@ Grontmij Pensioenfonds
PENSIOENREGLEMENT 2015
Versie 12 februari 2015
Versie 12 februari 2015 - Pagina 1 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds INHOUD Artikel 1
Definities, afkortingen en bedragen ....................................................................... 4
Artikel 2
Deelnemerschap ...................................................................................................... 9
Artikel 3
Omschrijving van de aanspraken......................................................................... 10
Artikel 4
Ouderdomspensioen ............................................................................................. 11
Artikel 5
Wezenpensioen en partnerpensioen ..................................................................... 12
Artikel 6
Arbeidsongeschiktheidspensioen .......................................................................... 14
Artikel 7
Verlof ..................................................................................................................... 18
Artikel 8
Aanvullende voorwaarden vrijwillig (tijdelijk) partnerpensioen ....................... 19
Artikel 9
Financiering .......................................................................................................... 20
Artikel 10
Premievrije voortzetting van pensioenverwerving bij arbeidsongeschiktheid ... 22
Artikel 11
Beëindiging van het deelnemerschap wegens ontslag .......................................... 25
Artikel 12
Pensioen en scheiding ........................................................................................... 26
Artikel 13
Flexibele pensionering .......................................................................................... 28
Artikel 14
Keuzemogelijkheden bij pensionering ................................................................. 29
Artikel 15
Uitbetaling van de pensioenen .............................................................................. 30
Artikel 16
Extra toekenningen ............................................................................................... 30
Artikel 17
Voorwaardelijke toeslagen deelnemers , (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden ........................................................................................... 31
Artikel 18
Overige voorwaarden ........................................................................................... 32
Artikel 19
Voorbehoud van de aangesloten onderneming .................................................... 33
Artikel 20
Uitgesloten risico's ................................................................................................ 33
Artikel 21
Herverzekering ..................................................................................................... 34
Artikel 22
Afkoop van rechten ............................................................................................... 34
Artikel 23
Korting .................................................................................................................. 35
Artikel 24
Herstel van korting pensioenaanspraken en pensioenrechten ............................ 36
Versie 12 februari 2015 - Pagina 2 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 25
Overgangsmaatregelen bij wijziging van het pensioenreglement per 1 januari 2006 ....................................................................................................................... 36
Artikel 26
Overgangsbepalingen ........................................................................................... 36
Artikel 27
Fiscale wetgeving .................................................................................................. 37
Artikel 28
Inwerkingtreding .................................................................................................. 37
Bijlagen
38
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
Vervroegings- en uitsteltarieven o.b.v. 31-12-2013 (geldig tot en met 31-12-2016) .................................................................................................. 38 Omzettingstarief levenslang ouderdomspensioen (OP) vanaf 67 jaar in levenslang partnerpensioen (PP) (en vice versa) m.i.v. 01-01-2015 ............... 40 Hoog-laagtarieven m.i.v. 01-01-2015 ............................................................ 41 Laag-hoogtarieven m.i.v. 01-01-2015 ........................................................... 44 Uitruiltarieven bij ontslag m.i.v. 01-01-2015................................................. 47 Afkooptarieven klein pensioen m.i.v. 01-01-2015 ......................................... 49 Omzettingstarieven bij echtscheiding m.i.v. 01-01-2015 ............................... 51 Bruto bedragen en percentages m.i.v. 01-01-2015 ......................................... 53
Versie 12 februari 2015 - Pagina 3 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 1
Definities, afkortingen en bedragen
In dit reglement wordt verstaan onder: Aangesloten onderneming
- De in overeenstemming met de statuten van het fonds aangesloten onderneming.
AOW-franchise
- Het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. De AOW-franchise wordt bepaald door 10/7,5 e van de AOW-uitkering voor een gehuwde, waarvan de partner de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, inclusief vakantietoeslag. De AOW-franchise is gelijk aan het door de fiscus bepaalde minimum bedrag per 1 januari van enig jaar. De op 1 januari van enig jaar van kracht zijnde AOW-franchise geldt voor het gehele jaar. In de loop van het jaar optredende mutaties worden derhalve niet eerder doorgevoerd dan per 1 januari van het erop volgende jaar.
Basis regeling
- De basisregeling voorziet in pensioenopbouw over het deel van het salaris tot het maximum van salarisschaal 13. De Basisregeling is een Collective Defined Contribution regeling met een middelloonsystematiek. Het deel van het salaris waarover de werkgever premie beschikbaar stelt: salaris tot het maximumpensioensalaris minus de AOW-franchise.
Bestuur
- Het bestuur van het fonds.
Excedent regeling
- De excedent regeling voor deelnemers die een salaris hebben boven het maximum van salarisschaal 13. De excedent regeling is evenals de basisregeling een Collective Defined Contribution regeling met een middelloonsystematiek. Het deel van het salaris waarover de werkgever premie beschikbaar stelt: salaris minus maximumpensioensalaris (basisregeling).
Bijzonder partnerpensioen
- Partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner.
Collectieve loonsverhoging
- De in dit reglement genoemde salarisgrenzen worden steeds verhoogd met het percentage van de in de Grontmij-Cao overeengekomen collectieve loonsverhoging. Een CAO-verhoging die niet plaats vind op 1 januari, zal met ingang van 1 januari van het daarop volgende jaar worden verwerkt in de salarisgrenzen.
Deelnemer
- Degene die ingevolge artikel 2, lid 1 van dit reglement is toegelaten.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 4 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Deelnemersjaren
- De jaren die een werknemer heeft doorgebracht als deelnemer aan de pensioenregeling, naar evenredigheid van de gewerkte tijd ten opzichte van de van kracht zijnde volledige werktijd.
Fonds
- Stichting Pensioenfonds Grontmij.
Gewezen deelnemer
- Degene die deelnemer aan het fonds is geweest en premievrije pensioenaanspraken heeft verkregen.
Grenssalaris
- Het salaris waarop dit reglement maximaal van toepassing is conform het fiscaal kader, zijnde € 100.000,- (bedrag niveau 2015). Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd conform de wettelijke regels die op deze wettelijke maximering van toepassing zijn.
Kind
- Kind dat tot de deelnemer in een familierechtelijke betrekking staat. Voorts het pleeg- en stiefkind dat als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed en als zodanig is aangemeld bij het fonds.
Maximumpensioensalaris (basisregeling)
Partner
- Het salaris dat de bovengrens vormt voor de basisregeling (zijnde het maximum salaris van salarisschaal 13) en waarboven de excedent regeling van kracht is. a b c
Partnerschap
- a b c
De echtgenote, de echtgenoot. Degene met wie de deelnemer een geregistreerd partnerschap als bedoeld in het burgerlijk wetboek is aangegaan. Degene met wie de deelnemer, met wie geen bloedverwantschap in de rechte lijn (ouders, kinderen) bestaat, bij notariële akte een samenlevingsovereenkomst heeft gesloten, waaruit minimaal de gezamenlijke huishouding blijkt. Zowel de partner als de deelnemer dienen ongehuwd te zijn en geen geregistreerd partnerschap te zijn aangegaan. Huwelijk. Geregistreerd partnerschap. Samenlevingsovereenkomst bij notariële akte.
Pensioenaanspraak
- Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
Pensioendatum
- De dag waarop de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
Pensioengerechtigde
- Degene voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan.
Pensioengrondslag Basisregeling - Het deel van het salaris waarover pensioenaanspraken worden opgebouwd: het pensioensalaris Basisregeling minus de AOWfranchise. De pensioengrondslag wordt vastgesteld per 1 januari. Pensioengrondslag excedent regeling - Het salaris-deel vanaf het maximumpensioensalaris (basisregeling) tot maximaal het grenssalaris. Pensioeningangsdatum
- De datum waarop het pensioen daadwerkelijk ingaat.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 5 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Pensioensalaris Basisregeling
Pensioensalaris excedent regeling
- Het salaris tot maximaal het maximumpensioensalaris (basisregeling); deze kan niet negatief zijn. Het pensioensalaris wordt vastgesteld per 1 januari. - Het salaris-deel vanaf het maximumpensioensalaris (basisregeling) tot maximaal het grenssalaris. Het pensioensalaris wordt vastgesteld per 1 januari.
Pensioenreglement 2012
- Het pensioenreglement zoals dat gold tot 1 januari 2014.
Pensioenreglement 2014
Het pensioenreglement zoals dat gold tot 1 januari 2015.
PP1
- Het partnerpensioen dat bij overlijden van de deelnemer tijdens het dienstverband met Grontmij vóór de 67e verjaardag tot uitkering komt en dat op risicobasis is verzekerd aanvullend op het reeds opgebouwde spaarPartnerpensioen (DPP2/DPP3)
UPP2
- Het uitgesteld spaarPartnerpensioen dat bij overlijden na de 67 e verjaardag van de (gewezen) deelnemer tot uitkering komt en dat op kapitaalbasis is opgebouwd in de basisregeling onder reglement 2014.
UPP3
- Het uitgesteld spaarPartnerpensioen dat bij overlijden na de 67 e verjaardag van de (gewezen) deelnemer tot uitkering komt en dat op kapitaalbasis is opgebouwd in de excedentregeling onder reglement 2014.
DPP2
- Het direct ingaande spaarPartnerpensioen dat bij overlijden van de (gewezen) deelnemer tot uitkering komt en dat op kapitaalbasis wordt opgebouwd in de basisregeling.
DPP3
- Het direct ingaande spaarPartnerpensioen dat bij overlijden van de (gewezen) deelnemer tot uitkering komt en dat op kapitaalbasis wordt opgebouwd in de excedent regeling.
Premiedepot deelnemers
- Het premiedepot deelnemers kan worden gevormd indien de ontvangen premie in enig jaar hoger is dan de zuivere kostendekkende premie. Dit, nadat artikel 16 van toepassing is geweest, of door het bestuur besloten is dat artikel 16 niet tot uitvoering komt door het bereikt hebben van fiscaal maximaal toelaatbare extra toekenning aan deelnemers. Het premieoverschot komt niet in de algemene reserve van het fonds, maar wordt gereserveerd in het premiedepotdeelnemers. Bij een premiedepot deelnemers groter dan 10% van de technische voorziening deelnemers, wordt het meerdere overgeheveld naar de algemene reserve van het fonds.
Risicogrondslag
- Het salaris tot maximaal het grenssalaris minus AOW-franchise voor het wezenpensioen en het partnerpensioen. Het salaris tot maximaal het salaris van salarisschaal 17 minus
Versie 12 februari 2015 - Pagina 6 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds AOW-franchise voor het arbeidsongeschiktheidspensioen. Salaris
- Twaalf maal het op basis van volledige werktijd geldende bruto maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag en met eventuele structurele pensioendragende toeslagen die door de werkgever als zodanig zijn aangemerkt.
Scheiding
- Ontbinding partnerschap (echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap, dan wel het ontbinden van de samenlevingsovereenkomst).
Scheidingsdatum
- De datum waarop de rechterlijke uitspraak houdende de scheiding dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap wordt opgenomen in de registers van de burgerlijke stand, dan wel de datum waarop de samenlevingsovereenkomst wordt ontbonden.
