatie van synergieën de achterstand ten opzichte van andere (middelgrote) kunstplekken in Europa kan worden weggewerkt. Zeker niet met de middelen die Vlaanderen hierin vandaag investeert. Het VOBK roept de Vlaamse regering op om samen met de kunstenorganisaties, musea en lokale overheden te onderzoeken hoe de Vlaamse kunstplekken hun internationale roeping het best kunnen waarmaken. Een internationale benchmarking is daarbij een must. Verder dienen alle politieke, persoonlijke, financiële en bureaucratische obstakels die een verdere internationalisering in de weg staan in alle openheid in kaart worden gebracht. Dit onderzoek moet resulteren in een coherente en haalbare toekomstvisie, waarover consensus bestaat en die door alle partijen (Vlaamse en lokale overheden, musea, kunstenorganisaties, toerisme) als prioritair wordt aanzien. Deze gedragenheid is heel belangrijk, want de oplossing zal wellicht liggen in een hertekening van het culturele landschap. Zo zijn bijvoorbeeld de musea vragende partij voor een grotere vorm van verzelfstandiging. Het mag echter niet alleen bij woorden blijven, er moeten ook middelen worden vrijgemaakt. Aanbeveling: • VOBK vraagt een vergelijkend onderzoek met buitenlandse instellingen. • VOBK vraagt voldoende middelen om de internationale ambities van Vlaanderen op cultureel vlak waar te maken. • De middelen moeten op de efficiëntst mogelijke manier ingezet worden. Eventueel moet hier een nieuw kerntakendebat rond opgestart worden ivm de middelenverdeling voor internationale werking.
3
Guido De Brabander & Iris Verhoeven, Musea voor Moderne Kunst Vergeleken. Ontwerp publieksrapport, 27 oktober 2005
10
6. Administratieve lastenverlaging SD 1: Duurzaam beleid voeren Bij de meest recente wijziging van het kunstendecreet werd de problematiek van de administratieve lasten veroorzaakt door het decreet ter harte genomen. Er werden verscheidene maatregelen genomen met de bedoeling de lasten te verlagen. Er blijft echter nog steeds heel wat werk aan de winkel. Zo is voor verschillende kleine vzw’s ook de maandelijkse kost voor de boekhouding, na de verplichting een “dubbele boekhouding” te voeren, verdubbeld. Daar komen uiteraard nog extra kosten bij voor de werkzaamheden van het boekhoudkantoor met betrekking tot de controles. Verder kost het accountantsverslag ook heel wat geld. Voor organisaties die 100 000 euro per jaar ontvangen of minder ‐ zoals er nu heel wat zijn ‐ is deze totale kost niet meer in een logische verhouding met de ontvangen subsidiegelden. Ook vraagt VOBK een grondige evaluatie van de format, voorgesteld als hét instrument voor de administratieve lastenverlaging, terwijl achteraf toch nog wat vragen blijken over de efficiëntie van het instrument voor de organisaties zelf. Binnen het nieuwe Cultureel‐Erfgoeddecreet werd ook gestreefd naar administratieve lastenverlaging tov het Erfgoeddecreet. Bij de organisaties zelf stelt men zich echter momenteel ook vragen of deze lastenverlaging effectief voelbaar is. Zo is bijvoorbeeld de nieuwe verplichting een beheersovereenkomst op te stellen met de Vlaamse Overheid na de toekenning van de werkingsmiddelen een niet te onderschatten nieuwe administratieve last. Aanbeveling: • Een nieuwe evaluatie na de aangekondigde lastenverlaging dringt zich op: wat voelt men hiervan in het veld? De evaluatie van de format moet hierin meegenomen worden als constructieve input. • VOBK vraagt dat de administratieve lasten veroorzaakt door de decreten in verhouding blijven tot de toegekende subsidiebedragen. Voor kleinere bedragen zijn de lasten momenteel niet in verhouding. • Binnen het Cultureel‐Erfgoeddecreet moet na de eerste beslissingsprocedure een grondige evaluatie komen die als nulmeting kan dienen voor verdere lastenverlagingen binnen dit decreet.
