Pensioenreglement Garantieregeling per 1 januari 2008 ten behoeve van de deelnemers per 31 december 1996, die per 1 januari 1997 47 jaar of ouder waren als bedoeld in artikel 22
Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: 1. Verzekeraar: Delta Lloyd Levensverzekering NV, gevestigd te Amsterdam. 2.
Vennootschap: KPMG N.V., mede handelend namens de volgende aan haar gelieerde dochterondernemingen, te weten: KPMG Staffing & Facility Services B.V., KPMG Management Services B.V. en KPMG CT Information Technology B.V., alle gevestigd te Amstelveen.
3.
Gelieerde onderneming: een door KPMG N.V. ten behoeve van deze pensioenregeling aangewezen onderneming.
4.
Deelnemer: degene die overeenkomstig artikel 2 als deelnemer aan deze pensioenregeling deelneemt.
5.
Partner: a. De man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde in het huwelijk is getreden of een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan vóór de pensioendatum; b. Indien de (gewezen) deelnemer niet is gehuwd of geen bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan, wordt na een daartoe strekkend verzoek één ongehuwde man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde een gemeenschappelijke huishouding voert voor zover en zolang men feitelijk op hetzelfde adres samenwoont, door het bestuur als partner erkend indien: vóór de pensioendatum een door beide betrokkenen getekende aanvraag wordt ingediend waarin zij elkaar, met uitsluiting van ieder ander, als begunstigden van partnerpensioen aanwijzen mits de betreffende partner geen familie is van de deelnemer in de rechte lijn; en vóór de pensioendatum de betrokkenen ten genoegen van de verzekeraar aannemelijk maken dat de gemeenschappelijke huishouding reeds vijf jaren heeft geduurd; of: de betrokkenen een vóór de pensioendatum notarieel verleden samenlevingsovereenkomst aan de verzekeraar overleggen, (dan wel een door een notaris opgemaakte verklaring waaruit blijkt dat een samenlevingscontract is opgesteld) inhoudende: 1. de naam en de geboortedatum van de betrokkenen; 2. de aanvangsdatum van de gemeenschappelijke huishouding; 3. het woonadres op die aanvangsdatum; 4. (enige) vermogensrechtelijke aangelegenheden.
6.
Scheiding: a. Echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of beëindiging van een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap. b. Beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding of de samenlevingsovereenkomst als bedoeld in lid 5 sub b van dit artikel, anders dan door overlijden, respectievelijk een huwelijk of een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap met dezelfde partner.
1
7.
Scheidingsdatum: a. datum waarop de rechterlijke beschikking betreffende de scheiding, of de beëindiging van een geregistreerd partnerschap wordt ingeschreven in het register van de burgerlijke stand; b. datum waarop, blijkens de inschrijving in de burgerlijke stand of andere klaarblijkelijke omstandigheden, het feitelijk samenwonen op hetzelfde woonadres is beëindigd, dan wel ingeval de gezamenlijke huisvesting niet wordt beëindigd, de datum waarop blijkens een door partijen getekende verklaring de gemeenschappelijke huishouding wordt beëindigd of de samenlevingsovereenkomst wordt verbroken.
8.
Kinderen: Voor wezenpensioen wordt de omschrijving voor ‘kind’ gehanteerd, zoals in het Burgerlijk Wetboek. Er is sprake van een kind als het kind van de deelnemer is, of van de partner is. Een pleegkind of een kind van de partner moet bovendien door de deelnemer worden opgevoed en onderhouden.
9.
Pensioendatum: de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt.
10.
Reglementaire mutatiedatum: als een mutatie op de eerste van de maand plaatsvindt is dit de reglementaire mutatiedatum. Mutaties in de loop van de maand gelden per de eerste van de daaropvolgende maand. Alleen bij beëindiging van de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming en/of bij scheiding voor de laatste van de maand geldt de eerste van de lopende maand als mutatiedatum. Een salarisverhoging wordt niet direct verwerkt, maar op 1 januari van het jaar erop volgend, met dien verstande dat bij de bepaling van de hoogte van de pensioenaanspraken wel met de juiste wijzigingsdatum wordt rekening gehouden. Als de salarisverhoging per 1 januari ingaat wordt deze direct verwerkt.
11.
Gewezen deelnemer: degene die ingevolge artikel 2 (deelnemerschap en pensioenaanspraken) aan deze pensioenregeling heeft deelgenomen en waarvan het deelnemerschap is beëindigd ingevolge artikel 12 (voortijdige beëindiging van het deelnemerschap) en pensioenaanspraken op de verzekeraar heeft behouden.
12.
Pensioengerechtigde: degene die ouderdomspensioen ontvangt van de verzekeraar.
13.
Jaar: wanneer in het reglement wordt gesproken over “enig jaar”, “dat jaar” of “een jaar”, wordt bedoeld een periode van een jaar lopend van 1 oktober tot en met 30 september daaropvolgend.
Artikel 2 - Deelnemerschap en pensioenaanspraken 1.
Deelnemer is degene die op 1 januari 1997 47 jaar of ouder was en per 31 december 1996 a. als personeelslid was verbonden met de vennootschap of een van de rechtsvoorgangers en in die hoedanigheid werkzaam was bij één van de in Nederland gevestigde kantoren van de vennootschap, tenzij de vennootschap met hem of haar schriftelijk per 31 december 1996 is overeengekomen dat niet aan de pensioenregeling wordt deelgenomen en dat betrokkene noch zijn/haar nabestaanden enige aanspraak jegens de verzekeraar kunnen hebben; of b. werknemer was van een gelieerde onderneming en per 31 december 1996 en werkzaam was op één van de in Nederland gevestigde kantoren, mits diegene door de vennootschap is aangewezen als deelnemer; of c. als personeelslid was verbonden met de Vennootschap of een gelieerde onderneming en in die hoedanigheid per 31 december 1996 op tijdelijke basis werkzaam was buiten Nederland.
2
en die op 31 december 2007 nog steeds in een van de bovenstaande hoedanigheden verbonden was als personeelslid of werknemer. 2.
De deelnemer verwerft op grond van dit pensioenreglement aanspraken op ouderdomspensioen, tijdelijk ouderdomspensioen en partnerpensioen.
3.
Het deelnemerschap eindigt, respectievelijk is geëindigd: a. bij het ingaan van het ouderdomspensioen; b. bij overlijden; c. bij beëindiging vóór de pensioendatum van de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming als omschreven in lid 1 anders dan wegens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de artikelen 11a en 11b of het gebruik maken van een individueel getroffen regeling ter zake van vervroegd uittreden; d. wanneer sprake is van beëindiging van de periode van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de artikelen 11a en 11b, gevolgd door toepassing van artikel 12 (voortijdige beëindiging van het deelnemerschap).
4.
Indien dit reglement een wijziging ondergaat verstrekt de verzekeraar een nieuwe versie aan de deelnemer.
5.
Jaarlijks verstrekt de verzekeraar aan iedere deelnemer een uniform pensioenoverzicht van: a. de hoogte van de pensioenaanspraken die door de deelnemer kunnen worden opgebouwd, indien de werknemer tot de pensioendatum deelnemer blijft aan deze pensioenregeling; b. de hoogte van de verworven pensioenaanspraken welke de deelnemer reeds heeft bereikt; c. de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig de bepalingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
6.
Ingeval de beëindiging van de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming aansluitend gevolgd wordt door werkloosheid en voor zover door het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP) een bijdrage in de pensioenverzekering wordt toegekend, zullen de bij beëindiging van de verbintenis vastgestelde premievrije aanspraken nadien worden verhoogd met de voor de van het FVP ontvangen bedragen te verwerven pensioenaanspraken.
7.
Aanspraak op ouderdomspensioen van een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde kan niet zonder toestemming van diens partner bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde en de verzekeraar of de vennootschap worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet, tenzij de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde en diens partner het recht op pensioenverevening ingevolge de "Wet verevening pensioenrechten bij scheiding" expliciet hebben uitgesloten. De aanspraak op partnerpensioen kan niet zonder toestemming van die partner bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde en de verzekeraar of de vennootschap worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige twee volzinnen, is nietig.
8.
De opbouw en de financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaats.
Artikel 3 - Basis voor de pensioenberekening 1.
De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
2.
De hoogte van het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen is afhankelijk van de hoogte van de pensioengrondslag, die op zijn beurt afhankelijk is van:
3
de hoogte van het pensioengevend inkomen en de hoogte van de franchise. Deze begrippen worden in de volgende leden toegelicht. Voor degenen die in deeltijd werken, is bovendien artikel 15 van toepassing. 3.
