Docentenhandleiding
TaalCompleet Versie: maart 2015
Inhoudsopgave 1.
Inleiding .......................................................................................................................................... 3
2.
Kenmerken .................................................................................................................................... 5
3
2.1
Doelgroep .............................................................................................................................. 5
2.2
Eindniveau ............................................................................................................................. 5
2.3
Urenlast .................................................................................................................................. 5
2.4
Samenstelling van het pakket ............................................................................................. 6
2.5
Uitgangspunten lesstofkeuze .............................................................................................. 9
Opbouw van de methode .......................................................................................................... 11 3.1
Overzicht van de thema’s .................................................................................................. 11
3.2
Opbouw van een thema..................................................................................................... 12
4
Sterrensysteem ........................................................................................................................... 14
5
Toetsen ........................................................................................................................................ 15
6
5.1
Intaketoets ........................................................................................................................... 15
5.2
Diagnostische toets ............................................................................................................ 16
Didactische principes ................................................................................................................. 19 6.1
Algemene didactische principes ....................................................................................... 19
6.1.1
Algemene didactische benadering ........................................................................... 19
6.1.2
Het ABCD-model van Neuner................................................................................... 19
6.2
Didactische principes per onderdeel ............................................................................... 20
6.2.1
Schrijven....................................................................................................................... 20
6.2.2
Spreken ........................................................................................................................ 21
6.2.3
Lezen ............................................................................................................................ 22
6.2.4
Luisteren....................................................................................................................... 22
6.2.5
Grammatica ................................................................................................................. 22
6.2.6
Woordenschat ............................................................................................................. 25
6.2.7
Woordenschat ONA ................................................................................................... 25
6.2.8
Studie- en examenvaardigheden ............................................................................. 25
7
Differentiëren ............................................................................................................................... 27
8
De e-learningomgeving van TaalCompleet ............................................................................ 29 8.1
Een gebruikersaccount aanmaken .................................................................................. 29
8.2
Inloggen................................................................................................................................ 30
8.3
Cursussen bekijken ............................................................................................................ 30
8.4
Opdrachten maken ............................................................................................................. 31
8.5
Hoe begint de cursist? ....................................................................................................... 34
8.6
Groepen aanmaken en inschrijven voor een groep ...................................................... 34
8.6.1
Groepen aanmaken .................................................................................................... 34
8.6.2
De cursist voegt zichzelf toe aan de groep ............................................................. 35
8.6.3
Nog een docent toevoegen aan dezelfde groep .................................................... 37
8.7
Resultaten van cursisten bekijken ................................................................................... 39
8.8
Resultaten niet mee laten tellen ....................................................................................... 40
8.9
Resultaten exporteren........................................................................................................ 41
8.10
Eigen resultaten inzien....................................................................................................... 41
8.11
Verlengen............................................................................................................................. 43
8.12
Systeemvereisten ............................................................................................................... 44
8.13
De helpdesk ......................................................................................................................... 44
Bronvermelding ........................................................................................................................... 45
9 10
Bijlagen ..................................................................................................................................... 45
Bijlage I: Informatie over het nieuwe Inburgeringsexamen ...................................................... 45 Bijlage II: Overzicht van grammatica-, spellings- en Studexonderwerpen ............................ 47
Docentenhandleiding TaalCompleet
2
1. Inleiding Deze docentenhandleiding hoort bij de lesmethode ‘TaalCompleet’, dé complete methode voor laagen middenopgeleide anderstalige volwassenen die niveau A2 willen halen en/of zich willen voorbereiden op het nieuwe Inburgeringsexamen. De lesmethode bestaat uit zes boeken: 1. TaalCompleet Inburgeringsexamen Buitenland (Dit boek heeft een eigen docentenhandleiding.) 2. TaalCompleet A1 3. TaalCompleet A2 4. TaalCompleet Spreken A2 5. TaalCompleet KNM (Kennis van de Nederlandse Maatschappij) 6. TaalCompleet ONA (Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt) en het materiaal op de website.
TaalCompleet A1 start op niveau 0 en werkt toe naar niveau A1. TaalCompleet A2 start op niveau A1 en werkt toe naar niveau A2. Dat laatste geldt ook voor TaalCompleet Spreken A2. Met de boeken A1, A2 en Spreken A2 verhoogt de cursist zijn taalniveau tot niveau A2 en bereidt hij zich voor op de examenonderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken van het nieuwe Inburgeringsexamen. Met TaalCompleet KNM kunnen cursisten zich gericht voorbereiden op het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Maatschappij. In de methode is veel aandacht voor woordenschatuitbreiding en de vier vaardigheden: lezen, luisteren, schrijven en spreken. Maar ook grammatica en spelling komen aan bod. Daarnaast werkt de cursist aan zijn studievaardigheden, waardoor hij beter en zelfstandiger leert leren. Ook is er aandacht voor specifieke examenvaardigheden, waardoor hij weet waar hij op moet letten tijdens het examen. Zo is deze methode compleet om de laag- en middenopgeleide cursist tot het nieuwe Inburgeringsexamen te leiden. Aan de opbouw van de methode liggen verder de actuele didactische inzichten ten grondslag:
Er worden zo’n 2.000 woorden aangeboden en geoefend, die elk ongeveer zeven keer terugkomen in teksten en opdrachten. Bij de selectie van de woorden is rekening gehouden met frequentie, nut en het doel: niveau A2 en/of het Inburgeringsexamen halen. Alle opdrachten zijn opgebouwd volgens het ABCD-model van Neuner. Veel opdrachten hebben dezelfde vorm als de opdrachten op het examen, zodat cursisten hieraan wennen en daardoor beslagen ten ijs op het examen komen. Grammatica heeft een ondersteunende rol en is geïntegreerd in de thema’s. Hierdoor is de context steeds betekenisvol, en zijn de opdrachten functioneel en communicatief van aard. De grammaticaonderwerpen komen cyclisch aan bod, met een geleidelijke opbouw en veel herhaling. De uitleg volgt het principe van Focus on Form. Teksten zijn levensecht, afwisselend en aansprekend. Nieuwe woorden en structuren komen er gedoseerd in voor, en worden vervolgens behandeld en geoefend.
De methode is geschikt voor leren in lesverband, in kleine groepjes of individueel. De grote hoeveelheid online opdrachten kunnen cursisten zelfstandig en thuis doen, doordat de computer directe feedback geeft. Verder is er een antwoordenboek beschikbaar waarmee cursisten zelfstandig opdrachten kunnen nakijken. Het is mogelijk om cursisten trajecten van verschillend tempo aan te bieden, door de sterren in het boek. Elke opdracht heeft nul, één of twee sterren.
Docentenhandleiding TaalCompleet
3
0 sterren betekent niet zo moeilijk en/of niet zo belangrijk voor het examen; 1 ster betekent een beetje moeilijk en/of een beetje belangrijk voor het examen; 2 sterren betekent moeilijk en belangrijk voor het examen. Als een cursist de online diagnostische toets heeft gedaan, kun je gemakkelijk bepalen welke opdrachten hij wel en niet hoeft te doen. Zo kun je eenvoudig en doeltreffend differentiëren. Op www.taalsterk.nl zijn alle online opdrachten te vinden die bij het boek horen. Ook staan hier de woordenlijsten per thema, die in verschillende steuntalen zijn vertaald. Verder zijn het antwoordenboek, de spreekopdrachten, een uitgebreide docentenhandleiding en andere informatie te downloaden, zoals een lijst met onregelmatige werkwoorden. Als docent kun je bovendien je cursisten gemakkelijk volgen en de resultaten inzien. In de docentenhandleiding vind je een overzicht van de onderdelen waaruit het lespakket bestaat, evenals de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan TaalCompleet. Ook wordt de opbouw van ieder thema toegelicht en krijg je uitleg over de diverse mogelijkheden van de online leeromgeving. Achter in de docentenhandleiding vind je diverse bijlagen met onder andere informatie over het Inburgeringsexamen.
Docentenhandleiding TaalCompleet
4
2. Kenmerken 2.1
Doelgroep
TaalCompleet is bedoeld voor laag- en middenopgeleide anderstalige volwassenen die niveau A2 willen halen (om door te kunnen stromen naar een Staatsexamentraject) en/of zich willen voorbereiden op het nieuwe Inburgeringsexamen. De methode begint op niveau 0 en bouwt langzaam op naar niveau A2. Er is veel aandacht voor studie- en examenvaardigheden, een aspect waar juist laag- en middenopgeleiden vaak moeite mee hebben. De instructies zijn makkelijk geformuleerd, evenals de grammaticaonderwerpen, die niet in het Latijn maar in het Nederlands worden aangeboden. De vier vaardigheden (lezen, luisteren, schrijven, spreken) worden in een vaste structuur aangeboden. De onderwerpen van de thema’s zijn herkenbaar voor de cursist, grappig en betekenisvol. En door het gebruik van ‘blended learning’ is er een aangename afwisseling tussen boek- en computeropdrachten (60/40). De methode is overigens goed te gebruiken in groepen met verschillende niveaus, omdat er goed gedifferentieerd lesgegeven kan worden met TaalCompleet. Cursisten kunnen namelijk voorafgaand aan ieder thema een diagnostische toets op de computer maken, waarna zij advies krijgen over welke opdrachten ze wel of niet hoeven te maken. Cursisten kunnen op die manier zelfstandig of in kleine groepjes aan de slag met het boek, zodat je als docent de cursisten en/of groepjes kunt begeleiden waar nodig.
2.2
Eindniveau
TaalCompleet leidt naar niveau A2 van het Common European Framework of Reference, het niveau van het Inburgeringsexamen. Na het afronden van TaalCompleet zal de cursist in staat zijn om:
zeer korte eenvoudige teksten te lezen. Ook kan de cursist specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu’s en dienstregelingen en kan hij korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen. zinnen en de meest frequente woorden te begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over zichzelf en zijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ook kan de cursist de belangrijkste punten in korte, duidelijke eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen. korte, eenvoudige notities en boodschappen op te schrijven. Ook kan de cursist een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken. te communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ook kan de cursist zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel hij gewoonlijk niet voldoende begrijpt om het gesprek zelfstandig gaande te houden. een reeks uitdrukkingen en zinnen te gebruiken om in eenvoudige bewoordingen zijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, zijn opleiding en zijn huidige of meest recente baan te beschrijven.
Deze doelstellingen zijn terug te vinden in de Matrix voor zelfevaluatie van het Portfolio NT2: Raamwerk NT2, juni 2002.
