Pensioenreglement 67
STICHTING DOUWE EGBERTS PENSIOENFONDS
PENSIOENREGLEMENT 67
geldend voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 of deelnemer geworden op of na 1 januari 2006 Ingangsdatum 1 januari 2015
Postbus 2, 3500 CA Utrecht
1
INHOUDSOPGAVE
Artikel Omschrijving Inhoudsopgave 1. Definities 2. Deelnemers en aspirant-deelnemers 3. Aanspraken en berekeningsgrondslagen 4. Informatievoorziening 5. Hoogte van de pensioenen 6. Bijzondere bepalingen partner- en wezenpensioenen 7. Beëindiging van de partnerrelatie 8. Verevening pensioenrechten bij scheiding 9. Deeltijd dienstverband 10. Uitkering van de pensioenen 11. Aanpassing ingegane pensioenen van pensioengerechtigden en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers 12. Aanpassing opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers 13. Bijdragen werkgever en deelnemers 14. Beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum 15. Arbeidsongeschiktheid 16. Overdracht van waarde 17. Verplichtingen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden 18. Flexibilisering 19. Overige bepalingen 20. Overgangsbepalingen 21. Inwerkingtreding
Pagina 2 3 7 8 9 10 11 12 12 13 14 14 15 16 16 17 18 18 19 21 23 24
2
Artikel 1 DEFINITIES In dit reglement wordt verstaan onder: Stichting
:
Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds;
Bestuur
:
het bestuur van de Stichting;
Werkgever
:
elke van de aangesloten ondernemingen, omschreven in artikel 1 van de statuten van de Stichting, waarmee een uitvoeringsovereenkomst is gesloten;
Werknemer
:
iedere persoon in dienst van de werkgever voor wie de C.A.O. C&T of de C.A.O. Diensten van toepassing is, dan wel voor wie deze pensioenregeling in de individuele arbeidsovereenkomst van toepassing is verklaard;
Deelnemer
:
de werknemer, die ingevolge artikel 2 van dit pensioenreglement deelneemt aan de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling;
Aspirant-deelnemer
:
de werknemer, die ingevolge artikel 2 van dit pensioenreglement als aspirant-deelnemer deelneemt aan de in dit reglement opgenomen pensioenregeling;
Gewezen deelnemer
:
de persoon wiens deelneming is beëindigd anders dan door overlijden en die bij beëindiging van de deelneming recht heeft op een nog niet ingegaan pensioen;
Gepensioneerde
:
persoon voor wie het bij de Stichting opgebouwd ouderdomspensioen is ingegaan;
Pensioengerechtigde
:
persoon voor wie het bij de Stichting geldende pensioen is ingegaan;
Pensioenrichtleeftijd
:
de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt;
3
Feitelijke pensioendatum
:
de dag waarop het pensioen van de (gewezen) deelnemer volledig in gaat, eventueel na toepassing van flexibiliseringmogelijkheden.
Partner
: a. de echtgeno(o)t(e) met wie de (gewezen) deelnemer is gehuwd; b. de ongehuwde persoon waarmee de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan bij de burgerlijke stand; c. de ongehuwde persoon van het eigen of andere geslacht, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, waarmee de (gewezen) deelnemer duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voert, waarvan blijk wordt gegeven door het bestaan van een samenlevingscontract dat bij notariële akte is opgemaakt en op verzoek van de Stichting beschikbaar wordt gesteld; de partner en (gewezen) deelnemer dienen op hetzelfde adres woonachtig te zijn en als zodanig te zijn ingeschreven in het Bevolkingsregister.
Nabestaande
:
de partner van de (gewezen) deelnemer op het moment van zijn/haar overlijden;
Kinderen
:
degene van wie de deelnemer in familierechtelijke zin ouder is en voorts pleeg- en stiefkinderen die naar het oordeel van het bestuur ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed; een persoon die hieraan voldoet wordt alleen als kind aangemerkt als deze nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, dan wel - in geval van invalide zijn in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet of studeren naar analogie van de bepalingen van de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Studiefinanciering - nog niet de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt.
C.A.O. C&T
: de geldende Collectieve Arbeidsovereeenkomst Coffee and Tea;
C.A.O. Diensten
: de geldende Collectieve Arbeidsovereeenkomst Diensten;
C.A.O.
: de C.A.O. C&T, dan wel de C.A.O. Diensten;
4
Loonindex
: de ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever op basis van het bepaalde in de C.A.O. C&T;
Salarisperiode
: de periode, waarover bij de werkgever salarissen worden uitbetaald;
Jaarinkomen
: het jaarinkomen bestaat uit een basisdeel, gelijk aan 12 maal het maandsalaris per 1 januari, indien en voor zover van toepassing verhoogd met de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering, de individuele toeslag, de ploegentoeslag, de persoonlijke toeslag en de garantietoeslag. Voor werknemers op wie de C.A.O. Diensten van toepassing is, alsmede voor werknemers werkzaam in de commerciële buitendienst en op wie de C.A.O. C&T van toepassing is, wordt het basisdeel verhoogd met de variabele beloning van het voorgaande kalenderjaar. Het totaal in aanmerking te nemen jaarinkomen is gemaximeerd op het Maximum jaarinkomen.
Maximum jaarinkomen
: het maximaal in aanmerking te nemen jaarinkomen bedraagt € 100.000 (2015) en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan het fiscaal maximale pensioengevend inkomen (zie bijlage).
Franchise
: De franchise bedraagt € 13.662 (2015 en 2016) en wordt vanaf 2017 jaarlijks aangepast met de loonindex. Indien de uitkomst van deze aanpassing in enig jaar lager is dan het voor dat jaar geldende fiscaal minimum franchise bedrag zoals bedoeld in artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting, dan wordt het fiscaal minimum bedrag toegepast (zie bijlage);
Pensioengrondslag
: het bedrag, waarmee het jaarinkomen de franchise overtreft;
Prijsindex
: het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer ‘alle huishoudens’ over de referte
5
periode 1 oktober van het voorafgaande jaar en 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar; Toeslagreserve actieven (Tra)
: bestemde reserve ten behoeve van aanvullende toeslagverlening voor actieve deelnemers.
Leidraad actieven toeslag (Lat)
: fictieve dekkingsgraad voor actieven, waarbij in de teller rekening wordt gehouden met som van de Tra en het pro rata deel van actieven in zowel de algemene reserve als de voorziening en in de noemer rekening wordt gehouden met het pro rata deel van actieven in de voorziening. Als wegingsfactor voor het pro rata deel wordt de Voorziening Pensioenverplichtingen gebruikt;
Pensioenreglement 65
: het Pensioenreglement 65 van de Stichting met pensioenrichtleeftijd 65 jaar, dat een voortzetting is van de tot 1 januari 2014 geldende Pensioenreglementen A, zoals die sindsdien zijn gewijzigd;
Pensioenreglement 67
: dit pensioenreglement, met pensioenrichtleeftijd 67 jaar;
Vroegpensioenreglement
: het reglement inzake vroegpensioen van de Stichting, waaronder door de deelnemer tot en met 31 december 2005 rechten kunnen zijn opgebouwd;
Pensioenovereenkomst
: hetgeen tussen de Werkgever en de werknemers is overeengekomen betreffende pensioen. De pensioenovereenkomst welke is vastgelegd in dit reglement is een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in de Pensioenwet.
Onbetaald verlof
: het voor eigen rekening opnemen van verlof in de zin van de Wet arbeid en zorg tijdens een periode van deelneming aan de pensioenregeling, voor zover dit op grond van artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 is toegestaan.
6
Artikel 2 DEELNEMERS EN ASPIRANT-DEELNEMERS 1.
Deelnemers zijn de werknemers die deelnemen aan de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling, overeenkomstig de bepalingen van de C.A.O. dan wel de individuele arbeidsovereenkomst. De in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling geldt echter niet voor de werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 en tevens sinds 31 december 2005 ononderbroken deelnemer zijn aan de voor deze groep geldende (afwijkende) pensioenregeling. De aanvang van de deelneming vindt plaats op de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt, dan wel per de later gelegen eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, tenzij tussen de werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. De deelneming vangt niet eerder aan dan op de datum van inwerkingtreding van dit pensioenreglement.
2.
Aspirant-deelnemers zijn de werknemers met een partner en werknemers met kinderen, voor zover de werknemer nog niet als deelnemer is toegetreden op basis van het bepaalde in artikel 2 lid 1, tenzij tussen de werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen.
3.
