Pedagogisch beleid Trias Kinderopvang Kinderdagverblijf Locatie: Vrouw Holle
Secretariaat: Trias Kinderopvang Boschplein 13 2171 GT Sassenheim
[email protected] www.triaskinderopvangbv.nl 0252-213876
Pagina 1 van 19, versie juni 2015
Voorwoord Voor u ligt het pedagogisch beleid van Trias Kinderopvang. Trias Kinderopvang heeft verschillende kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang centra waar de kinderen zich thuis en geliefd voelen en waar alle aandacht aan hen wordt besteedt. De ouders delen een gedeelte van de week de opvoeding met de pedagogisch medewerkers van de kindercentra. In 1998 ging Trias Kinderopvang van start met als eerste een BSO (buitenschoolse opvang) groep in Sassenheim. Vanaf 2000 werden er meerdere BSO's en kinderdagverblijven geopend. Naast Sassenheim kwamen er vestigingen in Voorschoten en Leiden. Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn geeft als definitie van het pedagogisch beleid: “alle formele afspraken die tezamen continuïteit en gelijkgerichtheid geven aan het handelen met betrekking tot de opvoeding en ontwikkeling van kinderen.” De theoretische visie op kinderopvang waarop wij onze wijze van handelen baseren, zal in het eerste gedeelte van dit beleid duidelijk aan bod komen. Ons pedagogisch beleid is een weergave van de visie die de pedagogisch medewerkers hebben ontwikkeld, nog steeds ontwikkelen en die zij aan nieuwe medewerkers doorgeven. Dit doen zij onder begeleiding van de directie, de leidinggevenden en de pedagoog. Om de leesbaarheid te vergroten, zijn een aantal keuzes gemaakt. Met de aanduiding ‘ouder(s)’ worden ook ‘verzorger(s)’ bedoeld. Overal waar over ‘kind’ gesproken wordt als ‘hij’ zou eigenlijk ‘hij of zij’ moeten staan. Het pedagogisch beleid zal altijd in ontwikkeling zijn: december 2001 juli 2002 maart 2007 augustus 2010 december 2012 september 2013 maart 2014 juni 2015
Inhoudsopgave 1: Opvoeding in een groep 2: Uitgangspunten voor de pedagogische werkwijze 3: Pedagogische visie op de ontwikkeling van jonge kind (0 t/m 4 jaar) 4: Personeel 5: Pedagogische thema's 6: Praktisch gedeelte
Pagina 2 van 19, versie juni 2015
1: Opvoeding in een groep Ouders kiezen om verschillende redenen voor opvang in een kindercentrum. Opvang in het kindercentrum betekent voor het kind groepsopvoeding. Kinderopvang is gedeelde opvoeding. Het zal een ieder duidelijk zijn dat er verschillen tussen een opvoeding thuis en in een kindercentrum bestaan. Het kindercentrum verleent de ouders een dienst door het bieden van professionele kinderopvang. Vanzelfsprekend dient er een goede verzorging en begeleiding van hun kind te zijn door gekwalificeerd personeel in een veilige, kindvriendelijke omgeving. In het belang van het kind dienen de ouders achter de werkwijze binnen het kindercentrum te staan. Alleen dan kan het kind het gevoel van veiligheid en vertrouwen krijgen, hetgeen één van de basis voorwaarden is om tot een gezonde ontwikkeling te komen. Hoe meer aansluiting er is tussen de opvoeding thuis en de opvoeding binnen het kindercentrum, hoe vertrouwder het voor het kind is. Daarvoor is samenwerking tussen ouders en pedagogisch medewerkers als gezamenlijk opvoeders onontbeerlijk. Ouders kunnen met vragen, opmerkingen en klachten bij de pedagogisch medewerkers terecht en worden geïnformeerd over het functioneren van hun kind. Ouders kunnen een beroep doen op de pedagogisch medewerker als opvoedster. Maar ouders kunnen ook een beroep doen op de pedagoog als professioneel opvoedster met veel ervaring inzake opvoedingsvragen. Tevens mogen ouders verwachten dat de pedagogisch medewerkers zorgvuldig omgaan met informatie. 2: Uitgangspunten voor de pedagogische werkwijze Doelstellingen Kinderopvang op natuurlijke basis, gericht op natuur en bewegen. Trias Kinderopvang biedt opvang op natuurlijke basis aan kinderen van drie maanden tot dertien jaar. Doelstelling is het bieden van een plaats waar kinderen zich veilig, thuis en geliefd voelen en waar alle aandacht aan hen wordt besteed. Dit gebeurt in een speciaal op het kind ingerichte binnen- en buitenruimte onder deskundige leiding. We willen opvang bieden als een tweede thuis, waar de kinderen zich volledig op hun gemak voelen en rust, vertrouwen en ontspanning vinden. Uitgangspunten Wij hechten veel belang aan beweging en respect en aandacht voor de natuur. Door middel van het dag ritme en de aangeboden activiteiten proberen we dit aan de kinderen mee te geven. Belangrijk bij natuur beleving is zoveel mogelijk gebruik te maken van natuurlijke materialen en biologische levensmiddelen. Daarnaast gaan we zoveel mogelijk naar buiten. Van belang bij bewegen is het dagelijks aanbieden van bewegingsactiviteiten zoals "beren Judo", een kaboutertocht in het park, peuterdans, yoga, etc. Op onze kinderdagverblijven wordt de zorg voor andere kinderen, de zelfredzaamheid en de zelfstandigheid gestimuleerd. Trias biedt inclusieve kinderopvang. Een plek voor alle kinderen. Ook kinderen met een speciale zorgbehoefte kunnen bij Trias Kinderopvang terecht. Ook deze kinderen vinden het leuk om met andere kinderen te spelen en voor ouders is het fijn om hun kind te kunnen brengen
Pagina 3 van 19, versie juni 2015
naar het hetzelfde kinderdagverblijf als hun broertje of zusje. Er is specialistische verpleegkundige zorg mogelijk. Er wordt vanzelfsprekend gelet op wat binnen de mogelijkheden ligt en welke plek het beste voor het kind is. Binnen Trias Kinderopvang wordt het kind gezien als een mens met eigen talenten en een eigen ontwikkelingwijze en tempo. Daarom vinden we het belangrijk om naast educatieve ook creatieve en sportieve activiteiten aan te bieden. Deze activiteiten dragen bij aan de ontwikkeling van hoofd (verstand), hart (gevoel) en handen (het maken). 3: Pedagogische visie op de ontwikkeling van jonge kind (0 t/m 4 jaar) Er zijn verschillende ontwikkelings,- en levensfasen waar wij onze visie op afstemmen. Schematisch zijn die perioden in te delen in perioden van steeds zeven jaar. De eerste fase is die van 0 tot 7 jaar. De tweede die van 7 tot 14 jaar enzovoort. Iedere fase vraagt om een andere aanpak. In de periode van 0 tot 7 jaar komen we het onderscheid tegen tussen de baby, peuter en kleuterfase. In de eerste jaren van ons leven leren we o.a. drie belangrijke dingen: rechtop staan, spreken en denken. Alles wat we later nog ontwikkelen aan lichamelijke en geestelijke vermogens stoelt op deze drie prestaties. Eerste levensjaar Het kind wil de wereld leren kennen en doet dat op zijn unieke wijze in zijn tempo. Wat ieder kind het eerst doormaakt is het proces van het oprichten. We zien een bewegingdrang: het oefenen waardoor het kind zich leert om te draaien, het gaat kruipen, komt tot zitten en uiteindelijk tot staan. Doorgaans volstrekt zich dat allemaal binnen 1 jaar tijd. Daarna gaat het kind lopen. Armen en handen zijn nu vrij om te spelen, te ontdekken, etc. Als een kind zich opricht, verandert zijn wereld. Het ervaart de 3 dimensies: links-rechts, onder-boven en voorachter. De motivatie van het kind om deze grote prestatie te leveren, moeten we onder andere zien in zijn nabootsingwil. Het is van het grootste belang dit proces niet van buitenaf te bevorderen