2.3
Urenlast
Een belangrijk punt voor de lesorganisatie is de urenlast die gemoeid is met het doorwerken van de methode. Het niveau, de leerbaarheid, de aanwezige voorkennis en motivatie van de cursisten spelen hierbij uiteraard een grote rol. In het schema op de volgende pagina kun je zien hoeveel uur een cursist gemiddeld nodig heeft om de onderdelen van TaalCompleet door te werken. Om effectief en efficiënt met de lesmethode te werken, kan de cursist voorafgaand aan ieder thema een diagnostische toets maken. Op basis van de uitkomsten hiervan wordt een advies gegeven over de soort opdrachten die cursist het beste kan maken. In hoofdstuk 5 van deze docentenhandleiding staat uitgebreid beschreven hoe deze diagnostische toets werkt en in hoofdstuk 7 kun je lezen hoe je met TaalCompleet kunt differentiëren.
Docentenhandleiding TaalCompleet
5
Opmerkingen:
(*1): indien alleen de opdrachten met 2 sterren gemaakt worden (*2): indien alleen de opdrachten met 1 en 2 sterren gemaakt worden (*3): afhankelijk van de uitkomst van de KNM-toetsen. Veel cursisten scoren voldoende en kunnen volstaan met de toetsen (= 10 uur). Indien cursisten alle KNM-content doorwerken: 35 uur erbij. (*4): alleen van toepassingen voor cursisten die na 1 jan. 2015 inburgeringsplichtig zijn geworden of cursisten die na die datum willen naturaliseren.
Verdeling van uren:
60% is boek, 40% is e-learning. Voor TaalCompleet Spreken A2 ligt deze verhouding anders: 85% is boek, 15% is online. Richtlijn is 25% is instructie (contacturen), 75% is oefening (boek en e-learning). Dit is echter zeer afhankelijk van de cursist; een zelfredzame cursist kan het boek zelfstandig doorwerken.
2.4
Samenstelling van het pakket
TaalCompleet bestaat uit:
TaalCompleet A1 en A2 Boek A1 start op niveau 0 en leidt op tot niveau A1. Boek A2 sluit aan op boek A1 en start op niveau A1. Met boek A2 werkt de cursist toe naar niveau A2. Boek A1 is onderverdeeld vier woordenschathoofdstukken en vier thema’s. In de woordenschathoofdstukken leert de cursist een basiswoordenschat van zo’n 400 woorden. Het tweede deel van boek A1 bestaat uit vier thema’s. Elk thema bevat lees- en luisterteksten, gevarieerde opdrachten in zowel het boek als online, grammatica en studie- en examenvaardigheidstraining en een uitgebreide woordenlijst. Alle vier de vaardigheden - lezen, luisteren, schrijven en spreken - worden in een vaste structuur aangeboden. Boek A2 bevat acht thema’s met een zelfde opbouw als de thema’s in boek A1. De boeken zijn na elkaar te gebruiken en hebben beide een cyclische opbouw.
Docentenhandleiding TaalCompleet
6
TaalCompleet Spreken A2 TaalCompleet Spreken A2 bereidt de cursist voor op het onderdeel Spreken van het Inburgeringsexamen. Het boek start op niveau A1 en werkt toe naar niveau A2. Het boek kan gebruikt worden naast TaalCompleet A2. De cursist maakt eerst een paragraaf uit boek A2 en maakt daarna de bijbehorende opdrachten uit het boek Spreken A2. Niet bij elke paragraaf horen spreekopdrachten. Gemiddeld zijn er tien spreekopdrachten per thema. De opdrachten zijn bedoeld om samen te doen met een medecursist of taalmaatje. Ook uitspraak, ritme, klemtoon en intonatie komen aan bod en de specifieke examenvaardigheden worden aangeleerd.
TaalCompleet Spreken Plus TaalCompleet Spreken Plus is niet noodzakelijk bij de voorbereiding op het Inburgeringsexamen. Het boek kan ingezet worden voor cursisten die moeite hebben met spreken en hier meer mee willen oefenen. TaalCompleet Spreken Plus is te gebruiken naast boek A1 en A2. De cursist maakt eerst een paragraaf uit boek A1 of A2 en Spreken A2 en maakt daarna de bijbehorende opdrachten uit het boek Spreken Plus. Niet bij elke paragraaf horen spreekopdrachten. In dit boek zijn ook spelletjes te vinden om met de hele groep te doen. Dit kan een leuke en creatieve aanvulling zijn op de lessituatie. De opdrachten uit het boek Spreken Plus zijn ook als pdf te downloaden bij boek A1 en A2.
TaalCompleet KNM TaalCompleet KNM bereidt de cursist voor op het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Maatschappij. Je vindt van elk onderwerp een korte samenvatting in het boek. Na het lezen van deze samenvatting maakt de cursist een toets op de computer. Hij test of hij al genoeg weet over het onderwerp. Heeft de cursist een voldoende voor de toets gehaald, dan kan hij direct verder met het volgende onderwerp. Op die manier hoeft een cursist niet onnodig veel teksten te lezen en opdrachten te maken, maar bereidt hij zich op een efficiënte manier voor op het examen KNM. Als de cursist geen voldoende haalt voor de toets, kan hij online extra teksten lezen en opdrachten maken om met de onderwerpen te oefenen. Aan het eind van de module maakt de cursist een eindtoets om te controleren of hij voldoende kennis van de Nederlandse maatschappij heeft om naar het examen te gaan. De modules van KNM hebben geen opbouw in moeilijkheidsgraad en zijn dus in een willekeurige volgorde te maken. Het niveau van het boek TaalCompleet KNM is A2+.
TaalCompleet ONA TaalCompleet ONA bereidt de cursist voor op het examenonderdeel Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt. Voor dit examen legt de cursist een persoonlijk portfolio aan. Hierbij verzamelt hij inzichten rondom zijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt in Nederland. Door het invullen van acht resultaatkaarten (beschikbaar gesteld door het ministerie van SZW) en het verzamelen van bewijzen, stelt de cursist dit portfolio samen. TaalCompleet ONA ondersteunt bij het invullen van de resultaatkaarten, bij het verzamelen van bewijzen, bij het aanleren van relevante woorden en bij het oefenen van het eindgesprek. In dat eindgesprek wordt het portfolio besproken met de cursist. Het examen ONA is verplicht voor cursisten die na 1 januari 2015 inburgeringsplichtig zijn geworden en voor cursisten die na die datum willen naturaliseren. TaalCompleet ONA staat enigszins los van de overige uitgaven in de serie, omdat het primair gericht is op loopbaanoriëntatie en niet op taalverwerving.
Proefexamens inburgering Naast de lesmethode TaalCompleet is er een pakket proefexamens beschikbaar. Dit pakket bevat voor elke vaardigheid drie proefexamens. Het is qua opbouw en inhoud precies hetzelfde als het echte Inburgeringsexamen. Deze proefexamens kunnen gebruikt worden na het doorlopen van TaalCompleet, maar ook door cursisten die via een andere weg tot niveau A2 gekomen zijn en willen kijken of ze klaar zijn voor het Inburgeringsexamen.
een online leeromgeving Online vindt de cursist in twaalf verschillende talen uitleg over de online leeromgeving onder de knop ‘Hoe werkt het?’. Voorafgaand aan ieder thema kan de cursist de diagnostische toets maken, die hij vindt onder het kopje ‘Wat kun je al?’. Verder bevat de online leeromgeving: alle luisterteksten, woordenlijsten, diverse opdrachten behorende bij de thema’s uit het boek en opdrachten om de geleerde woordenschat te herhalen onder het kopje ‘Woorden herhalen’.
Docentenhandleiding TaalCompleet
7
extra online materiaal Verder vind je online het volgende materiaal dat je kunt downloaden en/of printen: ▫ het antwoordenboek ▫ deze docentenhandleiding ▫ alle spreekopdrachten ▫ vertaalde woordenlijsten ▫ een lijst met onregelmatige werkwoorden (in TaalCompleet A2) ▫ memory met de woorden uit de eerste vier hoofdstukken van TaalCompleet A1 ▫ dictees bij alle hoofdstukken en thema’s ▫ extra lees-, luister- en schrijfopdrachten bij TaalCompleet A2 ▫ printversies van de diagnostische toetsen deel D ▫ een beroepenlijst bij TaalCompleet ONA, met hierop alle beroepen die in het boek genoemd worden, met een omschrijving en foto ▫ filmpjes aan het begin van elk thema in TaalCompleet ONA, als inleiding op het onderwerp
Boek A1
Boek A2
Omvang
4 hoofdstukken met woordenschatuitbreiding (97 pagina’s) en 4 thema’s (104 pagina’s). Per thema 10 a 11 teksten (inclusief grammatica en studie- en examenvaardigheden).
8 thema’s (234 pagina’s). Per thema 9 á 12 teksten.
Online
Woordenschat
Gemiddeld 90 leerwoorden per woordenhoofdstuk. Gemiddeld 110 leerwoorden per thema.
Gemiddeld 106 leerwoorden per thema.
Opdrachten bij alle leerwoorden (inhoud en meta).
Grammatica en spelling
In elk thema 3 a 4 grammaticaonderwerpen.
In thema 1 t/m 6 worden 3 a 4 nieuwe grammaticaonderwerpen behandeld. In thema 7 en 8 wordt grammatica uit eerdere thema’s herhaald.
Opdrachten erbij volgens ABCD-model.
Studie- en examenvaardigheden
M.n. studievaardigheden.
M.n. examenvaardigheden.
Opdrachten erbij volgens ABCD-model.
Moeilijkheidsgraad
Van niveau 0 in kleine Van niveau A1 naar A2. stappen naar A1. Fig. 1 Overzicht van de inhoud van TaalCompleet A1 en TaalCompleet A2
Omvang
Spreken A2
KNM
ONA
Online
1 hoofdstuk over uitspraak, ritme, klemtoon, intonatie en examenvaardigheden. En spreekopdrachten bij alle acht thema’s uit TaalCompleet A2.
8 modules met samenvattingen (49 pagina’s). Per module 4 tot 8 onderwerpen.
8 thema’s. Per thema 1 á 5 teksten.
Spreken A2: luisterfragmenten om de uitspraak te trainen en bij elk thema 1 opdracht over receptieve spreekvaardigheid. KNM: Bij elk onderwerp een instaptoets. Per module 4 tot 8 onderwerpen. Bij elk onderwerp een tekst met vragen en/of opdrachten. Bij elke module een eindtoets. ONA: filmpjes om het thema te introduceren.
Docentenhandleiding TaalCompleet
8
Woordenschat
Geen extra leerwoorden. De leerwoorden uit TaalCompleet A2 komen terug in de spreekopdrachten.
Onderstreepte woorden staan in woordenlijsten (vertaald en niet vertaald).
Variërend aantal leerwoorden per thema. Blauwe woorden (ongeveer 6-50 per thema) moet iedereen leren. Oranje woorden zijn relevant afhankelijk van het gewenste beroep van de cursist.