Tijdelijk Partnerpensioen
-
Het tijdelijk partnerpensioen komt tot uitkering tegelijk met het partnerpensioen PP1, onder voorwaarde dat de verzekerde partner niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft én de overleden deelnemer op het moment van overlijden deelnemer was, dan wel een vanuit actieve dienst pensioengerechtigde was. De hoogte van het tijdelijk parterpensioen wordt jaarlijks op 1 januari vastgesteld. Op 1 januari 2015 is de hoogte € 11.300 bruto per jaar maal de parttimegraad. Jaarlijks wordt het tijdelijk partnerpensioen verhoogd met de procentuele verhoging van het fiscaal maximum van dit bedrag van 1 januari in enig jaar tot 1 januari in het daarop volgend jaar.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 7 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Afkortingen: ABTN AOW Cao PP PW UWV WAO Wet LB ’64 WIA
Actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds Algemene Ouderdomswet Collectieve arbeidsovereenkomst Partnerpensioen Pensioenwet Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet op de loonbelasting 1964 Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
Versie 12 februari 2015 - Pagina 8 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Artikel 2
Deelnemerschap
1
Als deelnemer wordt toegelaten: a de persoon, die in dienst van de aangesloten onderneming is getreden en met wie door de betreffende onderneming een pensioenovereenkomst is gesloten waarvan de uitvoering is ondergebracht bij het fonds. b de persoon die door het bestuur op verzoek van een aangesloten onderneming als deelnemer wordt opgenomen al dan niet onder van dit reglement afwijkende voorwaarden en mits voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet LB'64 en wet- en regelgeving.
2
Het deelnemerschap vangt aan: a voor de deelnemer bedoeld in lid 1 onder a van dit artikel op het tijdstip waarop aan de gestelde voorwaarden is voldaan. b voor de deelnemer bedoeld in lid 1 onder b van dit artikel indien door het bestuur schriftelijk is medegedeeld dat men als deelnemer is toegelaten. Het deelnemerschap aan dit pensioenreglement vangt niet eerder aan dan op 1 januari 2015.
3
Het deelnemerschap eindigt op de 67e verjaardag en verder: a bij overlijden. b bij beëindiging van het dienstverband met de aangesloten onderneming, met uitzondering bij beëindiging vanwege arbeidsongeschiktheid tot maximaal het niveau van de arbeidsongeschiktheid ten tijde van beëindiging van het deelnemerschap. c indien voor wat betreft de in lid 1 onder b van dit artikel door bedoelde deelnemers niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
4
Bij een dienstverband in deeltijd vindt de toekenning van aanspraken plaats naar evenredigheid van de gewerkte tijd ten opzichte van de van kracht zijnde volledige werktijd.
5
Bij aanvang van het deelnemerschap kunnen bij de vorige pensioenuitvoerder(s) opgebouwde pensioenaanspraken worden overdragen aan het fonds met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de PW. De inkomende waarde wordt verdeeld over de basisregeling en excedent regeling in de verhouding van de pensioengrondslag. Bij herindiensttreding kunnen de tijdens een eerder dienstverband bij een aangesloten onderneming verkregen premievrije aanspraken door middel van interne waardeoverdracht worden omgezet.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 9 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 3 1
Omschrijving van de aanspraken
Algemeen
Het pensioenreglement heeft een hybride karakter en bestaat daarmee uit twee onderdelen. De basisregeling en de excedentregeling. De basisregeling De deelnemer verwerft uit hoofde van dit reglement tot maximaal het maximumpensioensalaris pensioenaanspraken in de basisregeling. De excedentregeling De deelnemer verwerft uit hoofde van dit reglement van het maximumpensioensalaris (basisregeling) tot maximaal het grenssalaris pensioenaanspraken in de excedentregeling. Collectieve Defined Contribution regeling (CDC). De huidige pensioenregeling betreft een zogenaamde collectieve beschikbare premieregeling (CDC-regeling). De werkgever en de werknemers stellen de bijdrage zoals overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst beschikbaar. Mocht in enig jaar blijken dat de collectieve beschikbare premie niet voldoende is om de nagestreefde pensioenopbouw te realiseren, dan kan uiteindelijk de toekomstige pensioenopbouw lager worden vastgesteld.
2
De deelnemer heeft met inachtneming van de overige bepalingen van dit pensioenreglement aanspraak op: a ouderdomspensioen voor zichzelf. b wezenpensioen voor zijn of haar kinderen. c arbeidsongeschiktheidspensioen voor zichzelf. d direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3) voor zijn of haar aangemelde partner. En daarnaast, tenzij de deelnemer op in dit pensioenreglement voorgeschreven wijze te kennen heeft gegeven geen deelname te wensen: e (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) op risicobasis voor zijn of haar aangemelde partner.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 10 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 4
Ouderdomspensioen
1
Voor de deelnemer wordt op verplichte basis een ouderdomspensioen opgebouwd, ingaande op de 67e verjaardag en betaalbaar tot en met de maand van overlijden.
2
Het ouderdomspensioen wordt gefinancierd uit de in artikel 9 omschreven bijdragen voor de basisregeling en de excedentregeling. Indien deze bijdragen in enig jaar niet toereikend zijn, zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 lid 1 worden gehandeld.
3
De basisregeling: Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 en lid 2, bedraagt het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen maximaal 1,875% van de Pensioengrondslag basisregeling. De excedent regeling: Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 en lid 2, bedraagt het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen maximaal 1,875% van de Pensioengrondslag excedent regeling. Het totale ouderdomspensioen bedraagt de som van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. Het opgebouwde-, premievrije- en ingegane ouderdomspensioen kan jaarlijks worden verhoogd met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17.
4
Het ouderdomspensioen kan, behoudens de uitzonderingen zoals genoemd in de Wet LB'64 en wet- en regelgeving, niet meer bedragen dan 100% van het laatstgenoten salaris inclusief de AOW-uitkering inclusief vakantietoeslag voor een gehuwde waarvan de partner de AOWgerechtigde leeftijd heeft bereikt. Door waardeoverdracht, toeslagen, variabilisering, alsmede uitruil van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen mag het genoemde maximum van 100% worden overschreden.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 11 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 5
Wezenpensioen en partnerpensioen
Het wezenpensioen 1
Voor de deelnemer wordt op verplichte basis een wezenpensioen verzekerd ten behoeve van ieder kind. Het wezenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en is betaalbaar tot en met de maand waarin de 23ste verjaardag van het kind valt.
2
Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt, met inachtneming van het achtste lid van dit artikel: bij overlijden van een deelnemer: per kind 0,25% van de risicogrondslag, vermenigvuldigd met het aantal tot de pensioendatum te bereiken deelnemersjaren. bij overlijden van een gewezen deelnemer of een pensioengerechtigde: per kind 12,5% van het oorspronkelijk bereikte ouderdomspensioen in de basisregeling. De verzekering als bedoeld in dit lid heeft geen premievrije waarde. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien het kind ouderloos is. Verplicht op te bouwen direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3)
3
De deelnemer bouwt op verplichte basis een direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3) op ten behoeve van een partner, ingaande op de dag van overlijden van de deelnemer en betaalbaar tot en met de maand van overlijden van de partner. De basisregeling: Het jaarlijks op te bouwen direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2) bedraagt 70% van het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen in de basisregeling. Het totale direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP2) bedraagt de som van de opgebouwde aanspraken op direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2). Dit direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2) wordt ook opgebouwd indien er geen sprake is van een partner. Is er geen aangemelde partner op de uitdiensttredingsdatum dan kan de deelnemer op de pensioeningangsdatum dit direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP2) omzetten in ouderdomspensioen en daarmee de bestaande ouderdomspensioenaanspraken verhogen. De excedent regeling: Het direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP3) bedraagt 70% van het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen in de excedentregeling. Het totale direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP3) bedraagt de som van de opgebouwde aanspraken op direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP3). Dit direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP3) wordt ook opgebouwd indien er geen sprake is van een partner. Is er geen aangemelde partner op de uitdiensttredingsdatum dan kan de deelnemer op de pensioeningangsdatum dit direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP3) omzetten in ouderdomspensioen en daarmee de bestaande ouderdomspensioenaanspraken verhogen.
4
Bij overlijden van de (gewezen) partner voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, vóór de pensioeningangsdatum maakt de aanspraak op een eventueel (bijzonder) spaarPartnerpensioen (UPP2, UPP3, DPP2, DPP3) vanaf het moment van overlijden van de (gewezen) partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 12 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Vrijwillig te verzekeren partnerpensioen gedurende het deelnemerschap (PP1) 5
Tenzij de deelnemer op de voorgeschreven wijze heeft aangegeven geen verzekering te wensen van PP1 wordt voor de deelnemer met aangemelde partner op vrijwillige basis een partnerpensioen PP1 verzekerd ten behoeve van de partner ter zake van overlijden voor de 67 e verjaardag van de deelnemer, ingaande op de dag van overlijden van de deelnemer en betaalbaar tot en met de maand van overlijden van de partner. Het PP1 bedraagt 70% van het bereikbaar ouderdomspensioen minus het opgebouwde (bijzonder) direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3). De verzekering als bedoeld in dit lid heeft geen premievrije waarde en eindigt bij overlijden van de partner, bij scheiding, bij beëindiging van het deelnemerschap en bij ingang van pensioen. Het tijdelijk partnerpensioen (TPP)
6
Tenzij de deelnemer op de voorgeschreven wijze heeft aangegeven geen verzekering te wensen van PP1 wordt voor de deelnemer met aangemelde partner op vrijwillige basis een tijdelijk partnerpensioen verzekerd ten behoeve van de partner bij overlijden van de deelnemer voor de 67e verjaardag van de deelnemer. Dit tijdelijk partnerpensioen bedraagt € 11.300 (niveau 1-1-2015) vermenigvuldigd met de parttimegraad. Het tijdelijk partnerpensioen heeft geen premievrije waarde en eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd van de partner, overlijden van de partner, bij scheiding en bij beëindiging van het deelnemerschap. Algemeen
7
Bij overlijden van de (gewezen) partner na de pensioeningangsdatum zal aan een eventuele nieuwe partner geen enkele vorm van partnerpensioen worden toegekend.
8
Het partnerpensioen, het wezenpensioen en het tijdelijk partnerpensioen (TPP) kunnen, behoudens de uitzonderingen zoals genoemd in de Wet LB'64 en wet- en regelgeving, niet meer bedragen dan de in de wet Loonbelasting genoemde maxima. Door waardeoverdracht, toeslagen, variabilisering, alsmede gehele of gedeeltelijke onderlinge uitruil van partnerpensioen, wezenpensioen en ouderdomspensioen, mits de ruil uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen plaatsvindt op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, kunnen de in de Wet LB’64 genoemde maxima worden overschreden.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 13 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 6 1
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Algemeen Indien hij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet heeft de deelnemer recht op uitkering van een arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf, de dag waarop conform de beschikking van het UWV arbeidsongeschiktheid bestaat in de zin van de WAO of WIA en eventueel recht op een WAO- of WIA-uitkering ontstaat. In aanmerking te nemen salaris Onverminderd het bepaalde in artikel 23, wordt voor de vaststelling van de hoogte van dit arbeidsongeschiktheidspensioen het (deeltijd)salaris tot maximaal het grens(deeltijd)salaris in aanmerking genomen, zoals dat gold onmiddellijk voorafgaand aan het moment van intreden van arbeidsongeschiktheid conform de beschikking van het UWV in de zin van de WAO- of WIA waarbij ook de mate van arbeidsongeschiktheid in aanmerking wordt genomen. Voor de vaststelling van de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt naast de hoogte van de risicogrondslag ook de AOW-franchise, én de grens maximumdagloon UWV gehanteerd, zoals die golden onmiddellijk voorafgaand aan het moment van intreden van arbeidsongeschiktheid conform de beschikking van het UWV in de zin van de WAO of WIA. Hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen boven de maximumdagloongrens UWV Voor de deelnemer die bij aanvang van ziekte een (deeltijd)salaris heeft boven de maximumdagloongrens bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen 75% van het (deeltijd)salaris tot maximaal het salaris van salarisschaal 17 boven de maximumdagloongrens, rekeninghoudend met de mate van arbeidsongeschiktheid conform de beschikking van het UWV in de zin van de WAO of WIA. Indien hij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet, kan deze deelnemer ook in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidspensioen dat is gerelateerd aan het (deeltijd)salaris tot de maximumdagloongrens van het UWV met betrekking tot WAO en WIA, de mate van arbeidsongeschiktheid in aanmerking genomen.