11
7. Een duidelijk en coherent beleid voor de audiovisuele kunsten SD 1: Duurzaam beleid voeren; OD 11: Het kunstenlandschap in kaart brengen ; OD 12: Evenwichtiger verhouding tussen structurele en projectmatige subsidies; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding
Een duidelijke beleidsvisie Wat echt broodnodig is maar wat volledig ontbreekt tot op de dag van vandaag is een coherente beleidsvisie voor de audiovisuele sector waarbinnen ervaring en expertise gekoppeld worden en leiden tot een inclusieve visie op het audiovisuele landschap en de toekomstperspectieven voor deze sector. BAM, het Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst, heeft recent een beschrijvende veldanalyse van het audiovisuele werkveld gemaakt waardoor o.a. de sterke en zwakke punten in kaart gebracht werden. Deze analyse kan gebruikt worden voor het bevorderen van de sectoridentiteit via kennisverdieping voor alle betrokken actoren. De overheid en de audiovisuele sector zelf moeten hier rond ook meer samenwerken. Er moet in eerste instantie gewerkt worden aan professionalisering van de verschillende organisaties, want de audiovisuele sector is tot nu toe immers erg bescheiden wat betreft het zakelijk beleid (lage loonbarema’s in vergelijking met de andere kunsten, veel vrijwilligerswerk,…). De audiovisuele sector moet naar een hoger niveau getild worden bij de overheid teneinde deze sector voldoende te financieren en zijn groeispurt met alle inhoudelijk en creatief potentieel te laten uitbouwen. Meer tijd en dus meer middelen moeten vrijgemaakt worden om te investeren in samenwerken en internationaal netwerken. Een dialoog met alle culturele actoren is nodig om een inclusieve beleidsvisie uit te stippelen. Men verwijst ook vaak naar het Vlaams Audiovisueel Fonds als men spreekt over subsidiemogelijkheden voor de audiovisuele sector. Echter, dit is te beperkend,want het VAF gaat enkel over “creatie”, niet over presentatie en reflectie. Ook zijn nieuwe hefbomen zoals de tax shelter, Cultuurinvest, enz. mogelijkheden waarvan de sector niet steeds op de hoogte is. Daarom is het belangrijk om een coherente beleidsvisie uit te stippelen met één iemand die op de hoogte is van alles wat er gebeurt in de audiovisuele sector op het vlak van productie, presentatie, reflectie en distributie en van de verschillende financieringsmogelijkheden.
Een commerciële logica domineert vandaag de dag meer en meer deze sector. Het evenwicht tussen productie, distributie en vertoning is fragiel en de overheid zou moeten zoeken naar manieren om distributie en vertoning te ondersteunen binnen een structurele beleidsvisie. Een divers aanbod en spreiding staan hoog op de prioriteitenlijst en moeten ingebed worden in een overkoepelende visie. Aanbevelingen: • Op het Agentschap moet er iemand komen die kennis en ervaring heeft binnen de audiovisuele sector en die een duidelijke beleidsvisie ontwikkelt. • Op het Kabinet moet er iemand komen die in contact staat met de verantwoordelijke op het Agentschap en die ook het overzicht heeft en bewaart van de sector. • Als steunpunt heeft BAM de taak op zich genomen om via een gedegen veldanalyse een coherente en integrale beleidsvisie te ontwikkelen in samenwerking met de overheid. Deze initiatieven en processen moeten dan ook een stimulans en basis vormen voor het beleid om een inclusief en duidelijk beleid te voeren in de toekomst die de audiovisuele sector naar een hoger niveau stuwt.
