vakblad voor schoolleiders
Pedagogisch Leiderschap: van controle naar visie Waar een kleine school groot in kan zijn Generaties in het onderwijs Groeien in leiderschap Schoolleidersregister voor professionalisering
8
november 2013, 7e jaargang
inhoud
08
rubrieken 04 Korte berichten 07
CNVStandpunt
13
Open Mind
16
Vraag & antwoord
21 Boeken 27
Column Dirk van Boven
30
Column Chris Lindhout
31
Korte berichten
2
november 2013
08 15 18 22 24 28
Pedagogisch Leiderschap: van controle naar visie De jaarlijkse themabijeenkomst van CNV Schoolleiders. Recensie: Opbrengst gericht leren, meer dan presteren Verbinding tussen opbrengstgericht en handelingsgericht werken. Waar een kleine school groot in kan zijn Basisschool Waardhuizen heeft veertig leerlingen. Het schoolleidersregister Om de beroepsgroep te versterken en te professionaliseren. Groeien in leiderschap Het ontwikkelen van een persoonlijke leiderschapsstijl. Generaties in het onderwijs Vaak zijn vier verschillende generaties gelijk aan het werk.
24 22 28
colofon
Direct is een uitgave van CNV Schoolleiders en is bestemd voor leidinggevenden in het primair en voortgezet onderwijs. Hoofdredactie: Robert Rob Bovee Pinter (tijdelijk) Redactie: Martin de Kock, Fokke Rosier, Wim Oostra, Henk Andeweg, Henk Chris Andeweg, Lindhout Chris Lindhout Eindredactie: Froukje Meerman Secretariaat: Sonia Piccirillo E-mail:
[email protected] Fotografie: Marjolein Bakker, Sonia Piccirillo Bureau CNV Schoolleiders PostbusCNV Bureau 2510Schoolleiders 3500 GM 2510 Postbus Utrecht E-mail: 3500
[email protected] Utrecht E-mail:
[email protected] Directieadvies leden CNV Schoolleiders: Ed Weevers leden CNV Schoolleiders: Directieadvies (030) Ed Weevers 751 10 04 (030)
[email protected] 10 04 E-mail: E-mail:
[email protected] Advertenties: Recent BV (020) 330 89 98Recent BV Advertenties:
[email protected] (020) 330 89 98
[email protected] CNV Schoolleiders Ledenadministratie CNV Schoolleiders Ledenadministratie
[email protected] [email protected] (030) 751 10 03 (030) 751 10 03 Opmaak: FIZZ marketing & communicatie, Meppel Druk en afwerking: Opmaak: FIZZ marketing Ten Brink, & communicatie, Meppel Meppel (0522)en Druk 24afwerking: 61 62 Ten Brink, Meppel (0522) 24 61 62 Direct is het officiële orgaan van CNV Schoolleiders. Sinds november 2010orgaan is er devan mogelijkheid Direct is het officiële CNV Schoolleiders. om een Sinds los abonnement november 2010 te nemen is er de op mogelijkheid Direct. De kosten om een zijn abonnement € 46,00 per jaar voor 8 op nummers. Hiervoor los te nemen Direct. De kosten is geen lidmaatschap van8CNVS vereist. Bij een zijn € 46,00 per jaar voor nummers. Hiervoor lidmaatschap van CNVvan Schoolleiders is toezending is geen lidmaatschap CNVS vereist. Bij een van het blad inbegrepen. lidmaatschap van CNV Schoolleiders is toezending van het blad inbegrepen.
directief
Ons jaarlijks evenement is net achter de rug. Hier werd mij opnieuw duidelijk hoe de aanwezige schoolleiders hunkeren naar visie en mogelijkheden om aan pedagogisch leiderschap uitvoering te geven. Uiteraard berichten wij in deze editie uitgebreider over onze bijeenkomst van 7 november. Terugkomend op de meningen van schoolleiders; graag zien wij dat meer leden van CNV Schoolleiders dit blad als forum voor meningen en discussies gaan gebruiken. Laat dit een oproep daartoe zijn! U kunt uw input delen via
[email protected]. In deze nieuwe editie van Direct vindt u, zoals u van ons gewend bent, een mengelmoes van artikelen, columns en meningen van en voor u als leidinggevende of belangstellende in het onderwijs. Rest mij niet anders meer dan u veel leesplezier en ontspanning toe te wensen bij het lezen van Direct nummer 8. Ik hoop dat u deze editie met net zo veel plezier leest als waarmee wij als redactie dit nummer voor u gemaakt hebben. Namens de redactie, Robert Pinter
november 2013
3
korte berichten Ervaringen experiment flexibilisering onderwijstijd Onlangs is de Monitor Experiment Flexibilisering Onderwijstijd (tweede meting) van Regioplan verschenen. Deze monitor geeft de ervaringen weer van de twaalf scholen die meedoen aan het experiment, waarin ook lesuren gegeven tijdens de zomervakantie meetellen voor het verplicht aantal uren onderwijstijd. Net als bij de eerste meting zijn de resultaten van het experiment overwegend positief. De inspectie kan in dit stadium nog geen uitspraken doen over de effecten op de kwaliteit van het onderwijs. Wel blijken de leerlingen allemaal ruim voldoende lessen te krijgen.
Ouders zijn zeer tevreden over de toegenomen flexibiliteit per dag, per week en per jaar. Ook het personeel van deze scholen is voor het merendeel tevreden. Een meerderheid ziet voordelen voor zichzelf en voor de leerlingen. Wel maakt het personeel kanttekeningen met betrekking tot de gevolgen van het meer flexibel werken voor de pauze en de werkdruk. Een erg belangrijk aandachtspunt zijn de hogere kosten van het werken met flexibele tijden door de flexibele inzet van het personeel en de hogere kosten van huisvesting. Het komend jaar is het derde en laatste jaar van het Experiment Flexibilisering Onderwijstijd.
Jaarplan Onderwijsinspectie De Onderwijsinspectie heeft voor het jaar 2014 een jaarwerkplan samengesteld. Een belangrijke verandering is dat de Onderwijsinspectie een gedifferentieerd toezicht gaat ontwikkelen. Dat betekent dat ze het basistoezicht uitbreidt met goed en excellent. De Onderwijsinspectie heeft een aantal onderzoeksvragen geformuleerd die zij in 2014 onderzoekt. Zo kijkt de inspectie naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de schoolloopbaan van
alle leerlingen en het laten stijgen van de sociale kwaliteit van het onderwijs. Het zittenblijven in het voortgezet onderwijs, de opstroom en afstroom van leerlingen zijn onderzoeksvragen en ook Passend Onderwijs is opgenomen in het jaarwerkplan van de Onderwijsinspectie. Tevens is de kwaliteit van de leraren in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar en hoger beroepsonderwijs een belangrijk thema.
Volg ons op Twitter CNV Schoolleiders is actief op Twitter. Volg @schoolleiders om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws van CNV Schoolleiders.
4
november 2013
Kluwer verhoogt abonnement met 45 procent zonder toelichting Aan het begin van het cursusjaar 2013-2014 werd ik onaangenaam verrast door een verhoging van de abonnementsprijs van Basisschoolmanagement, uitgegeven door Kluwer. Bij toeval kwam ik erachter dat de prijs zonder nadere toelichting was verhoogd met 45 procent. Ik vond dit buitenproportioneel, als abonnee, maar ook als uw vertegenwoordiger. Immers kwamen CNV Schoolleiders en Kluwer eerder overeen dat leden van CNV Schoolleiders een korting kregen op het abonnement. In mijn rol als secretaris/penningmeester van CNV Schoolleiders vroeg ik Kluwer om uitleg. Kluwer volstaat met de
uitleg dat ontevreden abonnees zich wel melden en uiteraard het abonnement dan kunnen beëindigen. Kluwer blijft bij het uitgangspunt om hierover geen nadere informatie richting abonnees te verstrekken, ook niet op uitdrukkelijk verzoek van CNV Schoolleiders. CNV Schoolleiders meldde Kluwer dan zelf haar leden te informeren. CNV Schoolleiders betreurt de gang van zaken zeer en laat uiteraard aan elke abonnee het recht om wel of niet akkoord te gaan met deze verhoging. R.J. Bovee Secretaris/penningmeester CNV Schoolleiders
Lerarenagenda gepubliceerd De Lerarenagenda is in oktober 2013 gepubliceerd samen met de hoofdlijnenbrief Lerarenregister. Begin november 2013 begonnen de besprekingen in de Tweede Kamer. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap maakte de website www.lerarenagenda.nl, waar u kunt meepraten over de inhoud van deze agenda. De Lerarenagenda loopt chronologisch langs de loopbaan van de leraar, beginnend bij de lerarenopleiding en de pabo. Er komen extra instroomeisen ten aanzien van de kennis voor de tweedegraadsopleiding. Er wordt ook een onderzoek gestart om te onderzoeken of selectie aan de poort op geschiktheid voor het lerarenberoep mogelijkheden biedt. Het invoeren van de kennisbasis en kennistoetsen bij de lerarenopleidingen wordt afgerond en er komt een onderzoek naar de relatie opleidingsschool en hogeschool. Deze samenwerking moet verbeteren. Alle scholen moeten een degelijk inductieprogramma ontwikkelen voor startende leraren. De school neemt dit op in het HR-beleid van de school. Deze verplichting wordt vastgelegd in de cao’s. Het is de bedoeling dat scholen zich ontwikkelen naar professionele leergemeenschappen, waarvan peerreview, professionele ruimte, het vormgeven van een aantrekkelijke leeromgeving en het voeren van functioneringsgesprekken onderdeel zijn.
advertenties
VRAAG VRIJBLIJVEND EEN PROEFEXEMPLAAR AAN VIA ONZE WEBSITE. T. 050 - 549 11 05 E.
[email protected]
www.rapportomslagen.nl november 2013
5
Nieuwe website www.cnvs.nl online! Onderwijs is iedere dag anders. Juist als schoolleider is het belangrijk om op de hoogte te blijven van de actualiteit. In deze dynamische omgeving kunt u wel een partner gebruiken. Iemand waar u op terug kunt vallen voor de laatste informatie, inzicht in juridische zaken en voor een breed netwerk aan collega professionals. Niet alleen voor uw school, maar ook voor uw eigen belang als werknemer. Wij staan voor u klaar!
