Over de methode
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
Auteurs:
2
Nico van Arkel Paul Scholte
Eindredactie:
Ton van Haperen
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl www.index-online.nl
Tweede druk, eerste oplage
© ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen/Baarn, 2010 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
3
Inhoudsopgave 1
Verantwoording Index .................................................................................................4
2
Opbouw en samenstelling van Index tweede fase ............................................................6 2.1
Pakketsamenstelling ................................................................................................6
2.2
Flexibele inzet katernen ...........................................................................................6
2.3
Memokaarten .........................................................................................................7
2.4
Opbouw van de katernen en de hoofdstukken..............................................................7
3
ICT ......................................................................................................................... 10 3.1
ICT voor de leerling ............................................................................................... 10
3.2
ICT voor de docent ................................................................................................ 10
3.3
Het digitale schoolbord........................................................................................... 10
4
Didactische verantwoording........................................................................................ 12 4.1
Zelf opbouwen van kennis ...................................................................................... 12
4.2
Over Teulings II .................................................................................................... 12
4.3
Concepten en contexten ......................................................................................... 13
4.4
Wat doet Index om de leerling te interesseren en te activeren?.................................... 13
4.5
Taalgebruik .......................................................................................................... 14
4.6
Omgaan met verschillen tussen leerlingen ................................................................ 15
5
Examenvoorbereiding en toetsing (PTA) ....................................................................... 16 5.1
Leerstofplanning ................................................................................................... 16
5.1.1
De verdeling van de concepten over de katernen ............................................ 16
5.1.2
Inplannen van de katernen .......................................................................... 17
5.1.3
Voorbeelden planning volgorde katernen ....................................................... 18
5.2
Schoolexamen en Centraal Examen ......................................................................... 18
5.3
Experimenten ....................................................................................................... 19
5.4
Keuzeonderwerpen ................................................................................................ 19
5.5
Toetsen ............................................................................................................... 20
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
4
Index tweede fase
1 Verantwoording Index De overkoepelende doelstelling van het economieonderwijs luidt: aanwending van economische begrippen in verschillende omgevingen. Het nieuwe economieprogramma voor de bovenbouw havo en vwo, tot stand gekomen na de twee commissies onder leiding van de hoogleraar Coen Teulings en beschreven in The wealth of education, gebruikt in dit verband de termen concepten en contexten. Leerlingen moeten de concepten in verschillende contexten niet alleen herkennen, maar ook gebruiken. Vandaar de wervende titel boven het eerste rapport van Teulings; economie moet je doen. Mooi, maar ook lastig; leerlingen met diverse talenten een transfer aanleren van abstracte vakbegrippen naar verschillende omgevingen. Bij het volbrengen van deze ambitieuze missie speelt het leermateriaal zonder twijfel een grote rol. Explicitering van gemaakte keuzes bij de ontwikkeling is dan ook noodzakelijke informatie voor de gebruiker. Index kent voor een concentrische aanpak. Vaktermen komen in de verschillende katernen terug en zijn zelden uitbehandeld. De eerlijkheid gebiedt te stellen dat deze aanpak onmogelijk consequent is door te voeren. Het programma is daarvoor simpelweg te omvangrijk. Bovendien zijn niet alle concepten gelijk. Neem de eerste drie, die luiden achtereenvolgens schaarste, ruil en markt. Zij zijn dusdanig fundamenteel dat ze in elk katern opduiken, dan wel impliciet aanwezig zijn. Voor bijvoorbeeld het concept ruilen over de tijd geldt dat minder. Maar waar begint het leren dan? Bij de uitleg van het concept of de beschrijving van een context? Index kiest voor de laatste. De leerling maakt binnen een maatschappelijk herkenbare omgeving kennis met een economisch begrip en wordt geprikkeld tot deelname aan de betekenisverlening. Daarna scherpt de methode aan en legt vast. Verdere toepassing door oplossen van problemen in een oplopend abstractieniveau helpt bij het beklijven. Naast de verplichte concepten en contexten noemt het nieuwe programma een groot aantal keuzeonderwerpen. Zij zijn niet uitgewerkt in de katernen. De gemiddelde groep leerlingen komt daar waarschijnlijk ook nooit aan toe. Voor degene die tijd over heeft is leermateriaal rond keuzeonderwerpen te vinden op de website. Bij het verzamelen van materiaal voor Index is gebruikt gemaakt van het programma The wealth of education, de CEVO syllabus, SLO publicaties, open bronnen van de SLO pilot, krantenarchieven, oude opgaven van het centraal schriftelijk, leerstof van verschillende universiteiten en open bronnen van het internet. De nieuwe versie van Index voor de tweede fase bouwt voor de op de vorige, maar is beter. Naast het inpassen van nieuwe onderdelen, zijn eerder geconstateerde oneffenheden weggewerkt. Zo waren gebruikers ontevreden over het eerste hoofdstuk van het deel De Nederlandse economie,
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
5
omdat dit nogal abstract overkwam. Bovendien zijn slordigheden in opdrachten en antwoorden geconstateerd. Perfect bestaat niet, maar aandacht voor deze zaken kom de kwaliteit zeker ten goede. Index wil leerlingen helpen bij het ontwikkelen van een economische kijk op maatschappelijke kwesties. Het zou mooi zijn als de docent met zijn vakkennis en de hulp van deze methode een aantal inspireert om in het vervolgonderwijs de rijkdom van de economische wetenschap verder te onderzoeken. Namens de auteurs Ton van Haperen
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
6
2 Opbouw en samenstelling van Index tweede fase Index tweede fase levert de leerstof voor het schoolvak economie HAVO en VWO. Voor beide schooltypen bestaat de methode uit vijf katernen, met daarin een concentrische behandeling van de leerstof, aan de hand van herkenbare overkoepelende thema’s.
