Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014
Pedagogisch werkplan BSO Otje
Kindercentrum Otje Buitenschoolse opvang
Vastgesteld door: Simone Nederstigt Ingangsdatum: juli 2014 Revisiedatum: juli 2015 Versienummer: 1 Inhoudsopgave
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 1 Inleiding ............................................................................................................................................ 4 2 De locatie ................................................................................................................................... 4 2.1 Transparant .................................................................................................................................. 4 2.2 De Brede School .............................................................................................................................. 3 2.3 Verzorging/hygiëne ..................................................................................................................... 3 3 Randvoorwaarden..............................................................................................................................3 3.1 Groepsindeling ............................................................................................................................... 3 3.2 De groepen ..................................................................................................................................... 4 3.3 Stamgroep ....................................................................................................................................... 4 3.4 Ontdekken Op Andere Plekken (OOAP)............................................................................................ 4 3.5 Koppelen van groepen aan het einde van de dag.......................................................................... 5 3.6 Ruilen of extra opvang ..................................................................................................................... 5 3.7 Pedagogisch medewerker- Kind- Ratio (PKR).......................................................................... 5 3.8 ½ uurs-regeling of 3 uurs-regeling ............................................................................................ 5 3.9 Wennen .................................................................................................................................... 6 3.10 Afscheid...................................................................................................................................... 7 4 Middelen ....................................................................................................................................... 7 4.1 Dagindeling................................................................................................................................. 7 4.2 Huisregels ................................................................................................................................... 8 4.3 Observatiemethode............................................................................................................ 8 5 Pedagogisch handelen................................................................................................................... 8 5.1 Basisdoelen .............................................................................................................................. 8 5.2 De eetmomenten...................................................................................................................... 12 5.3 Veiligheid .............................................................................................................................. 13 5.4 Media gebruik................................................................................................................... 13 5.5 Normen en waarden.............................................................................................................. 14 6 Kwaliteit van de zorg .................................................................................................................. 15
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 6.1 Zieke kinderen...................................................................................................................... 15 6.2 Werving medewerkers ...................................................................................................... 17 6.3 Borging van 4-ogen principe binnen Otje......................................................................... 17 6.4 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling................................................................. 18 7 Samenwerking met ouders ................................................................................................. 19 7.1 oudercontacten................................................................................................................... 19 7.2 Oudercommissie.................................................................................................................. 19 7.3 Verwijzing naar protocollen en documenten...................................................................... 19
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 1 Inleiding Binnen de organisatie heeft Smallsteps één pedagogisch beleid gecreëerd voor alle labels die daar onder vallen. Iedere locatie heeft een eigen pedagogisch werkplan wat geschreven is op basis van locatie specifieke onderdelen.
2 De locatie De kindercentra van Smallsteps beschikken per kind over minimaal 3,5 m² bruto speel- en werkoppervlakte binnen en 3 m² op het buitenterrein. Het aantal groepen en de leeftijdsopbouw varieert per centrum. Op Otje hebben wij 4 BSO groepen. 2 groepen in de leeftijd 4-6 en 1 groep van 6 tot 8 jaar en een groep voor 7+ kinderen. Bij de inrichting van de groepsruimte vinden wij 2 dingen belangrijk: overzicht en uitdaging. Door het creëren van speel- en themahoeken bieden we de kinderen overzicht in de grote groepsruimte en uitdaging om zich verder te ontwikkelen. 2.1 Transparant Overzicht is zowel voor de pedagogisch medewerkers als voor het kind belangrijk, maar de mogelijkheid tot afzondering moet ook aanwezig zijn. Door het creëren van hoekjes en het werken met ruimtes die een speciale bestemming hebben, komen we tegemoet aan de behoefte van kinderen zich af en toe eens terug te trekken.
2.2 De Brede School Smallsetps Otje is onderdeel van Brede School Bornholm. Dit is een brede school in campusmodel. Doordat Otje zich op een scholeneiland is gevestigd werken de scholen en het kindercentrum nauw samen.
2.3 Verzorging/hygiëne Otje wordt dagelijks schoongemaakt. Zowel gedurende de dag, als buiten de openingstijden. Voor kinderen is vanuit hygiënisch en pedagogisch oogpunt een schone omgeving van groot belang. Bij de inrichting van de ruimtes wordt rekening gehouden met kinderen met allergieën.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 3 Randvoorwaarden 3.1 Groepsindeling Onze groepen zijn horizontaal ingedeeld. De zogenaamde horizontale groepen, zijn groepen waarin leeftijdsgenootjes bij elkaar op een groep verblijven. Op BSO Otje hebben wij dat onderverdeeld in 1 groep met 20 kinderen in de leeftijd van 4-5 jaar, een groep van 20 kinderen in de leeftijd van 5-6 jaar, een groep met 20 kinderen van 6 tot 8 jaar, een groep van 6 kinderen in de leeftijd van 7-9 jaar en een groep met 20 kinderen van 7 jaar en ouder. Dit biedt de volgende voordelen:
Kinderen groeien op met leeftijdsgenootjes. De activiteiten die aangeboden worden zijn veelal voor alle kinderen geschikt. Hierdoor ontstaat geen onderscheid in leeftijd. Voor de jongere kinderen kan een horizontale groep meer rust bieden. De medewerkers kunnen beter in spelen op het ontwikkelingsniveau van de kinderen en zich ook enigszins specialiseren in de bijzondere kenmerken en behoeften van de specifieke leeftijdscategorie. Het signaleren van ontwikkelingsachterstanden is wat eenvoudiger met een groep kinderen van dezelfde leeftijd. Kinderen hebben meer vriendjes in dezelfde leeftijd en kunnen daardoor mee spelen op hun eigen niveau. De jongste kinderen worden minder snel gedomineerd door de oudere kinderen. Ouders van kinderen in dezelfde leeftijd kunnen overeenkomstige ervaringen uitwisselen en makkelijker de problemen van elkaar herkennen.
3.2 De groepen 1. Vrolijke vlinders (4-5 jaar) Met 2 pedagogisch medewerkers 2. Brave Beren (5-6 jaar) Met 2 pedagogisch medewerkers 3. Kwakende kikkers (6, 7, 8 jaar) Met 2 pedagogisch medewerkers 4. Pittige Panda´s (7 t/m 9 jaar) 4. Koele krokodillen (7+ jaar) Met 2 pedagogisch medewerkers
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 3.3 Stamgroep Op Otje worden de kinderen opgevangen in een stamgroep. Dit is een vaste groep kinderen in een eigen groepsruimte die qua sfeer en inrichting bij hun leeftijd past. Aan het begin –en aan het eind van de dag worden kinderen in een andere ruimte opgevangen (zie 3.6) Elke groep kent een vast team van pedagogisch medewerkers, het streven is een vast team van maximaal vier medewerkers. Daarbij wordt gestreefd naar goed personeelsbeleid zodat een vaste pedagogisch medewerker bij o.a. langdurig ziekte of verlof structureel vervangen wordt. 3.4 Ontdekken Op Andere Plekken (OOAP) Kinderen krijgen binnen Otje structureel de gelegenheid om op vaste momenten deel te nemen aan activiteiten op andere groepen, in andere ruimtes, met andere kinderen en andere pedagogisch medewerkers. Het doel hiervan is om meer ruimte, meer keuzevrijheid en meer ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Deze werkwijze vraagt om een open, flexibele houding en oog voor de behoeften van elk individueel kind. Het uitgangspunt is 'het competente kind', de competente pedagogisch medewerker en de competente leidinggevende. Samen geven we actief vorm aan de uitgangspunten van ons pedagogische beleid, door na te denken over:
Uitbreiding van speelruimte, spelaanbod en leefwereld. Niet elke groep met dezelfde hoeken inrichten, maar hierin variëren. Wanneer kinderen op gezette tijden in andere groepen kunnen spelen wordt de speelruimte en het spelaanbod uitgebreid. Uitbreiding van onderlinge contacten tussen kinderen. Soms hebben kinderen weinig leeftijdsgenootjes in de eigen groep. Doordat kinderen uit verschillende groepen met elkaar spelen, worden meer onderlinge contacten mogelijk. Vertrouwdheid met het hele kindercentrum. Doordat kinderen ook in andere groepen spelen, worden ruimtes, pedagogisch medewerkers en kinderen van andere groepen ook vertrouwd. Hiermee hopen wij om meer continuïteit te bieden. Dit door minder inval medewerkers van buiten de locatie in te zetten, maar voornamelijk met de pedagogisch medewerkers van de eigen locatie het op te vangen. Hierdoor kunnen wij meer veiligheid en geborgenheid bieden voor de kinderen. Profiteren van talenten van de pedagogisch medewerkers. Door activiteiten te organiseren voor kinderen uit verschillende groepen, kunnen alle kinderen profiteren van de specifieke talenten van pedagogisch medewerkers.
