Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal De Boemeltrein
De peuterspeelzaal is een onderdeel van Stichting Kindercentrum ’t Rovertje.
KC ‘t Rovertje De peuterspeelzaal is gevestigd bij en werkt samen met Openbare Jenaplanbasisschool De Triolier.
Inhoudsopgave Inleiding
Blz. 3
Peuterspeelzaal de Boemeltrein: algemene informatie
4
Pedagogische visie van het kindercentrum
6
Pedagogische visie van de peuterspeelzaal
6
De vier basisdoelen
7
Startblokken (Vroeg- en Voorschoolse Educatie, VVE)
8
De peuterspeelzaal binnen de Jenaplan visie
11
Verzorging, wennen en afscheid nemen
16
Ouderbeleid
17
Dagindeling peuterspeelzaal: het verloop van de dag en het pedagogisch handelen in de peuterspeelzaal
19
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
2
Inleiding Met het ontwikkelen van het pedagogisch werkplan streven we naar kwaliteit in de peuterspeelzaal vanuit een pedagogische visie die wordt omgezet in pedagogisch handelen. Het handelen van de beroepskrachten (peuterspeelzaalleidster en pedagogisch medewerkers) en de vrijwilligers wordt inzichtelijk gemaakt en het versterkt de professionaliteit van het handelen. Het pedagogisch werkplan biedt kaders die richting geven aan het concrete handelen in de dagelijkse praktijk. Een dagelijkse praktijk die vraagt om aanpassing aan de specifieke situatie en ontwikkeling van een kind, de specifieke situatie van een bepaald moment en de specifieke situatie van een peuterspeelzaal. Ideeën en inzichten veranderen in de loop van de tijd. Bovendien kunnen andere inzichten en verwachtingen ten aanzien van de werkwijze in de peuterspeelzaal ontstaan. Door in te spelen op deze nieuwe inzichten, ideeën en verwachtingen blijft het pedagogisch werkplan in ontwikkeling. Het pedagogisch werkplan kan worden aangepast en verdiept vanuit de nieuwe ontwikkelingen. Bovendien evalueren we het pedagogisch werkplan jaarlijks. Het pedagogisch werkplan biedt beroepskrachten, vrijwilligers, stagiaires, ouders en andere betrokkenen inzicht in hoe we handelen naar de kinderen in de peuterspeelzaal en geeft uitleg waarom we op deze manier handelen. In de peuterspeelzaal werken we volgens de kwaliteitseisen zoals deze zijn vastgelegd in de Wet Kinderopvang, Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en het toetsingskader van de GGD. Het pedagogisch handelen wordt vormgegeven door onze pedagogische visie, de vier pedagogische basisdoelen en het handelen vanuit Startblokken (Vroeg- en Voorschoolse educatie). Bovendien verwerken we in ons pedagogisch handelen de Jenaplan principes vanuit de samenwerking met de basisschool. Als in dit document over het kind geschreven wordt, bedoelen we zowel jongens als meisjes. Als we schrijven over ouder(s), bedoelen we ook de verzorger(s) van het kind. Als we spreken over beroepskracht(en), peuterspeelzaalleidster(s),pedagogisch medewerker(s) of vrijwilliger(s), dan bedoelen we zowel mannelijke als vrouwelijke medewerkers.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
3
Peuterspeelzaal de Boemeltrein De peuterspeelzaal is gehuisvest in het gebouw van Openbare Jenaplan Basisschool de Triolier en onderdeel van Stichting Kindercentrum ‘t Rovertje. Kinderen van 2-4 jaar kunnen voor minimaal 2 dagdelen geplaatst worden. Bij uitzondering kan een kind 1 dagdeel geplaatst worden. Een aanvraag voor 1 dagdeel bekijken we per kind en per situatie. We werken met vaste groepen. Elk kind komt in een vaste groep (de eigen peuterspeelzaalgroep). Elke groep heeft 2 vaste beroepskrachten (een peuterspeelzaalleidster en een pedagogisch medewerker van het kindercentrum) en maximaal 2 vrijwilligers. Een groep heeft maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Het werken met vaste groepen geeft het kind vertrouwen, houvast en structuur en het draagt bij aan het gevoel van veiligheid. Voor de ouders is een vaste groep met vaste medewerkers ook heel duidelijk, ze weten bij wie ze terecht kunnen en wie hun kind kent. Wij leren ouders beter kennen en hier door weten we wat we aan elkaar hebben. We bieden structuur in de ruimte, structuur in het dagritme, continuïteit in de groepssamenstelling en we hebben regels en gewoonten. Kinderen met een VVE indicatie krijgen ondersteuning en begeleiding van de beroepskrachten en worden 4 dagdelen geplaatst, maximaal 8 kinderen per VVE gecertificeerde beroepskracht. Kinderen zonder VVE indicatie worden begeleid door een beroepskracht samen met de vaste vrijwilligers. Mocht een kind nog niet meteen naar de basisschool kunnen, dan bestaat de mogelijkheid, dat het langer naar de peuterspeelzaal mag komen. We bieden stagiaires van verschillende opleidingen de mogelijkheid tot een stageplek aan. We vinden het echter belangrijk om te kijken of er voldoende ruimte is voor een stageplek in de groep. De rust en structuur in de groep willen we blijven waarborgen. Voor de ontwikkeling van de eigen identiteit is het belangrijk, dat kinderen naast vrouwelijke medewerkers, ook omgaan met mannelijke medewerkers. Daarom stimuleren we de komst van een mannelijke stagiaire of vrijwilliger. In de peuterspeelzaal werken we met vrijwilligers. Zij staan naast de beroepskrachten in de groep. Zij ondersteunen en begeleiden de beroepskrachten in de dagelijkse praktijk. We werken zoveel mogelijk met vaste vrijwilligers op vaste dagen. Dit geeft duidelijkheid, houvast en structuur voor de kinderen en de ouders. In de leidstersvergadering, die regelmatig plaatsvindt, worden de vrijwilligers geïnformeerd over de lijn die in de peuterspeelzaal uitgezet gaat worden. Ook worden de diverse protocollen waarmee we in de peuterspeelzaal werken besproken, zoals het protocol handen wassen, het protocol vermoeden kindermishandeling en de gedragscode. Alle vrijwilligers hebben een V.O.G. verklaring ingeleverd. De vrijwilligers hebben de plicht tot geheimhouding omtrent alles wat hun ter ore is gekomen tijdens het uitoefenen van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers gaan niet in gesprek met de ouder over de ontwikkeling van hun kind. Dit is een taak van de beroepskrachten. Naast de beroepskracht is altijd een vrijwilliger aanwezig in de groep. Hierdoor is er in het geval van calamiteiten geen achterwacht nodig. De peuterspeelzaal is gehuisvest in het gebouw van Openbare Jenaplan Basisschool de Triolier. Wij werken nauw met elkaar samen op velerlei gebied. Dit komt o.a. tot uiting in het samen opzetten van een aantal thema’s, waar we schoolbreed mee gaan werken. Peuters en kleuters worden uitgenodigd om bij elkaar in de groep ervaringen te delen en uit te wisselen. Er bestaat de mogelijkheid dat kinderen uit de hogere groepen bij ons komen voorlezen. Voor ieder een waardevol moment. Ook nemen we actief deel aan een aantal vieringen van de school.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
4
Door samen te werken met de basisschool worden verschillende ontwikkelingen bevorderd: - Er ontstaat meer keuze, variatie en uitdaging in activiteiten. - Kinderen krijgen de ruimte om ook bij groep 1-2 binnen te lopen (dit leidt tot meer interactiemogelijkheden met andere kinderen en andere volwassenen (leren communiceren, samenwerken en relaties aangaan). - Er is ruimte voor vriendschappen en voor contact met een broertje of zusje. - Het biedt meer uitdaging voor beroepskrachten doordat ze bewust met activiteiten en breed gericht met de kinderen bezig zijn. - Kinderen met dezelfde interesses uit verschillende groepen kunnen samenwerken en samen iets ondernemen en opbouwen. - Kinderen leren van elkaar. Het samenwerken gebeurt vanuit de volgende uitgangspunten: - vertrouwen en veiligheid blijven de basis; - de eigen peuterspeelzaalgroep is en blijft het uitgangspunt; kinderen hebben een vertrouwde groep en plek nodig; - het welbevinden van het individuele kind wordt gerespecteerd; - er is altijd oog voor de balans tussen veiligheid en uitdaging voor het kind. De beroepskracht is betrokken bij de teamvergadering, onderbouwvergaderingen en studiedagen van de basisschool. De Jenaplan aspecten (kring, spel, werk en vieren) die op de basisschool aan bod komen, zijn ook terug te zien in de peuterspeelzaal. De beroepskracht maakt een overdrachtsformulier van een kind wanneer deze naar groep 1 gaat. Het overdrachtformulier wordt door de beroepskracht met de ouders besproken. Met toestemming van de ouders wordt het overdrachtformulier overgedragen aan de leerkracht van groep 1 waar het kind geplaatst is. De beroepskracht kan betrokken worden bij en deelnemen aan het ZAT-overleg (zorg en advies team), wanneer er zorgen zijn over de ontwikkeling van een kind. In de peuterspeelzaal werken we met fotokaarten die het dagritme aangeven. Naast structuur geven de fotokaarten een kind ook een gevoel van houvast en veiligheid. De basisschool werkt met dagritmekaarten en fotokaarten zijn hier een voorloper van. In de peuterspeelzaal vinden de activiteiten in de grote en de kleine kring plaats. Dit komt ook terug in het aanbod van de school. In het aanbod van thema’s en activiteiten zetten we vooral in op wereldoriëntatie, de betekenisvolle wereld van buiten naar binnen halen en/ of de betekenisvolle wereld van buiten gaan ontdekken. De peuterspeelzaal wordt actief betrokken bij de diverse vieringen van de basisschool. Zoals de weekopening, opening van het schooljaar, viering gezamenlijke verjaardagen en andere vieringen. Het stimuleren van de ouderbetrokkenheid staat hoog in ons vaandel. Net als de basisschool werken we nauw samen met ouders. Samen met ouders, leerkrachten en beroepskracht werken we aan de verteltassen, elk jaar maken ouder en kind samen een kerststukje in de peuterspeelzaal, jaarlijkse plannen we een uitstapje voor kinderen en ouders. We organiseren jaarlijks informatieavonden. Elke twee jaar organiseren we thema avonden waarbij we o.a. kunnen samenwerken met het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin). Alle ouders worden jaarlijks uitgenodigd om een dagdeel mee te draaien in de peuterspeelzaal. Zo ervaren ze zelf hoe een dagdeel in elkaar zit en kunnen ze er direct vragen erover stellen. Bovendien ervaren ze op deze manier zelf wat hun kind meemaakt op de peuterspeelzaal. In het voorschoolse traject biedt de peuterspeelzaal een prettige leeromgeving die zoveel mogelijk aansluit bij de ontwikkelingsfase van het kind. Voor kinderen uit de gemeente Beesel biedt peuterspeelzaal de Boemeltrein professioneel peuterspeelzaalwerk.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
