Pedagogisch werkplan Bso Kilder
November 2014
Buitenschoolse opvang (bso) Kilder stelt zich ten doel opvang voor kinderen voor- en na schooltijd en op schoolvrije dagen te verzorgen van basisschool de Laetare te Kilder. De nadruk ligt op vrijetijdsbesteding van kinderen in een omgeving waar ze zich veilig en prettig voelen, waarbij de leidsters sturend en voorwaardenscheppend aanwezig zijn. Ester Gelsing Kinderopvang November 2014
-2-
Inhoudsopgave - Inleiding
4
- Doel en totstandkoming van het pedagogisch werkplan
5
1.
Bso Kilder
6
2.
Kindbeeld
9
3.
Pedagogische uitgangspunten
9
4.
Het bieden van veiligheid
12
5.
Het stimuleren van persoonlijke competentie
18
6.
Het stimuleren van sociale competentie
23
7.
Normen en waarden
29
8.
Verzorging van de kinderen
30
9.
Specifieke bso-zaken
32
-3-
Inleiding Bso Kilder biedt opvang aan kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar, voor en na schooltijd. De bso vangt kinderen op als ouders werken en/of studeren. Buitenschoolse opvang betekent geen verlenging van de schooltijd; buitenschoolse opvang vindt plaats in de vrije tijd van de kinderen en biedt derhalve gelegenheid aan kinderen voor een fijne invulling van die vrije tijd. Kinderen in de basisschoolleeftijd die de bso bezoeken, hebben te maken met maar liefst drie verschillende leefmilieus: thuis, school en de buitenschoolse opvang. De situatie thuis en op school verschillen erg van elkaar, beide hebben een grote impact op het kind. Omdat een kind op de basisschool al veel moet, is buitenschools opvang nadrukkelijk vrije tijd voor de kinderen.
Bso en vrije tijd Wij vinden dat vrije tijd wordt gekenmerkt door speels bezig zijn. Dat kinderen spelen en daaraan plezier beleven, is het belangrijkste. Vrije tijd is speeltijd waarbij het kind mede zelf kan bepalen wat het doet, hoe het dat doet en met wie. Eigen initiatief staat voorop. Dit sluit echter niet uit dat er ook geregeld thematische activiteiten door ons worden georganiseerd. Deze thema’s worden mede door de kinderen zelf bepaald. We betrekken de kinderen bij het kiezen en het uitwerken van gerichte activiteiten. Tijdens de vrije tijd ontwikkelt het kind sociale vaardigheden als initiatief nemen, zelfstandigheid, samenwerking en openheid. Zelf kiezen van activiteiten vereist aangepaste ruimten en een gevarieerd spel- en speelgoedaanbod. Vrije tijd doet ook denken aan huiselijkheid en gezelligheid. Dit betekent een gezellige inrichting, maar het betekent ook op een goede manier (sociale vaardigheden) omgaan met elkaar.
Bso en opvang als aanvulling op de ontwikkeling van kinderen Tijdens de bso bieden we kinderen opvang: onderdak, zorg, bescherming, gezelligheid en persoonlijke aandacht voor ieder kind. Opvang die aansluit bij de ontwikkeling van de kinderen, maar waarbij de leidsters* ook sturend zijn: wat kan wel en wat kan niet. We hebben het dan over normen en waarden, over het vaststellen van regels.
* De officiële benaming (CAO) is pedagogisch medewerkster. Voor de leesbaarheid gebruiken we in dit werk de in de praktijk gebezigde term leidster.
-4-
Doel en totstandkoming van het pedagogisch werkplan Dit pedagogisch werkplan gaat over het opvoeden / begeleiden van kinderen tijdens de buitenschoolse opvang. Het geeft richting aan keuzes die we maken in het omgaan met kinderen en geeft antwoord op bijv. vragen als: “een kind ruimt zijn spullen niet op, wat doe ik als leidster? ”Twee kinderen willen beide met de skelter spelen, wat doe ik?” In dit pedagogisch werkplan zijn afspraken vastgelegd: pedagogische doelen zijn vertaald naar pedagogisch handelen op de bso. Het vastleggen van een pedagogisch werkplan vinden we belangrijk om de volgende redenen: we willen een eenduidige, continue pedagogische kwaliteit ontwikkelen en vasthouden; we willen deze pedagogische kwaliteit kunnen bewaken. We kunnen nagaan of we bereiken wat we willen bereiken en elkaar aanspreken op onze pedagogische afspraken; een pedagogisch beleid biedt ons steun bij ons werk met de kinderen; we kunnen op deze manier aan ouders en andere buitenstaanders duidelijk maken hoe we werken. We kunnen ons profileren op ons pedagogisch beleid; het pedagogisch beleid biedt een handvat aan nieuwe medewerkers van onze bso Dit pedagogisch werkplan wordt besproken met de leidsters waarbij het hoe en waarom van het pedagogisch handelen voorop staat. De oudercommissie gaat hierover ook advies uitbrengen. Dit plan zal het komende jaar (2015) in afzonderlijke werkbijeenkomsten met het team en samen met de oudercommissie verder aan de orde komen en geïmplementeerd worden. Een pedagogisch werkplan is ook geen vaststaand gegeven, maar ontwikkelt zich in de loop der jaren. Onder invloed van allerlei factoren zal dit steeds in beweging blijven. Ook dit plan is nooit ‘af’ maar altijd in ontwikkeling. Sommige onderdelen vragen nadere uitwerking. Vanaf 2015 houden we ten minste een keer per jaar dit pedagogisch werkplan nader tegen het licht. Als het nodig is wordt het plan op onderdelen aangevuld of gewijzigd. Veranderingen worden ter advies met de oudercommissie besproken en ouders worden hierover geïnformeerd.
-5-
1.
Bso Kilder, algemene praktische informatie
Bso Kilder is standaard op werkdagen na schooltijd geopend, evenals op aanvraag iedere dag voor schooltijd, van 7.30 – 8.30 uur. Op de bso is er plaats voor maximaal 20 kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar. De BSO van de basisschool Laetare is gehuisvest in het schoolgebouw. De kinderen worden opgevangen in een klaslokaal waar overdag nog les gegeven wordt aan groep 1 en 2 kinderen. Op dit moment is de bso geopend op maandag, dinsdag en donderdag voor de naschoolse opvang. En maandag t/m vrijdag voor de voorschoolse opvang. De kinderen komen op vaste dagen en worden opgevangen door beroepskrachten. Bij het intakegesprek met ouders wordt aangegeven dat het belangrijk is dat het kind eerst een keer, samen met de ouder(s), komt kijken en daarna even mag blijven spelen zonder ouder(s). Vervolgens is het goed om, zeker bij jonge kinderen, het kind de eerste keer wat eerder op te halen. Het kind krijgt de ruimte om te wennen. De bso is in de regel geopend van 7.30 tot 8.30 en van 15.15 tot 18.00 uur. Tijdens de vakanties is de bso geopend van 7.30 tot 18.00 uur en zijn ouders wel verplicht (gezien het activiteitenprogramma) een hele (7.30 – 18.00 uur) of halve dag (7.30 – 12.45/12.45 – 18.00 uur) af te nemen. BSO contracten worden opgemaakt exclusief vakantieopvang. Zes weken voordat een vakantie begint worden de inschrijfformulieren opgehangen op de bso en twee weken later weer weggehaald, zodat het personeelsrooster gemaakt kan worden. Kinderen die bijvoorbeeld normaal gesproken op dinsdag en donderdagmiddag de bso bezoeken, kunnen tijdens de schoolvakanties op deze dagen de gehele dag terecht, maar zijn er ook vrij in om andere dagen af te nemen. Tijdens de vakantieweken worden de kinderen van de Laetare te Kilder en Wehl samengevoegd en op de locatie in Wehl opgevangen. In de zomervakantie zijn we van mening dat de kinderen ook echt een vakantiegevoel moeten hebben. Tijdens de vakanties worden soms grotere activiteiten/uitstapjes aangeboden, omdat er daar tijdens de vakanties meer tijd voor is. Is het kindaantal in de vakanties te gering om een groep te kunnen draaien dan worden de bso kinderen bij de dagopvang gevoegd, maar uiteraard wel op hun niveau en belevingswereld een leuke dag bezorgd. Eén leidster neemt dan de grotere kinderen onder haar hoede en één leidster de kleinere kinderen. Hierover wordt altijd ruim op tijd met ouders gecommuniceerd.