2.1
Pakketsamenstelling
Index voor de tweede fase bestaat zowel voor havo als voor vwo uit vijf katernen (leeropdrachtenboeken). Katern
Centrale concepten
De Nederlandse economie
Het concept schaarste wordt volledig behandeld. Daarnaast komen alle ander concepten in dit katern aan de orde.
Markten en welvaart
Markt – Samenwerken en onderhandelen
Werk en inkomen
Ruilen over de tijd – Risico en informatie
Waarde van de munt
Ruilen – Goede tijden, slechte tijden
Globalisering
Goede tijden, slechte tijden – Welvaart en groei
Voor klas 3 havo/vwo is een speciaal katern ontwikkeld: Mensen en economie. Dit leeropdrachtenboek behandelt onderdelen van economie en M&O, en is een perfecte voorbereiding op Index tweede fase.
2.2
Flexibele inzet katernen
De volgorde in gebruik van de verschillende katernen is redelijk vrij. Het eerste en het laatste katern liggen vast, de andere drie zijn door elkaar te gebruiken. Wanneer leerlingen informatie uit een ander katern nodig hebben, volgt een verwijzing naar memokaarten óf een korte herhaling in een kader. In het eerste katern, De Nederlandse economie, maakt de leerling kennis met praktische alle concepten, zonder die als zodanig vast te leggen. De volgende katernen gaan daar op door, leveren verdieping en leggen uiteindelijk vast. In het eerste katern vormen Nederland en de nationale welvaart het begin van leren. Ons eigen land is de draad die de leerling leidt langs de onderwerpen produceren, inkomen, bedrijven, overheid en de relatie met het buitenland. De volgende katernen kennen een vrije te kiezen volgorde. Als afsluiting dient het katern Globalisering. Het concentrisch karakter van Index geeft het laatste deel een bijzondere lading; het is de afsluiting van het leerproces in het schoolvak
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
7
economie, daar komt alles nog een keer samen en wordt naar een hoger abstractieniveau getild en volgt tevens een definitieve vaststelling van de betekenis van de acht concepten in verschillende contexten. De afsluiting vindt plaats vanuit het thema Globalisering: leerlingen kijken in het laatste deel vanuit de concepten van het examenprogramma naar ontwikkelingen in de wereldeconomie. Dit laatste katern heeft een hoog abstractieniveau. Dit katern vormt de garantie op examensucces. Daarom is het expliciet vanuit de concepten geschreven, zodat leerlingen het jargon van het programma leren beheersen. Het katern Globalisering bevat opgaven uit het nieuwe examen. In het moderne onderwijs is flexibiliteit een groot voordeel. De verschillen in organisatie van scholen groeien en dat maakt de vraag naar leermateriaal divers. De flexibele inzet van katernen is een voor de hand liggend antwoord. De vaksectie bepaalt zelf wat wanneer gedaan wordt. Bijkomend voordeel van de flexibele inzet van katernen, is de mogelijkheid om het onderwijs af te stemmen op andere vakken en het rooster.
2.3
Memokaarten
Memokaarten vormen een compleet digitaal naslagwerk van alle belangrijke economische begrippen, maar ook van de meest voorkomende rekenvaardigheden. Een dergelijke kaart legt een economisch begrip stap voor stap uit. Deze begrippen worden steeds weer gebruikt. Een overzicht van deze memokaarten staat op de methodesite van Index, waarvan doorgeklikt kan worden naar de afzonderlijke omschrijvingen. Dit is vooral in latere katernen van belang om de eerder geleerde begrippen weer terug te halen. In de katernen is een memokaart regelmatig volledig opgenomen. Komt het begrip vakaer voor in het kaetern, dan wordt er alleen naar verwezen.