5
De pedagogische visie van het kindercentrum gekoppeld aan de pedagogische visie van de peuterspeelzaal en aan de vier basisdoelen en aan Startblokken. Wij gaan uit van het “competente kind”: ieder kind kan zijn behoeften kenbaar maken. Vanuit een respectvolle benadering kijken we goed naar elk kind om deze behoeften te erkennen en herkennen. Elk kind heeft een aangeboren nieuwsgierigheid en een drang om de wereld te ontdekken. Wij vinden het belangrijk dat elk kind zich in zijn eigen tempo kan ontwikkelen, in zijn eigen volgorde en op zijn eigen manier. In ons handelen sluiten wij aan bij de ontwikkeling van het kind en dagen wij het uit om zich verder te ontwikkelen. We willen het kind zien zoals het is, we willen het kind begrijpen zoals het is, we willen de ontdekmogelijkheden voor het kind (mee) bepalen, we willen het kind de juiste informatie geven en we willen het kind de weg wijzen in de omgang met zichzelf en zijn omgeving. Onze visie is spelend leren en lerend spelen. Als een kind speelt is het aan het leren en als een kind leert kan dat op een spelende manier. We bieden kinderen een plek waar ze volop ontwikkelingskansen krijgen binnen een veilige, vertouwde en uitdagende sfeer. Ieder kind mag zich zelf zijn en krijgt de ruimte om in interactie met andere kinderen, pedagogisch medewerkers/beroepskrachten en leefomgeving op ontdekking te gaan en spelenderwijs ervaringen op te doen. Samen met ouders begeleiden we het kind, vanuit wederzijds respect, op weg naar zelfvertrouwen, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Naar een sociaal deelnemer aan onze samenleving. Het realiseren van een doorgaande lijn en een goede aansluiting van kinderopvang en van peuterspeelzaal op basisschool vinden wij daarbij van groot belang. In de peuterspeelzaal bieden we een passend aanbod voor kinderen van twee tot vier jaar. In een veilig en stimulerend pedagogisch klimaat waarin ieder kind de ruimte krijgt zich optimaal te ontwikkelen. We kunnen vanuit deze visie de volgende kerntaken benoemen: - Ontwikkelingsstimulering: we hebben tot taak om de brede ontwikkeling van alle kinderen te stimuleren. Dit heeft betrekking op de senso-motorische ontwikkeling, op de sociaal-emotionele ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling, de creatieve ontwikkeling en de taalontwikkeling. - Volgen en signaleren: we hebben tot taak ieder kind te volgen in zijn ontwikkeling en welbevinden en zorg te dragen voor een gerichte signalering. - Vormgeven doorgaande ontwikkelingslijn: we zijn een schakel in de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen van kinderopvang naar peuterspeelzaal en van peuterspeelzaal naar basisschool. - Basisvoorziening: de peuterspeelzaal is in gelijke mate voor elk kind toegankelijk. We streven naar samenwerking met ouders voor het uitwisselen van informatie, afstemming en overleg over hun kind(eren). Bovendien is de peuterspeelzaal een laagdrempelige voorziening waar ouders diverse opvoedingsvragen en opvoedingsproblemen (vraagbaakfunctie) kunnen neerleggen en waar opvoedingsuitwisseling kan plaatsvinden. Bij zorgen over de ontwikkeling van het kind kunnen we in samenspraak met de ouders doorverwijzen en als intermediair fungeren bij het tot stand brengen van een ondersteunend aanbod toegespitst op de hulpvraag van het kind en/of de ouders.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
6
In de peuterspeelzaal wordt kinderen de ruimte geboden om te spelen, te ontwikkelen en te ontmoeten. We besteden veel zorg aan de manier waarop de kinderen door ons worden opgevangen. Deze zorg is mede gericht op de sfeer in de groep zodat de kinderen (en hun ouders) met plezier naar de peuterspeelzaal komen. Onze basishouding wordt gekenmerkt door warmte en aandacht voor elk kind individueel in de groep: ieder kind is uniek. Peuters bevinden zich in een leeftijdsfase waarin het belangrijk is dat zij vaardigheden aangeleerd krijgen en zich deze eigen maken in de omgang met andere kinderen en volwassenen. Ze ontwikkelen zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen, ze leren zich in te leven en gaan interesse tonen in de ander. Wij ondersteunen en begeleiden kinderen hierbij en ook bij het uitbreiden van hun ervaringswereld. We hanteren de volgende uitgangspunten: Het is belangrijk dat kinderen plezier beleven aan hun verblijf in de peuterspeelzaal. Dat betekent dat van alle activiteiten het spel voorop staat. We vinden het van groot belang dat een kind zich veilig, vertrouwd en liefdevol benaderd voelt, in de omgeving en in de relatie met groepsgenoten en medewerkers. Daardoor krijgt een kind meer zelfvertrouwen. Het kind als individu benaderen; ieder kind is uniek en dient als zodanig in zijn eigenheid te worden geaccepteerd en gerespecteerd, zodat de mogelijkheden zichzelf te zijn zo optimaal mogelijk benut worden. We sluiten aan bij de individuele behoeften van het kind en gaan in op initiatieven van het kind. Tevens laten we het kind tevens profiteren van de toegevoegde waarde van het samenzijn in een groep. Het kind leert zo om met andere kinderen en volwassenen om te gaan. Het is van belang om kinderen tijdens hun verblijf op de peuterspeelzaal te begeleiden en te stimuleren bij hun ontwikkeling. Stimuleren van de ontwikkeling richting zelfredzaamheid en zelfstandigheid door als opvoeder niet altijd in te grijpen of oplossingen te bedenken, maar de kinderen het zelf te laten doen. De peuterspeelzaal is met zijn deskundige beroepskrachten en samenwerking met de pedagogisch coach van het kindercentrum, de Intern Begeleider (IB’er) van de basisschool en verpleegkundigen en arts van de Jeugdgezondheidszorg bij uitstek een voorziening waar, zo vroeg mogelijk, belemmeringen of stoornissen in de ontwikkeling en het gedrag van kinderen gesignaleerd kunnen worden. Samen met ouders en zo nodig met ondersteuning van andere deskundigen kan naar mogelijke oplossingen gezocht worden. Het Interculturele aspect komt terug in de werkwijze en het programma-aanbod. De beroepskrachten ondersteunen en adviseren ouders waar mogelijk bij de opvoeding van hun kind. Ouders worden hiertoe bij diverse activiteiten uitgenodigd. Vervolgens wordt het pedagogisch handelen vormgegeven vanuit de vier basisdoelen (Marianne Riksen-Walraven, Wet Kinderopvang)): 1. Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid: Kinderen moeten zich veilig en beschermd voelen. Ervaren van emotionele veiligheid is basaal voor de ontwikkeling van het kind. Als een kind zich niet veilig voelt is het niet in staat om indrukken en ervaringen op te nemen, staat het minder open voor speelgoed en speelmateriaal of het leren van nieuwe vaardigheden. Alle energie gaat zitten in stress en op je hoede zijn. Het zich veilig voelen is een basisbehoefte.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
7
2. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties: Kinderen moeten gelegenheid krijgen om veerkracht op te bouwen, het gevoel van zelfstandigheid, zelfredzaamheid, flexibiliteit en creativiteit te ontwikkelen. Dit stelt het kind in staat om te leren problemen op een goede wijze aan te pakken en zich aan te kunnen passen aan veranderende omstandigheden. Wij bieden de kinderen de mogelijkheid vaardigheden onder de knie te krijgen en zelfvertrouwen op te bouwen. 3. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties: Kinderen moeten leren om te gaan met anderen: het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. De interactie met leeftijdgenootjes, het deel zijn van een groep en het deelnemen aan groepsgebeurtenissen biedt kinderen een leeromgeving voor het opdoen van sociale competenties. Communiceren en de taalontwikkeling staan hierin centraal. 4. Kinderen gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van een samenleving eigen te maken: De peuterspeelzaal biedt een bredere samenleving dan het gezin. Er zijn veel ongeschreven regels in de peuterspeelzaal. Het leren wat wel en niet mag en hoe je sociaal acceptabel te gedragen. Spelenderwijs wordt in de dagelijkse omgang geprobeerd de kinderen te leren hoe zij in een groepsverband kunnen functioneren. De beroepskrachten en vrijwilligers laten de kinderen kennismaken met grenzen, normen en waarden en met de gebruiken en omgangsvormen in onze samenleving. Kinderen leren om te functioneren in een groter geheel: in de groep en in de maatschappij. Kinderen komen in aanraking met andere aspecten van de cultuur en de diversiteit die onze samenleving kenmerkt. De pedagogische basisdoelen worden vertaald in pedagogisch handelen en aanbod vanuit basale interactievaardigheden: 1. Sensitiviteit/emotionele steun 2. Respect voor de autonomie 3. Structureren en grenzen stellen 4. Praten en uitleggen 5. Ontwikkelingsstimulering 6. Begeleiden van interacties tussen kinderen Deze 6 basisvaardigheden vormen de basis voor kwaliteit in alle activiteiten met de kinderen. In bijlage 1, Het verloop van de dag in de peuterspeelzaal, worden de vier basisdoelen in relatie tot het pedagogisch handelen in de praktijk gebracht. Van pedagogische visie en pedagogische basisdoelen naar Startblokken. Met het werken volgens Startblokken bieden we een aanbod van Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE) in de peuterspeelzaal. We bieden kinderen met een VVE- of zorgindicatie extra ondersteuning en begeleiding. De beroepskrachten zijn gecertificeerd in het werken met Startblokken. We voeren regelmatig gesprekken met ouders van kinderen met een VVE- of zorgindicatie. We geven uitleg wat het aanbod van Startblokken inhoudt en we bespreken het plan van aanpak dat voortkomt uit de observaties van hun kind op de peuterspeelzaal. Startblokken van Basisontwikkeling is een pedagogisch werkplan om de ontwikkeling van peuters en jonge kleuters optimaal te stimuleren. Hierbij staat de brede ontwikkeling voorop met het stimuleren vanuit het spel en de spelontwikkeling van kinderen. Startblokken sluit aan op onze visie spelen = leren en leren =spelen. Door Startblokken te verweven in ons activiteitenaanbod bereiken we alle kinderen die naar de peuterspeelzaal komen. Volgens Startblokken bieden we de kinderen binnen een thema activiteiten aan. Deze thema’s sluiten aan op onderwerpen uit de echte wereld, we betrekken de kinderen bij
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
8
betekenisvolle onderwerpen van alledag. Zoals naar de dokter gaan, brood kopen bij de bakker en post versturen. Tijdens de voorbereiding van het thema vragen we ons af wat we met de activiteiten binnen het thema willen bereiken, welke ontwikkeling we willen stimuleren en welke resultaten we willen bereiken. Elk thema begint met een startactiviteit en een verteltafel: een boek, voorwerpen, woordweb) om het thema in te leiden. De vervolgactiviteiten komen voort uit: Experimenterend spel en constructiespel = spelen en bouwen met klein en groot materiaal; spelen met zand en water; bouw- en constructiematerialen uitproberen; tekenen en schilderen met potloden, viltstiften, verf, krijt; spelen met klei, papier, karton, plaksel (scheuren, knippen, vouwen). Samen lezen en vertellen = voorlezen en vertellen van prentenboeken, gedichten en verhalen, zelfbedachte verhalen; liedjes zingen; praten over het boek; spelen en vertellen over het verhaal; tekenen over het verhaal; boeken aanbieden en kinderen zelf laten kijken, voelen vertellen en lezen. Gespreksactiviteiten en kringactiviteiten:= ontvangstkring/startkring; verjaardagskring; eten en drinken aan tafel; kring bij o.a. voorlezen en liedjes zingen, poppenkast, knutselactiviteiten, bewegings- en dansspellen en gezelschapsspellen; gesprekken tijdens de activiteiten en na afloop van de activiteiten (benoemen wat we gaan doen, ervaringen delen, instructie geven); gesprekken over speciale gebeurtenissen of gebeurtenissen in de groep. Het vormen van een kring is een vast en regelmatig terugkerend onderdeel (manier van zitten en staan) in de peuterspeelzaal. Manipulerend spel en rollenspel = spelen met inpakdozen, met auto’s-treinenrails-bussen, spelen met “echte”spullen: kwasten, borstels, pannen, servies, teiltjes; doen alsof je slaapt, bij de kapper bent, telefoneert, eten kookt; spelen met poppen, handpoppen, poppenkastpoppen; verhalen naspelen; gezamenlijk rollenspel in de bestaande hoeken b.v. de winkelhoek, de huishoek en de bouwhoek; samen spelen in nieuwe thema’s b.v. het circus, het consultatiebureau, de kapper. Bewegingsspel = spel met groot materiaal om te klauteren en te klimmen, te sjouwen en te bouwen, te kruipen, te duwen en te trekken; spelen met karren en fietsjes, met klim- en glijmaterialen; spelen met kleiner materiaal: ballen, scheppen, emmers, vormen, kisten en planken; rennen en ravotten, fietsen rijden en rollen; bewegingscircuit en hindernisbaan; kinderspelletjes, dans- en bewegingsspelletjes en behendigheidsspelletjes. Uitstapjes of gast in de groep: er kan voor gekozen worden om een uitstapje met de kinderen te maken behorende bij het thema, b.v. met de kinderen naar de kapper of de bakker of het dierentuintje gaan; er kan voor gekozen worden om een gast aan het thema te koppelen en deze uit te nodigen op de groep, b.v. een postbode, de verpleegkundige van het consultatiebureau. De volgende vaardigheden van de beroepskrachten en vrijwilligers spelen hierbij een belangrijke rol: Het creëren van een pedagogische basis en een ontwikkelingsbevorderende interactie. Het ontwerpen van een activiteitenaanbod en een rijke leeromgeving. Het systematisch begeleiden van kinderen. Het organiseren van verschillende activiteiten binnen en buiten de groep. Het handelingsgericht observeren, registreren en evalueren van de ontwikkeling van de kinderen. Observeren en signaleren: We observeren om te weten wat de betekenis van de activiteiten voor de kinderen zelf is en om vast te stellen of de gewenste ontwikkeling inderdaad bevorderd wordt. Handelingsgericht observeren heeft twee functies die aan elkaar gekoppeld zijn: - het ontwerpen, plannen en uitvoeren van het aanbod: activiteiten voor de kinderen en het aandeel van de beroepskrachten hierin;
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
9
-
het evalueren van het ontwikkelingsverloop van individuele kinderen, zijn er vorderingen in de gewenste ontwikkeling en hoe kunnen de beroepskrachten voor verdere versterking en uitbreiding zorgen? In beide gevallen zijn we op zoek naar “ontwikkelingssignalerende gegevens”: gegevens die iets zeggen over de belangstelling, de motieven en de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind op dat moment; gegevens die in beeld brengen in welk stadium van de ontwikkeling een kind verkeert; gegevens die een indruk geven welke kennis en vaardigheden een kind zich eigen maakt bij de kernactiviteiten. Kinderen met een handicap of beperking Ook kinderen met een handicap of beperking zijn welkom op de Boemeltrein. De toelating van kinderen met een beperking gebeurt in nauw overleg met de ouders en de eventueel hulpverlenende instanties. Hierbij worden de volgende vragen onderzocht: - Kan de Boemeltrein bieden wat dit kind nodig heeft? - Zijn er speciale voorzieningen nodig? - Hoe kunnen we komen tot een afgestemde begeleiding? In alle gevallen wegen de beroepskrachten zorgvuldig af of er voldoende tijd, deskundigheid, ervaring en middelen in de groep aanwezig zijn om het kind met een beperking goed te kunnen begeleiden. We kunnen samenwerken met externe organisaties ten behoeve van het kind. Aan de hand van observaties binnen de groep worden praktische handreikingen en adviezen besproken. Dit alles in overleg en in het bijzijn van de ouders. Pedagogische ondersteuning We kunnen ondersteuning en begeleiding vragen bij de staffunctionaris/pedagogisch coach van het kindercentrum en bij de intern begeleider en de onderbouwcoördinator van de basisschool. De beroepskrachten hebben een training HGPD (HandelingsGerichte Proces Diagnostiek) gevolgd. Vanuit HGPD kunnen ze observaties uitvoeren en een plan van aanpak voor het kind opstellen. We vragen altijd toestemming aan ouders. Er vinden gesprekken met ouders plaats en de ouders blijven bij het plan van aanpak betrokken. Doelen worden gezamenlijk besproken en geëvalueerd. Zo nodig wordt hulp van deskundigen ter ondersteuning ingeschakeld.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
10
De peuterspeelzaal binnen de Jenaplan visie. Het is belangrijk dat kinderen evenwichtige, sociale, zelfstandige personen worden die een goed gevoel van eigenwaarde hebben. Het worden tot een evenwichtig mens heeft te maken met het verwerven van zelfstandigheid, sociale omgang en een goed gevoel voor eigen waarde. De vier basisactiviteiten gesprek, spel, werk en vieren komen in de praktijk van de peuterspeelzaal als volgt tot uiting: Het gesprek (kring): Omschrijving: Activiteiten voor kinderen
PSZ de Boemeltrein Kring: uitwisselen, openen van de dag en informatie verstrekken; Afsluitende kring met “het koffertje”. De inhoud van het koffertje bepaalt wat kinderen gaan doen. Voor peuters is het elke keer weer iets “spannends”. -Wat zit er in? -Wat gaan we doen? -Wie mag het koffertje open maken? Een verhaal of een spel;
Activiteiten voor beroepskracht:
Steeds terugkerende vragen: 1. wat is het doel? 2. hoe wil ik dit bereiken? 3. met welke middelen? 4. hoe evalueer en registreer ik? 5. is het doel bereikt?
