Pensioenfonds DNB
verkort jaarverslag
2013
Pensioenfonds DNB
Inhoudsopgave Dit is de verkorte versie van het jaarverslag 2013 van Stichting Pensioenfonds van de Nederlandsche Bank NV. Dit verkorte jaarverslag is informatief bedoeld, er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Het volledige jaarverslag is eveneens beschikbaar op deze website. Als u door het document bladert, treft u de volgende onderwerpen aan: Bestuursverslag
pag. 3
Financiële positie eind 2013 en herstelplan
pag. 4
Beleid en beleidskeuzes
pag. 6
Vermogensbeheer
pag. 8
Risicobeheer
pag. 9
Pensioenbestuur: organisatie en toezicht
pag. 12
Ontwikkelingen in 2013 en daarna
pag. 14
Pensioenreglementen
pag. 15
Deelnemersbestand
pag. 16
Uitvoeringskosten
pag. 16
Kerncijfers
pag. 17
Foto cover: TonyV3112 / Shutterstock.com
2
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
Bestuursverslag 2013 was een jaar met een voorzichtig en langzaam economisch herstel, waarbij grote schokken zijn uitgebleven. Bij de herziening van de pensioenwetgeving werd geen vooruitgang geboekt. Wel werd per 1 januari 2014 het fiscale kader aangepast. De financiële situatie van het fonds is licht verbeterd. De officiële dekkingsgraad bedroeg eind 2013 108,9%. Eind 2012 was deze 106,9%. De dekkingsgraad lag hiermee boven het niveau van het minimaal vereiste eigen vermogen. Hierdoor hoeven de reeds opgebouwde pensioenrechten en ingegane pensioenuitkeringen niet gekort te worden. De ontwikkeling van de officiële dekkingsgraad heeft er toe geleid dat het korte termijn herstelplan per ultimo 2013 is beëindigd. Door een verdere verbetering van de dekkingsgraad is er met ingang van eind maart 2014 ook geen lange termijn herstelplan voor het pensioenfonds meer van kracht. De voornaamste consequentie hiervan is dat er formeel geen beperking meer is voor een eventuele verhoging van de risicograad van de beleggingen.
volgens de prijsindex. Het bestuur voorziet in de nabije toekomst geen ruimte om deze achterstand in te lopen. De financiële en economische situatie in 2013 gaf geen aanleiding om de strategische normportefeuille te wijzigen. Het bestuur schatte de kans op een stijging van de aandelenkoersen hoger in dan de kans op een aanzienlijke rentestijging. Daarom is niet overgegaan tot een verlaging van de renteafdekking. Omdat de kans op een rentedaling klein geacht werd, heeft het bestuur ook niet besloten de renteafdekking te verhogen. In 2014 wordt het extra risicobudget op grond van de verbeterde financiële positie hoofdzakelijk ingezet voor een verhoging van het gewicht van de aandelenportefeuille met 2%-punt.
De marktwaarde dekkingsgraad bedroeg eind 2013 106,8%, een stijging van 4,8%-punt ten opzichte van ultimo 2012. Het bestuur hanteert voor het beleid (premie-, beleggings- en toeslagbeleid) de dekkingsgraad die wordt berekend volgens de marktwaarde-methode. Deze was eind 2013 lager dan de officiële dekkingsgraad. Het totale beleggingsrendement was negatief (-1.3%). De rentestijging in 2013 veroorzaakte een verlies van 2,5% op de beleggingen in vastrentende waarden die bijna 80% van het totaal uitmaken. Op de aandelenportefeuille werd een positief rendement van ruim 20% behaald. Ondanks de stijging van de marktwaarde dekkingsgraad, heeft het bestuur helaas weer moeten besluiten geen voorwaardelijke toeslagen toe te kennen. De afgelopen jaren hebben de gepensioneerden en gewezen deelnemers niet of nauwelijks indexatie ontvangen, omdat de financiële situatie van het pensioenfonds dit niet toestond. De indexatieachterstand voor deze groepen is verder opgelopen tot 4,5% volgens de loonindex en 9,2%
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
3
Het bestuur heeft zich in 2013 voorbereid op de wijzigingen in de governance, die het gevolg zijn van de “Wet versterking bestuur pensioenfondsen”. Het bestuur heeft, na een uitvoerige, extern begeleide, evaluatie van de huidige governance en het functioneren van het bestuur, besloten om een paritair bestuursmodel te handhaven met een raad van toezicht die het interne toezicht uitoefent. De wijzigingen die uit deze wet voortvloeien, worden per 1 juli 2014 geïmplementeerd. De pensioenregeling is in overleg met werkgever aangepast aan de fiscale wijzigingen per 1 januari 2014. De belangrijkste wijzigingen zijn een verhoging van de pensioenrichtleeftijd tot 67 jaar en een verlaging van het opbouwpercentage van 2,15% naar 2,05%. De premie blijft gehandhaafd op 34,5%.