2.4
Opbouw van de katernen en de hoofdstukken
De katernen zijn volgens een vast stramien opgebouwd. Elk katern bestaat uit een aantal hoofdstukken, meestal vier. Elk hoofdstuk wordt ingeleid met een pakkende introductie aan de hand van een herkenbaar maatschappelijk probleem. De daaropvolgende opgave legt verbanden met het eerder geleerde, maakt bewust van ‘waar het nu eigenlijk over gaat’ en vormt de ingang naar nieuwe economische begrippen. Een voorbeeld In het eerste katern De Nederlandse economie maken leerlingen alvast kennis met ondernemers, hun gedrag en een eenvoudige berekening van de winst. Het hoofdstuk over producenten uit het latere katern Markten en Welvaart komt hierop terug opent met de vraag: ‘waar is het ondernemers om te doen?’ Na een korte tekst over verschil in drijfveren volgt een opgave over een
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
8
bedrijf in moeilijkheden. Na berekening van het verlies draait het om de vraag: wat nu? Doorgaan of stoppen? En dan komt een extra order binnen: het bedrijf kan een aantal producten onder prijs verkopen. Leerlingen rekenen het nieuwe verlies uit. Wat blijkt? Het resultaat verbetert! Hoe kan dat nou? Deze introductie is de brug naar de nieuwe begrippen als marginale opbrengsten en marginale kosten. Even verderop komt dan de vraag aan de orde: ‘Hoe ziet het strategisch handelen van ondernemers eruit, als ze met een paar bedrijven de markt domineren?’ Waarna speltheoretisch een prijzenoorlog onder oligopolies wordt uitgewerkt. In de paragrafen krijgen nieuwe begrippen inhoud aan de hand van bronnen, stukjes tekst en opdrachten. Door het verhaal heen staan waar nodig aparte de memokaarten, bedoeld voor leerlingen die voorkennis ontberen of moeite hebben met eerder aangeleerde vaardigheden. Ook staat in elk hoofdstuk een dialoog waarmee de leerling via vraag en antwoord een stap extra in het denken zet. Economische kijk De ‘economische kijk ’bespreekt een of meer sleutelbegrippen aan de hand van de essentiële wetenswaardigheden uit de economische theorie. Met economische kijk is bedoeld de leerling een besef bij te brengen van het kijken naar de wereld om ons heen door een economische bril. Welke economische concepten spelen een rol bij wat er in de dagelijkse realiteit gebeurt? Hoe beïnvloeden deze concepten elkaar? Wat je leert bij de ene context, komt weer terug in een anderen (transfer). De ‘economische kijk’ kan beschouwd worden als een alles overkoepelende vaardigheid: het herkennen en toepassen van concepten en begrippen in allerlei contexten. Begrippen Nieuw te leren begrippen staan gemarkeerd in de tekst. Begrippen zijn terug te vinden in het register achterin elk katern. Een digitale begrippenlijst vindt u op de methodesite. Dialoog In een dialoog wordt gewezen op een valkuil, of wordt een herkenbare vraag doorgesproken. De dialoog zet leerlingen aan tot meedenken aan een volgende stap op basis van het eerder geleerde. In het kort Elk hoofdstuk sluit af met een samenvatting. Woordwebs Woordwebs zijn schematische weergaves van economische begrippen. Ze helpen de leerling om een duidelijk overzicht te krijgen. Woordwebs staan in het katern en/of op de methodesite.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
9
Bronnen Eén van de vaardigheden die in het nieuwe programma van de leerling gevraagd wordt is het selecteren van informatie uit digitale bronnen zoals tabellen, grafieken, cartoons en film- en televisiebeelden. De leerling moet de bronnen kunnen beoordelen en in combinatie met zijn economische kennis komen tot een oplossing van economische vraagstukken. Index hanteert verschillende bronnen. Nieuw is de infographic, die een ingewikkeld economisch begrip eenvoudig in beeld uitlegt. Ook de cartoons zijn nieuw. Herhaling De herhaling aan het eind van elk hoofdstuk bestaat uit een samenvatting (In het kort), een in te vullen woordweb en een begrippenlijst. Daarna volgen nog een aantal extra opdrachten met herhaling en ook verdieping als doel. Deze opdrachten aan het eind van elk hoofdstuk kunnen naar behoefte worden ingezet: als voorbereiding op een toets, om zwakkere leerlingen nog eens te laten oefenen, om over extra opgaven te beschikken bij de nieuwe onderdelen van het examenprogramma, ter verdieping of als examentraining.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
10
3 ICT www.Index-online.nl
3.1
ICT voor de leerling
Op de methodesite vindt de leerling uitgebreide ICT ondersteuning zoals: •
oefentoetsen (2 per hoofdstuk, met uitgebreide feedback),
•
rekenvaardigheden
•
de serie memokaarten (het naslagwerk dat de belangrijkste economische begrippen en vaardigheden behandelt).