12
Herpositionering en netwerking Er werden nog nooit zoveel beelden gemaakt en geconsumeerd als vandaag. Toch dreigen de culturele producties en de openheid en nieuwsgierigheid voor het nieuwe en onbekende bij het publiek in de verdrukking te komen. De verschillende technologische evoluties binnen onze hedendaagse maatschappij hebben een zeer grote, zelfs essentiële invloed op de gehele audiovisuele sector die de sector zelf niet steeds in de hand heeft. Makers en vertoners zullen zich moeten herprofileren en herpositioneren in dit veranderende medialandschap. De aansluiting op al die ontwikkelingen in het audiovisuele veld ontbreekt vaak en een commerciële logica wint meer en meer terrein. Herpositioneren betekent ook het ontwikkelen en opzetten van locale en internationale samenwerking en netwerking en dit zowel binnen de filmsector (festivals, bioscopen, tijdschriften, educatieve initiatieven) als daarbuiten (andere culturele vertoners, bibliotheken, vrije tijdsindustrie, jongeren, onderwijs, enz). Aanbeveling: Er moeten een volledig zicht gecreëerd worden op deze veranderingen. Hiervoor moeten de nodige middelen vrijgemaakt worden.
13
8. Digitalisering en archivering SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 3: E‐cultuur en digitalisering bevorderen; SD 5: Aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding
Er moet gewerkt worden rond (digitale) infrastructuur en digitale beschikbaarheid en er moet gezocht worden naar duurzame oplossingen voor het behoud en de ontsluiting van audiovisuele archieven. Waardevol archiefmateriaal, dat vandaag nog grotendeels op allerhande vergankelijke dragers in diverse archieven achter slot en grendel zit, zal morgen digitaal ter beschikking moeten worden gesteld.
Binnen de audiovisuele sector is dit reeds een aandachtspunt. Er bestaat reeds een website van het IBBT‐project ‘Bewaring en Ontsluiting van Multimedia in Vlaanderen’ (BOM‐vl) waarop u het hele project kan volgen dat de problematiek van opslag en ontsluiting van multimediaal materiaal zal bestuderen en praktische oplossingen zal voorstellen. Dergelijke initiatieven moeten het startschot vormen van een hele reeks uiteenlopende initiatieven ter bevordering van digitalisering en archivering die kunnen convergeren naar meer consistente strategieën, en dit over de sectoren van erfgoed, cultuur en media heen. Binnen het audiovisuele landschap gaat dit niet alleen over digitalisering van de grote distributeurs, megacomplexen en grote films, maar ook kleinere films, kleinere distributeurs, art house en culturele vertoners moeten toegang krijgen tot digitale projectie. Ook binnen andere sectoren is digitalisering echter meer en meer aan de orde. Zo is bijvoorbeeld de digitalisering van archieven en collecties een belangrijk aandachtspunt, extra onder de aandacht gebracht door projecten zoals Europeana. Aanbevelingen: • Binnen het Erfgoeddecreet moet er een duidelijke budgetlijn komen voor digitalisering en ontsluiting van de archieven. • In het kader van de digitalisering moeten er middelen vrijgemaakt worden voor de kleinere spelers die commercieel kwetsbaar werk tonen en er aldus een ruim, cultureel en niet‐commercieel aanbod gevrijwaard kan blijven.
14
9. Participatie SD 2: Participatie en diversiteit als motoren voor vernieuwing verankeren; OD14: Afstemming productie, aanbod en spreiding Het is ook mede de taak van het beleid om het draagvlak voor Cultuur te blijven voeden. Het participatievraagstuk houdt op het eerste zicht gevaren en dilemma’s in. Wanneer men stelt dat iedereen aan alles zou moeten participeren stelt zich een probleem. Het consumeren van Cultuur verloopt namelijk niet anders dan het consumeren van eender wat. Er is steeds een kleine groep van voorlopers die interesse heeft in een vernieuwend en innovatief product. Eens deze groep groot genoeg geworden is, tonen de volgers voor het eerst interesse, en pas als het eigenlijk al weer passé is haal je ook een deel van de achterblijvers binnen. Maar het is de taak van het beleid zich blijvend te bekommeren om zij die om wat voor reden dan ook uit de boot vallen. Hier moeten we beginnen bij de basis en dat is educatie. Educatie moet meer op de voorgrond treden. Kennisoverdracht, contexten en referentiekaders zijn belangrijk, maar vooral ook het van jongs af aan leren van verschillende