CNVStandpunt Akkoorden op de werkvloer Rob Bovee, bestuurslid CNV Schoolleiders
In hoofdstuk 6 van het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ (oktober 2012) wordt gesproken over ‘van goed naar excellent onderwijs’. De PvdA en VVD willen met onderwijs en wetenschap tot de top vijf van de wereld horen. “De kwaliteit van de man of vrouw voor de klas of in de collegezaal is daarbij van doorslaggevende betekenis. Kwaliteit die staat of valt met opleiding en selectie van leraren en van schoolleiders en bestuurders die hun medewerkers stimuleren, belonen en zonodig sanctioneren. Dit zijn de mannen en vrouwen van wie we het moeten hebben.” In hen willen de PvdA en VVD investeren. In april van dit jaar werd een sociaal akkoord gesloten met de slogan ‘Meer werk, meer zekerheid’. De PvdA en VVD zijn met de sociale partners een mix van maatregelen overeengekomen om economisch herstel op korte termijn te stimuleren en de arbeidsmarkt aan te passen aan de wensen en eisen van de 21ste eeuw. “Daarbij wordt gekozen voor een actievere aanpak om werkloosheid te voorkomen en mensen van werk naar werk te helpen, het liefst vóór ze in de WW komen.” In september werd in de Pensioenkamer een akkoord bereikt tussen de overheids- en onderwijswerkgevers, verenigd in het Verband Sectorwerkgevers Overheid (VSO) en de vakbonden. Met de bonden is afgesproken dat de verhoging van de pensioenleeftijd al in 2014 zal leiden tot lagere premies. In september sloten het kabinet en de Stichting van het Onderwijs een Natio-
naal Onderwijsakkoord voor meer banen en vrijheid en minder werkdruk en rompslomp. Werkgevers en werknemers in het onderwijs vullen de modernisering van de arbeidsvoorwaarden in op de caotafel. Uitgangspunt daarbij is dat onderwijspersoneel vanaf de eerste aanstelling tot aan de pensionering optimaal blijft participeren in het onderwijsproces en duurzaam inzetbaar is. Het akkoord van PvdA en VVD met een paar oppositiepartijen om wetgevingstrajecten door de Eerste Kamer te loodsen, laat ik hier maar even buiten beschouwing. Op dit moment is de CAO-PO 2013 van kracht voor het primair onderwijs en is het traject gestart op weg naar de nieuwe CAO-PO 2014. De vakbonden onderhandelen met de PO-Raad. In deze cao zijn zaken als arbeidsduur, verlof, reiskostenvergoedingen, professionalisering en de functiemix geregeld. Over de loonontwikkeling en de bovenwettelijke regelingen bij ziekte en werkloosheid onderhandelen de vakbonden nog met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De CAO VO 2011-2012 is geldig vanaf 1 augustus 2011 tot het moment dat de VO-raad en vakbonden een nieuw akkoord sluiten. De cao werd
‘Kinderen kom ik nauwelijks tegen in deze akkoorden’ in mei 2011 afgesloten. Medio april 2013 liepen de onderhandelingen stuk. De vakbonden hebben daarop actie gevoerd. Partijen laten weten de gesprekken de komende tijd te willen voortzetten. Op één pagina één jaar ‘akkoorden’. Bij elk akkoord vraag ik mij af wat ik hiervan nu precies zal merken op de werkvloer. ‘Kinderen’ kom ik nauwelijks tegen in deze akkoorden. Bij de cao’s zullen wij onze invloed als schoolleiders zo groot mogelijk laten zijn in de wetenschap dat ook hier akkoorden worden gesloten. CNV Schoolleiders organiseerde begin november de jaarlijkse bijeenkomst voor de leden met als thema ‘Pedagogisch leiderschap’. Toen was ik bij de les, want het ging ergens over waar ik op de werkvloer meteen mee uit de voeten kan. Dat zal met al die akkoorden nog moeten blijken.
november 2013
7
Themabijeenkomst CNV Schoolleiders
Pedagogisch Leiderschap: Robert Pinter, de nieuwe voorzitter van CNV Schoolleiders, heeft op 7 november zo’n tweehonderd schoolleiders en leidinggevenden welkom geheten in congrescentrum De Hommel in Utrecht, waar de jaarlijks terugkerende themabijeenkomst plaatsvond. Redacteur Martin de Kock doet verslag.
R
ond het thema ‘Pedagogisch Leiderschap, van controle naar visie’ gaven sprekers Ruud Veltenaar en Bob van der Meer inleidingen. Daarnaast konden de deelnemers tijdens diverse workshops stilstaan bij de pedagogische opdracht die de schoolleider met het team in de school heeft. Mindset Veltenaar legde als filosoof en ‘bevliegereraar’ de lat hoog in zijn betoog over de toekomst van het onderwijs. Hij ging de uitdaging aan om aanwezigen met een andere mindset te laten kijken naar de snelle technologische ontwikkelingen en de betekenis hiervan voor het onderwijs van vandaag en morgen. Op zijn vraag bij de opening, wie in de zaal dacht dat de wereld binnen tien jaar radicaal verandert, stak zo’n 15 procent een hand op. Na afloop was er geen tijd meer voor een herhaling van de vraag, maar het kon niet anders, dan dat het percentage opgestoken handen verveelvoudigd was. In de tussentijd liet Veltenaar verwondering
Appearing Real) gestalte krijgt in verkeerde aannames die bewaarheid worden. Deze angst, veroorzaakt door onzekerheid over veranderende omstandigheden, is echter een gegeven dat zo allesomvattend is als de zwaartekracht. Meer dan ooit moet bij een veranderende samenleving en wereld met snelle en veelvuldige contacten de vraag worden gesteld, waartoe de school dient. In de afgelopen honderd jaar diende de schoolomgeving in de ogen van velen ervoor om toekomstige werknemers aansluiting te laten vinden op de bestaande arbeidsmarkt, zodat er een zo hoog mogelijke, zich steeds ontwikkelende welvaart kon worden bereikt. De rek van welvaart is er bijna uit, getuige de voortdurende economische crisis en uitputting van delfstoffen. De verwachting
ontstaan over verandering die komt, waarbij gevoelens van nieuwsgierigheid strijden met die van onzekerheid over de impact ervan op onder andere het onderwijs aan de huidige en toekomende generaties kinderen. Met een niet aflatend enthousiasme nam Veltenaar zijn gehoor mee in de menselijke reactie op vernieuwing en technologische ontwikkeling in het dagelijks leven. Hierbij stelde hij het begrip FEAR centraal. Veel mensen zien modernisering vanuit bestaande kaders met de nodige argwaan tegemoet. Deze argwaan wordt getekend door angst, waarbij FEAR (False Expectations
8
november 2013
Foto: Sonia Piccirillo
‘Van kinderen die op dit moment scholen bezoeken, gaat 60 procent werken in beroepen die nog niet bestaan’
THEMA
Pedagogisch Leider schap
van controle naar visie
Welzijn Redeneren vanuit een gerichtheid die opwinding, bereidheid en openheid voorstaat (Feeling Exited And Ready), verlegt
de focus en raison d’etre van scholen. In plaats van welvaart wordt welzijn de succesfactor in het leven van kinderen. Dat deze gerichtheid op welzijn al volop is ingezet, illustreerde Veltenaar met lopende experimenten, waarbij nu reeds succesvol organen van zoogdieren met een 3D-printtechniek worden opgebouwd. Een ontwikkeling die uiteindelijk zal leiden tot de mogelijkheid essentiële menselijke organen tijdig te vervangen. Dat wordt nodig, omdat de levensverwachting van mensen exponentieel stijgt. Veel van de meisjes die in 2013 worden geboren, zullen ouder worden dan honderd jaar. Een bijdrage aan collectief welzijn maakt leerlingen ook gelukkiger dan een exclusieve gerichtheid op persoonlijke welvaart. Radicaal anders Naast een paradigmashift op het gebied van bestaansgrond van scholen, verwacht Veltenaar ook dat de manier waarop onderwijs wordt vormgegeven radicaal verandert. Er groeit nu een generatie op, waarvoor techniek en voortdurend beschikbare informatie vanzelfsprekend is. De veelal wat beperkte bereidheid van huidige scholen en opvoeders om nieuwe technologie met
Nieuwe voorzitter Robert Pinter opent de themabijeenkomst.
Foto: Sonia Piccirillo
is dan ook dat een gerichtheid op grotere welvaart de kinderen van vandaag niet brengt, waar de generaties hiervoor wilden uitkomen. De mythe, die door velen nog voor waar wordt gehouden, dat wie het goed doet op school later maatschappelijk succes heeft, gaat niet langer op. Van kinderen die op dit moment scholen bezoeken, gaat 60 procent werken in beroepen die nog niet bestaan. Met een voortdurende gerichtheid van scholen op een voorspelbare toekomstige rol of toekomst, nemen we leerlingen als het ware hun dromen af.
november 2013
9
Foto: Marjolein Bakker
restricties op het gebied van tijd en hoeveelheid beschikbaar te stellen aan kinderen, wordt vaak gevormd door angst of al dat nieuwe mogelijk niet teveel van het goede is en een gezonde (klassieke) ontwikkeling in de weg staat. Met ontwikkelingen als Massive Open Online Courses ontsluiten gerenommeerde universiteiten nu al bestaande kennis voor een grote wereldwijde doelgroep. Een doelgroep die ook niet meer afhankelijk is van lesplaatsen en lokalen, maar op ieder moment van de dag en op iedere plek kan leren. Pedagogisch leiderschap krijgt met oog op deze verandering vorm, als er sprake is van een gezonde vorm van rebellie tegen bestaande waardekaders. Dit kan volgens Veltenaar al op microniveau, door op school ruimte te zoeken voor ontplooiing van nieuwe doelen en vormen van onderwijs. Dit vraagt zowel van de schoolleider als van iedere medewerker in de school dat hij weet wat hij wil, dat hij weet wie hij is en dat hij werkt op niveau. Pas dan kan er afstand worden genomen van bestaande concepten, zoals het doel om zo netjes mogelijk met pen te kunnen schrijven en worden onderkend, dat een typevaardigheid van honderdtachtig slagen per minuut in groep 8 je waarschijnlijk verder brengt. Om ook als onderwijsveld succesvol de paradigmashift van welvaart naar welzijn te kunnen maken, moeten werkvormen die gericht zijn op het centraal onderwijzen van leerlingen worden losgelaten en kinderen met nieuwe vormen worden
Ruud Veltenaar over de toekomst van pedagogisch leiderschap.
10
november 2013
In de workshops werd gezocht naar een concretisering van het thema pedagogisch leiderschap.
verleid tot leren, waarbij heel bewust magische momenten van verwondering worden gecreëerd. Alleen een aanhoudend ongeneeslijk nieuwsgierige houding van kinderen maakt het mogelijk om in de toekomst antwoorden te vinden op de vragen, waarmee de huidige generatie de wereld confronteert. Concretisering In de workshopronden die volgden op de centrale inleiding van Veltenaar, werd gezocht naar concretisering van het thema pedagogisch leiderschap. Bij het Schoolleidersregister Primair Onderwijs was hierbij het onlangs gepresenteerde competentieprofiel leidend. De deelnemers aan deze workshop reageerden met de nodige reserve op de hoge doelen en eisen die bij de competentie omschrijvingen staan vermeld. In een workshop van CNV Onderwijs werd stilgestaan bij de verschillende stijlen van leidinggeven die een positief pedagogisch klimaat bevorderen. Hierbij werd duidelijk dat de stijl van leidinggeven naast persoonlijke voorkeuren, ook wordt gekleurd door omgevingsfactoren en de maatschappelijke context. Voorkomen van pesten Het middagprogramma voorzag in een bijdrage van Bob van der Meer, voormalig leraar bewegingsonderwijs, psycholoog en onderzoeker op het gebied van pesten. Vanuit onderzoeksresultaten legde Van Der Meer de relatie tussen pedagogisch leiderschap en het voorkomen en tegengaan van pesten. Na de zelfdoding van Tim Ribberink, nu bijna twee jaar ge-
Foto: Marjolein Bakker
Foto: Marjolein Bakker
Bob van der Meer legt de relatie tussen pedagogisch leiderschap en pesten.
leden, is er vanuit de politiek de oproep gekomen om scholen verplicht te stellen een evidence based anti-pestprogramma te gebruiken. Hier plaatste Van Der Meer kritische kanttekeningen bij, omdat een dergelijk programma maar een van de vele terreinen aanpakt waarop pesten vanuit gedragsonderzoek beslag heeft. Hij haalde de theorie van J.J. Hermans aan, die het handelen van een leerkracht verdeelt in vier kwadranten, verdeeld over twee hoofdterreinen. De invloed van de leerkracht op de leerwereld van een kind, door vakkundig handelen en toepassen van didactiek en de invloed van de leerkracht op de leefwereld van een kind, door het vervullen van de rol als pedagoog en groepswerker in de zin dat de leerkracht zicht en invloed kan hebben op groepsprocessen in zijn klas. De schoolleider moet een leerkracht faciliteren, zodat deze op beide terreinen kinderen van dienst kan zijn. Dit vereist van de schoolleider dat de schoolorganisatie normen en waarden ontwikkelt, een visie heeft op mens en maatschappij en de verantwoordelijkheid neemt voor leerlingen. Helikopterview Dat het duiden van pest- en ongewenst gedrag een helikopterview behoeft, illustreerde Van Der Meer met een door hem ontwikkeld ‘verklaringsmodel van geweld’. Dit model gaat ervan uit dat agressie (die in verschillende vormen kan worden geuit, onder andere door pestgedrag) wordt veroorzaakt door frustratie, die ook weer verschillende oorzaken kan hebben. De kern van de
kritiek van Van Der Meer op het huidige politieke voornemen is dat wordt ingezet op antipest-methoden die slechts curatief werken voor een van de voorkomende verschijningsvormen van ongewenst gedrag, zonder dat de dieper liggende oorzaak in ogenschouw wordt genomen. Vanuit historisch onderzoek en verhalen uit de Bijbel toonde Van Der Meer aan dat menselijk gedrag, evenals dat van dieren, te verklaren is op een schaal die ligt tussen vriendschappelijk en vijandig. Bij vijandige bejegening van bepaalde individuen in een groep kan men spreken van het zogenoemde ‘zondebokfenomeen’. Dit houdt in dat er een overdracht plaatsvindt van vijandigheid op een hulpeloos slachtoffer, wanneer de eigen-
‘Leerlingen moeten verantwoordelijk worden gemaakt voor elkaars psychosociale welbevinden’ lijke bron van frustratie niet aanwezig is. Om het patroon van verkeerde kanalisatie van frustratie te doorbreken, pleit Van Der Meer ervoor om de zwijgende meerderheid in een groep te mobiliseren en zich bewust te maken van het onrecht dat de zondebok wordt aangedaan. Vanuit de Bijbelse notie ‘elkaars broeders hoeder’ te zijn, moeten leerlingen verantwoordelijk worden gemaakt voor elkaars psychosociale welbevinden. Naast het mobiliseren van de zwijgende middengroep voorziet de aanpak van Van Der Meer erin dat ouders, leerkrachten, pester en gepeste hulp wordt geboden. Meer informatie over deze aanpak is te vinden op www.pesten.net. De themadag, die qua beschikbare ruimte de nodige creativiteit van workshopverzorgers en -volgers vereiste, werd ontspannen afgesloten. Terug thuis reageerde mijn dochter enthousiast op de oproep van die morgen om nieuwe technologie in ruime mate beschikbaar te stellen aan de jeugd. Het paradigma of er een tablet zou komen, veranderde in wanneer. Martin de Kock
november 2013
11
Cursussen
Maak gebruik van individuele coaching en begeleiding!