R3K3NV44RD1G Leerlingen die met Index werken kunnen eindeloos op verschillende niveaus oefenen met rekenvaardigheden. En zij krijgen daarbij uitleg, hulp en feedback. Aangeboden vaardigheden zijn onder andere: procenten, grote getallen, grafieken en tabellen, tijd.
3.2
ICT voor de docent
Voor de docent biedt de methodesite, behalve alle onderdelen van de leerlingensite, ook •
toetsen (inlcusief antwoorden). De toetsopgaven zijn bewerkbaar zodat u deze naar eigen inzichten kunt gebruiken.
•
antwoorden/uitwerkingen
•
docentenhandleiding
•
extra opdrachten (ter verdieping of extra oefening)
•
keuzeonderwerpen
•
experimenten. Voor gebruikers zijn de experimenten gratis. Het is aan u welke en hoeveel experimenten u wilt gebruiken. Experimenten zijn verplicht in het schoolexamen en kunnen worden gekoppeld aan een praktische onderzoeksopdracht.
3.3
Het digitale schoolbord
Het digibord is in opmars en neemt een steeds belangrijkere plaats in het klaslokaal van veel economiedocenten in. Speciaal voor het digibord heeft Index 3 h/v een digibord-tool ontwikkeld met lesmateriaal dat naadloos aansluit bij dit katern. Terwijl u door het digitale boek bladert, ziet u verschillende icoontjes, precies op de goede plek. Achter ieder icoontje staat de nodige verrijking. Altijd op de juiste plek, op het juiste moment. Doordat in Digibordbij Index al het materiaal al klaarstaat, inclusief actuele links, hoeft u zich over de tijd geen zorgen meer te maken. Zonder voorbereiding verrijkt u uw lessen met aanvullende informatie, achtergronden en instructies. Actualisering gewaarborgd.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
Zie www.digibordbij.nl In Digibordbij Index staan links naar: •
filmpjes
•
websites met actuele aanvullende informatie en achtergronden
•
memokaarten
•
animaties
•
extra uitleg en instructie
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
11
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
12
4 Didactische verantwoording
4.1
Zelf opbouwen van kennis
Het gedrag van de consument is overal zichtbaar. Elke bovenbouw vwo-scholier weet onbewust dat een vraaglijn een negatief verloop kent. De wiskundige vaardigheid om zo’n ding te tekenen is eveneens aanwezig. Kortom, nieuwe begrippen als ceteris paribus vraaglijn en prijselasticiteit van de vraag liggen voor het oprapen, gewoon door ze aan te wijzen in de werkelijkheid van alledag. Het gangbare ritme van een leerboek verandert hierdoor. Dus niet eerst uitleg en dan verwerking in een opgave, maar vaak andersom. De leerling maakt iets, trekt conclusies, definieert de gebruikte begrippen zelf, leest er iets over en past ze daarna op een hoger abstractieniveau toe. Het zelf opbouwen van kennis staat centraal. Natuurlijk kan dit niet altijd, maar het is wel het streven. In de bovenbouw van havo/vwo ligt de nadruk op individualisering van het leertraject, verschuiving in aandacht van kennis naar vaardigheid, leren leren en zelfstandig leren. Echter, de verbinding tussen wat die leerling al weet en kan met nieuwe kennis en vaardigheden komt in de les vaak amper tot stand. De leerling ervaart de leerstof als een onderdeel van het compartiment school, afgesloten van de rest van het leven. Dan is vluchten in betekenisloos uit het hoofd leren het logisch gevolg.