manieren om te kijken, om meer te kunnen zien en hoe dit anders kijken kan bijdragen aan een persoonlijke en brede ontwikkeling. Om de participatie te bevorderen moet men immers eerst de interesse stimuleren. Om iedereen te laten participeren moet er dus eigenlijk ‘voor elk wat wils’ zijn. Men kan onmogelijk iedereen aan alles laten participeren. Het moet uiteraard mogelijk zijn, maar het mag niet moeten. Vanuit dit standpunt is het participatievraagstuk dus wél perfect verenigbaar met het streven naar kwaliteit en vernieuwing, zolang dit streven naar vernieuwing geen dogma wordt waardoor énkel nog innovatieve projecten een kans krijgen. Een goed Cultuurbeleid streeft dus naar een evenwichtig, rijk en gediversifieerd kunsten‐ en erfgoedveld. Voor elk wat wils, maar toch kwalitatief hoogstaand en met voldoende stimulans voor vernieuwing én oog voor het wegwerken van bestaande drempels op verschillende niveaus. Ondanks het feit dat we in een audiovisuele tijd leven en we gevuld met en overspoeld worden door beelden is het maatschappelijk draagvlak voor beeldcultuur nog steeds te klein. De overheid moet een betere beeldvorming en sterkere profilering van de beeldkunstsector stimuleren en zo een groter maatschappelijk draagvlak creëren. De VRT kan hierin zeker een rol opnemen. Aanbevelingen : • De verschillende betrokken domeinen moeten samenwerken ter bevordering van de cultuurparticipatie: ‐ Educatie moet op de voorgrond treden. Contacten tussen cultuur en onderwijs zijn hierbij essentieel teneinde kansen te creëren voor kinderen om in het onderwijs met diverse kunstvormen in aanraking te komen en zo een vertrouwdheid alsook een autonome perceptie en smaak te ontwikkelen ‐ Er moet een onderzoek komen naar de rol van de VRT in het brede kunstenlandschap. Een overleg tussen de VRT enerzijds en de culturele sector anderzijds moet gestimuleerd worden.
15
10. Een gedegen kunstenaarsbeleid SD 1: Duurzaam beleid voeren; OD 12: Evenwichtiger verhouding tussen structurele en projectmatige subsidies; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; OD 15: Extra aandacht voor de beginnende en individuele kunstenaar Om inkomsten te verwerven heeft de kunstenaar nood aan 3 pijlers: rechtstreekse ondersteuning vanuit de overheid, ondersteuning vanuit (gesubsidieerde) organisaties en de markt. Om de onafhankelijkheid van kunstenaars te waarborgen zou op de drie bovenstaande domeinen even hard moeten ingezet worden en moeten deze de volledige steun krijgen van de overheid.
Rechtstreekse ondersteuning vanuit de overheid De overheid heeft een geheel eigen rol in het ondersteunen van kunstenaars: zij moet op zoek naar die kunstenaars die de potentie hebben om mee te draaien binnen de hedendaagse internationale kunstscène. Deze kunstenaars moeten door haar rechtstreeks ondersteund worden met beurzen, achtergestelde leningen, investeringspremies, projectsubsidies en via een gedegen aankoopbeleid. De ondersteuning van de overheid voor jonge kunstenaars hoort de kunstenaar tijd en ruimte te bieden om het eigen oeuvre verder tot ontplooiing te brengen. De overheid dient de ondersteuning op te volgen en, in de gevallen waar dit vruchten afwerpt, deze verder te zetten. Er is ook nog heel wat werk aan de winkel voor het behoud en beheer van kunstenaarsarchieven. Zelfs al stopt een kunstenaar met het maken van nieuwe creaties, vaak wil hij het bestaande werk nog verder tentoonstellen, distribueren of ontsluiten naar een publiek toe. Trajectbeurzen Waar in andere sectoren kunstenaars zich verenigen in gezelschappen of groepen om samen te creëren en zo als organisatie structurele steun kunnen aanvragen, bestaat dit niet in die vorm binnen de beeldkunst. Om de lacune op te vangen die daardoor ontstaan is waardoor deze kunstenaars niet op lange termijn kunnen plannen, moet het systeem van de trajectbeurs in het leven geroepen worden. Vooral om internationale ambities waar te maken is een subsidie die de kunstenaar toelaat op lange termijn te plannen onmisbaar. Aanbeveling: • Trajectbeurzen dienen kunstenaars minstens 3 jaar structureel te ondersteunen met voldoende middelen om hun plannen en ambities waar te maken. • Bij het ontwikkelen van mechanismen voor rechtstreekse ondersteuning voor kunstenaars moet steeds gewaakt worden over het onder controle houden van de planlast.