Pensioengrondslag Voor iedere deelnemer wordt jaarlijks, gemeten over de periode voor 12 maanden lopend van 1 januari tot en met 31 december, de pensioengrondslag vastgesteld. De verzekeraar stelt de pensioengrondslag vast op basis van de bedragen die gelden op 1 januari. Ter zake van het vaststellen van de pensioengrondslag geldt het navolgende: a. De pensioengrondslag bedraagt het in enig jaar vastgestelde verschil tussen het geldende pensioengevend inkomen en de geldende franchise. b. Het pensioengevend inkomen van een deelnemer is gelijk aan de som van het in een jaar overeengekomen vaste maandinkomen op full-timebasis voor 12 maanden verhoogd met 8,33% vakantietoeslag, exclusief alle overige aan de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming verbonden (vaste) emolumenten. Het bij de pensioenberekening in aanmerking te nemen maximum pensioengevend inkomen is opgenomen in de bijlage (tabel I). Per 1 januari van elk jaar wordt het laatst geldende maximum pensioengevend inkomen aangepast overeenkomstig artikel 17, tenzij de vennootschap een hoger maximum vaststelt. c. De franchise (dit is het deel van het pensioengevend inkomen waarover geen pensioenaanspraken worden opgebouwd) is voor alle deelnemers opgenomen in de bijlage (tabel I). Per 1 januari van elk jaar wordt de laatst geldende franchise aangepast overeenkomstig artikel 17, behoudens het bepaalde in de volgende volzin. Indien in enig jaar het toeslagpercentage krachtens artikel 17 hoger is dan het percentage waarmee per 1 januari van dat jaar de uitkeringen krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW) zijn aangepast, wordt voor de toepassing van de vorige volzin het toeslagpercentage krachtens artikel 17 verminderd met driekwart van het verschil tussen voornoemde percentages, maar niet meer dan met 1,125%-punt. Het bepaalde in de vorige volzin is niet van toepassing indien en voor zover het percentage van de cumulatieve ontwikkeling van de AOW-uitkeringen na 1 januari 2006 groter is dan het cumulatieve percentage van de toeslagen die krachtens het bepaalde in de vorige volzin na 1 oktober 2005 zijn toegekend.
4.
Voor het in lid 3 van dit artikel in aanmerking te nemen pensioengevend inkomen geldt het volgende: a. Voor personeelsleden van de vennootschap wordt het voor dit reglement geldende pensioengevend inkomen jaarlijks door de vennootschap aan de verzekeraar gemeld, met inachtneming van het in lid 2 sub b genoemde maximum; b. Voor deelnemers voor wie de deelneming wordt voortgezet volgens de artikelen 11a en 11b (arbeidsongeschiktheid) geldt als pensioengevend inkomen het laatst geldende (maximum) pensioengevend inkomen voorafgaande aan het tijdstip van voortzetting, jaarlijks aan te passen op de wijze als in artikel 17 is bepaald.
5.
Bij verlaging van het pensioengevend inkomen blijven de reeds opgebouwde aanspraken behouden met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.
Artikel 4 – Ouderdomspensioen 1.
De in enig jaar op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen bedragen 1,75% van de pensioengrondslag. De aldus vastgestelde aanspraken op ouderdomspensioen worden vervolgens per 1 januari van elk volgend jaar overeenkomstig artikel 17 aangepast met inachtneming van het gestelde in de laatste volzin van artikel 10b.
4
2.
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt.
3.
Bij toepassing van artikel 9 lid 5 (verevening pensioenrechten), wordt het in dit artikel bedoelde ouderdomspensioen - zolang de gewezen partner leeft - verminderd met de aanspraak op ouderdomspensioen die de gewezen partner bij scheiding, vermeerderd met de onvoorwaardelijke toeslag overeenkomstig artikel 17, verkrijgt.
4.
Het ouderdomspensioen zal op verzoek overeenkomstig artikel 8 lid 8 (omzetting partnerpensioen voor de partner in ouderdomspensioen) op de pensioendatum worden herrekend indien op de daarin gegeven mogelijkheden een beroep wordt gedaan.
5.
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op a. de pensioendatum het ouderdomspensioen op basis van een uniforme ruilvoet (zie tabel II) worden omgezet in een pensioen dat gedurende een vooraf te bepalen periode na ingang hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen (dit is het pensioen zonder toepassing van dit lid) en na afloop van die periode lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen; b. de eerste van de maand waarin de (ex-)deelnemer 65 jaar wordt het ouderdomspensioen op basis van een uniforme ruilvoet (zie tabel II) worden omgezet in een pensioen dat gedurende een vooraf te bepalen periode na ingang hoger is dan het ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd (dit is het pensioen zonder toepassing van dit lid) en na afloop van die periode lager is dan het ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd. De uniforme ruilvoeten gelden steeds voor een bepaalde periode (voor het eerst van 1 januari 2008 tot 1 januari 2010). De desbetreffende ruilvoet is van toepassing voor de omzetting gedurende deze periode voor de deelnemer die gedurende deze periode met pensioen gaat dan wel uit dienst treedt en vervolgens binnen deze periode met pensioen gaat. Na deze periode kunnen de ruilvoeten worden herzien en opnieuw worden vastgesteld voor een bepaalde periode.
6.
Het bepaalde in lid 5 van dit artikel wordt toegepast onder de voorwaarde dat - berekend op het tijdstip van omzetting - het hoogste ouderdomspensioen niet meer dan 33% hoger is dan het laagste ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen mag hierdoor meer bedragen dan 100% van het laatst geldende pensioengevend inkomen (artikel 3 lid 3) met dien verstande dat het ouderdomspensioen mag worden verminderd met een bedrag ter grootte van twee maal de AOW-uitkering voor een gehuwde gerechtigde met een partner ouder dan 65 jaar. De aanspraken die worden ontleend aan artikel 7 (compensatie AOW-korting) komen niet voor omzetting in aanmerking. Indien op betrokkene zowel artikel 4 lid 5 als artikel 8 lid 8 van toepassing is, vindt de verhoging als bedoeld in artikel 4 lid 5 plaats nadat het ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 8 lid 8 is verhoogd.
Artikel 5 – Tijdelijk ouderdomspensioen 1. 2.
3.
Het tijdelijk ouderdomspensioen is de AOW-overbrugging ter grootte van de op de datum van ingang van het pensioen geldende AOW-uitkering voor een gehuwd paar (beiden ouder dan 65 jaar) verhoogd met de in artikel 10a genoemde vergoeding voor premies volksverzekeringen. Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de pensioengerechtigde 65 jaar wordt dan wel tot de laatste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde eerder overlijdt. Indien de (gewezen) deelnemer in het genot is van een uitkering ingevolge de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), wordt deze
5
uitkering (naar rato van het aantal jaren dat aan deze pensioenregeling is deelgenomen) in mindering gebracht op het vroegpensioen. Een deelnemer als bedoeld in dit lid komt niet in aanmerking voor het bepaalde in lid 5 van dit artikel. Indien en voor zover de (gewezen) deelnemer gedurende de periode dat aanspraken op uitkering van tijdelijk ouderdomspensioen bestaan een partner heeft, die een AOW-uitkering ontvangt, wordt tot de pensioendatum het tijdelijk ouderdomspensioen genoemd in lid 1 van dit artikel (de AOW-overbrugging) gehalveerd. 4.
Ingeval artikel 9 lid 5 (verevening pensioenrechten) op de betrokkene van toepassing is, wordt het in dit artikel bedoelde pensioen - zolang de gewezen partner leeft - verminderd met de aanspraak op pensioen die de gewezen partner bij scheiding vermeerderd met de onvoorwaardelijke toeslag overeenkomstig artikel 17, heeft verkregen.
5.
Een deelnemer kan op de pensioendatum aan de verzekeraar verzoeken het ingaan van het pensioen geheel, dan wel op grond van artikel 6 gedeeltelijk uit te stellen tot een latere datum, uiterlijk tot de eerste van de maand waarin de (ex-)deelnemer 65 jaar wordt (zie tabel III in de bijlage). Als dan worden de op de pensioendatum opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen omgezet in een op de latere datum ingaand ouderdomspensioen. Gedurende de uitstelperiode vindt geen pensioenopbouw plaats.
6.
Indien op verzoek van de deelnemer tevens artikel 8 lid 7 (omzetting partnerpensioen in ouderdomspensioen) toepassing vindt, heeft de in lid 5 van dit artikel bedoelde omzetting plaats nadat het ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 8 lid 7 is verhoogd.
Artikel 6 - Deeltijdpensionering ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen 1.