of het lopen door trucjes te vervroegen, bijvoorbeeld door het kind overeind te trekken. Dat moet het kind zelf doen. Hoogstens één vinger aanbieden die het kind kan pakken als ‘morele’ steun. Het lopen van een kind vormt de basis voor het leren spreken. De pedagogisch medewerkers geven het kind de ruimte zodat het kind zelf aan kan geven dat het klaar is om te gaan zitten, staan en lopen. Bij jonge kinderen zijn kietel- en schootspelletjes bevorderlijk om thuis te raken in het lichaam en om de verschillende ruimterichtingen te leren kennen. In de ruimten zijn mogelijkheden om te leren draaien of om zich op te trekken (bijvoorbeeld speelmat, box, lage meubels). Er worden geen materialen of meubels aangeboden die op dit proces vooruit lopen. Een voorbeeld is een loopstoeltje. Een kind dat het gemak van een loopstoeltje heeft ontdekt mist de noodzaak om zelf te gaan lopen. De pedagogisch medewerker stimuleert dit proces door haar aandacht en bewondering te tonen. Tweede levensjaar In het tweede levensjaar ontwikkelt zich het spreken wat we als een verfijnde beweging kunnen beschouwen. Alweer een groot oefenwerk waarbij ook de nabootsing een grote rol speelt. Ons voorbeeld en ons juiste taalgebruik, zonder in zogenaamd grappig kinderlijke verbasteringen te vervallen (zoals in plaats van een ‘auto’ een ‘toet-toet’ zeggen) is belangrijk. Kinderrijmpjes zijn de beste taaloefeningen voor het kleine kind. De pedagogisch medewerker
Pagina 4 van 19, versie juni 2015
benoemd alle dingen zodat het kind door krijgt dat bij elk voorwerp een naam hoort. Het kind in deze fase hoort graag eindeloos de herhalingen van de (nieuwe) woorden. De pedagogisch medewerker heeft geduld en sluit haar handelen aan op het ontwikkelingstempo van ieder kind. Met de taal ontwaakt het denken. Daarom is het van belang dat de pedagogisch medewerker ook praat tegen kinderen die nog niet spreken. Dat zij alle handelingen, gebeurtenissen en voorwerpen benoemd. Om duidelijk te kunnen zijn naar het kind is de pedagogisch medewerker ook helder in het eigen denken en is in staat zich in te leven in de kinderen d.m.v. zien, horen en voelen. Er wordt speelgoed aangeboden wat het denken en de zintuigen stimuleert zoals, puzzels, sprookjes, voel en kleuren spelen, etc. Ondertussen vervolmaakt het kind zijn bewegingen: hij klimt overal op en onder, glijdt eraf en er wordt van alles beet gepakt of uitgeprobeerd. Dit is het verkennen en leren kennen van de wereld ten einde dingen te kunnen begrijpen. Derde en vierde levensjaar Een nieuwe fase is aangebroken waarin het kind zich bewust wordt van het eigen "ik" en zal niet langer over zichzelf spreken in de derde persoon. Het kind blijkt een zekere zelfstandigheid te hebben bereikt en zegt soms ook ‘nee’. Het kind kan driftig en koppig zijn. In deze fase leert het kind de taal spreken en kan het zijn gevoelens en gedachten weergeven en die van andere mensen vernemen. De ontwikkeling van de ik-beleving loopt door tot ongeveer het zesde jaar. Vanaf deze tijd wordt de fantasie ontwikkelt en geprikkeld. De fantasie mogen we zien als een creatieve kracht en als een eerste actief gebruik van de hersenen. Deze krijgen pas later de kwaliteit van leren en onthouden. Van belang is dat de pedagogische medewerkers het kind ondersteunen in zijn fantasiewereld en het niet, door een te veel intellectuele benadering, tot vervroegd ‘leren’ brengen. Een rustige omgeving en eenvoudig speelgoed kunnen tot fantasie aanzetten. Hoe minder speelgoed er is, des te fantasierijker speelt het kind. Tijdens deze periode is de pedagogisch medewerker niet verbiedend of ingrijpend bezig maar geeft het goede voorbeeld. Zij doet bijvoorbeeld rustig voor, gaat samen met het kind opnieuw proberen en biedt het ondernemende kind een veilige klimplek. Ook wordt het kind de mogelijkheid gegeven om te ontdekken. Niet helpen, maar zelf laten doen. De elementen A. Nabootsing B. Natuurlijk ritme, herhaling en rust C. Thuisgevoel D. Persoonlijke aandacht A. Nabootsing In de eerste vijf jaren staat het kind geheel open voor de wereld en laat deze in het volste vertrouwen binnenstromen. Het kind treedt het leven met een actieve belangstelling tegemoet. Een baby die in de ontwikkeling nog niet zover is dat hij de gebaren en klanken van de volwassene al fysiek kan nabootsen, beweegt van binnen wel met elk gebaar mee. Het nabootsen door het jonge kind is niet een passief kopiëren, maar een activiteit waarbij het hele het kind actief betrokken is.
Pagina 5 van 19, versie juni 2015
De wil van het kind wordt hiermee gevormd, geleid en opgevoed. De rol van de pedagogisch medewerker is om met goede intenties het kind voorbeelden aan te rijken door de dingen met aandacht te doen zodat het kind vanuit enthousiasme mee wil doen. Gericht op het stimuleren van het denken, de ik belevenis en de fantasie is de pedagogisch medewerker bij deze processen alert op bijvoorbeeld het benoemen van handelingen, gebeurtenissen en voorwerpen. Uiteraard ook naar aanleiding van eigen ontdekkingen in de natuur. B. Natuurlijk ritme, herhaling en rust Een kind heeft een gevoel van veiligheid nodig. Door middel van vaste pedagogisch medewerkers, ritme in de dagindeling en duidelijke regels ontstaat een gevoel van veiligheid. Ritmische processen komen we tegen in de natuur, zoals eb en vloed, de afwisselende seizoenen, de processen in het menselijk lichaam, etc. Deze processen laten we daarom ook zoveel mogelijk in onze eigen dagindeling, binnen en buitenruimte terugkomen. Voor kinderen is het ritmisch verloop van de dag zeer belangrijk. Het kind kan zich ontwikkelen zonder dat het hem extra energie kost. Alle activiteiten zoals zingen (ook liedjes laten een beweging zien), eten, opruimen, wandelen en broodjes bakken vinden plaats in een bepaald ritme waarin afwisseling plaatsvindt. Afwisselend zijn de kinderen binnen en buiten, met z'n allen in de groep of alleen of bij de pedagogisch medewerker op schoot. Het is een afwisseling van spanning en ontspanning. De pedagogisch medewerker heeft een grote verantwoordelijkheid bij dit proces want als de kinderen iedere dag hetzelfde ritme ervaren ontwikkelen zij een gevoel van vertrouwen. Zoals wanneer de kinderen iedere dag dezelfde liedjes horen, dan worden ze daarmee vertrouwd en gaan ze op een dag meezingen. De dagindeling is een beweging van de ene naar de andere activiteit. Dit gaat niet op de klok want dan zou er gewerkt worden met een schema i.p.v. een ritme. Het is van belang dat er momenten zijn waarop een kind ongestoord kan spelen zonder dat het van buitenaf gestuurd, geleid of afgeleid wordt. Zo kan het de wereld om zich heen verkennen, ontdekkingen doen, vaardigheden oefenen, indrukken opdoen en verwerken. In deze ongestoorde sfeer van rust kan de ontdekkingsdrang, nieuwsgierigheid en verwondering van het kind zich uitleven. De binnen- en buitenruimte bieden daar genoeg uitdaging voor. C. Thuisgevoel Een thuisgevoel ontstaat door het bieden van een rustige vriendelijke omgeving en het werken met verticale groepen. Het uitgangspunt is om de omgeving zo natuurlijk mogelijk te houden. De groepsruimten stralen door de rustige lichte kleuren (pasteltinten) houten meubels, natuurlijke materialen en seizoenstafels een warme en natuurlijke sfeer uit. Bij de inrichting van de ruimte is rekening gehouden met de verschillende behoeften van de kinderen, een hoek met een bank voor rustige activiteiten en ontspanning, een gedeelte met een kleed op de grond voor kruipende en liggende baby’s, tafels om aan te eten en te knutselen, speelhoeken zoals een poppenhoek en een bouwhoek en een ruimte om te rennen en te stoeien. Er wordt voor gezorgd dat het materiaal zoveel mogelijk natuurlijk is en de fantasie prikkelt. De buitenruimtes zijn voor zover mogelijk natuurlijk ingericht en er zijn voornamelijk losse, natuurlijke materialen beschikbaar om mee te spelen. D. Persoonlijke aandacht Ieder kind is uniek en ontwikkelt zich op een eigen manier in zijn eigen tempo. Pedagogisch medewerkers hebben respect voor de eigenheid van het kind. De pedagogisch medewerker