Annemieke Schoemaker is werkzaam als adviseur en coach bij CNV Onderwijs Academie. Ze vertelt: ‘De behoefte aan coaching kan ontstaan uit verschillende situaties. Een veelgeziene is natuurlijk werkdruk. Soms gaan mensen daar bijna aan onderdoor. Er worden steeds meer eisen aan onderwijspersoneel gesteld en ook moeten er meer uren worden gemaakt. Die ervaren werkdruk heeft niet alleen te maken met de opgelegde taken, maar kent ook een persoonlijke kant. Hoe komt het dat je moeilijk “nee” kunt zeggen, niet in staat bent grenzen te
Dan is individuele begeleiding of coaching wellicht iets voor u. Samen met uw persoonlijk begeleider/coach brengt u in kaart wat uw leerwensen zijn en stelt u een programma op. De duur van de begeleiding is afhankelijk van de leerwensen die u heeft. Heeft u vragen of wilt u zich aanmelden? Neem dan contact op met CNV Onderwijs Academie: (030) 751 17 47.
stellen en dus ook nooit stopt met werken? Dan kan het fijn zijn om daar in persoonlijke gesprekken met iemand over na te denken. Een andere situatie waarin je aan coaching zou kunnen denken, is bij loopbaanvraagstukken. Wil je dit werk blijven doen? Hoe kan ik me ontwikkelen de komende jaren? Hoe kun je in een andere schaal terecht komen? Ook dan kan het nuttig zijn om met een coach te sparren.
a ‘t Hart
Wilt u uw werk graag anders invullen, maar weet u niet op welke manier? Heeft u er moeite mee om uzelf te profileren of weet u niet goed hoe u dat aanpakt? Heeft u last van werkdruk of
werkstress? Of neemt het plezier in het werk af?
Foto: Tja rd
Er gebeurt veel in het onderwijs, bij besturen en op scholen. CNV Onderwijs stimuleert goed personeelsbeleid met als kenmerken employability (je leven lang goed aansluiten op de vraag naar arbeid), leven lang leren en talentontwikkeling.
Uw partner in training en advies
Open mind ‘Een lastig gesprek’, het rapport van de Commissie Behoorlijk Bestuur, is de moeite van het lezen waard. Er wordt genuanceerd naar ontwikkelingen gekeken in wat heet: de semipublieke sector. Dat laatste, weliswaar conform opdracht van minister Kamp, levert een betekenisvolle beperking op en eenzijdige associaties. Het suggereert dat het alleen in deze sector een grote janboel is, terwijl de krantenlezer voldoende aanwijzingen krijgt dat de semipublieke sector helaas niet ongunstig afsteekt bij andere sectoren. Tijdens mijn filosofiestudie leerden we kritisch lezen door te analyseren op vier niveaus: klopt het verhaal met de feiten, is het innerlijk consistent, gebruikt de auteur zijn sleuteltermen consequent en met dezelfde inhoud, en blijft hij binnen het filosofisch discours of doet hij geloofsuitspraken
“De Raad van Toezicht vertegenwoordigt als het ware de samenleving en de rechtstreeks betrokken burgers (leerlingen, huurders, patiënten) tegenover de Raad van Bestuur.” Vertegenwoordigt? Als het ware? De samenleving? We zijn zo vaak met deze formuleringen geconfronteerd, dat we er zomaar overheen zouden lezen. Wat betekent ‘vertegenwoordigen’ hier? Wat voegt de aanduiding ‘als het ware’ daaraan toe? “De burger – patiënten, huurders, studenten, scholieren maar ook burgers in het algemeen - is eigenaar van de semipublieke sector.” Zijn burgers ‘eigenaar’ van de semipublieke sector? Hoe ziet dat ‘eigenaarschap’ eruit? Wanneer ervaar ik (mede)eigenaar te zijn van het ziekenhuis waar ik een kies laat trekken? Ik weet het, veel woorden hebben een metaforische strekking, maar iedere metafoor kent zijn grenzen. Neem het eigenaarschap. Ik kom de aanduiding regelmatig tegen in kringen van de Policy Governance, het intellectuele zaad van John Carver dat in Nederland wortel heeft geschoten. Er zijn er die ermee weglopen, maar de helderheid die anderen erin ontwaren, wil mij maar niet geworden. Eigenaren, het lijkt een wanhopige oplossing voor het zelfopgelegde gevoel van gemis dat de semipublieke sector treft als ze zichzelf vergelijkt met de marktsector, waarin aandeelhouders een rol vervullen, naast bestuurders, commissarissen en klanten. Semipubliek kent bestuurders, interne toezichthouders, klanten/
Eigenaren (niet toegestaan, want niet rationeel). Met dit in het achterhoofd het rapport lezend trokken enkele zinnetjes en sleuteltermen mijn aandacht, die, als je goed analyseert, vragen oproepen. “De overheid moet voorwaarden scheppen waaronder mensen elementaire functies kunnen vervullen, zoals wonen, opgeleid worden, gezond blijven. Die voorwaarden behelzen de betaalbaarheid van publieke diensten, net als de toegankelijkheid, de kwaliteit en de doelmatigheid ervan. Het is de verantwoordelijkheid van instellingen om aan die taken uitvoering aan te geven. Ze zijn de uitvoerders van publieke taken. Niet minder omdat ze nu semipubliek zijn.” Wat zeg je als je zegt dat bijvoorbeeld scholen die uitgaan van private organisaties ‘uitvoerders van publieke taken’ zijn? Betekent dit dat een andere partij opdracht geeft? Wie is die andere partij? De overheid? Als je in de statuten van private onderwijsaanbieders kijkt, lees je zelden of nooit dat ze tot doel hebben overheidsbeleid uit te voeren. Integendeel! Dat we ze semipubliek zijn gaan noemen, komt op conto van het voortwoekerend kwaad dat ‘wie betaalt kennelijk ook altijd bepaalt’. Onderwijs, zeker bijzonder onderwijs, kent een andere traditie.
cliënten/patiënten/huurders, maar aandeelhouders? Kennelijk ontstond er op enig moment een lacune die er eerst niet was. Zo ontstond de populariteit van de stakeholder naar analogie van de shareholder. Niettemin zet de metafoor van het eigenaarschap stevig op het verkeerde been. Allereerst omdat degenen die verondersteld worden eigenaren te zijn, dat noch in semantische noch in juridische noch in feitelijke zin zijn. Ze plukken geen moment de vrucht van de kwalificatie, omdat (zoals Menno Tamminga in NRC stelde) deze eigenaren dit bezit niet kunnen verkopen. Bovendien er is vaak sprake van weinig keuze of monopolieposities. Vandaar het begrijpelijke, consequente pleidooi van Tamminga om, als je burgers eigenaar wilt noemen, je hen dan een echte eigenaarspositie moet geven. Over analogie gesproken, de grenzen tussen oorspronkelijk gescheiden en van elkaar eigenstandige ‘kringen’ als overheid, bedrijfsleven en nonprofitsector zijn niet alleen behoorlijk diffuus geworden, ze worden geregeerd door hetzelfde taalregister, dat van de markt. Opmerkelijk genoeg zie je steeds vaker de behoefte opnieuw goed te willen onderscheiden: door afscheid te nemen van uitdrukkingen als ‘de BV Nederland’ en afscheid van ouders als ‘klanten’ van de school. Het is in de huidige omstandigheden fictie om te veronderstellen dat raden van toezicht ‘de samenleving (de eigenaren) vertegenwoordigen’. Al is er met fictie niet zoveel mis, deze fictie brengt ons niet verder. Integendeel. Raden van toezicht zijn onafhankelijk, zonder opdracht van buiten. Ze worden samengesteld op basis van en met oog op deskundigheid die nodig is om toe te zien op de kwaliteit van bestuur, met oog voor drie perspectieven: van de rechtspersoon (aanbieder van onderwijs), school/scholen (aanbod) en samenleving (voor wie het aanbod is bedoeld). Zo simpel en tegelijk zo ingewikkeld. Dan is de hijgende adem van amper te identificeren ‘eigenaren’ in de nek U kunt reageren op alleen maar lastig. deze column via harm.
[email protected]. Harm Klifman
november maand 2013 2011
13
mijn school Werkdruk(te) in de school Frank is directeur van een praktijkschool in het voortgezet onderwijs. Hij deelt zijn ervaringen als schoolleider uit de praktijk. Kijk mee over zijn schouder.
Het gebeurt mij regelmatig dat ik collega’s ontmoet die zich haastig van de ene naar de andere bijeenkomst snellen. U kent ze ongetwijfeld wel; de boterhammen worden in de auto gegeten, ze schieten in en uit hun jas om bij de volgende bijeenkomst geen excuses te hoeven maken voor weer een verlate entree. Ik dacht dat ik het druk had, maar vergeleken bij deze collega’s heb ik een makkelijk baantje. Het is gemakkelijk te vertellen dat ik vroeger ook zo was, altijd aan het rennen, altijd bezig met iets, altijd met open armen problemen oplossen. Tot het moment dat ik zelf bijna rood aan begon te lopen en een Chinese wijsheid mijn aandacht kreeg. Die wijsheid bestond uit een paar eenvoudige woorden: ‘als er van alles om je heen gebeurt, neem dan een stoel en kijk rustig rond’ (uiteraard vrij geïnterpreteerd vanuit het Chinees). Vanuit die stoel bekeken is de wereld een andere plaats, een plaats waarin zaken zich voordoen die nadere analyse behoeven, een plaats waarin zin en onzin vrijelijk door elkaar worden geklutst, een plaats waarin lopen door rennen wordt vervangen. Vanuit die stoel is het gemakkelijk duiden dat de wereld de wereld is en dat mensen in die wereld de snelheid maken. Ik bewonder wijze Chinezen die de realiteit in eenvoud samenvatten en bewonder ons westerlingen die de eenvoud gecompliceerd kunnen maken. De discussies over werkdruk en de administratieve last binnen het onderwijs ervaar ik over het algemeen als contraproductief. Vooral omdat emoties, die wat mij betreft ook volkomen legaal zijn, de discussies veelal kenmerken. Ik ben het helemaal eens met collega’s die vinden dat zij het druk
14
november 2013
hebben en die druk ook echt ervaren. Ik ben het echter niet eens met de ongenuanceerdheid van alle opmerkingen daarover. Ik voel druk, ik ben druk, dus is het druk, is wat mij betreft een te gemakkelijke lijn van denken.
