Pedagogisch beleid Peuterspeelzaal ‘t Spölhuusken In het pedagogisch beleidsplan van onze peuterspeelzaal beschrijven we hoe we tegen peuters en hun ontwikkeling aankijken en hoe de peuterspeelzaal bij deze ontwikkeling en ontwikkelingsbehoeften kan en wil aansluiten. Hieruit vloeit ons pedagogisch werkplan voort, een beschrijving van de praktische invulling van onderstaand beleidsplan. Het pedagogisch beleid is regelmatig onderwerp van gesprek binnen het bestuur en is een dynamisch document. Indien er nieuwe inzichten zijn, worden deze aangepast. Indeling: 1. Pedagogisch beleid 1.1 Pedagogische doelstellingen 1.2 Pedagogische visie 1.3 Pedagogische uitgangspunten
2. Basisvoorwaarden 2.1 Basisvoorwaarden voor ontwikkeling’ 2.1.1 Groepssamenstelling 2.1.2 Procedures 2.1.2.1 Wenbeleid 2.1.2.2 Extra dagdelen afnemen 2.1.2.3 Uitschrijving 2.1.3 Veiligheid 2.1.4 Regels en regelmaat 2.1.5 Speelruimte en speelgoed 2.1.6 Verzorging en hygiëne 2.1.7 Peuters met een VVE-indicatie 2.1.8 Vierogenprincipe 2.2 Activiteiten 2.2.1 Vrij en gestructureerd spel 2.2.2 Creativiteit 2.2.3 Voorlezen 2.2.4 Muziek en beweging 2.2.5 Eten en drinken in de kring 2.2.6 Thema’s 2.2.7 Feest 2.3 Volgen van de ontwikkeling 2.3.1 Contact tussen leidsters, ouders en peuters 2.3.2 Vastleggen van de ontwikkeling van de peuter 2.3.3 Overdracht aan de basisschool
1
1. Pedagogisch Beleid
1.1 Pedagogische doelstelling De peuterspeelzaal heeft tot doel kinderen tussen 2 jaar en 4 jaar te begeleiden bij hun ontwikkeling. De motorische, cognitieve en sociaal-emotionele , verstandelijke en creatieve ontwikkeling zijn hierbij speerpunten. Ook de taalvaardigheid, de ontwikkeling van de eigen identiteit en de zelfredzaamheid zijn belangrijke aandachtsgebieden. 1.2 Pedagogische visie. De visie van de peuterspeelzaal volgens welke wordt gewerkt is dat peuters zich het best ontwikkelen door te spelen. Door ongestructureerd en gestructureerd te spelen worden alle aspecten van de ontwikkeling begeleid en gestimuleerd. 1.3 Pedagogische uitgangspunten. Het uitgangspunt bij de begeleiding en stimulering van de peuters is dat de ontwikkeling op natuurlijke wijze moet verlopen. Hieronder wordt verstaan dat de peuterspeelzaal een omgeving biedt waarin de peuter zich in eigen tempo kan ontwikkelen. Daarbij wordt de peuter geheel in zijn waarde gelaten. De begeleiding is zodanig opgezet en ingericht dat de peuter zoveel mogelijk zelf kan doen.
2. Basisvoorwaarden
2.1.
Basisvoorwaarden voor ontwikkeling
De peuterspeelzaal biedt een veilige omgeving waar een peuter onder begeleiding van volwassenen kan spelen en leren. Door de aanwezigheid van andere peuters leert de peuter zich sociaal te ontwikkelen. Met de aangeboden spel- en ontwikkelingsmaterialen wordt de cognitieve, motorische en taalontwikkeling van de peuter gestimuleerd. 2.1.1. Groepssamenstelling De groepen zijn heterogeen samengesteld. Dat wil zeggen dat in iedere groep peuters tussen de 2 en 4 jaar zitten. Hiervoor is gekozen om de sociale ontwikkeling van de peuters te stimuleren. De oudere peuters kunnen de jongere peuters ‘helpen’, terwijl de jongere peuters ongemerkt kennis en vaardigheden van de oudere peuters overnemen. Iedere groep van maximaal 14 peuters speelt onder begeleiding van twee gecertificeerde peuterleidsters. Mocht een leidster er onvoorzien of door omstandigheden alleen voor komen te staan, wordt er een beroep gedaan op de andere leidsters om bij te springen. Ook is er de mogelijkheid om het bestuurslid belast met de portefeuille pedagogiek in te schakelen.