De werkgever voert in 2014 overleg met de vakbonden over een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015. In dit kader wordt een enquête gehouden naar onder andere risicobereidheid. Het bestuur wordt hierbij betrokken, zodat het tijdig kan wijzen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de afspraken die sociale partners met elkaar willen maken. Deze wijziging zal tezamen met een (mogelijk) nieuw financieel toetsingskader per 1 januari 2015 in gaan. Uit een haalbaarheidsonderzoek naar samenwerking met het pensioenfonds van de AFM is gebleken dat dit op termijn een optie is. Voor de komende periode wordt evenwel prioriteit gegeven aan de invoering van een nieuwe pensioenregeling.
Financiële positie eind 2013 en herstelplan In 2013 is de officiële dekkingsgraad gestegen van 106,9% ultimo 2012 naar 108,9% ultimo 2013. De wijziging van de rentetermijnstructuur (RTS) heeft gevolgen voor de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de door de toezichthouder voorgeschreven RTS, welke gebaseerd is op de Ultimate Forward Rate (UFR) en driemaandsmiddeling van de marktrente. Een lagere rente resulteert in een hogere voorziening en een lagere dekkingsgraad en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur is in bovenstaande figuur in twee componenten gesplitst: ongemiddelde marktrente en UFR. Dit is gedaan om het verband tussen het effect van de wijziging van de marktrente en de beleggingsopbrengsten van de matching assets inzichtelijk te maken. De matching assets hebben als doel om het fonds in te dekken tegen de risico’s die een wijziging van de marktrente met zich meebrengt.
4
Met de mutatie ‘Wijziging rentetermijnstructuurbenodigde interest’ wordt de 1-jaars RTS-rente toevoeging aan de pensioenverplichtingen bedoeld. Over 2013 bedroeg het effect hiervan 0,4%-punt.
In 2013 heeft de stijging van de rentetermijnstructuur (RTS) tot een substantiële daling van de voorziening pensioenverplichtingen geleid met een positief effect op de dekkingsgraad van per saldo 3,2 %-punt. De rentestijging had evenwel een waardedaling van de matchingportefeuille tot gevolg die een negatieve invloed op de dekkingsgraad had van 4,4%-punt. In 2012 vond een omgekeerde beweging plaats. Toen werd de stijging van de pensioenverplichtingen als gevolg van een rentedaling gecompenseerd door het resultaat van de matching assets. Voor de afdekking van het renterisico worden obligatiebeleggingen en renteswaps ingezet.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
Het resultaat op de beleggingen met een rendementsdoelstelling droeg 2,9%-punt bij aan de dekkingsgraad. Ook de voor de actieve deelnemers betaalde premie levert een positieve bijdrage aan de dekkingsgraad.
Ontwikkelingen 2013 in het licht van het herstelplan In figuur 3 wordt het verloop van de financiële positie van het pensioenfonds weergegeven door een maandelijkse weergave van de dekkingsgraad over 2013. Daarnaast is ook weergegeven wat het herstelpad volgens het herstelplan is.
Verloop dekkingsgraad gedurende 2013 per ultimo maand 115% 114% 113% 112% 111% 110% 109% 108% 107% 106% 105% 104% 103% 102% 101% 100% 99% 98% 97% 96% 95%
Officiële dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad Herstelplan dekkingsgraad Marktwaarde dekkingsgraad
DEC
JAN
FEB
MRT
APR
MEI
JUN
JUL
AUG
SEP
OKT
NOV
DEC
Ultimo december 2013 bevindt de officiële dekkingsgraad zich boven de vereiste dekkingsgraad. De dekkingsgraad is nog wel lager dan de verwachte dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan, hoewel het verschil is afgenomen. In de grafiek is te zien dat de officiële dekkingsgraad zich in 2013 beweegt richting het niveau van de dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan.