3.5 Koppelen van groepen aan het einde van de dag Aan het einde van de dag sluiten wij met alle 3 de groepen gezamenlijk af. Tot 17.45/18.00 zijn er minimaal 2 pm-ers (dit hangt af van het kind aantal per dag), daarna voegen wij samen op 1 groep met één pedagogisch medewerker.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 In de vakantie openen we ook op 1 groep met één pedagogisch medewerker, om 08.00 of 08.30 komt daar dan een collega bij. In geval van calamiteiten is er nooit iemand alleen in het pand, er zijn altijd medewerkers aanwezig op het kinderdagdagverblijf. Tijdens de pauzes nemen de pedagogisch medewerkers zoveel mogelijk voor de koppelgroepen waar. De PKR (pedagogisch medewerker-kind-ratio) wijkt op deze momenten af. Wij beschrijven dit in de paragraaf 3.7 & 3.8 3.6 Ruilen of extra opvang Wij willen graag zo flexibel mogelijk opvang aan ouders aanbieden. Dat houdt in als kinderen een dag niet kunnen komen, zij de mogelijkheid krijgen om deze dag(en) te ruilen. Een kind kan alleen de dag ruilen of een extra opvang-dag afnemen als er daadwerkelijk plaats is op kindercentrum. Het kan zijn dat er op de stamgroep geen plek is om te ruilen of een kind extra op te vangen. Dan bekijken wij eerst de mogelijkheid om deze kinderen op de koppelgroep op te vangen. Wanneer dit niet mogelijk is bekijken wij de ruimte bij de andere groep. Wanneer wij een kind op een van de andere groepen plaatsen is dit altijd in overleg met de ouder en alleen als wij denken dat het kind dit emotioneel aan kan. Als kinderen een extra dag komen, tekent de ouder hiervoor, zodat het gefactureerd kan worden. Bij een ruiling of een extra dag afnemen op een andere groep tekent een ouder voor akkoord voor opvang op een andere groep dan de stamgroep. Wanneer kinderen een dag niet komen, vragen wij de ouders dit zo tijdig mogelijk door te geven. Wanneer wij weten dat er een kind niet aanwezig zal zijn, kunnen wij een ander kind de mogelijkheid bieden een ruildag of extra dag af te laten nemen. Ook kan hier, indien nodig, de personele planning op aangepast worden. Mocht een kind op het laatste moment niet komen door bijvoorbeeld ziekte, vragen wij de ouders ons voor einde schooltijd of in vakanties voor 09.30 uur in te lichten. Als de school is afgelopen en wij weten niet dat een kind afwezig is door ziekte, wordt er onnodig gezocht naar een kind. In de vakanties en op rooster vrije dagen beginnen wij om 09.30 uur met de dagopening. Dan is het prettig om te weten, dat een kind afwezig is of dat het misschien nog zal komen. Wanneer een kind om 10.00 uur nog niet aanwezig is, zonder berichtgeving, nemen wij contact op met de ouder om te informeren. 3.7 Pedagogisch medewerker- Kind- Ratio (PKR) De toewijzing van aantallen pedagogisch medewerkers aan de stam-/basisgroepen vindt plaats volgens de verhoudingen zoals die voortkomen uit de Regeling Kwaliteit Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Convenant Kwaliteit Kinderopvang en zoals die beschreven staan in het pedagogisch beleid. Wij kunnen dit ook berekenen aan de hand van een rekentool: www.1ratio.nl 3.8 ½ uurs-regeling of 3 uurs-regeling Aan het begin en einde van de dag zijn er minder kinderen aanwezig in het kindercentrum. Om voor een bepaalde flexibiliteit te zorgen, is de half-uurs regeling of drie-uursregeling van kracht. De eerste geldt tijdens reguliere schoolweken en de tweede geldt tijdens vakantieweken. Deze regelingen zijn alleen toepasbaar op bepaalde tijdstippen.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 Tijdens de schoolweken is het mogelijk dat ten hoogste een half uur per dag (niet aaneengesloten en na 17.00 uur) minder beroepskrachten worden ingezet dan volgens de PKR is vereist, maar nooit minder dan de helft van het benodigde aantal pedagogisch medewerkers. Is er in zo’n situatie slechts één pedagogisch medewerker in het kindercentrum, dan is er ter ondersteuning ten minste één andere volwassene aanwezig. Veelal zit er een vast patroon in het aantal kinderen m.b.t. de tijden van het halen en brengen. Wij turven minimaal eens per kwartaal om te kijken of wij niet afwijken van de gestelde normen. 3.9 Wennen Voor het wennen en afscheid nemen, nemen wij de tijd om zowel de kinderen op de groep als het betreffende kind voor te bereiden. Dit geeft de kinderen duidelijkheid en daarmee een gevoel van veiligheid. Tevens worden hierdoor de kinderen bij elkaar betrokken. 3.9.1 Eerste kennismaking/intakeprocedure Voordat een nieuw kind daadwerkelijk op de opvang begint, is er eerst een intakeprocedure. Deze bestaat uit een rondleiding en een intakegesprek. De rondleiding gebeurt vaak al voordat het kind is ingeschreven. De ouder(s) worden rondgeleid en krijgen informatie over de verschillende groepen, het beleid, openingstijden enz. Dit wordt gedaan door de locatiemanager of een van de (ervaren) pm-ers. Als het kindje geplaatst is, volgt er een maand voor de plaatsing een intakegesprek met de ouder(s) en één van de pm-ers van de groep waarin het kind geplaatst wordt. Aan de hand van een intakeformulier en een gesprek probeert de pm-er een beeld van het kind te krijgen. Er wordt gevraagd naar eetgewoontes, rituelen en de medische achtergrond. In dit gesprek krijgen ouder(s) ook informatie over het ritme op het kindercentrum en regels van het kindercentrum. Afsluitend aan het gesprek krijgen de ouder(s) een informatieboekje mee, zodat ze alles nog eens rustig kunnen nalezen. Ook worden er afspraken gemaakt voor het wennen van het kind. 3.9.2 Wennen op de groep Intern wenbeleid Bij de overgang binnen het kindercentrum naar een andere groep, krijgen kinderen de gelegenheid om te wennen. Dit kan van een peutergroep naar de BSO zijn. Maar ook bij doorstroom bij de onderlinge BSO groepen. Hierbij wordt er in overleg met de ouders een wen-schema opgesteld. Het is belangrijk dat de gegevens over het betreffende kind goed worden overgedragen naar de nieuwe groep. Extern wenbeleid Als een kind, van een andere basisgroep of voor het eerst op de BSO in een nieuwe basisgroep komt zal er extra tijd en aandacht besteed worden om hem/haar zich “thuis” te laten voelen. Wij stellen ons aan elkaar voor, nemen de regels en afspraken gezamenlijk nog eens door en maken tijd voor vragen en ideeën.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 Voor de kinderen die extra tijd nodig hebben om te wennen of intensiever begeleid moeten worden tijdens het wennen maken wij afspraken met de ouders. 3.9.3 Pedagogisch handelen tijdens wennen Het doel van de wenperiode is dat het kind zich veilig voelt in de nieuwe situatie en zich vrij gaat voelen om zich in de groep te voegen, te spelen en zich te ontwikkelen. Naast de opbouw in de tijd op de groep, is het begeleiden van de nieuwe kinderen van belang. Concreet betekent dit dat, naast het pedagogisch handelen beschreven in het beleid en werkplan. , de pm-ers aandacht besteden aan onderstaande:
De andere kinderen op de hoogte gebracht zijn van de komst van het nieuwe kind. Het kind wordt voorgesteld in de groep en de andere kinderen mogen aan het nieuwe kind vertellen hoe de dag verloopt, wat de afspraken zijn e.d. Dat de pm-ers tijdens de wenperiode continu contact houden met het kind. Zo zit de pm-er naast of dichtbij het wen-kind en zorgt voor oogcontact en positieve, bemoedigende woorden. En dat de pm-er het kind begeleidt tijdens vrij spel, gaat samen met het kind de ruimte verkennen en laat zien wat het waar kan doen. Ook gaat de pm-er een moment gericht met hem/haar spelen, zodat het ervaart wat spelen is en wat de afspraken zijn.