2
WIA Hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen tot de maximumdagloongrens UWV Bij volledige arbeidsongeschiktheid 80 tot 100% De arbeidsongeschikte deelnemer ontvangt: · óf een UWV WIA/IVA-uitkering van 75% van het (deeltijd)salaris tot maximaal het maximumdagloon UWV: in dat geval ontvangt de deelnemer geen arbeidsongeschiktheidspensioen tot het maximumdagloon UWV. · óf een UWV WIA/WGA/Loongerelateerde uitkering: in dat geval ontvangt de deelnemer na twee maanden een arbeidsongeschiktheidspensioen van 5% van het (deeltijd)salaris tot maximaal het maximumdagloon UWV conform dit artikel. · óf een UWV WIA/WGA/Loonaanvullingsuitkering: in dat geval ontvangt de deelnemer een arbeidsongeschiktheidspensioen van 5% het (deeltijd)salaris tot maximaal het maximumdagloon UWV conform dit artikel.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 14 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid 35 tot 80% · ·
·
·
De arbeidsongeschikte deelnemer ontvangt: óf een UWV WIA/WGA/Loongerelateerde uitkering: in dat geval ontvangt de deelnemer na twee maanden een arbeidsongeschiktheidspensioen van 5% van het (deeltijd)salaris tot maximaal het maximumdagloon UWV conform dit artikel, te vermenigvuldigen met het in de beschikking van het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. óf een UWV WIA/WGA/Loonaanvullingsuitkering: in dat geval ontvangt de deelnemer een arbeidsongeschiktheidspensioen van 5% van het (deeltijd)salaris tot maximaal het maximumdagloon UWV conform dit artikel, te vermenigvuldigen met het in de beschikking van het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. óf een UWV WIA/WGA/Vervolguitkering: in dat geval ontvangt de deelnemer een arbeidsongeschiktheidspensioen van 75% van het (deeltijd)salaris tot het maximumdagloon UWV conform dit artikel minus de UWV WIA/WGA/Vervolguitkering te vermenigvuldigen met het in de beschikking van het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. De UWV WIA/WGA/Vervolguitkering wordt eenmalig bij aanvang op basis van de beschikking vastgesteld.
Bij arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% Bij een door het UWV bij beschikking bepaald arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen 75% van het (deeltijd)salaris tot het maximumdagloon UWV vermenigvuldigd met het in de beschikking van het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Dit arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op het moment dat het UWV bij beschikking een arbeidsongeschiktheidspercentage heeft vastgesteld en wordt voor een maximale duur van 5 jaar toegekend. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt telkens voor een periode van maximaal 5 jaar verlengd, indien de deelnemer na afloop van de periode van 5 jaar een nieuwe beschikking van het UWV overlegt waaruit zijn arbeidsongeschiktheidspercentage blijkt. 3
WAO Indien recht op een WAO-uitkering bestaat bedraagt het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid 75% van het (deeltijd)grenssalaris, verminderd met de WAO-uitkering of WAO-vervolguitkering zoals die geldt op de ingangsdatum conform de beschikking van het UWV. Tussentijdse WAOuitkeringsindexaties worden niet in aanmerking genomen.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 15 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd conform onderstaande tabel. mate van arbeidsongeschiktheid 0% 15 % 25 % 35 % 45 % 55 % 65 % 80 %
4
tot tot tot tot tot tot tot tot
15 % 25 % 35 % 45 % 55 % 65 % 80 % 100 %
arbeidsongeschiktheidspensioen als percentage van het (deeltijd)salaris 0,0 % 15,0 % 22,5 % 30,0 % 37,5 % 45,0 % 54,4 % 75,0 %
Algemeen WIA en WAO Melding wijzigingen De arbeidsongeschikte deelnemer meldt wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid of in de hoogte van de WIA/WAO uitkering aan het fonds. Einde uitkering Het arbeidsongeschiktheidspensioen van het fonds als bedoeld in dit artikel eindigt met ingang van het moment dat geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of WIA conform de beschikking van het UWV, doch uiterlijk op de eerste van de volgende tijdstippen: pensioendatum, de AOW-gerechtigde leeftijd, de eerdere pensioeningangsdatum of het moment van overlijden óf op basis van samenloop conform artikel 23 lid 5. Het arbeidsongeschiktheidspensioen van dit fonds eindigt ook als de arbeidsongeschikte deelnemer aan wie arbeidsongeschiktheidspensioen is toegekend, verplicht is tot deelneming aan een andere pensioenregeling. Het hier bepaalde is niet van toepassing, indien de betrokken deelnemer op de datum van opneming in een andere pensioenregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Indien bij beëindiging van de arbeidsongeschiktheid de vrijgekomen arbeidscapaciteit niet wordt aangewend in dienst van de aangesloten onderneming zijn de bepalingen van artikel 11 van toepassing. De duur van de uitkeringsperiode van het arbeidsongeschiktheidspensioen is zoveel korter als de duur van de arbeidsongeschiktheid óf op basis van de nieuwe beschikking van het UWV blijkt óf op basis van de hersteld-melding in de onderneming. Voorwaardelijke toeslagverlening Voor de toeslagverlening op het maandelijks uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen is artikel 17 van toepassing. Informatie van het UWV De deelnemer machtigt het fonds, indien en voor zover noodzakelijk, om rechtstreeks van het UWV informatie te verkrijgen over zijn arbeidsongeschiktheid en zijn UWV-uitkering.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 16 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Sanctie Bij het niet voldoen aan de voorschriften van de uitkeringsinstantie wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen verminderd in dezelfde mate per dezelfde datum als de WAO- of WIA-uitkering is verminderd. Indien niet wordt voldaan aan de voorschriften van dit Pensioenreglement, waaronder begrepen de verplichting tot informatievertrekking aan het pensioenfonds, is het pensioenfonds genoodzaakt de voorzieningen in verband met de arbeidsongeschiktheid te verminderen, dan wel te beëindigen, zulks ter beoordeling aan het pensioenfonds.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 17 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 7 1
Verlof
Tijdens een periode van verlof (zoals vermeld onder lid 2) conform de overige voorwaarden van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965, wordt op verzoek van de deelnemer vrijwillig verzekerd, op basis van de vóór aanvang van het verlof geldende pensioengrondslag cq het dienstverband: · (Tijdelijk) Partnerpensioen (PP1/TPP) (artikel 5 lid 5 en lid 6). · Ouderdomspensioen (artikel 4) te zamen met het direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3) (artikel 5 lid 3, lid 4 en lid 5) De dekking van het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen blijft tijdens een periode van verlof in stand.
2
De vormen van verlof tijdens welke deze pensioenaanspraken verzekerd kunnen worden: · Vormen van verlof zoals beschreven in de Cao bij de werkgever; · Wettelijk ouderschapsverlof als beschreven in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg; · Onbetaald verlof voor maximaal 18 maanden. Voor voortzetting van de pensioenopbouw tijdens onbetaald verlof voor een periode langer dan drie maanden is toestemming van het bestuur benodigd; · Levensloop in de zin van artikel 19g Wet LB’64; · Sabbatical verlof voor ten hoogste 12 maanden.
3
De financiering van alle (vrijwillig) verzekerde pensioenen tijdens verlof worden in de mate van artikel 9 en artikel 7 geheel door de werknemer, voorafgaand aan het verlof gedragen.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 18 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 8 1
Aanvullende voorwaarden vrijwillig (tijdelijk) partnerpensioen
Algemeen
Een deelnemer met een partner die voldoet aan de omschrijving van partner conform artikel 1, kan een verzekering van (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) afsluiten. Bij aanvang van het dienstverband en daarmee het deelnemerschap wordt de vrijwillige verzekering (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) automatisch voor iedereen - ongeacht burgerlijke staat - verzekerd. Vanaf de in diensttredingsdatum wordt premie ingehouden op het salaris. Wenst de deelnemer geen partner te verzekeren of is er geen partner dan meldt de deelnemer zich schriftelijk af voor de vrijwillige verzekering (tijdelijk) partnerpensien (PP1/TPP). De deelnemer met een partner waarmee een samenlevingsovereenkomst is op basis van een notariële akte, die de verzekering wenst te sluiten, levert binnen twee maanden na ontvangst van de de startbrief de correcte gegevens aan van die partner, inclusief een kopie van de notariële akte. Bij huwelijk en geregistreerd partnerschap ontvangt het fonds de partnergegevens uit de basisadministratie van de gemeente en hoeft de deelnemer geen aanvullende gegevens te leveren.
2
Op de volgende momenten kan een deelnemer de verzekering van (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) afsluiten a Bij aanvang deelnemerschap (automatisch). b binnen een termijn van twee maanden na het aangaan van een partnerschap. c binnen een termijn van twee maanden na wijziging van het aantal kinderen.
3
Afmelden van deelname aan het (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) kan te allen tijde. Hiervoor geldt een opzegtermijn van één maand vanaf de eerste van de maand na ontvangst van de schriftelijke opzegging. Indien een deelnemer de deelname opzegt binnen twee maanden na ontvangst van de startbrief geldt geen opzegtermijn en wordt de premie door de werkgever gerestitueerd vanaf de aanvang van deelname.
4
Indien een deelnemer buiten de in lid 2 genoemde momenten de verzekering van (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) wil afsluiten, kan het bestuur een geneeskundig onderzoek verlangen. Een en ander met inachtneming van de Wet op de Medische Keuringen. Indien uit het geneeskundig onderzoek blijkt dat er geen verhoogde sterftekans is, zal acceptatie volgen. Wanneer blijkt dat niet alle door de geneeskundige(n) gestelde vragen volledig naar waarheid zijn beantwoord, zullen geen aanspraken op partnerpensioen worden toegekend, tenzij het bestuur anders beslist.
5
De pensioengerechtigde, die vanaf uit dienst treden bij de werkgever of vanaf de pensioeningangsdatum een partnerschap aangaat, zal geen nieuw recht op (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) worden verleend.