BSO Kilder beschikt over een klaslokaal met speelhoeken. Wanneer we boven het aantal van 17 kinderen komen, wordt er een tweede lokaal, die geschakeld is aan de basisgroep gebruikt. Naast de basisgroep, kunnen we ook gebruik maken van de grote hal, een gymzaal en een grote, af te scheiden buitenspeelplaats. Activiteiten die behoren bij een bso, zoals knutselen, dans, drama, spellen en vrij spel worden dus in één van deze ruimtes uitgevoerd. De kinderen worden als ze allemaal aanwezig zijn op de bso opgevangen in de basisgroep. Er wordt geprobeerd om iedere dag dezelfde leidster(s)
-6-
de basisgroep te laten leiden. Kinderen van de onderbouw en bovenbouw zitten samen aan tafel, er wordt dan wat gegeten en gedronken. Uiteraard is er een leidster aanwezig om gezellig te praten over hun schooldag. De eventuele activiteiten of bijzonderheden van die dag worden dan ook besproken. Na het tafelmoment is het kind vrij om buiten of binnen te gaan spelen. Wanneer er 1 leidster aanwezig is en een aantal kinderen zowel binnen als buiten willen spelen, zullen de kinderen die binnen spelen gebruik maken van de hal zodat de leidster op beide plaatsen toezicht houdt. Indien het kindaantal onder de 10 kinderen is en er dus één leidster aanwezig is, kunnen de ouders de leidsters toestemming geven, middels een toestemmingsformulier om hun kind alleen zonder toezicht buiten te laten spelen en is de leidster niet verantwoordelijk voor eventuele materiële/lichamelijke schade. In dat geval kunnen de kinderen die binnen willen spelen in de basisgroep blijven. De binnenruimte is niet leeftijdsgebonden, ze kunnen overal spelen. Wel worden er activiteiten voor bepaalde kinderen georganiseerd, omdat het bijvoorbeeld de wens van dat groepje kinderen is, wat op dat moment inhoudt dat andere kinderen daar even niet kunnen komen. Dit wordt ook door een ieder geaccepteerd. Op een ander moment zijn hun dan aan de beurt. Als de kinderen uit school komen en de rest van de dag op de bso doorbrengen, is er gelegenheid voor activiteiten, maar ook voor het opzoeken van de rust en de stilte. Kinderen kunnen binnen en buiten bezig zijn, vrij spelen of aan een gericht spel meedoen. Gedurende de (mid)dag op de bso worden heel bewust rustige momenten ingebouwd, zoals bijvoorbeeld het samen ranja drinken. Op deze momenten kunnen kinderen tot rust komen en kunnen er afspraken gemaakt worden betreffende de verdere invulling van de vrije tijd: “welke activiteiten ga je doen en met wie?’ De kinderen hebben behoefte aan veiligheid, geborgenheid en vertrouwdheid. Zij vragen ook ruimte, ze hebben behoefte om zich op allerlei manieren uit te leven. Er is ruimte nodig om te bewegen. In dit opzicht is de buitenruimte een verlengstuk van de groepsruimte binnen. We hebben de mogelijkheid om de kinderen op een grote speelplaats (die af te sluiten is) te laten spelen. Daarnaast is er ook nog een grote zandbak, waar de kinderen alleen onder toezicht kunnen spelen. Deze speelplaats ligt aan de straatzijde en de kinderen zouden daar de weg op kunnen lopen.
Om een optimale opvang te creëren voor kinderen is het noodzakelijk om te kunnen inspelen op de veranderende behoeften en interesses. Dit is een voortdurend proces binnen een bso. Om in te kunnen spelen op de veranderende behoeften binnen een groep door wisselende trends, door wijzigingen in de groepssamenstelling (andere leeftijden, andere verhoudingen jongens/meisjes) is het belangrijk om de inrichting aan te kunnen passen. Dit is in de beschikbare ruimte soms lastig, omdat deze multifunctioneel is en dus ook gebruikt wordt door school. Het vergt van de leidsters erg veel flexibiliteit en voelsprieten waar kinderen op een bepaald moment behoefte aan hebben, om hier in je aanbod goed op in te kunnen spelen. Er is in gezamenlijkheid een afsprakenlijst samengesteld, waaraan beide partijen zich dienen te houden. Hierover is regelmatig overleg, om te bespreken of de regels uitvoerbaar zijn.
-7-
In de inrichting wordt gestreefd naar een evenwicht tussen accenten ten aanzien van het individuele kind, kleine groepjes kinderen en de gehele groep. Beroepskrachten Er werken momenteel vier vaste leidsters op de BSO. Zij zijn allemaal gekwalificeerd volgens de kwalificatienormen zoals beschreven in het cao Kinderopvang. Drie van de vier leidsters hebben een geldig ehbo en/of bhv diploma. Het aantal leidsters dat tegelijkertijd aanwezig is hangt af van de aantallen kinderen die komen. We baseren ons hierbij op de beleidregel bij de Wet kinderopvang. Gemiddeld is er één leidster per 10 kinderen. Achterwachtregeling In situaties dat er weinig kinderen aanwezig zijn en één leidster voldoet, zijn er altijd mensen in het gebouw, namelijk de twee schoonmaaksters van school. Zij zijn iedere dag tot 18.30 uur aanwezig. De leerkrachten zijn minimaal tot 17.00 uur aanwezig in het schoolgebouw. Mocht de situatie voordoen, dat om een bepaalde reden de schoonmaak en leerkrachten niet aanwezig zijn, zal Ester Gelsing de achterwacht zijn. Kan zij niet binnen 10 minuten aanwezig zijn, wordt er iemand van de dagopvang aangewezen, waar ze altijd met 2 leidsters per groep werken en dus altijd kan komen helpen. Deze leidster is dan ruim binnen 10 minuten aanwezig in de BSO. Insluipgevaar De opvang vind plaats in basisschool Laetare. De school heeft een hoofdingang en zijingangen. Ook al zijn er altijd meerdere mensen aanwezig , de kans is aanwezig dat er mensen ongezien de school in gaan. We hebben besloten om de hoofdingang als ingang voor de ouders te hanteren. Wanneer ouders hun kind op komen halen, zien wij ze aankomen en kunnen de deur open doen. Wanneer we ze niet zien, kunnen ze op het raam kloppen. Op deze wijze maken we het insluipgevaar een stuk kleiner. Wanneer de kinderen uit school zijn, wordt de deur op slot gedaan door de PM-er. Wel dienen we er samen op toe te zien dat wanneer de leerkrachten weg gaan de deur ook op slot gedaan wordt. Oudercontacten Ouders en bso delen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind. Om een kind goed op te kunnen vangen moeten wij op de hoogte zijn van de thuissituatie van het kind. Uiteraard voor zover dit van betekenis is voor de opvang. Andersom moet de ouder ook weten hoe de dag op de bso is verlopen, hoe het kind zich daar gedraagt, voelt etc. Regelmatige uitwisseling tussen ouders en groepsleiding vinden wij belangrijk. We nemen de tijd voor een intakegesprek: dit gesprek is een kennismaking waarin de basis wordt gelegd voor verdere samenwerking. Na 6 weken krijgen de ouders de gelegenheid voor het zogenaamde eerste evaluatie gesprek. Tijdens dit gesprek kijken we met ouders terug op de wenperiode van het kind en bespreken we hoe het tot dan toe gaat.
-8-
Contacten met ouders zijn er natuurlijk ook tijdens het brengen en halen van de kinderen. Als ouders of leidsters behoefte hebben aan een uitgebreider gesprek over een kind, kan daartoe een afspraak worden gemaakt. Een keer in de 12 weken worden alle kinderen besproken tijdens een teamvergadering. Mochten hier bijzonderheden uit komen, worden de ouders op de hoogte gebracht door de leidster.
2.
Kindbeeld, algemeen pedagogisch beleid.
Ieder kind is uniek, heeft een eigen karakter en eigen mogelijkheden. Elk kind heeft recht op respect voor dit eigene. De manier waarop een kind zich ontplooit en het tempo waarop dit gebeurd, zijn mede afhankelijk van de omgeving van het kind: de mensen en de wereld om hem heen. Om zich te kunnen ontwikkelen, heeft een kind zowel veiligheid als uitdaging nodig. Een kind heeft behoefte aan veiligheid, geborgenheid, het weten waar het aan toe is. Deze veiligheid zoekt het bij mensen om hem heen: opvoeders, broertjes en zusjes, vriendjes. Het kind wil zich door deze personen geaccepteerd voelen. Ook de letterlijke omgeving is van belang voor het gevoel van veiligheid. Een kind kan zich pas ontplooien als het zich veilig en geborgen voelt. Een kind heeft ook een enorme drang om zijn omgeving te onderzoeken, te ervaren en te ontdekken. Soms doet hij dit alleen, maar veel vaker samen met anderen: opvoeders, broertjes en zusjes, vriendjes. Kinderen zijn van nature competente wezens, ontdekkingsreizigers, die ook zelf hun leerproces vormgeven. Hiertoe hebben ze ruimte nodig. Kinderen willen invloed uitoefenen op hun omgeving, dingen voor elkaar krijgen. Als dit lukt, ontwikkelen ze zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld.
3.
Pedagogische uitgangspunten
In dit hoofdstuk worden onze pedagogische uitgangspunten beschreven en uitgewerkt. 1. We vinden het belangrijk in te spelen op behoeften van de kinderen Wil een kind zich bij ons prettig voelen, dan moeten we de behoeften van het kind kennen en hierop inspelen. Om dit maatwerk te kunnen realiseren, moeten we het kind goed begrijpen. De behoeften van de kinderen zijn van invloed op de manier waarop we met kinderen omgaan, op ons o.a. spel- en speelaanbod, op de inrichting van de ruimte en op de manier waarop we de groep “aansturen”. 2. We vinden het belangrijk dat een kind zich veilig kan voelen
We vinden het belangrijk dat een kind vertrouwde gezichten om zich heen heeft.
-9-
Wil een kind zich geborgen voelen, dan moet het zich gekend weten. Dit kan als het kind wordt opgevangen door een leidster die met het kind een vertrouwensrelatie aangaat. Minstens even belangrijk is het dat het kind de leidsters goed kent, dat het bekende gezichten zijn waarvan hij weet dat hij ze kan vertrouwen. Het is belangrijk dat kinderen het gevoel hebben onderdeel uit te maken van een groep, ergens bij te horen. Dit kan door andere kinderen te leren kennen, door relaties met elkaar aan te gaan.
We vinden het belangrijk dat een kind een herkenbare structuur geboden krijgt. We bieden kinderen ritme en structuur in de vorm van een vaste dagindeling. Elke dag kent bepaalde vaste, voor een kind herkenbare onderdelen. Veel vaste activiteiten kennen een min of meer vaste opbouw, een soort patroon. Er zijn vaste rituelen voor kinderen, bijvoorbeeld met eten en drinken en met het vieren van een verjaardag. Er zijn duidelijke regels over wat er van een kind verwacht wordt. De structuur die wij bieden is afhankelijk van de behoefte van het kind en de situatie.
We vinden het belangrijk dat een kind in een voor hem herkenbare en vertrouwde ruimte is. De ruimten van de BSO is zo ingericht dat de indeling voor een kind herkenbaar en helder (logisch) is. Het kind kan hierin zijn eigen weg vinden. We veranderen de inrichting niet te vaak, omdat we daar ook niet echt de mogelijkheid voor hebben. De aankleding is wel zeer sfeerbepalend voor de ruimte. De ruimte is niet alleen in figuurlijke-, maar ook in letterlijke zin veilig.
