VERLOOP VAN DE PERSCONFERENTIE
14.00U:
INLEIDING •
14.05U:
J.-L. Cottyn, Advocaat-Generaal en Voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie
DE HOGE RAAD
ALS ADVIESVERLENER EN ALS FACILITATOR IN HET
PROCESS NAAR DE HERVORMING VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE •
14.20U:
DE HERTEKENING VAN HET GERECHTELIJK LANDSCHAP •
14.35U:
G. Londers, Voorzitter van de Vaste Conferentie van de Korpschefs
DE VISIE VAN HET OPENBAAR MINISTERIE OP DE REORGANISATIE • •
14.50U:
G. Vervaeke, Voorzitter van de Verenigde Benoemings- en Aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie
C. Visart de Bocarmé, Voorzitter van het College van de Procureurs-Generaal Y. Liégeois, Procureur-Generaal te Antwerpen, Portefeuillehouder Hervorming binnen het College van de Procureurs-Generaal
SLOTWOORD EN VRAGEN •
J.-L. Cottyn, Advocaat-Generaal en Voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie
PERSBERICHT PERSCONFERENTIE: ‘HERVORMING JUSTITIE – EEN POLITIEKE ACTIE’
KRACHTIGE UITNODIGING TOT
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE - BRUSSEL, MAANDAG 22 MAART – 14.00U TOT 15.00U
Als orgaan dat in het leven geroepen is om het vertrouwen van de burger in justitie te versterken en voorstellen en aanbevelingen voor een betere werking van justitie te formuleren naar de beleidsverantwoordelijken toe, kan de HRJ bij de ontwikkelingen omtrent de hervorming van de rechterlijke orde onmogelijk afzijdig blijven. Meer nog, dit is een uiterst geschikte gelegenheid om de brugfunctie die de HRJ dient te bekleden tussen burger – magistratuur – politiek, duidelijk te vervullen. We hebben besloten die rol te spelen door alle actoren van de rechterlijke orde die betrokken zijn bij de hervorming van justitie, samen aan tafel uit te nodigen en hun standpunt op die hervorming naar voren te brengen. De Hoge Raad werkte op twee manieren mee aan het stimuleren van de hervorming. Enerzijds gaf de HRJ zelf, conform haar wettelijke bevoegdheid, verschillende adviezen teneinde de werking van de rechterlijke organisatie te optimaliseren ten behoeve van een betere dienstverlening aan de burger. Anderzijds nam de Hoge Raad, mede onder impuls van het openbaar ministerie, de rol op van facilitator ten einde een reflectie op gang te binnen de magistratuur zelf. Dhr. Londers, voorzitter van de Vast Conferentie van de Korpsoversten benadrukt dat de korpschefs van hoven en rechtbanken bereid zijn hun verantwoordelijkheid op te nemen voor een efficiënt beheer en bestuur niet alleen van hun respectievelijke rechtscolleges, maar ook van het geheel van de hoven en rechtbanken van de Rechterlijke Orde. Dit kan maar wanneer zij als collectief vertegenwoordigd worden door een orgaan dat als bevoorrechte gesprekspartner kan optreden in hun betrekkingen met de andere machten en overheden en dat een aantal bevoegdheden krijgt zodat zijn opdracht, namelijk het bevorderen van een efficiënt beheer en bestuur en een kwaliteitsvolle openbare dienst justitie, mogelijk wordt. Vandaar de noodzaak om prioritair een College van de hoven en rechtbanken op te richten, naast het reeds bestaande College van procureurs-generaal. Eens dat orgaan opgericht zullen latere belangrijke hervormingen vergemakkelijkt worden omdat een geëigende overlegstructuur zal bestaan. Binnen het Openbaar Ministerie is de hervormingsbeweging reeds tien jaar geleden begonnen en heeft geresulteerd in het moderniseringsplan van 25 juni 2007 en het strategisch plan van 3 juli 2008. Enkele kernpunten ervan zijn: het inzetten van de evolutie naar grotere parketten en uitbouw van specialisatie door samenwerking te organiseren over de grenzen van de bestaande parketten en arbeidsauditoraten; de strijd tegen de gerechtelijke achterstand daadwerkelijk te organiseren door samenwerking met de politie en afstemming van de capaciteit van beide actoren, en interne bewaking van de doorlooptijden en de kwaliteit in te voeren binnen de parketten; een volwaardige steundienst van het Openbaar Ministerie op te richten als coördinerende draaischijf van de gehele organisatie en van de modernisering. Ondanks de effectieve omzetting van het plan door onder meer samenwerkingsverbanden op te richten tussen de geledingen van het Openbaar Ministerie op het terrein, kon deze moderniseringsbeweging tot nu toe niet rekenen op enige ondersteuning van de politieke overheden.
Samen met de Hoge Raad voor de justitie en de magistratuur, communiceerden ook de advocatuur, de Adviesraad voor de Magistratuur en de Raad van de Partners van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde, via adviezen de nood aan hervorming. Alle bouwstenen liggen nu ter tafel. Met deze persconferentie wil de Hoge Raad voor de Justitie de politiek verantwoordelijken dan ook oproepen tot actie.