6
Het partnerpensioen (PP1) kan, behoudens de uitzonderingen zoals genoemd in de Wet LB’64 en wet- en regelgeving, niet meer bedragen dan 70% van het pensioengevend salaris. Door waardeoverdracht, toeslagen en variabilisering, mag het genoemde maximum van 70% worden overschreden. Voor het tijdelijk partnerpensioen (TPP) geldt het bepaalde in artikel 18 f Wet LB’64.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 19 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 9
Financiering
De huidige pensioenregeling, zowel de basisregeling als de excedentregeling, betreft een zogenaamde collectieve beschikbare premieregeling (CDC-regeling). 1
De financiering van de in dit reglement neergelegde pensioenregeling in de vorm van een uitkeringsovereenkomst geschiedt door middel van een vaste bijdrage voor de basisregeling en een vaste bijdrage voor de excedentregeling. Hierbij wordt de bijdrage voor de excedentregeling separaat bepaald van de bijdrage voor de basisregeling. De bijdragen zijn per 1 januari 2015 : Voor de basisregeling: a ouderdomspensioen, direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2) ter zake van overlijden en wezenpensioen: 24,4427% van de pensioengrondslag Basisregeling. b arbeidsongeschiktheidspensioen: 1,1666% van de risicogrondslag. c partnerpensioen (PP1) terzake van overlijden vóór de 67 e verjaardag en tijdelijk partnerpensioen (TPP): 3,50% van de risicogrondslag. Voor de excedentregeling: a ouderdomspensioen: 19,8750% van de pensioengrondslag excedentregeling. b direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP3) ter zake van overlijden: 3,8625% van de pensioengrondslag excedentregeling. Indien een deelnemer in deeltijd werkzaam is, worden de hiervoor genoemde bijdragen vastgesteld naar evenredigheid van de gewerkte tijd ten opzichte van de van kracht zijnde volledige werktijd. Ingeval de vaste bijdrage voor basisregeling en/of de vaste bijdrage voor de excedentregeling niet voldoet aan de eisen die in het kader van het bij of krachtens de Pensioenwet aan een kostendekkende premie worden gesteld, kunnen de opbouwpercentages van de aanspraken lager worden gesteld. Ingeval in enig jaar de vaste bijdrage voor basisregeling en/of de vaste bijdrage voor de excedentregeling (de financiering) lager is dan de interne kostendekkende premie, dan is er sprake van een premietekort. Hiervoor geldt het bepaalde in artikel 23 lid 1 (korting aanspraken).
2
De bijdragen voor ouderdomspensioen in de basisregeling, direct ingaand spaarPartnerpensioen in de basisregeling (DPP2), alsmede voor wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen worden ten behoeve van de uitkeringsovereenkomst tussen de aangesloten onderneming en de deelnemers verdeeld in de verhouding 85 : 15. De bijdragen voor (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) en direct ingaand spaarPartnerpensioen in de excedentregeling (DPP3) worden volledig gefinancierd door de deelnemer. De bijdragen voor ouderdomspensioen in de excedentregeling worden volledig gefinancierd door de aangesloten onderneming, De bijdrage voor de vrijwillige verzekering (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP) kan jaarlijks door het bestuur opnieuw worden vastgesteld.
3
De deelnemer is alleen bijdragen verschuldigd voor het (tijdelijk) partnerpensioen (PP1/TPP), het Arbeidsongeschiktheidspensioen en het direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP3) voor zover
Versie 12 februari 2015 - Pagina 20 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds die voor de deelnemer van toepassing zijn. 4
De eigen bijdrage van de deelnemer zal door de aangesloten onderneming met de salarisuitbetalingen worden verrekend.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 21 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 10 Premievrije voortzetting van pensioenverwerving bij arbeidsongeschiktheid 1
Algemeen Voor de deelnemer vindt op verplichte basis premievrije verwerving van de voor hem verzekerde pensioenen plaats, vanaf de dag waarop conform de beschikking van het UWV arbeidsongeschiktheid bestaat in de zin van de WAO of WIA en eventueel recht op een WAO- of WIA-uitkering ontstaat. In aanmerking te nemen salaris Onverminderd het bepaalde in artikel 23, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de voortzetting van het deelnemerschap het (deeltijd)salaris tot ten hoogste het grens(deeltijd)salaris in aanmerking genomen, zoals die gold onmiddellijk voorafgaand aan het moment van intreden van arbeidsongeschiktheid conform de beschikking van het UWV in de zin van de WAO of WIA waarbij ook de mate van arbeidsongeschiktheid in aanmerking wordt genomen. Vaststelling en jaarlijkse aanpassing (deeltijd) salaris voor PVI Het (deeltijd)salaris van de geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschikte deelnemer wordt jaarlijks per 1 januari aangepast op basis van de in de Grontmij-Cao overeengekomen collectieve loonsverhoging in het voorafgaande jaar met inachtneming van de overige in dit pensioenreglement geldende bepalingen. Voor het overige gelden de bepalingen uit dit pensioenreglement. Alleen de bij aanvang van ziekte verzekerde pensioenen komen in aanmerking voor premievrije voortzetting van de verwerving bij arbeidsongeschiktheid. Die verzekerde pensioenen kunnen na het intreden van de arbeidsongeschiktheid niet meer worden uitgebreid. De mate van premievrije voortzetting van de verwerving is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de arbeidsongeschikte deelnemer op grond van de beschikking van het UWV arbeidsongeschikt is verklaard, zoals opgenomen in artikel 6, lid 1. Bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, wordt de verwerving volledig premievrij voortgezet.
2
WIA Bij een door het UWV bij WIA-beschikking bepaald arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% bedraagt de premievrije voortzetting van de verwerving het grens (deeltijd)salaris vermenigvuldigd met het in de beschikking van het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Deze premievrije voortzetting gaat in op het moment dat het UWV bij beschikking een arbeidsongeschiktheidspercentage heeft vastgesteld en wordt voor een maximale duur van 5 jaar toegekend. Deze premievrije voortzetting wordt telkens voor een periode van maximaal 5 jaar verlengd, indien de deelnemer na afloop van de periode van 5 jaar een nieuwe beschikking van het UWV overlegt waaruit zijn arbeidsongeschiktheidspercentage blijkt.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 22 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
3
WAO Bij een door het UWV bij WAO-beschikking bepaald arbeidsongeschiktheidspercentage vloeit de mate van premievrije voortzetting voort uit de WAO-beschikking, afhankelijk van de klasse van arbeidsongeschiktheid zoals is weergeven in onderstaande staffel. mate van arbeidsongeschiktheid
premievrije opbouw
0 % tot 15 % 0,0 % 15 % tot 25 % 20,0 % 25 % tot 35 % 30,0 % 35 % tot 45 % 40,0 % 45 % tot 55 % 50,0 % 55 % tot 65 % 60,0 % 65 % tot 80 % 72,5 % 80 % tot 100 % 100,0% Voor een gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer kan het deelnemerschap toch volledig worden voortgezet. Dat is het geval als hij recht heeft op een loongerelateerde WW-uitkering naast een WAO-uitkering. Wanneer de loongerelateerde WW-uitkering van deze arbeidsongeschikte deelnemer stopt, wordt de voortzetting aangepast naar de mate van arbeidsongeschiktheid. 4
Algemeen WIA en WAO Melding wijzigingen De arbeidsongeschikte deelnemer meldt terstond wijzigingen aan het fonds in de mate van arbeidsongeschiktheid. Kortingen Kortingen conform artikel 23 gelden ook ingeval van premievrije voortzetting van de verwerving en voor de reeds opgebouwde aanspraken voor en gedurende arbeidsongeschiktheid. Einde premievrije pensioenverwerving De premievrije voortzetting van verwerving van de verzekerde pensioenen als bedoeld in dit artikel eindigt met ingang van het moment waarop geen sprake meer is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of WIA conform de beschikking van het UWV, doch uiterlijk op de eerste van de volgende tijdstippen: pensioendatum, de AOW-gerechtigde leeftijd, de eerdere pensioeningangsdatum of het moment van overlijden óf op basis van samenloop conform artikel 23 lid 5. De premievrije voortzetting van de verwerving in verband met arbeidsongeschiktheid eindigt ook als de arbeidsongeschikte deelnemer aan wie voortzetting is toegekend, verplicht is tot deelname aan een andere pensioenregeling. Het hier bepaalde is niet van toepassing, indien de betrokken deelnemer op de datum van opneming in een andere pensioenregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. De aanspraken op grond van de gedeeltelijke premievrije voortzetting van verwerving en de aanspraken in verband met zijn deelneming in de andere pensioenregeling tezamen mogen niet meer bedragen dan 100/70 maal de aanspraken die hij bij volledige premievrije deelneming in het fonds zou verkrijgen. Het eventuele meerdere wordt in mindering gebracht op de aanspraken die op grond van premievrije verwerving worden verworven. Indien bij beëindiging van de arbeidsongeschiktheid de vrijgekomen arbeidscapaciteit niet wordt aangewend in dienst van de aangesloten onderneming zijn de bepalingen van artikel 11 van toepassing. De duur van deze premievrije voortzettingsperiode is zoveel korter als de duur van de arbeidsongeschiktheid óf op basis van de nieuwe beschikking van het UWV blijkt óf op basis van
Versie 12 februari 2015 - Pagina 23 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds de hersteld-melding in de onderneming. Informatie van het UWV De deelnemer machtigt het fonds, indien en voor zover noodzakelijk, om rechtstreeks van het UWV informatie te verkrijgen over zijn arbeidsongeschiktheid en zijn UWV-uitkering. Sanctie Bij het niet voldoen aan de voorschriften van de uitkeringsinstantie wordt de premievrijstelling verminderd in dezelfde mate per dezelfde datum als waarmee de WAO- of WIA-uitkering is verminderd. Indien niet wordt voldaan aan de voorschriften van dit pensioenreglement, waaronder begrepen de verplichting tot informatievertrekking aan het fonds, is het pensioenfonds genoodzaakt de voorzieningen in verband met de arbeidsongeschiktheid te verminderen, dan wel te beëindigen, zulks ter beoordeling aan het pensioenfonds.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 24 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 11 Beëindiging van het deelnemerschap wegens ontslag 1
Bij ontslag vóór de pensioeningangsdatum is het volgende van kracht:
a.
Gewezen deelnemer met afgemelde partner Aan de gewezen deelnemer worden de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en het direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3) premievrij toegekend.
b.
Gewezen deelnemer zonder afgemelde partner Aan de gewezen deelnemer zonder afgemelde partner worden de verworven pensioenaanspraken op ouderdomspensioen toegekend, waarbij een deel van het ouderdomspensioen wordt omgezet in levenslang partnerpensioen. Het levenslang partnerpensioen zal dan 70% van het (na omzetting verlaagde) ouderdomspensioen zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met het verworven direct ingaande spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3) en een eventueel uitgesteld spaarPartnerpensioen (UPP2 + UPP3). De berekening wordt door het fonds sekseneutraal vastgesteld. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 2 bij dit reglement. Indien de gewezen deelnemer, de in de voorgaande alinea genoemde omzetting niet wenst, dan zal op diens schriftelijk verzoek, binnen een half jaar na beëindiging van het deelnemerschap van de gewezen deelnemer, de omzetting ongedaan worden gemaakt. Het ouderdomspensioen waarop een recht van uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt niet betrokken in de omzetting.
c.
Bij deze pensioenaanspraken worden mede in aanmerking genomen de eventueel toegekende nominale pensioenaanspraken verkregen op grond van waardeoverdracht of anderszins. De gewezen deelnemer zal een schriftelijk bewijs van deze pensioenaanspraken ontvangen.