3. We vinden het belangrijk de eigenheid van een kind te accepteren. Hoewel de kinderen op de BSO in een groep worden opgevangen, vinden we aandacht voor het individuele kind heel belangrijk. We respecteren en accepteren de eigenheid van kinderen. We nemen kinderen serieus en stimuleren de eigen inbreng van kinderen door ze bijvoorbeeld mee te laten denken over het activiteitenaanbod, spelaanbod of de inrichting van de ruimten. We benaderen kinderen op een positieve wijze door uit te gaan van hun kwaliteiten en ze complimentjes te geven. Daar waar de `eigenheid´ van een kind anderen schade berokkent of belemmert, wordt deze begrensd. 4. We vinden het belangrijk dat een kind zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier kan ontwikkelen. We gaan ervan uit dat ieder kind de drang heeft zich te ontwikkelen. We volgen het kind zoveel mogelijk in zijn eigen ontwikkeling. In principe is elk kind in staat datgene te doen wat nodig is voor zijn ontwikkeling. Signaleren we een opvallende ontwikkeling, dan wordt deze besproken met ouders. Als het nodig is en het binnen onze mogelijkheden ligt, bieden we het kind extra ondersteuning of stimulans. 5. We vinden het belangrijk dat een kind wordt uitgenodigd en gestimuleerd zich breed te ontwikkelen.
- 10 -
Een kind leert doordat het ergens aandacht voor heeft en hiermee ervaring opdoet. Een kind is van nature nieuwsgierig en wil graag dingen uitproberen. Kinderen leren veel van elkaar. We bieden kinderen de ruimte dingen te ontdekken, ervaringen op te doen. We proberen kinderen te stimuleren en te prikkelen. We sluiten hierbij aan bij de leefwereld van de kinderen. We spreken een kind aan op zijn mogelijkheden. We stimuleren het kind om zelf situaties op te lossen. Dingen die een kind zelf kan doen, mag hij zoveel mogelijk zelf doen en in zijn eigen tempo. Als het hierbij nodig is, ondersteunen we het kind hierbij. We bieden kinderen de mogelijkheid aan zich op alle onderdelen van hun ontwikkeling te kunnen ontplooien: de emotionele, creatieve, sociale, motorische en de cognitieve ontwikkeling. We bieden in ons aanbod van activiteiten en spelmateriaal veel variatie. We gebruiken hierbij mogelijkheden van het gebouw, de buitenruimte, materiaal en de sociale omgeving van kinderen. 6. We vinden het belangrijk dat een kind leert respect te hebben voor anderen en de omgeving. Binnen de maatschappij gelden bepaalde waarden en normen. Wil een kind als een volwaardig lid van de maatschappij kunnen functioneren, dan zal het zich deze waarden en normen eigen moeten maken. Een waarde die wij heel belangrijk vinden is het met respect omgaan met zichzelf, met andere mensen en met de omgeving. We besteden hier veel aandacht aan. Dit komt onder andere terug in onze regels en in gesprekken die we met de kinderen voeren. 7. Wij vinden een goed contact met ouders belangrijk We zien ons als mede-opvoeder (in de opvoeding en verzorging) van een kind. In het belang van een goede begeleiding van het kind investeren we in een goed contact met de ouders. Naast het dagelijks contact wordt er jaarlijks een ouderavond gehouden. Zonodig onderhouden we telefonisch contact met ouders waarvan kinderen zelfstandig naar de bso komen en naar huis gaan.
Opvoedingsdoelen Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang in werking getreden. Hierin wordt onder andere aangegeven wat de overheid onder kwaliteit in de kinderopvang verstaat: “Verantwoorde kinderopvang is kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving.” Ter onderbouwing van de Wet is gekozen voor de vier opvoedingsdoelen van professor J. M. A. Riksen-Walraven. Zij omschrijft die opvoedingsdoelen als volgt: “Als de vier pedagogische basisdoelen van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang beschouw ik het aanbieden aan kinderen van:
- 11 -
A. B. C. D.
Een gevoel van –emotionele- veiligheid; Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie; Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale compententie; De kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van een samenleving eigen te maken; socialisatie.’
Deze opvoedingsdoelen gelden voor alle kinderen in de leeftijd van 0 – 12 jaar die binnen onze kindercentra opgevangen worden. In de komende hoofdstukken worden deze doelen nader uitgewerkt en wordt duidelijk hoe wij ze in de praktijk vorm geven.
4.
Het bieden van – emotionele- veiligheid
Wij onderscheiden in dit hoofdstuk twee soorten veiligheid. Fysieke veiligheid en emotionele veiligheid. Uiteraard moet onze bso veilig zijn. Om hiervoor te zorgen volgen we de richtlijnen die uit de Risico-inventarisatie en Evaluatie Veiligheid gevolgd zijn. Ook zijn er duidelijke huisregels met betrekking tot de fysieke veiligheid van kinderen. Zo mogen kinderen binnen bijvoorbeeld niet rennen en gooien met spullen. We vinden het belangrijk dat kinderen zich op de bso prettig en op hun gemak voelen, dat ze zich veilig en geborgen voelen. Vanuit dit gevoel van veiligheid maken ze contact en ontwikkelen ze zich. Om zich geborgen te voelen, moet een kind merken dat hij geaccepteerd wordt, dat we hem en zijn behoeften kennen, dat we hierop inspelen en dat hij op ons kan terugvallen. Daarnaast moet een kind structuur en duidelijkheid ervaren, weten waar hij aan toe is. We vinden het belangrijk dat een kind vertrouwde gezichten om zich heen heeft Wil een kind zich geborgen voelen, dan moet het zich gekend weten. Dit kan alleen als het kind opgevangen wordt door leidsters die het kind kennen. Andersom is het ook belangrijk dat het kind de leidsters kent, dat het bekende gezichten zijn waarvan hij weet dat hij ze kan vertrouwen. Het is belangrijk dat kinderen het gevoel hebben onderdeel uit te maken van een groep, ergens bij te horen. Dit kan door andere kinderen te leren kennen, door met elkaar vertrouwd te raken, door relaties aan te gaan. We realiseren dit bij de BSO op de volgende wijze:
Op de bso worden kinderen zoveel mogelijk opgevangen door dezelfde leidsters. We streven ernaar dat elke leidster ten minste twee dagdelen op de bso aanwezig is om zo de continuïteit voor de kinderen te waarborgen. Bij afwezigheid van een van de vaste leidsters door bijvoorbeeld ziekte of verlof proberen we zoveel mogelijk dezelfde invalkrachten in te zetten.
- 12 -
Gedurende de vakantieweken (van kinderen en leidsters) wanneer de kinderen van de bso’s wellicht samengevoegd worden streven we ernaar dat er voor de kinderen een bekende kracht aanwezig.
Wij vinden het belangrijk dat een kind zich geaccepteerd en gewaardeerd voelt Hoewel de kinderen in een groep worden opgevangen, vinden we aandacht voor het individuele kind heel belangrijk. Elk kind is anders. We respecteren en accepteren de eigenheid van kinderen. We nemen kinderen serieus en stimuleren de eigen inbreng van kinderen. We benaderen kinderen op een positieve wijze. Daar waar “de eigenheid” van een kind anderen schade berokkent of belemmert, wordt deze begrensd. Een kind moet zich niet alleen door ons gerespecteerd weten, maar ook door de kinderen om hem heen. We vinden het dan ook erg belangrijk dat kinderen leren met respect met elkaar om te gaan. We realiseren dit op de volgende wijze:
Elk kind is van harte welkom op de bso. We vinden het fijn als het kind er is en we laten dit duidelijk merken. We begroeten elk kind bij het ophalen op school of bij de bso en informeren naar nieuwtjes en bijzonderheden. Als een kind naar huis gaat, nemen we de tijd om afscheid te nemen en wensen het kind en ouder(s) een fijne avond. We nemen de tijd voor individuele gesprekjes met kinderen, of met een klein groepje. We vragen kinderen naar hun ervaringen en vragen door. We zijn werkelijk geïnteresseerd in wat het kind meemaakt en bezighoudt. Deze gesprekjes vinden plaats tijdens het lopen van de basisschool naar de bso, in de auto, tijdens het drinken in de kring of tijdens activiteiten. We praten door over zaken die kinderen aangeven. Soms doen we dit meteen, soms komen we er op een rustig moment op terug. We zijn er attent op dat we alle kinderen zien en horen. Op de bso vinden regelmatig kindbesprekingen plaats tijdens de teamvergaderingen. De overdracht naar ouders toe vinden wij hierin heel belangrijk. Als het tijdens het ophaalmoment te druk is om met een ouder uitgebreid te spreken dan proberen we een ander gespreksmoment te plannen. We houden rekening met verschillen in karakter en temperament. De kinderen krijgen de gelegenheid om hun energie kwijt te kunnen. Een teruggetrokken kind wordt gestimuleerd om zich te uiten maar dit wordt niet geforceerd. Een druk kind wordt afgeremd, maar niet volledig ingeperkt. Emoties van kinderen mogen er zijn. Dit geldt niet alleen voor gevoelens zoals blijdschap, vriendschap en trots, maar ook voor verwarring, verlegenheid, boosheid, verdriet of teleurstelling. Er is ruimte voor het uiten van gevoelens, zolang een ander hier geen last van heeft. Is dit wel het geval, dan wordt samen gedacht naar een meer acceptabele manier van uiten. We leren de kinderen zaken waarmee het kind zit onder woorden te brengen. We geven de kinderen veel positieve aandacht en waardering. We benoemen dat het kind iets goed doet of bepaalde dingen goed kan. We proberen ons vooral bij de kinderen die extra (negatieve) aandacht vragen te richten op de dingen
- 13 -
die goed gaan, door ze bijvoorbeeld extra taakjes te geven of mee te laten helpen met de leidsters. We leggen de aandacht op het positieve in plaats van alleen de negatieve dingen te benadrukken. We knuffelen kinderen die daar behoefte aan hebben en stoeien met ze. We besteden veel aandacht aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden. We letten erop dat kinderen naar elkaar luisteren, dat ze elkaar helpen en speelgoed samen delen. We zijn erop attent dat kinderen niet worden buitengesloten van gesprek of spel. Pesten wordt meteen aangepakt. We stimuleren een “groepsgevoel” door o.a. na schooltijd, aan het begin van de bso-dag, tijdens een broodmaaltijd, samen iets te drinken, te eten. We bieden kinderen een ontspannen sfeer. De bso-tijd zien wij als vrijetijdsinvulling, dit betekent dat “niets” moet maar het kind vrij is om aan activiteiten deel te nemen. We besteden aandacht aan/bij verjaardagen of speciale dagen zoals Sinterklaas. We zorgen dat er ook rustige activiteiten gedaan kunnen worden, er wordt bijvoorbeeld regelmatig voorgelezen of bij slecht weer een videootje gekeken.