Ik vind het volstrekt normaal dat de dynamische wereld van het onderwijs veel vraagt van het adaptief vermogen van onze mensen binnen de scholen. Ik ben ook bereid te accepteren dat dit druk oplevert voor velen binnen deze tak van sport, maar is het niet de gedeelde verantwoordelijkheid voor medewerker en management om de balans in de gaten en gezond te houden? Volgens mij maken wij in ons kikkerlandje afspraken met elkaar met de intentie ons daaraan te houden, ook dat mes snijdt aan twee kanten. Als wij moeten constateren dat wij met elkaar
een systeem hebben gemaakt dat ongezond werkt voor medewerkers in de sector (?), dan moeten wij snel aan de slag om de boel anders in te richten. Anderzijds moeten wij ook eerlijk en open met elkaar durven bespreken dat onderwijs en inzet van mensen efficiënt en realistisch moet zijn, willen wij niet een onbetaalbare sector worden. In hoeverre er sprake is van werkdruk of werkdrukte weet ik niet. Ik weet wel dat ik actief werk kan maken met het inzichtelijk maken van mijn werkzaamheden en deze uit de ad-hocsfeer te houden. Daarmee draag ik er in ieder geval zorg voor dat ik mijn eigen werkzaamheden regisseer. Dat gezegd hebbende, accepteer ik dat ik het soms druk en soms minder druk heb, maar bovenal plezier houd in mijn werk. Er wordt over werkdruk veel gezegd en geschreven. Daarbij valt zelden de nuance te bespeuren. Naar mijn bescheiden mening heeft het onderwijsjaar een aantal pieken, wanneer de druk op de mensen toeneemt. Er is dan relatief veel te doen in weinig tijd. Ik spreek daarom liever over ‘piekdruk’. Werken in het onderwijs heeft deze pieken in zich. De kunst bestaat eruit om deze pieken dragelijk te houden. Ik verwacht eigenlijk dat de professionals vanuit elke invalshoek proberen de pieken te beperken en het plezier van het werken in het onderwijs voorop te stellen. Het leveren van kwaliteit kost nu eenmaal tijd. Het gebrek aan tijd gaat dus ten koste van de kwaliteit. Morgen heb ik weer een bijeenkomst met collega-schoolleiders. Wat zou het mooi zijn om eens in alle rust met elkaar te praten over de agenda die het onderwijs behelst. Genoeg te doen zo lijkt, laten wij het dan maar doen zoals de Chinezen vanuit de rust de goede dingen zien en doen.
recensie Opbrengstgericht leren, meer dan presteren In het boek ‘Opbrengstgericht leren, meer dan presteren’ hebben de auteurs een verbinding gelegd tussen de schijnbaar tegengestelde concepten ‘Opbrengstgericht werken’ en ‘Handelingsgericht Werken’. Beide manieren om het onderwijs te benaderen, worden geduid vanuit de historische en internationale context waarin zij tot stand kwamen.
E
en krachtige verbinding tussen opbrengstgericht werken (OGW) en handelingsgericht werken (HGW) vinden de auteurs in planmatig en cyclisch werken. Ze werken dit uit op groeps-, leerling- en schoolniveau. Met deze volgorde richt het boek zich op de (aankomende) leerkracht die in de praktijk eerst naar zijn groep als totaal kijkt, alvorens in te zoomen op individuele leerlingen en de school als geheel. De leerdoelen aan het begin van ieder hoofdstuk ondersteunen de praktische insteek van het boek, evenals de reflectievragen en de casuïstiek die een plek krijgen naast de theorie. Dat hierbij veel gebruik wordt gemaakt van blauwe tekstvlakken, maakt de bladspiegel soms rommelig. De schrijvers gebruiken voor de toepassing van de inhoud een zesfasenmodel, waarbij ze een cyclisch verband leggen tussen waarnemen, begrijpen, wegen, plannen, handelen en evalueren. Basis hiervoor is het vierfasenmodel uit de 1-zorgroute, dat veel scholen in het kader van Passend Onderwijs hanteren. Aan de hand van theorie en praktische hulpmiddelen beschrijven ze dat het handelen van de leerkracht de basis van de onderwijsbehoefte op groepsniveau voor kinderen meer effect heeft, dan alleen maar insteken op individuele onderwijsbehoeftes. Hierbij schenken ze evenwichtig aandacht aan cognitieve elementen en het welbevinden van leerlingen in het algemeen. Dat de leerkracht hierbij niet alleen hoeft te handelen, wordt duidelijk doordat herhaaldelijk het samenspel tussen leerkracht en ib-er aan de orde komt. Leerlingenniveau In het hoofdstuk over werken op leerlingenniveau aandacht voor het ‘web’ van experts in en om de school, dat de leerkracht kan helpen om zonodig specifieke plannen op leerlingenniveau te maken. Hierbij wordt een grote rol weggelegd voor leerlingen en ouders. Om met hen in gesprek te gaan, zijn formats bijgevoegd, waarmee je de leerstijl en onderwijsbehoefte van de leerling beter in kaart kunt brengen. Hierin komt krachtig naar voren dat om opbrengsten te bereiken, het handelen moet
worden gericht op stimulerende factoren die een kind tot leren brengen. Breder perspectief De laatste twee hoofdstukken stellen het werk van de leerkracht in zijn groep in breder perspectief. Het handelingsgericht inspelen op het onderwijsproces om realistische doelen op het gebied van opbrengsten te halen, moet een kader krijgen in de ambities die de school als geheel heeft. Hierbij past een onderzoekende houding van leerkrachten en een professionele cultuur met gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij vorming van leerlingen niet op gespannen voet hoeft te staan met het streven naar hoge opbrengsten. Leerlingen zijn immers gebaat bij een ‘goed gevulde rugzak’ als zij van school komen. Aan het einde trekken de auteurs lering uit de kentering die in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk plaatsvindt, waar inmiddels meer evenwicht tussen welbevinden en (eerder doorgeschoten) resultaatgerichtheid wordt nagestreefd. De sleutel die, ondersteund door de nodige formats, wordt aangereikt, is het constructief inzetten van handelingsgericht werken om goede opbrengsten op individueel-, groeps- en schoolniveau te halen. Martin de Kock
Opbrengstgericht leren, meer dan presteren Een integrale aanpak van OGW en HGW Bram de Muynck, Dick Both, Elsbeth Visser-Vogel (red.) ISBN 9789046903407 Uitgeverij Coutinho € 22,50
november 2013
15
vraag & antwoord
Ontslag, dat gaat zo maar niet? In de vorige editie van Direct las u over de procedure bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Daarbij kwamen de meest voorkomende vormen van ontslag aan de orde. In dit vervolg aandacht voor specifieke situaties: het ontslag bij het bereiken van de AOW-leeftijd, de beëindigingsovereenkomst en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.
Als een werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, eindigt de arbeids overeenkomst met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op het bereiken van die leeftijd. Daarvoor is geen opzegging vereist. Het getuigt uiteraard wel van goed werkgeverschap de werknemer hierover volledigheidshalve tijdig te informeren. Werkgever en werknemer kunnen echter, als beide partijen dat willen, besluiten de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Die voortzetting duurt dan maximaal twaalf maanden en kan daarna eventueel steeds opnieuw voor twaalf maanden worden verlengd. Dat kan maximaal tot het bereiken van de
16
november 2013
leeftijd van zeventig jaar. Dat is het uiterste moment voor de ingang van het ABP pensioen. De verwachting is dat naast de verhoging van de AOWleeftijd de ingangsdatum voor het ABP keuzepensioen (nu nog tussen zestig en zeventig jaar) de komende jaren gaat opschuiven. Mogelijk leidt dat ertoe dat deze mogelijkheid om langer door te werken mee verschuift. Dat moet dan in de cao voor primair onderwijs worden afgesproken. Als gekozen wordt voor deze constructie, dan blijft de werknemer pensioen opbouwen en moet de werkgever dus ook het werkgeversdeel voor de pensioenpremies afdragen. De premies
voor de werknemersverzekeringen vervallen, omdat de werknemer vanaf het bereiken van de AOW-leeftijd niet langer verzekerd is voor werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. De werknemer krijgt naast zijn salaris ook AOW. Alternatief voor deze constructie is dat de arbeidsovereenkomst wel wordt beëindigd bij het bereiken van de AOWleeftijd en dat daarna een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aangegaan. Dat is dan altijd een tijdelijke overeenkomst voor maximaal twaalf maanden en ook die kan van jaar tot jaar opnieuw worden aangegaan. Daarbij geldt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet hoeft op te zeggen, ook niet als deze enkele keren is verlengd. Ook ontstaat geen verplichting om de arbeidsovereenkomst om te zetten in een vast contract, als deze langer dan 36 maanden heeft voortgeduurd. Verschil tussen deze regeling en het voortzetten van het bestaande dienstverband is dat er geen sprake meer is van pensioenopbouw
en de werkgever dus naast de premies voor de werknemersverzekering ook het werkgeversdeel van de pensioenpremie niet meer hoeft te betalen. Daarmee bespaart hij aanzienlijk op de loonkosten. De werknemer ontvangt naast zijn salaris het ABP keuze pensioen en AOW. Beëindigingsovereenkomst Werkgever en werknemer kunnen in onderling overleg ook besluiten de arbeidsovereenkomst te beëindigen door middel van een beëindigingsovereenkomst. Deze wijze van ontslag onderscheidt zich met name van de gebruikelijke wijze van ontslag, doordat geen opzegging vereist is én de arbeidsovereenkomst niet per definitie op de eerste van een maand beëindigd hoeft te worden. De beëindigingsovereenkomst komt hoofdzakelijk voor bij beëindiging wegens arbeidsongeschiktheid, reorganisatie of een arbeidsconflict. Vooral als iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt, komt het voor dat de arbeidsovereenkomst op deze manier wordt beëindigd. De beëindigingsdatum moet dan bij voorkeur gelijk vallen met de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar in ieder geval niet daarvoor. Dat voorkomt dat de uitkering gedurende de opzegtermijn via de werkgever loopt en moet worden verrekend met de doorbetaling van het salaris. Dat leidt vaak tot veel onduidelijkheid en gaat nogal eens fout. Nadeel voor de werknemer is dat er door het niet in acht nemen van de opzegtermijn minder pensioen wordt opgebouwd gedurende enkele maanden. In een beëindigingsovereenkomst kunnen werkgever en werknemer een afspraak maken over compensatie daarvoor. Ook bij een reorganisatie of arbeidsconflict kunnen werkgever en werknemer besluiten om een beëindigingsovereenkomst te sluiten. Wanneer het ontslag dat op deze manier tot stand komt, wordt gevolgd door ABP pensioen, is het niet van belang de opzegtermijn in acht te nemen. Dat is anders als er na het ontslag
sprake is van een werkloosheidsuitkering. Het UWV toetst bij de aanvraag van een werkloosheidsuitkering altijd of de geldende opzegtermijn in acht is genomen. Als dat niet zo is, dan wordt de uitkering niet uitbetaald over de maanden waarover op grond van de cao een opzegtermijn van toepassing was. Als de WW-uitkering als gevolg hiervan wordt opgeschort, geldt dat ook voor de bovenwettelijke uitkering. Om bij een beëindingsovereenkomst voor een werkloosheidsuitkering in aanmerking te komen, moet uit de overeenkomst duidelijk blijken dat het initiatief voor de beëindiging bij de werkgever ligt én dat de werknemer niet verwijtbaar is. Uiteraard gelden voor de werkgever de verplichtingen die voortvloeien uit het reglement van het Participatiefonds. Een daarvan is het aanbieden van een traject om de werknemer zo snel mogelijk aan een nieuwe baan te helpen. Ontbinding Naast de beëindigingsovereenkomst kan de arbeidsovereenkomst ook worden beëindigd door ontbinding. Dit
behandeling door de kantonrechter. Leidt de ontbinding tot werkloosheid, dan moet er tussen de datum waarop de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt en de ingang van de werkloosheid een termijn liggen die minimaal gelijk is aan de opzegtermijn. Ook hier is van belang dat uit de stukken duidelijk blijkt dat het initiatief bij de werkgever ligt en de werknemer niet verwijtbaar is. Worden partijen het niet eens, dan kunnen werkgever of werknemer ook eenzijdig kiezen voor een procedure op tegenspraak. In zo’n procedure neemt vrijwel altijd de werkgever het initiatief om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In uitzonderlijke gevallen komt het ook voor dat de werknemer om ontbinding vraagt. Hij moet dan wel aantonen dat de werkgever verwijtbaar is aan het feit dat de arbeidsovereenkomst redelijkerwijze niet kan blijven voortbestaan. Als de rechter die opvatting niet deelt, loopt de werknemer in zo’n procedure het risico dat hij geen werkloosheidsuitkering krijgt. Bij een ontbinding op tegenspraak komt het tot een mondelinge behande-
‘De beëindigingsovereenkomst komt hoofdzakelijk voor bij beëindiging wegens arbeidsongeschiktheid’ geldt alleen voor het bijzonder onderwijs. Bij ontbinding wordt de kantonrechter gevraagd de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dat kan op twee manieren: de geregelde ontbinding en de ontbinding op tegenspraak. De geregelde ontbinding verschilt inhoudelijk niet veel van het ontslag via de beëindigingsovereenkomst. Werkgever en werknemer leggen de afspraken die zij over het ontslag maken vast in een vaststellingsovereenkomst. Vervolgens vraagt de werkgever de kantonrechter door middel van een verzoekschrift de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De werknemer dient een verweerschrift in. Meestal wordt zo’n procedure schriftelijk afgedaan en komt het niet tot een inhoudelijke
ling van het ontbindingsverzoek, waarbij beide partijen hun kant van de zaak eerst schriftelijk via een verzoek- en verweerschrift toelichten. In de mondelinge behandeling kunnen partijen vervolgens hun standpunt bepleiten. Meestal maken beide partijen bij zo’n ontbinding op tegenspraak gebruik van juridische ondersteuning. Ontbinding op tegenspraak komt in het primair onderwijs niet veel voor. De kantonrechter kan in een ontbindingsprocedure naast het wel of niet ontbinden van de arbeidsovereenkomst ook een schadevergoeding toewijzen aan de werknemer, als deze hierom in het verweerschrift heeft verzocht. Jan Damen, CNV Onderwijs
november 2013
17
Waar een kleine school Na de ophef over het advies van de Onderwijsraad om de opheffings norm voor scholen landelijk op honderd te zetten en het kort hierop volgende voornemen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de kleine scholentoeslag in de huidige vorm te laten verdwijnen, werd het hoog tijd voor Direct om de schoolleider van een kleine school zelf aan het woord te laten over de kansen en belemmeringen, waarmee een kleine school te maken heeft. Redacteur Martin de Kock sprak met David Hulshof, schoolleider van CBS Waardhuizen, een school met veertig leerlingen in het Land van Heusden en Altena.