2
Het fonds zal op verzoek van een gewezen deelnemer de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken overdragen indien met deze waarde bij een andere pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet aanspraken op pensioen worden verworven. Eén en ander geschiedt indien wordt voldaan aan de in de PW neergelegde vereisten. De vaststelling van de overdrachtswaarde van de af te kopen pensioenaanspraken en de procedure aangaande niet-collectieve waardeoverdracht geschieden conform de krachtens de PW vastgestelde reken- en procedureregels. Indien waardeoverdracht niet binnen twee jaar na de datum van beëindiging deelnemerschap heeft plaatsgevonden, zullen kleine pensioenen (lager dan de afkoopgrens) conform de PW worden afgekocht. Over dit afkoopbedrag zal het fonds de wettelijke loonheffing inhouden. De voor afkoop geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 6 bij dit reglement.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 25 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 12 Pensioen en scheiding 1
Indien het partnerschap van een deelnemer eindigt door scheiding wordt aan de ex-partner, indien opgebouwd, een aanspraak op bijzonder direct ingaand spaarPartnerpensioen (DPP2 + DPP3) ter zake van overlijden van de deelnemer toegekend. Indien er een aanspraak op uitgesteld spaarPartnerpensioen (UPP2+UPP3) bestaat zal ook deze als bijzonder recht aan de ex-partner worden toegekend. De ex-partner ontvangt een schriftelijk bewijs van deze aanspraken.
2
Indien het partnerschap van een gewezen deelnemer dan wel pensioengerechtigde eindigt door scheiding verkrijgt de ex-partner aanspraak op bijzonder spaarPartnerpensioen. Dit bijzonder spaarPartnerpensioen is gelijk aan spaarPartnerpensioen dat ten behoeve van de partner is verkregen bij beëindiging van het deelnemerschap of bij pensionering (het partnerpensioen dat door uitruil van het DPP2, het DPP3, het UPP2, het UPP3 en ouderdomspensioen in partnerpensioen is verkregen). De ex-partner ontvangt een schriftelijk bewijs van deze pensioenaanspraken.
3
Het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel vindt geen toepassing, indien beide partners zulks overeenkomen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of in een scheidingsovereenkomst. De (gewezen) deelnemer of zijn ex-partner verstrekken het pensioenfonds een afschrift van het betreffende stuk. Het pensioenfonds behoudt zich het recht voor om niet mee te werken aan een afwijkende verdeling.
4
Bij overlijden van de gewezen partner voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, vóór de pensioeningangsdatum maakt de aanspraak op een eventueel bijzonder spaarPartnerpensioen (UPP2, UPP3, DPP2, DPP3) vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer. Bij overlijden van de (gewezen) partner na de pensioeningangsdatum zal aan een eventuele nieuwe partner geen enkele vorm van partnerpensioen worden toegekend.
5
De ontbinding van een partnerschap gebaseerd op een samenlevingsovereenkomst dient schriftelijk aan het fonds medegedeeld te worden door middel van een door de deelnemer en de ex-partner ondertekende verklaring waaruit de datum van beëindiging van het partnerschap blijkt. Hiervoor dient de bij het fonds beschikbare modelverklaring te worden gebruikt en beider id-bewijzen aan toegevoegd te worden. De Wet verevening pensioenrechten bij deze scheiding is niet van toepassing.
6
Ingeval van scheiding (van tafel en bed) vindt verevening van het tijdens het huwelijk en/of geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, tenzij pensioenverevening overeenkomstig die wet is uitgesloten. Indien de ex-partner overlijdt, vloeit het ouderdomspensioen terug naar de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 26 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
7
Het aan de ex-partner toegekende deel van het te verevenen ouderdomspensioen alsmede het bijzonder partnerpensioen, vastgesteld overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel, kunnen conform de voorwaarden van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding en in aanvulling op de uitvoering van deze wet worden omgezet in: Een “gelijkblijvend bijzonder pensioen” wat bestaat uit: een eigen recht op ouderdomspensioen voor de ex-partner. Bij overlijden van de expartner na deze conversie, zal geen pensioen terugvloeien naar de (gewezen) deelnemer; dan wel een van het leven van de deelnemer afhankelijk recht op bijzonder ouderdomspensioen voor de ex-partner, gecombineerd met een recht op direct ingaand levenslang partnerpensioen dat even hoog is als dat afhankelijk recht op bijzonder ouderdomspensioen. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 7 bij dit reglement. Indien de ex-partner overlijdt vóór de (gewezen) deelnemer dan zal het oorspronkelijk bijzonder ouderdomspensioen terugvloeien naar de (gewezen) deelnemer. Indien het overlijden van de ex-partner plaatsvindt voor de pensioendatum van de deelnemer zal ook het oorspronkelijke bijzondere partnerpensioen (DPP2 + DPP3 + UPP2 + UPP3) terugvloeien naar de deelnemer. Omdat het gelijkblijvend bijzonder pensioen niet strijdig mag zijn met de mogelijkheid tot terugvloeien van het ouderdomspensioen naar de (gewezen) deelnemer, komt de herschikking te vervallen zodra die strijdigheid ontstaat. In dat geval worden de oorspronkelijke aanspraken voor de ex-partner weer van toepassing. Strijdigheid ontstaat in ieder geval in de volgende situaties: De deelnemer draagt zijn aanspraken over naar een andere pensioenuitvoerder De deelnemer maakt gebruik van flexibiliseringsmogelijkheden
8
Het fonds zal niet instemmen met een gelijkblijvend bijzonder pensioen indien de overeengekomen omzetting voor het fonds verzekeringstechnisch nadelig is. Het fonds kan de instemming met het gelijkblijvend bijzonder pensioen afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (gewezen) deelnemer indien en voorzover dit is toegestaan op grond van de Wet op de medische keuringen .
9
De kosten van de verevening kan het fonds in gelijke delen aan beide gewezen echtgenoten in rekening brengen.
10
De kosten van de conversie kan het fonds bij de ex-partner van de deelnemer in rekening brengen.
11
De kosten van het gelijkblijvend bijzonder pensioen mag het fonds in rekening brengen bij de expartner van de deelnemer.
12
Dit artikel vindt geen toepassing wanneer, ten aanzien van dezelfde echtgenoten, ongehuwd samenlevingsverband overgaat in huwelijk of een registratie bij de burgerlijke stand van het partnerschap.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 27 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 13 Flexibele pensionering 1
De (gewezen) deelnemer kan er voor kiezen zijn ouderdomspensioen eerder te laten ingaan. Vervroeging kan alleen plaatsvinden indien en voorzover het dienstverband met de aangesloten onderneming wordt beëindigd. Daarnaast dient de (gewezen) deelnemer schriftelijk te verklaren dat er geen sprake is van een dienstverband elders en dat hij ook niet de intentie heeft om in de toekomst een dienstverband aan te gaan. Door actuariële herrekening op sekseneutrale wijze zal de pensioenaanspraak lager uitvallen. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 1 bij dit reglement. Een verzoek tot vervroeging dient uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioeningangsdatum schriftelijk bij het Fonds te worden aangevraagd.
2
De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen zijn ouderdomspensioen later te laten ingaan. Dit kan tot zijn AOW-datum plus vijf jaren. Uitstel van ingang wordt alleen toegestaan indien en voorzover de (gewezen) deelnemer aannemelijk maakt dat sprake is van een dienstverband. Door actuariële herrekening op sekse neutrale wijze zal de pensioenaanspraak hoger uitvallen. Het levenslange ouderdomspensioen mag echter nooit meer bedragen dan 100% van het laatstgenoten salaris inclusief de AOW-uitkering, inclusief vakantietoeslag, voor een gehuwde waarvan de partner de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 1 bij dit reglement. Het verzoek tot uitstel van ingang dient uiterlijk drie maanden voor de 67 e verjaardag schriftelijk bij het Fonds te worden aangevraagd.
3
Behoudens de mogelijkheden tot variabilisering als bedoeld in artikel 14 van dit pensioenreglement zal uitkering van het ouderdomspensioen altijd aanvangen vanaf het moment waarop het levenslange ouderdomspensioen 100% bedraagt van het laatstgenoten salaris inclusief de AOW-uitkering, inclusief vakantoeslag, voor een gehuwde waarvan de partner de AOWgerechtigde leeftijd heeft bereikt.
4
Pensioen kan in een deeltijd variant worden verkregen. Dit geldt ook voor een vervroegd pensioen en een uitgesteld pensioen.
5
Dit artikel zal altijd uitgevoerd worden binnen de Wet LB'64 en wet- en regelgeving. Indien een keuze tot flexibilisering fiscale gevolgen heeft komen deze volledig voor rekening van de (gewezen) deelnemer.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 28 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 14 Keuzemogelijkheden bij pensionering 1
Bij pensionering van de (gewezen) deelnemer vindt omzetting plaats van een deel van het ouderdomspensioen in een hoger partnerpensioen ten behoeve van de partner. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat na de omzetting resteert. De omzetting geschiedt op actuariële en sekseneutrale wijze. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 2 bij dit reglement. De deelnemer wordt door het fonds tijdig geïnformeerd over de omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen. Indien de (gewezen) deelnemer wenst af te zien van omzetting van het ouderdomspensioen naar partnerpensioen dient hij dit schriftelijk tenminste binnen 1 maand voor de pensioeningangsdatum te melden bij het pensioenfonds waarna de omzetting ongedaan zal worden gemaakt.
2
De (gewezen) deelnemer kan verzoeken om een omzetting met een andere verhouding tussen partnerpensioen en ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer dient dat schriftelijk tenminste binnen 1 maand voor de pensioeningangsdatum te melden bij het pensioenfonds. Het partnerpensioen kan door deze omzetting nooit meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen dat na de omzetting resteert.
3
Op de pensioeningangsdatum kan de (gewezen) deelnemer het partnerpensioen als bedoeld in artikel 5, lid 3 van dit pensioenreglement plus een eventueel uitgesteld spaarPartnerpensioen (UPP2+UPP3) geheel of gedeeltelijk omzetten in een hoger ouderdomspensioen, in een eerder ingaand ouderdomspensioen dan wel in een hoger en eerder ingaand ouderdomspensioen. De omzetting geschiedt op actuariële en sekseneutrale wijze. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 2 bij dit reglement. De partner dient tegelijkertijd schriftelijk te verklaren in te stemmen met de keuze.
4
Bij pensionering kan het ouderdomspensioen gedurende een bepaalde periode worden omgezet in: a een hoger pensioen gevolgd door een lager daarna. b een lager pensioen gevolgd door een hoger daarna. Eén en ander dient binnen de verhouding 100:75 plaats te vinden. De laagste uitkering mag niet lager zijn dan 75% van de hoogste uitkering. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 3 en Bijlage 4 bij dit reglement.
5
Indien de pensioeningangsdatum wordt vervroegd, wordt in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd voor het toetsen van de verhouding 100:75 een bedrag gelijk aan tweemaal de voor die jaren geldende AOW-uitkeringen voor gehuwde personen vermeerderd met de vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten. Voorzover dit het gevolg is van het variabiliseren mag het ouderdomspensioen meer bedragen dan 100% van het laatste salaris inclusief de AOW-uitkering.
6
De uiteindelijke keuze van inrichting van het pensioen die gemaakt is binnen 1 maand voor de pensioeningangsdatum is onherroepelijk. Ontvangt het fonds binnen 1 maand voor de pensioeningangsdatum geen bericht van de deelnemer dan geldt de aanbiedingsbrief met de standaardinrichting conform lid 1 van dit artikel en is deze onherroepelijk.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 29 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 15 Uitbetaling van de pensioenen 1
Alle pensioenen worden betaald per bank in maandelijkse termijnen achteraf.
2
De verschuldigd geworden pensioenen worden door het fonds uitgekeerd onder inhouding van de verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
3
Door het bestuur kan van de rechthebbende worden verlangd stukken te verstrekken, waaruit het recht blijkt. De daaruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de rechthebbende.