INLEIDING J.-L. COTTYN – VOORZITTER VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSITIE De octopusakkoorden gaven een eerste aanzet voor de huidige hervorming van justitie. Vandaag – ruim tien jaar later – zijn hierin reeds belangrijke stappen gezet, zoals de verticale en horizontale integratie van het OM, de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken, of de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie, maar er is nog een lange weg te gaan om te komen tot een wezenlijke hervorming. In dit kader werd wel reeds heel wat voorbereidend en adviserend werk verricht door verschillende betrokken actoren. Dat minutieuze voorbereidende werk is uiteraard noodzakelijk voor een hervorming van de rechterlijke orde, een instelling die dermate cruciaal is binnen een rechtsstaat als de onze. Maar het mag niet doorgaan tot het momentum voorbij is. We hebben u hier vandaag als HRJ verzameld om een duidelijk signaal te geven aan de politieke wereld. Om aan te geven dat het momentum nu is. Het is tijd voor actie, voor het omzetten van plannen in praktijk, en voor het daadwerkelijk hervormen van justitie. Als orgaan dat in het leven geroepen is om het vertrouwen van de burger in justitie te versterken en voorstellen en aanbevelingen voor een betere werking van justitie te formuleren naar de beleidsverantwoordelijken toe, kan de HRJ bij de ontwikkelingen omtrent de hervorming van de rechterlijke orde onmogelijk afzijdig blijven. Meer nog, dit is een uiterst geschikte gelegenheid om de brugfunctie die de HRJ dient te bekleden tussen burger – magistratuur – politiek, duidelijk te vervullen. We hebben besloten die rol te spelen door ALLE actoren van de rechterlijke orde die betrokken zijn bij de hervorming van justitie, samen aan tafel uit te nodigen en hun standpunt op die hervorming naar voren te brengen. We willen hier niet alleen de vertegenwoordigers van de verschillende geledingen uit de rechterlijke wereld de kans geven om hun standpunten met betrekking tot de hervorming uiteen te zetten ten aanzien van de minister; We willen hen als HRJ hier als het ware een platform aanbieden om het reeds geleverde werk aan de burger te presenteren. De rechterlijke organisatie zelf heeft immers niet stilgezeten, en het is belangrijk aan de burgers mee te delen waar de leden van de rechterlijke orde zelf met de hervorming van justitie naartoe willen. Het is de taak van de HRJ om deze informatieoverdracht te faciliteren. We hebben ook de minister van justitie uitgenodigd als bijzondere toehoorder, aangezien hij de politieke eindverantwoordelijkheid draagt in deze hervorming. Hij is het, die met de standpunten die hier voorgesteld zullen worden, aan de slag zal moeten gaan. De rechterlijke orde heeft werk gemaakt van het formuleren van adviezen en het bepalen van posities. Het is nu aan de politieke wereld om hier echt iets mee te doen. Tot slot willen we ook de rol die de Hoge Raad voor de Justitie in heel het reorganisatieverhaal heeft gespeeld, duidelijk uiteenzetten. Door Dhr. Vervaeke zal worden toegelicht hoe de HRJ enerzijds zelf als adviesverlener heeft opgetreden, en anderzijds als facilitator is opgetreden voor het samenbrengen van vertegenwoordigers uit de verschillende geledingen van de rechterlijke orde om tot een gezamenlijk standpunt over de hertekening van het gerechtelijk landschap te komen. Daarnaast zal Dhr. Londers, voorzitter van de Vaste Conferentie van de Korpschefs, het woord nemen. Ook Dhr. Visart de Bocarmé, voorzitter van het College van Procureurs-Generaal en Dhr. Yves
Liégeois, portefeuillehouder van de hervorming binnen dit college komen hun standpunt op de hervorming toelichten.
PERSTEKST: TIJD VOOR EEN DAADWERKELIJKE HERTEKENING VAN HET GERECHTELIJK LANDSCHAP: ALLE BOUWSTENEN VOOR EEN GEDRAGEN HERVORMING LIGGEN NU TER TAFEL De Hoge Raad voor de Justitie vindt het belangrijk om de rol die de HRJ gedurende de voorbije jaren heeft gespeeld in de pogingen te komen tot een verdere optimalisering van de werking van justitie ten behoeve van de burgers van dit land, toe te lichten. In het kader hiervan wil ik het meer in het bijzonder hebben over de rol die de Hoge Raad opnam in de reflectie omtrent de hertekening van het gerechtelijk landschap. Die rol was, zoals onze voorzitter reeds aangaf, tweeledig. •
De eerste rol van de Hoge Raad is deze van adviesverlener. Vanuit één van de door de wetgever bepaalde kerntaken van de hoge raad, namelijk het formuleren van adviezen, voorstellen en aanbevelingen voor een betere werking van justitie, dringen we als hoge raad reeds sinds 2004 in meerdere adviezen aan op een decentralisatie van de middelen voor de rechterlijke orde, gepaard gaande met een grotere verantwoordelijkheid voor de korpsoversten en een gepaste verantwoording voor het gebruik van de middelen.
•
De tweede rol van de Hoge Raad is deze van facilitator. We namen als Hoge Raad, mede onder impuls van het openbaar ministerie, ook de rol op van facilitator ten einde een reflectie op gang te brengen bij magistraten-korpsoversten van de zetel en de hoofdgriffiers over de wijze waarop zij hun rechterlijke organisatie wilden veranderen, vertrekkend vanuit de geconstateerde moeilijkheden bij justitie. Het werk van de magistraten-korpsoversten van de zetel en hoofdgriffiers is vervat in verschillende adviezen van het overlegplatform dat de Centrale Werkgroep Hertekening wordt genoemd.
DE HOGE RAAD ALS ADVIESVERLENER IN HET HERTEKENEN VAN HET GERECHTELIJK
LANDSCHAP
TEN
BEHOEVE
VAN
EEN
BETERE
DIENSTVERLENING AAN DE BURGER. Dit jaar bestaat de Hoge Raad tien jaar. Gedurende heel die tijd is de hertekening van de rechterlijke orde een zaak geweest waar door de HRJ hard aan gewerkt is. Nog vooraleer de toenmalige minister van Justitie Onkelinx in 2004 met haar Themis Plan over de hervorming van justitie naar buiten trad, is door de Hoge Raad al een advies verleend met betrekking tot de reorganisatie van de rechterlijke orde. We zijn dus al begaan met deze materie van voor de politiek verantwoordelijken met concrete plannen hieromtrent op de proppen kwam. En dat is ook logisch. Het is de visie van de HRJ een orgaan te willen zijn dat er wezenlijk toe bijdraagt dat justitie zich ontwikkelt tot een efficiënte en kwaliteitsvolle openbare dienst, die het vertrouwen van de burgers geniet. Van de wetgever en de grondwetgever kreeg de HRJ drie belangrijke kerntaken toevertrouwd:
• •
•
De procedures voor de selectie, de benoeming en de bevordering van de magistraten organiseren en uitvoeren via toegangsexamens en voordrachten; Het extern toezicht op de werking van de rechterlijke orde organiseren en uitvoeren via de opvolging van klachten en interne controle en audits van rechtscolleges, parketten en auditoraten; Het formuleren van adviezen, voorstellen en aanbevelingen voor een betere werking van justitie voor de beleidsverantwoordelijken.