3.10 Afscheid Wij vinden het belangrijk dat er aan het eind van de dag een duidelijk afscheid tussen pm-er en het kind plaats vindt. Ook op vakantie- en rooster vrije dagen vinden wij het belangrijk dat er bij het brengen aan het begin van de dag een duidelijk afscheid tussen het kind en de ouder plaats vindt. Dit wordt tijdens de intake aan ouders toegelicht. 3.10.1 Dagelijks afscheid Aan het einde van de dag is het van belang dat een kind afscheid neemt door middel van een handje geven of bewust gedag zeggen tegen de pm-er. Zo weet de pm-er dat een kind is opgehaald en is er een duidelijk moment van afscheid voor het kind. Wanneer kinderen worden opgehaald door iemand anders dan hun eigen ouder(s) vragen wij de ouders dit vooraf kenbaar aan ons te maken. Wij geven nooit kinderen mee aan personen welke niet bij ons vermeld zijn. Wanneer er toch iemand anders is om het kind op te halen, zullen wij altijd eerst de ouder bellen om te verifiëren of het correct is dat het kind wordt op gehaald door iemand anders. Zonder akkoord van de ouder mag het kind niet mee. Als ouders in de ochtend binnenkomen tijdens vakantie- of rooster vrije dagen, worden ze altijd ontvangen door de groepsleiding, deze vraagt hoe het gaat en of er nog bijzonderheden zijn. Zo proberen wij ook de oudercontacten te stimuleren. Wij nemen altijd samen met het kind afscheid van de ouder. We zwaaien samen en benoemen ook dat de ouder weggaat, maar het kind ook weer komt ophalen. Als een kind moeite heeft met het afscheid nemen proberen wij het afscheid niet te lang te laten duren.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 De ouder mag natuurlijk naderhand altijd even bellen als het afscheid niet zo makkelijk is verlopen en hij/zij benieuwd is hoe het nu met het kind gaat. Natuurlijk mag een kind gewoon verdrietig of boos zijn als de ouder weggaat. Wij proberen het gevoel te verwoorden, troosten het kind en proberen het later af te leiden. De ervaring leert dat kinderen die verdrietig zijn bij het afscheid nemen vaak enkele minuten later al heerlijk aan het spelen zijn. 3.10.2 Afscheid nemen van de groep Hiermee bedoelen we het afscheid als een kind naar een andere groep gaat of de opvang verlaat. Op de dag dat het kind voor het laatst op de opvang is, wordt dat gevierd. De middag staat in het teken van het desbetreffende kind. Er wordt stil gestaan met de andere kinderen bij het afscheid en gezamenlijk wordt er gezongen en krijgt het kind de gelegenheid om eventueel een traktatie uit te delen. Als het kind naar een andere groep gaat wordt er met de ouder(s) en een pm-er van de nieuwe groep een overgangsgesprek gehouden. Hierbij worden eventuele bijzonderheden verteld over het kind. De pm-er van de nieuwe groep vertelt over de gang van zaken op de groep en ook de rituelen en regels.
4 Middelen 4.1 Dagindeling De middag ziet er globaal als volgt uit: 15.00-15.15 Kinderen worden gehaald van school. De oudere kinderen komen zelf naar de BSO 15.15-15.45 Drinken, fruit eten. 15.45-16.45 Tijd voor vrij spel, buiten spelen, gerichte activiteit en OOAP. 16.45 Koekje eten en limonade 17.00-18.30 De kinderen worden opgehaald. De indeling tijdens een vakantie- of rooster vrije dag ziet er globaal als volgt uit: 07.30-09.30 De kinderen worden gebracht 09.30-10.00 Drinken en koekje eten. 10.00-11.15 Tijd voor vrij spel, een activiteit, buiten spelen en OOAP. 11.30-12.30 Handen wassen, brood eten, melk drinken 12.30-14.30 Tijd voor vrij spel, activiteit, buiten spelen en OOAP 15.00-15.30 Drinken en fruit.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 15.30-17.00 Tijd voor vrij spel, een activiteit en/of buitenspelen, evt. verjaardag vieren. 17.00-18.30 De kinderen worden opgehaald. 4.2 Huisregels De huisregels worden onder andere gemaakt naar aanleiding van de Risico Inventarisatie. Deze vindt jaarlijks plaats. Dit geeft jaarlijks een aanvulling op de reguliere huisregels. Om die reden zijn de huisregels als bijlage 1 toegevoegd aan het pedagogisch werkplan. 4.3 Observatiemethode Op het kindercentrum worden observaties uitgevoerd. Uit een observatie kan blijken dat een kind achterloopt op bepaalde ontwikkelingsgebieden. Als wij ons zorgen maken over een kind bespreken wij dat eerst tijdens een werkoverleg met de locatiemanager. Wij maken daarbij afspraken over hoe wij ons handelen afstemmen op het betreffende kind. Indien gewenst vindt er aansluitend een observatie plaats en vullen wij daarbij de bijbehorende formulieren in. Mocht hier iets uitkomen, zal er in gesprek gegaan worden met de ouders. Wanneer de zorgen blijven bestaan, kan indien gewenst iemand van de pedagogische staf worden benaderd om ondersteuning te bieden. Vervolgens evalueren wij het effect van ons handelen en bepalen eventuele vervolg stappen. Wanneer het gaat om dingen als; het kind heeft moeite met bepaalde praktische handelingen, kunnen de pedagogisch medewerkers hier gerichte aandacht aan besteden. Wanneer het echt een ontwikkelingsachterstand betreft wordt door de pedagogisch medewerkers bekeken waar de mogelijkheden van het kind liggen. Wanneer blijkt dat een kind stagneert in de ontwikkeling, wordt er een gesprek aangevraagd met de ouders. Daarna kunnen er eventueel vervolgstappen worden ondernomen.