De deelneming eindigt: a. terstond na overlijden van de deelnemer; b. op de feitelijke pensioendatum; bij deeltijdpensioen wordt de deelneming deels beëindigd, op basis van het deel waarvoor pensioen ingaat; c. bij beëindiging van het dienstverband bij de werkgever vóór de pensioenrichtdatum, behalve indien de beëindiging van het dienstverband het gevolg is van arbeidsongeschiktheid krachtens de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen conform het bepaalde in artikel 15.
4.
De werkgever kan – indien en voor zover mogelijk binnen de wettelijke (fiscale) kaders - de deelneming voortzetten bij beëindiging van het dienstverband door een werknemer die in dienst treedt van een onderneming behorend tot een concern waartoe Koninklijke Douwe Egberts B.V. behoort, maar niet zijnde een aangesloten onderneming, dan wel in situaties waarin het bestuur expliciet toestemming heeft verleend. In dat geval wordt de betrokkene voor de toepassing van dit reglement beschouwd als een werknemer, tot het tijdstip waarop de werkgever, na overleg met de deelnemer, deze situatie beëindigt. De desbetreffende deelnemer en de werkgever blijven de bijdragen verschuldigd ingevolge artikel 13 van dit reglement.
5.
Het bestuur zal, op verzoek van de werkgever, voor individuele deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden van de bepalingen van dit reglement afwijken, mits de afwijking in het voordeel van de betrokken deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigden is en niet strijdig is met de bepalingen in de Pensioenwet of met het bepaalde ter zake van het begrip pensioenregeling in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, en mits de werkgever de daartoe afzonderlijk benodigde bijdragen aan de Stichting voldoet.
7
Artikel 3 AANSPRAKEN EN BEREKENINGSGRONDSLAGEN 1.
Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft deelneming aanspraak op: a. ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer, ingaande op de feitelijke pensioendatum en betaalbaar tot en met de maand, waarin hij overlijdt; b. partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer, ingaande op de dag, waarop de (gewezen) deelnemer overlijdt, dan wel - indien aan de gepensioneerde reeds ouderdomspensioen werd betaald - ingaande per de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de gepensioneerde, en betaalbaar tot en met de maand, waarin de nabestaande overlijdt; c. tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer, ingaande op de dag, waarop de deelnemer overlijdt en betaalbaar tot de eerste dag van de maand, volgend op de AOW-ingangsdatum van de nabestaande, dan wel tot en met de maand waarin hij voordien overlijdt; d. wezenpensioen ten behoeve van ieder kind van de (gewezen) deelnemer, ingaande op de dag, waarop de (gewezen) deelnemer overlijdt en betaalbaar tot en met de maand, waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, dan wel de maand waarin het kind voordien overlijdt. Voor wezenpensioen komen eveneens in aanmerking kinderen in de leeftijd van 18 tot 27 jaar die studeren naar analogie van de bepalingen van de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Studiefinanciering.
2.
Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft de aspirant-deelneming aanspraak op: a. partnerpensioen ten behoeve van de partner van de aspirant-deelnemer, ingaande op de dag, waarop de aspirant-deelnemer overlijdt en betaalbaar tot en met de maand, waarin de nabestaande overlijdt; b. tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner van de aspirant-deelnemer, ingaande op de dag, waarop de aspirant-deelnemer overlijdt en betaalbaar tot de eerste dag van de maand, volgend op de AOW-ingangsdatum van de nabestaande, dan wel tot en met de maand waarin hij voordien overlijdt; c. wezenpensioen ten behoeve van ieder kind van de aspirant-deelnemer, ingaande op de dag, waarop de aspirant-deelnemer overlijdt en betaalbaar tot en met de maand, waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, dan wel tot en met de maand waarin het kind voordien overlijdt. Voor wezenpensioen komen eveneens in aanmerking kinderen in de leeftijd van 18 tot 27 jaar die invalide zijn in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet of studerend in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Studiefinanciering.
3.
De pensioengrondslag wordt voor het eerst vastgesteld per de datum van opneming in de regeling. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari vastgesteld. Salarisverhogingen, die gedurende het jaar plaatsvinden worden per de eerstvolgende 1 januari verwerkt in de pensioengrondslag. Salarisverlagingen alsmede een wijziging van de deeltijdfactor of de van toepassing zijnde ploegenregeling gedurende het kalenderjaar worden per de eerste van de maand waarin deze wijziging plaatsvindt verwerkt.
8
4.
De pensioenen en de aanspraken op pensioen ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
5.
De Stichting heeft een financieel tekort indien de financiële situatie van de Stichting zodanig is dat de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de gestelde eisen inzake het vereist eigen vermogen. In deze situatie kan het bestuur besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen. Hiertoe zal het bestuur slechts besluiten indien is gebleken dat de Stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn het financiële tekort op andere wijze op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en bovendien alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet. Ingeval het bestuur besluit tot korting van de rechten informeert de Stichting de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De bedoelde vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden, de werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
6.
Indien in enig kalenderjaar de beoogde opbouw van pensioenaanspraken niet kan worden gefinancierd uit de ontvangen betreffende pensioenpremie, dan zal het bestuur dit melden bij de werkgever. Het bestuur zal hierbij aangeven welk verlaagde opbouwpercentage in dat geval van toepassing zou worden en de planning van het bestuursbesluit hiertoe vermelden. Indien geen oplossing tot stand komt, zal het bestuur het besluit effectueren, indien noodzakelijk het reglement aanpassen en de deelnemers dienovereenkomstig informeren. Niet toegekende pensioenaanspraken kunnen uitsluitend op basis van een bestuursbesluit in volgende jaren alsnog worden toegekend. Hierbij zal het beleid zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst worden toegepast.
Artikel 4 INFORMATIEVOORZIENING 1. Binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken ontvangt een nieuwe deelnemer een startbrief . Door middel van deze startbrief wordt de deelnemer onder andere geïnformeerd over: a. de inhoud van de pensioenregeling; b. de toeslagverlening als bedoeld in artikel 12; c. het recht van de werknemer om bij de Stichting het voor hem geldende reglement op te vragen; d. het eventuele bestaan van een vrijwillige pensioenregeling; e. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de Stichting; f. het recht van de werknemer om bij de Stichting een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak; alsmede die aspecten die in nadere regelgeving zijn vastgelegd.
9
De Stichting stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en de reglementen kennis te nemen. De Stichting informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de Stichting. 2.
Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de deelnemer een opgave van: a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen; b. het te bereiken pensioen als de pensioenopbouw ongewijzigd wordt voortgezet tot de pensioenrichtdatum; c. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 12; d. de aan het desbetreffende of het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen.
3.
Een keer in de drie jaar verstrekt de Stichting aan de gewezen deelnemer en de gewezen partner een opgave van: a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen; b. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 11. De Stichting informeert de gewezen deelnemer en de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
4.
Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de pensioengerechtigde: a. een opgave van zijn pensioenuitkering; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen; en c. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 11. De Stichting informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
5.
De Stichting verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van de Stichting; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en e. andere in de lagere regelgeving op grond van de Pensioenwet opgenomen onderwerpen.
6.
De Stichting verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is.
7.
De Stichting verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
8.
De Stichting registreert de deelnemingsjaren van de deelnemers en verstrekt hierover informatie aan de (gewezen) deelnemers bij en krachtens het bepaalde in de Pensioenwet.
10
9.
Voor zover de Pensioenwet deze mogelijkheid openlaat, kan de Stichting een vergoeding vragen voor de in dit artikel genoemde informatie.
10. De Stichting verstrekt informatie schriftelijk tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking. Artikel 5 HOOGTE VAN DE PENSIOENEN 1.
Ouderdomspensioen Het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt 1,875% van de in het desbetreffende jaar van deelneming voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag. Indien de deelneming in enig jaar aanvangt of eindigt op een andere datum dan op 1 januari wordt het pensioen in dat jaar opgebouwd naar evenredigheid. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. Het bestuur kan op de opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari een basistoeslag en/of een aanvullende toeslag verlenen conform het bepaalde in artikel 12. Op ingegane pensioenen van pensioengerechtigden en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers kan het bestuur een toeslag verlenen conform het bepaalde in artikel 11. Een pensioengerechtigde die - in het voorgaande jaar actieve deelnemer was en na 1 januari een salarisverhoging als gevolg van een C.A.O. aanpassing heeft ontvangen en - direct voorafgaand aan de ingang van het pensioen een arbeidsovereenkomst had waarop de C.A.O. van toepassing was wordt voor de toeslagverlening eenmalig als actieve deelnemer behandeld.
2.
Partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer tijdens het dienstverband met de werkgever wordt onder ouderdomspensioen verstaan het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5 lid 1 dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum zou zijn gaan genieten, indien hij in leven zou zijn gebleven met behoud van hetzelfde jaarinkomen en bij gelijkblijvende salarisgrens, franchise en deeltijdfactor.
3.
Tijdelijk partnerpensioen Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen als bedoeld in lid 2, maar zal nooit meer bedragen dan 8/7 maal de Anw-uitkering (inclusief vakantiegeld) vermeerderd met het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de pensioengerechtigde leeftijd, zoals bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
4.
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 20% van het partnerpensioen als bedoeld in lid 2. Het wezenpensioen bedraagt 40% van het partnerpensioen ingeval beide ouders – in de zin van het Burgerlijk Wetboek – zijn komen te overlijden en er geen (ex-) partner is die het kind naar het oordeel van het bestuur ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer als eigen kind onderhield en opvoedde.
11
Artikel 6 BIJZONDERE BEPALINGEN PARTNER - EN WEZENPENSIOENEN 1.
Er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner, met wie een gepensioneerde na de feitelijke pensioendatum in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat, dan wel een samenlevingscontract aangaat, noch bestaat er aanspraak op wezenpensioen ten behoeve van kinderen, die bij of tijdens zulk een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract de status van kind hebben verkregen.
2.
Er bestaat geen aanspraak op tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner, met wie een gewezen deelnemer in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap, dan wel een samenlevingscontract aangaat.
3.
Een (gewezen) deelnemer die gelijktijdig meer partners heeft, kan slechts één van hen aanwijzen als partner in de zin van deze pensioenregeling. Bij aanwijzing van een andere partner wordt voor de uitvoering van deze pensioenregeling de partnerrelatie met de eerder aangewezen partner als beëindigd beschouwd.
4.
De Stichting heeft het recht om terstond na overlijden van de (gewezen) deelnemer de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst in te zien, teneinde te kunnen beoordelen of aanspraak op partnerpensioen bestaat.
5.
Het opnemen van onbetaald verlof tijdens de deelneming is tot een maximum van 18 maanden niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen, voor zover dit op grond van artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 is toegestaan.
Artikel 7 BEËINDIGING VAN DE PARTNERRELATIE 1.
Voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer bestaat een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen, met inachtneming van het in de volgende leden bepaalde.
2.
Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen, waarop de betrokken man, respectievelijk vrouw aanspraak zou hebben, indien de deelneming zou zijn beëindigd op de datum van beëindiging van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap, dan wel het samenlevingscontract/de gezamenlijke huishouding. Indien de partnerrelatie wordt beëindigd na beëindiging van de deelneming, dan is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het partnerpensioen. In geval van beëindiging van een samenlevingscontract dient de einddatum van de relatie te worden opgenomen in een notariële akte of een schriftelijke verklaring waarvan de gezamenlijke ondertekening door een notaris is gelegaliseerd. Aan de gewezen partner wordt een bewijs van zijn respectievelijk haar aanspraken verstrekt.
3.
Het in de leden 1 en 2 bepaalde vindt geen toepassing, indien met inachtneming van de desbetreffende wettelijke bepalingen anders is overeengekomen.
12
Een dergelijke overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is gehecht, dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 4.
Het bijzonder partnerpensioen kan, vanaf het jaar na vaststelling, jaarlijks per 1 januari worden geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van de prijsindex, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.
5.
Voor de gewezen partner van een aspirant-deelnemer bestaat geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
6.
Bij een opvolgend huwelijk, geregistreerd partnerschap, dan wel samenwonen op basis van een samenlevingscontract van de deelnemer bestaat de aanspraak op partnerpensioen slechts tot een bedrag ter grootte van het verschil tussen het normale partnerpensioen en het bijzonder partnerpensioen. Bij overlijden van de gewezen partner vóór de (gewezen) deelnemer wordt deze aftrek van bijzonder partnerpensioen ongedaan gemaakt.
Artikel 8 VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING 1.
In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap hierna aangeduid met scheiding, vindt pensioenverevening plaats conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, indien binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding hiervan mededeling is gedaan aan de Stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier. Op grond van deze wet ontstaat voor de (gewezen) echtgeno(o)t(e) of gewezen geregistreerde partner jegens de Stichting een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen ter grootte van vijftig procent van het tijdens het huwelijk tot de datum van scheiding of tijdens het geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen.
2.
Op het deel van het ouderdomspensioen dat toekomt aan de (gewezen) echtgeno(o)t(e) of gewezen geregistreerde partner als bedoeld in lid 1, is artikel 11 van overeenkomstige toepassing. Dit gedeelte van het ouderdomspensioen wordt door de Stichting aan de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen geregistreerde partner uitgekeerd vanaf de datum waarop aan de (gewezen) deelnemer ouderdomspensioen wordt uitgekeerd. Dit gedeelte wordt uitbetaald tot het einde van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt, dan wel tot het einde van de maand, waarin de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen geregistreerde partner overlijdt. In het laatste geval vloeit het betreffende deel van het ouderdomspensioen terug naar de (gewezen) deelnemer.
3.
De kosten van een pensioenverevening kan de Stichting in gelijke delen aan de betrokken partijen in rekening brengen. De Stichting is bevoegd de kosten in mindering te brengen op de netto pensioenuitkering. De kosten vormen geen negatief loon, zijn niet vrijgesteld van loonheffing en vormen geen aftrekbare post.
13
4.
Bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding kan worden bepaald dat: - Het deel van het ouderdomspensioen waarvoor de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen geregistreerde partner recht op uitbetaling heeft op een andere wijze wordt berekend; - het recht op verevening wordt uitgesloten. De (gewezen) deelnemer of de gewezen echtgeno(o)t(e) dan wel gewezen geregistreerde partner dient aan de Stichting een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de huwelijkse voorwaarden of de overeenkomst te verstrekken.
Artikel 9 DEELTIJD DIENSTVERBAND 1.
De bepalingen in dit artikel zijn van toepassing op (aspirant-)deelnemers die minder werken dan de in de C.A.O. dan wel individuele arbeidsovereenkomst bepaalde normale arbeidsduur.
2.
Het jaarinkomen van de (aspirant-)deelnemer met een deeltijd dienstverband wordt voor de berekening van de pensioengrondslag herleid tot een jaarinkomen, dat de (aspirant-)deelnemer zou hebben gehad, indien hij wel de in de C.A.O. dan wel individuele arbeidsovereenkomst bepaalde normale arbeidsduur zou werken.
3.
De deeltijdfactor wordt berekend door het aantal uren dat de deelnemer conform zijn dienstverband werkzaam is te delen door het aantal uren dat hij werkzaam zou zijn geweest indien hij wel de in de C.A.O. dan wel individuele arbeidsovereenkomst bepaalde normale arbeidsduur zou werken. Bij wijziging van de deeltijdfactor per de eerste dag van de maand wordt de pensioenopbouw aangepast per het tijdstip waarop deze wijziging van kracht is. Bij wijziging gedurende de maand vindt aanpassing plaats per de eerste van de maand waarin de wijziging optreedt.
4.
Voor de berekening van de pensioenen gelden voor (aspirant-)deelnemers met een deeltijd dienstverband de volgende afwijkende bepalingen: - de pensioenopbouw op basis van een volledig dienstverband wordt vermenigvuldigd met de geldende (gewogen) deeltijdfactor; - door overlijden gemiste toekomstige pensioenopbouw op basis van een volledig dienstverband wordt vermenigvuldigd met de laatst geldende deeltijdfactor.
5.
De werknemersbijdrage, als bedoeld in artikel 13 lid 1, wordt voor (aspirant-) deelnemers met een deeltijd dienstverband vermenigvuldigd met de geldende deeltijdfactor.
Artikel 10 UITKERING VAN DE PENSIOENEN 1.
Het ouderdomspensioen zal worden uitgekeerd aan de gepensioneerde, het (tijdelijk) partnerpensioen aan de nabestaande van de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer en het wezenpensioen aan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind, dan wel aan het kind zelf indien het meerderjarig is.
14
2.
De uitbetaling geschiedt tegen overlegging van een bewijs van in leven zijn van de rechthebbende ten genoegen van de Stichting.
3.
Alle uitkeringen geschieden in Nederland in euro’s. Op verzoek van de pensioengerechtigde kan de uitkering ook in andere lidstaat van de Europese Unie worden betaald in euro’s. De Stichting behoudt zich het recht voor de bijbehorende transactiekosten op de uitkering in mindering te brengen.