4
Alle uitbetalingen binnen Nederland geschieden zonder kosten voor de rechthebbende.
Artikel 16 Extra toekenningen 1
Het bestuur kan, indien de interne kostendekkende premie voor de basisregeling of excedentregeling in enig jaar lager is dan de in artikel 9 beschreven bijdragen voor de basisregeling en de excedentregeling, onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de pensioenopbouw van de deelnemers te verhogen, met inachtneming van de fiscale vereisten. Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling mee laten wegen.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 30 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 17 Voorwaardelijke toeslagen deelnemers , (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden 1
Het bestuur kan, zolang er voldoende middelen zijn en met inachtneming van het in de overige leden van dit artikel bepaalde, jaarlijks besluiten toeslagen te verlenen op: a b c d e f
de pensioenaanspraken van deelnemers; aanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid, die opgebouwd zijn in het voorafgaande jaar de ingegane pensioenen; de premievrije pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers; de bij scheiding aan de ex-partners toegekende bijzondere pensioenaanspraken; het arbeidsongeschiktheidspensioen.
2
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van het percentage van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid) over de laatst verstreken periode van 1 oktober tot en met 30 september (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek). Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement en uit algemene middelen van het fonds gefinancierd.
3
Bij het bepalen van de hoogte van de toeslag houdt het bestuur rekening met de in de abtn opgenomen beleidsstaffel.
4
Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend.
5
Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van extra toeslag. Als leidraad voor dit besluit heeft het bestuur uitgangspunten gedefinieerd in de ABTN.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 31 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 18 Overige voorwaarden 1
Iedere deelnemer, pensioengerechtigde en gewezen deelnemer is verplicht het fonds schriftelijk in kennis te stellen van het aangaan van een partnerschap, van scheiding en van wijzigingen in zijn gezin of adres, of andere voor de bepaling of betaling van het pensioen benodigde gegevens. Het fonds is niet aansprakelijk voor afwijkingen of fouten ontstaan ten gevolge van het niet nakomen van deze verplichting. Voor wijzigingen van het adres binnen Nederland, huwelijk, geregistreerd partnerschap, naamswijzigingen, tenaamstelling en geboorte van kinderen volgt het pensioenfonds de inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).
2
Het fonds draagt er zorg voor dat iedere deelnemer in het bezit wordt gesteld van: a het jaarlijks uit te geven verkorte jaarverslag. b de jaarlijks te verstrekken schriftelijke mededeling van de grootte van de reeds bereikte pensioenaanspraken, alsmede de pensioenaangroei. c mededelingen betreffende een gewijzigd pensioenreglement. Bij aanvang van het deelnemerschap ontvangt een deelnemer een startbrief.
3
Het fonds verstrekt op verzoek aan de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de bereikte pensioenaanspraken. Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan deze opgave verbonden kosten.
4
Het fonds verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave over de laatste 7 jaren toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
5
Het fonds zorgt dat overige belanghebbenden op gemakkelijke wijze van de geldende statuten en het pensioenreglement kennis kunnen nemen.
6
Het fonds verstrekt alle informatie aan de belanghebbenden, zoals voorgeschreven bij of krachtens de Pensioenwet.
7
In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet verminderd.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 32 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 19 Voorbehoud van de aangesloten onderneming 1
De aangesloten onderneming heeft zich het recht voorbehouden de betaling van de krachtens artikel 9 verschuldigde werkgeversbijdragen geheel of gedeeltelijk te beëindigen dan wel de hoogte van die bijdragen te bevriezen, in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
2
De aangesloten onderneming kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemers wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
3
Van ingrijpende wijziging van omstandigheden cq. een zwaarwichtig belang is onder andere sprake indien en voor zover: a van overheidswege nieuwe verplichte ouderdoms-, arbeidsongeschiktheids-, of nabestaandenvoorzieningen worden ingevoerd, dan wel bestaande zodanige voorzieningen worden gewijzigd en daardoor door de werkgever extra premies moeten worden betaald voor deze pensioenregeling. b de werkgever na een afwijzende beschikking op een dispensatieverzoek verplicht wordt zich voor alle deelnemers of een deel van hen aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds.
4
De aangesloten onderneming overlegt, alvorens tot toepassing van lid 1 en/of lid 2 van dit artikel over te gaan, met de werknemersvakvereniging(en) die betrokken zijn bij de totstandkoming van de Cao die geldt voor het personeel van de werkgever. Indien de aangesloten onderneming van het in lid 1 en/of lid 2 bedoelde recht gebruik maakt, zal het bestuur de deelnemers en overige belanghebbenden terstond daarvan in kennis stellen en zich beraden over de noodzaak het pensioenreglement aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Indien deze aanpassing noodzakelijk is, zal dit pensioenreglement worden gewijzigd.
Artikel 20 Uitgesloten risico's 1
Indien de deelnemer of gewezen deelnemer is overleden bij of als gevolg van luchtaanvallen, oorlogshandelingen of andere vijandelijkheden, oproer, burgeroorlog of bij niet-medische atoomkernreacties, dan zal indien het bestuur zulks noodzakelijk oordeelt een partner- en wezenpensioen worden toegekend op basis van de in het fonds aanwezige reservewaarden. Deze pensioenen zullen maximaal gelijk zijn aan de oorspronkelijke aanspraken op partner- en wezenpensioen. Het bovenstaande is niet van toepassing indien de beschreven risico’s zich voordoen op de plaats waar de deelnemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst te werk is gesteld.
2
Indien de deelnemer tengevolge van de in lid 1 van dit artikel bedoelde oorzaken arbeidsongeschikt wordt, dan wel zijn arbeidsongeschiktheid toeneemt, zal door het bestuur worden gehandeld als vermeld onder lid 1 van dit artikel.
3
De aanspraken op partner- en/of wezenpensioen vervallen voor de pensioengerechtigde, door wiens opzet, grove schuld dan wel nalatigheid of medeplichtigheid de deelnemer overlijdt.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 33 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 21 Herverzekering 1
De verplichtingen, voortvloeiende uit dit reglement, kunnen - zulks naar het oordeel van het bestuur - geheel of gedeeltelijk worden herverzekerd bij één of meer verzekeringsmaatschappijen als bedoeld in de PW, waarbij het fonds als contractant en bevoordeelde zal worden aangewezen.
2
Het fonds kan, in afwijking van het in lid 1 van dit artikel bepaalde, de pensioengerechtigde als begunstigde aanwijzen.
Artikel 22 Afkoop van rechten 1
De pensioenen en het kapitaal ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien in dit reglement en bij of krachtens de PW.
2
Het bestuur zal ingegane pensioenen lager dan de wettelijke afkoopgrens afkopen. De hiervoor geldende tarieven zijn opgenomen in Bijlage 6 bij dit reglement.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 34 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 23 Korting De huidige pensioenregeling betreft een zogenaamde collectieve beschikbare premieregeling (CDCregeling). 1
Premietekort Ingeval in enig jaar de bijdragen voor de basisregeling respectievelijk de excedentregeling als bedoeld in artikel 9 (Financiering) lager zijn dan de interne kostendekkende premie voor de basisregeling respectievelijk excedentregeling, dan is er sprake van een premietekort. Bij een premietekort zullen de in het betreffende jaar op te bouwen aanspraken worden vastgesteld op een naar een evenredig deel van het premietekort verminderd bedrag, tenzij op een andere wijze in het premietekort kan worden voorzien.
2
Werking premiedepot Indien in enig jaar de bijdragen voor de basisregeling respectievelijk de excedentregeling hoger zijn dan de interne kostendekkende premie voor de basisregeling respectievelijk excedentregeling, dan wordt het meerdere onder aftrek van de kosten van de extra toekenningen uit artikel 16 toegevoegd aan het premiedepot. De interne kostendekkende premie is opgebouwd uit de volgende elementen: a. jaarlijkse pensioenopbouw deelnemers b. risicokoopsom partnerpensioen c. opslag arbeidsongeschiktheidsrisico d. opslag uitvoeringskosten e. solvabiliteitsopslag De waarderingsgrondslagen voor de vaststelling van de interne kostendekkende premie voor de basisregeling respectievelijk excedentregeling zijn opgenomen in de abtn. In de situatie dat in enig jaar de bijdragen voor de basisregeling respectievelijk de excedentregeling lager zijn dan de interne kostendekkende premie voor de basisregeling respectievelijk excedentregeling, dan volgen achtereenvolgens de volgende acties, waarbij de basisregeling en de excedentregeling separaat worden getoetst: 1. er wordt getoetst of het tekort kan worden gefinancierd uit het premiedepot. 2. indien er na aanwending van het saldo uit het premiedepot nog steeds een tekort is, dan worden de in artikel 4 en 5 opgenomen opbouwpercentages voor ouderdomspensioen en partnerpensioen onderdeel a van dit lid zodanig verlaagd dat een interne kostendekkende premie voor de basisregeling respectievelijk excedentregeling resulteert die gelijk is aan de bijdragen voor de basisregeling respectievelijk de excedentregeling.
3
Korting als gevolg van de financiële situatie van het pensioenfonds Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen conform artikel 134 van de Pensioenwet.
4
Is een situatie van toepassing van beperkende bepalingen als bedoeld in lid 1, lid 2 en lid 3 zal het bestuur de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden hiervan onverwijld in kennis stellen.
5
Samenloop Behoudens het bepaalde in artikel 20 Pensioenwet, heeft bestuur het recht om pensioenaanspraken te verminderen met het pensioen of een andere soortgelijke uitkering krachtens nieuwe wettelijke regelingen, aan de rechthebbende toegekend boven datgene waarop
Versie 12 februari 2015 - Pagina 35 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds reeds ten tijde van het inwerkingtreden van dit reglement recht bestond.
Artikel 24 Herstel van korting pensioenaanspraken en pensioenrechten 1
Dit pensioenreglement kent geen herstel van korting van pensioenaanspraken.
Artikel 25 Overgangsmaatregelen bij wijziging van het pensioenreglement per 1 januari 2006 1
Indien als gevolg van omzetting van pensioenaanspraken op basis van Reglement 2001 in aanspraken op basis van de eindloongrens volgens de uitgangspunten van het reglement 2006, verlies aan deelnemersjaren optreedt, zal bij aaneengesloten voortzetting van het deelnemerschap dit verlies aan deelnemersjaren worden gecompenseerd en wel uiterlijk op 31 december 2020, dan wel op de 62e verjaardag dan wel bij eerder overlijden. Eén en ander in het kader van de 15jaarsregeling als bedoeld in het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal akkoord 2004. De compensatie bestaat hieruit dat de verloren deelnemersjaren op basis van de eindloongrens volgens het pensioenreglement 2006 worden toegekend rekening houdend met onderstaande bepaling. Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging. Als aan u is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer u binnen die vijftien jaar met pensioen zou gaan, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op het moment van uw pensionering. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.
2
De hierna volgende overgangsregeling met betrekking tot premievrije deelneming wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en met betrekking tot arbeidsongeschiktheidspensioen is van kracht. De WAO blijft van toepassing op degene die op 1 januari 2006 nog (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO.