5 Pedagogisch handelen 5.1 Basisdoelen Smallsteps heeft een algemeen pedagogisch beleid, waarin 4 pedagogisch basisdoelen beschreven worden; - Het bieden van voldoende (emotionele) veiligheid voor het kind; - Het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen op persoonlijke competenties te ontwikkelen; - Het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen voor het ontwikkelen van sociale competenties; - Overdracht van waarden en normen. De 4 pedagogische basisdoelen zijn in 5 pedagogische middelen uitgewerkt:
5.1.1 De interactie tussen de pedagogisch medewerkers en het kind Emotionele ondersteuning Dit is de basis van elk handelen in ons kindercentrum. Kinderen moeten zich “thuis” voelen, moeten zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Pas dan kunnen ze zich verder ontwikkelen. Door middel van het geven van emotionele ondersteuning, leert een kind dat
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 zijn signalen en initiatieven worden opgemerkt, dat het serieus genomen wordt en de moeite waard is. De basis voor ontwikkeling wordt o.a. hierdoor gelegd;
Voorbeelden - Wij benutten en creëren kansen voor oogcontact en aandacht. - Wij verwoorden onze handelingen zodat de kinderen weten wat er gaande is en zich veilig voelen. - Kinderen worden begroet bij binnenkomst. Hun naam wordt daarbij genoemd. “Goedemiddag Karin, fijn dat je er bent”. - Wanneer wij (gericht) met een kind in gesprek willen gaan, gaan wij door onze knieën en praten met het kind op ooghoogte. - Tijdens het wennen geven wij extra aandacht aan het nieuwe kind en zijn/haar omgeving - Wij geven vaak complimenten en aanmoedigingen: “goed zo, ga zo door”. - Wij geven regelmatig een ‘aai over de bol’. - Wij bereiden de kinderen voor op wat er komen gaat: “over 5 minuten gaan wij opruimen”.
Respect voor autonomie ; Het tonen van respect voor de eigenheid van het kind, dat zelf iemand wil zijn en zelf de wereld wil ontdekken. Dit betekent dat wij het kind de ruimte geven zelf op ontdekkingstocht te gaan, op een veilige manier. Dat betekent onder andere dat wij zoeken naar alternatieven voor het kind als de situatie gevaarlijk of ongewenst kan zijn. Voorbeelden - Wij leggen kinderen uit waar het gevaar in zit en leren hen daarmee omgaan. - Wij maken gezamenlijk regels voor het stoeien, zodat de kinderen wel kunnen en mogen stoeien. - De kinderen hebben keuzevrijheid, waardoor zij zelf kunnen bepalen wat zij willen doen. - Kinderparticipatie, kinderen betrekken bij bepaalde beslissingen. - Wij denken in mogelijkheden als een kind iets wil.
Structuur bieden en grenzen stellen; Door situaties voor het kind te structuren en uit te leggen, krijgt het kind zicht op de situatie en kan er daardoor beter mee om gaan. Wij hebben de taak hen daarin te begeleiden, dit o.a. middels deze aspecten; - Wij bereiden kinderen voor op wat komen gaat; “We gaan over 5 minuten opruimen, omdat we dan aan tafel gaan voor het fruit”. - De regels binnen de groep zijn helder en worden regelmatig met de kinderen besproken.
Informatie en uitleg geven; Naar mate kinderen ouder worden gaan zij steeds meer vragen stellen om nieuwe inzichten, nieuwe kennis en nieuwe uitdagingen te ervaren. Dit gebeurt mede door hun zelfstandigheid en competentie te laten zien. Wij gaan hierop in door het kind de gevraagde kennis en inzichten bij te brengen en uitleg te geven. In de begeleiding van de kinderen staat dit aspect centraal. bijvoorbeeld: - Wij voeren gesprekken met kinderen, door actualiteiten uit het nieuws te bespreken; - Wij geven kinderen uitleg over het verkeer als wij van school naar de BSO lopen.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014
Ontwikkeling stimuleren; Door kinderen uit te dagen iets nieuws te proberen, zonder hen te overvragen, worden zij gestimuleerd om zich verder te ontwikkelen. Wij geven de kinderen suggesties om verder te komen in hun ontwikkeling door bijvoorbeeld; - “Misschien kun je het ook zo doen?”. - “Misschien kun je een vliegtuig maken, wat zou je nog meer kunnen doen en maken?”.
Het begeleiden van interacties tussen kinderen; Door bewust op leeftijdsniveau de interacties tussen kinderen te begeleiden, leren zij op een positieve manier samen te zijn en samen te werken. Enkele voorbeelden hiervan zijn; - Kinderen mogen zelf iets organiseren als zij dat willen. Als een kind een buitenspel wil doen, zeggen wij: “Dat is een goed idee, hoe wil je dat regelen, wat heb je nodig, ga het maar doen…”
5.1.2 Het groepsproces Op de BSO spelen zich gedurende de gehele dag groepsprocessen af. Het team hecht grote waarde aan sociale contacten tussen kinderen. Het groepsgevoel stimuleren we door het samen gezellig te maken. Hierdoor ontstaat een hechte groep met een duidelijke plek voor ieder kind. Ieder kind is een groepslid. We benoemen de eigen groepsnaam en de namen van de kinderen. Daarnaast vinden wij het belangrijk om tijdens een tafelmoment nieuwe ‘gezichten’ van kinderen of de pedagogisch medewerker voor te stellen. Belangrijke gebeurtenissen in het leven van de kinderen, zoals een geboorte of verhuizing beleven we met de groep door gesprekjes en activiteiten. De nadruk op samen doen, samen spelen, afstemmen en samenwerking geeft kinderen de gelegenheid zich te toetsen aan elkaar en van elkaar te leren. We zijn alert om contacten onderling te bevorderen en we stimuleren de kinderen om elkaar te helpen, te ondersteunen en rekening met elkaar te houden. Kinderen met verschillende gewoontes en/of culturen zijn bij ons welkom. We leren de kinderen dat er verschillen zijn en we proberen ze mee te geven dat ze trots mogen zijn op wie ze zijn en wat ze kunnen. We geven kinderen de gelegenheid zelf een keuze te maken waar ze mee willen spelen. Als een jongen graag met een pop speelt, spreken we bijvoorbeeld geen waardeoordeel uit. Stereotype/ rolbevestigend gedrag keuren we niet af, wel laten we regelmatig de andere kant zien. 5.1.3 Activiteiten Spelen is ontwikkelen, plezier beleven. Het spel van een kind wordt gestimuleerd door variatie te bieden en hun nieuwsgierigheid te prikkelen. Zoals te lezen in het dagritme zijn er vaste momenten op de dag waarin activiteiten aangeboden kunnen worden. De ene keer krijgen de kinderen ruimte voor vrij spel, de andere keer wordt er een groepsgerichte activiteit aangeboden, maar er kunnen ook activiteiten aangeboden worden aan een select groepje. Dit kan een leeftijdsgebonden activiteit zijn, maar ook een activiteit die vraagt om in
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 kleinere groepjes te werken. Wij proberen de kinderen te stimuleren in hun fantasie, door verschillende situaties te creëren. 5.1.4 Buiten spelen Zolang het weer het toelaat, gaan wij dagelijks even naar buiten. De invulling hier van kan variëren. Kinderen krijgen de mogelijkheid tot vrij spel, maar er worden ook gerichte activiteiten aangeboden. Kinderen kunnen bij het buitenspelen gebruik maken van de zandbak, fietsjes en buitenspeelgoed. Het speelplein van basisschool Klippeholm biedt voldoende ruimte voor verschillende spel vormen tegelijk. Bij lekker weer zetten wij regelmatig zwembadjes buiten met een laagje water zodat de kinderen lekker met water kunnen spelen. Wij vragen de ouders altijd zwemkleding mee te geven zodat kinderen ook nat kunnen worden. Als er geen zwemkleding voor handen is, mogen kinderen (indien zij dat zelf willen) in een reserve onderbroekje o.i.d. We stimuleren de eigen verantwoordelijkheid van kinderen waar mogelijk. Zo mogen kinderen van van de oudere groepen zelf bepalen bij aangenaam/ warm weer of zij wel of niet een jas aan willen tijdens het buiten spelen. Dit gebeurt binnen de kaders van verantwoordelijkheid. Bij de jonge groepen dragen de pm-ers deze verantwoordelijkheid nog. Wanneer kinderen naar de volgende groepen over gaan, krijgen kinderen een zelfstandigheidsformulier mee naar huis, hierin mogen ouders aangeven, welke vrijheden hun kind mag krijgen binnen de BSO. Ouders mogen hierin aangeven of zij akkoord gaan dat hun kind zelfstandig buiten mag spelen, zonder directe toezicht van een pm-er. 5.1.5 Thema’s Wij bieden kinderen regelmatig een thema aan. Deze thema’s worden vooraf onderling op het centrum afgesproken. Maar ook krijgen kinderen de vrijheid om soms een thema zelf te kiezen. Wanneer er na observeren wordt opgemerkt dat kinderen met een bepaald thema erg veel bezig zijn, is dit een mooi moment om er op in te steken en er een thema van te maken. Daarbij schenken wij ook nog aandacht aan de volgende (feest)dagen:
Pasen. Vaak verbinden wij het thema lente aan deze feestdagen. Koningsdag. Vader- en Moederdag. Hier wordt op school aandacht aanbesteed. Hierdoor zullen de kinderen niet bewust allemaal iets maken voor vader- of moeder dag. Het mag natuurlijk wel. Zomerfeest. 1x per jaar geeft de gehele Brede school een zomerfeest, waarbij alle ouders worden uitgenodigd. Hierbij worden activiteiten georganiseerd voor de kinderen en is er ruimte om met de pm-ers en andere ouders/buurtgenoten bij te praten in een ontspannen en ongedwongen sfeer. Sinterklaas. Er van uitgaande dat de kinderen thuis veel hebben en krijgen en daarnaast doorgaans ook op school een cadeautje ontvangen hebben wij ervoor gekozen om een
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014
gemeenschappelijk cadeau voor de locatie te geven. Dit creëert bovendien een gevoel van saamhorigheid en betrokkenheid. Kerst. Daarbuiten besteden wij jaarlijks aandacht aan verschillende thema’s zoals bv carnaval.
