Persconferentie van Charles Picqué en Evelyne Huytebroeck - 7 december 2007 -
« Klimaatdoelstelling 2020 » : presentatie van het klimaatplan van het Brussels Gewest
I. Het klimaat als spoedgeval De conferentie van de Partijen van het Raamverdrag van de Verenigde Naties over de klimaatveranderingen ging op maandag 3 december 2007 in Bali van start. Dit is een zeer belangrijke internationale conferentie voor de toekomst van de planeet want hier wordt een routeplanning gemaakt voor de besprekingen om het protocol van Kyoto na 2012 over het terugdringen van de broeikasgassen voort te kunnen zetten. De helft van de wereldbevolking woont in steden. Steden bezetten slechts 1% van de oppervlakte van de aarde maar zijn aan de oorsprong van ¾ van de planetaire uitstoten van broeikasgassen en van het verbruik van energie. Ze spelen dus een belangrijke rol in het zoeken naar een oplossing. Op 6 december 2007 heeft de Brusselse Regering besloten vooruit te lopen op de versnelling van de kwestie van het klimaat door haar instemming te geven voor de opstelling van een geïntegreerd Klimaatplan met als horizon 2020. Zo wordt het Brussels Gewest de eerste Belgische deelstaat die zich voorziet van een planningsdynamiek om Brussel in de kopgroep te plaatsen van de Europese grootsteden die actief zijn op het gebied van bestrijding van klimaatverandering ten opzichte van wat er tegen 2020 op het spel staat. II. Achtergrond A. 2004 : eerste reeks maatregelen in Brussel Zoals op onderstaande grafiek duidelijk wordt, vertegenwoordigen de gebouwen en het vervoer de hoofdbrok van de CO2-uitstoten in het Gewest. De terugdringingsmaatregelen die de Brusselse Regering neemt zijn dus in de eerste plaats op dat niveau toegespitst.
Huisvesting 48,45% Centrales 1,25% Transport 19,34%
Industrie 2,41% Tertiaire sector 22,59% Afval 5,95%
Sinds 2004 werden er door de Brusselse regering concrete maatregelen genomen om het energieverbruik en de uitstoten te verminderen. Door vruchtbare samenwerkingen tussen ministers, zijn er ambitieuze acties tot stand gekomen. Voorbeelden : De vereiste van globale energetische prestatie van de gebouwen in uitvoering brengen (ordonnantie EPB).
Een dynamische steun aan de beroepen van Ecobouw bieden (Cluster Ecobuild) in samenwerking met minister Benoît Cerexhe.
De investeringen voor rationeel energiegebruik van de gezinnen, de collectieve woningen en de tertiaire en industriële sector financieel ondersteunen (het systeem van de energiepremies).
Zorgen voor bevordering van bouwwerken met Lage Energie en Passieve Energie.
Bouwheren en gebouwbeheerders steunen (Facilitatoren).
Energiebezuiniging bij de particulieren in de hand werken en gedragsveranderingen teweegbrengen.
Hernieuwbare energie steunen en warmtekrachtkoppeling bevorderen.
De eigenaars van openbare en privégebouwen steunen (PLAGE-projecten).
De autodruk verminderen (Plan Brussel'Air) in samenwerking met minister Pascal Smet.
Duurzame wijken bevorderen.
B. 2008 : eerste jaar van de toepassing van het protocol van Kyoto Tien jaar na de ondertekening van het Protocol van Kyoto, blijven de uitstoten van broeikasgassen op wereldniveau toenemen. De groeicijfers van de emissies op wereldniveau zijn in de afgelopen jaren zelfs nog toegenomen en bereikten in 2005 een record.