Het koffertje; Vaste afsluiting van de ochtend (geeft structuur bij de kinderen); De inhoud moet iedere keer weer een prikkel zijn om de aandacht van de kinderen te krijgen; Dit doen we door er steeds wat anders in te doen; of een herhaling van een activiteit(spel,verhaal,liedje etc.) wat er op die dag heeft plaatsgevonden; In het koffertje kunnen we van alles stoppen (boekje, muziek en spel etc.); Aandacht voor het thema waar we mee werken. Dit uitbreiden of herhalen; Aandacht voor iets wat nog gaat komen. Dit ter voorbereiding; Aandacht om de ochtend rustig af te sluiten; Begroetingskring Vast begin van de ochtend; Elk kind wordt persoonlijk begroet met zijn voor en achternaam; Aandacht voor het kind om hem/haar het gevoel te geven dat hij/zij gezien wordt en dat hij/zij zich welkom voelt; Hierin wordt besproken wat gaan we doen en wat hebben we gedaan; Kringspelen Spelletjes in de kring; Het kunnen allerlei spelletjes zijn (muziekspelletjes, dansspelletjes, luisterspelletjes etc.); Het is bedoeld om kinderen te prikkelen om zo
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
11
Klassenmanagement:
Interactie:
Doorgaande lijnen
Het spel: Omschrijving: Activiteiten voor kinderen
de aandacht van de peuters te krijgen; Het spel sluit aan bij het thema waar we aan werken; Voorlezen/ liedjes zingen; Er wordt een verhaal of boek voorgelezen; Er worden liedjes gezongen of versjes voorgelezen; Dit sluit meestal aan op het thema; De kring is steeds op een vaste plek in de ruimte; De kring plannen in dagritme; Iedereen zit. Even de aandacht voor alle kinderen (dit d.m.v. “ssssst” met vinger op lippen). Dit wil zeggen: “even opletten”; Gedurende het liedje wordt duidelijk wie de koffer mag openen; Ook kleine kring – een klein groepje ( 3-4 kinderen) met een bepaalde activiteit of een spelletje. Gesprek op gang houden n.a.v. het koffertje (veelal met handelingen); Uitlokken tot interactie; Lukt dit niet dan doen we het samen; Aandacht voor veiligheid. In de kring wordt hoofdzakelijk Nederlands gesproken; De kring is een belangrijk en vast onderdeel in de PSZ; Je mag zijn zoals je bent. Lukt het alleen: prima. Lukt het niet alleen dan doen wij het samen; De kring wordt opgenomen in de dagritme kaarten (fotokaarten); Kringregels: blijven zitten in de kring en aandacht voor de gespreksregels; Kinderen pakken zelf een stoeltje en maken met de beroepskracht een kring; De dag wordt begonnen en afgesloten met de kring.
PSZ de Boemeltrein: Spelen in poppenhoek; Spelen met o.a. constructiemateriaal, vastmateriaal binnen/buiten; Het bewegingsspel; Vrij spelen er staan verschillende keuzes waar kinderen vrij mogen spelen met het materiaal; Aanwijzen/ activiteit; kinderen krijgen aangewezen waarmee ze mogen spelen of hebben een vaste activiteit; Gymzaal; grove motoriek en beweging
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
12
Activiteiten voor de beroepskracht Steeds terugkerende vragen: 1. wat is het doel? 2. hoe wil ik dit bereiken? 3. met welke middelen? 4. hoe evalueer en registreer ik? 5. is het doel bereikt?
Activiteiten voor de beroepskracht
Het is belangrijk, dat de beroepskrachten zicht hebben op de ontwikkelingsfases bij het spelen en zo een rode draad zijn bij het observeren en hun handelen.
Het verzorgen van een prikkelend aanbod en kinderen leren hoe ze spelen; Afstemmen op interesse en vaardigheden van de peuters; Actie en ontspanning in balans houden; Werken naar zone van naaste ontwikkeling; Samen spel Terugkoppeling naar realiteit bijvoorbeeld; eerst boodschappen doen voor dat we eten kunnen koken(poppenhoek);
1-Manipuleren; 2-Handelingsgebonden spel; 3-Eenvoudig rollenspel; Klassenmanagement
Interactie
Doorgaande lijnen
Grote kring van waaruit de keuze voor spel kan beginnen; Vaste plek en speelhoeken; Regels (bijv. eerst materiaal opruimen voordat iets nieuws wordt gepakt); Vrije inloophoek in het begin van de ochtend Verschillende keuzes; Stimuleren om anderen te helpen; Gericht op sociaal-emotioneel welbevinden van het individu als van de groep; Gericht op het ontlokken volgende zone van naaste ontwikkeling; Van: sturen leiden begeleiden; Benoemen van wat er gebeurt; Leren om zelf keuzes/beslissingen te laten maken; Er is een doorgaande lijn in het koppelen van SPEL aan het thema. Spel is hierbij de leidende activiteit: hoeken staan centraal; er is overeenkomst in de soort activiteiten; de activiteiten van de beroepskrachten zijn gericht op het begeleiden van de kinderen (het sturen en leiden is een overeenkomstige voorgaande houding van de beroepskrachten); het ontwikkelingsgericht denken en werken is vanuit de PSZ een doorgaande lijn in de groepen 1-2; Kinderen leren door spelen dat iedereen anders is. Leren doe je met en van elkaar. Heterogene groepen zorgen voor een praktische vertaling
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
13
hiervan. Durven vertrouwen op een ander om verder te komen! Het werk en samenwerken: Omschrijving: Activiteiten voor kinderen
PSZ de Boemeltrein Ontwikkelingsmateriaal “uit de kast”; Knutselen en construeren; Zintuiglijke ontwikkeling diverse materialen; Werken vanuit een thema; Het werk vindt grotendeels plaats vanuit de initiatieven van de beroepskracht. Daarnaast is er ook ruimte voor eigen initiatieven van de kinderen. Spelen en werken liggen in elkaars verlengde.
Activiteiten voor de beroepskracht Steeds terugkerende vragen 1. wat is het doel? 2. hoe wil ik dit bereiken? 3. met welke middelen? 4. hoe evalueer en registreer ik? 5. is het doel bereikt? Klassenmanagement
Interactie
Doorgaande lijn
Aansluiten bij belevingswereld van de kinderen; Observaties gebruiken voor vervolgactiviteiten; Hiermee aansluiten bij de ontwikkelingsfase van het kind; Blijven zorgen voor nieuwe prikkels en een rijke speel- en leeromgeving; Kinderen de kans geven voor eigen initiatieven; Groepjes organiseren; Zorgen voor rijke speelomgeving; Een maximaal aantal kinderen per werkonderdeel; Organisatie richten op mogelijkheden tot ontdekken; Tafels hebben hun eigen werkonderdeel; Interactie richt zich vanuit de beroepskracht (oog krijgen voor elkaar); Belang van taal hierbij ervaren; Beroepskracht is betrokken bij het werk van de kinderen en dit wordt gedeeld met andere kinderen; Reflectie (het tonen aan elkaar, het praten er over, het mogen laten staan).