4.2
Over Teulings II
De nieuwe editie van Index is inhoudelijk aangepast aan de nieuwe exameneisen en aanpak, zoals geformuleerd in de rapportage van de commissie Teulings onder de titel The Wealth of education en de latere explicitering daarvan door de CEVO. Daarnaast hebben evaluaties onder gebruikers van de eerste versie een rol gespeeld bij het schrijven van de nieuwe methode. Het doel van het nieuwe programma is dat examenkandidaten een betere aansluiting op het vervolgonderwijs verkrijgen. Dit gebeurt door het systematisch aanleren van de zogenaamde transfer. Leerlingen gaan verder dan weten en herkennen; zij wenden economische begrippen productief aan in verschillende omgevingen. Binnen het nieuwe programma betekent dit dat leerlingen met de acht voorgeschreven concepten in allerlei contexten uit de voeten moeten kunnen. Zo leren zij naar de complexe werkelijkheid te kijken door een economische bril. Het voorop stellen van de dagelijkse praktijk maakt economie als keuzevak aantrekkelijk. Leerlingen zullen veelal vanuit bronnen complexe processen interpreteren en verklaren. Het zwaartepunt verschuift daardoor van uit de wetenschap afkomstige techniek naar betekenisverlening. De inzet van concepten in verschillende contexten leidt ertoe dat leerlingen de
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
13
economische aspecten van maatschappelijke kwesties steeds beter zullen gaan begrijpen.
4.3
Concepten en contexten
Bronnen uit de dagelijkse werkelijkheid vormen elke keer weer het begin van leren. Aan de hand daarvan komen de concepten uit Teulings II op verschillende manieren aan de orde. De aanpak is concentrisch; na aanraken van vakbegrippen volgt verdieping, om ze uiteindelijk definitief en in samenhang vast te leggen. De auteurs komen met deze methode dicht bij de belevingswereld van leerlingen, zodat zij de nieuwe economische werkelijkheid herkennen en die verbinden met de nieuw te leren begrippen. Uiteraard zijn alle gekozen contexten afgestemd op de inhoud van het programma. En uiteraard worden alle verplichte contexten behandeld. Het nieuwe examenprogramma is opgebouwd rond acht concepten, maar Index is concentrisch en dus zijn concepten en begrippen zijn pas aan het einde volledig “uitbehandeld”. Ter bevordering van de betekenisverlening behandelt de methode de concepten en begrippen in wisselende contexten, aan de hand van herkenbare thema’s. Door deze voortdurende verdieping maakt de leerling zich de begrippen, concepten en technieken eigen. Katern
Centrale concepten
De Nederlandse economie
Het concept schaarste wordt volledig behandeld. Daarnaast komen alle ander concepten in dit katern aan de orde.
Markten en welvaart
Markt – Samenwerken en onderhandelen
Werk en inkomen
Ruilen over de tijd – Risico en informatie
Waarde van de munt
Ruilen – Goede tijden, slechte tijden
Globalisering
Goede tijden, slechte tijden – Welvaart en groei
4.4
Wat doet Index om de leerling te interesseren en te activeren?
Economiemethoden die de eindtermen goed tot zeer goed weergeven zijn er volop. Index tweede fase sluit zich hierbij enerzijds aan, maar onderscheidt zich anderzijds door de specifieke aandacht voor de verbinding met het eerder geleerde. Het uitgangspunt is consequent wat leerlingen weten en kunnen, met als doelstelling: zelfstandig inhoud geven aan economische begrippen en aanleren van een economisch kijk op gebeurtenissen in de samenleving. Neem de oplopende werkloosheid. In Nederland betekent dat loonmatiging. Maar dan daalt de koopkracht. Waarom dan toch daarvoor kiezen? Vanwege de concurrentiepositie! Wat hebben concurrentiepositie en loonmatiging met elkaar te maken? Goedkoper produceren? Maar de lonen stijgen met een paar procent. Hoe kunnen bedrijven dan goedkoper produceren? En als de lonen nou met 2% stijgen?
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
14
Dit maatschappelijke probleem staat dagelijks in de krant en helpt bij verlenen van betekenis aan economische begrippen als conjunctuur, structuur en loonkosten per product. Mocht dat niet lukken met gangbaar materiaal, dan helpt een memokaart. Dit geeft bijvoorbeeld uitleg over het uitrekenen van de loonkosten per product aan de hand van jaarlijkse procentuele verschillen zonder een duidelijke beginwaarde. Learning by doing dus, de leerling maakt zich de economische kijk al doende eigen. Hij rekent, leest, kijkt naar grafieken, trekt conclusies, wordt geconfronteerd met modellen en gedwongen die zelf op te bouwen vanuit een aantal begrippen, afspraken en uitgangspunten. Deze manier van werken impliceert wel dat economische termen niet in een keer volledig zijn uitbehandeld. Een leerling van vijftien kan niet hetzelfde abstractieniveau aan als iemand van achttien. Een concentrische aanpak bouwt het begrip stap voor stap op. Twee misverstanden: •
Aansluiten bij de belevingswereld betekent niet dat leerstof infantiliseert. De doelgroep bestaat uit jongeren die doorstromen naar het hoger onderwijs. Dat veronderstelt een zekere intellectuele interesse.