Pagina 6 van 19, versie juni 2015
gelooft in het vermogen van het kind zich zelfstandig te ontwikkelen en is zich bewust van haar voorbeeld gedrag. Naar ieder kind wordt affectie getoond: knuffelen, op schoot nemen, wiegen enzovoort. Momenten om persoonlijk contact met het kind te hebben zijn bij het verschonen, aankleden, naar bed brengen, een praatje maken, een boekje lezen, een compliment maken enzovoort. 4: Personeel Organisatie- en personeelsbeleid Om de kwaliteit en continuïteit te kunnen garanderen, werkt Trias Kinderopvang met pedagogisch medewerkers, invalkrachten, leidinggevenden, een pedagoog en praktijkopleider volgens de functie omschrijvingen in de CAO Kinderopvang. De pedagogisch medewerkers zijn in het bezit van minimaal een gericht M.B.O. diploma of studerend daarvoor en hebben affiniteit met natuur en bewegen. De leidinggevenden zijn in het bezit van minimaal een H.B.O. diploma of hebben een gelijkwaardig niveau verkregen door werkervaring en opleiding. Veelal worden er voor de medewerkers cursussen en workshops aangeboden ten behoeve van deskundigheidsbevordering. Zowel de pedagogisch medewerker als de leidinggevende is overtuigd van de meerwaarde van de natuur en het bewegen. Zij vinden het belangrijk om met kinderen de natuur te ontdekken en veel bewegingsgerichte activiteiten te doen. De balans tussen veiligheid en uitdaging wordt hierbij nauwlettend in de gaten gehouden. Als een pedagogisch medewerker alleen is ingeroosterd i.v.m. het kindaantal is het streven dat er een stagiaire of leidinggevende aanwezig is. Indien dit niet lukt is er altijd een achterwacht geregeld in de zin van een nabije vestiging waarvan iemand binnen 15 minuten op de locatie kan zijn. Daarnaast is de locatie in een school en/of naast een andere locatie van Trias Kinderopvang. Vier-ogenprincipe Trias Kinderopvang maakt gebruik van de meldcode met de handleiding (vanuit de brancheorganisatie). Het vierogenprincipe wordt elk jaar in juni geëvalueerd in het managementteam en de teamoverleggen. Daarbij is een open aanspreekcultuur een belangrijk punt. In het pedagogisch beleid (en het werkinstructieboekje) staat beschreven op welke manier we omgaan met de kinderen. Zo blijft de manier waarop we willen werken met kinderen steeds onder de aandacht. Mocht een collega zich daar niet aan houden dan spreken we elkaar daar op aan. Tijdens het teamoverleg geven pedagogisch medewerkers feedback (vast agendapunt) aan elkaar, zowel feedback over de dingen die goed gaan, maar ook dingen die minder goed gaan. Dit maakt dat we kritisch blijven naar elkaar. Het natrekken van referenties is een onderdeel van onze werving- en selectieprocedure. In de slaapkamers maken we gebruik van babyfoons. Deze babyfoon is naast het controleren van hoe het met de kinderen gaat ook een controle voor de pedagogisch medewerker als ze op de slaapkamer is. Het grootste gedeelte van de dag zijn er twee pedagogisch medewerkers op de groep. Er zijn meestal meerdere volwassenen in het gebouw aanwezig. Aan het begin en einde van de dag, tijdens de breng- en haalmomenten zijn er naast de pedagogisch medewerkers ook ouders aanwezig. Collega’s lopen gedurende de dag regelmatig op elkaars groepen naar binnen zonder te kloppen. Hun taken zijn zo met elkaar verweven dat ze elkaar even spreken om iets te overleggen of af te stemmen. Daardoor is er zicht op elkaars handelen. De leidinggevende, pedagoog of directie lopen regelmatig de groepsruimtes binnen of komen (onaangekondigd) op de locaties.
Pagina 7 van 19, versie juni 2015
Op kleinere locaties trachten we , bij een minimale groepsbezetting, zoveel als mogelijk, twee volwassenen op de locatie te laten zijn. We maken dan gebruik van de inzet van leerlingen of iemand die op kantoor van de desbetreffende locatie de administratie komt doen. Alle groepen zijn ‘open’. Ieder groep is vanuit de locatie zichtbaar door glas in/naast de deur. Men kijkt en loopt makkelijk bij elkaar binnen. Op al onze kinderdagverblijven hebben we, waar het aparte verschoonruimtes betreft, glas in de deuren tussen de groepsruimte en verschoonruimte of de deur blijft open staan, waardoor er zicht is op de groeps- of verschoonruimte. Pedagoog Trias Kinderopvang heeft een pedagoog in huis die de pedagogisch medewerkers en ouders kan ondersteunen bij vragen omtrent de ontwikkeling of het gedrag van de kinderen. Zij is daarnaast nauw betrokken bij de vertaling van het pedagogisch beleidsplan en VVE naar de praktijk. Als de pedagoog specifiek voor uw kind komt observeren op de groep zal hier altijd toestemming voor gevraagd worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren na een vraag van een pedagogisch medewerker of bij een kind dat opvalt na het invullen van de Peuterpraat Focus (zie kindgesprekken en observaties). In overleg met u (en het CJG) kan het voorkomen dat we kinderen moeten doorverwijzen naar bijvoorbeeld logopedie, audiologisch centrum, fysiotherapie, IVH (integrale vroeghulp), KWIK (kijk wat ik kan) om het kind verder te helpen in zijn ontwikkeling. Stagiaires en vrijwilligers Aangezien Trias Kinderopvang graag een aandeel levert in de opleiding van aanstaande pedagogisch medewerkers is het mogelijk dat er een stagiair(e) op de groep werkt. De pedagogisch medewerker begeleidt de stagiaire binnen het kader van het pedagogisch beleid en is verantwoordelijk voor de dagelijkse werkzaamheden en het leerproces van de stagiaire. De begeleidende pedagogisch medewerkers vallen onder de verantwoording van de praktijkopleider en zij onderhoudt de contacten met de school waar de stagiaire haar opleiding volgt. De stagiaire is een pedagogisch medewerker in opleiding en mag niet zonder begeleiding van een pedagogisch medewerker op de groep staan. Er zijn ook andere volwassenen die naast stagiaires bij Trias Kinderopvang werken. Dit zijn vrijwilligers. Zij werken onder toezicht van de pedagogisch medewerkers en leidinggevende. De vrijwilligers verrichten allerlei zaken die met de kindercentra te maken hebben zoals het eten en drinken klaarmaken, het helpen bij het naar buiten gaan, kinderen uit school halen, kinderen naar sportclubs brengen en het verzorgen van de ruimtes. 5: Pedagogische thema's Belonen en corrigeren Onder belonen verstaan wij het prijzen van gewenst gedrag. Als een kind bijvoorbeeld aan een huilende baby een speentje geeft zal de pedagogisch medewerker laten merken dat dit gedrag gewaardeerd wordt. Onder corrigeren wordt het afbreken van ongewenst gedrag verstaan. Trias Kinderopvang werkt met bepaalde ideeën over hoe er hiermee omgegaan wordt. Er wordt geprobeerd om te vermijden ‘nee’ of ‘niet doen’ te zeggen tegen de kinderen. Liever wordt de aandacht gevestigd op dingen die de kinderen wel kunnen doen. Zo zal een pedagogisch medewerker tegen een kind dat zand aan het gooien is zeggen "laat het zand maar in de zandbak" of "maak maar een mooie taart" i.p.v. "niet doen"