4.
De uitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en sociale verzekeringspremies, welke de Stichting ingevolge bestaande of in de toekomst uit te vaardigen wetten of besluiten verplicht is in te houden.
5.
De uitkeringen geschieden per maand bij achterafbetaling.
Artikel 11 AANPASSING INGEGANE PENSIOENEN VAN PENSIOENGERECHTIGDEN EN UITGESTELDE AANSPRAKEN VAN GEWEZEN DEELNEMERS Artikel 11 zal nadat de aanvangshaalbaarheidstoets is uitgevoerd worden aangepast aan de wetgeving die per 1 januari 2015 in werking is getreden. Mogelijke aanpassingen zullen voor het eerst worden toegepast voor de toeslagverlening per 1 januari 2016. 1.
Indien en voor zover de middelen van de Stichting naar het oordeel van het bestuur, gehoord de adviserend actuaris, dit toelaten, kan het bestuur per 1 januari een toeslag verlenen op de ingegane pensioenen van pensioengerechtigden en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers, met inachtneming van het in de volgende leden bepaalde.
2.
De toeslag op de ingegane pensioenen en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers als bedoeld in lid 1 van dit artikel bedraagt maximaal de prijsindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre ingegane pensioenen en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers als bedoeld in lid 1 worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit de beleggingsrendementen gefinancierd.
3.
Bij de voorwaardelijke toeslagverlening gelden de volgende uitgangspunten: a. Bij een dekkingsgraad onder een in de Pensioenwet vastgelegd niveau wordt geen toeslag verleend; b. Er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is. Het bestuur is bevoegd verwachtingen betreffende de kostenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in haar beoordeling mee te wegen. Dit houdt in dat het bestuur te allen tijde bevoegd is haar besluit over de mate waarin de toeslag verleend kan worden voor de in lid 1 bedoelde groepen aan de omstandigheden aan te passen. Financiële toereikendheid van de Stichting is voor de toeslagverlening een vereiste. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden.
15
Artikel 12 AANPASSING OPGEBOUWDE PENSIOENAANSPRAKEN VAN ACTIEVE DEELNEMERS Artikel 12 zal nadat de aanvangshaalbaarheidstoets is uitgevoerd worden aangepast aan de wetgeving die per 1 januari 2015 in werking is getreden. Mogelijke aanpassingen zullen voor het eerst worden toegepast voor de toeslagverlening per 1 januari 2016. 1.
Indien en voor zover de middelen van de Stichting naar het oordeel van het bestuur, gehoord de adviserend actuaris, dit toelaten, kan het bestuur per 1 januari een basistoeslag en als overgangsmaatregel een aanvullende toeslag verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers, met inachtneming van het in de volgende leden bepaalde.
2.
Het totaal van de basistoeslag en aanvullende toeslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel is maximaal de loonindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers als bedoeld in lid 1 worden aangepast met een basistoeslag en/of aanvullende toeslag.
3.
Voor de basistoeslag geldt dat geen reserve is gevormd en geen premie wordt betaald. De verlening van de basistoeslag wordt uit de beleggingsrendementen gefinancierd.
4.
Ten aanzien van de aanvullende toeslag geldt dat het bestuur rekening houdt met het niveau van de Lat in plaats van de dekkingsgraad. Voor de financiering van de aanvullende toeslag is een bestemde reserve gevormd: de Tra en worden in de toekomst geen premies betaald. De Tra wordt uitsluitend aangewend voor het verlenen van aanvullende toeslagen aan deelnemers en het financieren van kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de beleggingen uit hoofde van de Tra. Het bestuur kan in geval van een dekkingstekort niet zonder een positief advies van de adviserend actuaris en verklaring van geen bezwaar van De Nederlandsche Bank een aanvullende toeslag toekennen.
5.
Bij de voorwaardelijke toeslagverlening gelden de volgende uitgangspunten: a. Bij een dekkingsgraad onder een in de Pensioenwet vastgelegd niveau wordt geen toeslag verleend; b. Er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is. Het bestuur is bevoegd verwachtingen betreffende de kostenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in haar beoordeling mee te wegen. Dit houdt in dat het bestuur te allen tijde bevoegd is haar besluit over de mate waarin de toeslag verleend kan worden voor de in lid 1 bedoelde groepen aan de omstandigheden aan te passen. Financiële toereikendheid van de Stichting respectievelijk de Tra is voor de verlening van de basistoeslag respectievelijk de aanvullende toeslag een vereiste. De toeslagverlening ten behoeve van actieve deelnemers is voorwaardelijk. Er is geen recht op een basistoeslag of aanvullende toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagen verleend zullen worden.
Artikel 13 BIJDRAGEN WERKGEVER EN DEELNEMERS 1.
De werkgever voldoet de kosten van deze regeling aan de Stichting zoals is vastgesteld in de tussen Stichting en werkgever aangegane Uitvoeringsovereenkomst.
16
De werkgever kan een deel van de kosten van deze regeling verhalen op de deelnemer. De hoogte van de deelnemersbijdrage is in de C.A.O. dan wel individuele arbeidsovereenkomst opgenomen. De deelnemersbijdrage wordt ingehouden op het salaris van de deelnemer in gelijke delen per salarisperiode. 2.
Indien de werkgever van mening is dat voor het handhaven van de bepalingen van dit reglement de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage niet of niet in dezelfde mate noodzakelijk is, danwel dat zijn financiële toestand van dien aard is, dat hij niet in staat is de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage te voldoen of de overheid maatregelen treft op pensioengebied, ten gevolge waarvan het handhaven van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage niet meer of in dezelfde mate gevergd kan worden, zal de werkgever na overleg met de werknemersorganisaties maatregelen nemen ter vermindering of beëindiging van zijn bijdrage. Het bestuur zal, na een mededeling hieromtrent van de werkgever, gehoord de adviserend actuaris, een besluit nemen ten aanzien van de gevolgen voor de pensioenaanspraken. Een dergelijk besluit wordt na overleg met de werkgever genomen. Daarnaast kan het gestelde in artikel 3 lid 5 van toepassing zijn.
3.
Indien een situatie als bedoeld in lid 2 zich voordoet, zullen de deelnemers en belanghebbenden hiervan onverwijld schriftelijk in kennis worden gesteld.
4.
De pensioenen worden gefinancierd conform het systeem zoals opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van de Stichting.
Artikel 14 BEËINDIGING VAN DE DEELNEMING VOOR DE PENSIOENDATUM 1.
Bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of door het bereiken van de feitelijke pensioendatum, behoudt de deelnemer aanspraken op het op dat moment op grond van het pensioenreglement opgebouwde ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De gewezen deelnemer ontvangt een bewijs van de premievrije aanspraken, welke hij behoudt.
2.
Indien het jaarlijks ouderdomspensioen twee jaar na het einde van het deelnemerschap het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2015: € 462,88) op de pensioenrichtdatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende 6 maanden het recht het pensioen af te kopen, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van ouderdomspensioen wordt ook de daarbij behorende aanspraak op partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom wordt ter hand gesteld van de gewezen deelnemer. Indien de pensioenrichtdatum ligt voor het verstrijken van de genoemde termijn van twee jaar, heeft de pensioenuitvoerder het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gewezen deelnemer of zijn nabestaanden af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het in de eerste volzin genoemde bedrag. Indien het jaarlijks partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen bij ingang respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2015: € 462,88) op de pensioenrichtdatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende zes maanden het recht dit (bijzonder) partnerpensioen af te kopen.
17
De Stichting kan na de termijn van twee jaar en zes maanden overgaan tot afkoop indien de gewezen deelnemer respectievelijk de partner respectievelijk de gewezen partner daarmee instemt. De uitkering wordt op basis van sekseneutrale collectieve actuariële gelijkwaardigheid vastgesteld. Het bestuur stelt hiertoe op advies van de adviserend actuaris jaarlijks een tabel afkoopfactoren vast, welke in de bijlage bij dit reglement is opgenomen. Artikel 15 ARBEIDSONGESCHIKTHEID 1.
De deelneming blijft behouden bij ingang van arbeidsongeschiktheid krachtens de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), indien de deelnemer dan een uitkering ontvangt krachtens deze wet en wel voor zolang die uitkering voortduurt, echter tot uiterlijk de pensioenrichtleeftijd. Er is tevens sprake van het behoud van de deelneming indien de deelnemer die op het moment dat zijn deelneming aanving, al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was en van wie het loon werd doorbetaald op grond van artikel 629 boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een WIA-uitkering ontving, maar wiens arbeidsongeschiktheid tijdens zijn deelneming zodanig is toegenomen dat hij komt te vallen onder een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse als bedoeld in lid 2. In het laatste geval is slechts sprake van behoud van deelneming over de toename van de arbeidsongeschiktheid ten opzichte van het moment dat de deelneming aanving.