•
Index pronkt niet met allerlei conceptuele bedenksels. Jongeren hebben een hekel aan reflectieoefeningen zonder context, om zo het leren leren beter onder de knie te krijgen. Nadenken over het leerproces is zonder meer belangrijk. Maar deze methode levert hiervoor een prikkelende context en dan gaat de reflectie vanzelf. Een provinciaal loopt na een dagje New York ook net zo hard als de rest…..
4.5
Taalgebruik
Leerlingen lezen slecht, is een veel gehoorde klacht. Het is in ieder geval zo dat mensen onder invloed van versnelling van informatiestromen anders lezen dan pakweg een paar decennia geleden. Vandaar dat de teksten op tempo zijn geschreven, als in een kwaliteitskrant. Soms ook anekdotisch, aan de hand van triviale feiten en opinies. Een gegeven als drie werkenden onderhouden één uitkering en een mening als de vergrijzing is onbetaalbaar horen in een leerboek. Het zijn zaken die al in de hoofden van mensen rondspoken en uitnodigen tot lezen, doorlezen... en leren. Lange stukken tekst met uitleg, geformuleerd in formeel taalgebruik, spreken jongeren niet aan. Nu is dat nog tot daar en toe, erger is dat ze het gewoon niet lezen en er niks gebeurt in die hoofden.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
15
De teksten van Index hebben snelheid. Iets essentieels weglaten, een verschijnsel niet uitputtend beschrijven en de leerling het hiaat in een opgave verder laten invullen, zijn technieken die helpen bij het zelfstandig opbouwen van kennis.
4.6
Omgaan met verschillen tussen leerlingen
In het klassikaal onderwijs neemt een homogene groep elk jaar een drempel, met als einddoel het examen. Het studiehuis brengt de individualisering van het leertraject. Niet de groep, maar het individu staat centraal. Dat betekent dat leraren moeten kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen. Een moeilijke opdracht, in een omgeving die vaak toch nog klassikaal georganiseerd is. Index gaat om met verschillen door middel van de genoemde uitleg en wiskundeblokken en dialogen. Goede leerlingen kunnen de uitleg- en wiskundeblokken overslaan. Leerlingen met hiaten in voorkennis en vaardigheid krijgen door de blokken en de dialogen een steuntje in de rug. Omgaan met verschillen betekent bij Index dus niet inventariseren van leerstijlen en ontwerpen van snelle en langzame leerroutes. Differentiatie in de klas valt onder de verantwoordelijkheid van de leraar.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
16
5 Examenvoorbereiding en toetsing (PTA)
Verschillen tussen scholen maken het onmogelijk een algemeen programma van toetsing en afsluiting (PTA) te formuleren. Zelfs varianten zijn niet te benoemen. De ene school werkt met een echt dossier of portfolio dat vanaf klas vier wordt bijgehouden, de andere school beperkt zich tot toetsperiodes in het eIndexamenjaar. Tussen deze uitersten zit van alles en bovendien zijn er verschillen tussen het aantal lesuren per week en de verdeling daarvan over de leerjaren. De samenstelling van een PTA is daarom schoolgebonden en valt onder de verantwoordelijkheid van de vaksectie.
5.1
Leerstofplanning
Wat de methode Index wél kan doen, is het leveren van een leerstofplanning en toetsmateriaal. Over het algemeen bestaat een katern uit vier hoofdstukken van vergelijkbare zwaarte. Daarmee is ook een nauwkeuriger verdeling van de leerstof over de jaren eenvoudig. Het laatste katern is gericht op herhaling en integratie van het voorafgaande en op training voor het examen. Dat betekent dat er niet veel tijd nodig is voor specifieke examentraining in het laatste schooljaar. Het blijft natuurlijk verstandig om wat uren opzij te zetten als algemene reserve. Index bestaat uit vijf katernen met een omvang van 100/120 pagina’s. Elk katern omvat ongeveer een vijfde van het programma en zal dus ook een vijfde van de beschikbare uren vereisen (naast de uren die besteed dienen te worden aan keuzeonderwerpen en experimenten). Hoewel het vanwege de verschillen tussen scholen en de mogelijkheid om de volgorde van de katernen te variëren niet mogelijk is om één leerstofplanning te geven, volgen hieronder wel een toelichting op de studielastverdeling en enkele suggesties voor de lesstofplanning. 5.1.1 De verdeling van de concepten over de katernen Katern
Centrale concepten
De Nederlandse economie
Het concept schaarste wordt volledig behandeld. Daarnaast komen alle ander concepten in dit katern aan de orde.