Pagina 8 van 19, versie juni 2015
te roepen. Zo weet het kind direct wat er wel van hem verwacht wordt en is het niet gelijk heel negatief. De kinderen worden op ooghoogte aangesproken en niet vanuit de hoogte. In acute situaties kan het voorkomen dat een medewerker van de ene kant van de ruimte naar de andere kant roept om een kind aan te spreken, maar dit is een uitzondering. In de regel loopt de medewerker naar het kind toe en maakt oogcontact terwijl zij het kind aanspreekt. Als een kind agressief of gevaarlijk gedrag vertoond zal de pedagogisch medewerker uitleggen waarom dit gedrag niet gewenst is met een boodschap waarin zij spreekt vanuit haar eigen gevoel. Een voorbeeld hiervan is, “Ik schrik er erg van als je daarop klimt, dan ben ik bang dat je valt en dat doet pijn". De pedagogisch medewerkers zullen consequent zijn wanneer het gaat om ongewenst gedrag. Steeds zullen zij het ongewenste gedrag blijven benoemen en gewenst gedrag stimuleren. Hierdoor zal het kind het ongewenste gedrag uiteindelijk achterwege laten. Het kind begrijpt waarom het gedrag niet gewenst is, wat de gevolgen van het gedrag zijn en weet welke alternatieven er zijn zodat het gedrag niet meer nodig is. Kinderen hebben grenzen van volwassen nodig. Door grenzen en regels leert een kind zich te beheersen en geduld te hebben. De persoonlijkheid wordt daardoor gesterkt en het kind verwerft vermogens zoals inleving, flexibiliteit en doorzettingsvermogen. Tijdens het vrije spel wordt alleen ingegrepen door pedagogisch medewerkers bij gevaar. Bij ongewenst gedrag is dreigen geen middel, straffen zoals afzonderen op de gang evenmin. Wel kan deze methode soms worden toegepast om een kind tot rust te laten komen en uit een bepaalde situatie te halen. Het kind kan ook in de groep zelf bijvoorbeeld even apart aan een tafel een puzzel maken. Zo heeft het kind even iets anders te doen waardoor z’n gedrag wordt doorbroken en hij met z’n gedachten op iets anders is gericht. Zo keert de rust weer terug in de groep. Activiteiten en Jaarfeesten Bij Trias Kinderopvang wordt aandacht besteed aan de volgende jaarfeesten: Sint Michael: 29 september (herfst) Sint Maarten: 11 november Advent: 4 zondagen voor Kerst Sint Nicolaas: 5 december (winter) Kerstmis: 25 en 26 december Driekoningen: 6 januari Maria Lichtmis: 2 februari Palmpasen/ Pasen: de eerste zondag/maandag die volgt op volle maan na het begin van de lente Pinksteren: 50 dagen na Pasen Sint Jan: 24 juni (zomer) In het ritme van de dag is speciale aandacht voor de seizoenen en de jaarfeesten. Door het vieren van de jaarfeesten; het doen van de bijbehorende spelletjes, het luisteren naar de verhalen, het opeten van zelfgebakken lekkers of het houden van optochten, de veranderingen zien en beleven van de natuur buiten wordt hieraan gewerkt. Aandacht voor de seizoenen en feesten geven de verbondenheid van natuur en cultuur aan. De jaarfeesten kennen zo hun eigen signatuur en gebruiken, bijvoorbeeld lampions, palmpaasstok, pompoen, bloemen, fruit, liedjes, verhaaltjes en speciale maaltijden.
Pagina 9 van 19, versie juni 2015
Activiteiten In het samenzijn met andere kinderen leert het kind zich ook sociaal en emotioneel te ontwikkelen. Vaak is het spel voor het jonge kind de eerste sociale oefening waarin het andere kinderen ontmoet. Spelen is doen en leren. Spelen is doen alsof. Spelen is nieuwsgierigheid. Spelen is bewegen, voelen, proeven en ruiken. Spelen is onderzoeken en ontdekken. Spelen is beleven. Spelen is creatief zijn. Spelen is aandacht en betrokkenheid. Spelen is plezier. Spelen is samen met anderen. Bij Trias Kinderopvang richten we ons naast het bewegen en natuurbeleving ook op de ontwikkeling van fantasie en creativiteit. Voorbeelden van activiteiten deze gebieden stimuleren zijn o.a. het rollenspel, poppenspel, dans of knutselen. Er wordt zoveel mogelijk met natuurlijke materialen gewerkt zoals bijenwas, hout, stof en wol. De pedagogisch medewerker volgt en begeleidt het kind hierbij en respecteert de eigenheid van het kind en legt niet haar eigen ideeën op. Dwang, kant en klare knutselwerkjes of voorbedrukte kleurplaten worden niet gebruikt (met uitzondering van mandala's want die hebben een positieve uitwerking). Er wordt naar gelang het seizoen of jaarfeest worden geknutseld. De kinderen krijgen hierbij de vrijheid om te plakken of te kleuren hoe ze dat zelf willen. Een belangrijk element in het dagritme is het zingen. Zingen biedt niet alleen houvast, maar stimuleert ook de taalontwikkeling (nabootsing). Bij het zingen worden gebaren ter ondersteuning van de tekst gemaakt. Muziek en zang wordt ingezet om een activiteit aan te kondigen of af te sluiten of het wordt gebruikt als activiteit zelf, bijvoorbeeld om te dansen, te bewegen of na te bootsen. Zo wordt de radio niet gebruikt voor achtergrond geluid, dit is onrustig, maar als instrument voor een bewegingsactiviteit. En een voorbeeld van het zingen is dat er steeds vooraf aan een nieuwe activiteit, zoals handen wassen, deeg kneden, etc, een speciaal lied wordt gezongen. De kinderen worden tijdens de uitvoering van de activiteit gestimuleerd tot het verleggen van grenzen en tot exploratie. Dit gebeurt door een positieve houding van de pedagogisch medewerkers als basis en door complimenten te geven. Tijdens de uitvoering wordt ook gelet op kinderen die passief deelnemen: Vinden ze het niet leuk? Zijn ze onzeker? Durven ze niet? Door uit te zoeken wat de reden is voor dit gedrag kan er naar een passende oplossing worden gezocht, zoals extra begeleiding of een helpende hand. Activiteiten en spelmaterialen voor verschillende leeftijden: 1) Voor de baby: kijken, luisteren, graaien, aftasten, grijpen en reiken, ontdekken, worden mede ontwikkeld door: speelkleed, handpopjes, rammelaar, versjes, trommel, zand, speelgoedbal, kiekeboespel, box, houten lepel, stoffen bal, liedjes, plaatjesboekjes. 2) Voor de dreumes: kruipen, hobbelen of schommelen, optrekken, klimmen, sjouwen, aftasten, bouwen, kijken, luisteren, praten, nadoen, creatief bezig zijn, worden mede ontwikkeld door: poppen, grote houten blokken, zachte ballen, stenen, houten rails en trein, houten auto’s, trekdier, klimrek, zandbak, lege dozen, prentenboek, vierregelige liedjes met klanknabootsing (poesje mauw), beweging (schuitje varen, klap eens in je handjes), korte verhaaltjes van maximaal 10 minuten rond een herkenbare situatie, sorteren van kleuren, vormen, plaatjesdomino, speelkussen en speelhuisje, boerderij en dieren, fietskar, beer, rijgblok, water- en zandspeelgoed, verven met water, lepel of kleine schep, groot papier, krijt plaksel, was, klei.