Er is niet altijd een thema aanwezig. Op school werken kinderen vaak al met thema’s. De BSO geeft kinderen daarin dan meer vrijheid om te knutselen naar eigen inzet. 5.1.6 Verjaardagen en feesten Wij vieren regelmatig feesten met de kinderen. Samen feest vieren legt de nadruk op het gevoel van verbondenheid met elkaar en de gezamenlijke vrolijkheid versterkt de onderlinge band. Het leuke van een feest is ook dat de dagelijkse gang van zaken onderbroken wordt. Bij feesten horen vaste gewoontes en gebruiken zoals versieringen, liedjes en vaak speciaal eten en drinken. Dit geeft de kinderen een gevoel van herkenning en verhoogt de sfeer. Het vieren van een verjaardag is heel belangrijk. Wij besteden hier uitgebreid aandacht aan en de jarige staat volop in de belangstelling. Er wordt gezongen en er is indien gewenst een mooie verjaardagsmuts voor de jarige. De jarige mag van thuis een traktatie meenemen. Een traktatie kan bestaan uit een klein presentje zoals een mooi potlood, een bijzonder gummetje, een leuk versierde banaan, een doosje rozijntjes enz. De verjaardag wordt met aandacht gevierd. Wij besteden aandacht aan de traktatie, laten de kinderen zien wat het is en stellen er vragen over, laten het kind zelf uitdelen. Als er snoep getrakteerd wordt, mag dit uitgedeeld worden, maar zullen wij het snoepgoed in de mandjes leggen om mee naar huis te nemen. De ouders kunnen dan thuis zelf bepalen of en wanneer het snoep aan het kind gegeven wordt. Wij geven er de voorkeur aan gezonde traktaties en dus zoveel mogelijk uit de snoepsfeer te halen. Dit geldt ook voor de eventuele traktatie bij een afscheid. 5.1.7 Verkleden Als kinderen zich willen verkleden, gebeurt dat altijd onder toezicht van een pm-er. Bij het aantrekken van verkleedkleren wordt in ieder geval altijd het ondergoed aangehouden, ook i.v.m. de hygiëne. Wij maken geen onderscheid tussen jongens en meisjes met betrekking tot verkleden. Jongens mogen prinsessenjurken aan en lippenstift/nagellak op en de meisjes mogen zich ook verkleden als soldaat of piraat. 5.1.8 Speelgoed van thuis Tijdens de roostervrije dagen of vakantiedagen mag er speelgoed van thuis meegenomen worden. De kinderen mogen hiermee spelen. Het meenemen van speelgoed is wel voor eigen risico. Wanneer kinderen portable spelcomputers meenemen, mag hier mee gespeeld worden, maar hierin hanteren wij wel begin en eind tijden en het gebruik is tevens ook voor eigen risico. Spelcomputers of andere apparaten waarbij foto’s of filmpjes gemaakt kunnen worden mag wel mee genomen worden, maar hier mag geen gebruik van worden gemaakt op de BSO.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 5.2 De eetmomenten De pm-er creëert een gezellige en rustige sfeer door met de kinderen te praten en de conversatie op gang te houden. De kinderen die snel klaar zijn met eten, wordt gevraagd netjes te wachten tot de andere kinderen ook klaar zijn. Kinderen die niet zo goed drinken worden positief gestimuleerd en aangemoedigd tijdens het eten. Wij dwingen kinderen niet om te eten dan wel te drinken en laten hen dan ook niet alleen aan tafel zitten. Het eten wordt gezien als een gezellige activiteit!
Verder hebben wij de volgende afspraken gemaakt om bovenstaande vorm te geven:
- Een huiselijke sfeer creëren. Dit doen we door de tafel gezellig te dekken, met alle kinderen aan tafel te gaan om te eten en gezellig met elkaar te praten. - Wij zitten zo aan tafel dat alle kinderen en pm-ers elkaar kunnen zien. - Geen muziek aan onder het eten, zodat er ook gezellig gepraat kan worden met elkaar en er geen afleiding is door muziek. - Kinderen smeren hun eigen boterham. - We beginnen gezamenlijk. - We helpen elkaar bij het doorgeven van bv. het beleg en boterhammen. - Er is ruimte voor communicatie onderling. - Er is geen dwang bij eten en drinken, maar we stimuleren kinderen wel daarin. - Drinken en eten wordt tegelijk aangeboden. Als een kind structureel slecht eet, maken we in overleg met ouders afspraken. - Er is vrije keuze in beleg. Omdat wij de kinderen bekend willen maken met verschillende smaken en de kinderen vaak een voorkeur hebben voor zoet, hebben wij de afspraak dat de eerste boterham met hartig belegd is en de tweede vrije keus. Binnen het hartige beleg hebben de kinderen verschillende keuzes. - De kinderen mogen maximaal 3 of 4 boterhammen als richtlijn, als blijkt dat een kind behoefte heeft aan meer, wordt er eerst overlegd met de ouders. - Na de eerste boterham stimuleren wij de kinderen om wat melk te drinken. - Kinderen vragen zelf om een volgende boterham: ‘mag ik alsjeblieft nog een boterham?’ Wij helpen hen daarbij. - Wij geven borden etc. aan en/of door aan elkaar en schuiven niet over de tafel met de spullen, zodat kinderen leren wat netjes is en betrokken worden bij elkaar.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 - Wij geven etenswaren aan elkaar door, zodat kinderen leren elkaar iets aan te geven en betrokken zijn bij elkaar. - Tijdens de maaltijd zit er altijd minimaal één pm-er aan tafel. - Op een leuke manier stimuleren we dat de kinderen netjes aan tafel zitten. Dat betekent bijvoorbeeld niet wiebelen op de stoelen, handen boven de tafel en van elkaars eten/drinken afblijven. Uiteraard wordt er gekeken naar de leeftijd van de kinderen en hoe lang er aan tafel wordt gezeten. Belangrijk is dat kinderen, als zij klaar zijn met eten nog betrokken blijven bij de maaltijd. De rol van de pm-er is hierbij van cruciaal belang, zo ook de manier waarop de kinderen worden aangesproken. - We stimuleren het eten van korstjes, maar verplichten het niet. - Extraatjes aan tafel zoals komkommer, mogen kinderen uit vrije wil bij het eten nuttigen, ook dit wordt niet verplicht. - Kinderen helpen bij het dekken en afruimen van de tafel. - We leren de kinderen ‘alsjeblieft’ en ‘dank je wel’ te zeggen. - De pm-er eet pedagogisch mee. De pm-ers eten geen andere etenswaren, zij geven het goede voorbeeld. 5.2.1 Keuze van de aangeboden voeding
Uit school bieden wij de kinderen fruit en limonade aan. Tijdens een broodmaaltijd eten we licht bruin brood. Bij het brood wordt halfvolle melk gedronken. Wij brengen variatie aan in het eten. De kinderen hebben keus uit verschillende soorten fruit en beleg. Verder hebben we in de vakantie periodes ook regelmatig kookworkshops, waardoor er meer variatie wordt aangeboden. Wij geven de kinderen minimaal 1x per dag vers fruit.