Het is op basis van deze laatste kerntaak dat de HRJ zich van bij het begin heeft gericht op het reflecteren en adviseren over de organisatie van justitie. Bovendien behoort het ook tot de strategische doelstellingen van de Raad voorwaarden te scheppen voor een beter management in de rechterlijke orde, en daartoe adviezen en voorstellen uit te werken over de aanwending van de beschikbare materiële en personele middelen, om op die manier de werkomstandigheden van de rechtscolleges en korpsen te optimaliseren en hun (financiële) beheersautonomie te bevorderen. Het eerste advies kwam dus reeds in maart 2004 en sloot volledig aan bij voornoemde strategische doelstelling, namelijk het scheppen van voorwaarden voor een beter management. Het uitgangspunt was dat door de manier waarop de aanwending van de financiële middelen voor de werking van de rechtscolleges en korpsen werd geregeld, de rechterlijke wereld onvoldoende zelf haar werking kon bepalen. Na analyse werd vastgesteld dat de financiële middelen voor de rechterlijke orde verdeeld zijn in een aantal verschillende budgetten die, al naargelang waarvoor ze moeten dienen, beheerd worden door verschillende instanties zoals de regie der gebouwen of FOD Justitie. Organen van de uitvoerende macht dus. Enkel beperkte kredieten voor “kleine uitgaven” en voor representatiekosten staan ter beschikking van elk rechtscollege of korps en enkel deze kunnen rechtstreeks door de korpschefs worden benut. Evenwel dient de rechterlijke macht een onafhankelijke staatsmacht te zijn, die wordt uitgeoefend door de rechterlijke organisatie. Voor haar financiële, personele en materiële middelen, blijkt ze echter volstrekt afhankelijk te zijn van de minister van Justitie en de FOD Justitie. Nochtans zijn de korpschefs de werkelijke beleidsverantwoordelijken, en zijn zij het die aangesproken worden op de resultaten van alle werkingsprocessen – ook de financiële, personele en logistieke – terwijl ze op de middelen daarvoor in feite geen vat hebben. Met andere woorden, de korpschefs, van wie wel een beleidsvoering wordt verwacht, hebben zelf de touwtjes daarvoor niet in handen. En uiteraard wordt het beleid dat ze kunnen voeren hierdoor sterk ingeperkt. Noodzakelijke kleine aankopen, zoals een bureaulamp of meubilair, zijn erg moeilijk te bekomen door deze manier van werken. Ook het snel laten uitvoeren van herstellingswerken en dergelijke is bijna onmogelijk. De HRJ, haar visie en doelstellingen indachtig, heeft daaruit besloten dat deze manier van organisatie een optimale werking van de rechterlijke organisatie in de weg staat. De kern van het eerste advies hield dan ook in dat een reorganisatie moest worden doorgevoerd, met als eindresultaat dat de verantwoordelijken van de rechterlijke organisatie zelf een strategisch beleid kunnen voeren. Er werd gepleit voor een dynamische reorganisatie. In het advies werden enkele strategische doelstellingen naar voren geschoven, onder meer met betrekking tot het verdelen van de budgettaire middelen, gestoeld op duidelijke afspraken over de geleverde prestaties tussen de verdeler van die middelen en de ontvangers ervan. Verder werd gepleit voor een systeem van werklastmeting, het opzetten van een besturingssysteem voor een goed beheer van de middelen en de uitbouw van interne controlesystemen voor de opvolging, evaluatie en bijsturing van het gevoerde beleid. Ook werd geadviseerd werk te maken van het herstructureren van de rechterlijke organisatie met
aandacht voor de meest gepaste schaalvergroting en specialisatiegraad in functie van een optimale dienstverlening. Dit was in een notendop het eerste advies van de Hoge Raad inzake de hervorming van het gerechtelijk landschap, getiteld ‘Advies inzake de aanwending van de beschikbare financiële middelen voor de werking van de rechterlijke organisatie en voorstel voor de installatie van een werkgroep voor het ontwikkelen van het project “Zelfbeheer rechterlijke organisatie”’ (24 maart 2004). De grote lijnen daarvan zijn in onze daaropvolgende adviezen steeds overeind gebleven. In dezelfde periode, met name in juli 2004, verscheen het impressionante werk van Erdman en de Leval, getiteld ‘Justitiedialogen’, waarin op vraag van minister Onkelinx een analyse werd gemaakt van de problemen binnen justitie, wat leidde tot een heel aantal suggesties die op korte termijn konden leiden tot een verbetering van de werking. Het werk vormde ook mede de basis voor het Themis Plan van minister Onkelinx. In de loop der jaren zijn door de HRJ nog enkele adviezen inzake de hervorming van de rechterlijke organisatie verleend. Deze werden steeds goedgekeurd door de Algemene Vergadering. Twee daarvan – in november 2005 en in juni 2006 – hadden betrekking op het voornoemde Themis Plan. Er wordt hier verder niet inhoudelijk ingegaan op elk van deze adviezen, ze zijn te consulteren op de website van de HRJ. Het voorlopig laatste advies van de HRJ met betrekking tot deze materie dateert van september 2009, met name aangaande de Oriëntatienota van de huidige minister van Justitie, getiteld ‘Het gerechtelijk landschap – Naar een nieuwe architectuur voor justitie’. Dit advies werd door de minister aan de HRJ gevraagd op 24 juli 2009. Na dit advies werd het atomiumoverleg opgestart, wat ertoe heeft geleid dat bepaalde standpunten uit de oorspronkelijke oriëntatienota reeds zijn gewijzigd en dat er bepaalde elementen werden toegevoegd. Bijgevolg beantwoordt het advies niet meer geheel aan de huidige stand van zaken wat de voorstellen tot hervorming betreft. De HRJ zal dan ook ten gepaste tijde een nieuw advies formuleren. De HRJ onderschrijft in dit advies opnieuw de belangrijkste doelstellingen van de hervorming, met name een decentralisering binnen de rechterlijke orde op administratief en financieel vlak, met een efficiënte toekenning van middelen aan de rechtscolleges; en een samenvoegingen van arrondissementen of rechtbanken, voor een doeltreffender beheer van de personele middelen. Voor een hervorming wordt doorgevoerd, stelt de HRJ voor dat eerst een evaluatie van de impact op de begroting gebeurt en dat extra middelen worden voorzien voor de implementatie van de reorganisatie, zeker in de beginfase. Hierna worden slechts een aantal basisprincipes weergegeven. (Voor een volledige weergave van de krachtlijnen van het advies, zie bijlage I) Wat de geografisch hertekening van de rechterlijke organisatie betreft, adviseert de HRJ dat de fusies die uitgevoerd zullen worden, in ieder geval rekening moeten houden met de bestaande geografische, culturele, sociale en economische bekkens. Een andere krachtlijn heeft betrekking op het beheer van de rechterlijke organisatie. De HRJ spreekt zich duidelijk uit voor een waarachtige verzelfstandiging van de rechterlijke orde. Dit vergt een transparant en werkzaam beheersmodel waarin een onafhankelijk orgaan een centrale rol speelt. De voorgestelde verzelfstandiging en responsabilisering van de rechterlijke orde in de oriëntatienota gaan echter niet ver genoeg, omdat de minister van Justitie een overheersende rol blijft spelen. Met betrekking tot de voorgestelde integratie van de eerstelijnsrechtbanken (let wel: dit model is naar aanleiding van het atomiumoverleg reeds vervangen door een alternatief waarin de huidige