Inbreng van kinderen wordt voorzichtig gestimuleerd. Vaak geef je zelf het eerste zetje en hoop je dat iemand ‘hapt”. Het samen bezig zijn is veel belangrijker dan het resultaat. De fotolijn met foto’s is de voorloper van takenbord. Dit geeft een bepaalde structuur van dagritme bij de kinderen. Ontwikkelingsgericht werken: vanuit observaties je handelingen afstemmen. Er is een overeenkomst van activiteiten en materialen.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
14
De viering: Omschrijving: Activiteiten voor kinderen
PSZ de Boemeltrein
Activiteiten voor de beroepskracht Steeds terugkerende vragen: 1. wat is het doel? 2. hoe wil ik dit bereiken? 3. met welke middelen? 4. hoe evaluatie? 5. is doel bereikt? klassenmanagement
Interactie
Doorgaande lijn
Persoonlijke aandacht voor het kind; Laten zien, horen en voelen wat zij erg belangrijk vinden; Verjaardagskring; Eerst wordt er gezongen en met instrumentjes muziek gemaakt voor de jarige, daarna komt de tovenaar langs om samen met de jarige de traktatie te toveren wat uitgedeeld wordt aan de kinderen. Hierbij wordt een receptie gehouden waar de kinderen de jarige een handje geven en hem of haar feliciteren. Daarna krijgen ze van de jarige hun traktatie. Vieren van feesten: Sinterklaas, Kerst, carnaval. Weekopening; samen starten van de week; ook zelf actief deelnemen door als peuterspeelzaal op het podium te staan en de weekopening te verzorgen. Uitnodigen van reactie en er voor open staan en er hier op inspelen; Zorgen voor de juiste sfeer; Er is een duidelijk begin en duidelijke afsluiting; Het moment van vieren is duidelijk; Ook een beetje een sturende rol zodat het wel overzichtelijk blijft;
Afspreken dat kind niet moet maar wel mag; Afspreken dat kinderen er bij blijven – je loopt niet weg van de situatie; Situatie op de viering proberen af te stemmen; Traktatie vanuit de groep voor de jarige; Letterlijk oog krijgen voor anderen (elkaar aankijken bij praten); Op je eigen manier (soms met duwtje in de rug) reageren op de situatie; Ruimte scheppend gedrag; Beleving en betrokkenheid van individueel kind staat voorop; Uitgenodigd worden; Niet moeten; Gerelateerd aan ontwikkeling van de peuter; De peuter leert om samen te vieren;
We onderscheiden de volgende vieringen Incidentele vieringen in de peuterspeelzaal) Verjaardagen en andere
Gezamenlijke vieringen (alle stamgroepen)
Weekopening
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
15
bijzondere gebeurtenissen (lief en leed) Verhuizing van kinderen Nieuwe kinderen in de peuterspeelzaal
Opening schooljaar Gezamenlijke verjaardag (door stamgroepouders) Sinterklaas – Kerst – Carnaval en Sint Maarten (rondgang met lampion in alle stamgroepen van de school door de kinderen van de PSZ).
Verzorging Goede verzorging van kinderen vormt een basisvoorwaarde voor goede opvang. We besteden daarom veel aandacht aan het welzijn van de kinderen. Bij de verzorging spelen lichamelijke veiligheid, hygiëne en het in stand houden en bevorderen van de gezondheid en het welzijn van het kind een belangrijke rol. Eten en drinken: Met elkaar eten en drinken biedt een moment van rust. De kinderen wachten op elkaar en hebben contact met elkaar en wij hebben contact met de kinderen. Ontwikkeling van de zindelijkheid: Het zindelijk worden van kinderen zien we als een individueel en geleidelijk proces. Er wordt uitgegaan van het tempo van de kind. We stimuleren en ondersteunen het kind bij de zindelijkheidstraining. Het zindelijk worden van hun kind bespreken we regelmatig met de ouders. Wennen Bij elk kind gaan we bewust om met de wenperiode. We vinden het belangrijk dat een kind snel vertrouwen krijgt in de beroepskrachten en de vrijwilligers. We ondersteunen het kind zijn eigen plek in de groep te vinden. Afscheid nemen We begroeten elk kind en zijn ouder persoonlijk bij het binnenkomen in de groep. We bieden ouders de mogelijkheid nog even met hun kind te spelen waardoor de overgang van thuis naar peuterspeelzaal soepel kan verlopen. Als de ouder weggaat dan helpen we als het nodig is bij het afscheid nemen. We vinden het vooral voor de jonge peuters erg belangrijk dat zorgvuldig met het afscheid nemen wordt omgegaan. Kinderen moeten weten wanneer hun ouder er nog wel is en wanneer niet. Duidelijkheid wordt gegeven doordat we samen met de kinderen de ouders uitzwaaien. Voor sommige kinderen is het goed dat de ouder wat langer of wat korter blijft. We bepalen samen met de ouder het juiste moment van vertrek. Kinderen kunnen zich alleen veilig en vertrouwd voelen als ze weten dat ze ook weer opgehaald worden. Door middel van fotokaarten wordt de ochtendindeling aangegeven. Aan het einde van de ochtend komen de ouders hun peuter weer ophalen. Om hier alle aandacht aan te kunnen geven, zorgen we er voor dat rond dit tijdstip alle activiteiten zijn afgerond. Voor de ouder is het leuk om te horen wat hun kind die ochtend heeft gedaan. Vervolgens nemen we afscheid van de kinderen en de ouders.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
16
Ouderbeleid Onze visie op ouderbeleid Om kinderen optimale ontwikkelkansen te kunnen bieden heeft elke peuterspeelzaal een taak ten opzichte van ouders. Ouders zijn en blijven verantwoordelijk voor hun kind. De sluitende aanpak (het vormgeven van de doorgaande ontwikkelingslijn) zal in eerste plaats door de ouders in de thuissituatie vormgegeven worden. Informatie uitwisseling, overleg en afstemming m.b.t. de individuele aanpak van het kind zijn taken die wij ten opzichte van de ouders hebben. Voor veel ouders werkt deze informatie uitwisseling als opvoedingsondersteuning. Door de laagdrempelige karakter van de peuterspeelzaal leggen ouders vrij gemakkelijk vragen, zorgen en/of andere opvoedkundige kwesties neer bij de beroepskrachten. We hebben ten aanzien van opvoedkundige vragen ook een verwijzende taak en kunnen fungeren als intermediair bij het tot stand brengen van een aanbod aan opvoedingsondersteuning. Het uitvoeren van dit aanbod gebeurt door externe deskundigen en/of in samenwerking met externe deskundigen. We dragen verder bij aan contacten tussen ouders onderling waarbij (opvoedings)ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Onze uitgangspunten: In een goed contact tussen beroepskracht en ouder is er wederzijds vertouwen in elkaar en ontstaat er een vertrouwensband. We hanteren de volgende uitgangspunten; - Alle ouders moeten zich thuis en welkom voelen; - Ouders krijgen regelmatig informatie over hoe er met hun kind wordt omgegaan zodat ze op de hoogte blijven; - Ouders krijgen voldoende gelegenheid om hun wensen en hun kritiek over te brengen; - Ouders hebben invloed op de uitvoering; - Ouders met verschillende visies, gewoonten en overtuigingen voelen zich geaccepteerd en gerespecteerd; - Ouders kunnen advies krijgen ten aanzien van de opvoeding en de verzorging van hun kind. Wederzijdse verwachtingen Wat kan een ouder van de beroepskrachten verwachten en wat verwachten de beroepskrachten van de ouders? - Een open contact, dit legt de basis voor de ontwikkeling van het kind; - Betrokkenheid, gezamenlijk de zorg en de opvoeding delen; - Respect voor elkaars werkwijze, medewerking en erkenning van regels en grenzen die er zijn; - Het contact tussen de ouder en de beroepskrachten betreft altijd zaken die te maken hebben met het eigen kind. Dit betekent dat er geen informatie wordt gegeven over andere kinderen. Contactmomenten Er zijn verschillende contactmomenten mogelijk tussen ouders en beroepskrachten: - Korte gesprekken tijdens het brengen en halen van het kind; - Gesprekken op afspraak; - Ouderavonden; - Tijdens informatiebijeenkomsten; - Via de nieuwsbrief en via een klant-tevredenheidsonderzoek.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
17
De plaats van de ouders in de peuterspeelzaal Ouders zijn klant van de peuterspeelzaal en opvoeder van hun kind(eren). Deze twee posities maakt dat we onderscheid maken in: - de dienstverlening aan ouders: zij zijn klant van de Boemeltrein en hebben recht op inspraak en invloed op de peuterspeelzaal; - de samenwerking met ouders: vanuit deze invalshoek betrekken we de ouders bij en informeren we hun over de ontwikkeling van hun kind in de peuterspeelzaal. Hiervoor is overleg en afstemming nodig tussen beroepskrachten en ouders. We hechten belang aan een goede afstemming tussen de opvang die wij bieden (aanbod) en de behoeften en wensen die er bij ouders leven (vraag).