Wij houden ons uiteraard aan het individuele dieet van het kind. Zodra het dieet erg afwijkt van ons voedingspatroon dan vragen wij de ouders het dieetvoedsel mee te nemen naar de groep. 5.3 Veiligheid
Bij het naar buiten gaan, gaan er altijd 1 of meer pedagogisch medewerkers met de kinderen naar buiten. Op de Koele krokodillen en Kwakende kikkers zijn er kinderen die een zelfstandigheidformulier hebben, zij mogen zonder begeleiding buiten spelen. Wanneer er in de zomer met zwembadjes wordt gespeeld, heeft een kind altijd zwemkleding oid. aan.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 5.4 Media gebruik Afspraken:
De radio wordt niet gebruikt, ook niet op 100% NL of Skyradio. Radio met volwassen muziek communiceert snel dat het gaat om de pm-er en niet om de kinderen. Natuurlijk kun je eens een uitzondering maken door gericht met de kinderen te dansen op radio muziek, maar dan is het een activiteit die hooguit 5 minuten duurt en is de radio daarna ook weer uit. De cd-speler wordt alleen gebruikt voor kindermuziek. De TV is aanwezig op de BSO. Deze kan worden gebruikt op een lange BSO middag of tijdens een hele dag opvang. Dit is om een rust- of ontspanningsmoment voor de kinderen in de loop van de dag te bieden. Via de TV wordt ook gebruik gemaakt van een Wii, hierop mogen kinderen spelletjes spelen. Hier wordt wel een tijd aan verbonden, kinderen mogen maximaal 20 minuten met z’n 2-en op de Wii. De pm-ers mogen geen telefoon op de groep bewaren. Elke telefoon heeft tegenwoordig de beschikking over een camera. Naar aanleiding van het advies van de commissie Gunning, heeft de organisatie besloten dat de telefoons alleen in een kluisje bewaard mag worden. Wel hebben beide BSO groepen een mobiele telefoon. Deze wordt gebruikt voor afmeldingen en wanneer zij op uitstapjes gaan. Er worden alleen foto’s van de kinderen genomen met het fototoestel van de locatie. Wanneer ouders bezwaar hebben gemaakt tegen opnames maken van hun kind, zullen zij niet worden gefotografeerd of gefilmd. Telefoon, speelgoed of andere apparaten met opname apparatuur, welke zelf door kinderen wordt meegenomen, mogen niet voor opname doeleinden gebruikt worden. (met uitzondering voor het vastleggen van een verjaardag moment)
5.5 Normen en waarden Hieronder worden normen en waarden besproken welke als gevoelig ervaren kunnen worden, zodat wij allen dezelfde richtlijnen hanteren en er geen misverstanden over kunnen ontstaan.
Samen spelen, samen delen, samen opruimen. Elkaar geen pijn doen, voor groot en klein zullen wij aardig zijn. Zorgvuldig omgaan met elkaar, het speelgoed en de ruimte. Eerst opruimen voordat je met iets anders gaat spelen, zo leren de kinderen netjes om te gaan met alle spullen. Speelgoed compleet terug zetten, hoeken inrichten. Samen opruimen van de hoeken en het speelgoed, zo leren de kinderen ook iets voor een ander op te ruimen. Elkaar aanspreken op gewone toon (niet schreeuwen of gillen), naar elkaar toe lopen, vragen om iets, niet afpakken, niet schelden. Naar elkaar luisteren. Sorry zeggen, alstublieft, dankjewel, ‘mag ik’ en ‘wil je’.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 5.5.1 Afspraken onderling en met de ouders tav communicatie Wij geven zelf het goede voorbeeld voor de kinderen door altijd op een prettige, open en vriendelijke manier met elkaar te communiceren. 5.5.2 Pesten Bij gedrag wat niet genegeerd kan en mag worden, zoals plagen, pesten, buitensluiten, schelden, ongewenst taalgebruik of elkaar pijn doen, wordt er door de pm-er ingegrepen. Geduldig en vriendelijk, maar wel duidelijk wordt uitgelegd waarom iets niet mag. Bij herhaling of extreem gedrag wordt het kind even apart op bijvoorbeeld een stoel gezet. De sociale houding die het kind geleerd wordt, komt overeen met leeftijd en ontwikkelingsniveau. Kinderen leren het meeste van de oplossingen die ze zelf uitvinden. Dat geldt ook bij het oplossen van ruzies. Het is daarom niet verstandig om kinderruzies meteen te stoppen of de kinderen een kant en klare oplossing aan te bieden. Het helpt wel om kinderen steun te geven als ze er zelf niet uitkomen. Een voorstel om om-de-beurt met de pop te spelen of samen met alle poppen te spelen, kan kinderen helpen bij het oplossen van hun ruzie om de pop. De pm-ers handelen aan de hand van het protocol; ‘Pesten en weerbaarheid’. De is terug te vinden in de protocollen map op kantoor bij de locatiemanager. 5.5.3 Seksualiteit en intimiteit Omdat seksualiteit en intimiteit nogal waarde en cultuur gebonden is, hebben wij hierover afspraken gemaakt. Bij de intake wordt aan ouders verteld hoe wij hierover denken en welke afspraken wij hebben. Ouders wordt de gelegenheid gegeven hun mening te geven. Als deze heel afwijkend is, worden er gerichte afspraken gemaakt. Hieronder wordt kort de seksuele ontwikkeling beschreven en vervolgens worden onze afspraken over intimiteit, taalgebruik, toiletbezoek, voortplanting en zindelijkheid beschreven.
Ontwikkeling
Vanaf een paar maanden oud wordt een kind zich al bewust van het eigen lichaam. Het begint met het ontdekken van handen, voeten en wat je ermee kan maar op een gegeven moment komen ook andere lichaamsdelen aan bod. Dat is natuurlijk nog heel onschuldig, maar het is wel belangrijk hoe ermee wordt omgegaan. De seksuele ontwikkeling bij kinderen kent verschillende fases met verschillende kenmerken:
Kinderen tussen 4 en 8 jaar
- Spelen soms seksuele spelletjes zoals ‘vadertje en moedertje’ of ‘doktertje’. - Er ontstaat het begin van schaamtebesef. - Gaan veel vragen stellen over voortplanting.