Markten en welvaart
Markt – Samenwerken en onderhandelen
Werk en inkomen
Ruilen over de tijd – Risico en informatie
Waarde van de munt
Ruilen – Goede tijden, slechte tijden
Globalisering
Goede tijden, slechte tijden – Welvaart en groei
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
17
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
Hierbij dient opgemerkt te worden dat de katernen De Nederlandse economie en Globalisering alle concepten in meer of mindere mate behandelen. De Nederlandse economie heeft een inleidend karakter, Globalisering een afsluitend karakter. Welke eindtermen precies behandeld worden per katern, vindt u in de handleiding van dat desbetreffende katern. 5.1.2 Inplannen van de katernen De verdeling van de concepten over katernen geven wij weer in percentages. U kunt die omrekenen naar de hoeveelheid beschikbare lesuren. In de onderstaande tabel ziet u de verdeling van de concepten over de katernen. Elk katern kost 16% van de totale netto lestijd (10% is voor de experimenten en 10% voor de keuzeonderwerpen). De experimenten worden verweven in de lessen naar keuze. De eerste kolom is het katern De Nederlandse economie. Daarin komen vrijwel alle concepten aan de orde en het (kleine) concept schaarste in het geheel. De tweede kolom stelt de katernen De waarde van de munt, Markten en welvaart en Werk en inkomen voor met twee centrale concepten per katern. De derde kolom geeft de verdeling voor het katern Globalisering. In dat katern komen vrijwel alle concepten terug, maar Welvaart en groei neemt daar de meeste tijd in beslag. De laatste kolom stelt het totaal voor. Concepten/onderdelen
SE/ CE
De Nederlandse economie
A. Vaardigheden B. Schaarste
SE/C E SE 2,00%
C. Ruil
SE
2,00%
8,00%
D. Markt
CE
2,00%
12,00%
E. Ruilen over de tijd
CE
2,00%
F. Risico en informatie
CE
G. Samenwerken en onderhandelen H. Welvaart en groei
Markten en Globali welvaart sering Werk en inkomen De waarde van de munt
Totaal
Verplichte contexten Havo/vwo -/-
2,00%
-/-
10,00%
1/2
2,00%
16,00%
1/3
8,00%
2,00%
12,00%
3/2
2,00%
8,00%
2,00%
12,00%
4/4
CE
2,00%
4,00%
2,00%
8,00%
2/2
CE
2,00%
6,00%
8,00%
-/-
I. Goede tijden, slechte tijden CE
2,00%
8,00%
2,00%
12,00%
1/1
Totaal percentage katernen
16,00%
48,00%
16,00%
80,00%
J. Experimenten
SE
10,00%
K. Keuzeonderwerpen
SE
10,00%
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
Totaal aantal slu economie Havo
400
Totaal aantal slu economie Vwo
480
18
SE= schoolexamen, CE= centraal examen, slu= studielasturen 5.1.3 Voorbeelden planning volgorde katernen Op een school zijn de lesuren gelijk verdeeld over twee of drie jaar. De micro-economie in het katern Markten en Welvaart is in de vierde klas geen optie. De leerlingen zijn nog wat jong voor de stof, die abstract is en om een zekere wiskundige vaardigheid vraagt. Dan is het verstandig om na De Nederlandse economie aan de slag te gaan met Werk en Inkomen of De waarde van de munt. Een andere school doet aan periodisering. Voor economie staan voor de vierde klas in het tweede semester wekelijks twee lessen ingeroosterd. Met katern één is dit leerjaar gevuld. Markten en welvaart kan dan wél als tweede katern worden behandeld, want komt dan pas in de vijfde klas aan de orde. De leerlingen zijn dan ouder en wiskundig beter onderlegd.
5.2
Schoolexamen en Centraal Examen
De concepten A,B,C,J en K moeten in ieder geval in het schoolexamen worden getoetst. De overige concepten mogen ook in het schoolexamen worden getoetst en komen zeker voor in het Centraal examen. De minimale verplichte SE-stof omvat 40%, de maximale SE-stof 100% van het curriculum. minimaal 40% •
de domeinconcepten A (vaardigheden) B (schaarste) en C (ruil). Deze stof omvat ongeveer 10% van het curriculum.
•
Experimenten:. Stof is ongeveer 10% van de totale studielast.