2.
De jaarlijkse pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in lid 1 wordt vermenigvuldigd met de voor de deelnemer per 1 januari van dat jaar geldende arbeidsongeschiktheidsfactor, met dien verstande dat een eventuele verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage krachtens de WIA met ingang van de datum van de desbetreffende beschikking een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsfactor als hierna genoemd tot gevolg zal hebben. Een verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage, plaatsvindend na beëindiging van de dienstbetrekking bij de werkgever zal niet leiden tot een verhoging van genoemde factor. De arbeidsongeschiktheidsfactor wordt ingeval van een WIA-uitkering afgeleid van de in het kader van de WIA vastgestelde arbeidsongeschiktheidsklasse volgens onderstaande tabel: bij een arbeidsongeschiktheidsklasse van arbeidsongeschiktheidsfactor 35 tot 45 % : 0,4 45 tot 55 % : 0,5 55 tot 65 % : 0,6 65 tot 100 % : 1,0 Indien en voor zover de bepalingen van artikel 9 (deeltijd dienstverband) reeds van toepassing zijn, wordt de arbeidsongeschiktheidsfactor berekend over de conform artikel 9 lid 4 gereduceerde pensioenopbouw.
3.
Tijdens de voortgezette deelneming wordt in geval van beëindiging van het dienstverband het geldende jaarinkomen jaarlijks aangepast op basis van de voor dat jaar geldende loonindex. Betrokkene en de werkgever blijven op die basis bijdragen verschuldigd ingevolge artikel 13. Eventuele toekomstige wijzigingen van de pensioenregeling die in werking treden tijdens de voortgezette deelneming zijn onverkort van toepassing.
18
4.
Indien op grond van dit artikel pensioenaanspraken worden verworven en tijdens de opbouwperiode dan wel bij ingang van het pensioen blijkt dat daarnaast tevens pensioenaanspraken worden dan wel zijn verworven uit hoofde van een dienstverband elders, dan kan anticumulatie worden toegepast teneinde fiscale bovenmatigheid te voorkomen.
Artikel 16 OVERDRACHT VAN WAARDE 1.
De deelnemer wordt bij aanvang en beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling terstond namens het bestuur geïnformeerd over zijn recht op waarde-overdracht. Indien de deelnemer te kennen geeft gebruik te willen maken van het recht om de waarde over te dragen, dan zal deze waardeoverdracht gerealiseerd worden overeenkomstig het daartoe gestelde in artikel 76 van de Pensioenwet van toepassing zijnde regelgeving.
2.
Op de aanspraken die zijn verworven in het kader van een overdracht van waarde is het bepaalde in artikel 5 lid 1 en artikel 11 van overeenkomstige toepassing.
3.
Het bestuur is bevoegd uitvoering te geven aan overige vormen van waardeoverdracht die in de Pensioenwet zijn opgenomen. Hierbij zal het bepaalde in de betreffende artikelen in acht worden genomen.
Artikel 17 VERPLICHTINGEN VAN DE (GEWEZEN) DEELNEMERS EN PENSIOENGERECHTIGDEN 1.
De (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigden zijn verplicht aan het bestuur binnen een daartoe te stellen termijn de inlichtingen te verstrekken, alsmede de bescheiden te overleggen, welke door het bestuur nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de statuten en dit reglement.
2.
De deelnemer is verplicht, op verzoek van het bestuur, medewerking te verlenen aan een geneeskundig onderzoek indien de deelnemer voor een vroegere ingangsdatum opteert dan de pensioenrichtdatum en voor zover dit een wijziging betekent van een eerder gemaakte keuze terzake van de ingangsdatum.
3.
De Stichting behoudt zich het recht voor de verzekering en/of de uitkering te staken of op te schorten, zodra de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet, indien en voor zover de Stichting hierdoor wordt benadeeld, zulks ter beoordeling van het bestuur.
4.
De Stichting is niet aansprakelijk indien de pensioenen niet of niet juist verzekerd zijn doordat de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde niet, niet goed of niet tijdig aan de voor hem uit dit reglement voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan.
19
Artikel 18 FLEXIBILISERING 1.
Deeltijdpensioen Op verzoek van de deelnemer kan na overleg met de onderneming het ouderdomspensioen gedeeltelijk ingaan. Voor het gedeelte van de arbeidsduur dat de deelnemer daarna in dienst blijft van de werkgever, blijft hij deelnemer in de regeling. Een verzoek tot deeltijdpensioen dient uiterlijk een half jaar vóór de ingangsdatum van het deeltijdpensioen te worden ingediend bij de Stichting. Deeltijdpensioen gaat niet eerder in dan na het bereiken van de 60-jarige leeftijd. De ingangsdatum kan niet later zijn dan de datum waarop het totale pensioen het fiscale maximum bereikt. Deeltijdpensioen is alleen mogelijk als de werktijdfactor in de arbeidsovereenkomst van de deelnemer hetzelfde wordt verminderd als de factor waarmee de deelnemer met pensioen gaat, maar daarna nog tenminste 50% bedraagt. Nadat een deeltijdpensioen is ingegaan, kan het deel waarvoor de deelnemer met pensioen is nog eenmaal naar boven worden aangepast, mits aan de bovenstaande minimale werktijdfactor wordt voldaan. Indien en zolang er sprake is van een deeltijdpensioen, is het niet mogelijk gebruik te maken van de flexibiliseringsmogelijkheden opgenomen in dit artikel onder lid 5 en 6.
2.
Omzetting partnerpensioen in ouderdomspensioen Op de ingangsdatum van het deeltijdpensioen dan wel de feitelijke pensioendatum kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer met een partner de op die datum opgebouwde aanspraak op partnerpensioen worden omgezet in een verhoging van het ouderdomspensioen, dat op die datum voor de (gewezen) deelnemer is opgebouwd. Dit verzoek dient een half jaar vóór de ingangsdatum van het deeltijdpensioen dan wel de feitelijke pensioendatum te worden ingediend bij de Stichting. De bovenomschreven omzetting van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen toestemming van de partner van de (gewezen) deelnemer. Voor de (gewezen) deelnemer zonder partner zal de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op de ingangsdatum deeltijdpensioen dan wel de feitelijke pensioendatum worden omgezet in een verhoging van het ouderdomspensioen. De uitruilfactor is voor een door het bestuur te bepalen periode vastgesteld. De uitruilfactor en de periode waarvoor deze geldt, is opgenomen in de bijlage bij dit reglement. Voor de in de bijlage opgenomen factor is het uitgangspunt sekseneutraliteit op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid en deze is vastgesteld door de adviserend actuaris.Voor alle (gewezen) deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de keuzemogelijkheid, kan de uitruilfactor door het bestuur worden gewijzigd na ingewonnen actuarieel advies. Ingeval de (gewezen) deelnemer op de feitelijke pensioendatum geen partner heeft, wordt – tenzij de (gewezen) deelnemer hier bezwaar tegen maakt– het partnerpensioen automatisch omgezet in een verhoging van het ouderdomspensioen.
3.
Omzetting ouderdomspensioen in partnerpensioen De (gewezen) deelnemer heeft het recht om - bij beëindiging van het deelnemerschap of - bij de feitelijke pensioendatum
20
het bij de Stichting opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een hoger partnerpensioen. De uitruilfactor is voor een door het bestuur te bepalen periode vastgesteld. De uitruilfactor en de periode waarvoor deze geldt, is opgenomen in de bijlage bij dit reglement. Voor de in de bijlage opgenomen factor is het uitgangspunt sekseneutraliteit op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid en deze is vastgesteld door de adviserend actuaris. Voor alle (gewezen) deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de keuzemogelijkheid, kan de uitruilfactor door het bestuur worden gewijzigd na ingewonnen actuarieel advies. De omzetting van het ouderdomspensioen in een hoger partnerpensioen is gemaximeerd. Het vastgestelde partnerpensioen bedraagt na omzetting maximaal 70% van het verlaagde ouderdomspensioen. Een verhoging van het partnerpensioen ten behoeve van de partner, vindt slechts plaats indien de keuze blijkt uit een door de deelnemer en diens partner ondertekend keuzeformulier. Een vastgestelde aanspraak op verevend ouderdomspensioen kan niet worden betrokken in de in dit lid bedoelde omzetting. Het na de uitruil resterende deel van het ouderdomspensioen zal nooit minder bedragen dan het in artikel 14 lid 2 van dit reglement vermelde grensbedrag. 4.