Ondersteuning vanuit (gesubsidieerde) organisaties Uit verschillende bevragingen van VOBK blijktEr blijkt dat alle ledenorganisaties heel veel inspanningen leveren op dit vlak en dat kunstenaars die nu tentoonstellen in een gesubsidieerde organisatie financieel veel beter af zijn dan in 2005. Steeds meer organisaties betalen naast het vergoeden van alle onkosten en het voorzien van een productiebudget, een honorarium uit.
Er kan op het vlak van uitbetaling van lonen of honoraria aan kunstenaars echter nog veel gebeuren. Uiteraard moet dit steeds bekeken en beoordeeld worden in het kader van het financiële draagvlak van de organisatie in kwestie. Veel (kleinschalige) organisaties kunnen niet anders dan slechte (financiële) arbeidsomstandigheden aanbieden aan hun werknemers. Parttime contracten voor fulltime banen en fulltime vrijwilligerswerk behoort in de sector jammer genoeg nog steeds niet tot het verleden. Zo lang de (overheids)middelen voor deze organisaties niet stijgen zit de verloning, ook voor kunstenaars, dus jammer genoeg vaak aan een plafond.
De markt VOBK maakt onder het hoofdstuk ‘nieuwe beleidsinstrumenten’ op p 7 verschillende aanbevelingen die specifiek naar het ondersteunen en faciliteren van de kunstmarkt toe gericht zijn. Deze aanbevelingen komen rechtstreeks of onrechtstreeks ook de kunstenaars ten goede.
16
12. Grotere wisselwerking tussen kunsten en economische wereld SD 1: Duurzaam beleid voeren; SD 5: Aandacht voor cultuurmanagement en een culturele economie; SD 6: Internationaal cultuurbeleid versterken; OD 13: Alternatieve pistes voor financiering onderzoeken; SD 7: Eco‐ cultuur initiëren Een beleidsvisie over de verhouding tussen kunst en economie dringt zich op. Aan het kunstenbeleid in Vlaanderen wordt met aandrang gevraagd om een meer actieve rol te spelen in de overal (dus niet enkel in Vlaanderen) waar te nemen toenadering tussen kunst en economie. Stilaan groeien bottom‐up verschillende initiatieven die de relatie tussen kunst en economie als onderwerp hebben, elk vanuit een eigen invalshoek. We verwijzen naar voorbeelden als Arteconomy in West‐Vlaanderen. De vraag is en blijft hoe de toenadering tussen kunstenwereld en bedrijfswereld kan worden omgezet in een meer fundamentele, effectieve samenwerking. VOBK wil de overheid stimuleren om mee na te denken over een partnerschap dat duurzamer is dan de klassieke sponsor‐ of mecenaatsformules, dat verder durft denken dan de directe economische impact van kunst via tewerkstelling of het spendeergedrag van museumbezoekers. De kunsten, zo erkent de economische wereld meer en meer, zijn een vitale factor in de toekomst van onze kenniseconomie. Die kenniseconomie wordt aangestuurd door hersenen, en dus creativiteit‐inzicht‐talent, kerneigenschappen die ontstaan en evolueren in een specifieke, stimulerende omgevingen. De kunsten, het terrein bij uitstek van creativiteit‐inzicht‐talent, spelen daarin een waardevolle rol. Dit is de basis voor een mogelijks vruchtbare toenadering. We bepleitten dat de minister van Cultuur op dit thema een ambitieuze, aansturende rol op zich neemt. Concreet kan dit de vorm aannemen van een expertisecentrum dat de nodige deskundigheid verzamelt, onderzoeken coördineert naar de mogelijkheden, voorbeelden, verbindingen en struikelblokken, een strategie rond dit thema uitwerkt, beleidsvoorbereidend werk verricht en over dit alles actief communiceert naar de verschillende doelgroepen en stake holders, Vlaams, nationaal en internationaal. Belangrijk bij dit alles is dat de eigenheid en intrinsieke waarde van de artistieke sector, kunstenaars en instellingen, gerespecteerd wordt. Duidelijk is dat enkel sterke en inhoudelijk waardevolle kunst duurzame, innovatieve effecten genereert. Wanneer kunsten zich onder economische