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
18
Dagindeling Peuterspeelzaal Het verloop van de dag en het pedagogisch handelen in de peuterspeelzaal. De specifieke momenten van de dag worden beschreven vanuit het gedrag en het pedagogisch handelen van de beroepskrachten ( de peuterspeelzaalleidster en pedagogisch medewerker). Als een situatie vaker voorkomt, bijvoorbeeld: aan tafel, naar toilet of verschonen dan wordt dit niet telkens opnieuw omschreven. Het begin van de dag en het begin van de groep. 1. Situatie: begroeting kind en ouder De beroepskracht: - loopt naar de ouder toe en maakt op ooghoogte contact met het kind. - heet de ouder en het kind welkom; noemt ze bij naam en toont interesse in gezin/ persoonsaspecten van het kind (kinderfeestje, huisdier, weekend); - knikt naar de ouder, wanneer ze er niet meteen naar toe kan, om deze het gevoel te geven gezien te zijn; - neemt een actieve luisterhouding aan en kijkt de ouder aan wanneer deze praat; - begroet de ouder en het kind op een actieve manier, hierdoor voelt het kind zich welkom; - spreekt de ouder aan bij achternaam bijvoorbeeld “dag mevrouw/meneer Janssen”. Tenzij de ouder anders aangeeft; - toont respect voor de eigenheid van de ouder; - stimuleert de ouders tot een korte overdracht; - stelt zich empathisch op, speelt in op de emoties van het kind; - troost het kind d.m.v. een knuffel, aai over de bol, schouderklopje; - zorgt voor overzicht en rust in de groep d.m.v. spelletjes, puzzels etc. op tafel klaar te zetten. Het kind mag samen met de ouder hiermee gaan spelen. Aandachtspunten: - We zijn tijdig aanwezig. - We controleren of alles in orde is. - We maken de groepsruimte klaar voor ontvangst: stoelen van tafel, lampen zijn aan, materialen liggen klaar - We zitten op een centrale plek in de groep zodat ouders en kinderen ons zien. - We werken niet aan administratie tijdens de aanwezigheid en het spel van kinderen. - We zorgen voor een goed evenwicht tussen aandacht voor de groep en aandacht voor de ouder en het kind. - We zorgen voor een welkome en uitnodigende indruk. - De ouder wordt niet getutoyeerd tenzij de ouder anders aangeeft. - We maken het dagritme van de groep zichtbaar d.m.v. fotokaarten. 2. Situatie: ouder en kind maken bv. samen een puzzel De beroepskracht: - Nodigt de ouder uit tot het maken van een puzzel samen met het kind. - Knoopt een gesprek aan met kind en ouder over actuele of dagelijkse dingen. - Stimuleert gesprekken tussen ouders onderling. Aandachtspunten: - We zorgen dat er uitnodigende materialen klaarliggen.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
19
3. Situatie: afscheid ouder en kind De beroepskracht: - neemt het kind alleen over van de ouder, indien het moeite heeft met afscheid nemen; - zorgt ervoor dat ieder kind op zijn/haar manier (zwaaien, troosten, afleiden) afscheid kan nemen; - geeft het kind een veilig gevoel door er langs te gaan staan en samen naar de ouder te zwaaien, een knuffel te geven, de hand vast te houden (gelet op de wensen en behoeften van het kind). - laat d.m.v. gezichtsuitdrukking merken zich in te kunnen leven in de emoties van het kind. - voorkomt dat de ouder “ongezien” vertrekt. (belangrijk dat de peuter weet dat hij gebracht, maar ook weer opgehaald wordt). - helpt en ondersteunt indien nodig de ouder en het kind. - maakt van uitzwaaien een vast ritueel, op een vaste plaats, bij het raam, de deur en met eventueel een vaste uitzwaaiknuffel die altijd mee mag zwaaien. - zwaait met het kind samen de ouder uit. - neemt contact op met de ouder wanneer het kind veel moeite heeft met afscheid nemen,nadat het kind over zijn verdriet heen is. Hierdoor krijgt ouder een geruster gevoel. Spreekt met de ouder af, dat de ouder ook zelf contact mag opnemen. - steekt haar hand op naar de ouder wanneer deze vertrekt als de beroepskracht of de vrijwilliger er niet naar toe kan. - Tijdens het entree gesprek, dat meestal een week voor de plaatsing van de peuter plaats heeft, wordt o.a. ook het afscheid nemen van het kind besproken en wordt de dagindeling besproken. Aandachtspunten: - We vinden het is belangrijk om afscheid te nemen, het kind leert dat de ouder weggaat en weer terugkomt. - We stimuleren de ouder het afscheid kort en duidelijk te houden, laten het niet onnodig lang duren. ( dit is in het entree gesprek met ouders al uitgelegd). - We hebben aandacht voor een goede communicatie op ouder- en kindniveau. - Indien nodig bespreken we de manier van afscheid nemen met de ouders. - Een ouder mag ook altijd zelf contact opnemen. 4. Situatie: namenkring/welkom: - kinderen en beroepskrachten zitten in de kring - we beginnen met het vaste ritueel: ‘Goedemorgen allemaal, welkom in de Boemeltrein. En wat fijn, dat jullie er allemaal weer zijn. - vervolgens wordt een kind uitgekozen om te zeggen welke dag het is. Weet hij/zij dit niet, dan worden andere kinderen gevraagd om mee te denken. Daarna mag het namenboek worden gepakt, dit ligt op een vaste plek. - Het kind geeft het namenboek aan beroepskracht. - Ieder kind en beroepskracht wordt nu afzonderlijk begroet: “goedemorgen ….. fijn dat je er bent”. Er is aandacht voor het kind en we proberen het gevoel over te brengen dat we blij zijn dat hij/zij er is. Hij/zij wordt opgemerkt .Er wordt Nederlands gesproken in de kring en tijdens de hele ochtend op de peuterspeelzaal. (tijdens de gewenningsperiode komt het wel eens voor, dat we even in het dialect met het kind praten). Het kind zwaait met zijn/haar handje naar de beroepskracht en/of zegt goedemorgen terug. - als een kind er niet is, dan worden de andere kinderen uitgedaagd om mee te denken, waar dit kind zou kunnen zijn (ziek, vrij enz.)
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
20
-
-
-
kinderen worden uitgenodigd, om iets te vertellen, of de beroepskracht speelt in op wat de peuter heeft meegemaakt. Signalen van de peuter worden opgepikt en onze actie wordt er op afgestemd. De beroepskracht toont zelf interesse, aandacht en geduld voor het vertellende kind en geeft het kind het gevoel, dat deze er echt bij hoort en gehoord wordt.. De beroepskracht corrigeert gedrag d.m.v. nee schudden, vinger op de mond enz. Moedigt aan door aandachtig te luisteren, of door juist vragen te stellen. Het kind wordt bedankt voor zijn deelname. Het kind dat het namenboek heeft gegeven, loopt op het teken van de beroepskracht naar de fotokaarten, die het dagritme aangeven en het kind mag gaan vertellen, wat er deze dag zoal gaat gebeuren. De beroepskracht ondersteunt het kind en helpt indien nodig of schakelt de hulp van de overige kinderen in. Foto’s van de activiteiten, die geweest zijn worden omgedraaid door de beroepskracht op aanwijzing van de kinderen. Dit is meteen de introductie naar de volgende activiteit. De kinderen hebben immers op de volgende foto kunnen zien wat er gaat komen.