De deelnemer heeft de mogelijkheid, uitsluitend na schriftelijke overeenstemming met de Vennootschap, een vervroegde pensioendatum te kiezen voor een gedeelte van het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen genoemd in artikel 4 en 5, indien en voorzover de dienstbetrekking voor dat gedeelte wordt beëindigd. Voor het gedeelte van de arbeidsduur dat de deelnemer in dienst blijft van de vennootschap, blijft hij deelnemer in de pensioenregeling. Een eenmaal gekozen pensioendatum voor een gedeelte van het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen is voor dat gedeelte onherroepelijk. De vennootschap heeft het recht aanvullende of beperkende voorwaarden te stellen. Indien de vennootschap instemt met de keuze van de deelnemer stelt de deelnemer de verzekeraar hiervan schriftelijk op de hoogte, 6 maanden voor de gewenste pensioendatum. Indien de deelnemer op grond van artikel 5 ervoor kiest het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen in te laten gaan vóór de pensioendatum, dan zal de opbouw van het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen voor het gedeelte van de arbeidsduur dat de deelnemer in dienst blijft van de vennootschap worden voortgezet.
2.
De opbouw van het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen vindt voor het deel dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, plaats met inachtneming van de bepalingen betreffende het pensioen voor deeltijddeelnemers op basis van een deeltijdfactor, doch tot uiterlijk de pensioendatum. De opbouw van het ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen zal niet meer kunnen bedragen dan de opbouw die bereikt zou zijn bij voortzetting van de volledige arbeidsovereenkomst tot de pensioendatum.
3.
Het gedeelte van de aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen dat ingaat op de op grond van lid 1 vastgestelde afwijkende pensioendatum, wordt herrekend naar een op de eerdere datum ingaand ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen conform het bepaalde in artikel 5 lid 5 van het onderhavige pensioenreglement (zie tabel IV in de bijlage).
6
Artikel 7 - Compensatie AOW-korting Voor de deelnemer die vanaf of na 1 januari 1997 gedurende een aaneengesloten periode van langer dan één jaar werkzaam is geweest voor een kantoor van de vennootschap of een gelieerde onderneming of - op transferbasis - van een andere KPMG-organisatie buiten Nederland, en die door dat verblijf gedurende die periode, doch uiterlijk tot 1 januari 2008 geen verzekerde was in de zin van de AOW of een gelijkwaardige buitenlandse wettelijke regeling, geldt het volgende. a.
De korting op de AOW-uitkering, die dientengevolge optreedt, wordt door de verzekeraar gecompenseerd door een aanvulling - ingaande bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de deelnemer - op het ouderdomspensioen krachtens dit reglement. Deze aanvulling is ter grootte van het bedrag waarmee de AOW-uitkering is gekort, voor zover de korting, zoals vastgesteld door de Sociale Verzekeringsbank, betrekking heeft op de perioden als bedoeld in dit artikel.
b.
Onder de in sub a van dit artikel bedoelde uitkering wordt verstaan, de AOW-uitkering voor één gehuwde met een echtgenoot van 65 jaar of ouder, geldende op het moment dat de betrokkene de 65jarige leeftijd bereikt. Zolang de partner jonger is dan 65 jaar vindt aanvulling plaats tot het niveau van de AOW-uitkering voor twee gehuwden. Bij alleenstaanden vindt een aanvulling plaats tot het niveau van de AOW-uitkering voor alleenstaanden.
c.
Geen compensatie wordt gegeven voor een eventuele korting van de AOW-uitkering van de partner. Evenmin wordt compensatie gegeven voor het geval dat bij overlijden van de deelnemer geen of een gekorte uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) zou plaatsvinden.
d.
Toekenning van de aanspraak op compensatie geschiedt op basis van een jaarlijks door de vennootschap te verstrekken opgave van de namen van de deelnemers en de perioden waarop dit artikel betrekking heeft.
e.
In geval van beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum wordt de premievrije aanspraak op de compensatie, als bedoeld in sub a van dit artikel, vastgesteld op basis van de op dat moment geldende AOW-uitkering voor alleenstaanden. De premievrije aanspraken worden nadien jaarlijks aangepast op grond van artikel 17.
f.
Het bepaalde in artikel 8 lid 8 heeft geen betrekking op de in dit artikel bedoelde aanvulling op het ouderdomspensioen.
g.
De voor deze compensatie verschuldigde premie komt (jaarlijks) ten laste van de vennootschap.
Artikel 8 - Partnerpensioen 1.
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag volgende op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde overlijdt. Het eindigt op de laatste dag van de maand van overlijden van de gerechtigde.
2.
Bij overlijden van een gewezen deelnemer heeft de partner recht op een levenslang partnerpensioen van 75% van het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer heeft opgebouwd, met inachtneming van de wettelijke fiscale bepalingen hieromtrent. Op het conform dit lid bepaalde pensioen wordt in mindering gebracht een ingevolge artikel 9 (scheiding) aan een gewezen partner toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen, evenwel voor aftrek van eventueel hierop toegepaste kortingen volgens lid 6 van dit artikel.
3.
Bij overlijden van een deelnemer vóór de pensioendatum heeft de partner recht op een levenslang partnerpensioen van 75% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen, berekend op basis van een pensioengrondslag
7
gelijk aan die in de maand van overlijden, met inachtneming van de wettelijke fiscale bepalingen hieromtrent. Op het conform dit lid bepaalde pensioen wordt in mindering gebracht een ingevolge artikel 9 (scheiding) aan een gewezen partner toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen, evenwel voor aftrek van eventueel hierop toegepaste kortingen volgens lid 6 van dit artikel. 4.
Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum heeft de partner, jonger dan 65 jaar, bovendien recht op een tijdelijk partnerpensioen van ten minste 30% van het partnerpensioen als bedoeld in lid 3 van dit artikel, ter grootte van de in artikel 10a genoemde vergoedingen. Het tijdelijk partnerpensioen kan nooit meer bedragen dan het gezamenlijk bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, verhoogd met premiecompensatie. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal gebruteerd worden indien en voor zover het netto pensioeninkomen van de partner vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd. Dit pensioen vervalt op de eerste dag van de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt dan wel bij eerder overlijden, de laatste dag van de maand van overlijden.
5.
Bij overlijden van een pensioengerechtigde heeft de partner recht op een levenslang partnerpensioen van 75% van het laatst vastgestelde ouderdomspensioen, met inachtneming van de wettelijke fiscale bepalingen hieromtrent. De partner verkrijgt een eenmalige uitkering ter grootte van drie maanden ouderdomspensioen, dat de pensioengerechtigde verkregen zou hebben, indien hij/zij niet zou zijn overleden. Deze uitkering zal zodanig worden vastgesteld dat de voornoemde uitkering voor de partner netto gelijk is aan de bruto waarde van voornoemd ouderdomspensioen. Op het conform het in de eerste alinea bepaalde partnerpensioen wordt in mindering gebracht een ingevolge artikel 9 (scheiding) aan een gewezen partner toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen, evenwel voor aftrek van eventueel hierop toegepaste kortingen volgens lid 6 van dit artikel. Als de partner van de pensioengerechtigde jonger is dan 65 jaar, is lid 4 van dit artikel overeenkomstig van toepassing.
6.
Ingeval een huwelijk, een geregistreerd partnerschap dan wel een gemeenschappelijke huishouding wordt aangegaan nadat het ouderdomspensioen is ingegaan, ontstaat voor de partner geen recht op partnerpensioen.
7.
Op de pensioendatum kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer de op die datum opgebouwde aanspraak op partnerpensioen worden omgezet in een verhoging van het ouderdomspensioen, dat op die datum voor de (gewezen) deelnemer is opgebouwd op basis van de dan geldende ruilvoet (zie tabel V in de bijlage). Het ouderdomspensioen mag hierdoor meer bedragen dan 100% van het laatst geldende pensioengevend inkomen (artikel 3 lid 3).
8.
Indien reeds een bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 is vastgesteld, wordt het in de vorige volzin bedoelde verhogingspercentage vermenigvuldigd met een factor. Deze factor is gelijk aan één verminderd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan de som van de krachtens artikel 9 vastgestelde bijzondere partnerpensioenen en de noemer gelijk is aan de som van de op het leven van de (gewezen) deelnemer verzekerde (bijzondere) partnerpensioenen. Ter zake van deze omzetting is het bepaalde in artikel 2 lid 8 van overeenkomstige toepassing (toestemming van de partner). De in het voorgaande lid eerste volzin, van dit artikel vermelde uniforme ruilvoeten gelden steeds voor een bepaalde periode (voor het eerst van 1 januari 2008 tot 1 januari 2010). De ruilvoeten zijn van toepassing voor de omzetting gedurende deze periode voor de deelnemer die alsdan met pensioen gaat dan wel uit dienst treedt en vervolgens binnen deze periode met pensioen gaat. Na deze periode kunnen de ruilvoeten worden herzien en opnieuw worden vastgesteld voor een bepaalde periode.
8
9.