Vervroegen: ingangdatum deeltijdpensioen dan wel de feitelijke pensioendatum ligt eerder dan de pensioenrichtleeftijd De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om het opgebouwde ouderdomspensioen in te laten gaan op een eerder moment dan de pensioenrichtleeftijd, indien en voor zover het arbeidszame leven wordt beëindigd. Bij een vervroegde ingang van het ouderdomspensioen vindt een verlaging van het reeds opgebouwde ouderdomspensioen plaats. De hoogte van het opgebouwde ouderdomspensioen op de vervroegde ingangsdatum wordt vastgesteld aan de hand van een voor een bepaalde periode vastgestelde tabel welke in een bijlage bij dit reglement is opgenomen. De in deze tabel opgenomen ruilverhoudingen zijn op basis van sekseneutrale collectieve actuariële gelijkwaardigheid vastgesteld door de adviserend actuaris. Voor alle (gewezen) deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van deze keuzemogelijkheid, kan de tabel na afloop van de in de bijlage vermelde periode door het bestuur worden gewijzigd na ingewonnen actuarieel advies.
5
Inkoop AOW-hiaat De (gewezen) deelnemer heeft het recht om (een gedeelte van) het ouderdomspensioen om te zetten in een tijdelijk ouderdomspensioen (inkoop AOW-hiaat) ter overbrugging van de periode vanaf de feitelijke pensioendatum tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOWgerechtigde leeftijd wordt bereikt. De hiervoor geldende factoren zijn opgenomen in de bijlage. Voor de in de bijlage opgenomen factoren is het uitgangspunt sekseneutraliteit op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid en deze is vastgesteld door de adviserend actuaris.
21
6.
Hoog-Laag De (gewezen) deelnemer heeft het recht eenmalig uiterlijk bij ingang van het ouderdomspensioen de hoogte van de uitkeringen zodanig te kiezen dat deze variëren in een verhouding van ten hoogste 100:75. De omzetting wordt vastgesteld aan de hand van een voor een bepaalde periode vastgestelde tabel welke in een bijlage bij dit reglement is opgenomen. De in deze tabel opgenomen ruilverhoudingen zijn op basis van sekseneutrale collectieve actuariële gelijkwaardigheid vastgesteld door de adviserend actuaris. Voor alle (gewezen) deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van deze keuzemogelijkheid, kan de tabel na afloop van de in de bijlage vermelde periode door het bestuur worden gewijzigd na ingewonnen actuarieel advies.
7.
Volgordelijkheid in toepassen van flexibiliseringsmogelijkheden. Bij het toepassen van de flexibiliseringsmogelijkheden, zoals door het reglement worden geboden, dient de volgende volgorde in acht genomen te worden. a. Deeltijdpensioen (waarbij alleen de onderdelen b en c toepasbaar zijn) b. Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen of omgekeerd. c. Vervroegen ingangsdatum d. Inkoop AOW hiaat e. Hoog-Laag
Artikel 19 OVERIGE BEPALINGEN 1.
Wanneer toepassing van enige bepaling in dit reglement ten opzichte van een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde tot een onbillijkheid zou leiden, is het bestuur, gehoord de adviserend actuaris, bevoegd voor die (gewezen) deelnemer een bijzondere voorziening te treffen, rekening houdend met de van toepassing zijnde (fiscale) wet- en regelgeving. Hierbij is het gestelde in lid 6 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
2.
In alle gevallen, waarin dit reglement strijdig of niet verenigbaar is met één of meerdere bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten of met bepalingen van overheidswege, heeft het bestuur, met goedkeuring van de werkgever, de bevoegdheid om het pensioenreglement zodanig te wijzigen, dat de strijdigheid wordt opgeheven, rekening houdend met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Hierbij is het gestelde in lid 6 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
3.
Voor zover door overdracht, inpandgeving of enig andere handeling een derde recht op enig ouderdoms-, (tijdelijk) partner- en wezenpensioen of een gedeelte daarvan kan doen gelden, wordt de betaling van de pensioenuitkering opgeschort.
4.
Het recht op ouderdoms-, (tijdelijk) partner- en wezenpensioen wordt opgeschort in geval van faillissement van de gerechtigde of wanneer en voor zover onder de Stichting te diens laste op enige uitkering krachtens dit reglement beslag wordt gelegd. Het bestuur beslist wanneer het recht op pensioen zal herleven. Het recht herleeft in elk geval zodra de oorzaak, waardoor het recht is vervallen, is opgeheven.
22
5.
In afzonderlijke gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, is het bestuur, gehoord de adviserend actuaris, bevoegd het reglement binnen wet- en regelgeving naar analogie toe te passen.
6.
Bij het opstellen van dit reglement is van de veronderstelling uitgegaan dat de hierbij toegekende rechten aanspraken zijn ingevolge een pensioenregeling in de zin van artikel 11 van de Wet op de loonbelasting 1964. Mocht deze veronderstelling onjuist blijken te zijn, dan zal de werkgever na overleg met de werknemersorganisaties maatregelen nemen om het reglement, zo nodig met terugwerkende kracht, aan te passen. In aanvulling op hetgeen beschreven in de voorgaande alinea, kunnen een ouderdomspensioen, een partnerpensioen en een wezenpensioen en meer bedragen dan in de Wet op de Loonbelasting opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van de omstandigheid dat artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 tot 1 januari 2015 niet van toepassing was.
Artikel 20 OVERGANGSBEPALINGEN 1. Voor de deelnemers op wie de overgangsbepaling in artikel 20 lid 1 van het tot en met 31 december 2013 geldende pensioenreglement A – vanaf 1950 van toepassing was geldt het volgende: a. Het nog niet toegekende deel van de op 31 december 2005 ontstane aanvullende aanspraken is per 1 januari 2014 omgezet van pensioenrichtleeftijd 65 jaar naar pensioenrichtleeftijd 67 jaar; b. De resterende opbouwperiode tot en met uiterlijk 31 december 2020 en de opbouwmethodiek zoals deze van toepassing was zijn ongewijzigd. Bij beëindiging van de deelneming vervalt het op dat moment nog niet toegekende deel van de hiervoor bedoelde verhoging. Gedurende de periode van deelneming zal het nog niet toegekende deel van de verhoging jaarlijks per 1 januari worden geïndexeerd conform de indexatiebepaling van artikel 5 lid 1. Wettelijke disclaimer Het pensioen dat op grond van dit lid voor de deelnemer zal worden ingekocht omdat deelnemer in het verleden gedurende de dienstbetrekking(en) een of meer perioden heeft gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer de deelname van deelnemer aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft deelnemer alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor deelnemer is ingekocht en opgebouwd, heeft deelnemer dus ook geen recht op dit deel van de toezegging. Als aan de deelnemer is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer de deelnemer binnen die vijftien jaar de pensioendatum zou bereiken, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op de pensioendatum. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.
2.
Conversie per 1 januari 2014 Werknemers op 1 januari 2014 die tevens per 31 december 2013 deelnemer waren in het op die datum geldende pensioenreglement A vanaf 1950 zijn vanaf 1 januari 2014 deelnemer in dit Pensioenreglement 67. De per 31 december 2013 opgebouwde pensioenaanspraken zijn per 1 januari 2014 ingebracht in dit Pensioenreglement 67.
23
3.
Gesloten groep ex-Diensten met partnerpensioen op risicobasis Voor de deelnemers die op 1 januari 2014 als deelnemer tot deze pensioenregeling zijn toegetreden en tevens per 31 december 2013 deelnemer waren aan de pensioenregeling Diensten van de werkgever, is een aanvullend Partnerpensioen verzekerd. Dit is een verzekering op risicobasis, waarvan de hoogte afhankelijk is van de per 31 december 2013 bij het Fonds ingebrachte deelnemingsperiode D (in jaren) in de pensioenregeling Diensten tot en met 31 december 2013. De hoogte van het Partnerpensioen op risicobasis is gelijk aan D maal 1,33% maal de Pensioengrondslag.
4.
Voor de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die op of na 1 januari 2014 geen pensioen bij het fonds meer opbouwen is het reglement met pensioenrichtleeftijd 65 jaar van toepassing.
Artikel 21 INWERKINGTREDING Dit reglement is inwerking getreden op 1 januari 2015 en vervangt alle voorgaande reglementen.