Het 'Intergovernmental Panel on Climate Change' (IPCC) heeft bevestigd dat om de temperatuurstijging ten opzichte van de 19de eeuw tot +2°C te beperken, de wereldemissies van CO2 uiterlijk in 2015 zouden moeten beginnen af te nemen. Wat de emissies van de geïndustrialiseerde landen betreft, deze zouden volgens het IPCC in 2020 met 25 tot 40% teruggedrongen zijn ten opzichte van 1990. Het IPCC doet dus een beroep op een volledige ommekeer van de trend op het gebied van uitstoten van broeikasgassen. De maatregelen die door de Brusselse regering sinds haar installatie in 2004 worden genomen, vormen een eerste stap in deze koersverandering. In Brussel zullen de emissies immers vanaf 2010 beginnen te verminderen dankzij het effect van het geleidelijk instellen van beleidsprogramma's en van maatregelen die door de huidige regering werden opgestart. Vanaf 2010 zal Brussel dus een structurele trendomwenteling kennen. III. De tweede versnelling Om de kansen zo groot mogelijk te houden op het naleven van de doelstellingen van Kyoto met 2020 als horizon, moet het Brussels Gewest nu meteen een tweede inspanning leveren. Een economische kans Sinds 2002, zijn de energieprijzen quasi onafgebroken blijven stijgen en vorige week behaalde de prijs van het olievat bijna 100 dollar.
Door een ambitieus klimaatbeleid te voeren, kunnen er drie soorten voordelen ontstaan : Verbetering van de koopkracht van de gezinnen, meer bepaald de minder bedeelde, en verbetering van de rendabiliteit van de bedrijven;
Het scheppen van werkgelegenheid door het omzetten van verbruiksuitgaven (het betalen van de energierekening) in investeringsuitgaven (isolatie, verwarmingsinstallatie,...);
De vermindering van de uitstoten van broeikasgassen.
In Brussel is de energierekening veel sneller gestegen dan het energieverbruik. Van 2002 tot 2007 is de gasrekening van een gemiddeld Brussels gezin met ruim 200 € per jaar gestegen voor een ongewijzigd verbruik. Voor alle Brusselse gezinnen die zich met gas verwarmen, betekent dat bijkomende jaarlijkse kosten van 70 miljoen euro, geheel in het nadeel van de Brusselaars... Een voor gezinnen die zich met stookolie verwarmen, is de stijging nog veel groter. Een kwestie van imago en van internationale geloofwaardigheid Meerdere grote steden hebben het heel goed begrepen en nemen vandaag het voortouw in de strijd tegen de opwarming van het klimaat. Barcelona, Berlijn, Kopenhagen, Londen, Parijs, Munchen, Stockholm en Hannover voeren de groep van proactieve metropolen aan. Zij hebben concrete plannen opgesteld om hun uitstoot van broeikasgassen tussen 2012 en 2025 met 20 tot 60% te verminderen. Deze steden hebben trouwens van hun milieubeleid hun visitekaartje gemaakt. Als Brussel een gewest met een internationale uitstraling wil zijn, dan zal het inzake leefmilieu tot de groep van de koplopers moeten behoren. Ons Gewest is de hoofdstad van de Europese Unie. In maart jongstleden zijn de Europese staatshoofden en regeringsleiders overeengekomen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 20% tot 30% te verminderen in vergelijking met 1990. Brussel moet dus de proactieve houding van de Europese Unie inzake de strijd tegen de klimaatverandering uitstralen. Brussel moet een voortrekkersrol spelen in de ontwikkeling van nieuwe winstgevende activiteiten die werkgelegenheid scheppen en de kansen die de nieuwe, koolstofarme economieën bieden met beide handen grijpen. Er zal prioritair aan drie pijlers worden gewerkt om van ons Gewest een voorbeeld inzake milieubeleid te maken: Onmiddellijk de maatregelen die de Regering al genomen heeft om onze uitstoot van broeikasgassen terug te dringen voortzetten en uitbreiden;
Van in het begin de nieuwe normen inzake energie- en milieuprestatie toepassen voor de infrastructuren, gebouwen en wijken die in het Gewest zullen worden ontwikkeld;
Voor het einde van de legislatuur over een transversaal Klimaatplan beschikken waarin de bevoegdheden van de verschillende regeringsleden zijn opgenomen.