2
2.1.2
Procedures 2.1.2.1 Wenbeleid Kinderen kunnen worden ingeschreven als zij 1,5 jaar oud zijn. Wanneer zij 2 jaar zijn worden zij geplaatst. Hierover ontvangt de peuter bericht. Voordat de peuter in de groep start kan hij/zij even komen kennismaken onder begeleiding van de ouder. De leidsters laten ouder en kind de peuterspeelzaal zien. Het kind mag meespelen, terwijl de ouder aanwezig is. De ouder mag ook direct de eerste keer de peuter achterlaten op de peuterspeelzaal Wanneer de peuter in de groep meedraait, mag hij/zij 10 minuten voor aanvang van de speeltijd worden gebracht. De ouder neemt kort en duidelijk afscheid van de peuter. Een van de leidsters zwaait samen met de peuter de ouder uit. Na afloop van de speeltijd komt de ouder de peuter weer ophalen. Het is de bedoeling dat de ouder eerst de peuter uit de speelzaal haalt, voordat eventuele oudere kinderen van school worden gehaald. 2.1.2.2 Extra dagdelen afnemen Peuters kunnen worden aangemeld voor minimaal 1 dagdeel in de week (uitsluitend een middag) of meerdere dagdelen (afhankelijk van beschikbare plekken). Daarnaast is het mogelijk om een peuter incidenteel een dagdeel extra te brengen. Dit dient tenminste 1 dag van te voren telefonisch of mondeling bij de leidsters gemeld te worden. 2.1.2.3 Uitschrijving Op de vierde verjaardag van de peuter wordt deze automatisch uitgeschreven.
2.1.3. Veiligheid De peuterspeelzaal is zorgvuldig volgens de laatste veiligheidseisen ingericht. Het speelgoed voldoet aan alle daarvoor geldende normen en is aangeschaft bij de erkende vakhandels. In geval van calamiteiten kan er direct contact worden opgenomen met de tegenover de peuterspeelzaal gevestigde huisarts of met de eigen huisarts of tandarts van de betreffende peuter. De brandweer en GG&GD controleren periodiek of de peuterspeelzaal aan de eisen voldoet en geven de vergunning af. 2.1.4. Regels en regelmaat Op de peuterspeelzaal gelden regels. Regels met betrekking tot het gedrag ten opzichte van de leidsters en ten opzichte van de andere peuters. Ook gelden regels t.a.v. het gebouw en de materialen. De regels hebben ten doel het spel voor de peuters overzichtelijk te maken en het sociale gedrag van de kinderen te bevorderen. Door positieve stimulansen wordt de peuters geleerd met elkaar te spelen. In het spel wordt een regelmaat ingebouwd. Er is een vaste dagindeling (zie pedagogisch werkplan), waarin vrij- en gestructureerd spel en rustmomenten elkaar afwisselen. 2.1.5. Speelruimte en speelgoed De speelruimte is verdeeld in verschillende hoeken: een poppenhoek, boeken/puzzelhoek, constructiehoek en een hoek voor gemeenschappelijke activiteiten Ook is er een klimrek met
3
glijbaan en verschillend rijdend materiaal. Moeilijker speelgoed wordt onder begeleiding aangeboden. Er zijn verkleedmaterialen, een keukentje en ‘verzorgende’ materialen in de poppenhoek. In de boeken/puzzelhoek zijn boeken en puzzels te vinden met diverse moeilijkheidsgraden. In de constructiehoek kunnen de peuters zelf bouwen met verschillende constructiematerialen. Hier zijn ook treinen en auto’s te vinden. De peuterspeelplaats beschikt tevens over een buitenspeelplaats. Op deze speelplaats is een zandbak, een speelhuisje met glijbaan en schommels. Voor het buitenspelen is speciaal buitenspeelgoed aanwezig. Te denken valt aan fietsjes, tractoren en wagentjes, zandbakspeelgoed en een watertafel en dergelijke. 2.1.6. Verzorging en hygiëne Peuters in de peuterspeelzaal-leeftijd zijn volop in ontwikkeling, ook lichamelijk gezien. Het merendeel van de peuters wordt op deze leeftijd zindelijk. De peuterspeelzaal beschikt derhalve zowel over mogelijkheden om peuters veilig te verschonen, als over kindertoiletten voor de zindelijke peuters. Voor de komst van iedere groep worden de toiletten schoongemaakt. Daarnaast wordt de peuterspeelzaal drie maal per week door een schoonmaakster schoongemaakt en verzorgen de leidsters 4x per jaar een grote schoonmaak m.b.v. ouders. 2.1.7. Peuters met een VVE-indicatie In bijzondere gevallen kunnen peuters jonger dan 2 jaar, met een licht lichamelijke handicap of met een andersoortige ontwikkelingsachterstand of omdat de thuissituatie niet optimaal is, met een VVEindicatie worden geplaatst. Dit gebeurt in overleg met het consultatiebureau (en evt andere betrokken specialisten). Expertise bij de begeleiding van deze peuter kan door de leidsters worden aangevraagd bij het peuterloket van Sine Limite. 2.1.8
Vierogenprincipe
Vanaf 1 juli 2013 is het vierogenprincipe verplicht voor de kinderdagverblijven. Dit houdt in dat er altijd een andere volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met de beroepskracht. Op onze peuterspeelzaal zijn altijd twee leidsters aanwezig en is er een opendeurenbeleid (binnendeuren staan open). Dit item is ook opgenomen in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
2.2.
Activiteiten
De activiteiten op de peuterspeelzaal zijn erop gericht de zelfstandigheid van de peuter te bevorderen. Daarbij wordt aandacht besteed aan kennis van zichzelf, van de wereld,de kennismaking met materialen,de sociale omgang, het omgaan met regels en grenzen, de taalvaardigheid en de motoriek.