ONA: opdrachten bij alle blauwe leerwoorden (inhoud en meta).
Moeilijkheidsgraad
Van niveau A1 naar Alles op niveau Alles op niveau A2. A2+. A2. Fig. 2 Overzicht van de inhoud van TaalCompleet Spreken A2, TaalCompleet KNM en TaalCompleet ONA
2.5
Uitgangspunten lesstofkeuze
Teksten De lees- en luisterteksten vormen de basis van iedere paragraaf in TaalCompleet A1 en A2, en daarom zijn de onderwerpen betekenisvol, herkenbaar, concreet en afwisselend. Leerwoorden De methode TaalCompleet A1 en A2 bevat in totaal zo’n 2.000 leerwoorden. De keuze voor deze woorden is op een aantal zaken gebaseerd. Als leidraad bij het schrijven van de teksten is de frequentielijst van Hazenberg en Hulstijn (1992) gebruikt. Deze lijst bevat de 5.000 meest gebruikte woorden uit geschreven taal. Aangezien deze lijst gebaseerd is op geschreven taal, is er een groot aantal woorden uit de spreektaal aan toegevoegd. Om te bepalen of de toegevoegde woorden al dan niet A2 waren, zijn het Van Dale Pocketwoordenboek NT2 en de website www.eenvoudigewoorden.nl geraadpleegd. De leerwoorden van ieder hoofdstuk en thema zijn te vinden in woordenlijsten. Deze staan online aan het begin van een thema en staan per tekst op alfabetische volgorde. De woordenlijsten zijn ook in twaalf steuntalen vertaald en zijn tevens te vinden in de online leeromgeving onder het kopje ‘Vertaalde woordenlijsten’. Grammatica en spelling In ieder thema in TaalCompleet A1 en A2 worden drie a vier grammaticaonderwerpen behandeld. In thema 7 en 8 in boek A2 worden grammaticale onderwerpen herhaald die belangrijk zijn op niveau A2, zoals werkwoordstijden en -vervoegingen en zinsbouw. De grammatica wordt middels de didactiek ‘Focus on form’ aangeboden. Dit houdt in dat de grammaticale structuren helder en met visuele kenmerken (zoals kleur en onderstreping) duidelijk worden gemaakt in een context en niet middels losse rijtjes of regels. In het overzicht in bijlage II kun je zien welke grammaticaonderwerpen waar in het boek behandeld worden. Studie- en examenvaardigheden Speciaal voor de laag- en middenopgeleide cursisten is er veel aandacht voor studie- en examenvaardigheden (in de docentenhandleiding afgekort tot Studex). In ieder thema in TaalCompleet A1 en A2 wordt in een kader een Studexonderwerp behandeld, uiteenlopend van ‘Woorden leren’ tot ‘Examentijd verdelen’. Ook de Studexonderwerpen vind je in bijlage II. Opdrachten Alle opdrachten in TaalCompleet A1 en A2 zijn communicatief, contextrijk, zinvol, afwisselend en creatief. De meeste opdrachten lijken op opdrachtvormen die op het Inburgeringsexamen gevraagd worden, zodat de cursist al gewend raakt aan deze opdrachtvormen. Bij iedere tekst zijn de opdrachten volgens Neuners ABCD-model opgebouwd, zie paragraaf 6.1 over de algemene didactische principesAlgemene didactische principes. Verder zijn de opdrachten gemarkeerd met nul, één of twee sterren, waarmee het niveau en de relevantie van de opdrachten wordt aangegeven. Hoe het sterrensysteem precies werkt, kun je lezen in hoofdstuk 4 van deze docentenhandleiding. Door middel van ‘blended learning’ is er een aangename afwisseling tussen boek- en computeropdrachten. De verhouding boek versus e-learning is 60/40.
Docentenhandleiding TaalCompleet
9
Alle vier de vaardigheden komen in verhouding aan bod: lezen, luisteren (middels luisterteksten en verstavaardigheidsopdrachten online), schrijven en spreken. Alle reeds behandelde leerwoorden, grammatica- en studexonderwerpen worden in volgende thema’s herhaald.
Docentenhandleiding TaalCompleet
10
3 Opbouw van de methode 3.1
Overzicht van de thema’s
TaalCompleet A1 en TaalCompleet A2 bevatten ieder acht thema’s. Hieronder zie je een overzicht van de zestien thema’s: TaalCompleet A1
Woorden 1 Woorden 2 Woorden 3 Woorden 4 Thema 1 Voorstellen Teksten en opdrachten over o.a. begroeten, instructies, familie, kleuren en de agenda Thema 2 Boodschappen Teksten en opdrachten over o.a. eten en drinken, de supermarkt, de markt en maaltijden Thema 3 Vervoer Teksten en opdrachten over o.a. regels in het verkeer, de tijd, reizen met de trein, files en de weg vragen Thema 4 Wonen Teksten en opdrachten over o.a. je huis, huren en kopen, afval scheiden, het milieu en de woonvereniging
TaalCompleet A2
Thema 1 Nederland Teksten en opdrachten over o.a. u of jij, typisch Nederlandse zaken, kaartjes sturen en overlast Thema 2 Geld Teksten en opdrachten over o.a. de euro, een bankrekening openen, geld pinnen, je pinpas blokkeren en betalen via internet Thema 3 Kinderen Teksten en opdrachten over o.a. het consultatiebureau, het kinderdagverblijf, scholen en vrije tijd Thema 4 Gezondheid Teksten en opdrachten over o.a. lichamelijke klachten, de huisarts, medicijnen en de tandarts Thema 5 Gemeente Teksten en opdrachten over o.a. het gemeentehuis, de politiek, naturalisatie en de politie Thema 6 Werk zoeken Teksten en opdrachten over o.a. vacatures, het uitzendbureau, solliciteren en het sollicitatiegesprek Thema 7 Werken Teksten en opdrachten over o.a. het arbeidscontract, je ziek melden, de bedrijfsarts, het werkoverleg en Nederlandse feestdagen Thema 8 Opleidingen Teksten en opdrachten over o.a. het Nederlandse onderwijssysteem, een cursus volgen, werken en leren en je blijven ontwikkelen
In de inhoudsopgave van ieder thema zijn de grammatica- en de Studexparagrafen te herkennen aan het cursieve lettertype. Naast de boeken A1 en A2 maken de boeken Spreken A2, KNM en ONA deel uit van TaalCompleet: TaalCompleet Spreken A2 Spreken Opdrachten om te oefenen met uitspraak, ritme, klemtoon en intonatie Opdrachten Spreekopdrachten bij alle acht thema’s van TaalCompleet A2 TaalCompleet KNM Module 1 Werk en inkomen Teksten en opdrachten over o.a. werk zoeken, discriminatie op het werk en zelfstandig ondernemen
Docentenhandleiding TaalCompleet
11
Module 2 Omgangsvormen, normen en waarden Teksten en opdrachten over o.a. omgangsvormen, normen en waarden in Nederland, en contact met andere mensen Module 3 Wonen Teksten en opdrachten over o.a. een huis vinden, gas, water, elektriciteit, telefoon, kabel en verzekeringen Module 4 Gezondheid en gezondheidszorg Teksten en opdrachten over o.a. de huisarts, het ziekenhuis, de thuiszorg en de apotheek Module 5 Geschiedenis en geografie Teksten en opdrachten over o.a. de geschiedenis en geografie van Nederland Module 6 Instanties Teksten en opdrachten over o.a. de gemeente, de Belastingdienst en de politie Module 7 Staatsinrichting en rechtsstaat Teksten en opdrachten over o.a. de Nederlandse democratie, de grondwet en wetgeving Module 8 Opvoeding en onderwijs Teksten en opdrachten over o.a. kinderopvang, de basisschool en het voortgezet onderwijs
TaalCompleet ONA Thema 1: Beroepenoriëntatie Teksten en opdrachten over o.a. Nederlandse beroepssectoren en beroepen, diplomawaardering, Indicatie Onderwijsniveau en ervaringscertificaten Thema 2: Realistisch beroepsbeeld Teksten en opdrachten over o.a. taken, werkomstandigheden en persoonlijke omstandigheden Thema 3: Je eigenschappen kennen Tekst en opdrachten over o.a. eigenschappen en competenties Thema 4: Beroepskansen Tekst en opdrachten over o.a. vacatures zoeken Thema 5: Beroepscompetenties verwerven Teksten en opdrachten over o.a. cursussen, opleidingen en taaltrajecten Thema 6: Netwerk opbouwen Tekst en opdrachten over o.a. het opbouwen en onderhouden van een netwerk Thema 7: Werk vinden Teksten en opdrachten over o.a. het opdoen van ervaring, de sollicitatiebrief, het sollicitatieformulier, het cv en het sollicitatiegesprek Thema 8: Werkcultuur Tekst en opdrachten over o.a. de werkcultuur in Nederland Thema 9: Examenvoorbereiding Uitleg en opdrachten als voorbereiding op het examen Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt Icoontjes In alle boeken staan verschillende opdrachten. Hieronder zie je wat de icoontjes betekenen.