druk beperken tot goedverkopend amusement is dit misschien goed voor het kasboek maar nefast voor het inhoudelijke, het stimulerende. Aanbeveling: • Aansturing van dit thema vanuit het cultuurbeleid, met nadruk op de doorslaggevende inhoudelijke factor en de bestaande sterktes van het kunstenveld in Vlaanderen. • Oprichting van een expertisecentrum dat de nodige deskundigheid verzamelt, onderzoeken coördineert naar de mogelijkheden, voorbeelden, verbindingen en struikelblokken, een strategie rond dit thema uitwerkt, beleidsvoorbereidend werk verricht en over dit alles actief communiceert naar de verschillende doelgroepen en stake holders.
17
-
€
500.000,00 €
1.000.000,00 €
1.500.000,00 €
2.000.000,00 €
2.500.000,00 €
3.000.000,00 €
Beslissing beeldkunst Beslissing theater
Basiscijfers
Grafiek: organisaties theater en beeldkunst volgens subsidiebedrag na beslissingen 2008‐2009.
18
Let wel: bovenstaande grafiek gaat enkel en alleen over de structurele subsidiebedragen binnen het kunstendecreet. Voor de sector beeldkunst wordt hier geen rekening gehouden met middelen uit het Erfgoeddecreet of organisaties die volledig binnen het Cultureel‐Erfgoeddecreet gesubsidieerd worden. Ook eigen inkomsten etc worden niet in beeld gebracht. Bij theater is dat cijfer significant, wat het totale verschil aan middelen tussen de sectoren nog groter maakt. Onderstaande grafiek: evolutie van de rechtstreekse subsidies aan kunstenaars binnen het veld van de beeldende kunst.
Evolutie subsidies aan kunstenaars 900.000,00 € 800.000,00 € 700.000,00 € 600.000,00 € 500.000,00 € 400.000,00 € 300.000,00 € 200.000,00 € 100.000,00 € ‐
€ 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Na een significante stijging in 2001 bleven de cijfers quasi onveranderd, met pas vanaf 2008 terug een stijgende trend.
19
De middelen voor hedendaagse beeldende kunsten stegen significant sinds 2000, om de kloof met andere disciplines te dichten zal deze trend zich verder moeten zetten.
Totaaloverzicht ondersteuning hedendaagse beeldende kunst 1999 – 2008 12.000.000,00 €
10.000.000,00 €
8.000.000,00 €
6.000.000,00 €
4.000.000,00 €
2.000.000,00 €
‐
€ 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Jaarlijks totaalbudget hedendaagse beeldende kunst
10.000.000,00 € 9.000.000,00 € 8.000.000,00 € 7.000.000,00 € 6.000.000,00 €
grote culturele evenementen SMAK
5.000.000,00 €
MuHKA
4.000.000,00 €
Kunst In Huis (pre‐)decretaal
3.000.000,00 € 2.000.000,00 € 1.000.000,00 € ‐
€ 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
20
VOBK fact sheet VOBK is de koepel van organisaties beeldende, audiovisuele, mediakunsten en musea. Zij vertolkt de stem van de aangesloten ledenorganisaties 4 . Opgericht in 2003 heeft de organisatie haar rol gespeeld in de totstandkoming van het kunstendecreet en het bredere kunsten‐ en erfgoedbeleid. Ze doet dit steeds in wisselwerking met andere structuren als beoordelingscommissies, steunpunten en andere belangenbehartigers binnen het kunsten‐ en erfgoedveld. Standpunten komen binnen VOBK steeds tot stand via overleg en dialoog met de aangesloten leden. Verder specialiseert zij zich in dienstverlening voor de leden en verspreid zij alle nuttige informatie rond beleid en zakelijkheid. Contactgegevens Fran Devos ‐ coördinator ‐
[email protected] Kim De Weerdt – medewerker beleid en communicatie –
[email protected] Kouter 29 9000 Gent Tel. 09 324 15 87 GSM 0473 21 43 71 www.vobk.be Raad van Bestuur Luc Delrue ‐ M Chantal De Smet Lode Geens ‐ NICC Eric Krols –M HKA Kris Motmans Katrien Reist – Extra City Evi Swinnen ‐ Timelab Philippe Vandenweghe –SMAK Ann Vanderheyden ‐ Z33 Felix Vanginderhuysen –Jekino Iris Verhoeven – Europees Jeugdfilmfestival Etienne Wynants ‐ Etablissement d'en face
4
Zie ledenlijst dd januari 2010 in bijlage.