We vinden het belangrijk in te spelen op behoeften van kinderen Wil een kind zich bij ons prettig voelen, dan moeten we zijn behoeften kennen en hierop inspelen. Om dit maatwerk te kunnen realiseren, moeten we het kind goed begrijpen. De behoeften van kinderen zijn van invloed op de manier waarop we met de kinderen omgaan, op ons aanbod en op de manier waarop we de groep ‘aansturen”. Kinderen hebben invloed op de activiteiten / mogelijkheden die worden geboden en op de gang van zaken op de bso. Kinderen moeten het gevoel krijgen dat het hun bso is. Kinderen mogen bijvoorbeeld posters ophangen van idolen en eigen muziek of spelletjes meenemen. Waar nodig bieden we hulp, troost en steun, aangepast op de behoefte van het kind. Op de bso is deze steun vaak gericht op het leren samenspelen en het leren van oplossen van conflicten met anderen. We realiseren dit op de volgende wijze:
Bij een conflict tussen kinderen laten we de kinderen in eerste instantie het probleem oplossen als dit niet lukt, grijpen we in en bieden wij een helpende hand. We laten de kinderen elkaar helpen bij bijvoorbeeld het aantrekken van schoenen en jas. We kijken en luisteren goed naar wat een kind ons te vertellen heeft, zowel verbaal als non-verbaal. Dit kijken en luisteren, doen we eigenlijk de hele dag door, het is de basis van ons pedagogisch handelen. Op moeilijke momenten zijn we vlak bij de kinderen. We nemen hier de tijd voor. Dit kan bijvoorbeeld bij het afscheid nemen in de vakantie zijn, of tijdens de middag als een kind verdrietig is. Als we zien dat een wat ouder kind iets dwarszit, kunnen we die even apart nemen. We vragen waar een kind op dat moment behoefte aan heeft. Wil het alleen gelaten worden, of wil het ergens over praten.
- 14 -
We proberen op de behoeften en interesses van kinderen in te gaan. Als kinderen aangeven iets graag te willen doen, dan wordt er gekeken of dat op de bso mogelijk is. We stimuleren kinderen om hun eigen mening te geven. “Wat vind jij?” Kinderen hebben inspraak. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd wat kinderen graag zouden willen doen. Als er nieuw materiaal aangeschaft wordt, gaan we samen met de kinderen in de catalogus kijken wat ze graag zouden willen hebben. Regels en afspraken worden vaak opgesteld in overleg met de kinderen. Afhankelijk van de veranderende behoefte van kinderen worden afspraken bijgesteld. Er zijn op de bso hoekjes in de ruimten waar de kinderen zich kunnen terug trekken, alleen of met een groepje kinderen We bieden ook activiteiten aan, maar kinderen kiezen zelf wat ze gaan doen, leeftijdsafhankelijk van welke ruimte van de bso en met welke kinderen
We vinden het belangrijk dat een kind ritme en structuur ervaart Naast een gevoel van geborgenheid, hebben kinderen behoefte aan structuur en duidelijkheid. Dit biedt houvast, voorspelbaarheid en het weten waar ze aan toe zijn. In deze zin is duidelijkheid heel belangrijk voor het gevoel van veiligheid van kinderen. We passen de structuur die we bieden aan:
aan de behoefte van het kind de behoefte van de groep de situatie
We vinden het belangrijk dat een kind weet welke regels en afspraken er op de bso gelden Dit is belangrijk voor een gevoel van houvast, het weten waar de grenzen liggen. We doen dit op de volgende manier: We proberen de regels die gelden binnen de bso onderling zo goed mogelijk af te stemmen. We geven zelf uiteraard het goede voorbeeld. Als we een fout maken, geven we dit toe en verontschuldigen ons. We bespreken geregeld met de kinderen de regels, in de groep of tijdens/na een situatie en dan vooral het waarom van de regel. We proberen de regels consequent te hanteren. Een kind dat we aanspreken op grensoverschrijdend gedrag, kijken we aan en spreken we rustig aan. Het ongewenste gedrag wordt benoemd en uitgelegd waarom dit gedrag ongewenst is. Bij een kind dat moeite heeft zich aan een afspraak te houden, helpen we bij het zoeken naar een oplossing. Een kind dat geregeld zich bewust niet aan een belangrijke afspraak houdt, halen we kort uit de situatie. Daarna zoeken we samen met het kind naar een manier om het gewenste gedrag
- 15 -
mogelijk te maken. We zorgen ervoor dat kinderen het onderling weer goed maken voordat ze naar huis gaan en de leidster zorgt ervoor dat een conflictje met een kind altijd uitgesproken wordt voordat de (mid)dag voorbij is. Ouders worden hierover geïnformeerd. Daarbij wordt aangegeven dat het voor wat de leidsters betreft zo goed is. We vinden het belangrijk dat ouders op de hoogte zijn van de belangrijkste regels die voor de kinderen gelden.
De regels en afspraken hebben vrijwel allemaal te maken met: - Fysieke veiligheid en hygiëne - Respect voor jezelf, voor elkaar en voor de omgeving - Het aanleren van gebruikelijke omgangsvormen - Het handhaven van een plezierige sfeer Regels worden geregeld besproken, ook met de kinderen. Nieuwe inzichten of een verandering in de ruimte of groepssamenstelling kunnen aanpassing van regels nodig maken. In sommige gevallen is aanpassing van de situatie de beste oplossing. Soms is een vraag van een ouder of kind aanleiding om bepaalde regels tegen het licht te houden. In onze regels proberen we rekening te houden met waarden van ouders.
We vinden het belangrijk dat de ruimte voor een kind veilig en overzichtelijk is De overzichtelijkheid en veiligheid van een ruimte draagt bij aan het gevoel van veiligheid. Bovendien is het een voorwaarde om in de ruimte je eigen weg te kunnen vinden. We doen dit door: We houden ons aan de GGD-eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid en hygiëne Er zijn vaste plekken voor activiteiten, er zijn ook plaatsen waar een kind zich kan terugtrekken De inrichting wordt niet te vaak veranderd Kinderen die tijdens de vakantieopvang bij ’t Spölhuuske (locatie BSO kindcentrum het Timpaan) worden opgevangen en er niet bekend zijn, krijgen aan het begin van de (mid)dag een rondleiding en worden zoveel mogelijk opgevangen door voor hen bekende gezichten. Soms maakt een invalleidster vooraf kennis met de kinderen We vinden een goed contact met de ouders belangrijk
- 16 -
We vinden het belangrijk dat de ouders op de hoogte zijn van hoe het er aan toe gaat op de bso en hoe het kind zich hier gedraagt. We houden ouders op de hoogte over leuke en minder leuke gebeurtenissen op de bso waarbij het kind betrokken is. Het kind speelt zelf zo mogelijk een rol bij de communicatie met ouders. Als een kind ons iets nadrukkelijk in vertrouwen vertelt, laten we het aan het kind over om dit aan de ouders te vertellen. We stimuleren wel dat het kind dit vertelt. Als het nodig is bieden we hierbij ondersteuning. Van ouders horen we graag eventuele bijzonderheden over het kind waar we op de bso rekening mee kunnen houden (bijvoorbeeld bij een scheiding, verhuizing of sterfgeval) Ouders worden geregeld via een nieuwsbrief (1x per kwartaal) geïnformeerd over het reilen en zeilen op de bso. Ook de kinderen maken een gedeelte van de nieuwsbrief. Er wordt eenmaal per jaar een algemene ouderavond georganiseerd.
5.
Het stimuleren van persoonlijke competentie
Ieder kind heeft een eigen karakter, eigen mogelijkheden. We willen een kind de kans geven deze mogelijkheden te ontplooien. We zijn ervan overtuigd dat wanneer een kind ergens door “gepakt” wordt, aandacht voor heeft, het ervaringen opdoet en zich spelenderwijs ontwikkeld. We baseren ons aanbod op de behoeften van de kinderen, op hun leefwereld en de betekenis die dit voor kinderen heeft. Het initiatief van kinderen, de keuzes die zij maken staan voorop. Kinderen die naar de bso komen zijn erg verschillend qua leeftijd, aard en achtergrond. Een kind van vier verschilt van een kind van tien. Bovendien zijn er grote verschillen tussen leeftijdsgenoten. De meeste jongere kinderen hebben behoefte aan structuur en rust, een plek waar ze rustig bij kunnen komen van de inspanning op school. Oudere kinderen hebben hele andere vaardigheden, behoeften en belangstelling dan jongere. Waar de een met tien jaar al bijna een puber is, is de ander nog echt een kind. Het aanbod op de bso is daarom gedifferentieerd. Naarmate de kinderen ouder worden, lopen de individuele behoeftes van de kinderen meer uiteen. Ook hun leefmilieu breidt steeds verder uit. Kinderen gaan niet alleen naar de basisschool en buitenschoolse opvang, maar ook naar de sportclub, toneel, ballet, muziek etc. In de vakanties zijn er andere activiteiten mogelijk die kinderen kunnen uitdagen/stimuleren. Zo gaan we wel eens naar een bos, op reis, met de trein of een museum. Naast de behoeften en interesses van kinderen, kunnen ook wensen van ouders een rol spelen bij de uitdaging die wordt geboden.