Kinderen tussen 8 en 10 jaar
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 - worden voor het eerst verliefd. - seksualiteit wordt interessanter, kinderen gaan meer op ontdekking uit. - hebben vaak seksueel spel met andere kinderen, ook van hetzelfde geslacht.
Kinderen tussen 10 en 12 jaar
- Jongens krijgen hun eerste zaadlozing, meisjes hun eerste menstruatie. - Verliefdheden worden serieuzer, meer doelgericht en seksueler. - Gaan experimenteren met seksualiteit door bijv. masturberen.
Intimiteit
Op het kindercentrum wordt er geknuffeld met de kinderen. Kinderen zitten op schoot of worden getroost. -Als kinderen nieuwsgierig worden naar hun eigen lichaam of van dat van de andere kinderen en/of pm-er dan gaan wij daar zo normaal mogelijk mee om. Natuurlijk stellen wij wel grenzen om onszelf en de andere kinderen te beschermen tegen ongewenste intimiteiten. Een paar voorbeelden: - Als een kind aan het masturberen is, straffen wij het niet af maar geven alternatieven en afleidingen als: dat kan je beter doen als je alleen bent, dat is iets voor jezelf. Of leg je handen maar even op je knieën. - Als kinderen de verschillen tussen jongens en meisjes gaan opmerken, bijvoorbeeld tijdens een wc bezoek, gewoon benoemen. - Als een kind de pm-er aanraakt op intieme plekken, benoemen dat je dat niet fijn vindt. - Ook kinderen mogen het zeggen als ze een aanraking niet fijn vinden. - Kinderen mogen ‘doktertje’ spelen, de kleding blijft aan, trui mag wel omhoog om te ‘luisteren’ op de buik. -Wij geven de kinderen als zij dat willen een kusje op de wang.
Taalgebruik
Er zijn vele verschillende benamingen voor de geslachtsdelen van kinderen. Bij een meisje noemen wij het een plasser en bij jongens een piemel. Als kinderen van huis uit een ander woord meekrijgen, geven wij aan dat dat ook kan, maar dat wij piemel of plasser zeggen. Verder noemen wij de kinderen bij hun roepnaam en gebruiken geen koosnamen voor het kind. Dit vinden wij iets voor thuis.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 6 Kwaliteit van de zorg 6.1 Zieke kinderen Ieder kind is wel eens ziek. Het is soms moeilijk te beoordelen of je hem/haar thuis moet houden van de BSO. Kinderen kunnen plotseling ziek worden maar ook snel weer opknappen. De mate van ziek zijn kan bij kinderen snel veranderen. Een hangerige, wat koortsige peuter kan na even geslapen te hebben weer helemaal zijn opgeknapt. Maar een onschuldig lijkende verkoudheid kan snel verergeren. Reden genoeg om ziekte bij jonge kinderen serieus te nemen. Kinderen die ziek zijn, hebben behoefte aan een rustige, vertrouwde omgeving waar ze de nodige aandacht en verzorging kunnen krijgen. Deze vinden ze het liefst thuis. Op de BSO kan het kind niet goed meedoen met het groepsgebeuren en voor de pedagogisch medewerker is het onmogelijk om hun aandacht te verdelen tussen het zieke kind en de anderen in de groep. Als het kind een besmettelijke ziekte heeft of een andere aandoening die besmettelijk is, kan ook de rest van de groep worden besmet. Dit is vervelend, maar kan niet altijd worden voorkomen. Sommige ziekten zijn immers al besmettelijk voordat er symptomen optreden. Toch is het noodzakelijk dat kinderen met bepaalde symptomen niet worden toegelaten tot de BSO. De reden hiervoor is dat het risico op verdere besmetting extra groot is door de volgende factoren:
Kinderen spelen dicht op elkaar, waardoor ziektekiemen makkelijk overgedragen kunnen worden. Kinderen hebben nog niet voldoende begrip van hygiëne en vergeten nog vaak een hand voor hun mond te houden tijdens het niezen.
Wij volgen de adviezen en richtlijnen van de GGD op. Als wij gedurende de dag constateren dat het kind ziek is nemen wij contact op met de ouders en overleggen. Het kan zijn dat wij de ouders vragen het kind op te komen halen. Wij gaan uit van het standpunt dat een evt. doktersbezoek door de ouders gedaan wordt, behoudens acute gevallen. Pas wanneer het kind voldoende is uitgeziekt kan het weer naar de BSO komen. De periode van besmettelijkheid moet in ieder geval over zijn. Als het kind nog medicijnen gebruikt bij de hervatting van de opvang op het kindercentrum, verwijzen wij naar het medicijnprotocol. Het kan gebeuren dat het kind niet helemaal fit maar ook niet echt ziek is als het in de ochtend naar de BSO of school komt. Belangrijk is dan dat de ouder dit doorgeeft aan de pedagogisch medewerker van de groep, zodat zij het kind extra in de gaten kunnen houden en indien nodig contact op kunnen nemen met de ouders als het kind opgehaald moet worden. 6.1.1 Medicijngebruik In verband met allerlei wettelijke regelingen m.b.t. medisch handelen in kindercentra hanteren wij de volgende regel: In principe worden er in het kinderdagverblijf geen medicijnen toegediend aan kinderen. Mochten er toch medicijnen toegediend moeten worden, is dat sinds enige tijd vast gelegd in de wet BIG. Deze wet geldt voor eenvoudige medische handelingen en mag alleen verricht worden na
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 schriftelijke toestemming van de ouders. Als pedagogisch medewerker medicijnen zouden toedienen aan de kinderen zonder schriftelijke toestemming van de ouders, zijn zij strafbaar. Bij het toedienen van medicijnen wordt gewerkt volgens het protocol; Toediening Geneesmiddelen. Dit geldt zowel voor medicijnen op doktersrecept als homeopathische middelen en zelfzorgmiddelen. De medicijnen moeten, indien mogelijk, voorzien zijn van de naam van het kind, een bijsluiter bevatten en in de originele verpakking aangeleverd worden. Daar waar mogelijk wordt het medicijn thuis door de ouder toegediend. Dit geldt bijv. voor een medicijn dat 2 x per dag en niet tijdsgebonden gegeven moet worden. Als een medicijn toegediend moet worden op de kindercentrum, gelden de volgende afspraken:
Het medicijn zit in de originele verpakking. De originele bijsluiter is ingesloten. Op het etiket staan de naam van het kind en de dosering vermeld. Het medicijn valt binnen de houdbaarheidsdatum. De ouder geeft toestemming voor het toedienen van het medicijn middels het invullen en ondertekenen van een formulier. Op het formulier wordt vermeld om welk medicijn het gaat en hoe en wanneer het toegediend moet worden. De ouder geeft instructie over de wijze van toedienen. Als het toedienen van de medicatie bij het kind niet lukt, wordt de ouder hiervan op de hoogte gesteld. In alle gevallen waarin het beleid niet voorziet, en in twijfelgevallen, wordt besloten en gehandeld in overleg met de locatiemanager.