rechtbanken behouden blijven binnen een weliswaar grotere beheersentititeit) wordt gesteld dat om de eigenheid te behouden van de gerechten die in de rechtbank worden geïntegreerd, voor de verschillende afdelingen een wettelijk minimumkader van magistraten bepaald moet worden. De goede werking van de vredegerechten en politierechtbanken, zoals die wordt erkend door de practici van het terrein en de rechtzoekenden, lijkt volgens het advies geen voordeel te zullen hebben bij een integratie in een grote rechtbank. Dit zou immers een nieuwe stap naar het verdwijnen van hun specifieke karakter zijn. Wat betreft de leiding en het beheer van de rechtbanken maakt de HRJ duidelijk voorstander te zijn van een participatieve vorm van leiding en beheer. De meeste opmerkingen van de HRJ over de voorstellen met betrekking tot de zetel gelden mutatis mutandis voor het openbaar ministerie. De HRJ is verder van oordeel dat de hoven en rechtbanken afzonderlijke beheersniveaus moeten uitmaken. Voor de benoemingen en mandaten stelt de HRJ vast dat de voorstellen in de oriëntatienota niet uitgaan van een globaal plan inzake personeel, en dat de verantwoordelijkheden bij selectie en uitvoering worden gefragmenteerd. De HRJ meent dat zijn bestaande bevoegdheden inzake benoeming van magistraten en aanwijzing van korpschefs moeten worden aangevuld door hem de verantwoordelijkheid te geven voor het globale personeelsbeleid van de rechterlijke orde. De hertekening van de rechterlijke organisatie dient trouwens gepaard te gaan met een grondig debat over het statuut en de carrièreplanning van magistraten. Verder is de HRJ voorstander van een grote mobiliteit van magistraten. Deze mobiliteit moet evenwel begrensd worden om de onafhankelijkheid van de magistraten voldoende te waarborgen. Indien er een werkelijke verzelfstandiging en responsabilisering zou worden gerealiseerd dan neemt het belang van externe controle toe. De HRJ is dan ook van oordeel dat zijn opdrachten en bevoegdheden inzake externe controle dienen te worden versterkt. Ook met dit laatste advies blijven we in ieder geval trouw aan de lijn die reeds werd uitgezet in het allereerste advies van 2004. De rol van de Hoge Raad als adviesverlener in deze materie is hiermee duidelijk gesteld. Doorheen de jaren werd door de HRJ ter zake heel wat adviserend werk verricht. We kunnen dan ook enkel hopen dat we in onze hoedanigheid van adviesorgaan naar waarde geschat worden, en dat de politiek verantwoordelijken er ook effectief mee aan de slag gaan.
DE HOGE RAAD ALS FACILITATOR IN HET HERTEKENEN VAN HET GERECHTELIJK
LANDSCHAP
TEN
BEHOEVE
VAN
EEN
BETERE
DIENSTVERLENING AAN DE BURGER. De HRJ doet echter nog heel wat andere zaken naast het verlenen van advies, die alle moeten bijdragen tot het verwezenlijken van het centrale doel, namelijk het tot stand brengen van een effectieve en kwaliteitsvolle justitie die het vertrouwen van de burger verdient. In de missie werd bepaald dat “de HRJ zich ten volle inzet om de werking van justitie te optimaliseren ten dienste van de burgers. De Hoge Raad ondersteunt hierbij het parlement, de regering en de gerechtelijke wereld.” Het strategisch doel voorwaarden te scheppen voor een beter management in de rechterlijke orde, werd reeds aangehaald. Een ander strategisch doel is dat de HRJ een externe samenwerkingscultuur dient te bevorderen, door onder meer samenwerkingsverbanden te ontwikkelen met structurele actoren
om – met respect voor ieders verantwoordelijkheden – initiatieven te ontwikkelen die aansluiten bij de kerntaken van de HRJ en bijdragen tot een goede werking van de rechterlijke orde. Dit gegeven indachtig, heeft de HRJ de taak op zich genomen om de magistraten-korpsoversten van de zetel en hoofdgriffiers, gesteund door de reeds op gang gebrachte initiatieven binnen het openbaar ministerie, samen te brengen om hen de mogelijkheid te bieden samen te reflecteren over de hervormingen die zij zelf willen nastreven. Decentralisatie met een grotere verantwoordelijkheid en een hertekening van het landschap ten behoeve van een optimalisering van de dienstverlening kunnen immers enkel slagen als de actoren van justitie zelf achter de reorganisatie staan. Ook de rechterlijke organisatie was hier van overtuigd, en wilde tevens zelf een duidelijk signaal geven omtrent haar eigen bekommernis en bereidheid om te streven naar een moderne rechterlijke organisatie. Ze wilde – als geheel – daadkracht tonen en zocht bovendien naar mogelijkheden om met kennis van zaken te kunnen oordelen over voorstellen ter verbetering van haar werking die door collega’s en derden werden ontwikkeld. Voor een dergelijk gezamenlijk overleg voor de gehele rechterlijke orde was een platform noodzakelijk. De HRJ creëerde dit overlegplatform en nam zelf de rol van facilitator op zich, ten einde het overleg tussen de magistraten-korpsoversten van de zetel onderling en tussen de magistraten van de zetel en de hoofdgriffiers, te stimuleren. Dit platform kreeg de naam Centrale Werkgroep Hertekening en bestaat uit een vertegenwoordiging van leidinggevenden van alle rechtbanken en hoven binnen de rechterlijke organisatie. De werkgroep kwam voor het eerst samen in november 2007 en bepaalde haar doel als volgt: ‘De regering en parlement de mogelijkheid bieden adequate beslissingen te nemen om de contouren van een rechterlijke organisatie die beantwoordt aan de verwachtingen van de samenleving en die een sterke interne dynamiek moet toelaten, in wetten te vertalen, om op die manier de implementatie van een effectieve en efficiënte rechterlijke organisatie toe te laten.’ De HRJ coördineerde de samenkomsten, zorgde voor de logistieke ondersteuning en stelde methodologische ondersteuning en expertise ter beschikking bij het uitvoeren van de werkzaamheden. De CWG kwam met een eerste tussentijds rapport van haar werkzaamheden naar buiten in september 2008. Het rapport, dat een basisnota vormde voor verdere reflectie, bevat vooreerst een analyse van de bestaande problemen binnen de rechterlijke orde. Er kwamen problemen aan de oppervlakte op het vlak van personele middelen, op materieel en op structureel vlak. (Voor een volledig overzicht van de vastgestelde problemen: zie bijlage II) Vervolgens worden in het tussentijds rapport basisprincipes voor een zinvolle hervorming geïdentificeerd en worden meer concrete voorstellen tot het oplossen van de knelpunten geformuleerd. Daarbij wordt de focus gelegd op de hertekening van het gerechtelijk landschap, maar met het duidelijke besef dat een hertekening alleen zeker niet alle gesignaleerde problemen kan oplossen. Zo zal bijvoorbeeld ook het statuut moeten worden herdacht, en de opleiding geïntensifieerd. De aanbevelingen uit het rapport van de Centrale Werkgroep werden in december 2009 nogmaals in beknopte vorm aan de minister van Justitie overgemaakt in het kader van het atomiumoverleg (Voor de synthese van de aanbevelingen uit het tussentijds rapport: zie bijlage III). Voorts werd begin maart 2010 door de CWG op vraag van de minister gerapporteerd over enkele concrete punten waarop het atomiumoverleg strandde.