B
ij het binnenrijden van het dorpje Waardhuizen wordt meteen duidelijk dat het feest is. Een groot bord vermeldt dat samen met het nabijgelegen Uitwijk de verlichtingsweken georganiseerd worden. Langs de landelijke weg richting de school staan de tuinen vol met objecten die ’s avonds worden verlicht. Ook de school is vaak betrokken bij de feestelijkheden, al liet het dit jaar de verlichting bewust voor wat het was. David Hulshof vertelt bij binnenkomst, dat hij voorheen jurylid was bij de playbackshow, waaraan bijna alle kinderen van het dorp meedoen. Niet alleen wanneer het feest is, weten de school en het dorp elkaar te vinden. Hulshof hoeft niet lang na te denken over het antwoord op de vraag waaruit dit nog meer blijkt. Zo fungeert de kopieermachine van school als repro voor het hele dorp en weten ook mensen die geen kinderen op school meer hebben het schoolhek te vinden. Het is de plek bij uitstek, waar ze nieuws en andere wetenswaardigheden uitwisselen. Het kerstfeest wordt met de hele school gevierd in de kerk, waarbij alle dorpsgeno-
18
november 2013
ten welkom zijn. De musical die de hele school tweejaarlijks uitvoert in het dorpshuis, is voor het hele dorp toegankelijk. De school maakt dan ook wezenlijk onderdeel uit van de samenleving in Waardhuizen en Uitwijk, twee kleine dorpen, die verder geen winkelvoorziening hebben, maar wel een sterk verenigingsleven. Gespreksstof Binnen de school heeft het signaal van de Onderwijsraad met haar advies over de opheffingsnorm van honderd leerlingen de nodige gespreksstof opgeleverd. Ouders en leerkrachten stonden erbij stil zonder dat er paniek uitbrak. Reden hiervoor is dat de school al heel wat jaren bestaat en goede onderwijskwaliteit levert. “CBS Waardhuizen krijgt 8,2 in onderzoek RTL”, twitterde David Hulshof dan ook trots na de openbaarmaking van de Cito eindtoetsscores. Dat hij bij deze ranking ook zijn nodige vragen heeft, bleek uit zijn eerdere tweets over het schenden van de privacy bij de openbaarmaking van zijn Cito-eindtoetsscores. Zo zit er dit jaar maar één leerling in groep 8. Dan is het moeilijk om transparant te zijn zonder scores te herleiden naar individuele leerlingen.
groot in kan zijn Vanuit de visie van de school, dat het onderwijs ‘thuis nabij’ wordt gegeven, poogt de school om alle leerlingen een plekje te geven. In de laatste tien jaar is er dan ook geen leerling verwezen naar het speciaal basisonderwijs. Dit vraagt wel het nodige van de leerkracht, die soms vier leerjaren in één groep heeft. De sleutel voor deze energievretende opdracht is volgens Hulshof de positieve professionele houding die leerkrachten hebben bij het benaderen van leerlingen met hun unieke onderwijsbehoefte. Hij merkt dat leerkrachten veel van zichzelf vragen en in hun onderwijs de kinderen tegemoet willen komen. Iedere dag staan de leerkrachten op CBS Waardhuizen voor een pedagogische en didactische puzzel om te werken aan de cognitieve en sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen op school. In de basis zijn er drie combinatiegroepen: 1/2, 3/4/5 en 6/7/8, die driemaal in de week een deel van de dag worden herschikt tot vier groepen. Hitteschild voor leerkrachten David Hulshof ziet zichzelf als een dienende leider, die een hitteschild vormt voor de leerkrachten op zijn school. Hij merkt op dat leerkrachten soms teveel willen en moet hen dan afremmen. Daarnaast is hij als directeur een vraagbaak en een luisterend oor. Een klein team neemt besluiten samen, nog meer dan op een grotere school. Dit vereist zorgvuldige afwegingen, maar dit kan, omdat er sprake is van een professionele cultuur, waarbinnen vertrouwen en bescherming een belangrijke plek hebben. Hulshof is zich ervan bewust dat de sterkte van een klein team, tegelijk je zwakte kan zijn. CBS Waardhuizen is bijna tien jaar gele-
CBS Waardhuizen maakt wezenlijk deel uit van de plaatselijke samenle
ving.
den bestuurlijk deel gaan uitmaken van een grotere schoolvereniging in de nabijgelegen gemeente Werkendam. Binnen deze vereniging heeft de school een volwaardige rol. Directieleden en leerkrachten van de vereniging wisselen kennis en kunde op een professionele manier uit. Oriëntatie op onderwijsvernieuwingen, zoals de inzet van tablets in de school, pakken ze samen op. De aansluiting bij een grotere vereniging maakt het tegelijk mogelijk om voldoende personele bezetting op school te realiseren. Geheim van de school Het unieke karakter van de school is van jongs af aan te zien, doordat leerlingen al heel snel wordt aangeleerd om in kleinere groepjes zelfstandig te leren. Een positieve benadering van de leerkracht is voorwaarde om deze noodzakelijke didactische aanpak vorm te geven. Vanuit de positieve benadering van leerlingen zijn leerkrachten in staat om van iedere leerling in de klas te benoemen wat hij kan en leuk vindt (dit is doorgaans moeilijker dan andersom red.). Op de vraag wat het geheim van de kleine school is, antwoordt Hulshof dat in weerwil van tendensen in politiek en maatschappij om het beste uit kinderen te halen, CBS Waardhuizen ‘het
november 2013
19
In de basis zijn er drie
combinatiegroepen.
David Hulshof ziet zichzelf als dienend leider.
beste in kinderen laat zitten’. Om dit beste in ieder kind naar boven te halen, werkt de onderbouw ontwikkelingsgericht en de bovenbouw op een handelingsgerichte manier. Op de positieve kant van de balans met belemmerende en stimulerende factoren staan zaken als korte lijnen, gemoedelijkheid, aandacht en 100 procent ouderbetrokkenheid. Deze zaken hebben meer gewicht dan belemmerende factoren als grenzen aan het professioneel handelen van de leerkracht in complexe combinatiegroepen en een onduidelijke opstelling ten aanzien van kleine scholen van de regering. Kort na bekendmaking van het (overigens niet overgenomen) advies van de PO-raad om scholen op te heffen wanneer deze kleiner zouden worden dan honderd leerlingen, maakte de landelijke overheid bekend te zullen snijden in de zogenoemde kleine scholentoeslag. Deze variabele tegemoetkoming, waarbij kleinere scholen worden ondersteund in hun bestaan,
‘Dit vraagt wel het nodige van de leerkracht die soms vier leerjaren in één groep heeft’ wordt de komende jaren teruggeschroefd om bestuurlijke samenwerking te bevorderen. Voor een school als CBS Waardhuizen betekent dit op termijn een terugloop van de overheidsinkomsten van 80.000 euro. Vanuit de gemeentelijke overheid wordt niet altijd een congruent beleid op het gebied van onderhoud gevoerd. Hierop is met het budget van een kleine school lastig in te spelen. Aansluiting bij een grotere vereniging is dan ook van blijvend levensbelang voor CBS Waardhuizen. Betrokkenheid David Hulshof is parttime directeur, die tweeënhalve dag werkzaamheden voor de school combineert met tweeënhalve dag werk in de jeugdzorg. Ook al woont hij (evenals de leerkrachten) niet in het dorp zelf, het aankomen op school voelt iedere keer weer als thuiskomen. Vrijwel iedereen die bij de school betrokken
20
november 2013
is, deelt dit gevoel. Deze betrokkenheid maakt het wel moeilijk om bij het taakbeleid een juiste balans te vinden. Evenals een grotere school zijn er allerhande schoolse en buitenschoolse activiteiten die georganiseerd moeten worden. Keuzes maken blijft hierbij dan ook het devies. Dat de dorpse betrokkenheid ook zijn financiële voordeel heeft, wordt ieder jaar weer duidelijk tijdens de jaarlijkse collecte voor de school. Heel het dorp trekt dan de portemonnee om ook zijn financiële steentje bij te dragen aan het voortbestaan van deze basisvoorziening en dit ontmoetingspunt. Leerling tevredenheid Aan het einde van de ontmoeting lopen we nog een rondje om de school. De schooltuin met bijhorende kippenren ligt aan de grens van het dorp met uitzicht over de weilanden. Trots geeft David Hulshof aan dat het CBS Waardhuizen als geen ander lukt om een doorgaande lijn te bewerkstelligen: Engels heeft een plekje van groep 1 tot en met 8 en aardrijkskunde start al in de zandbak. Dat ook leerlingen dit weten te waarderen en zich prima thuis en ondersteund voelen, werd onlangs duidelijk in de leerling tevredenheidpeiling, waarbij een leerling bij ‘de tops’ opmerkte: ‘de juf helpt mij goed’. Het ultieme bewijs dat het bestaansrecht van een school niet is op te hangen aan een leerlingenaantal, maar aan goed onderwijskundig beleid, leerkrachten die het beste zoeken voor ieder kind, bezielende leiding en draagkracht in de nabije omgeving. Martin de Kock
boeken
Leerkrachten in het basisonderwijs moeten continu prikkelen, stimuleren, motiveren en nieuwe invalshoeken bedenken. Zo bevorderen zij een onderzoekende, nieuwsgierige leerhouding bij leerlingen. Dat vraagt van hen de nodige flexibiliteit en inventiviteit; een enorm creatief denkvermogen. Juist daarover zijn leerkrachten vaak onzeker. ‘Hoe bedenk je het?!’ is een basisboek met meer dan honderd denkstrategieën en werkvormen, dat vanaf december verkrijgbaar is. Naast praktische handvatten biedt het theorie voor het bevorderen van een creatief klassenklimaat en het ontwikkelen van het oplossingsgericht vermogen bij kinderen in alle basisschoolleeftijden. Met spel in de onderbouw en onderzoekend leren in de bovenbouw worden meningen, oordelen en manieren van denken onderzocht. Kinderen leren ideeën genereren, informatie ordenen en vragen stellen met behulp van vaardigheden als associëren, combineren, verbanden leggen, sorteren en organiseren.