Een van de ouders geeft in een gesprekje met een van de leidsters aan dat haar kind zich verveelt tijdens de dagen dat het op de bso komt. Het kind geeft ’s ochtends aan dat het geen zin heeft om naar de bso te gaan omdat het niets te doen heeft. Het betreft hier een van de oudere kinderen. Een leidster neemt op een van de middagen de
- 17 -
tijd om met het kind en met de andere oudere kinderen te praten over wat ze graag zouden willen doen. Er wordt besloten om spullen aan te schaffen om te figuurzagen en handwerkjes te maken. Ook wordt er geregeld dat er een leidster een toneelstuk gaat instuderen met de kinderen. Uitdaging wordt geboden met behulp van de omgeving (materialen, ruimtes, inrichting) en activiteiten. Bij het vormgeven van deze uitdaging staat het feit dat de bso ‘vrije tijd’ is, centraal. Een kind moet op de bso kunnen doen waar het zin in heeft. We streven hierbij naar een goede balans tussen georganiseerde activiteiten en vrij spelen (= ongeorganiseerde activiteiten). Teveel nadruk op georganiseerde activiteiten betekent dat een kind niet leert om zelf keuzes te maken, zichzelf bezig te houden. Anderzijds is het aanbod van uitsluitend vrij spel te weinig uitdagend voor de meeste kinderen. Zij willen graag iets nieuws leren of hun vaardigheden oefenen.
We vinden het belangrijk dat een kind de mogelijkheid heeft om de eigen mogelijkheden te leren kennen en zich breed te ontplooien. Rol van de leidsters De leidster heeft een belangrijke rol als het gaat om het stimuleren en uitdagen van kinderen. De leidster stuurt door onder andere het activiteitenaanbod, het aanbieden van materialen en de inrichting van de ruimte. Deze onderwerpen worden hieronder uitgewerkt. Samendoen en samenspel is leuk en ondersteunt de ontwikkeling. Kinderen kijken naar elkaar, leren van- en met elkaar, doen elkaar na, stimuleren elkaar. De groepsleiding ondersteunt waar nodig. Hoe dit gebeurt, staat uitgebreid beschreven in het volgende hoofdstuk over sociale competentie. Bij de activiteiten gaan we uit van de interesse en behoeftes van de kinderen, soms van ouders. Veel van de activiteiten ontstaan vanuit het initiatief van de kinderen. Ook kunnen activiteiten voortkomen uit gebeurtenissen in de groep of in de omgeving (een verjaardag, Moederdag, de geboorte van een broertje of zusje) Het belangrijkste doel is dat de kinderen plezier beleven aan de activiteit. Door het doen van verschillende activiteiten verspreiden de kinderen zich over de ruimten waardoor rust ontstaat. Soms werken we themagericht (of seizoensgericht), bijvoorbeeld met kerst of carnaval. Kinderen bepalen zelf hun bezigheden. Elk kind heeft zijn eigen persoonlijkheid en interesses. Het ene kind is bijvoorbeeld meer cognitief gericht, het andere kind meer praktisch. We gaan hier zoveel mogelijk in mee. We zorgen ervoor dat de voorwaarden in orde zijn, dat bijvoorbeeld het juiste materiaal aanwezig is en dat de kinderen weten hoe ze dit kunnen gebruiken. Bemoeienis van de leidsters is vaak niet nodig, kan zelfs verstorend werken. De leidster kijkt hoe
- 18 -
het loopt en geeft indien nodig of gewenst een impuls, een eerste aanzet. Kinderen geven vaak zelf aan of ze het wel alleen kunnen of het fijn vinden als je erbij komt zitten en meedoet. Door interesse te tonen voor de ervaringen van een kind en het aan te moedigen stimuleren we het kind om zijn ervaringen uit breiden en nieuwe dingen te blijven proberen. We proberen de activiteiten van kinderen niet abrupt te onderbreken. Als de activiteit van een kind onderbroken moet worden dan bereiden we het kind daarop voor. Dit doen we bijvoorbeeld door aan te geven hoeveel tijd het kind nog heeft voordat het moet gaan opruimen, als de grote wijzer op de 5 staat is het tijd om op te gaan ruimen. Wanneer dit praktisch haalbaar is (in overleg met school, mogen de kinderen werkstukken laten staan. Het geeft ze de gelegenheid gedurende langere tijd met een knutselwerkstuk of bouwwerk (trein, knexx etc.) bezig te zijn. Kinderen zijn niet altijd even actief. Soms is een kind moe, of heeft de behoefte om te hangen en alleen te kijken. Dit vinden wij prima. Wij zijn van mening dat een kind de ruimte moet hebben om zich terug te trekken. Alleen als wij ons zorgen maken over de ontwikkeling van een kind zullen we het doelbewust stimuleren. Dit gebeurt zoveel mogelijk in overleg met ouders. Zo zijn er af en toe kinderen die structureel niet tot spelen komen. De leidster probeert een dergelijk kind uit te dagen met een activiteit. Hoe dit gebeurt, is uitgebreid beschreven in het hoofdstuk over sociale competentie. Materialen en activiteiten We letten erop dat de materialen en activiteiten die we aanbieden, aangepast zijn aan de leefwereld, belangstelling en het niveau van de kinderen. Omdat kinderen zich blijven ontwikkelen en hun belangstelling regelmatig wisselt, kijken we telkens opnieuw kritisch naar welke materialen we in huis hebben. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan trends als: knikkeren, voetbalplaatjes ruilen, smurfen etc. De materialen hebben betrekking op de verschillende ontwikkelingsgebieden: de lichamelijke-, verstandelijke-, taal-, creatieve-, sociale- en emotionele ontwikkeling. Deze ontwikkelingsgebieden zijn in de praktijk nauw met elkaar verbonden. Een scheiding hierin maken is per definitie kunstmatig. Om toch een indruk te geven van de materialen die we gebruiken en de activiteiten die we met de kinderen doen, volgen hieronder een aantal voorbeelden, ingedeeld per ontwikkelingsgebied. De emotionele- en de sociale ontwikkeling staan beschreven in afzonderlijke hoofdstukken. Voorbeelden van materialen en activiteiten die de lichamelijke ontwikkeling stimuleren zijn: kinderen kunnen buiten rennen, voetballen, springen, klimmen, bouwen etc. De materialen die hierbij horen zijn: bewegingsmateriaal (skates, springtouw), constructiemateriaal, kussens, stoeimat etc. Behalve activiteiten die een beroep doen op de grove motoriek, kunnen kinderen ook kiezen voor activiteiten waarbij de fijne motoriek aan bod komt bijvoorbeeld kleien, tekenen, borduren en kralen rijgen. Bij veel activiteiten zullen de kinderen de mogelijkheden van hun eigen lijf ontdekken en maken ze lichamelijk contact met andere kinderen (bijvoorbeeld bij het stoeien).
- 19 -
Belangrijk hierbij is dat kinderen hun eigen grenzen ontdekken en grenzen van anderen leren respecteren. Voor jonge kinderen is fantasie- en rollenspel belangrijk. Materialen die hiervoor kunnen worden gebruikt zijn: de poppenhoek, keukentje, garage, auto´s, verkleedkleren, speelkleden etc. Op allerlei momenten zijn de kinderen op de bso bezig met de ontwikkeling van taal: tijdens het voorlezen, tijdens toneelspel, tijdens het zingen, tijdens het tafelmoment. Al doende leren kinderen om om te gaan met regels die van belang zijn voor de communicatie en voor de omgang met elkaar, zoals het naar elkaar luisteren en open staan voor andere mening. Naast de gesproken taal worden kinderen ook vertrouwd met lichaamstaal en de regels hierbij. Materialen die specifiek de taalontwikkeling van kinderen stimuleren zijn onder andere boeken, educatieve computerspellen en gezelschapsspelletjes. We vinden het van belang dat kinderen kennis kunnen maken met zoveel mogelijk verschillende (knutsel)materialen, omdat dit hun fantasie en creatieve mogelijkheden stimuleert. Kinderen kunnen hier zelf voor kiezen om bijvoorbeeld met verf en tekenmateriaal of klei aan de slag te gaan. Als de kinderen niet bekend zijn met de (mogelijkheden van) materialen, wijzen we ze op de verschillende mogelijkheden van gebruik die ze naar eigen idee kunnen toepassen. Er wordt een beroep gedaan op de eigen fantasie, op een eigen manier van omgaan met de materialen.
Aanbod tijdens vakantieweken Het aanbod tijdens de vakantieperiodes heeft een ander karakter dan tijdens de schoolweken. De kinderen komen dan immers halve of hele dagen naar de bso. Dit zijn intensieve dagen. Voordat de vakantieopvang plaatsvindt, bedenken we een aantal mogelijke activiteiten die we met de kinderen kunnen doen. Plezier is de meest voor de hand liggende doelstelling. In overleg met de kinderen bepalen we wat er gebeurt. Ook hierbij proberen we zo goed mogelijk aan te sluiten bij behoeftes, leeftijd, aard en belangstelling van de kinderen. Tijdens de vakantie worden soms uitstapjes gemaakt. Deze kunnen gericht zijn op een bepaalde leeftijdsgroep, op kinderen die zin hebben om mee te gaan, of op alle kinderen van de bso. Door samenwerking en uitwisseling met elkaar bereiden we het vakantieaanbod verder uit. Inrichting Bso Laetare heeft 1 buitenschoolse opvang ruimte (zie pagina 7). Zoals al eerder beschreven is die ruimte voor diverse leeftijdsgroepen. We hebben de ruimten zo ingericht dat er aparte plekken zijn voor de verschillende activiteiten, bijvoorbeeld een leeshoek, een bouwhoek, een knutselhoek etc. Ook in onze buitenruimte proberen we de verschillende leeftijdscategorieën en ontwikkelingsgebieden aan bod te laten komen. Net zoals binnen hebben we buiten verschillende activiteitenplekken; een groot speelplein dat grenst aan ons, bestaat uit
- 20 -
een klimtoestel, voetbalveld, tafeltennis, zandbak (onder toezicht), gymzaal (vanuit de school te bereiken) Er is ruimte om je terug te trekken, om te voetballen of andere balspelen te doen.