CONCLUSIE: DE BOUWSTENEN LIGGEN TER TAFEL Uit het voorgaande mag blijken dat de HRJ de voorbije jaren hard gewerkt heeft om noodzakelijke reorganisaties binnen justitie te stimuleren. De rechterlijke orde zelf – onder meer in de vorm van de werkzaamheden van de CWG – heeft op dit vlak ook haar verantwoordelijkheid genomen. Daarnaast speelde de advocatuur ook een stimulerende rol in het debat en kwamen de OVB en de OBFG tevens met goed uitgebalanceerde voorstellen, die voor een groot deel in dezelfde richting gaan. Ook de Adviesraad voor de Magistratuur en de Raad van de Partners van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde. Ten slotte is er ook een wetenschappelijke studie aan de hertekening van het gerechtelijk landschap gewijd. Alle bouwstenen voor een gedragen hervorming liggen nu ter tafel. Alle adviezen wijzen op de noodzaak van een grondige hervorming en op de noodzaak om deze niet langer uit te stellen. De boodschap is dat de hervorming gewenst is door de HRJ en de sleutelactoren magistraten-korpsoversten van de zetel en het openbaar ministerie, en de hoofdgriffiers en parketsecretarissen zelf. Om af te sluiten wil ik me dan ook richten tot de politiek verantwoordelijken. Een doordachte, beredeneerde hervorming van justitie, die tevens gedragen wordt door het werkveld, is de enige hervorming die kan werken. Wij hopen dan ook dat rekening zal worden gehouden met aangeleverde adviezen, om te komen tot een politiek akkoord dat haalbaar en verdedigbaar is, en voldoende draagvlak vindt bij de justitiële actoren zelf. Enkel op die manier kunnen wij als HRJ ook onze missie verder zetten, op weg naar de kwaliteitsvolle en efficiënte rechterlijke organisatie die elke burger verdient. De Hoge Raad is klaar om terug te adviseren nadat nu de regering en het parlement haar werk heeft gedaan.
G. Vervaeke, namens de Hoge Raad voor de Justitie, Maandag 22 maart 2010 Contact: Secretariaat Prof. Dr. G. Vervaeke – Mevr. Kelly Verbist 02 535 16 68
BIJLAGE I KRACHTLIJNEN
VAN HET ADVIES VAN DE HOGE
RAAD
VOOR DE JUSTITIE OVER DE
"HET GERECHTELIJK LANDSCHAP – NAAR ARCHITECTUUR VOOR DE JUSTITIE" VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
ORIËNTATIENOTA
EEN
NIEUWE
30 SEPTEMBER 2009 Uit het advies kunnen volgende krachtlijnen worden afgeleid: •
Wat betreft de integratie van de eerstelijnsrechtbanken: Om de eigenheid te behouden van de gerechten die in de rechtbank worden geïntegreerd moet voor de verschillende afdelingen een wettelijk minimumkader van magistraten worden bepaald. De goede werking van de vredegerechten en politierechtbanken, zoals die wordt erkend door de practici van het terrein en de rechtzoekenden, lijkt geen voordeel te zullen hebben bij een integratie in een grote rechtbank. Dat zou immers een nieuwe stap naar het verdwijnen van hun specifieke karakter zijn. In het ontwerp voorgesteld door de oriëntatienota moet hoe dan ook de vraag worden opgeworpen van het hoger beroep tegen de beslissingen van die gerechten, die zouden worden behandeld door een afdeling van hetzelfde rechtscollege. De handhaving van de tucht van de magistraten mag niet worden toevertrouwd aan een afdeling van het eigen korps, maar zou moeten worden toegekend aan een onafhankelijk extern orgaan waarin ook niet-magistraten zetelen. De HRJ meent dat hij hiervoor in aanmerking komt. De incorporatie van de administratieve geschillen in de rechtbank is een goede zaak. Er zou ook een afdeling Milieu moeten worden opgericht in de rechtbank.
•
Wat betreft de geografisch hertekening: Sommige van de voorgestelde samenvoegingen van arrondissementen zijn weinig logisch. De fusies moeten rekening houden met de bestaande geografische, culturele, sociale en economische bekkens.
•
Wat betreft het Centraal loket: De taken van het centraal loket zouden beperkt moeten blijven tot informatieverstrekking aan de rechtzoekende en de klachtenbehandeling, op voorwaarde dat dit gebeurt met eerbiediging van de bevoegdheden van de HRJ. Aangezien de meeste zaken rechtstreeks kunnen worden ingeleid voor de juiste afdeling, zal de door de oriëntatienota voorgestelde passage van alle zaken via het centraal loket meestal enkel bijkomend werk en tijdverlies betekenen.
•
Wat betreft de plaatsvervangende rechters en raadsheren: De verhoogde mobiliteit van magistraten zou het mogelijk moeten maken om, zonder de noden van de alleenzetelende vrederechters uit het oog te verliezen, in een relatief kort uitdovingscenario voor de plaatsvervangende rechters en raadsheren te voorzien.