24
Bijlage, laatst bijgewerkt per 1 januari 2015 Algemeen In deze bijlage zijn twee groepen te onderscheiden: A. Flexibiliseringsfactoren B. Bedragen per 1 januari 2015 en afkoopfactoren De geldigheidsduur van flexibiliseringsfactoren is 1 jaar, maar kan jaarlijks bij bestuursbesluit ongewijzigd met een jaar worden verlengd. Reeds uitgebrachte offertes zullen niet worden aangepast aan nieuwe Flexibiliseringsfactoren. De bedragen en afkoopfactoren worden ieder jaar worden aangepast en per jaar vermeld. Voor zolang de cijfers niet bij bestuursbesluit zijn aangepast, worden deze na afloop van de afgesproken periode telkens voor een periode van één jaar verlengd. Indien daartoe aanleiding bestaat, gehoord de adviserend actuaris en ter beoordeling van het bestuur, kan het bestuur de percentages en factoren ook tussentijds aanpassen. A1. Uitruil tussen partnerpensioen en levenslang ouderdomspensioen Bij toepassing van artikel 18 lid 2 wordt bij uitruil op de pensioenrichtleeftijd van € 100 opgebouwd partnerpensioen een levenslang ouderdomspensioen van € 32,30 toegekend. Voor uitruil van opgebouwd partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen op andere leeftijden gelden de waarden uit onderstaande tabel: Leeftijd € 60 34,70 61 34,50 62 34,30 63 34,10 64 33,80 65 33,40 66 32,90 Bij toepassing van artikel 18 lid 3 wordt bij uitruil op de pensioenrichtleeftijd van € 100 opgebouwd levenslang ouderdomspensioen een partnerpensioen van € 310,00 toegekend. Voor andere leeftijden gelden de volgende bedragen partnerpensioen per € 100 opgebouwd levenslang ouderdomspensioen:
25
Leeftijd 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
€ 389,80 386,30 382,70 379,10 375,50 371,80 368,10 364,50 360,80 357,30 353,80 350,40
Leeftijd 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43
€ 347,10 343,90 340,80 337,70 334,80 331,90 329,00 326,20 323,50 320,90 318,30 315,80
Leeftijd 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55
€ 313,40 311,10 308,90 306,80 304,80 302,80 300,90 299,10 297,50 296,10 294,90 293,90
Leeftijd 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
€ 293,20 292,80 292,80 293,00 293,60 294,60 295,90 297,60 299,80 305,80
A2. Kortingstabel vervroeging Bij toepassing van artikel 18 lid 4 van dit pensioenreglement wordt een korting van het opgebouwde ouderdomspensioen bij vervroeging van de pensioenleeftijd naar een feitelijke pensioeningangsdatum als volgt toegepast:
Leeftijd 60 61 62 63 64 65 66 67
Percentage van het opgebouwde ouderdomspensioen bij vervroeging 66,7% 70,4% 74,5% 78,8% 83,5% 88,6% 94,0% 100,0%
Bij ingang van het ouderdomspensioen in de periode gelegen tussen het bereiken van de aangegeven leeftijd en de opvolgende leeftijd vindt de korting naar evenredigheid plaats. Het partnerpensioen wordt bij een vervroeging van het ouderdomspensioen niet betrokken in de vorenbedoelde korting.
26
A3. Inkoop AOW- hiaat Bij toepassing van artikel 18 lid 5 van dit pensioenreglement wordt uit het vervroegde ouderdomspensioen een AOW-hiaat ingekocht. De uitkering loopt vanaf de feitelijke pensioendatum tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Aankoop van € 1.000 AOW-hiaat (op jaarbasis) resulteert in verlaging van het vervroegde levenslange ouderdomspensioen (op jaarbasis) conform onderstaande tabellen 65-66 (voor situaties waarin de einddatum van het AOW-hiaat tussen 65 en 66 jaar ligt en 66-67 (voor situaties waarin de einddatum van het AOW-hiaat tussen 66 en 67 jaar ligt):
65-66 Uitkering AOW-hiaat tot en met leeftijd (jaren_maanden) Ingangsleeftijd 60 61 62 63 64 64_1 64_2 64_3 64_4 64_5 64_6 64_7 64_8 64_9 64_10 64_11 65 65_1 65_2 65_3 65_4 65_5 65_6 65_7 65_8 65_9 65_10 65_11
65 241,62 199,90 155,19 107,23 55,66 51,19 46,68 42,15 37,59 33,00 28,38 23,73 19,04 14,33 9,59 4,81
65_1 245,51 203,96 159,43 111,65 60,27 55,81 51,33 46,81 42,27 37,70 33,09 28,46 23,79 19,10 14,37 9,61 4,82
65_2 249,39 208,02 163,66 116,06 64,88 60,44 55,97 51,47 46,95 42,39 37,80 33,19 28,54 23,86 19,15 14,41 9,64 4,84
65_3 253,27 212,07 167,89 120,47 69,48 65,06 60,61 56,13 51,62 47,08 42,51 37,91 33,28 28,62 23,93 19,21 14,46 9,67 4,85
65_4 257,13 216,11 172,11 124,88 74,08 69,68 65,24 60,78 56,29 51,76 47,21 42,63 38,02 33,38 28,71 24,00 19,26 14,50 9,70 4,87
65_5 260,99 220,15 176,33 129,28 78,68 74,29 69,87 65,42 60,95 56,44 51,91 47,35 42,75 38,13 33,47 28,79 24,07 19,32 14,54 9,73 4,88
65_6 264,84 224,18 180,54 133,67 83,27 78,89 74,49 70,06 65,61 61,12 56,60 52,06 47,48 42,88 38,24 33,57 28,87 24,14 19,38 14,58 9,76 4,89
65_7 268,69 228,20 184,75 138,07 87,85 83,50 79,11 74,70 70,26 65,79 61,29 56,76 52,21 47,62 43,00 38,35 33,67 28,95 24,21 19,43 14,63 9,78 4,91
65_8 272,53 232,22 188,95 142,45 92,43 88,09 83,73 79,33 74,91 70,46 65,98 61,47 56,93 52,35 47,75 43,12 38,46 33,76 29,04 24,28 19,49 14,67 9,81 4,92
65_9 276,36 236,23 193,14 146,83 97,01 92,69 88,34 83,96 79,56 75,12 70,66 66,16 61,64 57,09 52,50 47,89 43,24 38,57 33,86 29,13 24,35 19,55 14,71 9,84 4,94
65_10 280,18 240,24 197,33 151,21 101,58 97,28 92,94 88,58 84,20 79,78 75,33 70,86 66,35 61,82 57,25 52,65 48,03 43,37 38,68 33,96 29,21 24,43 19,61 14,76 9,87 4,95
65_11 284,00 244,24 201,51 155,58 106,15 101,86 97,55 93,20 88,83 84,43 80,00 75,54 71,06 66,54 61,99 57,41 52,80 48,17 43,50 38,80 34,06 29,30 24,50 19,67 14,80 9,90 4,97
66 287,81 248,23 205,69 159,95 110,71 106,44 102,14 97,82 93,46 89,08 84,67 80,23 75,76 71,26 66,73 62,17 57,58 52,96 48,31 43,63 38,91 34,17 29,39 24,57 19,73 14,85 9,93 4,98
27
66-67 Uitkering AOW-hiaat tot en met leeftijd (jaren_maanden) Ingangsleeftijd 60 61 62 63 64 64_1 64_2 64_3 64_4 64_5 64_6 64_7 64_8 64_9 64_10 64_11 65 65_1 65_2 65_3 65_4 65_5 65_6 65_7 65_8 65_9 65_10 65_11 66 66_1 66_2 66_3 66_4 66_5 66_6 66_7 66_8 66_9 66_10 66_11 67
66_1 291,61 252,22 209,86 164,31 115,27 111,02 106,74 102,43 98,09 93,72 89,33 84,91 80,45 75,97 71,46 66,92 62,35 57,75 53,11 48,45 43,75 39,03 34,27 29,47 24,65 19,79 14,89 9,96 5,00
66_2 295,41 256,19 214,03 168,67 119,83 115,59 111,32 107,03 102,71 98,36 93,99 89,58 85,15 80,68 76,19 71,66 67,11 62,53 57,91 53,27 48,59 43,88 39,14 34,37 29,56 24,72 19,85 14,94 9,99 5,01