Hoe kunnen (beginnende) leraren technologie en ICT inzetten als hulpmiddel bij het leren, lesgeven en organiseren van onderwijs? ‘OnderWijs met ICT’ geeft inzichten, achtergronden en ideeën voor het inzetten van technologie en ICT in het onderwijs. Hierbij leggen de auteurs de nadruk op de didactische toepassingen. Het boek sluit hiermee aan op de Kennisbasis ICT.
Hoe bedenk je het?! Creatief denken in het basisonderwijs Jenny de Bode, Lia Nijman ISBN 9789046903773 Uitgeverij Coutinho Circa € 29,50
OnderWijs met ICT Leren en lesgeven met technologie Erik Bolhuis, Aike van der Hoeff (red.) ISBN 9789046903391 Uitgeverij Coutinho € 24,50
In de inleiding wordt het kader geschetst over het gebruik van ICT in het lesgeven en wat je nodig hebt om dat vorm te geven. Daarna volgt de praktische verdieping, waarin de auteurs aan de hand van thema’s, zoals web 2.0-technologie en digitale schoolborden, uitleggen hoe het gebruik van ICT en technologie de meeste opbrengsten kunnen genereren bij leren, lesgeven en organiseren van onderwijs. Een woordenlijst is achterin te vinden.
‘Autisme: je kunt er niets aan doen, maar wel iets mee doen’. ‘Plan B, een vernieuwende handreiking voor autisme en communicatie’ gaat over het maken en opbouwen van contact met jezelf en met de ander in relatie tot autisme. Immers; contact behoeft communicatie en communicatie is een ingewikkeld proces. Plan B gaat over keuzes en eigen regie. Het boek pareert de vele generalisaties over autisme en gaat uit van de mogelijkheden van, voor en door de individuele mens met autisme. Het bevat een uitleg over het fenomeen overprikkeling. De auteurs hebben op basis van kennis en ervaringen een praktische en vernieuwende handreiking geschreven voor mensen met autisme, partners, ouders, leerkrachten, hulpverleners en ieder ander die op welke manier dan ook met autisme in contact is.
Plan B Een vernieuwende handreiking voor autisme en communicatie Marjon Kuipers-Hemken, Gijs Horvers ISBN 9789088504402 Uitgeverij SWP € 29,50
november 2013
21
Het schoolleidersregister Sinds begin 2013 is er sprake van een beroepsregister voor schoolleiders in het primair onderwijs: het schoolleidersregister PO. Dit is een register waarin mettertijd alle schoolleiders zijn opgenomen. Hiermee laten schoolleiders zien niet alleen een opleiding te hebben gedaan, maar ook hun vak bij te houden en zich verder te specialiseren en professionaliseren. Voor het voortgezet onderwijs wordt het register later geopend.
V
anaf de start van dit jaar is de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) overgegaan in de Stichting Schoolleidersregister PO. Dit is een onafhankelijke organisatie, gedragen door CNV Onderwijs, de Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS), de AOb en de PO-Raad. Deze stichting is opgericht om het beroep van schoolleider in het primair onderwijs te versterken, verder te professionaliseren en om schoolleiders daarbij op verschillende manieren te faciliteren. Het register is een systeem voor het waarborgen van de kwaliteit van schoolleiders en zal in december geopend worden. Voor het voortgezet onderwijs staat een schoolleidersregister in de steigers. Professionalisering Hans van Dinteren, adviseur en trainer bij CNV Onderwijs, legt uit waaruit het register bestaat. “Het register kent twee kernpunten. De bedoeling is duidelijk te maken dat het schoolleidersvak een apart vak is en het register helpt om de beroepsgroep te versterken en te professionaliseren. Als schoolleider is het de bedoeling om je te blijven ontwikkelen en na te scholen. Veel schoolleiders doen dit al zelf en het register helpt hierbij nog een handje. Daarnaast geeft het ook ouders het gevoel van ‘de mensen die hier leidinggeven zijn professionals, niet iedereen kan zomaar schoolleider worden’.” Van beoordeling naar ontwikkeling De opzet van de registers is nagenoeg hetzelfde. “Beide registers zijn gebaseerd op dezelfde wetenschappelijke inzichten die op dit moment opgeld doen. Aansluitend op dit register is de beroepsstandaard, die gebaseerd is op de bestaande beroepsprofielen, opnieuw vastgesteld. Het register is echt alleen het register, hierin staan de schoolleiders met naam en toenaam genoemd. De beroepsstandaard is een instrument om je verder te ontwikkelen als schoolleider en bestaat uit vijf basiscompetenties”, vertelt Van Dinteren. “Voor het primair onderwijs is
22
november 2013
hiervoor Nsa-effect ontwikkeld. Dit is een webbased instrument dat schoolleiders in het primair onderwijs kunnen gebruiken om hun eigen professionalisering wat meer gestructureerd vorm te geven. Het sluit helemaal aan bij de beroepsstandaard. Een tijd lang was het beoordelen van de competenties van schoolleiders erg in de mode, maar de recentere opvattingen over HRM-beleid leggen de nadruk op ontwikkeling en professionalisering.” CNV Onderwijs Academie CNV Onderwijs is betrokken bij het schoolleidersregister PO. “Wij werken
‘Het register helpt om de beroepsgroep te versterken en te professionaliseren’ mee en zitten in het bestuur”, zegt Van Dinteren. “CNV Onderwijs Academie kan schoolleiders op verschillende manieren hulp bieden. Wanneer je werkzaam bent als schoolleider, is het van groot belang je kennis op peil te houden. CNV Onderwijs Academie helpt hierbij met een uitgebreid pakket aan dienstverlening. Als Academie kunnen wij scholen en besturen informatie bieden over het register en hoe het zit met de beroepsstandaard.” Zo kunnen schoolleiders bij de Academie terecht met vragen, kunnen zij zich aanmelden voor een informatiebijeenkomst of voorlichting en biedt de Academie hulp bij het maken van een professionalise-
rings- of nascholingsplan. “Het maken van een professionaliseringsplan gaat uit van de beroepsstandaarden. Met zo’n plan kan iedere schoolleider voldoende laten zien toekomstgericht en professioneel aan het werk te zijn.” Meer informatie Schoolleiders in het primaire en voort gezet onderwijs kunnen voor meer informatie over de beroepsstandaard en andere informatie rondom het school leidersregister de website van CNV Onderwijs Academie raadplegen: www.cnvo.nl/academie. Hier kunt u zich ook aanmelden voor informatiebijeenkomsten en voorlichtingen van de Academie. Daarnaast vindt u meer informatie via www.schoolleidersregisterpo.nl. Marleen de Groot
De beroepsstandaard in vijf basiscompetenties Primair onderwijs 1. Visie gestuurd werken. 2. In relatie staan tot de omgeving. 3. V ormgeven aan organisatiekenmerken vanuit een onderwijskundige gerichtheid. 4. H anteren van strategieën ten behoeve van samenwerking, leren en onderzoeken op alle niveaus. 5. Hogere orde denken. Voortgezet onderwijs 1. H et creëren van een gezamenlijke visie en richting. 2. R ealiseren van een coherente organisatie ten behoeve van het primaire proces. 3. B evorderen van samenwerking, leren en onderzoeken. 4. Strategisch omgaan met de omgeving. 5. Analyseren en probleem oplossen (hogere orde denken).
november 2013
23
Groeien in leiderschap Al geruime tijd verzorgt Hogeschool Windesheim opleidingen voor schoolleiders. In de afgelopen twee jaar heeft ze fors geïnvesteerd in de vernieuwing van het curriculum. Nieuwe inzichten over waarin schoolleiders voor leerlingen het verschil kunnen maken, zijn gecombineerd met een grote nadruk op het ontwikkelen van een persoonlijke leiderschapsstijl en een krachtige leiderschaps identiteit.
“B
eginnende leidinggevenden hebben vaak nog geen sterke leiderschapsidentiteit ontwikkeld”, aldus Jacoba van der Meulen, coördinator van de Schoolleidersopleidingen van Windesheim. “Ze komen vaak in beeld, omdat ze organisatorisch talent hebben of inhoudelijk sterke ideeën bedenken. Maar als het gaat om het aansturen van professionals wordt meer van een leider gevraagd.” Volgens Van der Meulen is het heel belangrijk dat een leider gaandeweg zich niet alleen focust op regelen, organiseren en resultaatdoelen stellen, maar zich bewust wordt dat het leiderschap op zichzelf een vak is dat gebaat is bij een breed handelingsrepertoire. “In eerste instantie grijpt een beginnend leider daarbij terug op reeds aanwezige persoonlijke kwaliteiten. Vergroten van de eigen persoonlijke effectiviteit is dan het vertrekpunt om een breder palet van leiderschapspraktijken te ontwikkelen.”
Persoonlijke effectiviteit Het eerste jaar is volgens Van der Meulen bewust gecentreerd rondom bewustwording van de eigen persoonlijke effectiviteit en het ontwikkelen van rolopvattingen over leiderschap. Een dergelijk proces zet je volgens haar niet in gang door theorie aan te bieden en modulair af te toetsen. Juist de continuïteit in persoonlijke groei moet eerst gekend en vervolgens gestimuleerd worden. Daarom ligt er gedurende de opleiding ook een zwaar accent op portfolioleren. Feedbackmaatjes geven elkaar
24
november 2013
voortdurend feedback en houden elkaar scherp. “Echt leren gaat altijd gepaard met een bepaald ongemak”, vertelt Van der Meulen. Bewust onbekwaam worden levert gevoelens van onzekerheid op. Dan is de neiging groot om te gaan schuilen in de comfortzone. Feedbackmaatjes kunnen dat bij elkaar signaleren. Krachtig is ook dat er gewerkt wordt met zelf geformuleerde persoonlijke ontwikkeldoelen. “Juist omdat de student eigenaar is van deze doelen en ook door anderen gemonitord wordt op het eraan werken, wordt het leerproces persoonlijk en krachtig. Dat is dan ook precies wat we vaak terugkrijgen van onze studenten.” De school in als leider Waar gedurende het eerste jaar vooral het accent ligt op bewustwording van persoonlijke effectiviteit en rolopvattingen, wordt in het tweede jaar het accent verlegt naar het oefenen met leiderschapspraktijken. De beginnende leider gaat op de werkplek zelf werken aan het verbreden van zijn eigen handelingsrepertoire. Ook dat proces vertrekt sterk vanuit persoonlijke leerdoelen, maar nu staat het handelen van de schoolleider centraal. De schoolleider wordt dus meer ‘in de wind’ gezet. Vier leiderschapsthema’s Het curriculum van de opleiding is gebaseerd op publicaties van onder andere Kenneth Leithwood. Leithwood vatte
enkele jaren geleden het reeds decennia lang uitgevoerde onderzoek naar succesvol leiderschap samen in vier thema’s: richting geven, mensen ontwikkelen, de organisatie herorganiseren en het onderwijsprogramma leiden. Deze vier thema’s baseerde hij op talloze ‘lijstjes’ van (statistisch) onderzoek naar succesvol leiderschap. Volgens Leithwood was het belangrijk om de kennis op die manier samen te vatten, omdat schoolleiders in de praktijk niet zoveel met losse lijstjes en indicatoren kunnen. Een kapstok van vier thema’s met daaronder een aantal subthema’s geformuleerd was handzamer. “Het sterke van het onderzoek van Leithwood is vervolgens dat zijn criterium voor deze kapstok was dat het altijd moest gaan om leiderschapspraktijken die positief effect hebben op het leren van leerlingen”, zegt Van der Meulen. “Die gedachte spreekt ons erg aan, het vormt eigenlijk voor ons de functie van ‘geweten’: je moet je bij leiderschap altijd afvragen of kinderen er beter van worden.” Behalve het werken aan hun persoonlijke doelen stellen studenten aan het begin van het opleidingsjaar een nulmeting op. “We vragen ze welke rolopvattingen ze bijvoorbeeld hebben bij ‘richting geven’. Aan het eind van het jaar vragen we ze een effectmeting op te stellen: zijn ze door hun ontwikkeling op de werkplek en de opleidingsdagen anders hierover gaan nadenken. Wat je wel ziet, is dat bij richting geven studenten in eerste instantie
daarover vaak smalle opvattingen hebben. Ze denken dan aan het kunnen opschrijven van een visiestuk en op basis daarvan beleidsdoelen formuleren. Na een poosje komt dan het besef dat richting geven ook dagelijkse arbeid is: voortdurend met je leerkrachten in gesprek blijven en de vraag blijven stellen waarom we ook alweer doen wat we doen. Richting geven heeft sterk te maken met het ervaren van verbinding met diepere waarden en drijfveren.” Onderzoekende houding Tijdens de opleidingen wordt ook aandacht besteed aan de onderzoekende houding van de schoolleider. “Onze nadruk op zelfreflectie is daarvan eigenlijk al een vorm. Maar daarnaast vinden we het ook goed om schoolleiders te stimuleren om zelf onderzoek in de school te (laten) verrichten. Gedurende het eerste jaar maken studenten daarom een onderzoeksopzet voor een kleinschalig onderzoek, waarop ze in het tweede jaar kunnen voortbouwen.” Volgens Van der Meulen gaat het er niet om van schoolleiders onderzoekers te maken. In de dagelijkse praktijk is het verrichten van diepgravend onderzoek nauwelijks
‘Leiderschap begint met het besef dat het je vak is om mensen en organisaties te beïnvloeden’ vol te houden. Maar de methodiek van onderzoek past soms heel goed om schoolontwikkeltrajecten voor te bereiden. “Door even heel systematisch stil te staan bij je probleemstelling en onderzoeksvraag kun je een kleine vorm van onderzoek soms heel snel uitvoeren. Ons gaat het erom dat je een onderzoeksmatige instelling ontwikkeld die niet alleen van pas komt tijdens de opleiding, maar je ook praktisch gaat helpen bij je dagelijkse werk als schoolleider.”