•
Wat betreft de benoemingen en mandaten: De voorstellen in de oriëntatienota bevatten geen globaal plan inzake personeel en fragmenteren de verantwoordelijkheden bij selectie en uitvoering. De HRJ meent dat zijn bestaande bevoegdheden inzake benoeming van magistraten en aanwijzing van korpschefs moeten worden aangevuld door hem de verantwoordelijkheid te geven voor het globale personeelsbeleid van de rechterlijke orde. De HRJ is van oordeel dat de hertekening van de rechterljke organisatie trouwens gepaard moet gaan met een grondig debat over het statuut en de carrièreplanning van magistraten.
•
Wat betreft de mobiliteit: De HRJ is voorstander van een grote mobiliteit van magistraten. Deze mobiliteit moet evenwel begrensd worden om de onafhankelijkheid van de magistraten voldoende te waarborgen.
•
Wat betreft de leiding en het beheer van de rechtbanken: In de oriëntatienota komen alle bevoegdheden inzake algemene leiding en beheer toe aan de voorzitter. De HRJ is voorstander van een meer participatieve vorm van leiding en beheer door het directiecomité.
•
Wat betreft het parket: De meeste opmerkingen van de HRJ over de voorstellen m.b.t. de zetel gelden mutatis mutandis voor het openbaar ministerie. De HRJ is voorstander van de integratie van de auditoraten in de parketten, maar er moet worden vermeden dat het sociaal strafrecht en het sociaal recht worden gemarginaliseerd in het geheel van het parketwerk.
•
Wat betreft het hof en het parket-generaal: De HRJ is van oordeel dat de hoven en rechtbanken afzonderlijke beheersniveaus moeten uitmaken.
•
Wat betreft Brussel en Eupen: De HRJ meent dat er snel een grondig debat moet plaatsvinden over de wijze waarop de reorganisatie van het gerechtelijk landschap vormt dient te krijgen voor de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen, waarbij rekening moet worden gehouden met de eigenheid van deze entiteiten.
•
Wat betreft de vertegenwoordiging van de magistratuur: De oprichting van het College van de Zetel biedt op het eerste gezicht geen meerwaarde. Zeker wat betreft het beheer is het College van de Zetel overbodig omdat het beheer zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid moet zijn van de korpschefs zelf.
•
Wat betreft het beheer van de rechterlijke organisatie: Het voorgestelde beheerschema is veel te complex waardoor de werkbaarheid ervan in het gedrang komt. De verzelfstandiging en responsabilisering van de rechterlijke orde gaan niet ver genoeg omdat de minister van Justitie een overheersende rol blijft spelen. De HRJ spreekt zich uit voor een waarachtige verzelfstandiging van de rechterlijke orde. Dit vergt een transparant en werkzaam beheersmodel waarin een onafhankelijk orgaan, naar het voorbeeld van de Nederlandse Raad voor de Rechtspraak, een centrale rol speelt.
-
Indien er een werkelijke verzelfstandiging en responsabilisering zou worden gerealiseerd dan neemt het belang van externe controle toe. De HRJ is dan ook van oordeel dat zijn opdrachten en bevoegdheden inzake externe controle dienen te worden versterkt.
•
Wat betreft de rationalisering van de justitiële instellingen: De HRJ is voorstander van een vergaande rationalisering van het aantal beslissings- en adviesinstanties. Gelet op de enorme complexiteit van het door de oriëntatienota voorgestelde beheersmodel, waarbij er eigenlijk nog meer justitiële instellingen worden gecreëerd dan er nu al zijn, lijkt er van enige rationalisering weinig sprake.
•
Wat betreft de rol en bevoegdheden van de HRJ: De oriëntatienota meent dat er nood is aan een grondige reflectie over de huidige en toekomstige rol en bevoegdheden van de HRJ. De HRJ is niet tegen dergelijke reflectie en heeft deze al intern gevoerd. De HRJ meent dat hij een nog grotere bijdrage zou kunnen leveren aan de verbetering van de werking van de rechterlijke organisatie indien zijn huidige bevoegdheden inzake HR-beleid en externe controle worden vervolledigd en versterkt. Daarnaast zou men ook kunnen overwegen om nieuwe bevoegdheden toe te kennen aan de HRJ mits deze uiteraard verenigbaar zijn met de (vervolledigde en versterkte) bestaande bevoegdheden. Hierbij kan gedacht worden aan een centrale rol in het verkrijgen en verdelen van de middelen en aan de handhaving van de tucht.
BIJLAGE II WEERGAVE
VAN
DE
VASTGESTELDE
PROBLEMEN
BINNEN
DE
RECHTERLIJKE
BRON: TUSSENTIJDS RAPPORT CENTRALE WERKGROEP HERTEKENING RECHTERLIJKE ORGANISATIE ORGANISATIE
4 SEPTEMBER 2008 I.
VASTGESTELDE PROBLEMEN WAT BETREFT DE PERSONELE MIDDELEN
•
Voor de magistraten - wervingsproblemen voor bepaalde functies of specialiteiten; - onvolledig of onduidelijk statuut; - probleem van de geografische mobiliteit; - probleem van de mobiliteit verband houdend met specialisatie; - ontbreken van voldoende middelen voor het meten van de werklast.
•
Voor het personeel van de rechterlijke orde: algemene problemen voor alle leden van het gerechtelijke personeel - problemen die verband houden met het van kracht worden van nieuwe wetten over het statuut van de rechterlijke orde; - probleem van coëxistentie tussen de functies voorzien in het statuut en de bestaande functies en diploma’s (probleem van de gegradueerden in de rechten); - toekomstig probleem van het ontbreken van advies van het hoofd van het betrokken personeel bij een benoeming en dit in het kader van het nieuwe statuut en in bepaalde gevallen; - ontbreken van voldoende middelen voor het meten van de werklast; - ontbreken van mobiliteit met het oog op een correct personeelsbeheer; - vervangingssysteem dat te traag en niet efficiënt werkt, in het bijzonder bij ziekte of afwezigheid.
•
Voor de hoofdgriffiers en hoofdsecretarissen: - probleem van de band tussen de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen en hun respectievelijke korpschefs; - eventueel overwegen om een mandaat te creëren voor de functie van hoofdgriffier en hoofdsecretaris; - probleem van het statuut en de rol van hoofdgriffier en de hoofdsecretaris bij het creëren van grotere entiteiten;
•
Voor de griffiers: - mogelijkheid om in de toekomst de functie van griffier te wijzigingen (griffier onafhankelijk van de rechter? griffier secretaris van de rechter?) ; - probleem van de taken van de griffier en van de vereiste bekwaamheid om de specifieke functie van griffier uit te oefenen.