Voor de deelnemer die op de pensioendatum alleenstaande is, leidt toepassing van het bepaalde in lid 8 van dit artikel ten minste tot een verhoging van het ouderdomspensioen met een bedrag ter grootte van het verschil tussen de AOW-uitkering voor gehuwden en de AOW-uitkering voor een alleenstaande, vastgesteld op 31 december 1996. Dit bedrag wordt nadien jaarlijks overeenkomstig artikel 17 aangepast. Deze verhoging van het ouderdomspensioen wordt bij onvolledige deelnemerstijd pro rata berekend. Het in lid 8 van dit artikel bepaalde betreffende bijzonder partnerpensioen is hierop analoog van toepassing.
Artikel 9 - Pensioen en scheiding 1.
Bij scheiding van een deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen ter grootte van het partnerpensioen en het tijdelijk partnerpensioen, dat zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de scheidingsdatum zou zijn beëindigd op de wijze als bedoeld in artikel 12 (voortijdige beëindiging van het deelnemerschap), verminderd met een eventueel eerder vastgesteld bijzonder partnerpensioen als bedoeld in dit lid. De aanspraken op bijzonder partnerpensioen ingevolge dit lid worden jaarlijks met de onvoorwaardelijke toeslag verhoogd op grond van artikel 17. Op dit bijzonder partnerpensioen is bij overlijden van een deelnemer of een pensioengerechtigde die aansluitend op het deelnemerschap is gepensioneerd artikel 8 lid 4 overeenkomstig van toepassing.
2.
Bij scheiding van een gewezen deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen ter grootte van het (op grond van artikel 12 behouden) partnerpensioen en tijdelijk partnerpensioen. Bij scheiding van een pensioengerechtigde behoudt de gewezen partner de op het moment van scheiding bestaande aanspraken op partnerpensioen. De aanspraken op bijzonder partnerpensioen ingevolge dit lid worden jaarlijks aangepast op grond van artikel 17.
3.
De gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde ontvangt een opgave van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen. De (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde ontvangt hiervan een kopie.
4.
Het bepaalde in de leden 1 en 2 vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer en de partner zulks expliciet overeenkomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. Als blijkt dat hieruit een afwijkend pensioenrisico voortvloeit, zijn de afspraken slechts geldig indien deze door de verzekeraar schriftelijk zijn geaccepteerd.
5.
In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap, vindt verevening van het tijdens het huwelijk, respectievelijk tijdens het geregistreerd partnerschap bij de verzekeraar opgebouwde ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen plaats overeenkomstig de "Wet verevening pensioenrechten bij scheiding". Pensioenverevening vindt niet plaats indien de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde en diens partner verevening expliciet hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. De na verevening verkregen aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen van de gewezen partner worden jaarlijks aangepast op grond van artikel 17.
6.
Het deel van het te verevenen ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen van de gewezen partner en het bijzonder partnerpensioen, vastgesteld overeenkomstig de leden 1, 2 en 4, kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding of beëindiging van een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap, worden omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de gewezen partner, mits wordt voldaan aan het navolgende: a. De omzetting wordt overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding;
9
b. c.
Binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan de verzekeraar door middel van het daarvoor bestemde formulier; De verzekeraar heeft ingestemd met de omzetting (zie lid 7 van dit artikel).
7.
De verzekeraar zal niet instemmen met de beoogde omzetting als bedoeld in lid 6 van dit artikel, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 17, of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor de verzekeraar verzekeringstechnisch nadelig is. De verzekeraar zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner ingaat op de, bij de verzekeraar voor de (gewezen) deelnemer geldende pensioendatum. De verzekeraar kan de instemming met de omzetting afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (gewezen) deelnemer.
8.
De kosten van verevening of omzetting zal De verzekeraar in gelijke delen aan zowel de (gewezen) deelnemer als de gewezen partner in rekening brengen .
9.
In geval van beëindiging van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 1 lid 6 sub b, kan de verzekeraar het bepaalde in lid 5 van dit artikel toepassen als ware sprake van echtscheiding, indien beide partijen dit zijn overeengekomen in de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de beëindiging van de samenlevingsovereenkomst.
Artikel 10 - Wezenpensioen 1.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde overlijdt. Het wezenpensioen loopt door tot de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt.
2.
a. b.
c. d.
Bij overlijden van een pensioengerechtigde bedraagt het wezenpensioen voor iedere halfwees 13% van het ouderdomspensioen; Bij overlijden van een deelnemer is het wezenpensioen voor iedere halfwees gelijk aan 13% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen, op basis van een pensioengrondslag gelijk aan die in de maand van overlijden; Bij overlijden van een gewezen deelnemer is het wezenpensioen voor iedere halfwees gelijk aan 13% van het ouderdomspensioen waarop de gewezen deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap op grond van artikel 12 aanspraak heeft verkregen; Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien ten tijde van bedoeld overlijden geen (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde in leven is.
3.
Voor kinderen van 18 jaar of ouder van een overleden deelnemer of pensioengerechtigde bestaat in afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel recht op wezenpensioen, indien en zolang dat kind recht heeft op een studiebeurs in de zin van de Wet op de studiefinanciering, doch uiterlijk tot de 27jarige leeftijd. Dit pensioen wordt gemaximeerd tot het bedrag dat het kind op grond van de Wet op de studiefinanciering mag bijverdienen alvorens een korting wegens bijverdiensten op de verkregen studiebeurs wordt toegepast.
4.
Het totaal aan wezenpensioen van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde bedraagt maximaal 100% van het in lid 2 van dit artikel bedoelde ouderdomspensioen.
Artikel 10a - Vergoeding betaling premies volksverzekeringen en ziektekosten 1.
De gerechtigde op ouderdomspensioen en de in artikel 8 lid 4 en 5 bedoelde partner ontvangt een vergoeding ter compensatie van de tot de 65-jarige leeftijd verschuldigde premies volksverzekeringen. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen
10
vóór en na de 65-jarige leeftijd. Deze vergoeding wordt berekend over het pensioen (indien van toepassing na aftrek van een AOW-uitkering voor de partner zoals bedoeld in artikel 5 lid 3) en - indien van toepassing - over de vergoeding voor premies ziektekostenverzekering (lid 3 van dit artikel). Aangezien ook over de vergoeding zelf loonbelasting en premies volksverzekeringen verschuldigd zijn, wordt de vergoeding gebruteerd. Bij deze brutering wordt rekening gehouden met de algemene heffingskorting. De premiecompensatie wordt vastgesteld bij ingang van het pensioen op basis van het premieniveau dat gold op 1 januari voorafgaand aan dan wel samenvallend met de vroegpensioendatum. Met de wijzigingen in de premieheffing nadien wordt geen rekening gehouden. De vergoeding wordt, ook als de gerechtigde niet in Nederland woont, op de, in dat geval fictieve, Nederlandse situatie gebaseerd. 2.
De vergoeding als bedoeld in lid 1 van dit artikel vervalt op de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de 65-jarige leeftijd bereikt, dan wel aan het einde van de maand waarin de betrokkene eerder overlijdt.
3.
Een deelnemer die aansluitend aan de beëindiging van het deelnemerschap pensioneert en die niet uit anderen hoofde recht heeft op een vergoeding voor het betalen van premies voor ziektekostenverzekering, ontvangt een vergoeding voor deze premies. De vergoeding is gelijk aan het door de verzekeraar voor het jaar van ingang van het pensioen vast te stellen bedrag, dat overeenkomt met 50% van de in dat jaar voor hun leeftijdsgroep en gezinsomvang normaal te achten premie. Met wijzigingen in deze premie na ingang van het pensioen wordt geen rekening gehouden, tenzij deze een gevolg zijn van wijzigingen in de gezinsomvang. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de partner van een overleden deelnemer alsmede op de partner van een overleden pensioengerechtigde die aansluitend aan de beëindiging van het deelnemerschap is gepensioneerd. Dit geldt ook indien gebruik is gemaakt van artikel 5 lid 5.
4.
De vergoeding als bedoeld in lid 3 van dit artikel vervalt aan het einde van de maand waarin de betrokkene overlijdt.