De activiteiten binnen en buiten: 5. Situatie: vrij spelen De beroepskracht: - geeft kinderen de mogelijkheid tot vrij spelen of eventueel verveling. Vanuit verveling gaan kinderen meestal zelf initiatief tonen tot een activiteit. - vraagt aan kinderen waar ze mee willen spelen. Als het kind zelf geen keuze kan maken dan biedt de beroepskracht een activiteit aan en stimuleert het kind. - spreekt het kind op ooghoogte aan. - stimuleert de creativiteit bij de kinderen. - stimuleert fantasiespel bij kinderen d.m.v. het aanbod van spelmateriaal zoals een poppenhuis, een automat en verkleedkleren. - de beroepskracht zet spullen binnen handbereik van kinderen klaar op de tafels en/of nodigt ze uit om te gaan spelen in de diverse hoeken (keuken, leeshoek, automat). - spreekt met kinderen af hoe ze wil dat de spullen gebruikt worden: met de blokken kun je bouwen, met de timmerspullen mag je timmeren. - is bij het spelen van de kinderen betrokken, doet mee en bouwt mee. stimuleert de kinderen om samen te spelen; als ze ziet dat een kind wel wil maar het (nog) niet kan of de kans niet krijgt door een ander kind, zal de beroepskracht samen met de kinderen kijken wat er aan de hand is. Ze verwoordt in begrijpelijke termen voor het kind wat samen spelen is. Jonge kinderen spelen vaak naast elkaar. - verwoordt het gevoel van het kind dat niet mee mag doen, als een kind een ander kind niet mee wil laten doen: “hoe kunnen we het oplossen?” samen met de kinderen zoekt ze naar oplossingen. Aandachtspunten: - We zorgen dat de spullen waar mee gespeeld wordt binnen het bereik van de kinderen staan. - Bij de planning van activiteiten houden we rekening met een ruime diversiteit in het aanbod en met alle ontwikkelingsgebieden. - We laten het spel leiden door de kinderen en niet door de tijd. - We observeren regelmatig vanaf afstand het vrij spel van de kinderen en volgen op deze manier de ontwikkeling van de kinderen. 6. Situatie: Opruimen De beroepskracht: - Kondigt het opruimen aan: “jongens en meisje van de Boemeltrein, even luisteren, over een minuutje gaan we opruimen. kinderen weten op deze manier, dat het moment van opruimen er aan zit te komen, ze worden er op voorbereid.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
21
Zegt: het minuutje is afgelopen, wij gaan opruimen en geeft zelf het voorbeeld door een beetje te gaan opruimen. - stimuleert het kind tot opruimen door speelgoed aan te geven en te wijzen waar het speelgoed in moet. - helpt mee met opruimen: “als jij de blokken in de kist doet, ruim ik de puzzel op en zijn we zo klaar”. - vraagt “hulp” binnen de mogelijkheden van het kind. - maakt duidelijk dat ze samen opruimen belangrijk vindt. - geeft taakjes aan de kinderen. - kijkt kinderen die niet graag opruimen aan, zorgt dat er oogcontact is en vraagt aan het kind of het wil opruimen. - blijft op een positieve manier stimuleren en taken verdelen. - doet eventueel de laatste dingen zelf. Aandachtspunten: - In de groep hangen we op ooghoogte van de kinderen de dagindeling in de vorm van fotokaarten. Er wordt gebruikt gemaakt van voor de kinderen bekende afbeeldingen. - We zorgen dat het speelgoed een vaste plaats heeft, dit vergemakkelijkt het opruimen voor de kinderen. -
7. Situatie: Gerichte activiteit binnen De beroepskracht: - heeft spullen klaar staan en nodigt de kinderen uit om mee te doen. - maakt een voorbeeld. - laat zien hoe de activiteit gaat. - doet zelf mee aan de activiteit - laat kinderen zelf hun werkje maken. We vinden het belangrijk om de eigenheid van het kind hier in te stimuleren. - laat kinderen zelf knippen, prikken, plakken, verven. - beloont de kinderen door glimlachen, duim opsteken. - probeert een kind dat niet mee doet te stimuleren, nogmaals uit te nodigen. Laat het kind zien wat de anderen doen. - maakt duidelijk dat het wenselijk is dat alle kinderen meedoen. - houdt de mogelijkheid open dat een kind op een andere dag c.q. ander moment meedoet. - stimuleert het kind tijdens het werken door te prijzen, evt. “mee te helpen” of door tips te geven. - doet voor en geeft aan hoe de materialen gebruikt dienen te worden. Ze corrigeert kinderen op een rustige manier bijv. “als jij zo hard met de verfkwast rondzwaait komt er overal verf op, ook op jouw kleren. Dat vind ik niet fijn”. - draagt duidelijk over dat meedoen belangrijker is dan het resultaat. - maakt duidelijk dat een als een kind niet meedoet zij / hij geen werkje heeft om mee naar huis te nemen. - straalt enthousiasme uit. - bevestigt de kinderen positief. Benoemt het plezier in samen doen, meer dan het resultaat. - laat kinderen experimenteren met materialen zonder te corrigeren. - is er alert op of het kind weet wat er van hem verlangd wordt, bijvoorbeeld een kind dat met een verfkwast zwaait weet nog niet hoe het een kwast moet gebruiken. Aandachtspunten: - We zorgen voor diversiteit in activiteiten op vele fronten. M.b.t. alle ontwikkelingsgebieden en een diversiteit in interesses. Deze activiteiten zijn in het programma opgenomen. We willen aansluiten bij de belevingswereld van het kind. We maken observaties en gebruiken deze bij vervolgactiviteiten We sluiten
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
22
hiermee aan bij de ontwikkelingsfase van het kind. We blijven zorgen voor nieuwe prikkels en zorgen voor een rijke speel en leeromgeving. Kinderen hebben inspiratie en structuur nodig. Andersom willen wij niet alles voor ze bepalen. Wij zoeken naar een balans en zorgen ervoor dat de volgende aspecten aan bod komen: 1. Creatief: lekker om te doen zonder dat het einddoel vastligt. We willen kinderen de kans geven om eigen inbreng en initiatieven te ontwikkelen. 2. Constructief: meer planmatig toewerken naar een einddoel. 3. Cognitief:Activiteiten waarbij het gebruik van het verstand voorop staat. 4. Sociaal: voor en met elkaar, samenwerken of zelfstandig iets laten doen. Reflectie, laat de ander ook zien wat er gemaakt is. Een moment voor interactie. 5. Motorisch: bewegend actief zijn. - Het activiteitenaanbod bestaat uit een aanbod van vrij spel en georganiseerd spel, uit rustige en uitdagende activiteiten. - De georganiseerde activiteiten zijn vaak van korte duur en we herhalen activiteiten. - De activiteiten kunnen plaatsvinden met de hele groep of in kleine groepjes. - De keuze van activiteiten sluit zoveel mogelijk aan bij de belevingswereld van het kind en sluit aan bij de interesses van de kinderen - Dit betekent dat wij ons verdiepen in de groep, in hun interesses, de belevingswereld en hun ontwikkelingsniveau. Observeren en registreren is belangrijk. - Door de kinderen betrokken te laten worden zullen ze meer rendement halen uit de aangeboden activiteiten en zal hun ontwikkeling meer gestimuleerd worden - Alle knutsel- en verfwerkjes zijn duidelijk een product van het kind. Het eraan werken is belangrijker dan het resultaat. - We maken gebruik van verschillende zintuiglijke ingangen. - We leggen aan ouders uit hoe een kind eraan gewerkt heeft. - We vestigen de aandacht op werkjes die we hebben opgehangen. - We vertellen wat voor activiteit er die dag op het programma staat, die dag heeft plaats gevonden. De kinderen worden hierbij uitgenodigd om mee te vertellen. 8.Situatie: keuze spel. Dit kan eigen vrije keuze zijn van de kinderen met materialen uit de kast of in de hoeken. Dit kan ook zijn dat beroepskracht diverse ontwikkelingsmaterialen klaarlegt waaruit de kinderen hun keuze mogen maken. - aan de kinderen wordt uitgelegd wat de bedoeling is en ze mogen hun keuze maken - bij spelen in de hoeken wordt de regel gehanteerd van 3 kinderen per hoek. - kinderen die geen keuze kunnen/willen maken probeer we te helpen, uit te nodigen, het voor te doen, te ondersteunen. We geven het kind de mogelijkheid om een eigen activiteit te kiezen. We zorgen dat er uitnodigende materialen klaarliggen, we prikkelen het kind in zijn nieuwsgierigheid, we sluiten aan op belevingswereld en het spelniveau van de peuter, we zorgen voor voldoende uitdaging, brengen iets nieuws in bij een bekende activiteit. We zorgen voor een rustige speel/leeromgeving. We begeleiden het spel waar nodig, stimuleren interactie en bevorderen dit, laat de een oog houden voor de ander. We stimuleren eigen inbreng, laat de een de ander helpen met waar het goed in is. We hebben aandacht voor samen spelen/delen, plezierbeleving, probleem oplossen. We nodigen kinderen uit tot spel, bieden ruimte om in rust materialen uit te kunnen proberen alleen of samen. We bakenen plekken af voor rustig en drukker spel.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
23
We geven ruimte voor uiting van fantasie, stimuleren en begeleiden (zonodig ) het eenvoudige rollenspel, zorgen bv. voor een mand met verkleedkleren, we laten ze lekker “koken” in het keukentje. Kinderen mogen wisselen van materialen, we stimuleren het op de juiste manier van opruimen en wijzen hun de juiste plek waar de materialen opgeborgen worden. We zijn betrokken en delen onze betrokkenheid met de kinderen, reflectie. - We geven een duidelijk signaal voor de afronding van de activiteit, zodat kinderenhun spel kunnen afronden. - We betrekken de kinderen bij het opruimen, ruimen zelf mee op en stimuleren eigen inbreng. We controleren of alles op de juist plek staat en compleet is. We gaan een gesprek met de kinderen aan hoe het gegaan is of ze het materiaal willen laten staan of om eventueel aan de anderen of aan de ouder te laten zien.