Pagina 10 van 19, versie juni 2015
3) Voor de peuter: lopen, klimmen, bewegen, naspelen in het klein, begrenzen, construeren, kijken. luisteren, ordenen, knutselen, worden mede ontwikkeld door: knikkerbaan, weegschaal, poppenwieg en pop, keukentje en gerei, speelhuis, blokken, scheppen, zandvormen, kleuren, kleurspel met kleurendobbelsteen, vetkrijt, wc-rollen, kleine kleurpapiertjes en lijm, fietsje en karretje (laden/lossen), glijbaan, klimrek, boomstam, natuurlijke materialen (kastanjes, eikels, kleine takjes, steentjes), kapla, kruiwagen, prentenboeken, handpoppen, poppenkast, (vloer)puzzels, rijgkaarten, grote kralen, boerderij, houten boerderijdieren, stokpaarden. Bovenstaande activiteiten zijn natuurlijk niet altijd gebonden aan de leeftijd die erbij vermeld staat. Veel spellen en interesses zijn niet strikt gebonden aan een leeftijd. Doordat we met verticale groepen werken, zien we juist dat het samenspel en het samen leren waardevol en verrijkend is. Naast de activiteiten op het KDV kan een activiteit ook plaatsvinden buiten de locatie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan wandelen (eventueel met bolderwagen) naar de markt, oud papier wegbrengen en een palmpasenoptocht lopen. De ouder stemt met deze gang van zaken in bij het tekenen van de plaatsingsovereenkomst. Hierdoor hoeft niet elke keer vooraf om toestemming te worden gevraagd. Peuter Academie en VVE Omdat er gewerkt wordt met verticale groepen worden er dagelijks leeftijds- en ontwikkelingsfase gebonden activiteiten aangeboden. Om de peuters tussen de 2,5 en 4 jaar nog meer uitdaging te bieden en nog beter voor te bereiden op school wordt dagelijks de Peuter Academie georganiseerd. Bij de Peuter Academie gaan voorschoolse ontwikkeling, spel- en muziekontwikkeling, natuurbeleving, beweging, creativiteit en vooral zelf ontdekken wat je kunt en wat je leuk vindt, hand in hand. Zo bieden we de peuters een peuterspeelzaal binnen het kinderdagverblijf. Net voordat uw kind 2,5 jaar wordt, ontvangt u meer informatie over de Peuter Academie en krijgt uw kind een uitnodiging. Bij Trias Kinderopvang wordt er veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van de taal en daarbij aan VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie). Het doel van de VVE-maatregel is het voorkomen en verminderen van leerachterstanden bij kinderen in groep 3. Er wordt gewerkt met de VVE methode Peuterpraat . Dit sluit aan op de basisscholen in de gemeente Teylingen waar gewerkt wordt met de methode Kinderklanken. Ook wordt dit in de gemeente Voorschoten gebruikt als overdrachtsformulier naar de basisscholen. De doelstelling van VVE: Stimuleren van de spraak- en taalontwikkeling van kinderen waarbij het accent ligt op communicatie/interactie, plezier in praten, woordenschat en taalbegrip. Daarbij kennisuitbreiding van de pedagogisch medewerkers. Peuterpraat bestaat uit 13 kalenderbladen met vooral talige- en motorische activiteiten en in mindere mate visuele- en auditieve activiteiten rond een bepaald thema (bijvoorbeeld eten en drinken, herfst, kleding, huis, dieren, feest). Op elk kalenderblad staan prentenboeken, liedjes, toneelstukjes, activiteiten rond woordenschat, knutsel- en gymlesjes. De verschillende activiteiten worden beschreven in de bijbehorende map. Bij elk thema hoort een ontdekkist met materialen die bij het thema passen en waar de kinderen gedurende dat thema mee mogen spelen. Ook wordt er een thematafel ingericht in de hal. Er wordt ongeveer 4 weken met een
Pagina 11 van 19, versie juni 2015
thema gewerkt. Daarnaast stimuleert de pedagogisch medewerker de kinderen om zich verbaal uit te drukken door: De getallen te oefenen met de kinderen (telspelletjes). Het voorlezen en kinderen vragen het verhaaltje na te vertellen. Er wordt o.a. gebruik gemaakt van boekjes die bij het thema horen. Met de kinderen gesprekken te voeren in een groepje of individueel. Dit kan ook naar aanleiding van eigen ontdekkingen in de natuur. De pedagogisch medewerker praat met het kind terwijl ze met het kind bezig is. Stelt vragen aan het kind en gaat gesprekjes aan om het taalgebruik te stimuleren. Met de kinderen te zingen. Hierbij kunnen de kinderen zich geheel uitleven met zang en dans, en wordt tevens de taal geoefend. Gedurende de hele dag en aan het begin en einde van een activiteit wordt er gezongen. Er wordt op gelet dat alle kinderen actief deelnemen. Buiten spelen en natuurbeleving Iedere dag gaan de kinderen naar buiten. De kinderen kunnen lekker spelen in de tuin, halen een frisse neus in het park of maken een wandeling in de buurt van het kindercentrum. Tijdens het buitenspelen in de tuin kunnen de kinderen meehelpen in de moestuin, planten verzorgen, Ook creatieve activiteiten en eten kunnen buiten plaats vinden als het weer het toelaat. Onze buitenspeelruimten zijn ingericht zodat de kinderen zich kunnen bewegen en waar zij contact maken met de natuur. Daarbij kunnen kinderen weleens vies worden. Ieder kind heeft eigen laarzen en regenkleding op de opvang liggen, zodat de kinderen ook naar buiten kunnen als het regent of koud is. Kinderen zijn minimaal 2 keer per dag buiten. De pedagogisch medewerkers hechten veel belang aan natuurbeleving zodat zij natuurbeleving bij kinderen weten te stimuleren. Zij gaan respectvol om met de natuur en de omgeving. Dit komt terug in het gebruik van voedsel, water, energie en afval. De pedagogisch medewerkers laten het goede voorbeeld zien door tijdens een wandeling met de kinderen het glas in de glasbak te gooien of het oud papier weg te brengen. Op de groepen zijn voldoende materialen aanwezig die kinderen helpen met het ontdekken van de natuur zoals loeppotjes en verzamelmandjes en voor de BSO bijvoorbeeld zoekkaarten. Iedere buitenruimte bevat zoveel mogelijk elementen om op ontdekkingstocht te gaan en speel materialen van natuurlijk afkomst, om onderzoeken en ontdekken te stimuleren. Ook wordt er gebruik gemaakt van buitenbedjes voor baby’s. Huilen en troosten Kleine kinderen communiceren vooral non-verbaal. Dat wil zeggen dat kleine kinderen zich vooral uiten door middel van gedrag zonder spraak. Wanneer een kind zich niet zo goed voelt, zal dit zich bijvoorbeeld uiten in huilgedrag. Het huilen van een kind kan veel verschillende betekenissen hebben. Het kan bijvoorbeeld betekenen dat een kind honger heeft of een schone luier nodig heeft. Naast lichamelijke oorzaken kan een kind met huilen ook aangeven dat hij niet helemaal lekker in zijn vel zit of zich (nog) niet vertrouwd voelt in zijn omgeving. Het is soms moeilijk om de reden van het huilgedrag te achterhalen. Wel is het duidelijk dat het kind iets wilt aangeven met het huilen. Vaak is bij huilgedrag troosten het meest effectief. Wanneer een kind merkt dat op zijn gedrag een sensitieve (gevoelsvolle) reactie volgt, leert het vertrouwen hebben in de pedagogisch medewerker. Dit vertrouwen zorgt er voor dat het kind zich meer en meer thuis gaat voelen in zijn omgeving.
Pagina 12 van 19, versie juni 2015
6: Praktisch gedeelte Dagritme De kinderdagverblijven verzorgen 11 uur per dag (7.30 tot 18.30) opvang voor kinderen van 3 maanden tot 4 jaar. De groepen zijn verticaal: de leeftijd van de kinderen op de groep bevindt zich tussen 3 maanden en 4 jaar. De pedagogisch medewerkers kennen zogenaamde vroege en late diensten. Dit houdt in dat men vanaf 7.30 uur of vanaf 9.00 uur begint. De pedagogisch medewerkers houden op een lijstje bij welke kinderen in het gebouw zijn en wanneer ieder kind het gebouw weer verlaat. Wanneer er bijvoorbeeld brand uitbreekt is zo overzichtelijk gemaakt welke kinderen zich in het pand bevinden. 7.30/8:00 9:30
10:00 11:00 11:30 12:20 13:00 14:00 15:00 15:30
16:00
18:00/18.30
De kinderen worden ontvangen en de overdracht van ouder(s) vindt plaats. De handjes worden gewassen en er is een plasronde. Ook wordt er a.d.h.v. een liedje opgeruimd. We gaan aan tafel en het ritueel begint met wekken van kabouter en er worden liedjes gezongen en een verhaaltje gelezen. De kabouter begroet de kinderen, noemt hun namen en geeft ze een kus. Er wordt fruit gegeten en sap gedronken. Er wordt deeg gekneed en daarna worden de handen wassen. Peuter Academie Luiers verschonen + plassen met kinderen. Handjes wassen met de kinderen en zingend aan tafel om te lunchen. Kinderen zijn klaar met eten, worden verschoond en naar bed gebracht. Er is een activiteit voor de kinderen die wakker zijn. De kinderen worden langzaam aan weer wakker. De kinderen worden aangekleed en verschoond. Theetafel: Er wordt thee gedronken en koekje gegeten. Dit is ook het moment waarop een verjaardag gevierd wordt. De kabouter wordt weer naar bed gebracht, er worden liedjes gezongen en een boekje gelezen. Er wordt een activiteit aangeboden (buitenspelen, knutselen, vrij spelen) en er is een laatste verschoonronde op de groep. Ook wordt een start gemaakt met opruimen. Kinderen worden vanaf dit tijdstip opgehaald. Er is overdracht aan de ouders. Groep afsluiten.