Dit Klimaatplan is essentieel om Brussel, de hoofdstad van de Europese Unie, aansluiting te laten vinden bij de groep van meest proactieve Europese steden en wereldmetropolen inzake klimaatbeleid. Een uitdaging voor de hele Brusselse Regering De omvang van deze uitdaging vereist een algemene mobilisatie van alle gewestelijke overheden om de beleidsmogelijkheden en -maatregelen te definiëren die elk van hen moet toepassen om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken. In navolging van andere metropolen, heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op 6 december 2007 beslist om tegen 2020 een ambitieus geïntegreerd klimaatplan uit te werken. Beginselen van het Plan 'Klimaatdoelstelling 2020': Brussel, de hoofdstad van de Europese Unie, een plaats geven tussen de meest proactieve Europese metropolen en wereldsteden inzake klimaat;
Voor Brussel doelstellingen vastleggen die afgestemd zijn op de klimatologische uitdagingen zoals die door het IPCC worden beschreven;
De koopkracht van de burgers en de concurrentiekracht van de ondernemingen vrijwaren en verbeteren door een verlichting van de energiefactuur tegenover de onverbiddelijke stijging van de energieprijzen;
Voor de Brusselaars elk verlies van welzijn voorkomen en meer sociale rechtvaardigheid verzekeren door de minstbedeelde consumenten te beschermen tegen de stijging van de energieprijzen;
Voor de Brusselaars nieuwe werkgelegenheidskansen creëren en voor de ondernemingen nieuwe activiteiten scheppen, onder meer in de nieuwe beroepen voor de energieprestatie van gebouwen;
De minimale grootte van de reductiedoelstelling voor 2020 bepalen door minstens alle maatregelen waarvan de economische rentabiliteit verzekerd is uit te voeren;
Elke minister de kans bieden om zijn deel van de verantwoordelijkheid te nemen en zijn bijdrage te leveren aan de gezamenlijke inspanning;
In overleg met de stuwende krachten (werknemers- en werkgeversorganisaties, milieuverenigingen) een Brusselse strategie uitwerken.
De methodologie: Het geïntegreerde klimaatplan 2020 zal geen catalogus vol goede voornemens zijn. Het plan zal volgens onderstaande methodologie worden uitgewerkt: Terbeschikkingstelling van een hulpmiddel voor de besluitvorming om de verhouding tussen de kosten en de doeltreffendheid van de verschillende maatregelen te beoordelen; Beschrijving van concrete operationele maatregelen met hun uitvoeringstermijnen en beschrijving van het benodigde reglementaire kader;
Kwantificering van de CO2- en socio-economische impact van elke maatregel of van elke groep maatregelen;
Identificatie van het departement en de minister dat/die bevoegd en verantwoordelijk is voor de uitvoering van elke maatregel;
Identificatie van de maatregelen die de Federale regering moet nemen ter ondersteuning van de inspanningen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Instelling van een jaarlijks evaluatiemechanisme van de bereikte vooruitgang via een update van het situatieoverzicht.
De kalender: december 2007: instelling van een interkabinettentaakgroep voor de organisatie van de uitwerking van het Brussels Klimaatplan. Elke minister zal er een vertegenwoordiger voor aanduiden. De minister-voorzitter en de minister van Leefmilieu zullen samen het voorzitterschap van de taakgroep waarnemen.
februari 2008: organisatie van de eerste overlegronde met de Brusselse stuwende krachten: de verschillende ministers en vertegenwoordigers van de actoren uit de burgermaatschappij (werknemers- en werkgeversorganisaties en milieuverenigingen) zullen eraan deelnemen. De bedoeling van deze ontmoeting is de reactie van de stuwende krachten op de regeringsstrategie te kennen en, meer bepaald, hun voorstellen te vernemen over de maatregelen die moeten worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 te verminderen.
april 2008: goedkeuring door de Regering van een voorontwerp van Geïntegreerd Klimaatplan 2020, voorgesteld door de interkabinettentaakgroep.
mei 2008: organisatie van de tweede overlegronde met de Brusselse stuwende krachten over het voorontwerp van Geïntegreerd Klimaatplan 2020;
juni 2008: goedkeuring door de Regering van het ontwerp van Geïntegreerd Klimaatplan 2020.