Allerlei middelen die niet aan bovenstaande criteria voldoen worden niet door ons toegediend. In het protocol: Toedienen geneesmiddelen, is nader omschreven en vastgelegd hoe wij omgaan met medicijngebruik in ons kindercentrum. 6.2 Werving medewerkers De werving voor nieuwe medewerkers volgen het traject omschreven in het ‘Beleid werving en selectie –HRM Alle medewerkers en stagiaires beschikken over een verklaring omtrent gedrag. Ook derden die wij in huren (binnen de gestelde openingstijden) dienen een verklaring te overleggen. Hierbij te denken aan b.v. de kapper. 6.2.1 Stagiaires Naast de pedagogisch medewerkers en locatiemanager hebben wij van tijd tot tijd stagiaires in dienst. Afhankelijk van het leerjaar mogen stagiaires de verzorging van kinderen overnemen. Wij streven naar één stagiaires per leerjaar per groep van een PW- Bol opleiding. Hiernaast hebben wij enkele snuffel en maatschappelijke stages per jaar. PW-BOL Stagiaires staan in principe niet alleen op de groep. Op basis van hun beoordelingen en hun stage duur (vanaf het 3e jaar) kunnen we besluiten om hen incidenteel in te zetten voor calamiteiten, werkoverleggen, kop en staart uren, ziekte en vakanties. Doorgaans zetten wij deze stagiaires in vanaf het moment dat zij “groen licht” hebben gekregen om af te studeren.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 BBL- stagiaires kunnen na een inwerkperiode worden ingezet in de groep als volledige kracht. Deze groep volgt een werken leren traject en is om deze reden eerder vakbekwaam. 6.2.2 Inval medewerkers Op elke stamgroep werken vaste pm-ers. Wanneer een medewerker ziek is of een vrije dag heeft, zal hiervoor inval geregeld worden. Wij proberen het zo veel mogelijk binnen het centrum op te lossen. Wanneer dat niet lukt beschikt onze regio over een invalpoule. Hier vanuit kunnen we invalmedewerkers inzetten op de locatie. Hierbij proberen we zoveel mogelijk dezelfde invallers te benaderen. Zij zijn bekend met de locatie, de kinderen en de werkwijze. De inval medewerkers proberen we zoveel mogelijk een tussen dienst te geven, zodat er altijd een bekend gezicht opent en sluit. Als er geen tussendiensten zijn die dag, is het streven dat de inval medewerker een late dienst draait, zodat er ’s morgens bij het afscheid voor de kinderen een bekend gezicht is. Wanneer een invaller nieuw op het centrum is, zal zij worden rondgeleid en ingelicht worden over de werkwijze en de rituelen die gedurende de dag plaats vinden. Tevens worden er heldere instructies en overdracht gegeven omtrent het afsluiten op de groep. 6.3 Borging van 4-ogen principe binnen Otje Wij hebben bij alle ruimtes glazen wanden naast de deur en tevens ook bij de sanitaire ruimte. De deuren van de lokalen hebben bijna allemaal ramen erin verwerkt. Op deze manier is onze locatie van binnen transparant. 6.3.1 Verschillende momenten van de dag Start van de dag: Wij halen gezamenlijk alle kinderen op uit de klaslokalen. De kinderen met een zelfstandigheidsformulier komen op eigen gelegenheid naar de BSO. Daar melden zij zich bij de pmer die de kinderen aan tafel ontvangt. Tijdens de vakantie opent één pm-er het eerste half uur van de dag de BSO. Om 08.00 uur begint de 2de pm-er. Door de transparantie van de binnen ruimtes is er voldoende zicht op de groep, tevens lopen er in deze periode continue ouders in en uit. Om 08.30 uur en/of 09.00 uur starten de andere collega’s. Pauze tijd: Tijdens de schoolweken hebben de pm-ers tussen de TSO en BSO pauze. Tijdens de hele dagopvang is er gelegenheid tot pauze tussen 12.30 uur en 15.00 uur. Er gaan maximaal 2 pm-ers tegelijk op pauze. Einde van de dag: Om 17.30 uur gaat de eerste pm-er naar huis, tijdens de hele dagopvang gaat de eerste pm-er om 16.30 uur naar huis.
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 Als een pm-er de hele dag alleen staat (i.v.m. een halve groep), roepen we de hulp in van een stagiaire of loopt de locatiemanager regelmatig naar binnen. Bij afwezigheid van de locatiemanager doen de naaste collega’s dat. Achterwacht regeling: Binnen Otje is geen achterwacht regeling nodig. Er is naast de BSO is er ook een KDV. Op de momenten wanneer er minder pm-ers aanwezig zijn binnen de locatie, is er nooit iemand helemaal alleen op de locatie. 6.3.2 Overig
Wij hanteren een open en professioneel werkklimaat, waarbij de drempel om elkaar op bepaalde gedragingen aan te spreken zo laag mogelijk is. Dit komt tot uiting door het onderwerp binnen de teamvergaderingen te bespreken, er is tijdens werkoverleg gelegenheid om feedback te geven aan de naaste collega’s, Wij werken met de Meldcode Huiselijke Geweld en Kindermishandeling en er is een protocol ongewenst gedrag, dit wordt regelmatig met de pm-ers besproken, zodat het bespreekbaar is en de routes welke bewandeld dienen te worden, bekend zijn. Wij streven ernaar om boventallig een extra paar ogen in te kunnen zetten. Dit doen we door middel van een stagiaire. De locatiemanager is 4 dagen in de week aanwezig op de locatie Ouders worden op de hoogte gesteld van het beleid, de Meldcode, Rapport Gunning. Zij krijgen daarbij de gelegenheid tot reageren. Er mogen geen eigen camera’s of telefoons op de groep aanwezig zijn.
6.4 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Binnen de organisatie werken wij met de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Elke pedagogisch medewerker handelt volgens deze Meldcode. De pm-ers zijn middels een teamvergadering getraind om te werken met dit protocol. Tijdens de teamvergaderingen wordt er regelmatig aandacht besteedt aan de borging van dit protocol. De locatiemanager is aangesteld als aandachtsfunctionaris. De Meldcode is terug te vinden in de protocollen-map van de locatie, deze is te vinden op kantoor. Op kantoor hangen tevens ook de routes welke aangeven hoe te handelen in welke situaties. Ook is de sociale kaart terug te vinden op kantoor.
7 Samenwerking met ouders 7.1 Oudercontacten Wij hechten groot belang aan de contacten met ouders en streven ernaar om door ouders gezien te worden als partners in de opvoeding. Dagelijks vindt er oudercontact plaats tijdens de haal- (en
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 breng)momenten. Tevens vindt er gedurende de BSO periode de mogelijkheid tot gesprekken plaats. Dat begint bij de kennismaking tijdens het intake gesprek. Om ouders meer mogelijkheden te bieden om in gesprek te komen met de pm-ers, wordt er ook 1x per jaar de mogelijkheid geboden tot een 10-min. gesprek. Dit kan middels een opgave formulier op de deur van de groep. Tevens vindt er 1x per jaar vindt er een ouderavond plaats en 1x per jaar het zomerfeest, welke in samenwerking met de overige participanten wordt georganiseerd.
7.2 Oudercommissie Otje heeft een Ouder Commissie (OC), zij komen 1x in de 6 weken bij elkaar. De ene keer komen zij tezamen als ouders, de andere keer voegt de locatiemanager zich bij de ouders aan tafel. Hier worden lopende zaken besproken, welke van belang zijn op de locatie. Tevens worden zij benaderd wanneer er binnen het beleid een verandering plaats vindt. Zij worden om advies gevraagd.
7.3 Verwijzing naar protocollen en documenten Binnen de organisatie maken wij gebruik van protocollen, formulieren en documenten.
Protocollen -Vervoer en uitstapjes Oktober 2014 -Slaaphouding, Inbakeren & Wiegendood Juli 2014 -Vermissing Juli 2014 -Pesten & Weerbaarheid Juli 2014 -Overlijden Juli 2014 -Anafylaxie & Koortsstuipen Juli 2014 -Ontwikkelingsproblemen Juli 2014 -Toedienen Geneesmiddelen Juli 2014 Formulieren -Anafylaxie -Koortsstuipen -GGG (Gebeurtenis-Gedrag-Gevolg)
Pedagogisch werkplan Otje – juli 2014 -Ontwikkelingsproblemen -Slaaphouding Documenten -Ziekte-, Hygiëne- & Ongevallenbeleid