Wennen Voor de werkelijke opvang zijn de ouders en het kind welkom om één of enkele dagdelen op de groep door te brengen. Zo wordt de dagelijkse gang van zaken zichtbaar en worden de pedagogisch medewerkers alvast een beetje bekend. De tijd voor een wenperiode wordt afgestemd in overleg met de leidinggevende en de ouders. Wanneer blijkt dat het kind moeilijk kan wennen, kan de wenperiode worden aangepast. Tijdens het wennen krijgt het kind extra aandacht en wordt het kind door de pedagogisch medewerkers ondersteund bij het vinden van een eigen plekje in de groep. Het wennen verloopt bij het ene kind gemakkelijker dan bij het andere. Ook bij ouders speelt het proces van loslaten een rol. Tijdens de wenafspraken maken we de volgende afspraken met ouders: • wij vragen de ouders om in deze periode telefonisch bereikbaar te zijn.
Pagina 13 van 19, versie juni 2015
• neem duidelijk afscheid van het kind; een kusje, knuffel en uitzwaaien bij het raam. • neem een knuffeltje van thuis mee voor het kind. Breng- en haalcontacten De pedagogisch medewerker verwelkomt de ouders en het kind. De ouder of het kind hangt zelf het jasje aan de kapstok en zet eventuele voeding in de koelkast. Elk kind op het KDV beschikt over een eigen mandje waar allerlei persoonlijke spulletjes van het kind in kunnen worden opgeborgen. In dit mandje kunnen naast spenen of knuffels ook knutselwerkjes en informatiebrieven worden gestopt. De pedagogisch medewerkers geven de kinderen na het overdragen en het uitzwaaien een plekje in de groep. Voor sommige kinderen kan het afscheid moeilijk zijn. Belangrijk hierbij is dat de ouder het afscheid nemen niet te lang rekt. De pedagogisch medewerker zal het kind troosten, omdat zij begrijpt dat het kind verdrietig is. Van belang is dat het afscheid niet ongemerkt gebeurd. Bij het brengen en halen hebben de ouders en de pedagogisch medewerkers relatief korte maar toch belangrijke momenten van contact. Op die momenten kunnen de pedagogisch medewerkers en ouders informatie uitwisselen over het kind welke op dat ogenblik van belang is, zoals de gebeurtenissen van die dag en een gewijzigd voedingspatroon. Daarnaast bevindt zich in ieder centra een informatiebord met algemene informatie voor ouders. Hier staat bijvoorbeeld informatie over activiteiten, welke ziekte er op dat moment heerst en wanneer het centrum gesloten is. Bij het ophalen vertelt de pedagogisch medewerker aan de ouder hoe de dag is verlopen en beantwoordt eventuele vragen van de ouder. Ook wanneer er minder leuke dingen zijn gebeurd, vertelt de medewerker dit aan de ouders. De spullen die mee naar huis moeten liggen klaar in het mandje. Mocht een ouder onverwacht een keer extra opvang nodig hebben dan kunnen ouders dit aanvragen middels het formulier extra dagen. Dit formulier kunnen ouders vinden op de website of op de groep en kunnen ouders ingevuld inleveren bij de pedagogisch medewerkers of leidinggevende. Zij laten ouders zo snel mogelijk weten of extra plaatsing mogelijk is. Aan het afnemen met een extra dag zijn kosten verbonden. Ouders ontvangt hiervoor een factuur. Ook is het mogelijk een vaste dag/dagen die kinderen gemist hebben op een ander moment af te nemen. Dit is een ruildag. Het is een extra service waar geen rechten en kosten aan verbonden zijn. Ouders kunnen ruildagen binnen een termijn van vier weken opnemen en ouders kunnen deze aanvragen middels het formulier ruildagen. Dit formulier kunnen ouders vinden op de website of op de groep en kunnen ouders ingevuld inleveren bij de pedagogisch medewerkers of leidinggevende. Zij laten ouders zo snel mogelijk weten of de aanvraag gehonoreerd kan worden. Ook bij studiedagen wordt de gelegenheid geboden voor extra opvang. Dit formulier is ook te vinden op de website. Extra dagen en ruildagen kunnen alleen worden afgenomen indien de groepsgrootte dit toestaat. Schriftje en plakboek In de kinderdagverblijven wordt er gebruik gemaakt van een schriftje. In het schriftje schrijven de ouders bijvoorbeeld hoe thuis het schema van de baby is en de pedagogisch medewerkers schrijven in het schriftje hoe de dag van de baby op het kinderdagverblijf gaat. Het schriftje is geen vervanging van het contact tijdens het brengen en halen maar is een aanvul-
Pagina 14 van 19, versie juni 2015
ling hierop. Het schriftje wordt in principe gebruikt tot een kind de leeftijd van 1,5 jaar bereikt. Voor kinderen vanaf 1,5 jaar wordt een plakboek bijgehouden waarin leuke stukjes, foto’s en werkjes worden bewaard. Wanneer het kind het kinderdagverblijf verlaat, wordt dit plakboek meegegeven. Kindgesprekken en observatielijsten Ongeveer 3 maanden na plaatsing op de groep vindt a.d.h.v. een vragenlijst (door ouders in te vullen) een evaluatiegesprekje plaats. Vervolgens worden de ouders ongeveer 1 keer per jaar uitgenodigd voor een gesprek om dieper op de opvoeding en ontwikkeling van het kind in te gaan. Als het kind 1,5 jaar is, vindt a.d.h.v. een vragenlijst een gesprek plaats. De vragenlijst wordt ingevuld door de ouders en door de pedagogisch medewerkers. Binnen de gehele gemeenten Teylingen en Voorschoten wordt gewerkt met Peuterpraat (voor meer uitleg zie onze visie op het stimuleren van spreken). Bij Peuterpraat hoort een basisobservatielijst rondom de ontwikkeling in spraak/taal, motoriek, sociaal emotionele ontwikkeling en spel. Als het kind tijdens deze observatie opvalt, wordt na overleg met u Peuterpraat Focus ingevuld. Als het kind 2 jaar en 10 maanden is, vindt een gesprek plaats a.d.h.v. de Peuterpraatobservatie en eventueel Peuterpraat Focus. Dezelfde Peuterpraatobservatie en eventueel Peuterpraat Focus wordt bij 3 jaar en 11 maanden opnieuw ingevuld en besproken met de ouders. Dit is ook meteen een exitgesprek. Bij dit laatste gesprek krijgen ouders de Peuterpraatobservatielijst mee. Wij sturen het na toestemming op naar de basisschool. In dit observatieformulier zijn verschillende ontwikkelingsgebieden opgenomen. Naar aanleiding van een exitformulier (die u meekrijgt met retourenveloppe) kunt u aangeven hoe u de opvang heeft ervaren. De pedagogisch medewerkers bereiden elk gesprek voor en maken een kort verslag van het gesprek wat bewaard wordt bij de kindgegevens. Vanzelfsprekend kunnen, indien daar behoefte aan is, zowel ouders als pedagogisch medewerkers op ieder gewenst moment het initiatief tot een gesprek nemen. De pedagogisch medewerkers hebben op de groep een logboek. Naast praktische punten worden in dit logboek ook pedagogische aandachtspunten geïnventariseerd. Aandachtspunten worden indien urgent direct aan de ouders, de leidinggevende, de pedagoog en de directie medegedeeld. Tijdens de periodieke kindbespreking worden de aandachtspunten die zijn verzameld in het logboek ingebracht. Gezamenlijk wordt beoordeeld tijdens het teamoverleg of en welke aanpak is. Indien een specifieke aanpak gewenst is, wordt dit ook met de ouders besproken. Doelen die worden gesteld, wie wat hoe en wanneer alsmede welk resultaat verwacht wordt van de aanpak en wanneer en hoe dit geconstateerd wordt, wordt puntsgewijs in een actieplan bij de kindgegevens vastgelegd. Hoe te handelen bij klachten of problemen? Ondanks deze vormen van contact en overleg is het soms niet te vermijden dat er af en toe iets is wat een ouder niet bevalt aan de opvang van zijn kind. Een ouder kan bijvoorbeeld vinden dat een pedagogisch medewerker niet genoeg aandacht heeft voor zijn kind of dat een bepaald aspect in de werkwijze van het kindercentrum niet goed functioneert. In onze kindercentra vinden we dat de pedagogisch medewerkers rechtstreeks met het probleem benaderd kunnen worden. De pedagogisch medewerkers streven ernaar om professioneel om te gaan met kritiek. Soms zal het verstandig zijn om een afspraak te maken voor een oudergesprek. Trias Kinderopvang werkt volgens een interne klachtenprocedure met klachtenformulier. Na ontvangst van de schriftelijke klacht ontvangt de ouder een exemplaar van de klachtenregeling. Wanneer de klacht niet opgelost kan worden binnen Trias Kinderopvang, kunnen ouders zich