4
2.2.1. Vrij –en gestructureerd spel Tijdens het vrij spel mag de peuter zelf kiezen waarmee hij/zij wil spelen. De leidsters stimuleren de peuters van alle verschillende spelsoorten gebruik te maken. Het vrije spel kan binnen in de speelzaal plaatsvinden, maar bij mooi weer ook buiten op de speelplaats. Echter bij het werken met ontwikkelingsmaterialen wordt volgens opdracht gewerkt in kleine groepjes. 2.2.2. Creativiteit De creativiteit wordt gestimuleerd en komt tot uiting in het vrije spel, maar ook in de gestructureerde spellen. Bij het werken met materialen mag de peuter de ene keer zelf bepalen wat hij/zij wil tekenen, verven of plakken, terwijl de andere keer volgens een opdracht wordt gewerkt. 2.2.3
Voorlezen
Een vast onderdeel van de dag is voorlezen. Ter bevordering van de taalontwikkeling, om belangstelling voor boeken te wekken en als bewustwording en verwerking van gevoelens. 2.2.4. Muziek en beweging Ieder dagdeel wordt er aandacht besteed aan muziek en beweging. In de kring wordt gezongen en gedanst, maar ook tijdens gestructureerde spellen, bijvoorbeeld bij het kleien, wordt muziek gespeeld en meegezongen. Ter bevordering van de motorische ontwikkeling wordt bewegingsspel gestimuleerd en geven de leidsters peutergym. 2.2.5. Eten en drinken in de kring Het eten en drinken in de kring is een belangrijk rustmoment in de groep. Ook geeft dit structuur en intimiteit aan de dag. Ieder dagdeel neemt de peuter een beker drinken mee. Alle peuters nemen gezamenlijk in de kring plaats. De leidster wijst een kind aan dat een koekje uit mag delen. De peuters verstoppen het koekje onder hun trui of achter zich. Na het zingen van een liedje mogen de peuters gelijktijdig het koekje opeten. Vervolgens worden de bekers uitgedeeld en drinken de peuters. Als iedereen klaar is, wordt er gezongen, voorgelezen en spelletjes gedaan. Tijdens het eten en drinken is het gewenst dat alle peuters in de kring blijven zitten. 2.2.6. Thema’s Tijdens de gestructureerde spellen en in de kring wordt gewerkt met thema’s. De leidsters stellen in het leidsteroverleg deze thema’s vast. De thema’s hebben betrekking op de jaargetijden, feestdagen en de belevingswereld van de peuters. Elk thema wordt gedurende een aantal weken uitgewerkt en komt terug in het voorlezen, in liedjes, spelletjes en creatief werk. 2.2.7. Feest Verjaardagen en geboortes van broertjes of zusjes zijn aanleiding voor een feestje. Hieraan wordt speciale aandacht besteed in de kring. De betreffende peuter is het middelpunt, krijgt een feestmuts
5
en mag plaats nemen op de speciale ‘verjaardagstroon’. Vervolgens wordt de peuter uitgebreid toegezongen en mag hij/zij trakteren. De ouder wordt verzocht een kleine traktatie mee te geven. Tijdens het vieren van het feestje mogen de betrokken ouders of begeleiders aanwezig zijn en kunnen foto’s of een film maken. Op de verjaardag krijgt de peuter een (afscheids-) cadeautje van de peuterspeelzaal.
2.3.
Het volgen van de ontwikkeling
De leidsters besteden een deel van de tijd aan het observeren van de peuters. Hierbij wordt gekeken naar de diverse onderdelen van de ontwikkeling. 2.3.1. Contact tussen leidsters, ouders en peuters De leidsters spreken de ouders aan bij brengen en halen van de peuters. Hierbij wordt kort aangegeven hoe de speeltijd is verlopen. Eventuele probleempjes worden kort aangehaald. Indien grotere problemen optreden wordt een aparte afspraak gemaakt om hierover met de ouder van gedachten te wisselen. De leidsters communiceren voortdurend met de peuters. Zij nemen een deel van de tijd actief deel aan het spel van de peuters. Regelmatig nemen de leidsters een of meerdere peuters apart om aan een onderwerp extra aandacht te besteden. 2.3.2. Vastleggen van de ontwikkeling van de peuter De leidsters observeren peuters regelmatig tijdens hun spel. Indien dit aanleiding geeft tot overleg wordt dit vastgelegd en besproken met ouders, consultatiebureau, huisarts of andere begeleiders. 2.3.3. Overdracht aan de basisschool Er vindt in principe geen overdracht plaats aan de basisschool. Dit om de peuter niet te stigmatiseren, maar een frisse start te geven in de nieuwe omgeving. Bij bijzondere peuters kan wel aanleiding zijn om de ontwikkeling van de peuter nader toe te lichten aan de verantwoordelijke op de basisschool. De overdracht vindt dan na overleg met de ouders in een persoonlijk gesprek plaats.
6