9. Situatie: Bewegend bezig zijn binnen of buiten Gedrag van de beroepskracht: nodigt de kinderen uit om buiten te gaan spelen of in de speelhal / speelzaal - laat zien wat de omgeving te bieden heeft; doet voor, doet mee - laat de kinderen indien nodig jassen aantrekken; stimuleert het zelf te doen; elkaar helpen. - vraagt aan kinderen waar ze buiten met mee willen spelen. - benoemt wat de activiteit buiten is. - heeft evt. spullen klaar staan en nodigt ( een groepje) kinderen uit om mee te doen. - probeert een kind dat niet mee wil doen te stimuleren, nogmaals uit te nodigen. Kinderen mogen meedoen; geen verplichting. Geeft het kind de ruimte om ook eventueel even alleen te spelen als het kind daar behoefte aan heeft. - houdt de mogelijkheid open dat een kind later toch nog mee mag doen; biedt de mogelijkheid om later aan de activiteit deel te nemen. - nodigt kinderen uit tot samenspel. - doet mee met de activiteit / is actief betrokken. Bijvoorbeeld in de zandbak; beroepskracht zit er bij en doet mee of vraagt aan de kinderen wat ze maken, geeft tips etc. - haalt spullen tevoorschijn en geeft kinderen de mogelijkheid om hier iets mee te doen (bijv. wil jij fietsen?). - laat kinderen ook zelf hun spel spelen en stimuleert het zelf oplossen van kleine problemen. - is gericht met de kinderen bezig; stimuleert, toont voorbeeldgedrag (bijv. voetbalt mee, duwt de fiets mee aan etc.) - geeft op tijd aan wanneer ze naar binnen wil gaan. Kinderen kunnen op deze manier tijdig hun spel afronden. - ruimt samen met de kinderen op. Aandachtspunten: - beroepskrachten zijn gericht op de kinderen. - buitenterrein van tevoren controleren op rommel en hygiëne (veiligheid). - beroepskracht houdt in de gaten of gekozen materiaal geschikt is voor het kind, beroepskracht stimuleert en prikkelt het kind om het materiaal te ontdekken. - als het mogelijk is gaan we elke dag naar buiten. - zorgt ervoor dat kinderen goed ingesmeerd worden zomers en dat er voldoende schaduwplekken zijn. Verzorging: 10. Situatie: kinderen naar het toilet en kinderen verschonen Gedrag van de beroepskracht: Gaat met kleine groep kinderen (max. 4) naar toiletruimte. Laat kinderen , die nog een tas (met luier) nodig hebben deze van de kapstok pakken of biedt hulp hierbij.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
24
Vraagt welke kinderen zelf op de wc kunnen. noemt het kind bij de naam en vraagt of het hulp nodig heeft, bijvoorbeeld met de broek losmaken en dichtmaken. stimuleert het kind om zelfstandig het toilet te bezoeken. Beloont de kinderen door taal (loven) en mimiek (glimlachen, knikken, duim opsteken). blijft bij de kinderen en praat er mee. Het kind belonen als het op het toilet gaat, is bewust bezig met zindelijkheid. stimuleert bij het kindom de handen te wassen na toilet gebruik. kinderen worden uitgenodigd en gestimuleerd om op het toilet te gaan, laat ze het toilet zien. Het kind geeft zelf aan of het wel/niet op het toilet wil. kinderen die hebben aangegeven, dat ze nog niet op het toilet willen, worden in de toilet ruimte verschoond (poepluiers worden in de groepsruimte verschoond op de commode). Tijdens het verschonen is de beroepskracht gericht met het kind bezig, ze benoemt wat ze doet en betrekt het kind hier in. Tijdens verschonen in de groepsruimte ligt het kind op de commode op een schone handdoek , dan is er ook gelegenheid om een kort spelletje te spelen tijdens de verschoning: kriebelspelletje, kiekeboe. Beroepskracht laat zich tijdens het verschonen niet afleiden door andere kinderen of collega’s. Spullen voor de verschoning liggen binnen handbereik. Na gebruik wordt de commode weer netjes achtergelaten. Tasjes van de kinderen worden weer op de kapstok gelegd. Aandachtspunten: - kinderen blijven op elkaar wachten tot ze allemaal klaar zijn, daarna terug naar de speelzaal/ groepsruimte/buiten. - elk kind na het plassen zelfstandig de handen laten wassen. - beroepskracht maakt het toilet schoon en wast de handen. 11. Situatie: Samen aan tafel: soepstengel eten en limonade drinken De beroepskracht: vraagt kinderen om aan tafel te komen zitten: “we gaan aan de grote tafel zitten of we gaan aan de tafel bij de foto’s zitten. Het is tijd voor de soepstengel en het drinken”. gaat aan tafel zitten met een uitnodigende houding waardoor de kinderen uit zich zelf aan tafel komen zitten. is gericht op de kinderen. gaat ook aan tafel zitten. alle kinderen krijgen een soepstengel en leggen beide handjes op de soepstengel ( zo proberen we te voorkomen, dat kinderen met de soepstengel gaan spelen en zo kunnen we ook rustig met het eten beginnen. Als laatste pakt de beroepskracht een soepstengel en zegt: “smakelijk eten allemaal”. We belonen de kinderen die al vanuit zichzelf “dank je wel “ zeggen. Als de soepstengels ongeveer op zijn, dan krijgen alle kinderen een beker met aanlenglimonade. De naam van de peuter wordt genoemd en we zeggen “ alsjeblieft” . De peuter zegt netjes “dank je wel” stimuleert kinderen om “dankjewel” te zeggen. We doen het versje van “smakelijk drinken allemaal”, daarna mag iedereen gaan drinken stimuleert zelfstandig eten en drinken door: voordoen, helpen, aansporen en aanreiken. een kind mag de bekers stapelen, we geven aan welk kind dit mag doen. De andere kinderen geven hun lege beker aan de peuter die mag stapelen. We belonen als het goed gaat en ondersteunen indien nodig. Aandachtspunten:
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
25
We zijn gericht op de kinderen. We zorgen dat we centraal in de groep zitten waarbij we elk kind goed kunnen zien. We praten met de kinderen, we stimuleren de interactie tussen kinderen onderling en met beroepskrachten en vrijwilligers. We zetten de bekers niet van te voren klaar, geven deze wanneer het kind er gebruik van maakt Fotokaarten worden weer omgedraaid op aanwijzing van de peuters. Afsluiting van de dag, van de groep 12. Situatie: Het Koffertje De kinderen zitten met beroepskrachten in de kring. Een beroepskracht heeft het koffertje op de schoot, waarin iets zit dat de kinderen prikkelt in hun aandacht. Aandacht voor iets wat gaat komen, aandacht om de ochtend af te sluiten, aandacht voor het thema waaraan we werken. De foto dagritmekaarten zijn omgedraaid tot aan de foto van het koffertje. Hierdoor weten de kinderen dat de dag nu wordt afgesloten en dat ze zo meteen zullen worden opgehaald, door hun ouders. we zorgen er voor dat er voldoende rust is om gezamenlijk het liedje van het koffertje te zingen. Hierbij wordt een kind uitgenodigd om het koffertje te openen. Ondertussen worden dit kind en de andere kinderen uitgedaagd, om mee te denken wat er misschien in het koffertje zit. Met het materiaal dat in het koffer zit, wordt de ochtend afgesloten. In het koffertje kun je van alles stoppen bv. een boekje, muziek, een knuffel etc. Na het koffertje pakt de beroepskracht de “mee naar huis bak” hier zitten de materialen in die mee naar huis moeten worden genomen. Dit kunnen werkjes van de kinderen zijn, dit kunnen hun knuffels zijn, dit kunnen brieven aan de ouders zijn enz. De beroepskracht toont de materialen en vraagt van wie is het is. De beroepskracht sluit af met”” zullen we eens kijken of er iemand bij de deur is” en maakt de deur open voor de wachtende ouders. De beroepskracht blijft bij de deur staan en nodigt iedereen uit om binnen te komen. De beroepskracht blijft bij de deur staan en neemt persoonlijk afscheid van kind en ouder door hun naam te noemen en gedag te zeggen. Er is gelegenheid om een kort praatje met de ouders te houden over wat er zoal gebeurd is op de ochtend. Als zaken meer aandacht nodig hebben dan worden de ouders even apart genomen indien dit uitkomt. Anders wordt met hen een afspraak gemaakt.
Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal De Boemeltrein, april 2012
26