(
3.2
)
Opbouw van een thema
Voorafgaand aan ieder thema uit TaalCompleet A1 en A2 kan de cursist inloggen op www.taalsterk.nl en onder het kopje ‘Wat kun je al?’ een diagnostische toets maken. Aan het einde van deze toets krijgt hij een advies over de soort opdrachten die hij het beste nog kan maken om beslagen ten eis te komen op het Inburgeringsexamen. Over het
Docentenhandleiding TaalCompleet
12
Sterrensysteem en de diagnostische toets kun je meer lezen in respectievelijk hoofdstuk 4 en 5 van deze docentenhandleiding. Ieder thema is volgens een vaste structuur opgebouwd. Een thema bestaat uit negen tot twaalf teksten, drie of vier grammaticaonderwerpen en één of twee Studexonderwerpen. Ieder onderdeel bevat opdrachten, die tevens volgens een vaste structuur worden aangeboden. In de inhoudsopgaven herken je de grammatica- en Studexonderwerpen aan het cursieve lettertype. Teksten en leerwoorden Voorafgaande aan een thema wordt een aantal open vragen gesteld over het onderwerp van het thema. Dit wordt gedaan om de voorkennis te activeren en de cursist te prikkelen over het onderwerp. Online is van ieder thema is een woordenlijst te downloaden in de online leeromgeving. De woorden staan per tekst op alfabet. Vervolgens gaat de cursist aan de slag met de eerste tekst. Na elke tekst (dit kan een leestekst in het boek zijn of een luistertekst online) volgen online tekstbegripvragen. Na het behandelen van de tekst, gaat de cursist met de leerwoorden aan de slag. Hij wordt gestimuleerd om de betekenis van de woorden op te schrijven in de woordenlijst. Daarna gaat hij online oefenen met de woorden. Dit gebeurt altijd eerst receptief, dan meta en ten slotte productief. De leerwoorden komen daarna nogmaals terug in schrijfopdrachten, grammaticaonderwerpen, spreekopdrachten die te downloaden zijn en in volgende thema’s. Iedere tekst die vervolgens in een thema aan bod komt, wordt volgens de bovengenoemde structuur behandeld. Spreken en schrijven Bij iedere tekst horen één of meerdere schrijf- en spreekopdrachten. De schrijfopdrachten staan in het boek. De spreekopdrachten die relevant zijn voor het examen vind je in TaalCompleet Spreken A2. Overige spreekopdrachten vind je online en in het boek TaalCompleet Spreken Plus. De opdrachten gaan over het thema waarin ze staan en zijn functioneel en communicatief. In schrijf- en spreekopdrachten worden behandelde leerwoorden en grammatica geoefend. Grammatica en spelling De grammaticaopdrachten zijn volgens het ABCD-model opgebouwd. De A-opdracht is altijd ‘Kijk naar de zinnen’ of ‘Kijk naar de tekst’. De B-opdrachten zijn online te vinden. De C-opdrachten kunnen zowel online als in het boek staan. De D-opdrachten staan altijd in het boek. Studex In ieder thema wordt een studie- of examenvaardigheid (in deze docentenhandleiding ‘Studex’ genoemd) uitgelicht en geoefend. In boek A1 komen hoofdzakelijk de studievaardigheden aan bod en in boek A2 de examenvaardigheden. Eindtoets De laatste online opdracht van elk thema is een toets over het desbetreffende thema. De toets bevat een leestekst met vier vragen, twaalf vragen over de regels van de taal (grammatica) en twintig vragen over woorden. Diagnostische toets
Voorafgaand aan ieder thema kan een cursist online een diagnostische toets maken, om te zien welke opdrachten hij wel of niet hoeft te maken van het desbetreffende thema.
Teksten en leerwoorden
Bij élke tekst (lezen/luisteren) zijn online begripsvragen. In elke tekst staan leerwoorden, die volgens een vaste structuur worden geoefend en zodoende ingeslepen.
Schrijven en spreken
Na iedere tekst en na ieder grammaticaonderwerp volgen er schrijf- en/of spreekopdrachten (C- en D-opdrachten volgens het ABCD-model).
Grammatica en spelling
Ieder thema bevat drie à vier grammaticaonderwerpen. Na elk grammaticaonderwerp volgen opdrachten volgens Neuners ABCD-model.
Studex
In ieder thema wordt een studie- of examenvaardigheid getraind.
Herhalingstoets
Aan het eind van ieder thema volgt een herhalingstoets over het desbetreffende thema. Dit is altijd de laatste online opdracht van een thema.
Fig. 3 Opbouw van een thema
Docentenhandleiding TaalCompleet
13
4 Sterrensysteem Alle opdrachten, teksten of paragrafen zijn in de gehele methode voorzien van nul, één of twee sterren. De hoeveelheid sterren geeft aan hoe moeilijk de opdracht is en/of hoe belangrijk de opdracht is voor het nieuwe Inburgeringsexamen: 0 sterren betekent niet zo moeilijk en/of niet zo belangrijk voor het examen; 1 ster betekent een beetje moeilijk en/of een beetje belangrijk voor het examen; 2 sterren betekent moeilijk en belangrijk voor het examen. Een cursist die weinig uren beschikbaar heeft of al zeer gevorderd is, zou zich bijvoorbeeld kunnen beperken tot de opdrachten en informatieteksten waaraan twee sterren zijn toegekend. In het volgende hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de diagnostische toets gebruikmaakt van de sterren. Dit systeem zorgt ervoor dat de methode zeer flexibel inzetbaar is op alle vlakken: hoeveelheid uren, verdeling tussen uren in een groep en uren zelfstandig, wel of geen studie- en examenvaardigheden, allemaal zaken die nog tijdens het traject kunnen worden aangepast. 0 sterren (Neuner A)
1 ster * (Neuner B en C)
2 sterren ** (Neuner C en D)
Receptieve opdrachten die vooral gericht zijn op herkenning van woorden, taalhandelingen of een grammaticaonderwerp Voorgestructureerde schrijf- en spreekopdrachten Alle overige opdrachten
ONA: opdrachten die niet over de cursist zelf gaan Online vragen over een tekst Woordenschat meta Grammatica Neuner B Halfopen schrijf- en spreekopdrachten
ONA: opdrachten die over de cursist zelf gaan, maar niet direct nodig zijn voor het invullen van de resultaatkaarten Leesteksten Luisterteksten Woordenschat productief Grammatica theorie Grammatica Neuner C en D Studie- en examenvaardigheden theorie Eigen productie in schrijf- en spreekopdrachten
ONA: opdrachten die over de cursist zelf gaan en die noodzakelijk zijn voor het invullen van de resultaatkaarten
Fig. 4 Aantal sterren per soort opdracht
Docentenhandleiding TaalCompleet
14
5 Toetsen 5.1
Intaketoets
De intaketoets is gratis en kan door iedereen gedaan worden. Het doel is om een indruk te krijgen of de cursist al voldoende kennis van het Nederlands heeft om met TaalCompleet A2 te beginnen, of dat een start met boek A1 raadzaam is. De toets bestaat uit 64 vragen verdeeld over drie taalvaardigheden (lezen, luisteren, schrijven) en duurt maximaal een uur. Uit de toets komt een puntenscore en een advies. In het voorbeeld hieronder is de score 600 punten. Bij 480 punten of hoger is het advies om te beginnen met boek A2, daaronder met boek A1. In dit geval is de score duidelijk: het advies zou moeten zijn om met boek A2 te beginnen. Wanneer de score rond de 480 punten is, is het mogelijk om af te wijken van het advies naar eigen inzicht. Een menselijke beoordeling kan immers ook zeer waardevol zijn.
Voorbeeldvragen uit de intaketoets:
De toets is te vinden op de website van KleurRijker onder kopje ‘TaalCompleet’. Ook kun je er direct naartoe gaan met dit url: http://www.kleurrijker.nl/toets/quiz.html
Docentenhandleiding TaalCompleet
15
5.2
Diagnostische toets
Bij ieder thema van TaalCompleet A1 en A2 hoort een diagnostische toets. Deze toets toetst per thema de vaardigheden en de woordenschat van de cursist en kan hiermee een uitspraak doen over welke opdrachten er wel en niet gedaan moeten worden binnen een thema. Bij het juist toepassen van de diagnostische toets kan er dus heel veel tijd bespaard worden. De diagnostische toets is voor de cursist te vinden in de online leeromgeving op www.taalsterk.nl en heeft als titel ‘Wat kun je al?’. Zie voor informatie over het aanmaken van een gebruikersaccount hoofdstuk 8 over de e-learningomgeving van deze docentenhandleiding. Wanneer je bent ingelogd, kom je op de Home-pagina. Daar zie je een overzicht van de producten (cursussen) waar je toegang toe hebt.
Als je klikt op een van de producten, krijg je een boomstructuur die er zo uitziet:
Als je een thema open klikt, zie je bovenaan in het mapje ‘Wat kun je al? Deel A’.
Docentenhandleiding TaalCompleet
16
Een diagnostische toets bestaat uit vier delen: deel A tot en met D. Deze delen zijn gebaseerd op de verschillende vaardigheden die de cursist moet verwerven en op de verschillende niveaus van de opdrachten die er zijn in het boek. De cursist begint met ‘Wat kun je al? Deel A en werkt op volgorde de toetsen af. Scoort hij op een toets minder dan 70%, dan krijgt hij het advies om te stoppen met de toets en te starten met de opdrachten in het boek. Een cursist hoeft dus niet altijd alle delen van de toets te maken. Dit bespaart tijd en voorkomt frustratie bij de cursist. Deel A, B en C bestaan uit meerkeuzevragen en worden door de computer nagekeken. Deel D bestaat uit open vragen en moet door een docent, begeleider of taalmaatje worden nagekeken. Deze onderdelen kunnen in ieder geval niet geautomatiseerd worden nagekeken. Deel A, B en C In deel A van de diagnostische toets zitten zowel woordenschat- als grammaticavragen. Dit zijn receptieve opdrachten, die in het boek geen ster hebben. Deel B van de diagnostische toets bevat eveneens woordenschat- en grammaticavragen. Deze opdrachten hebben één ster in het boek. Daarnaast worden hier vragen gesteld bij lees- en luisterteksten. In deel C van de diagnostische toets zitten zowel woordenschat- als grammaticavragen. Dit zijn productieve opdrachten, die in het boek twee sterren hebben. Geadviseerd wordt om deel A, B en C drie keer te maken. Voordat hij aan een thema begint, kan de cursist toetsen wat hij al kan. Na het maken van een thema kan hij deze delen opnieuw maken om zo zijn vooruitgang te meten. Doordat het toetsalgoritme iedere keer dat de toets gemaakt wordt, willekeurig vragen selecteert uit een groot bestand, krijgt de cursist telkens een andere toets. Deel D Deel D bestaat uit twee delen: Schrijven en Spreken. De opdrachten hebben twee sterren. Deel D is beschikbaar bij ieder thema en kan het beste één keer gemaakt worden. Het heeft weinig zin om dezelfde spreek- en schrijfopdrachten twee keer te maken. Bovendien zit er weinig opbouw in de moeilijkheidsgraad van deze opdrachten door het boek heen. De cursist kan zijn vooruitgang meten door deel D van meerdere thema’s te maken en de resultaten met elkaar te vergelijken. Van alle opdrachten in deel D is een pdf beschikbaar, zodat de opdrachten ook geprint kunnen worden. Deze printbladen zijn te vinden in de online leeromgeving onder het kopje ‘Printversie Wat kun je al? Deel D’. Tijd en aantal opdrachten De diagnostische toets heeft een tijdslimiet volgens onderstaand schema:
Deel A Deel B Deel C Deel D
A1 Thema 1 t/m 4 35 minuten 35 minuten 45 minuten Schrijven Spreken 25 minuten 7 minuten
A2 Thema 1 t/m 4 30 minuten 30 minuten 40 minuten Schrijven Spreken 20 minuten 6 minuten
A2 Thema 5 t/m 8 25 minuten 25 minuten 35 minuten Schrijven Spreken 17 minuten 5 minuten
Deel A, B en C bevatten elk twintig meerkeuzevragen. Deel D Schrijven en Spreken bevat twee tot vier opdrachten die onderverdeeld kunnen zijn in meerdere vragen. Advies De diagnostische toets is zo opgebouwd dat de cursist na ieder deel een advies krijgt of hij nog een onderdeel van de toets moet maken en welke opdrachten hij uit het boek moet maken. Dit advies verschijnt in de vorm van een pop-upscherm aan het einde van ieder deel van de toets. Hieronder staat een beschrijving van de verschillende adviezen bij de verschillende scores: Wanneer de cursist bij deel A minder dan 70% goed heeft, krijgt hij het advies om te stoppen met de toets en alle opdrachten van het thema te maken (advies I). Wanneer een cursist deel A van de toets niet voldoende maakt, zal hij op deel B en C immers ook niet voldoende scoren. Wanneer de cursist meer dan 70% goed heeft van deel A, krijgt hij het advies om deel B van de toets te maken. Wanneer de cursist vervolgens op deel B minder dan 70% scoort, krijgt hij het advies om te stoppen met de toets en alle opdrachten met één en twee sterren in het boek te maken (advies
Docentenhandleiding TaalCompleet
17
II). Maakt de cursist deel B wel voldoende, dan krijgt hij het advies om deel C te maken. Wanneer de cursist deel C van de toets met minder dan 70% goed afrondt, krijgt hij het advies om alle opdrachten met twee sterren in het boek te maken. Dit geldt niet voor de schrijf- en spreekopdrachten: hiervan moet hij ook de opdrachten met 1 ster maken (advies III)! Wanneer de cursist meer dan 70% scoort op deel C, krijgt hij het advies om deel D van de toets te maken en in het boek alleen de Studexopdrachten met twee sterren (advies IV).