II.
VASTGESTELDE PROBLEMEN OP MATERIEEL VLAK
•
Gebouwen - de gebouwen zijn vaak niet aangepast (verouderd of slecht doordacht concept) en niet voldoende groot; - bijna geen enkele bevoegdheid van de organisatie zelf inzake onderhoud van gebouwen en vertraging bij uit te voeren werken.
•
Klein materieel - niet voldoende bevoegdheid voor klein materieel; - soms slecht doordacht klein materieel en oorzaak van tijdverlies en inefficiëntie (zoals dit het geval is bij de briefomslagen van een ongeschikt formaat).
•
Budget - bijna geen enkel financiële marge voor de courante kleine kosten van een entiteit; - voor de representatiekosten een te verwaarlozen eigen budget dat al ontoereikend is om de kosten van de normale gebeurtenissen van de entiteit te dekken.
•
Informatica - mislukking van het Phenixproject ; in vele entiteiten is er onvoldoende en verouderde apparatuur; - gebrek aan een modern en ontwikkeld programma dat rekening houdt met de specifieke noden van de entiteiten; - onvoldoende logistieke ondersteuning en geen personeel dat kan zorgen voor een snel en efficiënt onderhoud (ondanks de goede wil van de personen die hiermee belast zijn).
III.
VASTGESTELDE PROBLEMEN OP STRUCTUREEL VLAK
•
Een veelheid van entiteiten met uiterst verschillende omvang in termen van personeel, wat zéér ernstige moeilijkheden met zich meebrengt om: - vergelijkingen te maken tussen de entiteiten; - het gepaste personeel toe te kennen; - de beschikbare middelen te verdelen; - gepaste beheersmiddelen te ontwikkelen; - te onderhandelen met externe partijen (onder andere met de FOD Justitie); - voor de kleine entiteiten: moeilijkheden om de grote geschillen op zich te nemen of de geschillen in bijzondere of ongebruikelijke materies (zoals bij financiële materies of milieukwesties).
•
Categorieën van entiteiten met in principe verschillende taken en geschillen maar: - met geschillen die elkaar overlappen met mogelijkheden tot opeenvolgende aanleggen (zoals bij familiale geschillen); - met geschillen waarvan de toekenning aan een bepaalde categorie entiteit niet noodzakelijk optimaal is (zoals bij arbeidsrechtbanken die de schuldbemiddeling hebben gekregen, maar die niet bevoegd zijn voor de sociale geschillen inzake ambtenaren).
•
Gebruik van ongeschikte en archaïsche processen in de procedures en werkmethoden, in het bijzonder: - probleem van verouderde en onaangepaste informaticaprogramma’s; - redelijk systematisch gebruik van archaïsche communicatiemiddelen (gerechtsbrieven).
•
Toename van wetshervormingen over procedures opgelegd zonder voldoende reflectie en zonder de nodige middelen. In het bijzonder:
-
nieuwe wetten die aanzienlijk werk vragen zonder bijkomende adequate personele middelen (zoals bij de « kleine Franchimont » of de schuldbemiddeling; diepgaande procedurewijzigingen die van toepassing geworden zijn zonder tijd te laten om na te denken en de toepassingsproblemen te analyseren (zoals bij de nieuwe wetten over het deskundigenonderzoek en de instaatstelling van burgerlijke procedures voor het wegwerken van de achterstand).
•
Problemen bij de contacten met de minister van Justitie en zijn diensten (die nog altijd beslist over de toekenning van personeel, materiaal en financiële middelen). Ondanks de goede wil van de ambtenaren van de FOD Justitie zijn de contacten verre van ideaal, onder andere: - tekort aan personeel en competentie op de informaticadienst; - verplichting om verschillende keren dezelfde démarche te doen alvorens genoegdoening te krijgen (vervanging van een ontbrekend personeelslid); - verplichting om zich tot de FOD Justitie te richten voor kleine dingen die veel performanter zouden kunnen geregeld worden op een gedecentraliseerd niveau (in het bijzonder bij materiële problemen en onderhoud van gebouwen).
•
Probleem bij de contacten met de andere beroepsmensen van Justitie, in het bijzonder: - onvoldoende onontbeerlijke technische middelen met het oog op een moderne communicatie (informatica); - gebrek aan evenwicht tussen de moderne structuur van bepaalde andere beroepsmensen bij Justitie en bepaalde gerechtelijke entiteiten.
•
Problemen van de relatie tussen de entiteiten en de burger die gebruik maakt van de dienstverlening van Justitie, in het bijzonder: - probleem van middelen en personeel nuttig voor het leveren van een performante dienstverlening; - probleem van de verbetering van het imago van Justitie (weinig klantvriendelijke gebouwen); - moeilijkheid om een evenwicht te vinden tussen een dienstverlening vlakbij en een gespecialiseerde kwaliteitsdienstverlening.
BIJLAGE III SYNTHESENOTA “IDEEËN VOOR HET HERTEKENEN VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE” OP BASIS VAN HET TUSSENTIJDS RAPPORT CENTRALE WERKGROEP HERTEKENEN RECHTERLIJKE ORGANISATIE DECEMBER 2009 I.
TE RESPECTEREN ALGEMENE PRINCIPES BIJ HET HERTEKENEN VAN DE RECHTERLIJKE ORGANISATIE
•
De centrale doelstellingen van de hertekening zijn: de kwaliteit, de effectiviteit en de efficiëntie van de rechterlijke organisatie.
•
Een gedecentraliseerd en autonoom beheer van de financiële, materiële en personele middelen veronderstelt een rationalisatie van het aantal beheersentiteiten, hetgeen een schaalvergroting impliceert.
•
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de organisatie van de jurisdictionele taken en de organisatie van het beheer van de middelen (HRM, gebouwen, materieel, informatica).
•
Er moet eerst worden gezocht naar een algemeen model dat kan worden toegepast in het merendeel van de situaties.
•
De complementariteit tussen de organisatie/werking van de zetel en van het openbaar ministerie dient te worden verzekerd.
•
Selectie, opleiding, nabijheid (intellectueel, geografisch, in de tijd), specialisatie, mobiliteit, voorspelbaarheid van de beslissing, statuut en carrièreplanning van magistraten, overhevelen van geschillen, enz. zijn middelen. Deze moeten worden beoordeeld in functie van het bereiken van de centrale doelstellingen.