Uit de grafiek is daarnaast goed af te lezen dat de officiële dekkingsgraad in 2013 een grillig verloop heeft gehad. De volatiliteit in het verloop van de officiële dekkingsgraad is een gevolg van de bepaling van de RTS op basis van de driemaands gemiddelde rentevoet. Hierbij worden mutaties in de marktrente vertraagd verwerkt in de RTS die door de toezichthouder wordt voorgeschreven om de voorziening mee te bepalen. Echter de beleggingen die voor de afdekking van het renterisico worden aangehouden, bewegen mee met de marktrente en reageren direct op schommelingen in de marktrentetarieven. Uit de grafiek blijkt dan ook dat de marktwaarde dekkingsgraad een rustiger verloop laat zien.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
5
Beleid en beleidskeuzes De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premie-, toeslag- en een beleggingsstaffel, die het uitgangspunt vormen voor het beleid van het bestuur. Het bestuur heeft de mogelijkheid om van de staffel af te wijken, maar dit moet goed gemotiveerd en na het inwinnen van advies van de adviserend actuaris gebeuren. Premiebeleid
Toeslagbeleid
Conform de premie- en toeslagstaffel bedraagt het premiepercentage bij het huidige niveau van de dekkingsgraad 34,5% van de salarissom. In de tabel zijn zowel de kostendekkende premie, gedempte kostendekkende, als ook de feitelijk betaalde premie weergegeven. Hieruit is op te maken dat de feitelijke premie de kostendekkende premie overstijgt, waarmee wordt voldaan aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
De toeslagverlening van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers volgt de loonindex en is onvoorwaardelijk. Deze bedroeg over 2013 0,58%. Reglementair is de hoogte van de toeslag voor werknemers in dienst bij DNB gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-cao. Deze toeslagverlening is geëffectueerd per 31 december 2013.
Premies 2013 (in E x1000) Kostendekkende premie
36.320
Feitelijke premie
44.377
Gedempte kostendekkende premie
24.074
Aan inactieve deelnemers (pensioengerechtigden en gewezen deelnemers) kon in 2013 wederom geen indexatie worden verleend, vanwege de financiële situatie van het pensioenfonds. Op de peildatum ultimo september was de marktwaarde dekkingsgraad met 105,4% te laag. Om een (gedeeltelijke) toeslag te kunnen verlenen is een dekkingsgraad van 107,0% nodig. De hoogte van de toeslagverlening is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met september in het betreffende jaar). Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds, waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2005, geldt reglementair nog de toeslagverlening op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever, te weten 0,58% in 2013. Hiervoor betaalt de werkgever de kosten als het pensioenfonds over onvoldoende middelen hiervoor beschikt, zoals in 2013 het geval was. De afgelopen jaren hebben inactieven niet of nauwelijks indexatie ontvangen. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden wordt in de tabel een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijke toegekende toeslagen. In de uiterst rechtse kolom wordt weergegeven wat het totaal aan niet verleende toeslagen is. Dit betreft een samengesteld
6
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
Verschil volledige toeslagen en werkelijke toeslagen inactieven
Verleende toeslag
Maximaal volgens maatstaf
Niet verleend
Totaal niet verleend (cumulatief)
2009
0,00%
1,00%
1,00%
1,00%
2010
0,00%
0,00%
0,00%
1,00%
2011
0,00%
1,75%
1,75%
2,75%
2012
0,00%
1,21%
1,21%
3,96%
2013
0,00%
0,58%
0,58%
4,61%
2009
0,00%
0,40%
0,40%
0,40%
2010
0,53%
1,60%
1,07%
1,47%
2011
0,00%
2,70%
2,70%
4,21%
2012
0,00%
2,32%
2,32%
6,63%
2013
0,00%
2,45%
2,45%
9,24%
Jaar Toeslagen o.b.v. loonindex
Toeslagen o.b.v. prijsindex
percentage van de niet verleende toeslagen van de individuele voorafgaande jaren. Het totale verlies aan koopkracht is de afgelopen vijf jaar opgelopen tot 9 10%. Het bestuur voorziet in de nabije toekomst geen ruimte om deze achterstand in te lopen.
Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is er op gericht om de nominale pensioenaanspraken te verstrekken, alsmede op het waardevast houden van de pensioenaanspraken. Bij deze doelstelling zijn de middelen van het pensioenfonds en de hoogte van de dekkingsgraad van belang. Om de doelstelling te realiseren heeft het pensioenfonds gekozen voor een beleggingsstrategie die voornamelijk gebaseerd is op de verplichtingen van het pensioenfonds. Deze strategie kan als prudent worden aangemerkt en de hoogte van het risicobudget wordt hier dan ook op afgestemd. In afwijking van de staffel is voor 2013 het risicobudget vastgesteld op 3,8%. Op basis van de staffel zou een risicobudget van 2,7% (trede 2) gelden. Met een dergelijk laag budget zou er vrijwel geen sprake zijn van de mogelijkheid tot herstel van de dekkingsgraad. Bij een lage dekkingsgraad wordt het risico teruggebracht. Bij een hogere dekkingsgraad wordt
er meer risico genomen. Het besluit van het bestuur om een hoger risicobudget te gebruiken (op basis van trede 3) is genomen, na advisering van de adviserend actuaris en in overleg met de werkgever. Ook voor 2014 wordt er uitgegaan van een risicobudget behorende bij trede 3 van de staffel. Wel is het maximaal toegestane risicobudget herrekend op basis van de huidige parameters van de S-toets en bedraagt 4,18%.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
7
Vermogensbeheer Er was in 2013 sprake van een wereldwijde economische groei van circa 3%. Die groei wordt steeds meer gedreven door ontwikkelde in plaats van opkomende landen. De eurozone klom uit de recessie en met name de zuidelijke landen vertoonden herstel. Het herstel in deze landen was mogelijk dankzij structurele hervormingen maar is echter grotendeels toe te schrijven aan de verwachting dat overheden en centrale bank zullen ingrijpen indien nodig. Aan een meer duurzame oplossing voor de crisis moet nog verder worden gewerkt. Het totale beleggingsrendement was negatief (-1.3%). De rentestijging in 2013 veroorzaakte een verlies van 2,5% op de beleggingen in vastrentende waarden die bijna 80% van het totaal uitmaken. Op de aandelenportefeuille werd een positief rendement van ruim 20% behaald. De financiële en economische situatie in 2013 gaf geen aanleiding om de strategische normportefeuille te wijzigen. Het bestuur schatte de kans op een stijging van de aandelenkoersen hoger in dan de kans op een aanzienlijke rentestijging. Daarom is niet overgegaan tot een verlaging van de renteafdekking. Omdat de
Beleggingscategorie
kans op een rentedaling klein geacht werd, heeft het bestuur ook niet besloten de renteafdekking te verhogen. In 2014 wordt het extra risicobudget op grond van de verbeterde financiële positie hoofdzakelijk ingezet voor een verhoging van het gewicht van de aandelenportefeuille met 2%-punt.
Verantwoord beleggen Het pensioenfonds voert een beleid van verantwoord beleggen door het onderschrijven van de UN Global Compact en UN Principles for Responsible Investment. United Nations Global Compact heeft betrekking op mensenrechten, arbeidsomstandigheden, het milieu en corruptie. Het pensioenfonds verwacht dat ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt deze principes respecteren.
Actief beheer Het grootste deel van de beleggingsportefeuille blijft actief beheerd, met uitzondering van de langlopende staatsobligaties. Die wordt passief beheerd, omdat de kosten van het actief aan- en verkopen van deze obligaties niet opwegen tegen het extra rendement dat hiermee wordt verkregen.
Waarde per ultimo 2013 mln. Euro
Rendement over 2013 %
Bijdrage actief beheer t.o.v. de benchmark %
1.236,1
-1,3
n.v.t
TOTAAL Gewezen deelnemers
-5,6
Totaal vastrentende waarden
966,7
-2,5
0,2
Euro Core obligaties
270,8
2,9
0,7
Euro Langlopende Staatsobligaties
528,8
-5,5
n.v.t
Euro Credit obligaties
125,3
1,4
0,2
41,8
-7,6
n.v.t.