Zoals gezegd krijgt de cursist na het maken van deel D niet automatisch een advies. Deze toetsen moeten worden nagekeken door de docent, die hem vervolgens kan adviseren welke opdrachten hij wel of niet hoeft te maken. Schematisch gezien ziet bovenstaande er zo uit:
Deel A
>70%
Deel B
>70%
Deel C
>70%
Deel D
Advies IV <70%
<70%
<70%
Advies I
Advies II
Advies III
Docentenhandleiding TaalCompleet
18
6 Didactische principes 6.1
Algemene didactische principes
6.1.1 Algemene didactische benadering TaalCompleet is een blended learningmethodiek die staat voor een communicatieve en doelgerichte manier van werken. TaalCompleet richt zich namelijk concreet op het toewerken naar en het voorbereiden op het nieuwe Inburgeringsexamen. Iedere cursist kan op zijn eigen tempo en niveau met de methode aan de slag om zijn niveau te verhogen tot niveau A2 (het benodigde niveau voor het Inburgeringsexamen). De methode is speciaal ontwikkeld voor de laag- en middenopgeleide volwassen taalleerder. Vandaar dat het niveau geleidelijk opgebouwd wordt, er een vaste structuur binnen elk thema is, er veel aandacht is voor studie- en examenvaardigheden en de opdrachten aansluiten bij de leefwereld van de cursist. Verder is afwisseling in aanpak, werkvormen en hulpmiddelen gewenst (auditief, visueel, mondeling, schriftelijk, expliciete instructie en impliciete verwerving). TaalCompleet is ontwikkeld volgens een communicatieve benadering, waarbij Neuners ABCD-model constant de basis vormt (zie paragraaf 6.1.2). Om de woordenschat te vergroten, is het principe van herhaling toegepast met als doel beklijving en automatisering te bewerkstelligen. Deze automatisering is van belang om vloeiend te communiceren. Ook schenkt TaalCompleet aandacht aan grammaticale structuren, uitspraak, spelling en taalhandelingen. Dit alles gebeurt in een zinvolle context van een rijk, begrijpelijk en interessant taalaanbod, en met veelvuldige herhaling in allerlei soorten didactische werkvormen.
6.1.2 Het ABCD-model van Neuner Door het ABCD-model in praktijk te brengen, is er een opbouw in moeilijkheidsgraad binnen een paragraaf en werkt de cursist geleid van receptief naar productief toe. Er wordt gewerkt van delen naar gehelen. In iedere paragraaf worden als het ware bouwstenen (leerwoorden en grammatica) aangeboden die bij de schrijf- en spreekopdrachten in een geïntegreerde opdracht gebruikt moeten worden. Fase A: Aanbod en uitleg van nieuwe woorden. Opdrachten ter ondersteuning en controle van begrip. Voorbeelden in TaalCompleet: waar/niet waar-vragen en meerkeuzevragen bij lees- en luisterteksten zinnen of tekstdelen in de goede volgorde zetten schema’s invullen Fase B: Inslijpen. Opdrachten waarbij de aangeboden woorden meerdere keren langskomen in verschillende contexten. Voorbeelden in TaalCompleet: bij elkaar zoeken van woorden en beschrijvingen het juiste woord bij een plaatje zoeken invulopdrachten teksten puzzels Fase C: Gestuurde productie. Opdrachten gericht op schriftelijke en mondelinge communicatie, waarbij een groot deel van de inhoud en de structuur vooraf gegeven is. Voorbeelden in TaalCompleet: zinnen afmaken zinnen maken met gegeven woorden open vragen beantwoorden schrijfopdrachten die deels al zijn ingevuld voorgestructureerde rollenspelen Fase D: Vrije productie. Opdrachten als voorbereiding op praktijksituaties. Voorbeelden in TaalCompleet: authentiek(e) bronmateriaal/formulieren zelf invullen zelf zinnen maken
Docentenhandleiding TaalCompleet
19
zelf brieven en e-mails schrijven open rollenspelen
6.2
Didactische principes per onderdeel
6.2.1 Schrijven Bij de schrijfopdrachten komen zowel de functionele schrijfvaardigheid als wel de instrumentele schrijfvaardigheid voldoende aan bod. Bij de instrumentele schrijfopdrachten wordt de cursist uitgedaagd om zijn taalvaardigheid verder te ontwikkelen. De cursist schrijft zinnen en/of teksten om te oefenen met grammaticale regels en spelling en om woorden en woordcombinaties goed te leren gebruiken. Bij de functionele schrijfopdrachten staat vooral het doel van de schrijftaak centraal, zoals het geven van informatie, een verzoek doen en het beschrijven van dingen of zaken. Er is aandacht voor het afmaken van zinnen, briefconventies en het invullen van formulieren. Vanaf het eerste thema wordt er geoefend met diverse schrijfvormen zoals ze op het Inburgeringsexamen terug te vinden zijn. Zowel de aanvulzinnen, het schrijven van correspondentie en het invullen van formulieren wordt vanaf begin af aan geoefend. Voorbeelden van schrijfopdrachten uit het boek:
Docentenhandleiding TaalCompleet
20
6.2.2 Spreken Bij de spreekopdrachten wordt er gewerkt aan de benodigde woorden en uitspraak, register en spreektempo. Ook worden er diverse routines en formules geoefend en ingeslepen bij het onderdeel ‘Vraag & Antwoord’. De spreekopdrachten staan in een apart boek: Spreken A2. Dit boek wordt gebruikt als voorbereiding op het onderdeel Spreken van het Inburgeringsexamen. Wil de cursist nog meer oefenen met spreken, kan hij het boek Spreken Plus gebruiken. Deze opdrachten zijn ook als pdf te downloaden. Je vindt ze in de online leeromgeving onder het kopje ‘Spreekopdrachten’. Voorbeelden van spreekopdrachten:
Docentenhandleiding TaalCompleet
21
6.2.3 Lezen Lezen wordt geoefend met behulp van leesteksten en meerkeuzevragen daarbij. Deze vragen staan online (waar/niet waar-vragen en multiple choice). Tijdens het lezen wordt geoefend met diverse strategieën: oriënterend lezen, globaal lezen, intensief of studerend lezen.
6.2.4 Luisteren Luisteren wordt geoefend met behulp van luisterteksten en verwerkingsopdrachten daarbij. In de online opdrachten wordt aandacht besteed aan verstavaardigheid. Er wordt geoefend met diverse luistersituaties: de ene keer zal de cursist alleen als luisteraar luisteren (denk aan luisterteksten online) en de andere keer als gesprekspartner binnen een dialoog. Binnen de verwerkingsopdrachten wordt gewerkt met intensief luisteren, globaal luisteren en gericht luisteren. Voorbeelden van luisteropdrachten uit het boek:
6.2.5 Grammatica Het aanbieden en oefenen van grammatica is op de volgende didactische principes gebaseerd: Cyclisch De meeste onderwerpen komen meerdere keren terug en worden herhaald in verwerkingsopdrachten.
Docentenhandleiding TaalCompleet
22
Geïntegreerd Grammatica is onderdeel van de methode en zit geïntegreerd in de thema’s. Er is eerst aandacht voor inslijpen en daarna wordt de grammatica ook toegepast in combinatie met andere vaardigheden en woordenschat. Grammaticaopdrachten zijn zo veel mogelijk communicatief en gericht op het gebruik. Focus on form Er is weinig moeilijke terminologie, maar de structuren worden helder en overzichtelijk getoond, door met visuele kenmerken (kleur, onderstreping etc.) de aandacht op de structuur te richten. Makkelijke terminologie Moeilijke terminologie is waar mogelijk vermeden. Moeilijke termen zijn vervangen door makkelijkere. In de meeste gevallen sluit TaalCompleet wel aan bij algemeen geldende terminologie, zodat opgedane kennis in andere methodes toch gebruikt kan worden. Veel opdrachten Er is een ruime hoeveelheid opdrachten, zodat je als docent geen aanvullend materiaal hoeft in te zetten. Zorgvuldige selectie onderwerpen Bij de selectie van de te behandelen grammaticaonderwerpen is rekening gehouden met:
waar bij de beoordeling van het Inburgeringsexamen wel en niet op gelet wordt; hoe frequent een structuur is; hoe onvermijdelijk een structuur is; hoe breed inzetbaar een structuur is; het feit dat compactheid en overzichtelijkheid soms belangrijker is dan compleet te zijn.
Bij diverse grammaticaonderwerpen vind je een ‘Vraag & Antwoord’-opdracht’ in de spreekopdrachten. Hiermee oefenen de cursisten om snel te antwoorden op korte vragen en direct de geleerde grammatica toe te passen. Deze ‘Vraag & Antwoord’-opdrachten bieden alleen gesloten vragen aan, waarop een duidelijk (en vaak eenduidig) antwoord gegeven kan worden. In bijlage II vind je een overzicht van de grammaticaonderwerpen. Voorbeelden van grammaticatheorie en opdrachten uit het boek:
Docentenhandleiding TaalCompleet
23
De grammatica wordt aangeboden in het boek, maar ook in de e-learning. Hieronder ziet u twee filmpjes aangeboden:
In de e-learning wordt het aangeboden als film, waarbij een docent het onderwerp bespreekt. Gelijktijdig komen er voorbeelden in beeld:
De filmpjes zijn zeer geschikt als herhaling. De leerbare cursist kan ze ook gebruiken als introductie van het onderwerp.