Artikel 26 Overgangsbepalingen 1
Het in voorgaande reglementen uit uitruil van ouderdomspensioen en uitgesteld spaarPartnerpensioen verkregen direct ingaande spaarPartnerpensioen alsmede het vὁὁr 1998 opgebouwde partnerpensioen, komt met ingang van 1 januari 2015 niet meer te vervallen indien de (ex)partner voor de pensioeningangsdatum komt te overlijden.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 36 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Artikel 27 Fiscale wetgeving Indien onherroepelijk komt vast te staan dat de pensioenregeling niet voldoet aan de vereisten die de Wet op de loonbelasting 1964 aan een pensioenregeling stelt, zal onverwijld en met terugwerkende kracht ingaand op 1 januari 2015, de pensioenregeling worden gewijzigd in een pensioenregeling die wel voldoet aan de vereisten die deze Wet aan een pensioenregeling stelt.
Artikel 28 Inwerkingtreding Het pensioenreglement wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2015.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 37 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Bijlagen De in deze bijlagen opgenomen tarieven worden in beginsel jaarlijks door het Bestuur vastgesteld. Uitzondering hierop zijn de Vervroegings- en uitsteltarieven tot 2017. Het Bestuur is overigens bevoegd de tarieven ook tussentijds te wijzigen. Bijlage 1
Vervroegings- en uitsteltarieven o.b.v. 31-12-2013 (geldig tot en met 31-12-2016)
Ingangsleeftijd
Vervroegings- of uitsteltarief OP67
Vervroegings- of uitsteltarief uitgesteld PP (67 jaar)
60 jaar
0,657
0,847
61 jaar
0,695
0,862
62 jaar
0,737
0,878
63 jaar
0,781
0,896
64 jaar
0,830
0,917
65 jaar
0,882
0,941
65 jaar en 1 maand
0,887
0,944
65 jaar en 2 maanden
0,892
0,946
65 jaar en 3 maanden
0,896
0,948
65 jaar en 4 maanden
0,901
0,951
65 jaar en 5 maanden
0,905
0,953
65 jaar en 6 maanden
0,910
0,955
65 jaar en 7 maanden
0,915
0,957
65 jaar en 8 maanden
0,920
0,960
65 jaar en 9 maanden
0,924
0,962
65 jaar en 10 maanden
0,929
0,964
65 jaar en 11 maanden
0,934
0,967
66 jaar
0,939
0,969
66 jaar en 1 maand
0,944
0,971
66 jaar en 2 maanden
0,949
0,974
66 jaar en 3 maanden
0,954
0,977
66 jaar en 4 maanden
0,959
0,979
66 jaar en 5 maanden
0,964
0,982
66 jaar en 6 maanden
0,969
0,985
66 jaar en 7 maanden
0,974
0,987
66 jaar en 8 maanden
0,979
0,990
Versie 12 februari 2015 - Pagina 38 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
66 jaar en 9 maanden
0,984
0,992
66 jaar en 10 maanden
0,990
0,995
66 jaar en 11 maanden
0,995
0,997
67 jaar
1,000
1,000
68 jaar
1,067
1,034
69 jaar
1,143
1,070
70 jaar
1,229
1,109
Voorbeeld 1: Een 63-jarige deelnemer met een opgebouwd ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 jaar van € 10.000 besluit om het ouderdomspensioen te vervroegen naar leeftijd 63 jaar. De resulterende aanspraken op ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 63 jaar bedragen dan € 7.810 (= € 10.000 x 0,781). Voorbeeld 2: Een 64-jarige deelnemer met een opgebouwd partnerpensioen met dekking bij overlijden vanaf leeftijd 67 jaar van € 5.000 besluit om dit om te zetten in partnerpensioen met dekking bij overlijden vanaf leeftijd 64. De resulterende aanspraken op partnerpensioen bij overlijden vanaf leeftijd 64 bedragen dan € 4.585 (= € 5.000 x 0,917). Opmerking met betrekking tot volgorde van toepassing tarieven: In het geval dat een deelnemer gebruik wil maken van zowel vervroeging/uitstel als uitruil van ouderdoms- in partnerpensioen (of vice versa), dan zal eerst de uitruil plaats vinden om vervolgens de resulterende aanspraken middels de tabel in deze bijlage te vervroegen.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 39 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Bijlage 2 Omzettingstarief levenslang ouderdomspensioen (OP) vanaf 67 jaar in levenslang partnerpensioen (PP) (en vice versa) m.i.v. 01-01-2015
Omzettingsleeftijd 60 61 62 63 64 65 66 67
Uitruil OP67 in levenslang PP 2,851 2,860 2,871 2,884 2,901 2,922 2,947 2,979
Uitruil levenslang PP in OP67 0,351 0,350 0,348 0,347 0,345 0,342 0,339 0,336
Voorbeeld: Een 64-jarige deelnemer heeft een aanspraak van € 10.000 op levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67. De deelnemer besluit hiervan € 2.000 om te zetten in een aanspraak op levenslang partnerpensioen. Na omzetting heeft de deelnemer een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 van € 8.000 en een aanspraak op levenslang partnerpensioen van € 5.802 (= € 2.000 x 2,901).
Versie 12 februari 2015 - Pagina 40 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Bijlage 3 Hoog-laagtarieven m.i.v. 01-01-2015
Hoger pensioen vanaf leeftijd 60 tot leeftijd 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Tarief voor hogere pensioen 1,312 1,292 1,273 1,254 1,236 1,219 1,203 1,188 1,173 1,159
Tarief voor lagere pensioen 0,984 0,969 0,955 0,941 0,927 0,915 0,902 0,891 0,880 0,869
Hoger pensioen vanaf leeftijd 61 tot leeftijd 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71
Tarief voor hogere pensioen 1,312 1,291 1,271 1,252 1,234 1,216 1,200 1,184 1,169 1,155
Tarief voor lagere pensioen 0,984 0,968 0,953 0,939 0,925 0,912 0,900 0,888 0,877 0,867
Hoger pensioen vanaf leeftijd 62 tot leeftijd 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72
Tarief voor hogere pensioen 1,311 1,290 1,269 1,250 1,231 1,213 1,197 1,181 1,165 1,151
Tarief voor lagere pensioen 0,983 0,967 0,952 0,937 0,923 0,910 0,897 0,885 0,874 0,863
Versie 12 februari 2015 - Pagina 41 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Hoger pensioen vanaf leeftijd 63 tot leeftijd 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73
Tarief voor hogere pensioen 1,310 1,289 1,268 1,248 1,228 1,210 1,193 1,177 1,161 1,147
Tarief voor lagere pensioen 0,983 0,966 0,951 0,936 0,921 0,908 0,895 0,883 0,871 0,860
Hoger pensioen vanaf leeftijd 64 tot leeftijd 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74
Tarief voor hogere pensioen 1,310 1,287 1,266 1,245 1,225 1,207 1,189 1,173 1,157 1,142
Tarief voor lagere pensioen 0,982 0,965 0,949 0,934 0,919 0,905 0,892 0,879 0,868 0,857
Hoger pensioen vanaf leeftijd 65 tot leeftijd 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Tarief voor hogere pensioen 1,309 1,286 1,263 1,242 1,222 1,203 1,185 1,168 1,152 1,138
Tarief voor lagere pensioen 0,982 0,964 0,948 0,932 0,917 0,902 0,889 0,876 0,864 0,853
Versie 12 februari 2015 - Pagina 42 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Hoger pensioen vanaf leeftijd 66 tot leeftijd 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76
Tarief voor hogere pensioen 1,308 1,284 1,261 1,239 1,219 1,199 1,181 1,164 1,148 1,133
Tarief voor lagere pensioen 0,981 0,963 0,946 0,929 0,914 0,899 0,886 0,873 0,861 0,850
Hoger pensioen vanaf leeftijd 67 tot leeftijd 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77
Tarief voor hogere pensioen 1,307 1,282 1,259 1,236 1,215 1,195 1,176 1,159 1,143 1,127
Tarief voor lagere pensioen 0,980 0,962 0,944 0,927 0,911 0,896 0,882 0,869 0,857 0,846
Voorbeeld: Een 67-jarige deelnemer met € 10.000 levenslang ouderdomspensioen besluit dat hij/ zij tot en met leeftijd 71 jaar een hoger pensioen wil ontvangen. Dan resulteert vanaf leeftijd 67 tot 71 jaar een jaarlijks ouderdomspensioen van € 12.360 (= € 10.000 x 1,236). Vanaf leeftijd 71 jaar resulteert een jaarlijks ouderdomspensioen van € 9.270 (= € 10.000 x 0,927).
Versie 12 februari 2015 - Pagina 43 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Bijlage 4 Laag-hoogtarieven m.i.v. 01-01-2015
Lager pensioen vanaf leeftijd 60 tot leeftijd 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Tarief voor lagere pensioen 0,759 0,768 0,778 0,787 0,797 0,807 0,816 0,826 0,836 0,845
Tarief voor hogere pensioen 1,012 1,024 1,037 1,050 1,062 1,075 1,088 1,101 1,114 1,127
Lager pensioen vanaf leeftijd 61 tot leeftijd 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71
Tarief voor lagere pensioen 0,759 0,769 0,779 0,788 0,798 0,808 0,818 0,828 0,838 0,848
Tarief voor hogere pensioen 1,012 1,025 1,038 1,051 1,064 1,078 1,091 1,104 1,118 1,131
Lager pensioen vanaf leeftijd 62 tot leeftijd 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72
Tarief voor lagere pensioen 0,760 0,769 0,779 0,790 0,800 0,810 0,820 0,831 0,841 0,851
Tarief voor hogere pensioen 1,013 1,026 1,039 1,053 1,066 1,080 1,094 1,107 1,121 1,135
Versie 12 februari 2015 - Pagina 44 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Lager pensioen vanaf leeftijd 63 tot leeftijd 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73
Tarief voor lagere pensioen 0,760 0,770 0,780 0,791 0,801 0,812 0,823 0,833 0,844 0,854
Tarief voor hogere pensioen 1,013 1,027 1,040 1,054 1,068 1,083 1,097 1,111 1,125 1,139
Lager pensioen vanaf leeftijd 64 tot leeftijd 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74
Tarief voor lagere pensioen 0,760 0,771 0,781 0,792 0,803 0,814 0,825 0,836 0,847 0,857
Tarief voor hogere pensioen 1,014 1,028 1,042 1,056 1,071 1,085 1,100 1,115 1,129 1,143
Lager pensioen vanaf leeftijd 65 tot leeftijd 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Tarief voor lagere pensioen 0,761 0,771 0,782 0,794 0,805 0,816 0,828 0,839 0,850 0,861
Tarief voor hogere pensioen 1,014 1,029 1,043 1,058 1,073 1,088 1,103 1,119 1,133 1,148
Versie 12 februari 2015 - Pagina 45 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Lager pensioen vanaf leeftijd 66 tot leeftijd 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76
Tarief voor lagere pensioen 0,761 0,772 0,784 0,795 0,807 0,819 0,830 0,842 0,854 0,865
Tarief voor hogere pensioen 1,015 1,030 1,045 1,060 1,076 1,092 1,107 1,123 1,138 1,153
Lager pensioen vanaf leeftijd 67 tot leeftijd 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77
Tarief voor lagere pensioen 0,761 0,773 0,785 0,797 0,809 0,821 0,833 0,845 0,857 0,869
Tarief voor hogere pensioen 1,015 1,031 1,047 1,063 1,079 1,095 1,111 1,127 1,143 1,159
Voorbeeld: Een 67-jarige deelnemer met € 10.000 direct ingaand levenslang ouderdomspensioen besluit dat hij/ zij tot en met leeftijd 69 jaar een lager pensioen wil ontvangen. Dan resulteert vanaf leeftijd 67 tot 69 jaar een jaarlijks ouderdomspensioen van € 7.730 (= € 10.000 x 0,773). Vanaf leeftijd 69 jaar resulteert een jaarlijks ouderdomspensioen van € 10.310 (= € 10.000 x 1,031).