224,0
21,8
1,7
Ontwikkelde Landen
181,5
28,1
1,6
Opkomende Landen
42,5
-3,7
3,1
Vastgoed
30,9
-6,1
n.v.t.
Cash
20,0
Opkomende Landen obligaties
Totaal aandelen 1
1) Het aandelenresultaat is inclusief de valuta-afdekking
8
n.v.t.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
Risicobeheer Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s: • • • •
Beleggingsbeleid; Premiebeleid; Herverzekeringsbeleid; Toeslagbeleid.
pensioenfonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Het pensioenfonds bepaalt het VEV met behulp van het standaardmodel dat door de toezichthouder is vastgesteld.
Beleggingsrisico
Dit jaar is het integraal risicomanagement verder doorgevoerd. De risico-, identificatie en beheersmaatregelen zijn vastgelegd in het handboek IRM en een ‘dashboard’ kwartaalrapportage is opgezet, waarin door de bestuurscommissies wordt gerapporteerd over de belangrijkste ontwikkelingen op risicogebied. Het gaat dan met name over de volgende risico’s:
Solvabiliteitsrisico’s Het solvabiliteitsrisico is het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Is dit het geval, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet korten (afstempelen). In de wet- en regelgeving zijn voorschriften opgenomen hoe er met dit risico moet worden omgegaan. In de premie- en beleidsstaffel van het pensioenfonds wordt ook rekening gehouden met de solvabiliteitseisen. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) moet worden aangehouden ter dekking van algemene risico’s zoals beleggingsrisico’s, overlijdensrisico’s en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort en moet het een kortetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal moet beschikken. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een lange termijn herstelplan indienen bij de toezichthouder. Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een
De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers) risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.
Renterisico Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat het pensioenfonds minimaal 80% van het renterisico van de nominale verplichtingen afdekt. In de praktijk wordt het renterisico doorlopend gemonitord, waarbij minimaal eens per kwartaal de optimale rente afdekking door de beleggingscommissie op advies van de fiduciair beheerder wordt beoordeeld. Voor het afdekken van het renterisico staat allereerst de fysieke obligatieportefeuille ter beschikking. Het verdere maatwerk wordt geleverd door het gebruik van renteswaps. Ultimo 2013 is 93,4% van het renterisico afgedekt (2012: 95,7%).
Risico zakelijke waarden Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) wijzigt door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
9
Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Valutarisico De obligatieportefeuille kent een beperkt valutarisico en de vreemde valuta-exposure wordt afgedekt. De gebruikte instrumenten zijn valutatermijncontracten met een looptijd van drie maanden, die ieder kwartaal worden doorgerold.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het prijsrisico wordt afgedekt door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds.
10
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van partijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Naast het hanteren van minimale creditratings en concentratielimieten wordt het risico op tegenpartijen afgedekt door middel van onderpandstelling. In 2013 hebben zich geen kredietverliezen voorgedaan.
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Het fonds heeft deze risico’s overwogen en verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2013.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het gaat hierbij dus om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Concentratierisico Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Dit wordt onder andere voorkomen door de spreiding in de beleggingsportefeuille. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Een grote post is elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.
Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds (op het gebied van communicatie, juridische zaken, fiscaliteit, actuariële aangelegenheden en beleggingen). Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP, BNY Mellon en BlackRock. De continuïteit van de werkzaamheden moet worden bewaakt. Dit gebeurt aan de hand van afspraken in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA) en op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP, BNY Mellon en BlackRock een ISAE 3402 type II-rapport of vergelijkbaar rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een onafhankelijke externe accountant certificeert de rapportages.
Een onderdeel van het operationele risico is het integriteitrisico. Dit is het gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van het pensioenfonds. Het bestuur stelt integriteitbeleid vast en toetst dit jaarlijks. Het pensioenfonds beschikt verder over een gedragscode om bij te dragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders.
Actief risico Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde ‘tracking error’. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Bij het pensioenfonds bedraagt de tracking error per eind december 0,3% (2012: 0,7%). Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.
Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
11
Pensioenbestuur: organisatie en toezicht Schematisch zien de organisatie van en het toezicht op het pensioenbestuur er als volgt uit: Externe Toezichthouders
Extrene adviseurs advies
advies
extern toezicht door AFM en DNB
advies
Werkgroepen
advies
Dagelijks bestuur
Bestuur
controle
advies
advies
intern toezicht
controle
Raad van Toezicht
Beleggingscommissie
advies
advies
Auditcommissie
Voorzitter
verantwoording adviesrecht
Verantwoordingsorgaan
controle
Adviserende actuaris
Certificerende actuaris
Het bestuur bestaat uit acht bestuursleden en een onafhankelijke voorzitter. Het bestuur wordt ondersteund door twee vaste commissies, te weten de beleggingscommissie en de auditcommissie. Omdat communicatie een steeds belangrijker plek inneemt in de activiteiten van het pensioenfonds, heeft het bestuur besloten formeel een communicatiecommissie in te stellen. Daarnaast kan het bestuur werkgroepen instellen als er onderwerpen uitgewerkt moeten worden die expertise vanuit de verschillende commissies behoeven. In 2013 zijn de werkgroepen Jaarverslag, Samenwerking AFM en Nieuw Pensioencontract actief geweest. Twee bestuursleden hebben zitting in de klankbordgroep die de werkgever heeft ingesteld om mee te denken over de nieuwe pensioenregeling.
12
Compliance officer
Externe accountant
In het kader van de ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ heeft het fonds gekozen voor handhaving van een paritair bestuursmodel met een raad van toezicht per 1 juli 2014. De onafhankelijke voorzitter zal dan als onafhankelijk bestuurslid toegevoegd worden aan het bestuur, waarbij hij stemrecht krijgt. Het bestuur bestaat vanaf 1 juli 2014 dan uit negen leden. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de contacten met de uitvoeringsorganisaties, werkgever en andere pensioenfondsorganen. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, secretaris en plaatsvervangend voorzitter.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
lees verder >
De Raad van Toezicht toetst en beoordeelt het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, die op voordracht van de raad door het verantwoordingsorgaan worden benoemd. Via het Verantwoordingsorgaan legt het bestuur verantwoording af aan de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever. Het verantwoordingsorgaan dient vast te stellen in hoeverre het bestuur bij de genomen besluiten op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. In het kader van de ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ blijft ook het verantwoordingsorgaan gehandhaafd. Wél wordt het aantal leden namens de werkgever teruggebracht van drie naar twee, waardoor het totaal aantal leden acht wordt. De adviesrechten van het verantwoordingsorgaan worden uitgebreid en de raad van toezicht krijgt goedkeuringsrechten.
het beleid voor handhaving van deze geschiktheid uitgewerkt. Dit document is in 2014 aangepast aan de nieuwe governance en de nieuwe aanbevelingen van de Pensioenfederatie over bestuurlijke geschiktheid (Handreiking Geschikt Pensioenfondsbestuur). Het bestuur heeft zijn functioneren en de bestaande governance geëvalueerd, met behulp van een externe deskundige. Daarbij is input gevraagd en ontvangen van de Raad van Toezicht, het Verantwoordingsorgaan en de werkgever. Deze input is mede gebruikt voor de gedachtenvorming over het toekomstige bestuursmodel. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn dat het bestuur goed functioneert, maar dat er wel bedreigingen zijn die dit kunnen ondermijnen. De belangrijkste bedreigingen zijn het tijdsbeslag, de beschikbaarheid van deskundige bestuursleden en de hoogte van de uitvoeringskosten ten opzichte van de schaalgrootte. Vooralsnog staat het voortbestaan van het fonds niet ter discussie, maar als de kosten te hoog worden kan dit consequenties hebben voor de zelfstandigheid van het fonds.