TOEPASSING OP HET NIVEAU VAN DE EERSTE AANLEG
II. •
Er wordt een geografische schaalvergroting doorgevoerd, zowel op jurisdictioneel als op beheersvlak. Per nieuwe beheersentiteit worden drie rechtbanken opgericht: 1 rechtbank van eerste aanleg, 1 rechtbank van koophandel en 1 arbeidsrechtbank met de huidige rechtbanken als lokale afdelingen.
•
In elke nieuwe beheersentiteit is een beheerscollege bevoegd voor het beheer van de financiële, materiële en personele (magistraten, griffiers, referendarissen, administratief personeel) middelen van de 3 rechtbanken. Het wordt bijgestaan door een administratie bestaande uit een hoofdgriffier en andere specialisten (HRM, Budget, ICT, Kennisbeheer, beheer van gebouwen, …).
•
Het beheerscollege bestaat uit: -
Een voorzitter-manager die magistraat is;
-
De 3 voorzitters van de rechtbanken van de beheersentiteit;
-
De voorzitter van de algemene vergadering van de vrede- en politierechters van de beheersentiteit (zie hieronder).
•
Het beheerscollege neemt beslissingen op collegiale wijze. De voorzitter- manager arbitreert in geval er geen consensus kan worden bereikt.
•
De verdeling van de middelen gebeurt door het beheerscollege op basis van periodieke (bijvoorbeeld driejaarlijkse) beleidsplannen waarin de behoeften worden geformuleerd.
•
Voor elke rechtbank en lokale afdeling binnen een beheersentiteit wordt een minimumkader (magistraten, griffiers, personeel) voorzien.
•
De benoeming van magistraten, griffiers en personeel vindt plaats op het niveau van de beheersentiteit (naar analogie met artikel 100 Ger.W.).
•
Mobiliteit van magistraten, griffiers en rechtbankpersoneel tussen de verschillende lokale afdelingen van dezelfde rechtbank behoort tot de bevoegdheid van de betrokken voorzitter.
•
Mobiliteit van magistraten, griffiers en rechtbankpersoneel tussen de verschillende rechtbanken van dezelfde beheersentiteit wordt gekoppeld aan bepaalde voorwaarden (bijscholing via opleidingstrajecten voor bepaalde functies, alleen voor nieuwe benoemingen, …).
•
Specialisatie wordt bewerkstelligd door (1) gespecialiseerde magistraten te voorzien in de verschillende lokale afdelingen van de rechtbank, (2) specialistische dossiers te groeperen in één bepaalde lokale afdeling van de rechtbank.
•
Voor het contact met de rechtszoekende wordt nagegaan of de rechter ofwel de rechtszoekende zich verplaatst.
III.
TOEPASSING OP DE VREDEGERECHTEN EN DE POLITIERECHTBANKEN
•
Jurisdictioneel blijven de vredegerechten en politierechtbanken volledig gescheiden van de 3 rechtbanken. Overhevelen/uitbreiden van bepaalde bevoegdheden is mogelijk (bijv. bij oprichting van een familierechtbank).
•
Wat het beheer van de middelen betreft worden de vredegerechten en politierechtbanken als vierde zuil opgenomen in de overkoepelende beheersstructuur. Dezelfde regels worden toegepast als voor de 3 rechtbanken van de eerste aanleg, behalve m.b.t. de mobiliteit van magistraten.
•
De mobiliteit van de vrede- en politierechters wordt binnen de beheersentiteit georganiseerd door de voorzitter van de algemene vergadering.
•
Per beheersentiteit is er een algemene vergadering van vrede- en politierechters.
•
Voor verdere rationalisering van het beheer kan het aantal kantons worden verminderd door aanpassing van de territoriale omschrijving.
IV.
TOEPASSING OP HET NIVEAU VAN HET RESSORT
•
De hoven van beroep en de arbeidshoven blijven afzonderlijk bestaan voor wat hun jurisdictionele taken betreft.
•
In ieder ressort wordt er evenwel een overkoepelende beheersstructuur voorzien voor het hof van beroep en het arbeidshof. Voor het beheer van middelen gelden mutatis mutandis dezelfde regels als voor de rechtbanken van de eerste aanleg, ook deze inzake mobiliteit.
•
De rechtbanken en de hoven vormen afzonderlijke, van elkaar onafhankelijke, beheerseenheden, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de hoven t.a.v. de rechtbanken inzake jurisdictionele controle in het kader van het hoger beroep, het disciplinair toezicht en de interne controle.
OVERZICHT ADVIEZEN
MET BETREKKING TOT DE HERTEKENING VAN HET GERECHTELIJK
LANDSCHAP, GOEDGEKEURD DOOR DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE
•
Advies inzake de aanwending van de beschikbare financiële middelen voor de werking van de rechterlijke organisatie en voorstel voor de installatie van een werkgroep voor het ontwikkelen van het project “Zelfbeheer rechterlijke organisatie” – 24 maart 2004 Vindplaats: http://www.hrj.be/nl/download/avis0309cn.pdf
•
Advies over de oriëntatienota voor de hervorming van de gerechtelijke organisatie, het «Themisplan» - 28 november 2005 Vindplaats: http://www.hrj.be/nl/download/Avis_plan_themis.pdf
•
Ambtshalve advies over de “Oprichtingsnota van het Themisplan” bijgevoegd aan het wetsontwerp tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde. – 28 juni 2006 Vindplaats: http://www.hrj.be/doc/advice/avis280606c-2.pdf
•
Advies over de oriëntatienota "Het gerechtelijk landschap – Naar een nieuwe architectuur voor de Justitie" van de minister van Justitie – 30 september 2009 Vindplaats: http://www.hrj.be/doc/advice/avis061009-2.pdf
OVERZICHT RAPPORTEN VAN DE CENTRALE WERKGROEP HERTEKENING WAARBIJ DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE DE ROL VAN FACILITATOR OPNAM
•
Project Hertekenen van de rechterlijke organisatie - Tussentijds rapport – 4 september 2008 Vindplaats: http://www.hrj.be/doc/divers/tussentijds_rapport.pdf
•
Standpunt van de Centrale Werkgroep voor het Hertekenen van de Rechterlijke Organisatie met betrekking tot de discussiepunten binnen de Atomiumgroep over het beheersmodel op het niveau van de eerste aanleg - 10 maart 2010 Vindplaats: http://www.hrj.be/doc/divers/20100310_WG_N.pdf