•
Keuzeonderwerpen: Stof is ongeveer 2 x 5% = 10% van de totale studielast.
maximaal 100% De school/sectie mag/kan het schoolexamen zo inrichten dat niet alleen de minimale SE-stof maar ook de totale stof in het SE wordt getoetst. In dat geval wordt de gehele methode opgenomen in het schoolexamen. De CE-stof heeft betrekking op de concepten 3 (markt), 4 (ruilen over de tijd), 5 (samenwerken en onderhandelen), 6 (risico en informatie), 7 (Welvaart en groei), 8 (goede tijden, slechte tijden), in combinatie met Vaardigheden. Verplichte contexten De Verplichte contexten zijn in de tekst opgenomen en verbonden met het daarbij voorgeschreven concept. Het aantal verplichte contexten is per concept verschillend.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
19
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
5.3
Experimenten
Het examenprogramma stelt een aantal experimenten verplicht, dat wil zeggen dat leerlingen er minimaal twee moeten doen, waarbij de docent een oordeel vormt over de kwaliteit van deelname, een score die meetelt in het examendossier. Experimenten komen overwaaien uit het Amerikaans hoger onderwijs en zijn waardevol, omdat de leerlingen de abstracte begrippen, ontleend aan de economische wetenschap, niet alleen kennen, maar ook ervaren. Experimenten vormen daardoor een serieuze verdieping. Index heeft experimenten niet verwerkt in de katernen, u kunt ze vinden op de methodesite.
5.4
Keuzeonderwerpen
Bij het schoolexamen dient de kandidaat (minimaal) twee keuzeonderwerpen te doen, waarvan er minimaal een uit voorgeschreven onderwerpen van het examenprogramma genomen wordt (zie tabel hieronder). ThiemeMeulenhoff levert een aantal uitgewerkte keuzeonderwerpen aan op de methodesite. Concepten
HAVO
B. Schaarste
-
C. Ruil
Geschiedenis van het geld
VWO
Niet-rationaliteit: fixatie-effecten
Geschiedenis van eigendomsrechten Toezicht DNB op betalingsverkeer Verhandelbare emissierechten D. Markt
Wereldgrondstoffenmarkten
Wereldgrondstoffenmarkten
Wereldenergiemarkt en OPEC
Wereldenergiemarkt/OPEC
Pro en contra Globalisering
Pro en contra Globalisering
De geschiedenis van de VOC, een
Luchtvaart
monopolist en multinationale
Bertrand- en Cournto-concurrentie
onderneming E. Ruilen over de Schuldenproblematiek arme landen
Schuldenproblematiek arme landen
tijd
Niet-rationaliteit: hyperbolische discontering Optimale uitputting hulpbronnen (Hotellings regel) Verhandelbaarheid emissierechten
F. Risico en
Opstarten eigen bedrijf
Opstarten eigen bedrijf
informatie
Gezondheidszorg
Gezondheidszorg
Privatiseren
Niet-rationaliteit: allais-paradox, aversie
Bedrijfsgeschiedenis van een
tegen verlies
© ThiemeMeulenhoff BV 2010
20
Docentenhandleiding Index tweede fase, 2e editie
multinational
Veilingen
Verzekeren, rendement en risico;
Corporate governance
rekenkundig De crisis van de jaren 30 G. Samenwerken Pro en contra Globalisering
Pro en contra Globalisering
en
Verhandelbare emissierechten
Verhandelbare emissierechten
onderhandelen
Economische samenwerkingsvormen
Economische samenwerkingsvormen
tussen (groepen van) landen
tussen (groepen van) landen Evenwichtsconcepten (dominant, nash, subspel perfect) Het ultimatumspel en de winkelketenparadox: theorie en empirie Evolutionaire speltheorie: gevangendilemma en voortplanting Publiek- en private samenwerking
H. Welvaart en
Duurzame economie
Duurzame economie
groei
Ontwikkelingstheorieën voor arme
Ontwikkelingstheorieën voor arme landen
landen
Slow groeimodel: theorie en empirie
Opkomst Chinese economie
Technische vooruitgang en endogene
Economische orde
groeitheorie Historische studies naar instituties Economische ontwikkeling van China en India Regionale economische ontwikkeling Economische scholen
I. Goede tijden,
Keynesiaans conjunctuurmodel
Keynesiaans conjunctuurmodel
slechte tijden
Varkenscyclusmodel
Verwachtingen en varkenscyclusmodel
De crisis van de jaren 30
De crisis van de jaren 30 Acceleratormodel Afruil tussen inflatie en werkloosheid De Kondratieff-golf Economische scholen
5.5
Toetsen
Op de methodesite staan voor elk katern bewerkbare toetsen, die bestaan uit een aantal opdrachten voor elk hoofdstuk. De toetsen dekken de inhoud van het katern en sluiten aan bij de werkwijze. Met de in Word-formaat aangeleverde toetsen kan de vaksectie of kunt u zelf een schoolexamen of proefwerk samenstellen.
© ThiemeMeulenhoff BV 2010