Docentenhandleiding TaalCompleet
24
6.2.6 Woordenschat In TaalCompleet A1 en A2 worden in totaal zo’n 2.000 nieuwe woorden geleerd. Dit is het aantal woorden dat een taalleerder op niveau A2 beheerst. In de eerste vier hoofdstukken van boek A1 wordt middels beeldmateriaal en verwerkingsopdrachten een basiswoordenschat aangeleerd van zo’n 400 woorden. Vanaf Thema 1 in boek A1 worden leerwoorden aangeboden in lees- en luisterteksten, grammaticaonderwerpen en Studexonderwerpen. De leerwoorden in de teksten zijn blauwgedrukt. De efficiëntste manier om kennis te maken met een woord is de betekenis krijgen, waarna een inprentfase volgt. Daarom staat er na een tekst, waarin de woorden voor het eerst gehoord of gelezen worden, de opdracht ‘Wat betekenen de blauwe woorden in de tekst? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst’. De woordenlijsten staan in de online leeromgeving aan het begin van het thema. Deze lijsten kunnen geprint worden en hierop kunnen cursisten de betekenis schrijven. De woordenlijsten zijn ook in twaalf steuntalen vertaald en online te vinden onder het kopje ‘Vertaalde woordenlijsten. De woordenlijsten bevatten vervoegingen van onregelmatige werkwoorden, meervouden en belangrijke en voor de hand liggende uitdrukkingen en collocaties als op zoek zijn naar etc. Online worden enorm veel woordenschatopdrachten aangeboden, zodat de cursist minstens zeven keer met het woord in aanraking komt. Zo kan het woord beklijven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Tekst beluisteren/lezen (online of boek) Woordenlijst, betekenis opzoeken en opschrijven (boek) Vragen over de tekst (online) Woordenschatopdrachten receptief (online) Woordenschatopdrachten meta (online) Woordenschatopdrachten productief (online en/of boek) In grammatica / schrijf- en spreekopdrachten / de herhalingstoets / volgende thema’s
6.2.7 Woordenschat ONA In TaalCompleet ONA worden ongeveer 175 nieuwe woorden geleerd. Dit zijn allemaal woorden die relevant zijn om te leren als je werk zoekt op de Nederlandse arbeidsmarkt. Bovendien komen deze woorden van pas bij het eindgesprek dat onderdeel uitmaakt van het examen. Woordenschat verwerven is echter niet het voornaamste doel van TaalCompleet ONA. Mocht een cursist hier geen behoefte aan hebben, of in tijdnood zijn, dan kan in overleg met de docent besloten worden de online woordenschatopdrachten over te slaan. Behalve deze leerwoorden (die in het boek te herkennen zijn aan de blauwe kleur) staan er in zowel de teksten als de opdrachten ook oranje woorden. Dit zijn woorden die voor de ene cursist wel relevant zijn, maar voor de andere cursist niet. Denk hierbij aan woorden die specifiek bij een beroep passen. Het woord heftruck is niet nuttig om te leren voor iemand die kapper wil worden. Van deze woorden wordt in de woordenlijst een omschrijving gegeven, maar er wordt niet actief mee geoefend. De cursist kan de woordenlijst bekijken en zelf beoordelen welke woorden voor hem relevant zijn om te leren.
6.2.8 Studie- en examenvaardigheden Elk thema in TaalCompleet A1 en A2 bevat een kader met daarin theorie en verwerkgingsopdrachten over een studievaardigheid of examenvaardigheid. De studie- en examenvaardigheden worden in deze docentenhandleiding afgekort tot ‘Studex’. De laag- en middenopgeleide taalleerder heeft vaak weinig of beperkte kennis van studievaardigheden. Deze worden daarom geleerd, zodat men ook zelfstandig (zowel tijdens als na het traject) kan (verder) leren. Ook het Inburgeringsexamen vraagt, behalve een bepaald taalniveau, een aantal specifieke vaardigheden zoals tijd indelen, strategisch denken en lezen en luisteren tegelijk. In TaalCompleet worden deze vaardigheden behandeld en geoefend.
Docentenhandleiding TaalCompleet
25
Boek A1
Boek A2
1.
Begrijpen wat je moet doen (1 en 2)
S
1.
Spreken en verstavaardigheid
E
2.
Het woordenboek
S
2.
Actief luisteren
E
3.
Woorden leren
S
3.
Lezen (opbouw tekst en soorten teksten herkennen)
E
4.
Huiswerk maken
S
4.
Schrijven
E
5.
Meerkeuzevragen beantwoorden
E
6.
Examentijd goed verdelen
E
7.
Concentratie
E
8.
Tips voor en informatie over het nieuwe Inburgeringsexamen
E
Fig. 4 Studie- en examenvaardigheden in TaalCompleet (S = studievaardigheid, E = examenvaardigheid)
Docentenhandleiding TaalCompleet
26
7 Differentiëren Iedere cursist heeft zijn eigen beginniveau en leert in zijn eigen tempo de nieuwe taal. Lesgeven aan een heterogene groep vraagt daarom om differentiatie. Daarnaast vervult een docent in de huidige tijd meer en meer de functie van taalcoach dan van de leraar die klassikaal lesgeeft. In die coachende rol begeleidt een docent cursisten daar waar nodig. Een voorwaarde voor deze werkwijze is dat cursisten zelfstandig kunnen (leren) werken. De docent loopt de groepjes af en beantwoordt vragen van cursisten, geeft uitleg over een nieuw grammaticaonderwerp, of beoordeelt spreekopdrachten. Het is voor een docent niet makkelijk om het lesdoel, het niveau van het taalaanbod en de soort opdracht aan iedere individuele cursist aan te passen. Daarom helpt TaalCompleet de docent hier onder andere bij door het aanbieden van diagnostische toetsen voorafgaand aan ieder thema. Na het maken van deze toetsen ‘Wat kun je al?’ krijgt iedere cursist advies op maat. Zie voor uitgebreide informatie over de diagnostische toets hoofdstuk 5 van deze docentenhandleiding. Op basis van de adviezen aan het einde (van ieder onderdeel) van de diagnostische toets kan de docent de klas in groepjes verdelen en cursisten met dezelfde uitslag met elkaar laten samenwerken. Een voordeel van het werken in deze niveaugroepjes is dat de drempel voor cursisten om te spreken lager is. Ook komt iedere cursist zo meer aan de beurt dan bij spreekopdrachten in een grote groep. Gesprekken tussen twee niet-moedertaalsprekers bevatten bovendien veel vragen om verduidelijking, vragen naar betekenis, herhaling, parafrase etc. (Handboek Nederlands als tweede taal, Uitgeverij Coutinho, 2010). Een voorwaarde hiervoor is echter wel dat je cursisten met verschillende moedertalen laat samenwerken. Doordat de instructietaal in de hele lesmethode eenvoudig en eenduidig is, kunnen cursisten het grootste deel van de stof zelfstandig doorlopen. Er is zelfs vermeden om in het boek te verwijzen naar een docent, zodat cursisten zelfstandig of in groepjes de stof kunnen doorlopen. Om een thema af te sluiten, maakt de cursist de herhalingstoets. Dit is altijd de laatste online opdracht van een thema. Ook kan een cursist de toets ‘Wat kun je al?’ nogmaals maken om te zien of hij nu op alle onderdelen voldoende scoort. Vervolgens maakt hij de diagnostische toets van het nieuwe thema. Aan de hand van de uitslag kun je de cursist opnieuw indelen in een (reeds bestaand) groepje. Het kan dus voorkomen dat de samenstelling van de groepjes verandert in de loop van de tijd, aangezien de ene cursist sneller leert dan de andere. Mocht het zo zijn dat een cursist op een gegeven moment geen gesprekspartner heeft voor de bespreek- en spreekopdrachten, dan kun je ervoor kiezen om deze opdrachten met een cursist te laten doen die in een hoger thema werkt. Herhaling van opdrachten is goed voor het leerproces, aangezien iemand hierdoor een succeservaring zal hebben waardoor hij zich zelfverzekerder voelt. Bovendien kan een cursist die al iets verder is een ander uitleg geven, waarmee hij zijn spreekvaardigheid oefent. In figuur 6 op de volgende pagina is te zien welke opdrachten cursisten zelfstandig, in groepjes of met de docent kunnen maken. E-learning Differentiatie wordt ook mogelijk gemaakt door het grote aantal computeropdrachten dat TaalCompleet bevat. Cursisten kunnen deze opdrachten zelfstandig doorlopen en doordat de computer de gemaakte opdrachten nakijkt, kan de docent extra aandacht geven aan een groepje dat bijvoorbeeld een spreekopdracht maakt of een grammaticaal onderwerp niet goed begrijpt. De docent kan de resultaten en vorderingen van cursisten volgen via het volgsysteem dat aan een docenteninlogcode is verbonden. Je kunt als docent de resultaten bekijken per module, per opdracht of per cursist. In het volgende hoofdstuk kun je alles lezen over de e-learningomgeving en het volgen van je cursisten. Antwoordenboek Door middel van het uitgebreide antwoordenboek, dat online te downloaden en te printen is, kunnen cursisten zelf hun opdrachten nakijken. De docent heeft daardoor wederom zijn handen vrij om aandacht te geven aan cursisten of groepjes waar nodig. Je vindt het antwoordenboek in de online leeromgeving onder het kopje ‘Antwoordenboek’. Wanneer je als docent een schrijfopdracht nakijkt, is het van belang dat je alleen de grammatica beoordeelt die reeds behandeld is. Een overzicht van alle grammaticaonderwerpen vind je in bijlage II.
Docentenhandleiding TaalCompleet
27
Soort opdracht
Zelfstandig
Diagnostische toets online
X
Lezen
X
Luisteren
X
Betekenis van woorden opzoeken
X
Online opdrachten
X
Grammatica
X
(X)
Schrijven
X
X (voor beoordeling)
Spreken
In tweetallen / groepjes
X (voor beoordeling deel D)
(X)
X
Studex
X
Herhalingstoets
X
Met de docent
X (X)
Fig. 6 Overzicht van de opdrachten: zelfstandig, in groepjes of met de docent?