Artikel 10b - Garantieregeling Bij de invoering van deze aanvulling op het pensioenreglement per 1 januari 1997 zijn vastgesteld: a. enerzijds de aanspraken die op grond van het in 1996 geldende reglement volgens dat reglement tot de pensioendatum zouden kunnen worden opgebouwd verhoogd met de aanspraken die redelijkerwijs bij Stichting Excedentenpensioenfonds KPMG Klynveld hadden kunnen worden opgebouwd (oude regeling); en b. anderzijds de aanspraken die op grond van deze aanvulling op het reglement per 1 januari 1997 zouden kunnen worden opgebouwd (nieuwe regeling per 1 januari 1997). In het geval dat de aanspraken onder a hoger zijn dan onder b, verkreeg de deelnemer per 1 januari 1997 extra aanspraken gebaseerd op dit verschil (garantie). Dit is in een in 1997 verstrekt pensioenoverzicht vastgelegd. Deze extra aanspraken worden vanaf 1 januari 1997 totdat betrokkene de 62-jarige leeftijd bereikt, als premievrije aanspraak opgebouwd en jaarlijks ingevolge artikel 17 aangepast. De op grond van dit reglement aan betrokkene toekomende pensioenaanspraken worden, waar van toepassing, aanvullend met deze premievrije aanspraken verhoogd. Indien het pensioengevend inkomen van een deelnemer na 1 januari 1997 op andere wijze wordt verhoogd dan als gevolg van de algemene stijging van het beloningsniveau bij de vennootschap, zal een extra premievrije aanspraak op ouderdomspensioen ter grootte van 70% over deze verhoging worden toegekend over de verstreken deelnemersjaren gedeeld door 40 (een zogenaamde backservice). Met ingang van 1 januari 2008 wordt bij de vaststelling van extra premievrije aanspraken rekening gehouden met de aangroei van de aanspraken tot 1 januari 2008 opgebouwd (en elders premievrije verzekerd zie artikel 22 lid 3), indien en voorzover die aangroei meer bedraagt dan een aangroei op grond van de indexatiefactor, die
11
gehanteerd wordt voor de onvoorwaardelijke toeslagverlening als vermeld in artikel 17 in het desbetreffende jaar.
Artikel 11a - Voortzetting deelnemerschap bij arbeidsongeschiktheid (WAO) Deelnemers die voor 1 januari 2004 ziek zijn geworden blijven onder de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vallen. 1.
Tijdens een periode waarover een deelnemer aansluitend aan de beëindiging van de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming ononderbroken aanspraak heeft op een uitkering krachtens de WAO/WAZ, naar een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer, zal, afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage, de opbouw van pensioen worden voortgezet overeenkomstig de onderstaande tabel: Mate van arbeidsongeschiktheid 15% tot 25% 25% tot 35% 35% tot 45% 45% tot 55% 55% tot 65% 65% tot 80% 80% tot 100%
Pensioenopbouw voortgezet voor 25% 35% 45% 55% 65% 80% 100%
2.
De pensioenopbouw die samenhangt met de arbeidsongeschiktheid vindt plaats op basis van het pensioengevend inkomen zoals dat van toepassing was bij beëindiging van de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming. Op dit pensioengevend inkomen wordt overeenkomstig artikel 17 een onvoorwaardelijke toeslag verleend.
3.
Bij beëindiging van de periode van arbeidsongeschiktheid anders dan wegens pensionering of overlijden, of bij vermindering van het arbeidsongeschiktheidspercentage, vinden de bepalingen van artikel 12 toepassing. Artikel 12 zal niet worden toegepast indien en voor zover de door de beëindiging van de arbeidsongeschiktheid vrijgekomen arbeidscapaciteit weer wordt aangewend in een verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming.
Artikel 11b - Voortzetting deelnemerschap bij arbeidsongeschiktheid (WIA) Deelnemers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden vallen onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). 1.
Tijdens een periode waarover een deelnemer aansluitend aan de beëindiging van de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming ononderbroken aanspraak heeft op een uitkering krachtens de WIA naar een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, zal, afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage, de opbouw van pensioen worden voortgezet overeenkomstig de onderstaande tabel: Mate van arbeidsongeschiktheid 35% tot 45% 45% tot 55% 55% tot 65% 65% tot 80%
Pensioenopbouw voortgezet voor 45% 55% 65% 80%
12
80% tot 100%
100%
2.
De pensioenopbouw die samenhangt met de arbeidsongeschiktheid vindt plaats op basis van het pensioengevend inkomen zoals dat van toepassing was bij beëindiging van de verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming. Op dit pensioengevend inkomen wordt overeenkomstig artikel 17 een onvoorwaardelijke toeslag verleend.
3.
Bij beëindiging van de periode van arbeidsongeschiktheid anders dan wegens pensionering of overlijden, of bij vermindering van het arbeidsongeschiktheidspercentage, vinden de bepalingen van artikel 12 toepassing. Artikel 12 zal niet worden toegepast indien en voor zover de door de beëindiging van de arbeidsongeschiktheid vrijgekomen arbeidscapaciteit weer wordt aangewend in een verbintenis met de vennootschap of een gelieerde onderneming.
Artikel 12 - Voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 1.
Bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum, anders dan wegens arbeidsongeschiktheid of gebruikmaking van een individueel getroffen regeling van vervroegde uittreding of pensionering, gelden de volgende bepalingen: a. de gewezen deelnemer behoudt premievrije aanspraken op pensioen als bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 (indien van toepassing) en 10a lid 1. Ingeval de gewezen deelnemer geen partner heeft, gelden de aanspraken op grond van artikel 8 (partnerpensioen) voor een onbenoemde partner. In afwijking van artikel 5 lid 1 en van artikel 10a lid 1 is, bij de vaststelling van het premievrije tijdelijk ouderdomspensioen, het niveau van de AOW-uitkering op de datum waarop de aanspraak op premievrije aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen ontstaat, maatgevend. Voor wat betreft de premies volksverzekeringen is het niveau dat gold op 1 januari voorafgaand aan dan wel samenvallend met de datum waarop de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen ontstaat, maatgevend. Met wijzigingen nadien wordt geen rekening gehouden; b. de gewezen deelnemer ontvangt een opgave van de premievrije aanspraken.
2.
De premievrije aanspraak op ouderdomspensioen is gelijk aan het verschil tussen het ouderdomspensioen dat de deelnemer met gelijkblijvende pensioengrondslag bij voortzetting van het deelnemerschap zou hebben verkregen op de pensioendatum en het deel daarvan dat de deelnemer zou hebben opgebouwd in de periode tussen de datum van beëindiging van het deelnemerschap en de pensioendatum. Hierbij wordt het premievrije tijdelijk ouderdomspensioen (de AOW-overbrugging) zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal jaren waarin aan de regeling is deelgenomen maal de deeltijdfactor (artikel 15) en de noemer 40 bedraagt. Als op het tijdelijk ouderdomspensioen op grond van artikel 5 lid 3 de AOW-uitkering van een partner in mindering wordt gebracht, geldt deze breuk ook voor de vermindering. De premievrije aanspraken op partnerpensioen worden overeenkomstig de artikelen 8 en 10 afgeleid van de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen.
3.
Indien voor de deelnemer als bedoeld in artikel 22 lid 2 eerder dan de pensioendatum het deelnemerschap wordt beëindigd, verkrijgt de betrokkene de navolgende premievrije aanspraak op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen. Het in artikel 22 lid 2 bedoelde pensioen (deelnemers ex KPMG Datam) wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalendermaanden dat de deelnemer vanaf 1 januari 1996 heeft deelgenomen en de noemer gelijk is aan het aantal kalendermaanden dat de deelnemer vanaf 1 januari 1996 tot de pensioendatum had kunnen deelnemen.
4.
Voor zover aan de deelnemer krachtens artikel 10b extra aanspraken op ouderdomspensioen en/of tijdelijk ouderdomspensioen, partner en/of wezenpensioen zijn gegarandeerd, en voor de betrokkene het
13
deelnemerschap voor de pensioendatum wordt beëindigd, verkrijgt de betrokkene de navolgende premievrije aanspraak op extra pensioen: Het in artikel 10b bedoelde extra pensioen wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalendermaanden dat de deelnemer vanaf 1 januari 1997 heeft deelgenomen en de noemer gelijk is aan het aantal kalendermaanden dat de deelnemer vanaf 1 januari 1997 tot de pensioendatum had kunnen deelnemen.
Artikel 13 - Afkoop 1
a
De verzekeraar heeft vanaf twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap het recht om zonder instemming van de gewezen deelnemer de aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen binnen zes maanden af te kopen indien het ouderdomspensioen alsdan per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
b
De verzekeraar heeft vanaf de datum van echtscheiding, of beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door omzetting in een huwelijk met dezelfde partner, of beëindiging van de gezamenlijke huishouding het recht om zonder instemming van de gewezen partner het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen. De verzekeraar heeft dit recht indien het bijzonder partnerpensioen dat is opgebouwd op de datum van echtscheiding of beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of het geregistreerd partnerschap, anders dan door omzetting in een huwelijk met dezelfde partner of de gezamenlijke huishouding per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
c
De verzekeraar heeft vanaf het overlijden van de (gewezen) deelnemer het recht om zonder instemming van de gewezen partner of kinderen het partnerpensioen en wezenpensioen binnen zes maanden af te kopen. De verzekeraar heeft dit recht indien het partnerpensioen en wezenpensioen dat ingaat per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
2
Voor de toepassing van het recht op afkoop, zoals vermeld in het voorgaande lid, houdt de verzekeraar rekening met de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, (gewezen) partnerpensioen en wezenpensioen die uit hoofde van het deelnemerschap aan de voormalige Stichting Pensioenfonds KPMG aan hem zijn overgedragen.