november 2013
25
Voortgezet onderwijs Interessant is de ontwikkeling dat er vanuit het voortgezet onderwijs steeds meer vraag is naar het opleiden van leidinggevenden. “Binnen het primair onderwijs is er een wat steviger gevestigde traditie dat schoolleiderschap een vak is, waarvoor je opgeleid moet worden”, aldus Van der Meulen. “In het voortgezet onderwijs schoolden leidinggevenden zich natuurlijk ook wel, maar meer op deelterreinen, zoals financieel management, effectief vergaderen of conflicthantering. Het was lange tijd niet een vanzelfsprekendheid dat bijvoorbeeld een teamleider ook een of twee jaar in opleiding gaat. De laatste tijd zien we echter dat die behoefte toeneemt. We spelen daar nu ook op in door voor teamleiders in het voortgezet onderwijs een specifieke opleiding te ontwikkelen. Deze gaan we waarschijnlijk in pilotvorm uitproberen in 2014. Maar ook in die opleiding kiezen we bewust ervoor om de ontwikkeling van een heel persoonlijke leiderschapsstijl en -identiteit centraal te stellen.” Leiderschap vak van beïnvloeding Over leiderschap zijn misschien wel kilometers boeken geschreven en het woord kan heel verschillende betekenissen
hebben. “Voor ons begint leiderschap met het besef dat het je vak is om mensen en organisaties te beïnvloeden. Als een medewerker of een team niet goed functioneert, dan wil je graag daarop een positieve invloed uitoefenen. Het gaat niet alleen erom dat je visie hebt over wat een professional of een professionele organisatie allemaal moet kunnen, het gaat er ook om dat je vaardig bent in het vormgeven van processen om dat te bereiken”, stelt Van der Meulen. “Door te beginnen bij bewustwording over je persoonlijke effectiviteit willen we bevorderen dat mensen groeien op een manier die bij hen klopt. Want een schoolleider die erin slaagt dichtbij zichzelf te blijven en dat zelf verder te ontwikkelen, ‘klopt’ voor zijn medewerkers. Hem zal leiderschap worden gegund.” Jaap Nammensma
advertenties
dateincies e h t e ov Sav - 12 pr
- 1 dag 5 april
CNV Onderwijs komt naar je toe met de
-factor Talent in beweging
CNV Onderwijs komt met wat nieuws! Op 5 april 2014 organiseren wij de O-factor in alle 12 provincies. Dit evenement staat in het teken van talent in het onderwijs. Zorg dat je 5 april vast in je agenda noteert. Blijf op de hoogte via onze website: www.cnvo.nl/O-factor of Facebook pagina: www.facebook.nl/cnvonderwijs. Inschrijven kan vanaf 1 januari 2014.
0297 OFACTOR ADVHALF.indd 1
26
november 2013
18-09-13 13:37
column
Hart voor de zaak Onverwacht belandt een collega-directeur op vrijdagmiddag met hartklachten in het ziekenhuis en is zijn school stuurloos. Het bestuur vraagt mij voorlopig de school voor twee dagen per week erbij te nemen. Uite raard zeg ik geen nee, als ik iemand kan helpen, dan doe ik dat graag. Bovendien ken ik mijn collega als goede directeur en denk ik alleen op de winkel te hoeven passen. De man heeft een spoedoperatie achter de rug en is naar verwachting langere tijd uit de roulatie. Op het moment is hij nog niet aanspreekbaar. Als ik in het weekend op de school ben om even te kijken wat me te wachten staat, loop ik tegen verschillende dingen aan. In de kasten staan mooie mappen met alle maal titels op de ruggen, maar met een inhoud die minimaal twee jaar oud is. Ik verwacht dan op de computer wel inhoud te kunnen vinden, maar alles is beveiligd
eigen school naar het team moet om toe te lichten wat ik ze reeds in het weekend met een kort mailtje heb medegedeeld. Maar voor ik dat doe, wil ik eerst de ouders van deze school een berichtje sturen. Gelukkig is de bovenbouwcoördinator wel even bereid mijn computer op te starten, zodat ik wat kan doen. Snel kom ik er niet aan toe, want er staan enkele ouders op me te wachten, die willen weten hoe het met de directeur is. Zij hebben vrijdag de ambulance gezien. Maar er staat ook een ouderstel met een jong kind dat zegt een afspraak voor een rondleiding te hebben. Een van mijn sterke kanten is dat ik rustig kan blijven, althans uiterlijk, want van binnen draaien alle radertjes op volle toeren. Ik heb geluk dat de administratief medewerkster erg betrokken is, want hoewel het niet haar werkdag is, meldt zij zich wel en neemt ze de rondleiding over. Als
‘Ik denk alleen op de winkel te hoeven passen’ met wachtwoorden, dus ook daar kom ik niet verder. Mijn weekendbezoek beperkt zich tot even rondkijken. Op maandagmorgen ontmoet ik het team, dat in de koffiekamer mij vooral vragen stelt in plaats van mij wegwijs te maken. De bouwcoördinatoren die samen met mij het managementteam vormen, staan beiden voor de klas en kan ik pas na schooltijd spreken. Ik bedenk dat ik even op mijn
ik de andere ouders verteld heb dat er later vandaag een e-mail komt, wil ik aan de slag, maar dan staat de leerkracht van een onderbouwgroep voor mijn neus met de mededeling dat het te koud is in haar groep en of ik even de verwarmingsmonteur wil bellen. Ondertussen gaat de telefoon verschillende keren. Eén keer is het de IB-er van mijn eigen school. Haar had ik het weekend al gesproken en zij is nu even
extra op school. Zij vertelt me dat alles loopt en iedereen gewoon aan het werk is en dat het niet nodig is om nog even langs te komen. Het loopt tegen twaalven als ik eindelijk achter de computer kan plaatsnemen. Voor de huisstijl zoek ik in de bestanden op de computer. Ik voel me weer even die invalleerkracht die om half acht gebeld wordt om in te vallen. Vaak moest ik dan ook overal zoeken, maar kwam ik er met de hulp van leerlingen wel. Nu heb ik een administratief medewerkster. Zij wijst mij erop dat ik even mijn mail moet checken. Zij heeft namelijk een mail van het bestuur in cc ontvangen met een voorbeeldbrief. Bovendien heeft zij voor mij het wachtwoord van het administratiesysteem, zodat ik de mail naar alle ouders uit kan doen. En wanneer ik bezig ben de brief na te lezen, komt ze me een kop koffie brengen. Zo’n vrouw is toch goud waard. Als ik na het MT-overleg en een korte ingelaste teamvergadering even op de directie kamer uitblaas, zie ik een mapje liggen in een postvakje op het bureau met de titel ‘Noodplan’. Ik blader het door en bedenk dat ik dat eerder had moeten vinden. Waarschijnlijk wisten de bouwcoördinatoren en de administratief medewerker hier ook niet van, maar heeft de directeur aan voelen komen dat zijn hart moeilijk wilde gaan doen. In dit mapje staan alle telefoonnummers, wachtwoorden, afspraken en dergelijke. Dirk van Boven
november 2013
27
Generaties in het onderwijs
In organisaties komt het vaak voor dat vier verschillende generaties tegelijk aan het werk zijn. Deze generaties werken dan met elkaar samen, of ze dit nu willen of niet. In scholen zijn regelmatig alle generaties actief. Van jonge leraren van 25 jaar tot ervaren rotten in het vak die bijna met pensioen gaan. Werknemers met verschillende krachten en behoeftes die voor elkaar van onschatbare waarde kunnen zijn, als ze de verbinding met elkaar kunnen maken.
E
en generatie is een categorie mensen die in dezelfde periode van vijftien jaar geboren is en gemeenschappelijke eigenschappen heeft. Hoe zijn generaties opgebouwd? Volgens de Nederlandse generatie-expert en onderzoeker Aart Bontekoning zit deze verdeling als volgt in elkaar.