We vinden het belangrijk dat kinderen leren hun eigen keuzes te maken en verantwoordelijk en zelfstandig te zijn. We leren kinderen keuzes maken. Op de bso mogen kinderen kiezen wat ze willen doen en met wie ze willen spelen. Of ze naar buiten willen of dat ze liever binnen blijven spelen. Of ze alleen willen spelen of met meerdere kinderen. Voor kinderen die het lastig vinden om te kiezen, maken we de keuze gemakkelijker. We laten hen kiezen uit een beperkt aantal mogelijkheden. We verwachten van de kinderen dat ze helpen bij “klussen” zoals fruit uitdelen, drinken inschenken en opruimen. Wij zien erop toe dat ze het materiaal waarmee ze spelen zelf opruimen alvorens ze met iets nieuws willen gaan spelen. We bieden een uitnodigende omgeving: bijna alle materialen worden door de kinderen zelf gepakt. Uitzonderingen worden gemaakt voor gevaarlijke “materialen” voor activiteiten. Hoe ouder de kinderen worden, hoe meer verantwoordelijkheid ze krijgen. Dit gebeurt in overleg met ouders/verzorgers. Er worden afspraken gemaakt over bijvoorbeeld zelfstandig naar huis of naar een andere activiteit fietsen. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd. We vinden het belangrijk een evenwicht te vinden tussen het bieden van uitdaging en fysieke veiligheid. Het bieden van uitdaging lijkt soms in conflict te zijn met fysieke veiligheid. Met dit dilemma gaan we op de volgende manier om: Fysieke veiligheid vinden we zeer belangrijk. Maar er zijn verschillende soorten fysieke veiligheid. Je hebt ‘grote veiligheid’ die beschermd tegen brand en dood, ‘middelveiligheid’ die beschermt tegen ongelukken als benen breken en ten slotte ‘kleine veiligheid’ die beschermd tegen builen en schrammen. ‘Grote en gemiddelde veiligheid’ vinden we noodzakelijk. In het aanbieden van activiteiten en de activiteiten die de kinderen zelf kunnen ondernemen bewaken we deze twee vormen van veiligheid, waarbij we zonodig ingrijpen bij risicovolle situaties.
- 21 -
6.
Stimuleren van sociale competentie
We vinden het belangrijk dat kinderen leren om te gaan en samen te werken met anderen. Contacten tussen kinderen zijn vanzelfsprekend op een bso. Kinderen hebben er speelgenootjes en kunnen er sociale vaardigheden opdoen. Kinderen leren zich in een ander te verplaatsen, met elkaar communiceren, samenwerken, anderen helpen, voor zichzelf opkomen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. Kinderen zijn van nature sociale wezens, zoeken contact met elkaar, kijken naar elkaar, zoeken elkaar op. Maar het is niet zo dat samenspelen altijd vanzelf loopt. Interacties brengen ook risico’s met zich mee. Veel negatieve ervaringen in de omgang met andere kinderen kan de kans op ontwikkeling van agressiviteit of teruggetrokkenheid vergroten. De leidster speelt hierbij een belangrijke rol: zij heeft onder andere tot taak om interacties tussen kinderen in goede banen te leiden en mogelijkheden tot het ontwikkelen van sociale vaardigheden zo goed mogelijk te benutten. Jongere bso-kinderen vragen wat dit betreft op een meer directe manier aandacht van leidsters. Bijvoorbeeld hulp bij het mogen meedoen met een groepje kinderen of bij het helpen oplossen van een conflict. Voor de oudere kinderen is een leidster meer iemand bij wie ze hun verhaal kwijt kunnen, een klankbord en vertrouwenspersoon. Deze behoefte is vaak minder direct zichtbaar. Een leidster is er daarom attent op dat ze ook ondersteuning biedt aan de oudere kinderen. Dit gaat vaak op een indirecte manier.
De groepsleiding ziet dat een van de oudere kinderen (een meisje van 9) wat verloren rondloopt. De groepsleiding vraagt haar om te komen helpen met de afwas. Tijdens de afwas ontstaat een gesprek over hoe het die dag op school is geweest. Het meisje vertelt dat ze die dag een ‘conflict’ met een van de andere kinderen heeft gehad wat haar nog erg dwars zit. Samen praten ze hier nog even over. Als de afwas gedaan is gaat het meisje weer lekker spelen.
Hiernaast is de voorbeeldfunctie van bso-leidsters op het gebied van sociale vaardigheden van belang. Denk aan de manier waarop leidsters met elkaar omgaan en de manier waarop leidsters omgaan met problemen of knelpunten met de kinderen. Als iets niet mag, dan geeft de leidster altijd uitleg waarom iets niet mag. Uitleg wordt ook altijd gegeven op het niveau van de kinderen, zowel op fysiek niveau (op dezelfde hoogte gaan zitten) als op mentaal niveau (aanspreken op het niveau van de leeftijd van het kind). Wij vinden het belangrijk dat een kind onderdeel uitmaakt van een groep Kinderen die naar de buitenschoolse opvang komen, maken in principe onderdeel uit van een groep. In een groep zijn de verhoudingen tussen volwassenen en kinderen anders dan in een gezin. Alleen al door het feit dat er meer kinderen zijn, liggen de verhoudingen anders. Volwassenen zijn op een afstand aanwezig en de onderlinge relaties tussen kinderen nemen een belangrijke plaats in. Op een bso gaan de kinderen een groot deel van de tijd hun eigen gang, bso-tijd is immers vrije tijd. Er wordt veel aandacht besteed aan het scheppen van een gezellige
- 22 -
sfeer en een gevoel van gezamenlijkheid. Zo wordt er op de bso na schooltijd altijd gezamenlijk wat gegeten en gedronken en even bijgepraat. Aan verjaardagen wordt op gepaste en persoonlijke wijze aandacht besteed. Een groep stelt beperkingen aan een kind. Kinderen lopen tegen grenzen aan. Ze moeten leren om te gaan met behoeften en belangen van anderen. Het kind merkt dat de wereld niet om zijn individu draait. In een groep moet evenwicht zijn tussen ‘op jezelf zijn’ en ‘samenzijn’, tussen ‘er zijn’ en ‘meedoen’, tussen alleen en samen bezig zijn. Kinderen hebben soms behoefte om alleen te spelen, zich op een rustig plekje terug te trekken uit de groep, naar anderen te kijken of een beetje te dromen. Dit is prima. Kinderen kunnen hun eigen gang gaan, terwijl ze tegelijkertijd deel uit blijven maken van de groep. Ieder kind heeft de behoefte om als volwaardig lid van de groep geaccepteerd te worden. Op zijn/haar niveau voelt het kind zich betrokken bij dingen die in de groep gebeuren. Kinderen kunnen steun ervaren van andere kinderen. Ze kunnen elkaar aandacht geven, elkaar bevestigen, genegenheid tonen voor elkaar, voor elkaar zorgen. We stimuleren dit gedrag door niet meteen zelf in te springen in het contact tussen kinderen, maar ze hiertoe de ruimte te geven. Door samen te werken kunnen kinderen zaken voor elkaar krijgen. We kunnen dit stimuleren door, waar mogelijk tegemoet te komen aan een gezamenlijk verzoek (als kinderen bijvoorbeeld aangeven iets te willen bakken). We vinden het belangrijk dat kinderen zorg hebben voor het reilen en zeilen in de groep. Door kinderen binnen hun mogelijkheden verantwoordelijk te maken voor de sfeer in de groep, het welzijn van elkaar, en voor de klusjes (fruit uitdelen) die binnen een groep moeten gebeuren, geven we hen het gevoel dat ze belangrijk zijn en dat ze bij de groep horen. Betrokkenheid bij de groep houdt ook in het samen met de kinderen bespreken hoe het loopt op de groep, wat de knelpunten zijn, hoe deze opgelost kunnen worden, etc. Bij jongere kinderen betreft dit de bespreking van meer concrete onderwerpen.