De opdrachten die zelfstandig gedaan kunnen worden, zoals aangegeven in het overzicht, kunnen cursisten thuis, individueel in de klas of in een open leercentrum maken. Je kunt er uiteraard voor kiezen om deze opdrachten te begeleiden wanneer je daar tijd en ruimte voor heeft. In de meeste gevallen zul je je tijd echter gebruiken om grammatica- en Studexonderwerpen uit te leggen en om spreek- en schrijfopdrachten te beoordelen. Nieuwe instroom Wanneer je nieuwe cursisten in de groep krijgt, laat je de diagnostische toets van thema 1 maken. Afhankelijk van de uitslag en het advies van deze toets, plaats je deze cursisten in een (reeds bestaand) groepje. Wanneer deze cursist de stof van thema 1 al goed blijkt te beheersen, kun je hem meteen de volgende diagnostische toets laten maken. Herhaal dit net zo lang tot het programma aangeeft met welke stof de cursist moeite heeft en plaats hem vervolgens bij cursisten met hetzelfde niveau. Het kan ook zo zijn dat thema 1 nog (veel) te hoog gegrepen is voor de cursist. Dit zal blijken uit de diagnostische toets. Dan wordt aangeraden met het eerste woordenhoofdstuk te starten en het hele boek te doorlopen. Uiteraard zal de docent in sommige gevallen zonder het maken van een diagnostische toets al in kunnen schatten wat het niveau van de cursist is. Als duidelijk is dat de cursist het Nederlands onvoldoende beheerst om met de thema’s te beginnen, kan de cursist met het eerste woordenhoofdstuk starten zonder eerst een toets te maken.
Docentenhandleiding TaalCompleet
28
8 De e-learningomgeving van TaalCompleet 8.1
Een gebruikersaccount aanmaken
Je moet een gebruikersaccount hebben om te beginnen. Hoe maak je die? Ga naar www.taalsterk.nl/inschrijven. Klik op Inschrijven.
Je komt op jouw persoonlijke pagina. Je kunt hier je gegevens invullen. Kies een gebruikersnaam en wachtwoord. Klik op ‘Inschrijven’. Vergeet je gebruikersnaam en wachtwoord niet! Schrijf ze ergens op, zodat je ze later kunt vinden.
Je hebt nu je eigen inlogcode. Nu gaan we een cursus toevoegen. Voor elke cursus krijg je een registratiecode. Je vindt je registratiecode in het boek, op de binnenkant van de kaft. Als je het niet kunt vinden, vraag dan je docent.
Docentenhandleiding TaalCompleet
29
Ga naar ‘Een nieuw product registeren’ en voer de code in.
Klik op ‘Registreren’. Nu heb je de cursus toegevoegd. Als je later nog een cursus wilt toevoegen, herhaal dan deze stappen. Je komt op je ‘Home’-pagina. Daar zie je een overzicht van jouw cursussen.
8.2
Inloggen
Als je al geregistreerd bent, kun je inloggen met behulp van de zelfgekozen inloggegevens. Je vult de gebruikersnaam en het wachtwoord in en klikt op ‘Aanmelden’.
8.3
Cursussen bekijken
Nadat je bent ingelogd, kun je cursussen bekijken en de opdrachten ervan maken. Dit werkt hetzelfde voor cursisten als voor docenten. Klik op het product dat je wilt bekijken.
Docentenhandleiding TaalCompleet
30
Je komt nu in het startscherm van de cursus. Hier zie je ook ‘Uitleg voor de docent’. Onder deze kop vind je informatie over de meeste functies van de online leeromgeving.
8.4
Opdrachten maken
Om zelf een opdracht te maken, klik je in de linker balk op een thema en vervolgens op een opdracht.
Docentenhandleiding TaalCompleet
31
Je ziet dan de opdracht en kunt de vragen maken.
Als je het antwoord op een vraag aanklikt, zie je of je antwoord goed is. Daarna klik je op ‘Volgende’ om naar de volgende vraag te gaan.
Docentenhandleiding TaalCompleet
32
Zodra je een opdracht hebt afgemaakt, kun je in het overzicht zien wat de goede antwoorden zijn.
Als je een opdracht niet afmaakt en op een andere opdracht klikt, worden de resultaten niet opgeslagen. Er verschijnt er een vinkje naast de opdracht. De opdracht heeft een score van 0% en oefent dus invloed uit op het gemiddelde resultaat. Sommige opdrachten bevatten een geluidsfragment. Bij een luisteropdracht kun je op de onderstreepte zin of op het muzieknootje klikken.
Dan verschijnt rechtsboven een afspeelbalkje. Het geluid speelt automatisch af. Om het geluid nog een keer te beluisteren, klik je op de afspeelknop.
Docentenhandleiding TaalCompleet
33
8.5
Hoe begint de cursist?
De cursist heeft een eigen registratiecode. Daarmee kan hij voor zichzelf een gebruikersaccount aanmaken en dit account gebruiken om in te loggen. Dit gaat op dezelfde manier als voor de docent (zie paragraaf 8.1 Een gebruikersaccount aanmaken en 8.2 Inloggen). Na het inloggen kan de cursist een product aanklikken. Hij komt dan in het startscherm met daarop de ‘Uitleg voor de cursist’. In de linker balk kan hij vervolgens op een thema klikken om opdrachten te maken.
8.6
Groepen aanmaken en inschrijven voor een groep
Als de docent toegang wil krijgen tot de resultaten van een cursist, moet de cursist deel uitmaken een ‘groep’ waar de docent ook deel van uitmaakt. Deze groepen maak je zelf aan. Hier zie je eerst hoe je een groep kunt maken. Daarna zie je hoe de cursist zichzelf kan toevoegen aan de groep. Ten slotte zie je hoe je cursisten naar een andere groep kunt kopiëren of uit een groep kunt verwijderen.
8.6.1 Groepen aanmaken Klik eerst op een willekeurige cursus. Klik dan op het tabblad ‘Studenten’.
Je ziet dan een overzicht van de groepen.
Om een nieuwe groep te maken, klik je op ‘Nieuw’.
Er verschijnt een nieuw schermpje, waar je een naam voor de groep kunt intypen. Klik daarna op ‘OK’.
Docentenhandleiding TaalCompleet
34
Nadat je de groep hebt gemaakt, geef je de groep een code. Deze code is later nodig als cursisten zich voor de groep willen inschrijven. Je geeft de groep een code door de juiste groep te selecteren en op de knop ‘Bewerken’ te klikken. Je ziet dan het schermpje ‘Eigenschappen groep’, waar je bij ‘Code’ de code intypt. In het voorbeeld: ‘KR’.
Je hebt nu een groep aangemaakt waar je de eigenaar van bent. Log uit en log opnieuw in om de groep te kunnen bekijken.
8.6.2 De cursist voegt zichzelf toe aan de groep De cursist logt eerst in met zijn zelfgekozen gebruikersnaam en wachtwoord.
Daarna klikt hij op het juiste product.
Docentenhandleiding TaalCompleet
35
Dan gaat de cursist naar ‘Profiel’.
Bij profiel gaat de cursist naar ‘Mijn groepen’. Daar vult hij de code van de groep in en klikt op ‘Inschrijven’. Hij gebruikt de code die de docent heeft toegekend aan de groep, zoals uitgelegd in paragraaf 8.6.18.6.1 In het voorbeeld: ‘KR’.
De groep verschijnt bij ‘Mijn groepen’ onder ‘U bent lid van de volgende groepen’. De docent kan vanaf nu de resultaten van de cursist zien.
Docentenhandleiding TaalCompleet
36
8.6.3 Nog een docent toevoegen aan dezelfde groep Stel, je hebt docent ‘Jim McTeacher’ met een aantal klassen. Jim wil zijn groep delen met ‘Jef De Meester’, zodat ook Jef de voortgang van de cursisten kan zien. Dan moeten beide docenten een actie uitvoeren. Jim moet eerst een code/tag toekennen aan zijn hoofdgroep: hij logt in, kiest een willekeurige module en klikt op de tab ‘Studenten’. Hij klikt op de hoofdgroep (doorgaans zijn naam) en vervolgens op de knop ‘Bewerken’. De eigenschappen van de groep verschijnen. Jim vult een code in (bv. JMTGROEPEN) en klikt op de knop ‘Opslaan’:
Vervolgens geeft Jim de code ‘JMTGROEPEN’ door aan Jef, die daarmee de groepen als volgt kan overnemen: Jef logt in, kiest een willekeurige module en klikt op de tab ‘Studenten’. Dan klikt hij op de knop ‘Aanmelden’. Er verschijnt een venster ‘Aanmelden in een groep’. Daar vult hij de code ‘JMTGROEPEN’ in:
Nadat hij op de knop ‘OK’ heeft geklikt, verschijnt de bevestiging dat de rechten op Jims groepen werden toegekend:
Docentenhandleiding TaalCompleet
37
Wanneer hij nogmaals op ‘OK’ klikt, wordt het venster gesloten en het hoofdvenster wordt bijgewerkt met de nieuwe rechten. Jef kan nu de groepen van Jim beheren alsof het zijn eigen groepen zijn: klasgroepen toevoegen/verwijderen, cursisten toevoegen/verwijderen en resultaten beheren:
Docentenhandleiding TaalCompleet
38
8.7
Resultaten van cursisten bekijken
Als docent kun je de resultaten bekijken van je cursisten. Je kunt de resultaten bekijken per thema, per opdracht of per cursist. Om de resultaten te zien, log je eerst in en kiest een cursus. Klik daarna op ‘Resultaten’.
In de linker balk kies je een cursus of een thema waarvan je de resultaten wilt zien.
Bij ‘Mijn groepen’ kies je een groep.
Je ziet dan de resultaten van alle cursisten in deze groep. Klik op de naam van een cursist om meer details van de cursist te zien.
Docentenhandleiding TaalCompleet
39
Je ziet dan alle opdrachten die een cursist gemaakt heeft en kunt per opdracht de resultaten bekijken. Als een cursist de opdracht meerdere keren gemaakt heeft, staat de opdracht meerdere keren in de lijst.
Klik op een opdracht om de resultaten per vraag te bekijken.
8.8
Resultaten niet mee laten tellen
Soms heeft een cursist een opdracht wel bekeken, of hij is eraan begonnen, maar hij heeft hem niet afgemaakt. Dan zie je achter de opdracht 0% staan. Om deze opdrachten niet mee te laten tellen bij het gemiddelde, kun je op het vinkje onder ‘Som’ klikken.
Docentenhandleiding TaalCompleet
40
Vervolgens klik je op ‘Bereken’, om het nieuwe gemiddelde te berekenen.
8.9
Resultaten exporteren
Je kunt de resultaten van een groep exporteren. Daarvoor selecteer je eerst de juiste groep in het tabblad ‘Resultaten’. Daarna klik je op ‘Exporteren’. Het programma maakt een bestand dat de resultaten van alle individuele cursisten bevat, en een samenvatting met het gemiddelde van de cursisten.
8.10 Eigen resultaten inzien De cursist kan zijn eigen resultaten bekijken. Daarvoor logt de cursist eerst in met zijn zelfgekozen
Docentenhandleiding TaalCompleet
41
gebruikersnaam en wachtwoord.
Vervolgens klikt hij op het juiste product.
Daarna klikt hij op het tabblad ‘Resultaten’ en daarna op ‘Mijn resultaten’.