Geschikt pensioenfondsbestuur In het beleidsdocument ‘Geschikt pensioenfondsbestuur’ is de geschiktheid van de bestuursleden en
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
13
Ontwikkelingen in 2013 en daarna Pensioencommunicatie Het bestuur wil garant staan voor goed beleid en daarover helder communiceren via diverse middelen. Het pensioenfonds benadert pensioencommunicatie vanuit een strategische invalshoek, waarbij de communicatiemiddelen afgestemd worden op de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën. Er zijn door het fonds doelstellingen voor de langere
termijn vastgesteld en daarvan wordt een jaarlijks actieplan afgeleid. Uitgangspunten hierbij volgen uit de Pensioenwet en de eisen die de toezichthouder stelt. De belangrijkste communicatiedoelstellingen zijn klantgericht communiceren, pensioenbewustzijn bij de deelnemers vergroten en verantwoording afleggen over beleid en uitvoering. Hierbij worden zowel de actieve deelnemers als de in-actieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) betrokken. In november 2013 is een voorontwerp van het wetsvoorstel ‘Pensioencommunicatie’ ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. Het doel van de “Wet Pensioencommunicatie” is in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. Ook worden de mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s wordt geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt.
Inperking fiscaal kader Als gevolg van de ‘Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar (en een franchise van € 13.227) naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar (en een franchise van € 12.251). In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De kernpunten zijn: • Het maximale opbouwpercentage zal 1,875% (voor middelloonregelingen) worden bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. • Fiscaal gefaciliteerd pensioen kan opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, via een vrijstelling in box III.
14
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
Pensioenreglementen Het pensioenfonds heeft vier pensioenreglementen: •D e per 1 januari 2014 aangepaste Pensioenregeling 2006, welke van toepassing is op alle medewerkers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 31 december 2005 al in dienst waren of daarna in dienst zijn gekomen bij DNB. •P ensioenregeling 2003, welke van toepassing is op de werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 én 1 januari 2006 in dienst waren van DNB en per 31 december 2005 deelnamen aan het op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenreglement 2003 én degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2003 zoals dat op die datum luidde èn die per 31 december 2002 in dienst waren van DNB. •P ensioenregeling 2005, welke van toepassing is op de werknemers, geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 en 1 januari 2006 in dienst waren en per 30 december 2004 deelnamen aan de op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenregeling (in werking getreden op 1 januari 2002) en degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2005 zoals dat op die datum luidde. tandaard Pensioenovereenkomst Directeuren DNB, •S welke van toepassing is op de huidige directieleden van DNB.
Inhoud van de Pensioenregeling 2006 De meeste medewerkers vallen onder de Pensioenregeling 2006, die per 1 januari 2014 is aangepast. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,05% per jaar • Franchise van € 12.104 per 1 januari 2013 en van € 12.251 per 1 januari 2014 • Pensioenleeftijd 67 jaar
•P artnerpensioen vanaf pensioendatum op kapitaalbasis • Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis Voor medewerkers op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 (oud DNB) of pensioenregeling 2005 (oud PVK)) van toepassing waren, gelden overgangsbepalingen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 en medewerkers geboren vóór 1 januari 1950.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
15
Deelnemersbestand Het deelnemersbestand van het pensioenfonds is in het verslagjaar met 73 personen gegroeid, tot een totaal van 4.768. Hieronder ziet u hoe de verschillende deelnemersgroepen zich in 2013 hebben ontwikkeld. Stand ultimo 2012
Bij
Af
Stand ultimo 2013
Actieven
2.023
168
167
2.024
Gewezen deelnemers
1.474
79
72
1.481
Gepensioneerden
1.198
136
71
1.263
778
107
36
849
Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen
57
3
13
47
partnerpensioen
arbeidsongeschiktheidspensioen
339
14
13
340
wezenpensioen
24
12
9
27
4.695
383
310
4.768
Totaal
Uitvoeringskosten De uitvoeringskosten van de pensioenregeling zijn in 2013 gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar (zie tabel). Bedragen x € 1,0 miljoen (tenzij anders aangegeven)
2013
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer
284
383
Vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
0,27%
0,31%
Transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
0,22%
0,19%
De pensioenuitvoeringskosten zijn met name gedaald als gevolg van de herverdeling van de pensioenuitvoeringskosten voor het aandeel wat betrekking heeft op vermogensbeheer. Dit is gebeurd conform het advies van de Pensioenfederatie. Uit een vergelijking van de kosten over 2012 met pensioenfondsen van vergelijkbare grootte blijkt dat de uitvoeringskosten per deelnemer ongeveer op het gemiddelde zitten. Het bestuur monitort de kosten op kwartaalbasis en stuurt bij waar mogelijk. De lichte daling van de kosten voor vermogensbeheer wordt verklaard door een gewijzigde methodiek
16
2012
van kostenbepaling met ingang van 2012. Om een volledige weergave van de kosten te presenteren zijn in 2012 eenmalige extra lasten genomen voor nog niet gefactureerde kosten die betrekking hadden op 2012. Hierdoor zijn eenmalig meer kosten gepresenteerd in het betreffende boekjaar. De bepaling van de transactiekosten vindt plaats door een schatting. Ten opzichte van 2013 zijn de kosten gestegen als gevolg van een verfijning van de methodiek (conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie).