3
Vaststelling van het afkoopbedrag geschiedt per de afkoopdatum. Bij afkoop van het ouderdomspensioen, (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen wordt het afkoopbedrag vastgesteld op basis van een afkoopvoet zoals vermeld in de tabellen in Tabel VI bij dit pensioenreglement.
4
De in de bijlage vermelde afkoopvoeten gelden indien de afkoop plaatsvindt in de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2010. Na deze periode kunnen de afkoopvoeten worden herzien en opnieuw worden vastgesteld voor een bepaalde periode.
5
De verzekeraar heeft het recht de genoemde tabellen gedurende de duur van de overeenkomst te wijzigen indien: de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
14
Artikel 14 - Het wettelijk recht op waardeoverdracht 1.
De op grond van artikel 12 in verband met een individuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst verkregen premievrije pensioenaanspraken worden op verzoek van de gewezen deelnemer overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij waar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer de pensioenaanspraken van rechthebbende heeft verzekerd, in alle gevallen waarin de Pensioenwet dit toestaat. De gewezen deelnemer die overweegt van deze mogelijkheid gebruik te maken, dient dit binnen zes maanden na indiensttreding bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever te melden.
2.
De verzekeraar is bevoegd uitvoering te geven aan waardeoverdrachten onder de in de Pensioenwet genoemde voorwaarden.
3
De verzekeraar neemt de bepalingen ter zake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de krachtens de Pensioenwet vastgestelde reken- en procedureregels in acht.
Artikel 15 - Deeltijddeelnemers Indien een deelnemer een arbeidsovereenkomst heeft voor minder dan het normale aantal arbeidsuren bij de vennootschap of een gelieerde onderneming, gelden de volgende bijzondere bepalingen: a. Voor de deeltijddeelnemer wordt de in artikel 3 lid 3 genoemde pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deeltijdfactor. b. De deeltijdfactor is gelijk aan het deel dat het overeengekomen aantal arbeidsuren uitmaakt van het normale aantal arbeidsuren bij de organisatie waarmee betrokkene de verbintenis heeft. c. Voor een deelnemer die in deeltijd werkzaam is die tevens arbeidsongeschikt is in de zin van de artikelen 11a en 11b, wordt de deeltijdfactor gekort, indien en voor zover de in een percentage uitgedrukte deeltijdfactor vermeerderd met het percentage van gedeeltelijke pensioenopbouw uit hoofde van arbeidsongeschiktheid méér bedraagt dan 100. d. Wijzigingen van de deeltijdfactor worden in aanmerking genomen op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de wijziging. Artikel 16 - Financiering en bijdragen 1.
Deze pensioenregeling wordt gefinancierd door de vennootschap en de deelnemer gezamenlijk. De deelnemer betaalt een eigen bijdrage aan de vennootschap, deze bijdrage bedraagt op jaarbasis een percentage berekend over het pensioengevend inkomen, jaarlijks vast te stellen door de vennootschap.
2.
De deelnemersbijdrage, zoals vermeld in lid 1, bedraagt per 1 oktober 2006: a. 2,7% van de pensioengrondslag, tot ten hoogste een bedrag zoals opgenomen in de bijlage (tabel VII); en b. 6,5% van het deel van het pensioengevend inkomen boven een bedrag zoals opgenomen in de bijlage (tabel VII) met inachtneming van het in artikel 3 lid 3b omschreven maximum pensioengevend inkomen. Per 1 januari van elk jaar worden de hiergenoemde bedragen aangepast overeenkomstig artikel 17, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 3c, tenzij de vennootschap hogere bedragen vaststelt.
15
Artikel 17 - Onvoorwaardelijke toeslag De vennootschap verhoogt ieder jaar, per 1 januari, het vanaf 1 januari 2008 opgebouwde ouderdoms-, tijdelijk ouderdoms-, (gewezen) partner- en wezenpensioen, ook nadat het is ingegaan of na uitdiensttreding, met 50% van de stijging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumenten-prijsindexcijfer, reeks “CPI-Alle Huishoudens” over de voorafgaande periode augustus tot augustus. De franchise (artikel 3 lid 3 sub c) en het maximum pensioengevend inkomen (artikel 3 lid 3 sub b) worden jaarlijks aangepast met 100% van de stijging van het in de voorgaande alinea bepaalde consumentenprijsindexcijfer. Artikel 18 - Algemene bepalingen 1.
Alle pensioenen worden, in jaarbedragen gedeeld door 12, maandelijks achteraf in een Nederlands wettig betaalmiddel uitgekeerd. Ingeval een pensioen moet worden overgemaakt op een buitenlandse bank- of girorekening, komen de hiermee samenhangende bankkosten voor rekening van de pensioengerechtigde.
2.
Alle wettelijk verplichte inhoudingen worden op de pensioenen in mindering gebracht.
3.
De uitbetaling van pensioenen en van andere uitkeringen geschiedt aan de gerechtigde of aan diens wettelijke vertegenwoordiger, dan wel onder overlegging van een bewijs van machtiging aan diens gemachtigde. Bij uitbetaling aan een ander dan de gerechtigde, dient desverlangd een bewijs van in leven zijn van de gerechtigde te worden overgelegd.
4.
Voor zover de verzekeraar ter waarborging van de pensioenverplichtingen op het leven van een deelnemer of diens betrekkingen een herverzekering niet zijnde een risicoverzekering heeft gesloten, zullen de pensioenverplichtingen jegens de betrokkenen door de verzekeraar worden verminderd, indien en naarmate de herverzekeraar in eventuele afwijking van de overeenkomst van herverzekering de herverzekerde bedragen niet of niet volledig uitkeert.
5.
De deelnemers en andere rechthebbenden dienen de verzekeraar desgevraagd alle inlichtingen te verschaffen, die voor een juiste uitvoering van dit reglement gewenst zijn. Bij weigering of bij onjuiste inlichtingen worden de pensioenaanspraken naar de eisen van redelijkheid en billijkheid vastgesteld.
6.
Het recht op een verschenen uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.
7.
De aanspraken ingevolge het pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 19 - Fiscale maxima 1.
Op de pensioendatum kan het ouderdomspensioen nooit meer bedragen dan 100% van het op dat moment geldende pensioengevend inkomen van de deelnemer als bedoeld in artikel 3 lid 3 sub b dan wel het laatste hogere feitelijke salaris van de deelnemer voor zover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van de AOWuitkering voor één AOW-gehuwde met een partner van 65 jaar of ouder. Hierbij geldt dat het ouderdomspensioen per dienstjaar niet meer dan 2,25% van het pensioengevend inkomen zal bedragen. Het partnerpensioen en het wezenpensioen zullen per dienstjaar niet meer dan 1,58% c.q. 0,32% van het pensioengevend loon bedragen.
2.
Op de pensioendatum kan het ouderdomspensioen nooit meer bedragen dan 100% van het op dat moment geldende pensioengevend inkomen van de deelnemer als bedoeld in artikel 3 lid 3 sub b, dan wel het
16
laatst hogere feitelijke salaris van de deelnemer voor zover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend mag worden aangemerkt. 3.
Het partnerpensioen en het wezenpensioen gaan niet uit boven 70% respectievelijk 14% (voor volle wezen 28%) van het bereikbare pensioengevend inkomen als bedoeld in het vorige lid, verminderd met 70% respectievelijk 14% (28%) van een bedrag ter grootte van de AOW-uitkering voor één AOWgehuwde met een partner van 65 jaar of ouder.
4.
Bij overschrijding van de in de leden 1, 2 of 3 van dit artikel opgenomen maxima wordt het meerdere naar keuze van de (gewezen) deelnemer aangewend voor de inkoop van extra aanspraken op de overige pensioensoorten, indien en voor zover de voor deze pensioensoorten geldende maxima niet worden overschreden.
5.
In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel mogen pensioenen meer bedragen dan de aldaar genoemde maxima, voor zover de overschrijding het gevolg is van het verlenen van onvoorwaardelijke toeslag als bedoeld in artikel 17 en/of als gevolg van de variatie in de hoogte van de pensioenen als bedoeld in artikel 4 lid 5 en/of als gevolg van uitruil als bedoeld in artikel 8 lid 8 en/of als gevolg van waardeoverdrachten als bedoeld in artikel 14.
Artikel 20 - Wijzigingsbeding pensioenovereenkomst De werkgever kan de pensioenovereenkomst, zoals neergelegd in het onderhavige pensioenreglement zonder instemming van de deelnemer wijzigen indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever uit hoofde van 7:613 Burgerlijk Wetboek, dat het belang van de deelnemer dat als gevolg daarvan wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Artikel 21 - Onvoorziene gevallen en geschilbeslechting 1.
In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, of waarin omtrent de uitleg van dit reglement geschillen ontstaan, beslist de Vennootschap.