Als hij daarna in de linker balk op de naam van het product klikt, ziet hij alle resultaten voor dat product. Door op de naam van een thema of opdracht te klikken, kan hij specifiekere resultaten zien. De cursist klikt bijvoorbeeld op ‘Thema 1’.
Dan krijgt hij de resultaten van alle opdrachten die hij van Thema 1 gemaakt heeft. Zijn gemiddelde score voor Thema 1 is 20%.
Docentenhandleiding TaalCompleet
42
Of de cursist klikt op opdracht 5.
Dan ziet hij dat hij opdracht 5 twee keer gemaakt heeft. Eén keer met een score van 50%, en één keer met een score van 0%. Zijn gemiddelde resultaat voor deze opdracht is dus 25%.
8.11 Verlengen Een cursistenaccount verloopt in principe niet. Voor een cursus (bijvoorbeeld: TaalCompleet A2) is dit anders: de geldigheidsduur is 18 maanden. Een cursus die dreigt te verlopen krijgt 60 dagen voorafgaand aan het verlopen een waarschuwing. Er staat dan ‘Licentie: nog 60 dag(en)’ linksonder in beeld, aftellend naar 0 dagen. KleurRijker kan de account verlengen met behoud van cursusvoortgang. Ook nadat de 60 dagen verstreken zijn kan de account verlengd worden met behoud van cursusvoortgang. Neem contact op met KleurRijker m.b.t. de voorwaarden.
Docentenhandleiding TaalCompleet
43
8.12 Systeemvereisten Om goed te kunnen werken met de online leeromgeving van TaalCompleet, heb je en computer of tablet nodig met een browser (bijvoorbeeld Internet Explorer). Hieronder zie je systeemvereisten. Deze gelden voor PC, Mac en andere besturingssystemen. -
Internet Explorer 7.0 of hoger / Firefox 3.0 of hoger / Chrome 21.0 of hoger Schermresolutie bij voorkeur 1024 x 768 of hoger Flash plugin is aanbevolen
De omgeving is gebouwd om weinig dataverkeer te genereren. Dat betekent dat alle internetverbindingen snel genoeg zijn voor de oefeningen. Het zwaarste onderdeel van de leeromgeving is het filmmateriaal; in uitzonderlijke gevallen kunnen de filmpjes gaan ‘bufferen’ (afwisselend stukjes afspelen en laden).
8.13 De helpdesk Indien je specifieke inhoudelijke, logistieke en/of didactische vragen over het programma hebt, kun je het beste contact opnemen met de medewerkers op het kantoor van KleurRijker, bereikbaar op tel. 035-5432491. Of door een e-mail te sturen naar
[email protected]. De helpdesk helpt bij het oplossen van technische problemen, zoals inlogproblemen, of wanneer een wachtwoord vergeten is. De helpdesk helpt bij het beantwoorden van vragen, zoals vragen over het volgen van de voortgang. Ook vind je op verschillende plaatsen op de website een helpfunctie. Bij het inlogscherm is een helppagina voor het aanmelden en inloggen.
Nadat je ingelogd bent en een product hebt aangeklikt zie je de ‘Uitleg voor de docent’, en daaronder ook een link voor ‘Uitleg voor de cursist’. Hier vind je uitleg over de meeste onderwerpen.
Docentenhandleiding TaalCompleet
44
9 Bronvermelding
Bossers, B., Kuiken, F., Vermeer, A. (red.) (Bussum, 2010, Uitgeverij Coutinho b.v.), Handboek Nederlands als tweede taal.
Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Bezocht op 31 juli 2012 op http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties.
Raamwerk NT2, juni 2002, gebaseerd op het Common European Framework of Reference, Raad van Europa 2001. Bezocht op 31 juli 2012 op http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties/
10 Bijlagen Bijlage I: Informatie over het nieuwe Inburgeringsexamen Het nieuwe Inburgeringsexamen bestaat uit 5 onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
KNM ONA Spreken Luisteren Lezen Schrijven
1. KNM Het examen KNM (Kennis van de Nederlandse Maatschappij) maak je op de computer. Je moet laten zien dat je weet hoe dingen gaan in Nederland. Je kunt bijvoorbeeld een vraag krijgen over wat de regering doet. Of over hoe mensen met elkaar omgaan in Nederland. Je ziet korte filmpjes. Over die filmpjes krijg je vragen. Je kunt steeds kiezen uit antwoord A, B of C. Het examen KNM heeft ongeveer 43 vragen. Om te slagen, moet je 60% van de vragen goed hebben. Je krijgt 45 minuten om het examen te maken. 2. ONA Het examen ONA (Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt) gaat over werken en werk zoeken, en bestaat uit twee delen. Je moet een persoonlijk portfolio inleveren bij DUO. Dit portfolio bestaat uit acht ingevulde resultaatkaarten en de bijbehorende bewijzen. Als dit portfolio is goedgekeurd, volgt er een eindgesprek. In dit gesprek praat je met twee examinatoren over jouw portfolio. Het eindgesprek duurt ongeveer 40 minuten. 3. Spreken Het spreekexamen doe je op de computer. Je moet luisteren en spreken. Het examen heeft twee onderdelen:
Je krijgt 12 vragen waar je antwoord op moet geven. Je ziet een stukje video waarin de vraag gesteld wordt. Daarna moet je je antwoord inspreken in een microfoon.
Docentenhandleiding TaalCompleet
45
Je krijgt 12 meerkeuzevragen. Je ziet een stukje video waarin twee mensen met elkaar praten. Eén persoon zegt iets, of stelt een vraag. Jij moet uit drie antwoorden kiezen wat het beste antwoord is.
Je moet beide onderdelen voldoende maken. In totaal krijg je 35 minuten de tijd om het examen te maken. 4. Luisteren Het luisterexamen doe je ook op de computer. Je kijkt naar stukjes video en je luistert naar luisterteksten. Bij elk stukje video of luistertekst krijg je een paar vragen. De teksten en vragen gaan over werk, opleiding of het dagelijks leven in Nederland. Je kijkt bijvoorbeeld naar een gesprek tussen twee collega’s, of je luistert naar een radiofragment. Het luisterexamen heeft ongeveer 25 vragen. Je krijgt 35 minuten om het examen te maken. Op de computer kun je zien hoeveel vragen je nog moet doen. Je kunt ook zien hoeveel vragen er bij elke tekst horen. 5. Lezen Het leesexamen doe je op de computer. Je leest teksten en bij elke tekst krijg je een paar vragen. De teksten en de vragen gaan over werk, opleiding of het dagelijks leven in Nederland. Je leest bijvoorbeeld een tekst uit de krant of een mailtje van een docent. Het leesexamen heeft ongeveer 25 vragen. Je krijgt 50 minuten om het examen te maken. Op de computer kun je zien hoeveel vragen je nog moet doen. Je kunt ook zien hoeveel vragen er bij elke tekst horen. 6. Schrijven Het schrijfexamen doe je op papier. Je krijgt verschillende soorten opdrachten. Je schrijft een briefje en je vult een formulier in. Je moet ook zinnen afmaken. De opdrachten gaan over werk, opleiding of het dagelijks leven in Nederland. Je schrijft bijvoorbeeld een e-mail aan een vriend die jarig is of je vult een formulier in van een uitzendbureau. Je krijgt 2 of 3 briefjes en formulieren, en 4 tot 6 zinnen die je moet afmaken. Je krijgt 35 minuten om het examen te maken. Vooraf: Naar het examen moet je een aantal dingen meenemen: de oproepbrief (verplicht); een geldig legitimatiebewijs met pasfoto (verplicht); eten en drinken voor in de pauzes; een horloge om de tijd in de gaten te houden. Kom op tijd! In de oproepbrief staat hoe laat je aanwezig moet zijn. Zorg dat je er dan ook bent, want als je te laat komt, mag je niet meer naar binnen. Kijk dus van tevoren goed hoe je op de locatie moet komen en zorg dat je ruim de tijd hebt. Als je kinderen hebt, zorg dan op tijd voor een oppas, want je kind mag niet mee naar binnen. Telefoons mogen ook niet mee de zaal in. Je moet je telefoon uitdoen en in een kluisje achterlaten. Let op: tijdens het examen mag je niet naar de wc. Ga dus van tevoren.
Kijk voor meer informatie op de volgende website: www.inburgeren.nl/inburgeraar
Docentenhandleiding TaalCompleet
46
Bijlage II: Overzicht van grammatica-, spellings- en Studexonderwerpen TaalCompleet A1 THEMA
GRAMMATICA
STUDEX
1
1.3 zijn en hebben
1.1 instructies begrijpen 1
1.5 het alfabet
1.4 instructies begrijpen 2
Voorstellen
1.6 korte en lange klinkers 1.9 lidwoorden 2
Boodschappen 2.3 tegenwoordige tijd regelmatig
2.10 woordenboek gebruiken
2.4 lettergrepen 2.8 cijfers en getallen tot en met 100 2.9 meervoud 2.11 hoofdzin 3
Vervoer
3.5 vraagwoorden
3.11 woorden leren
3.6 komen en gaan 3.10 klemtoon 4
Wonen
4.2 hoofdzin en inversie
4.10 tips bij het huiswerk maken
4.4 gesloten vragen 4.5 geen en niet
TaalCompleet A2 THEMA
GRAMMATICA
STUDEX
1
1.2 spellingsregels
1.8 spreken en verstavaardigheid
Nederland
1.3 willen en kunnen 1.5 verkleinwoorden 2
Geld
2.2 grote getallen vanaf 100
2.6 actief luisteren
2.4 mogen en zullen 2.8 voorzetsels 2.10 hoofdzin na voegwoord (en, maar, want) 3
Kinderen
3.4 bijzin na voegwoord (omdat, als) 3.7 bijzin na voegwoord (terwijl, dat, toen)
3.5 lezen (opbouw tekst en soorten teksten herkennen)
3.10 tegenstellingen 4
Gezondheid
4.4 verleden tijd regelmatig 4.6 verleden tijd onregelmatig
4.7 schrijven (soorten opdrachten/teksten/doelen)
4.9 bezittelijke voornaamwoorden 5
Gemeente
5.2 vragen stellen als je iets niet begrijpt 5.3 voltooide tijd
5.4 meerkeuzevragen beantwoorden
5.7 scheidbare werkwoorden 5.9 trappen van vergelijking 6
Werk zoeken
6.4 zeggen hoe vaak je iets doet
6.10 op de tijd letten
6.7 vroeger, nu en de toekomst 7
Werken
7.3 herhaling: hoofdzin, inversie en voegwoorden 7.9 concentratie 7.5 herhaling: bijzin en voegwoorden
8
Opleidingen
8.5 herhaling: werkwoordstijden
8.11 tips voor het examen
8.8 herhaling: onregelmatige werkwoorden
Docentenhandleiding TaalCompleet
47