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
Kerncijfers Bedragen x € 1,0 miljoen (tenzij anders aangegeven) Balanswaarde van de beleggingen* Aandelen Obligaties Overige beleggingen Totaal
2013
2012
2011
2010
2009
215 957 63 1.235
223 935 97 1.256
159 815 129 1.104
225 698 77 999
193 664 58 915
17% 78% 5%
18% 75% 7%
14% 74% 12%
22% 70% 8%
21% 73% 6%
Rendement
-1,3%
13,6%
10,1%
9,0%
5,1%
Uitvoeringskosten (x € 1.000) Kosten vermogensbeheer Kosten pensioenadministratie Bestuurskosten
3.102 745 96
3.671 765 88
2.860 704 100
3.249 645 92
2.768 787 106
Voorziening Pensioenverplichtingen Voorziening WAO-hiaat Overig Totaal
1.136 1 3 1.140
1.168 1 3 1.173
1.075 1 2 1.078
926 2 2 930
841 2 2 845
Discontovoet MSCI All Countries World Index
2,77% 23,44%
2,42% 16,80%
2,74% -6,86%
3,44% 13,21%
n.b. 35,41%
Dekkingsgraad** Marktwaarde dekkingsgraad Reële dekkingsgraad
108,9% 106,8% 75,5%
106,9% 102,0% 74,0%
102,5%
107,9%
109,1%
70,7%
80,5%
79,6%
0,58% 0,58% 0,0% 0,0%
1,21% 1,21% 0,0% 0,0%
1,75% 1,75% 0,0% 0,0%
0,0% 0,0% 0,0% 0,53%
1,0% 1,0% 0,0% 0,0%
44
44
44
39
42
2.024 1.263 1.481 4.768
2.023 1.198 1.474 4.695
2.044 1.153 1.432 4.629
2.033 1.109 1.367 4.509
1.999 1.085 1.337 4.421
Percentages van totaal beleggingen Aandelen Obligaties Overige beleggingen
Toeslagverlening Actieven DNB Inactieven ex-PVK (voor 1 jan 2005) Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) Inactieven DNB (na 1 jan 2003) en premievrije aanspraken Pensioenpremie van DNB Aantal actieve deelnemers Aantal pensioengerechtigden Aantal gewezen deelnemers Totaal
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode *D e samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. ** Formule dekkingsgraad: ((eigen vermogen + totaal technische voorzieningen) / totaal technische voorzieningen) De marktwaarde dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend met behulp van de swaprentes per ultimo boekjaar (economische verplichtingen). De officiële dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur (RTS), welke met ingang van 31-12-2012 wordt bepaald op basis van de ultimate forward rate (UFR) methode. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad wordt gebruikt gemaakt van een voorziening pensioenverplichtingen op basis van de swaprentes, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Dit resulteert, binnen de huidige situatie, in een hogere voorziening en daarmee een lagere dekkingsgraad. Indien de reële dekkingsgraad op 100% uitkomt, is het bestuur in staat om een volledige indexatie gebaseerd op de prijsinflatie naar verwachting voor de toekomstige jaren toe te kennen.
verkort jaarverslag | Pensioenfonds DNB
17
Pensioenfonds DNB
Dit verkort jaarverslagis een uitgave van Pensioenfonds DNB. Postadres
Bezoekadres
TKP TKP Postbus 501
Europaweg 27
9700 AM Groningen
9723 AS Groningen
Website
www.dnbpensioenfonds.nl
Voor vragen over uw pensioenregeling kunt u contact opnemen met de pensioenconsultants, telefoonnummer (050) 582 79 79. E-mail:
dnbpensioeninfo@tkppensioen.nl
Hoewel deze uitgave met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kunnen er geen rechten aan worden ontleend.