Pagina 15 van 19, versie juni 2015
richten tot de ZcKK. Deze organisatie is een externe klachtencommissie welke onafhankelijk van onze centra functioneert. Trias Kinderopvang is bij deze klachtencommissie aangesloten conform de wettelijke norm vanuit de overheid. Trias Kinderopvang stelt een klachtenformulier en reglement ter beschikking. Groepsindeling en groepsgrootte De drie kinderdagverblijven hebben verticale groepen met 12 kinderen tussen de 0 en 4 jaar. Dit hangt vanzelfsprekend samen met de accommodatie en het aantal pedagogisch medewerkers. Het startpunt hierbij is ten alle tijden dat een pedagogisch medewerker maximaal 6 kinderen onder zijn hoede heeft. Om extra activiteiten en sociale ontwikkelingsmogelijkheden te stimuleren werken we met een beleid waarbij er voor bepaalde activiteiten gekozen wordt om dit op 1 groep in het kinderdagverblijf te laten plaats vinden zodat de kinderen waarvoor deze activiteit bedoeld is voor een (periode van de) dag vertoeven bij een andere groep. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op VVE activiteiten waarbij de doelgroep kinderen met elkaar VVE activiteiten doen op een groep die niet hun stamgroep is en bij een pm-er die niet hun eigen pm-er is maar de VVE plus pedagogisch medewerker. Daarnaast is Trias Kinderopvang van mening dat de ouders kiezen voor groepsopvoeding van hun kind wanneer zij kiezen voor de plaatsing van hun kind bij het kinderdagverblijf. Om dit te kunnen garanderen zal er bij een lage bezetting gekozen worden voor het samenvoegen van groepen. Op deze manier is er nog steeds sprake is van groepsopvoeding in een verticale groep bij een lager kindaantal in plaats van verschillende kleine groepen in één gebouw. Wanneer het kindaantal zo laag is en er maar 1 pm-er ingezet is dan zal er een andere volwassene in het gebouw aanwezig zijn (bijvoorbeeld een stagiaire) of er is een "achterwacht" geregeld. Dit betekent dat er in noodgevallen een collega-vestiging of het secretariaat gebeld wordt zodat er in korte tijd een tweede volwassene aanwezig kan zijn. Trias Kinderopvang hanteert voor alle vestigingen de normen m.b.t. de groepsgrootte en ratio pm-er/kind, zoals volgens de CAO Kinderopvang, de Wet kinderopvang en de gemeentelijke verordening is vastgesteld. Accommodatiebeleid De opvangruimten voldoen ruim aan de door de gemeente gestelde eis wat betreft het aantal vierkante meters. De ruimtes zijn licht, goed verwarmd en veilig. Bij de inrichting van de ruimte is rekening gehouden met de verschillende behoeften van de kinderen. Het speelmateriaal sluit aan bij de interesse en het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Er wordt voor gezorgd dat het materiaal zoveel mogelijk natuurlijk is en de fantasie prikkelt. Bovendien is het veilig en wordt het goed schoongehouden. De gebouwen van alle vestigingen voldoen aan de door de gemeente gestelde veiligheidsnormen. Alle kindercentra hebben een uitdagende buitenspeelruimte met zoveel mogelijk natuurlijke speeltoestellen die op de leeftijd van de kinderen zijn afgestemd. Veiligheid en hygiëne Wat betreft de eisen voor veiligheid en hygiëne in de groepen moeten de kindercentra van Trias Kinderopvang voldoen aan de eisen van de GGD. Jaarlijks wordt er een ontruimingsoefening gehouden. De speeltoestellen worden jaarlijks geïnspecteerd en de pedagogisch medewerkers melden afwijkingen aan materialen direct bij hun leidinggevende.
Pagina 16 van 19, versie juni 2015
De buitenruimte is uitdagend maar leidt niet tot onnodige risico’s. De medewerkers maken een verantwoorde afweging wanneer zij wel en niet ingrijpen bij mogelijk gevaarlijk handelingen of gedrag van kinderen. De pedagogisch medewerkers houden op een lijstje bij welke kinderen in het gebouw zijn en wanneer ieder kind het gebouw weer verlaat. Wanneer er bijvoorbeeld brand uitbreekt is zo overzichtelijk gemaakt welke kinderen zich in het pand bevinden. Op een kindercentrum worden vaak handen gewassen. Een pedagogisch medewerker doet dit bijvoorbeeld na het wegvegen van een snottebel en het helpen bij toiletbezoek. Ook de kinderen moeten regelmatig hun handen wassen, bijvoorbeeld voordat ze aan tafel gaan en als ze naar het toilet zijn geweest. De handen worden gewassen met zeep en afgedroogd met papieren handdoekjes. De pedagogisch medewerker controleren voor het gebruik van voedselproducten de houdbaarheidsdatum. Iedere dag wordt vers brood aan de kinderen gegeven. Etenswaren worden na vallen op de grond niet meer aan het kind gegeven. Voorwerpen die tijdens het eten vallen, worden pas weer gebruikt na reiniging. De koelkast wordt regelmatig schoongemaakt. Iedere week haalt een medewerker er een doekje door. De koelkast is voorzien van een thermometer waarop de temperatuur tussen de 4 en 8 graden staat aangegeven conform de richtlijn van de GGD. Er wordt gewerkt met een schoonmaakrooster zodat alles schoon is en bijgehouden wordt. Eten en drinken Bij Trias Kinderopvang wordt vegetarisch en zoveel mogelijk biologisch met de kinderen gegeten. Ook wordt er biologisch fruit met de kinderen gegeten. Bij het eten van het fruit wordt er sap of thee gedronken. Op de kinderdagverblijven wordt er elke dag brood gebakken met de kinderen. De kinderen krijgen de mogelijkheid om hun brood zelf te smeren. Bij het eten van het brood wordt er melk gedronken. Als de kinderen uit bed komen wordt er thee gedronken. De kinderen krijgen hierbij een stukje ontbijtkoek of een rijstwafel aangeboden. Baby’s krijgen de voeding die ook thuis wordt gebruikt (door ouders zelf meegegeven). Indien de moeder borstvoeding wilt geven, kan ze naar de groep komen om dit rustig te doen. Ook kan er afgekolfde moedermelk door de pedagogisch medewerker via een fles worden gegeven. Door de pedagogisch medewerkers wordt a.d.h.v. een overzicht goed op gelet wie wat niet mag eten i.v.m. bijvoorbeeld een allergie. Door het grote aantal verjaardagen en afscheidsfeestjes krijgt een kind per jaar nogal wat traktaties aangeboden. We verzoeken de ouders om geen zoetigheid te trakteren. De pedagogisch medewerkers kunnen altijd adviseren bij het zoeken naar leuke gezonde traktatie-ideeën. De pedagogisch medewerkers verzoeken de ouders waarvan het kind allergisch is voor bepaalde voedingsstoffen om zelf vervangende traktaties mee te nemen. Als er naar de mening van de pedagogisch medewerkers te veel wordt getrakteerd zal een gedeelte van de traktatie aan de kinderen mee naar huis worden gegeven. Ook zal gelet worden op de kindveiligheid van een traktatie. In het geval dat de traktatie niet kindveilig is zal de traktatie mee naar huis worden gegeven. De kinderen die warm eten, zitten tussen 16.30 en 17.00 met elkaar en een pedagogisch medewerker aan tafel. Na 15.15 wordt er niet meer met de kinderen gegeten en gedronken die om 16.30 warm gaan eten. Hierbij wordt gezorgd voor zo min mogelijk afleidingen. Struc-