Generatie
Geboren in
Leeftijden anno nu
Protestgeneratie
1940-1955
60-75
Verbindende generatie X
1955-1970
45-60
Pragmatische generatie
1970-1985
30-45
Authentieke generatie Y
1985-2000
15-30
Elke generatie heeft haar eigen kenmerken en voorkeuren. Zo kunnen er grote verschillen zijn in de visie op bijvoorbeeld opvoeden (hoe ze dat doen en hoe ze dat hebben ontvangen), ontwikkeling, flexibel werken en werk überhaupt. De generatiebenadering is een interessante om onder de loep te nemen voor
28
november 2013
organisaties in het onderwijs. Waarom organisaties in generaties opdelen? Opgedeeld in groepen is een totale organisatie gemakkelijker te begrijpen. Het generatieperspectief zorgt ervoor dat deze groepen gezamenlijke kenmerken, soortgelijke opvoeding, maar vooral vergelijkbare waarden en overtuigingen hebben. Wanneer elke generatie (of afgevaardigden hiervan) apart wordt genomen en uitdagingen binnen de organisatie worden voorgelegd, is de kans groot dat er onderling eerder overeenstemming wordt bereikt. De kans op succes is groter dan wanneer je iedereen uit een organisatie bij elkaar brengt en iets voorlegt. Wanneer vervolgens deze generaties in groepjes bij elkaar worden gebracht en zij hun inzichten met elkaar delen, dan is de kans op begrip tussen generaties groter. De aanpak voor kennisuitwisseling tussen docenten, het activeren van leerlingen of de manier van toetsen kunnen mooie vraagstukken zijn om opgedeeld in generaties te behandelen. De generatietheorie is praktisch te zien als een gemakkelijkere manier om individuen te clusteren en te begrijpen. Begrip
voor elkaar en onderlinge communicatie kunnen overzichtelijker worden gefaciliteerd. Het begint met herkenning van iemands eigen generatie, om vervolgens begrip en respect voor de andere generaties te krijgen. Dit kan mooi als basis dienen voor goede onderlinge communicatie om vervolgens echt samen te werken. Samenwerking tussen generaties Volgens onderzoek van Bontekoning hebben juist de jongste generatie (Y, de arbeidsmarkt betredend) en de oudste (Protest, de met pensioen gaande generatie) een grote klik met elkaar. Hier ligt dan ook een sleutel als het gaat om het van elkaar leren binnen het onderwijs. Jonge mensen vinden ontwikkeling erg belangrijk en moeten nog veel leren. De met pensioen gaande generatie zit juist op een positie waar ze liefst kennis wil overdragen en het prettig vindt als er naar hun ervaring en kennis wordt
‘Uiteindelijk heeft elke generatie een rol in het vernieuwen en verbeteren van een organisatie’ gevraagd en wordt geluisterd. Interessant voor Y dus. Omgekeerd weten jonge docenten van generatie Y weer veel meer van nieuwe ontwikkelingen, zoals digitale leermiddelen, dan de protestgeneratie. Hier ligt een enorme kans voor wederzijds leren. De meester-gezel relatie, waarbij de gezel soms de meester is en de meester soms de gezel, lijkt erg waardevol. Van nature zijn de protestgeneratie en generatie Y dus generaties die elkaar iets te bieden hebben. Een uitdaging in
deze relatie is de manier van communiceren met elkaar, iets waar wel grote verschillen in zijn te vinden tussen deze generaties. Zo kan de open en directe manier van communiceren door Y als respectloos worden ervaren, terwijl dit niet zo bedoeld is. Begrip voor elkaars communicatie is dus stap één. Leren van de allerjongsten De generatie die op dit moment op de basisschool les krijgt, verschilt ook fundamenteel van de generaties ervoor. Deze generatie, de digigeneratie of generatie Z (geboren tussen 2000 en 2015), groeit volledig op in een digitale wereld. In hun wereld is er altijd internet geweest en zijn de digitale mogelijkheden eindeloos. Er zijn kinderen van drie of vier jaar die nu meer met een tablet kunnen dan de gemiddelde vijftiger, veertiger of zelfs dertiger. Dit heeft straks grote consequenties voor in eerste instantie het voortgezet onderwijs en in tweede instantie organisaties als werkgever. Er ligt een grote kans voor het voortgezet onderwijs om de kennis over deze generatie te onderzoeken en op te vragen bij het huidige basisonderwijs. Leraren van basisscholen merken ongetwijfeld verschillen met de door hun eerder opgeleide generaties. Deze kennis is van essentieel belang voor het vervolgonderwijs van deze generatie. In een later stadium als deze generatie de arbeidsmarkt betreedt, moeten organisaties ook hier klaar voor zijn. Elke volgende generatie zal gemiddeld beter kunnen omgaan met technologie dan de oudere generaties. Er is dan ook altijd een grote rol weggelegd voor een nieuwe generatie, om verandering binnen organisaties te bewerkstelligen. Net zoals dat op dit moment van de generatie Y (de junioren in organisaties) wordt verwacht. Essentieel voor vernieuwing is de durf van de jongeren zelf en de actieve en waarderende steun van hun oudere collega’s. Uiteindelijk heeft elke generatie, jong of oud, een rol in het vernieuwen en verbeteren van een organisatie. Doordat elke generatie met haar eigen kenmerken op nieuwe posities en in nieuwe fases komt, kunnen zij hun krachten inzetten om op deze positie te vernieuwen en te verbeteren. Alle generaties, jong en oud, zijn even belangrijk en moeten met elkaar zorgen voor een succesvolle samenwerking. David Bobeldijk, in samenwerking met Aart Bontekoning David Bobeldijk is arbeids- en organisatiepsycholoog en medeeigenaar van talentenorganisatie Studelta (www.studelta.nl) die jonge talentvolle mensen inzet in het onderwijs en andere sectoren. Ook zette hij Generatiewerk op (www.generatiewerk.nl) samen met generatie-expert en onderzoeker Aart Bontekoning. Hiermee stimuleren zij de klik tussen generaties en helpen ze organisaties om door middel van inzicht in generaties samenwerking te verbeteren.
november 2013
29
column door Chris Lindhout
Hij zit tegenover me en kijkt me over zijn bril heen aan. Het geroezemoes van het café verdwijnt naar de achtergrond. “Wat bedoel je daarmee precies”, vraagt hij. Ik steun met mijn ellebogen op tafel en vouw mijn handen. Het lijkt wel alsof ik niet wil dat de omringende wereld het horen zal.
Alsof het midden niet meer bestaat “Gewoon, je bent te veel bezig met systemen en te weinig met het kind. Te veel hoofd, te weinig hart.” Hij slaat zijn ogen neer. “Ik ga juist voor het kind”, zegt hij zachtjes. “Dat denk je,” antwoord ik “en ik ben ervan overtuigd dat je dat ook echt denkt, maar een kind is gebaat bij gevoel en niet bij didactische trucjes.” “Dus al die aandacht voor scholing en verbeterde leerlingvolg systemen zie jij niet zitten?” Ik zwijg en zucht. “Kijk, alles begint met het hebben van een relatie met het kind. Dat bereik je niet door Montessori, Dalton of het reguliere concept. Dat bereik je alleen door je te verdiepen in hoe een kind denkt, ontvangt, voelt en is.” “Maar dat is toch logisch. Die stap kun je wel overslaan. Elke leerkracht zal dat eerst op orde moeten hebben en dan gaan we aan de slag met het overbrengen van de leerstof via systemen.” “Als dat nou zo was, dan zouden wij hier het glas bier kunnen heffen op een glansrijke schoolloopbaan van elk individueel kind”, reageer ik. Dan zwijg ik en laat mijn twijfel landen op het tafelkleed. “Dat geloof jij dus niet”, zegt hij, terwijl hij zijn bril recht schuift. “Ik vertrouw elke leerkracht, maar zie dat de systemen oprukken naar de werkvloer. Alles wordt in regels en protocollen gevat. Iedereen roept dat de bureaucratie minder moet worden, maar ik zie het alleen maar toenemen. Steeds meer testen, toetsen en controle
30
november 2013
lijstjes vallen op het bureau van de leerkracht. Elke week is er wel iemand anders die in je groep observeert. Maandelijks worden kwaliteitslijsten gecheckt of we nog wel doen wat we moeten doen en of we dat dan ook nog goed doen. Hele kwaliteitssystemen worden bijgehouden met honderden aandachtspunten, die de revue passeren, maar blijft het kind in beeld? Is er nog wel ruimte voor de pedagogiek? Voor de rust van het niet presteren? Voor de aandacht van het persoonlijke gesprek na half vier bij het plantjes water geven? Of hollen we na iedere werkdag naar een overleg, bespreking en vergadering ten bate van het kind?” Hij neemt een slok. “Ligt ook hier de waarheid niet in het midden?” “Bestaat het midden nog”, vraag ik hem, terwijl in mijn hoofd de melodie van Stef Bos klinkt.
korte berichten Gedicht
Mijn kind, Ik heb het beste met je voor. Wil je begeleiden elke dag. Wil met jou het leven door. Je behoeden voor tegenslag. De wereld is niet zoals jij ziet. Er loert haast overal gevaar. Dat ze je kwetsen wil ik niet. Ik maak je voor die wereld klaar
Gedichtenbundels Wilt u uw team verrassen met een gedichtenbundel van Chris Lindhout? Mail voor meer informatie of om de gedichtenbundels te bestellen naar
[email protected].
Direct 2014
Verschijningsdata
Editie 1 Editie 2 Editie 3 Editie 4 Editie 5 Editie 6 Editie 7 Editie 8
8 februari 22 maart 19 april 24 mei 21 juni 20 september 25 oktober 14 november
Wilt u iets doen voor CNV Schoolleiders? Het bestuur van CNV Schoolleiders zoekt leden die vanuit de praktijk een bijdrage willen leveren, bijvoorbeeld door een bijeenkomst willen bijwonen met de Onderwijs inspectie of leden die een keer een netwerkbijeenkomst willen participeren in de regio. Heeft u interesse? Mail dan naar
[email protected].
advertenties
Mamma, Je hebt het beste met me voor. Dus laat me gaan, mam, elke dag. Loop niet voor me, maar achter me. Leer me leren van tegenslag.
Wil je adverteren in Direct?
De wereld is niet zoals jij ziet. Ik moet wennen aan gevaar. Vallend en struikelend word ik groot. Me ervoor behoeden, dat is pas naar. Leer me het leven zoals het komt. Laat me huilen van pijn en verdriet, lachen van vreugde en plezier, dan word ik sterk, anders niet. 020-3308998 |
[email protected] | www.recent.nl
november 2013
31
Werf een nieuw CNV-lid en ga er samen op uit! Gunt u anderen óók de voordelen van het CNV-lidmaatschap? Meld dan een nieuw CNV-lid aan en ontvang als dank een cadeaubon. Zo kunt u samen met het nieuwe lid iets leuks gaan doen! En elke keer iets anders als u dat wilt! Wilt u een Dinerbon, een Theaterbon of doet u samen liever iets spectaculairders? U kunt zoveel nieuwe leden aanmelden als u wilt en voor elk lid ontvangt u een nieuwe cadeaubon.
VOORDELEN VAN HET CNV-LIDMAATSCHAP: • • • • • • • • •
Geïnformeerd worden over de ontwikkelingen in de sector waarin u werkt Meepraten over uw CAO Professionele rechtsbijstand. Verzekerd van rechtshulp bij arbeids-kwesties en in privézaken Samen opkomen voor betere afspraken Individuele hulp en begeleiding met betrekking tot werk Deskundige hulp bij de belastingaangifte Korting op verzekeringen Toegang tot de vraagbaak van het CNV Loopbaan- en beroepsinhoudelijk advies
U KUNT KIEZEN UIT DE VOLGENDE CADEAUBONNEN T.W.V. €25,- : • Dinerbon • Snowworld Zoetermeer • Theaterbon • VVV Cadeaubon • Bioscoopbon Deze actie geldt niet in combinatie met andere ledenwerfacties. Kijk voor meer voorwaarden, informatie en aanmelding op: www.cnv.nl/actie of bel met (030) 751 10 40
Aanmeldbon
CNV Onderwijs, t.a.v. Ledenadministratie, Antwoordnummer 51053, 3501 VC Utrecht
[email protected]
Gegevens nieuw lid
Uw gegevens
Naam en voorletters
M/V
Adres
Naam en voorletters Tel.nr. Woonplaats
Postcode
Woonplaats
Postcode
Tel. nr. overdag Geboortedatum
Tel. nr. ‘s avonds Emailadres
Relatie tot het nieuwe lid:
Sector waarin u werkzaam bent
M/V
Adres
Collega
Familie
Vriend/in
Anders, namelijk:
Hierbij machtig ik het CNV de contributie automatisch maandelijks af te schrijven van mijn rekening
Ik ben lid van:
ACP
CNV Dienstenbond
CNV Vakmensen
CNV Publieke Zaak
CNV Onderwijs
Lidnummer: Bank/gironummer Als aanbrenger van een nieuw lid ontvang ik graag de volgende cadeaubon: Datum
Handtekening
Dinerbon
Theaterbon
Bioscoopbon
Snowworld
VVV Cadeaubon Het CNV zal na ontvangst van de aanmelding telefonisch contact opnemen voor aanvullende gegevens om de inschrijving definitief te maken. De contributie verschilt per bond (volledige info vindt u op www.cnv.nl) maar bedraagt gemiddeld 15 euro per maand. Studenten, werklozen, gepensioneerden en arbeidsongeschikten betalen een aangepast tarief.
U als aanbrenger van het nieuwe lid ontvangt uw gekozen aanbrengcadeau op uw privé-adres. Toezending kan pas plaatsvinden nadat de gegevens van het nieuwe lid telefonisch zijn gecontroleerd en een eerste contributie is geïnd.
Aanmelden kan ook via: www.cnv.nl/actie