Versie 12 februari 2015 - Pagina 46 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Bijlage 5 Uitruiltarieven bij ontslag m.i.v. 01-01-2015 Leeftijd
Uitruil OP67 in levenslang PP (per 1 euro OP67)
Uitruil uitgesteld PP (67 jaar) in levenslang PP (per 1 euro uitgesteld PP)
Uitruil uitgesteld PP (67 jaar) in OP67 (per 1 euro uitgesteld PP)
18
3,758
0,721
0,192
19
3,723
0,720
0,193
20
3,690
0,719
0,195
21
3,656
0,719
0,197
22
3,623
0,718
0,198
23
3,590
0,717
0,200
24
3,556
0,717
0,202
25
3,523
0,716
0,203
26
3,490
0,715
0,205
27
3,457
0,715
0,207
28
3,425
0,714
0,209
29
3,394
0,714
0,210
30
3,363
0,714
0,212
31
3,334
0,714
0,214
32
3,305
0,715
0,216
33
3,278
0,715
0,218
34
3,250
0,716
0,220
35
3,224
0,717
0,223
36
3,199
0,719
0,225
37
3,173
0,720
0,227
38
3,149
0,722
0,229
39
3,124
0,724
0,232
40
3,101
0,726
0,234
41
3,078
0,729
0,237
42
3,056
0,731
0,239
43
3,035
0,735
0,242
44
3,015
0,738
0,245
45
2,995
0,742
0,248
46
2,976
0,746
0,251
47
2,957
0,751
0,254
48
2,939
0,756
0,257
49
2,922
0,762
0,261
50
2,906
0,768
0,264
51
2,891
0,774
0,268
52
2,878
0,781
0,271
53
2,866
0,788
0,275
54
2,857
0,796
0,279
55
2,849
0,805
0,282
56
2,844
0,814
0,286
57
2,842
0,824
0,290
58
2,842
0,835
0,294
59
2,846
0,847
0,298
60
2,851
0,860
0,302
61
2,860
0,874
0,306
62
2,871
0,890
0,310
63
2,884
0,907
0,314
64
2,901
0,926
0,319
65
2,922
0,948
0,324
66
2,947
0,972
0,330
67
2,979
1,000
0,336
Versie 12 februari 2015 - Pagina 47 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Voorbeeld 1: Indien een 54-jarige deelnemer besluit om levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar uit te ruilen in levenslang latent partnerpensioen, dan geldt een uitruiltarief van 2,857. Dit betekent dat € 10 levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar kan worden omgezet in € 28,57 levenslang latent partnerpensioen. Voorbeeld 2: Indien een 42-jarige deelnemer besluit om latent partnerpensioen met dekking bij overlijden na pensioendatum 67 jaar uit te ruilen in levenslang latent partnerpensioen, dan geldt een uitruiltarief van 0,731. Dit betekent dat € 10 latent partnerpensioen met dekking bij overlijden na pensioenleeftijd 67 jaar kan worden omgezet in € 7,31 levenslang latent partnerpensioen. Voorbeeld 3: Indien een 60-jarige deelnemer besluit om latent partnerpensioen met dekking bij overlijden na pensioendatum 67 jaar uit te ruilen in levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar, dan geldt een uitruiltarief van 0,302. Dit betekent dat € 10 latent partnerpensioen met dekking bij overlijden na pensioenleeftijd 67 jaar kan worden omgezet in € 3,02 levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 48 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Bijlage 6 Afkooptarieven klein pensioen m.i.v. 01-01-2015 Leeftijd
Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 67
Levenslang partnerpensioen
Uitgesteld partnerpensioen (67 jaar)
18
4,287
1,107
0,793
19
4,426
1,153
0,825
20
4,569
1,201
0,859
21
4,717
1,251
0,894
22
4,869
1,303
0,930
23
5,026
1,357
0,968
24
5,187
1,414
1,007
25
5,352
1,473
1,048
26
5,522
1,534
1,091
27
5,697
1,597
1,135
28
5,877
1,663
1,181
29
6,062
1,731
1,229
30
6,252
1,801
1,279
31
6,446
1,874
1,331
32
6,646
1,948
1,385
33
6,851
2,025
1,441
34
7,061
2,104
1,499
35
7,276
2,186
1,560
36
7,496
2,270
1,623
37
7,722
2,356
1,689
38
7,952
2,445
1,757
39
8,186
2,536
1,827
40
8,426
2,630
1,901
41
8,670
2,725
1,977
42
8,918
2,823
2,056
43
9,170
2,923
2,138
44
9,426
3,024
2,223
45
9,685
3,127
2,311
46
9,947
3,231
2,403
47
10,210
3,338
2,498
48
10,477
3,444
2,597
49
10,748
3,553
2,699
50
11,022
3,663
2,804
51
11,300
3,774
2,913
52
11,583
3,885
3,026
53
11,871
3,997
3,143
54
12,165
4,108
3,264
55
12,466
4,220
3,389
56
12,774
4,331
3,519
57
13,089
4,441
3,653
58
13,412
4,548
3,792
59
13,742
4,653
3,936
60
14,078
4,757
4,086
61
14,420
4,857
4,241
62
14,765
4,953
4,403
63
15,113
5,043
4,572
64
15,462
5,129
4,748
65
15,812
5,207
4,934
66
16,164
5,276
5,129
67
16,522
5,335
5,335
Versie 12 februari 2015 - Pagina 49 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Voorbeeld: Een 44-jarige deelnemer met een aanspraak van € 100 op latent levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar en een aanspraak van € 50 op uitgesteld partnerpensioen met dekking bij overlijden na de pensioendatum treedt uit dienst. Het fonds besluit de aanspraken van deze deelnemer af te kopen. In dat geval ontvangt de deelnemer een bedrag van € 1.053,75 (= € 100 x 9,426 + € 50 x 2,223).
Versie 12 februari 2015 - Pagina 50 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Bijlage 7 Leeftijd
Omzettingstarieven bij echtscheiding m.i.v. 01-01-2015 Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 67
Uitgesteld partnerpensioen (67 jaar)
Levenslang partnerpensioen
18
3,818
0,820
1,138
19
3,948
0,854
1,186
20
4,082
0,889
1,235
21
4,220
0,925
1,286
22
4,362
0,962
1,340
23
4,508
1,002
1,396
24
4,659
1,042
1,454
25
4,814
1,085
1,515
26
4,974
1,129
1,578
27
5,138
1,174
1,643
28
5,306
1,222
1,711
29
5,479
1,272
1,781
30
5,657
1,323
1,853
31
5,839
1,377
1,928
32
6,025
1,433
2,004
33
6,215
1,491
2,083
34
6,410
1,551
2,165
35
6,609
1,614
2,249
36
6,811
1,679
2,336
37
7,017
1,746
2,425
38
7,227
1,817
2,517
39
7,439
1,890
2,611
40
7,653
1,966
2,707
41
7,869
2,044
2,806
42
8,087
2,126
2,907
43
8,305
2,211
3,010
44
8,523
2,299
3,115
45
8,740
2,390
3,221
46
8,955
2,485
3,329
47
9,166
2,583
3,440
48
9,405
2,685
3,550
49
9,653
2,791
3,663
50
9,910
2,900
3,777
51
10,177
3,013
3,892
52
10,455
3,130
4,008
53
10,748
3,251
4,124
54
11,057
3,376
4,240
55
11,379
3,505
4,356
56
11,703
3,639
4,471
57
12,042
3,778
4,585
58
12,378
3,922
4,697
59
12,711
4,072
4,807
60
13,029
4,226
4,916
61
13,325
4,387
5,020
62
13,592
4,555
5,120
63
13,829
4,730
5,215
64
14,043
4,913
5,304
65
14,247
5,105
5,386
Versie 12 februari 2015 - Pagina 51 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds
Leeftijd
Ouderdomspensioen vanaf leeftijd 67
Uitgesteld partnerpensioen (67 jaar)
Levenslang partnerpensioen
66
14,454
5,307
5,459
67
14,684
5,521
5,521
68
14,055
5,574
5,574
69
13,426
5,615
5,615
70
12,799
5,643
5,643
71
12,171
5,660
5,660
72
11,552
5,662
5,662
73
10,940
5,649
5,649
74
10,333
5,621
5,621
75
9,737
5,577
5,577
76
9,151
5,516
5,516
77
8,579
5,437
5,437
78
8,024
5,338
5,338
79
7,486
5,222
5,222
80
6,963
5,090
5,090
81
6,462
4,942
4,942
82
5,984
4,775
4,775
83
5,523
4,597
4,597
84
5,090
4,407
4,407
85
4,680
4,208
4,208
Voorbeeld: Een 55-jarige deelnemer heeft een ex-partner met een verevende aanspraak op latent ouderdomspensioen, ingaand als de deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt, van € 8.000 en een aanspraak op latent bijzonder partnerpensioen, uitgekeerd bij overlijden van de deelnemer na de 67-jarige leeftijd, van € 6.000. De ex-partner wil de aanspraken zodanig omzetten dat hij/ zij ook een uitkering ontvangt indien de deelnemer voor de 67-jarige leeftijd komt te overlijden, en wel zodanig dat deze uitkering even hoog is als de uitkering die de ex-partner zou ontvangen als de deelnemer de pensioenleeftijd bereikt. De totale contante waarde van deze aanspraken is € 112.062,00 (= € 8.000 x 11,379 + € 6.000 x 3,505). Na omzetting resulteert een aanspraak op ouderdomspensioen van € 7.121,83 (= € 112.062,00 / {11,379 + 4,356}) evenals een aanspraak op latent levenslang partnerpensioen van € 7.121,83. Aangezien de totale contante waarde van de aanspraken niet gewijzigd is, kunnen de oorspronkelijke aanspraken terugvloeïen naar de deelnemer indien de ex-partner als eerste komt te overlijden vóór de pensioendatum van de deelnemer. Indien de ex-partner als eerste komt te overlijden ná de pensioendatum van de deelnemer vloeien alleen de oorspronkelijke aanspraken op ouderdomspensioen terug naar de deelnemer.
Versie 12 februari 2015 - Pagina 52 van 53
@ Grontmij Pensioenfonds Bijlage 8
Bruto bedragen en percentages m.i.v. 01-01-2015
Opbouwpercentage ouderdomspensioen basisregeling Opbouwpercentage ouderdomspensioen excedentregeling AOW-franchise Het maximumpensioensalaris (basisregeling)
1,70% 1,40%
Grenssalaris
€ 12.642 € 67.780,80 (maximum schaal 13) € 100.000,00
Maximale pensioengrondslag Basisregeling Maximale pensioengrondslag Excedent regeling
€ 67.780,80 -/-AOW-frachise € 100.000,00 -/- € 67.780,80
Tijdelijk partnerpensioen (fulltime)
€ 11.300,-
Maximumdagloon Maximum (bruto) voor de berekening van de uitkeringen vanuit de Ziektewet, de Werkloosheidswet (WW),
€ 199,15 € 51.978,15 (inclusief vakantiegeld, op basis van 261 dagen per jaar)
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) Afkoopgrens kleine pensioenen (PW)
€ 462,88
Versie 12 februari 2015 - Pagina 53 van 53