66_3 299,19 260,16 218,19 173,02 124,37 120,15 115,91 111,63 107,33 103,00 98,64 94,25 89,83 85,39 80,91 76,40 71,87 67,30 62,71 58,08 53,43 48,74 44,01 39,26 34,47 29,65 24,80 19,91 14,98 10,02 5,03
66_4 302,97 264,13 222,34 177,37 128,92 124,71 120,48 116,23 111,94 107,63 103,28 98,91 94,51 90,09 85,63 81,14 76,62 72,08 67,50 62,89 58,25 53,58 48,88 44,15 39,38 34,58 29,74 24,87 19,97 15,03 10,05 5,05
66_5 306,74 268,08 226,48 181,70 133,46 129,27 125,06 120,82 116,55 112,25 107,93 103,57 99,19 94,78 90,34 85,87 81,37 76,84 72,29 67,70 63,08 58,43 53,74 49,03 44,28 39,49 34,68 29,83 24,94 20,03 15,07 10,09 5,06
66_6 310,50 272,03 230,62 186,04 137,99 133,82 129,62 125,40 121,15 116,87 112,56 108,23 103,86 99,47 95,05 90,60 86,11 81,60 77,07 72,50 67,89 63,26 58,60 53,90 49,17 44,41 39,61 34,78 29,92 25,02 20,09 15,12 10,12 5,08
66_7 314,25 275,97 234,75 190,36 142,51 138,36 134,18 129,98 125,75 121,48 117,19 112,88 108,53 104,15 99,75 95,32 90,85 86,36 81,84 77,29 72,71 68,09 63,45 58,77 54,06 49,32 44,54 39,73 34,89 30,01 25,10 20,15 15,17 10,15 5,09
66_8 318,00 279,90 238,88 194,68 147,04 142,90 138,74 134,55 130,34 126,09 121,82 117,52 113,19 108,83 104,45 100,03 95,59 91,11 86,61 82,08 77,51 72,92 68,29 63,63 58,94 54,22 49,46 44,67 39,85 34,99 30,10 25,17 20,21 15,21 10,18 5,11
66_9 321,73 283,83 242,99 199,00 151,55 147,44 143,29 139,12 134,92 130,70 126,44 122,16 117,85 113,51 109,14 104,74 100,31 95,86 91,38 86,86 82,32 77,74 73,13 68,49 63,82 59,12 54,38 49,61 44,81 39,97 35,10 30,19 25,25 20,27 15,26 10,21 5,12
66_10 325,46 287,74 247,10 203,30 156,06 151,96 147,84 143,68 139,50 135,29 131,06 126,79 122,50 118,18 113,83 109,45 105,04 100,60 96,14 91,64 87,11 82,56 77,97 73,35 68,70 64,01 59,29 54,54 49,76 44,94 40,09 35,21 30,29 25,33 20,34 15,31 10,24 5,14
66_11 329,18 291,65 251,21 207,61 160,57 156,49 152,38 148,24 144,08 139,89 135,67 131,42 127,15 122,84 118,51 114,15 109,76 105,34 100,89 96,41 91,91 87,37 82,80 78,20 73,57 68,90 64,20 59,47 54,71 49,91 45,08 40,21 35,31 30,38 25,41 20,40 15,36 10,28 5,16
67 332,89 295,56 255,30 211,90 165,07 161,00 156,91 152,79 148,65 144,47 140,27 136,04 131,79 127,50 123,19 118,84 114,47 110,07 105,64 101,18 96,69 92,18 87,62 83,04 78,43 73,78 69,11 64,39 59,65 54,87 50,06 45,22 40,34 35,42 30,47 25,49 20,47 15,41 10,31 5,17
67_1 336,59 299,45 259,39 216,19 169,56 165,52 161,44 157,34 153,21 149,05 144,87 140,66 136,42 132,15 127,86 123,53 119,18 114,80 110,39 105,95 101,48 96,98 92,44 87,88 83,29 78,66 74,00 69,31 64,59 59,83 55,04 50,22 45,36 40,46 35,53 30,57 25,57 20,53 15,45 10,34 5,19
28
A4. Hoog-Laag Bij toepassing van artikel 18 lid 6 van dit pensioenreglement gelden de hierna opgenomen factoren voor het ouderdomspensioen. Het partnerpensioen blijft bij toepassing van deze bepaling ongewijzigd. Indien de deelnemer het levenslang ouderdomspensioen niet vervroegt en gedurende een periode van 5 jaar een hoge uitkering wenst, gevolgd door een levenslange uitkering ter grootte van 75% van de hoge uitkering, dan geldt dat de hoge resp. lage uitkering 121,2% resp. 90,9% van het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen bedragen. Indien de deelnemer het levenslang ouderdomspensioen vervroegt en vervolgens tot leeftijd 67 jaar een hoge uitkering wenst en vanaf 67 jaar 75% van deze hoge uitkering, dan gelden de volgende percentages van het opgebouwde levenslange ouderdomspensioen: Pensioeningang 60 61 62 63 64 65 66
Hoge uitkering Tot 67 jaar
Lage uitkering Vanaf 67 jaar
120,0% 121,4% 122,9% 124,5% 126,4% 128,4% 130,7%
90,0% 91,0% 92,2% 93,4% 94,8% 96,3% 98,1%
Bij ingang van het ouderdomspensioen in de periode gelegen tussen het bereiken van de aangegeven leeftijd en de opvolgende leeftijd worden de tarieven naar rato, door interpolatie toegepast. Bij de uitvoering van de Hoog-Laag bepaling wordt het niveau van de lage uitkering ad 75% vastgesteld over de hoge uitkering inclusief eventueel verleende toeslagen. B1. Bedragen
Franchise Maximum pensioensalaris Referentiebedrag Afkoopgrens
2009
2010
2011 Vanaf 1 april 12.898 70.000
2012
2013
2014
2015
12.673 88.098
2011 Tot 1 april 12.898 89.067
12.465 87.226
13.062 70.000
13.394 70.000
13.662 70.000
13.662 100.000
417,74
420,69
427,29
55.000 427,29
56.238 438,44
57.925 451,22
59.084 458,06
Nvt 462,88
29
B2. Afkooptarieven Bij afkoop als bedoeld in artikel 14 lid 2 wordt de volgende tabel gehanteerd: 2014 2015 2016 2017 Ouderdoms- Partner Ouderdoms- Partner Ouderdoms- Partner Ouderdoms- Partner Leeftijd pensioen Pensioen Pensioen Pensioen pensioen pensioen Pensioen Pensioen 20 2,975 0,581 3,748 0,782 21 3,098 0,608 3,892 0,822 22 3,226 0,635 4,042 0,863 23 3,359 0,663 4,197 0,907 24 3,497 0,693 4,358 0,952 25 3,641 0,724 4,524 0,999 26 3,790 0,756 4,696 1,048 27 3,944 0,789 4,873 1,099 28 4,105 0,824 5,057 1,152 29 4,271 0,860 5,247 1,208 30 4,444 0,897 5,443 1,266 31 4,623 0,937 5,646 1,326 32 4,808 0,978 5,854 1,388 33 4,999 1,020 6,070 1,452 34 5,197 1,064 6,292 1,519 35 5,402 1,110 6,520 1,588 36 5,614 1,158 6,755 1,659 37 5,833 1,208 6,997 1,732 38 6,058 1,259 7,245 1,808 39 6,290 1,312 7,499 1,886 40 6,528 1,366 7,759 1,966 41 6,773 1,423 8,024 2,049 42 7,024 1,481 8,295 2,133 43 7,281 1,542 8,572 2,220 44 7,544 1,604 8,853 2,308 45 7,812 1,667 9,138 2,397 46 8,086 1,732 9,428 2,488 47 8,364 1,798 9,720 2,580 48 8,648 1,865 10,016 2,672 49 8,937 1,932 10,314 2,766 50 9,232 2,000 10,615 2,860 51 9,534 2,069 10,919 2,955 52 9,842 2,139 11,228 3,050 53 10,158 2,208 11,541 3,144 54 10,486 2,277 11,860 3,238 55 10,825 2,346 12,185 3,331 56 11,176 2,414 12,516 3,423 57 11,540 2,482 12,855 3,513 58 11,918 2,548 13,201 3,600 59 12,309 2,614 13,554 3,684 60 12,713 2,679 13,914 3,766 61 13,130 2,742 14,280 3,842 62 13,558 2,804 14,651 3,914 63 13,998 2,861 15,024 3,980 64 14,450 2,913 15,399 4,039 65 14,911 2,960 15,776 4,089 66 15,378 2,981 16,156 4,110 67 15,850 2,993 16,541 4,117 Bij afkoop in de periode gelegen tussen het bereiken van de aangegeven leeftijd en de opvolgende leeftijd wordt het afkooptarief naar rato, door interpolatie, toegepast.
30
Pensioenreglement 67 1 januari 2015
31