2.
In geval van een geschil en/of een klacht kunt u zich wenden tot: De directie van Delta Lloyd Postbus 1000 1000 BA Amsterdam Komt u er met Delta Lloyd niet uit? Dan kunt u uw klacht voorleggen aan de Stichting Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD), Postbus 93257, 2509 AG Den Haag, telefoon: 0900-3552248, e-mail:
[email protected] (niet voor indiening van klachten), internet: www.kifid.nl/consumenten. Behandelen Delta Lloyd en de Stichting Klachteninstituut Financiële Dienstverlening uw klacht niet naar uw tevredenheid? Dan kunt u natuurlijk altijd terecht bij de Rechtbank Amsterdam, sectie kanton. Kijk voor meer informatie op: www.rechtspraak.nl/gerechten/rechtbanken/Amsterdam. Wilt u een klacht indienen bij de Rechtbank? Dan kunt u hiervoor het beste contact opnemen met uw advocaat, uw rechtsbijstandverzekeraar of de griffier van de Rechtbank.
Artikel 22 - Overgangsbepalingen
17
1.
Deze aanvulling op het pensioenreglement is uitsluitend van toepassing op de deelnemers per 31 december 1996, die op 1 januari 1997 47 jaar of ouder waren en kan, omdat ook alle bepalingen zijn opgenomen die niet afwijken van het basisreglement, zelfstandig worden gelezen.
2.
Voor de deelnemers die op 31 december 1995 aan de pensioenregeling van KPMG Datam deelnamen, geldt - in afwijking van artikel 4 en 5 - dat de som van ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen 75% van het laatst geldende maximum pensioengevend inkomen bedraagt.
3.
Voor deelnemers zijn per 31 december 2007 premievrije aanspraken vastgesteld met in begrip van een specifieke toeslag. Deze aanspraken op pensioen komen voort uit het deelnemerschap in de Stichting Pensioenfonds KPMG (in liquidatie) en zijn door het pensioenfonds overgedragen aan de verzekeraar. Met deze aanspraken wordt rekening gehouden bij de vaststelling van extra in te kopen aanspraken op basis van salarisverhogingen, die de algemene loonsverhoging te boven gaan (zie artikel 10b).
Artikel 23 – Glijclausule Voor de ingangsdatum van de in dit reglement omschreven regeling wordt of is door de werkgever overeenkomstig artikel 19c van de Wet op de loonbelasting 1964 aan de belastingdienst gevraagd te beslissen of de onderhavige regeling voldoet aan de vereisten die deze wet aan een pensioenregeling stelt. Indien naar aanleiding van het hiervoor bedoelde verzoek onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet voldoet aan de vereisten die de Wet op de loonbelasting 1964 aan een pensioenregeling stelt, zal onverwijld en met terugwerkende kracht ingaand op de hierna bedoelde ingangsdatum de regeling worden gewijzigd in een pensioenregeling die wel voldoet aan de vereisten die deze wet aan een pensioenregeling stelt. Artikel 24 - Inwerkingtreding Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2008 en volgt het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds KPMG, die tot en met 31 december 2007 de uitvoerder was de pensioenovereenkomst van de betrokken deelnemersgroep, op. Dit reglement heeft alleen betrekking op de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2008.
18
Bijlage bij Pensioenreglement Garantieregeling Tabel I: Tarieven als bedoeld in artikel 3 lid 3 Onderdeel b Het maximum in aanmerking te nemen pensioengevend inkomen bedraagt per 1 oktober 2007 EUR 90.656,54. Onderdeel c De franchise bedraagt per 1 oktober 2007 EUR 17.534,36. Tabel II: Tarieven als bedoeld in artikel 4 lid 5 sub a en b Tabel van factoren voor de vaststelling van het in hoogte variërend ouderdomspensioen Vaststelling van het in hoogte variërend ouderdomspensioen geschiedt door omrekening per de (deeltijd)pensioendatum van het ouderdomspensioen aan de hand van de hierna volgende tabellen: Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen In de PensioenFactor bij een eerste tijdvak van verhouding leeftijd 5 jaar 10 jaar 100: 75 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
1,180 1,178 1,176 1,173 1,171 1,168 1,165 1,162 1,159 1,156 1,152 1,148 1,144 1,140 1,135 1,131
1,111 1,108 1,105 1,102 1,099 1,095 1,092 1,088 1,084 1,080 1,076 1,071 1,067 1,062 1,058 1,053
55 56 57 58 59 60 61 62
1,134 1,132 1,130 1,129 1,127 1,125 1,123 1,121
1,085 1,082 1,080 1,078 1,075 1,072 1,070 1,067
100: 80
19
63 64 65 66 67 68 69 70
1,118 1,116 1,113 1,110 1,107 1,104 1,100 1,097
1,064 1,061 1,057 1,054 1,051 1,047 1,044 1,040
Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen In de PensioenFactor bij een eerste tijdvak van verhouding leeftijd 5 jaar 10 jaar 100: 85 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
1,091 1,090 1,089 1,087 1,086 1,085 1,083 1,082 1,080 1,078 1,076 1,074 1,072 1,070 1,068 1,065
1,059 1,058 1,056 1,054 1,053 1,051 1,049 1,046 1,044 1,042 1,040 1,037 1,035 1,032 1,030 1,027
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
1,051 1,051 1,050 1,049 1,048 1,047 1,047 1,046 1,045 1,043 1,042 1,041 1,040 1,038 1,037 1,035
1,035 1,034 1,033 1,032 1,031 1,030 1,028 1,027 1,026 1,024 1,023 1,021 1,019 1,018 1,016 1,014
100: 90
20
Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen In de PensioenFactor bij een eerste tijdvak van verhouding leeftijd 5 jaar 10 jaar 100: 95 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
1,014 1,014 1,014 1,013 1,013 1,013 1,012 1,012 1,011 1,011 1,010 1,010 1,009 1,008 1,008 1,007
1,012 1,012 1,011 1,011 1,010 1,009 1,009 1,008 1,007 1,007 1,006 1,005 1,004 1,004 1,003 1,002
Indien gekozen wordt voor de verhouding 100:75, betekent een factor van 1,176 dat het eerste tijdvak 117,6% van het oorspronkelijk verzekerd ouderdomspensioen wordt uitgekeerd en in het tweede tijdvak 75% van het ouderdomspensioen in het eerste tijdvak. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor. Tabel III: Tarieven als bedoeld in artikel 5 lid 5: Het op de pensioendatum conform het pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen wordt aan de hand van de in de hierna volgende tabel vermelde factoren voor het ouderdomspensioen, herrekend naar op de uitgestelde pensioendatum ingaand ouderdomspensioen. De periode van uitstel dient in volle maanden te worden vastgesteld en bedraagt tenminste zes maanden. Uitgestelde pensioendatum
62 63 64 65 66 67 68 69 70
Uitstelfactor ouderdomspensioen tijdelijk ouderdomspensioen 1,000 1,074 1,165 1,266 1,384 1,518 1,671 1,846 2,049
1,000 1,513 3,110
21
Tabel IV: Artikel 6 lid 3: Als gekozen is voor deeltijdpensionering vanaf de deeltijdpensioendatum tot de oorspronkelijke pensioendatum, worden voor het gedeelte wat op de deeltijdpensioendatum ingaat, vervroegingsfactoren gebruikt, zoals hieronder genoemd. Als gekozen is voor deeltijdpensionering vanaf de oorspronkelijke pensioendatum tot de uitgestelde pensioendatum, worden voor het gedeelte wat op de oorspronkelijke pensioendatum ingaat, uitstelfactoren gebruikt, zoals hierboven genoemd. Vervroegde pensioendatum
55 56 57 58 59 60 61 62
Vervroegingsfactor ouderdomspensioen tijdelijk ouderdomspensioen 0,587 0,629 0,675 0,726 0,782 0,844 0,913 1,000
0,242 0,276 0,319 0,375 0,450 0,555 0,714 1,000
Tabel V: Tarieven als bedoeld in artikel 8 lid 7 De bij de diverse pensioenleeftijden behorende ruilvoeten zijn: Pensioenleeftijd 62 63 64 65
Ruilvoet 22% 23% 24% 25%
Een ruilvoet van 22% wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 partnerpensioen € 220,00 ouderdomspensioen kan worden verkregen. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd behorende factor.