21
Ledenlijst Afrika Filmfestival AIR (Artists In Resident) A‐Prior Arteconomy Be‐Part Bevrijdingsfilms BIFFF Buda Kunstencentrum CIAP Constant De Nieuwe Opdrachtgevers Etablissement d'en Face Europees Jeugdfilmfestival Vlaanderen Extra City Folioscope FotoMuseum Provincie Antwerpen Gagarin (H)art Initia Jekino Kunst In Huis Lessen in het Donker Lokaal 01 M HKA Museum Dhondt‐Dhaenens Netwerk NICC Nova Nucleo Objectif Exhibitions Okno Open Doek Platform Beeldende Kunst Ruimte Morguen Sint‐Lukasgalerij SMAK STUK Tweede Natuur Voorkamer Vooruit Z33 PCBK
Elfnovemberlaan 29, 3010 Leuven Oosterweelsteenweg 3, 2030 Antwerpen p.a. KASK, Campus Bijloke, J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Kuipebosstraat 6, 8880 Sint‐Eloois Winkel Westerlaan 17, 8790 Waregem Quinten Metsijsplein 4 ‐ 3000 Leuven Gravin Van Vlaanderenstraat 8, 1020 Brussel Broelkaai 1b, 8500 Kortrijk Zuivelmarkt 44, 3500 Hasselt Fortstraat 5, 1060 Brussel Louizalaan 399 ‐ bus 32, 1050 Brussel Dansaertstraat 161, 1000 Brussel Somméstraat 49, 2060 Antwerpen Tulpstraat 79, 2060 Antwerpen Stalingradlaan 52, 1000 Brussel Waalse Kaai 47, 2000 Antwerpen Oosterweelsteenweg 3 / Royersbrug, 2030 Antwerpen Cadixstraat 39, 2000 Antwerpen Blaesstraat 261, 1000 Brussel Paleizenstraat 112 ‐ 1030 Brussel Gallaitstraat 78, 1030 Brussel Sint‐Jacobsstraat 36, 8000 Brugge Provinciestraat 287, 2018 Antwerpen Leuvenstraat 32, 2000 Antwerpen Museumlaan 14, 9831 Deurle Houtkaai z/n, 9300 Aalst Lange Winkelhaakstraat 26, 2060 Antwerpen Schildknaapstraat 65, 1000 Brussel Lange Violettestraat 237‐239, 9000 Gent Kleine Markt 7‐9, 2000 Antwerpen Koolmijnenkaai 30 ‐ 32, 1080 Brussel Warandestraat 42, 2300 Turnhout Zuivelmarkt 33, 3500 Hasselt Waalse Kaai 21‐22, 2000 Antwerpen Paleizenstraat 70, 1030 Brussel Citadelpark, 9000 Gent Naamsestraat 96, 3000 Leuven Paardenmarkt 90, 2980 Zoersel H. Geeststraat 7, B‐2500 Lier Sint‐Pietersnieuwstraat 23, 9000 Gent Zuivelmarkt 33, 3500 Hasselt
22