Het is de leidsters opgevallen dat vooral op de kleuter wc-tjes het een puinhoop is elke dag. Er wordt niet doorgetrokken, er vallen rollen toiletpapier in de wc-tjes etc. De leidsters besluiten hierop om tijdens het drinkmoment met de kleuters dit te gaan bespreken. Er wordt uitgelegd wat er aan de hand is en vragen de kleuters mee te denken over een oplossing. We spreken nog eens precies door wat je allemaal doet als je naar de wc gaat. Je broek open, plassen, wc-papier pakken, afvegen, broek dicht, doorspoelen en je handen wassen. De kinderen denken hier ook zelf mee en dragen voorbeelden aan. Oudere kinderen krijgen meer ruimte om over de oorzaak van een probleem te brainstormen en hier een oplossing voor te vinden. Op een bso komen kinderen in aanraking met leeftijdsgenootjes, maar ook met jongere en oudere kinderen. De kinderen ontwikkelen zich, hun positie in de groep verandert. De
- 23 -
meeste kinderen groeien op van een van de jongste naar uiteindelijk de oudste van de groep. Wennen Als een kind nieuw in de groep komt, proberen we het wenproces zorgvuldig te bewaken. De kinderen kennen elkaar al goed, de bestaande groep kinderen is hecht. Het kan voor een nieuw kind moeilijk zijn om een plaatsje te veroveren in de groep, zeker omdat het vaak ook al doodmoe is na een dag op de nieuwe school. De leidster zorgt ervoor dat het nieuwe kind voldoende rust krijgt en dat er vertrouwen komt tussen de ‘zittende’ kinderen, het nieuwe kind en de leidsters. Als het nodig is ondersteunen we bij het maken van contact met andere kinderen. Met ouders maken we meestal de afspraak dat het kind in ieder geval een keer komt wennen. De eerste keer komt het kind met de ouders naar de bso om te kijken (intakegesprek), daarna mag het kind even blijven spelen om kennis te maken met de leidsters en de kinderen. We vragen de ouders hun kind eerder op te halen. Vooral bij de nieuwe kinderen vinden wij het contact met de ouders erg belangrijk. In de eerste weken besteden we hier dan ook extra aandacht aan. Wanneer een kind voordien al op het dagverblijf van Ester Gelsing Kinderopvang heeft gezeten, worden er vooraf wenmiddagen gepland. De leidsters van de dagopvang komt het kindje dan brengen, of andersom dat de leidster van de bso het kindje bij het dagverblijf op gaat halen. Kinderen die van het dagverblijf komen, hebben het “Dit ben ik boek” (kind volgsysteem), die stopt wanneer een kind 4 wordt en naar de basisschool gaat. In overleg met de ouders en om te zorgen voor een goede overdracht, wordt de laatste slotpagina, meegegeven naar de bso. We vinden het belangrijk om contact tussen kinderen en samenspel te bevorderen Op een bso komt een kind in aanraking met veel andere kinderen. Het kan kiezen uit verschillende speelkameraadjes. Samen spelen betekent samen praten, naar elkaar luisteren, overleggen, taken verdelen, samen plezier hebben, op elkaar wachten, delen etc. Als kinderen langere tijd bij elkaar op de buitenschoolse opvang zitten en een band kunnen opbouwen, vindt er meer en beter samenspel plaats. Ook een stimulerende houding en stimulerend gedrag van de leidsters is belangrijk om de duur en kwaliteit van het samenspel te bevorderen. Sommige kinderen kiezen er bewust voor om soms alleen te zijn. Dit kan en wordt door ons geaccepteerd. Als we het idee hebben dat een kind zich verveelt of geen aansluiting vindt bij de andere kinderen, moedigen we aan of dagen we uit om met een ander kind te spelen. Of we bieden op een andere manier ondersteuning bij het contact maken. Vindt het kind het moeilijk om contact te maken en heeft het wel behoefte aan samen spelen, dan beginnen we zelf met het kind met een activiteit. Eventueel proberen we na verloop van tijd andere kinderen bij deze activiteit te betrekken. Rollenspel en fantasiespel zijn favoriete bezigheden, ook van bso-kinderen. Op de bso geven we hiervoor veel ruimte.
- 24 -
Meestal ontstaat samenspel vanzelf. Loopt dit goed, dan houden de leidsters zich voornamelijk op de achtergrond. Zij beperken zich in eerste instantie tot het in de gaten houden wat er gebeurt en eventueel benoemen wat ze zien. Door zelf een activiteit of spel te beginnen, een suggestie te geven of mee te spelen, kan een leidster een spel op gang brengen, uitlokken, een extra impuls geven of uitbreiden. Leidsters houden telkens het samenspel en het contact tussen kinderen in het oog, om te kijken hoe het loopt en of er actie ondernomen moet worden. Als het echt uit de hand loopt of andere kinderen er last van hebben worden kinderen uit elkaar gehaald. Dit gebeurt pas nadat hierover een afspraak is gemaakt: “je mag samenspelen, maar als jullie weer zo´n lawaai maken haal ik jullie uit elkaar.” Samenspel kan ook worden beïnvloed door een of meerdere kinderen uit de situatie te halen, bijvoorbeeld ze te vragen te helpen bij een klusje. We houden goed in de gaten of kinderen geen dingen tegen hun zin doen, bijvoorbeeld omdat ze hiertoe gepusht/gedwongen worden door andere kinderen. Oudere kinderen kunnen worden gemotiveerd om beter samen te werken, door voorwaarden te stellen aan het uitvoeren van een activiteit die ze graag willen doen.
Drie van de oudere kinderen hebben gezamenlijk bedacht dat ze graag willen kleien. Een van hen komt vragen of dit mag. Met de leidsters worden duidelijke afspraken gemaakt over het klaarzetten, het gebruik van en het opruimen van het materiaal. Ze spreken elkaar hierbij ook op hun verantwoordelijkheden aan. We stimuleren kinderen om mee te doen met gezamenlijke activiteiten, zoals gezelschapsspelletjes, knutselen, buitenspelen etc. Deze activiteiten worden gedaan met een wisselende groepssamenstelling, met een grote groep of met kleine groepjes. De redenen voor gezamenlijke activiteiten zijn divers: kinderen vervelen zich of zijn druk, om ze af te leiden, op verzoek van de kinderen zelf, om andere kinderen de gelegenheid te geven om rustig te spelen of om de kinderen iets extra´s te bieden. Ook kan er een ¨praktische reden voor zijn, bijvoorbeeld met z´n allen buiten spelen als het mooi weer is zodat er binnen schoongemaakt kan worden. We vinden het belangrijk vriendschap tussen kinderen te stimuleren en te ondersteunen. Kinderen kunnen echte vriendschappen ontwikkelen. Sommige kinderen vinden ze aardig, andere niet. Vriendschappen zijn waardevol, ook voor de kinderen. Goed verlopende contacten tussen kinderen versterken het vertrouwen in zichzelf en in elkaar. Vriendjes en vriendinnetjes hebben samen veel plezier, leren elkaar aanvoelen, kunnen op elkaar bouwen, vinden steun bij elkaar. Bij jongere kinderen is vriendschap voornamelijk gebaseerd op samen doen, samen plezier hebben in activiteiten doen. Deze vriendschappen zijn meer inwisselbaar en veranderen dan ook nog regelmatig. Bij oudere kinderen is de vriendschap over het algemeen meer gebaseerd op vertrouwen, persoonlijkheid, identificatie. Er is bij oudere kinderen meer sprake van vaste vriendschappen die langer standhouden.
- 25 -
Vaak is er ook praktische reden tot vriendschap, kinderen die samen van dezelfde basisschool komen, gaan ook bij de bso bij elkaar zitten. Soms hebben deze kinderen op school niets met elkaar, maar zijn op de bso wel dikke vrienden, Kinderen die plezier in een bepaalde activiteit delen, zoeken elkaar om samen de activiteit te doen (bijvoorbeeld dansen,voetballen, computeren). Uit samenspel ontstaan vriendschappen. We stimuleren dit. We laten kinderen ontdekken wie ze leuk vinden en geven hen de kans om samen iets te gaan doen. Bijvoorbeeld om twee kinderen waarvan je weet dat ze elkaar erg aardig vinden mee te nemen om boodschappen te gaan doen. We vertellen ouders over de vriendschap, zodat de kinderen misschien thuis eens met elkaar kunnen spelen. Kinderen in de basisschoolleeftijd spelen veel in groepjes, bestaande uit jongens, uit meisjes of gemengd. Of jongens en meisjes gescheiden van elkaar spelen lijkt vooral afhankelijk van de toevallige groepssamenstelling op dat moment. De ene periode spelen jongens en meisjes sterk van elkaar gescheiden, een andere periode loopt dit meer door elkaar. Het vormen van groepjes betekent soms dat anderen, die niet bij het groepje horen, worden buiten gesloten. De leidster kan dit proberen op te lossen door het op een positieve manier te brengen: “jullie zijn zo leuk aan het spelen, Pietje wil graag mee spelen, mag dat?” Als de ‘klik’ er niet is met andere kinderen, zit er niets anders op dan het kind te stimuleren om aansluiting te zoeken bij een ander groepje en het kind hierin te ondersteunen. In dit geval geeft de leidster het kind extra aandacht, begint een activiteit met het kind, betrekt andere kinderen hierbij etc. Soms zijn vriendjes zo sterk op elkaar georiënteerd, dat het hinderlijk wordt voor andere kinderen. Ook komt het voor dat een vriendschap ongelijkwaardig is. In deze gevallen kan het nodig zijn het kind te stimuleren eens met anderen te spelen. Net zoals voorkeur voor andere kinderen, kan een kind een voorkeur hebben voor bepaalde leidsters. Dit mag en kan, maar wel binnen bepaalde grenzen. Er moet met respect met elkaar worden omgegaan en alle kinderen moeten zich houden aan fatsoensregels. Indien nodig wordt het kind hierop aangesproken. We vinden het belangrijk dat kinderen leren conflicten zelf op te lossen Soms botst het tussen kinderen (temperament), dat hoort bij contact maken. Conflicten zijn leermomenten en meestal komen kinderen er zelf wel uit. We vinden het belangrijk dat kinderen proberen zelf een oplossing te vinden voor hun conflict. Op deze manier leren kinderen het meest en bevorderen we het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid (ik kan voor mezelf opkomen, ik kan het zelf oplossen) Als zich een conflict voordoet, kijken we eerst hoe het conflict verloopt. We proberen niet te snel in te grijpen. Als de kinderen er zelf niet uitkomen, ondersteunen we bij het oplossen van ruzies. Hoe deze ondersteuning eruit ziet, hangt af van de situatie en de leeftijd van de kinderen. Bij jonge kinderen denken we mee over een oplossing en zijn we in de buurt als steun wanneer ze voor zichzelf op moeten komen. Hoe ouder de kinderen, hoe meer er met hen gepraat wordt over oorzaak en gevolg. We stimuleren het kind na
- 26 -
te denken over zijn eigen rol in het probleem of conflict. Eerlijk zijn hierover vinden we belangrijker dan de vraag wie de “schuldige” is, of wie wat “fout” deed. We grijpen in bij conflicten waarbij kinderen elkaar pijn doen, als de situatie erg ongelijkwaardig is. Bijvoorbeeld een groot kind dat voortdurend ruzie maakt met een jong kind of een kind dat telkens een ander kind pest of als de ervaring leert dat conflicten tussen deze twee kinderen gewoonlijk escaleren. We houden goed in de gaten dat een kind confrontaties niet keer op keer uit de weg gaat of opzoekt. Een kind wat minder weerbaar is, stimuleren we om voor zichzelf op te komen. Pesten We zijn erop alert dat kinderen niet worden buitengesloten van gesprek of spel. Pesten wordt zonder meer niet getolereerd. Als pesten zich toch voordoet dan bespreken we dit met collega’s. Indien nodig betrekken we ook de ouders van de pester en van het gepeste kind erbij om te overleggen waar het pesten vandaan komt en wat we aan de situatie kunnen doen. In principe zoeken we met de pester en het slachtoffer samen naar een oplossing. Het slachtoffer proberen we weerbaarder te maken door uit te leggen waar het pestgedrag vandaan kan komen en wat het kind kan doen als het gepest wordt.