22
Tabel VI: Tarieven als bedoeld in artikel 13 lid 3 Tabel a Afkoopvoeten ouderdomspensioen op pensioeningangsdatum Indien het ouderdomspensioen is ingegaan, geldt bij afkoop op leeftijd
60 61 62 63 64 65
Ingegane ouderdomspensioen een afkoopvoet van 14,672 14,293 13,909 13,519 13,124 12,725
voor het bij het ouderdomspensioen horende partnerpensioen een afkoopvoet van 3,442 3,501 3,556 3,606 3,652 3,693
Een afkoopvoet van 12,725 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen de afkoopsom € 12.725,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
23
Tabel b Afkoopvoeten ingegaan (bijzonder) partnerpensioen Voor het partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen dat ingaat geldt bij afkoop op leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
Bij een afkoopvoet afkoop op Een afkoopvoet van leeftijd van 24,141 46 19,211 24,035 47 18,938 23,924 48 18,657 23,810 49 18,369 23,692 50 18,072 23,570 51 17,769 23,444 52 17,457 23,313 53 17,136 23,177 54 16,807 23,037 55 16,470 22,890 56 16,124 22,739 57 15,771 22,582 58 15,410 22,420 59 15,044 22,251 60 14,672 22,078 61 14,293 21,898 62 13,909 21,711 63 13,519 21,520 64 13,124 21,321 65 12,725 21,115 66 12,323 20,903 67 11,918 20,683 68 11,512 20,457 69 11,100 20,222 70 10,686 19,981 71 10,269 19,732 72 9,853 19,475 73 9,436
bij afkoop op leeftijd 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
Een afkoopvoet van 9,023 8,614 8,211 7,817 7,434 7,060 6,695 6,339 5,996 5,666 5,346 5,037 4,740 4,455 4,184 3,930 3,694 3,472 3,253 3,052 2,868 2,693 2,544 2,398 2,264 2,141 2,030
Een afkoopvoet van 12,725 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 partnerpensioen de afkoopsom € 12.725,00 bedraagt. Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
24
Tabel c Afkoopvoeten ouderdomspensioen bij einde deelnemerschap na 2 jaar Bij einde deelnemerschap geldt na 2 jaar bij afkoop voor de aanspraak op ouderdomspensioen een afkoopvoet van Pd 65 Pd 64 Pd 63 Pd 62 Pd 61 op leeftijd 18 2,080 2,246 2,421 2,602 2,791 19 2,158 2,330 2,510 2,699 2,895 20 2,238 2,416 2,604 2,799 3,003 21 2,321 2,507 2,701 2,903 3,115 22 2,407 2,600 2,801 3,012 3,231 23 2,498 2,697 2,906 3,124 3,352 24 2,591 2,798 3,014 3,241 3,477 25 2,687 2,902 3,127 3,362 3,607 26 2,788 3,010 3,243 3,487 3,742 27 2,892 3,122 3,364 3,617 3,882 28 3,000 3,239 3,490 3,754 4,027 29 3,112 3,360 3,621 3,894 4,178 30 3,228 3,487 3,757 4,040 4,335 31 3,350 3,618 3,898 4,191 4,497 32 3,475 3,753 4,044 4,348 4,667 33 3,606 3,894 4,196 4,512 4,842 34 3,741 4,041 4,354 4,682 5,024 35 3,882 4,193 4,518 4,858 5,213 36 4,028 4,351 4,688 5,042 5,410 37 4,180 4,515 4,866 5,232 5,615 38 4,338 4,686 5,049 5,430 5,828 39 4,503 4,863 5,241 5,635 6,048 40 4,673 5,048 5,440 5,850 6,278 41 4,851 5,239 5,646 6,072 6,517 42 5,035 5,439 5,861 6,304 6,765 43 5,228 5,647 6,086 6,544 7,024 44 5,428 5,863 6,318 6,795 7,293 45 5,636 6,088 6,561 7,057 7,574 46 5,854 6,323 6,815 7,329 7,866 47 6,079 6,568 7,078 7,612 8,171 48 6,316 6,822 7,353 7,907 8,488 49 6,561 7,088 7,639 8,216 8,819 50 6,819 7,366 7,939 8,538 9,165 51 7,088 7,656 8,252 8,875 9,527 52 7,369 7,960 8,580 9,228 9,905 53 7,663 8,278 8,923 9,596 10,301 54 7,971 8,611 9,281 9,983 10,716 55 8,294 8,960 9,658 10,388 11,150 56 8,633 9,326 10,053 10,813 11,606 57 8,989 9,711 10,468 11,259 12,086 58 9,365 10,117 10,906 11,730 12,592 59 9,762 10,547 11,368 12,228 13,126 60 10,183 11,001 11,859 12,755 13,693 61 10,629 11,483 12,379 13,315 14,293 62 11,103 11,995 12,930 13,909 63 11,607 12,541 13,519 64 12,147 13,124 65 12,725
25
Pd 60 2,990 3,101 3,216 3,336 3,460 3,590 3,724 3,863 4,008 4,158 4,314 4,475 4,643 4,817 4,999 5,186 5,381 5,585 5,796 6,015 6,243 6,479 6,725 6,981 7,247 7,525 7,813 8,114 8,427 8,753 9,093 9,448 9,819 10,207 10,612 11,037 11,481 11,947 12,435 12,950 13,491 14,065 14,672
Tabel d Afkoopvoeten gering partnerpensioen na 2 jaar na einde deelnemerschap, en bijzonder partnerpensioen bij echtscheiding of beëindiging deelnemerschap. Dit betreft de afkoopvoeten ingeval van uitruilbaar partnerpensioen. Bij echtscheiding, einde geregistreerd partnerschap, einde gezamenlijke huishouding geldt en na 2 jaar na einde van de deelneming bij afkoop op leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
voor het bij het af te kopen ouderdomspensioen horende partnerpensioeneen Pd 65 Pd 64 Pd 63 Pd 62 Pd 61 Pd 60 1,039 1,077 1,116 1,157 1,199 1,242 1,286 1,331 1,378 1,426 1,476 1,526 1,578 1,632 1,687 1,744 1,802 1,862 1,923 1,986 2,050 2,116 2,183 2,252 2,322 2,392 2,465 2,538 2,612 2,686 2,760 2,834 2,908 2,982 3,056 3,128 3,200 3,269 3,335 3,396 3,454 3,508 3,556 3,600 3,635 3,664 3,682 3,693
1,034 1,071 1,111 1,152 1,193 1,236 1,279 1,325 1,372 1,420 1,469 1,519 1,570 1,624 1,679 1,735 1,792 1,852 1,913 1,976 2,039 2,105 2,171 2,240 2,309 2,379 2,451 2,524 2,597 2,671 2,744 2,817 2,891 2,964 3,037 3,108 3,180 3,248 3,313 3,373 3,430 3,483 3,531 3,572 3,607 3,634 3,652
1,029 1,067 1,106 1,146 1,187 1,230 1,274 1,319 1,365 1,413 1,462 1,512 1,563 1,616 1,670 1,727 1,784 1,843 1,903 1,966 2,029 2,094 2,160 2,228 2,297 2,367 2,439 2,511 2,583 2,656 2,730 2,802 2,875 2,948 3,020 3,091 3,161 3,228 3,293 3,352 3,408 3,460 3,507 3,547 3,580 3,606
26
1,025 1,062 1,101 1,141 1,183 1,225 1,268 1,313 1,359 1,406 1,455 1,505 1,556 1,609 1,663 1,719 1,776 1,834 1,895 1,957 2,020 2,084 2,150 2,218 2,286 2,356 2,427 2,499 2,571 2,644 2,716 2,788 2,860 2,932 3,004 3,075 3,144 3,210 3,274 3,333 3,388 3,439 3,485 3,524 3,556
1,020 1,058 1,097 1,136 1,177 1,219 1,262 1,307 1,353 1,401 1,449 1,498 1,549 1,602 1,656 1,711 1,768 1,827 1,886 1,948 2,011 2,075 2,141 2,208 2,275 2,345 2,415 2,487 2,559 2,631 2,702 2,774 2,846 2,917 2,988 3,058 3,126 3,193 3,255 3,314 3,367 3,418 3,463 3,501
1,016 1,053 1,092 1,131 1,173 1,215 1,258 1,302 1,348 1,395 1,443 1,492 1,543 1,595 1,649 1,704 1,760 1,819 1,878 1,940 2,002 2,066 2,131 2,198 2,266 2,334 2,405 2,476 2,547 2,619 2,690 2,761 2,832 2,904 2,974 3,043 3,111 3,177 3,238 3,295 3,349 3,399 3,442
Tabel VI: Tarieven als bedoeld in artikel 16 lid 2 Onderdeel a De deelnemersbijdrage bedraagt per 1 oktober 2007 2,7% van de pensioengrondslag, tot ten hoogste EUR 50.813,87 gebaseerd op het pensioengevend inkomen van de deelnemer tot ten hoogste EUR 68.348,23 minus de franchise van de basisregeling van EUR 17.534,36. Onderdeel b De deelnemersbijdrage bedraagt per 1 oktober 2007 6,5% van het deel van het pensioengevend inkomen boven EUR 68.348,23 met inachtneming van het in artikel 3 lid 3b omschreven maximum pensioengevend inkomen.
27