Pagina 17 van 19, versie juni 2015
tuur, regelmaat, gezelligheid en rust hebben een positieve invloed op het eten van de kinderen. Teveel eten op het bord kan de eetlust wegnemen. Daarom worden er kleine beetjes op geschept en zijn de kinderen trots als het bord leeg is. Peuters eten een stuk minder dan baby’s. De meeste peuters voelen het goed aan als ze genoeg hebben. Er worden geen consequenties gegeven voor het niet leeg eten van het bord. De kinderen vanaf 1,5 jaar eten zoveel mogelijk zelf. De kinderen die nog wel geholpen moeten worden, happen zelf van het lepeltje (bijvoorbeeld door de lepel op de tong te leggen). De warme maaltijden worden twee weken van te voren besteld voor de kinderen die altijd warm eten. Daarnaast is het ook mogelijk om op het laatste moment een warme maaltijd aan te vragen. De maaltijden zijn gevarieerd, vegetarisch en er zit veel groente in. Slapen De slaapkamers zijn net als de groepsruimten; zacht, rustig en omhullend. Ieder kind slaapt zoveel mogelijk in een vast bedje met eigen beddengoed. De kinderen slapen in een (dunne) slaapzak. Het naar bed brengen van het kind is een moment van persoonlijke aandacht en vaste rituelen. Kinderen die dat gewend zijn slapen met een speen of knuffel. Er mogen in bed geen knuffels e.d. waaraan koordjes of touwtjes zitten liggen. Haarspeldjes en elastiekjes worden uitgedaan. De pedagogisch medewerkers nemen regelmatig een kijkje in de slaapkamers ter controle en er staan babyfoons. Voor het slapen op de buik moeten de ouders het formulier buikligging ondertekenen in verband met het gevaar van wiegendood. Tevens hangt er een beknopte versie van de maatregelen ter voorkoming van wiegendood in de slaapkamers. Zindelijkheid en verschonen Ouders nemen zelf luiers mee naar het kinderdagverblijf. Kinderen worden regelmatig verschoond. Dit is een moment van persoonlijke aandacht voor het kind. Zindelijkheidstraining kan gestart worden als het kind zelf vanuit zijn behoefte aan nabootsing interesse begint te vertonen voor het kindertoiletje. Het ontwikkelingstempo van het kind wordt hierbij gerespecteerd en daarom is er geen dwang bij de zindelijkheidstraining. De eerste signalen die aangeven dat het kind eventueel toe is aan de zindelijkheidstraining kunnen zijn dat het kind nog droog is na het slaapje. Het kind zal gaan aangeven dat het een vieze luier heeft en verschoond wil worden. De kinderen worden gestimuleerd tot zindelijkheid, omdat ze andere kinderen naar het toilet zien gaan. De pedagogisch medewerkers zullen het kind prijzen voor elke stap die het zet naar het zindelijk worden. De grote stap is uiteindelijk het helemaal weglaten van de luier. Uiteraard gebeurt dit in overleg met de ouders. Uit hygiënisch en organisatorisch oogpunt worden in het kinderdagverblijf voornamelijk papieren luiers of van katoen in broekvorm met klittenband sluiting gebruikt. Tijdens de periode van zindelijkheidstraining is het prettig als het kind makkelijke kleding aan heeft en voldoende reservekleding bij zich heeft. Spenen en knuffels Een speentje of een knuffel is voor een kind vaak een hulpmiddel om rustig te worden, zich veilig te voelen of als een bron van troost bij verdriet. Tijdens het intakegesprek worden de ouders geadviseerd om het kind iets vertrouwds van thuis mee te geven. Zodra het kind het speentje of de knuffel niet nodig heeft, worden zij in het mandje opgeborgen. Het kind zal het knuffeltje of de speen op een gegeven moment laten ”slingeren”. Dit alles heeft te maken met de mate van het gevoel van veiligheid welke het kind ervaart in de groep. Zo kan het kind bijvoorbeeld uit gewoonte een speen inhouden terwijl het kind het niet erg vindt als deze wordt weggelegd. De pedagogisch medewerkers vertrouwen erop dat het gebruik van een speen of knuffel naarmate de tijd verstrijkt zal afnemen. Het kind zal dit zelf door middel van
Pagina 18 van 19, versie juni 2015
zijn gedrag aangeven. De pedagogisch medewerkers zullen dit in het oog houden, omdat veelvuldig speengebruik de taalontwikkeling kan beïnvloeden. Ziekte van een kind De ouders worden altijd op de hoogte gebracht wanneer een kind gedurende de dag ziek wordt. Daarom is het van belang om alle recente telefoonnummers bij de pedagogisch medewerker achter te laten en nummers van een persoon die gebeld kan worden als beide ouders niet bereikbaar zijn. Als de pedagogisch medewerkers vinden dat een kind zo ziek is dat zij er niet genoeg aandacht aan kunnen geven, kunnen zij vragen het kind op te halen. Bij een temperatuur van 39 graden koorts of hoger wordt er met de ouders overlegd of dit een reden om het kind op te halen. Bij een besmettelijke ziekte wordt het kind door de ouders thuis gehouden. Bij twijfel kunnen de ouders overleggen met de pedagogisch medewerkers. Op alle locaties bevindt zich een boek van de GGD waarin pedagogisch medewerkers of ouders kunnen kijken. Het ziektebeeld wordt hierin uitgebreid weergegeven samen met adviezen over het handelen na constatering van een ziekte. Ouderraden Alle locaties van Trias Kinderopvang hebben een eigen ouderraad. Een ouderraad wordt gevormd door ouders van op de kindercentra geplaatste kinderen. Er wordt gestreefd naar een vertegenwoordiging 2 mensen per locatie in de ouderraad. Een ouderraad kiest een voorzitter en een secretaris. De ouderraad volgt kritisch het wel en wee rond de kindercentra en vertegenwoordigt alle ouders van de op de kindercentra geplaatste kinderen. Zij treedt adviserend of handelend op indien dit gewenst of noodzakelijk is zowel richting directie als richting ouders. De ouderraad bezit in officiële termen het adviseringsrecht. Er wordt een aantal keer per jaar vergaderd. De vergaderingen zijn openbaar en elke ouder is welkom als toehoorder. De ouderraad organiseert onder andere elk jaar het speeltuinfeest. Ook houden ze 1 keer in de 2 jaar een tevredenheidonderzoek. Meer informatie over de ouderraad vindt u op www.triaskinderopvangbv.nl Ouderavond Er wordt elk jaar een ouderavond georganiseerd. Dit kan ook n de vorm van een informatiemarkt zijn. Afhankelijk van het onderwerp van de avond zal er een gastspreker worden uitgenodigd en zal de mogelijkheid bestaan om ervaringen uit te wisselen. Bovendien worden ouders in de gelegenheid gesteld vragen te stellen. Digitale nieuwsbrief Om de ouders op de hoogte te houden van alle veranderingen en gebeurtenissen bij Trias Kinderopvang geven we door middel van een nieuwsbrief informatie. Deze digitale brief bevat naast een aantal vaste onderwerpen (personeel, jaarfeesten, activiteiten) informatie over actuele zaken die de opvoeding van kinderen betreffen. De digitale nieuwsbrieven zijn allen terug te lezen op www.triaskinderopvangbv.nl. Ook zullen er papieren versies van de laatste nieuwsbrief op de locaties liggen.
Pagina 19 van 19, versie juni 2015