- 27 -
7.
Normen en Waarden
We willen kinderen een aantal normen en waarden meegeven en gaan daarom op een bepaalde manier met kinderen om. De volgende pedagogische uitgangspunten vormen daarbij de basis: we bieden de kinderen, binnen de groep, vrijheid in keuze van spel en sociale omgang; we luisteren naar de wensen van ouders en kinderen; we bieden de kinderen een veilige en vertrouwde omgeving aan; we begeleiden de kinderen in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en stimuleren deze waar nodig; de kinderen hebben recht op eigen risico; wij, als leidsters, en de kinderen respecteren elkaars verschillen; we zijn alert op de sociale, emotionele en lichamelijke ontwikkeling van kinderen en geven eventuele zorgen daarover door aan de ouders of verzorgers. Er zijn binnen de bso regels die voor alle kinderen gelden en waarvan verwacht wordt dat ze nageleefd worden. Regels zijn nodig: je hebt nu eenmaal met meerdere kinderen te maken en om zo goed mogelijk rekening met elkaar te houden moeten er afspraken worden gemaakt. De kinderen hebben daarnaast ook vrijheden; ze kunnen zelf hun activiteiten kiezen en ze kunnen ervoor kiezen deze samen of alleen te doen. Kinderen hebben kortom rechten en plichten. Ze hebben recht op respect en aandacht voor de eigen persoon; recht op mogelijkheden tot ontplooiing; recht op het uiten van emoties; recht op een eigen mening etc. Daarnaast hebben kinderen ook plichten, zoals het respectvol benaderen van de medemens en het mede zorg dragen voor een fijne speelomgeving. Dit betekent bijvoorbeeld zowel het accepteren van veiligheidsmaatregelen als het accepteren van afspraken over het samenspelen met anderen. Afspraken met betrekking tot rechten en plichten kun je samen met de kinderen maken. Kinderen zullen zich beter aan gemaakte afspraken houden als ze er zelf een stem in hebben gehad. Belangrijk is dat we consequent zijn in het hanteren van de gemaakte regels. Dit schept duidelijkheid voor de kinderen. Regels van de bso over waarden en normen zijn o.a.: o boos worden mag, maar bij onenigheid wordt er geen lichamelijk of verbaal geweld gebruikt; o er dient zorgvuldig te worden omgegaan met spelmateriaal en spullen; o kinderen mogen zich niet zonder toestemming van de leidsters buiten het speelterrein van de bso begaan.
- 28 -
Binnen de bso zijn er opvattingen met betrekking tot het omgaan met kinderen die anders zijn. Als basisopvatting geldt: respect hebben voor elkaar. Dit komt naar voren in het voorbeeldgedrag van de leidsters; in hun houding, hun handelswijze wordt duidelijk dat ‘kinderen die anders zijn’ er bijhoren. Anders zijn kan juist een verrijking zijn van de omgeving, niet iedereen is hetzelfde, we kunnen wat van elkaar leren. We vinden het belangrijk dat kinderen leren waarden en normen van elkaar te accepteren (denk aan andere culturen, kinderen met een handicap).
8.
Verzorging van de kinderen
Op de bso besteden we aandacht aan voeding, veiligheid en hygiëne. Voeding We vinden het belangrijk dat kinderen in principe gezonde voeding krijgen. Als de kinderen uit school komen hebben zij vaak ook trek. Zodra alle kinderen op de bso zijn wordt er ranja gedronken en krijgen de kinderen een koekje, ontbijtkoek of rijstwafel. Er wordt op toegekeken dat iedereen in ieder geval wat drinkt. Later op de middag wordt er fruit gegeten. In vakanties en op lange middagen krijgen de kinderen wel eens ‘iets lekkers’ bij de broodmaaltijd, bij voorkeur gezond. Kinderen mogen geen meegebracht snoep van thuis of school op de bso opeten. Als een kind jarig is dan mag het trakteren met iets lekkers van thuis of van de bso. Als een kind vanwege zijn gezondheid (of allergieën) andere voeding moet krijgen dan op de bso beschikbaar is, wordt er in overleg met de ouders naar een oplossing gezocht. We hanteren richtlijnen voor het bewaren en bereiden van voeding en letten erop dat de kinderen en leidsters voor het eten hun handen wassen.
Zieke kinderen Wij zijn van mening dat een ziek kind in principe thuis moet zijn. We zullen dan ook in alle gevallen waarin kinderen ziek worden op de bso contact opnemen met de ouders. We hebben echter wel begrip voor situaties waarin het misschien niet altijd mogelijk is om een ziek kind meteen op te komen halen. Moet een ziek kind onverhoopt toch op de bso blijven dan is er de gelegenheid voor het kind om bijvoorbeeld rustig op een bank/zitzak te gaan liggen. Mocht er een ongeval gebeuren met een van de kinderen, dan wordt er in overleg met de ouders (als zij te bereiken zijn) de huisarts van het kind geraadpleegd, of in tweede instantie de huisarts van de bso (huisartsenpraktijk Kilder). Indien nodig gaan we samen met het kind naar de EHBO van het Slingeland-ziekenhuis. De bso heeft een taak in het signaleren van verwaarlozing of mishandeling van kinderen. We werken met de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Het personeel is
- 29 -
op de hoogte van de inhoud van de meldcode en heeft er een online cursus (in groepsverband voor gevolgd)
Veiligheid en hygiëne Uiteraard moet de bso veilig en hygiënisch zijn. Om hiervoor te zorgen volgen we de richtlijnen die volgen uit de methodes Veiligheidsmanagement (Stichting Consument en Veiligheid) en Gezondheidsmanagement (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid). Drie leidsters zijn in het bezit van de basiscursus EHBO en/of BHV en volgen de jaarlijkse herhalingslessen. Minimaal eenmaal per jaar wordt er een ontruimingsoefening gehouden.
Ten aanzien van het schoonhouden van ruimten, kleding en speelgoed zijn er afspraken gemaakt. De groepsruimte wordt eenmaal per week schoongemaakt door de schoonmaakster, de vloeren worden iedere dag door e leidsters geveegd en na een maaltijd, het keukenblok en het sanitair elke dag. Het speelgoed en de verkleedkleren worden periodiek schoongemaakt. Er wordt een schoonmaaklijst gehanteerd. De kinderen worden zoveel mogelijk gestimuleerd om zorg te dragen voor hun omgeving. We leren ze om zorgvuldig met de spulletjes om te gaan. Dit betekent dat we er gezamenlijk voor zorgen dat de ruimten en de spullen schoon en heel blijven. Zelfredzaamheid De kinderen worden, afhankelijk van hun leeftijd, zoveel mogelijk zelfstandig gelaten in het zorgdragen voor hun persoonlijke hygiëne. We vinden het belangrijk dat de kinderen schoon en verzorgd naar de bso komen en zorg (leren) dragen voor hun persoonlijke hygiëne. Zo letten we erop dat kinderen hun handen wassen na het toiletbezoek, na het buiten spelen en voor het eten.
- 30 -
9. Specifieke bso-zaken Vervoer De opvang vindt plaats in de school. Wanneer kinderen zelfstandig naar huis mogen fietsen of lopen worden hier formulieren voor ondertekend. In de vakantie worden kinderen door de ouders zelf naar de bso gebracht. Indien kinderen zelfstandig komen, wordt er ook een formulier ondertekend. Ouders moeten hun kind tijdig afmelden als het niet naar de bso komt. Bij ongemelde afwezigheid nemen de leidsters contact op met de ouders. Opvang tijdens schoolvakanties Op een vakantiedag worden kinderen tussen 7.30 uur en 9.00 uur gebracht en tussen 16.30 uur en 18.00 uur weer opgehaald. Bij halve dagopvang, is het haal- en breng moment tussen 12.30 en 13.00 uur. Verlengde opvang kan alleen in overleg. Voor de vakantie wordt een activiteitenprogramma bedacht. Tijdens de vakantieweek kunnen ouders het programma lezen dat bij de entree wordt aangegeven. We streven naar voldoende afwisseling tussen activiteit en rust. Ook maken we in de vakanties geregeld uitstapjes, bijvoorbeeld naar een speeltuin, de kinderboerderij of naar het bos. Weliswaar afhankelijk van de groepssamenstelling en de leeftijden. Dit wordt altijd duidelijk naar ouders toe gecommuniceerd. Externe contacten Ester Gelsing Kinderopvang neemt deel aan het Brede School Netwerk (gemeente Doetinchem). Als doel hebben we het samen bewerkstelligen van optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor alle kinderen. Deelnemende partijen zijn; Basisschool het Timpaan, Ester Gelsing Kinderopvang, Consultatieburo Yunio, Stichting IJsselkring, Kinderopvang Humanitas, Peuterspeelzaal HuppelINN. Regelmatig worden er gezamenlijke opvoedkundige vraagstukken tegen het licht gehouden en activiteiten ondernomen. In dat laatste geval kunnen ook de kinderen en/of ouders van BSO Laetare hieraan deelnemen.
- 31 -