ZO
29/11/15
15.00 Concert
Paul Dombrecht & Il Fondamento Paul Dombrecht, artistieke leiding Paul Dombrecht, hobo | Marcel Ponseele, hobo | Alfredo Bernardini, hobo | Griet Cornelis, hobo | Vinciane Baudhuin, hobo | Ann Vanlancker, hobo | Alain De Rijckere, fagot | Jean Francois Carlier, fagot | Jean-Pierre Dassonville, hoorn | Pierre- Antoine Tremblay, hoorn | Dirk Vandaele, viool | Marianne Herssens, viool | Marleen Vandaele, viool | Bernadette Bracke, viool | Johan Van Aken, viool | Nooi Strynckx, viool | Marc Claes, altviool | Kaat De Cock, altviool | Thomas Luks, cello | Jan Bontinck, cello | Eric Mathot, contrabas | Guy Penson, klavecimbel
Johann Friedrich Fasch (1688-1758) Ouverture in g voor 3 hobo’s, fagot, strijkers en continuo, FWV K:g2 Ouverture Aria: Largo Jardiniers Aria: Largo Aria: Allegro Gavotte Menuet Georg Philipp Telemann (1681-1767) Concerto in Bes voor 3 hobo’s, 3 violen en continuo, TWV 44:43 Allegro Largo Allegro Johann Sebastian Bach (1685-1750) Brandenburgs concerto nr. 1 in F voor 3 hobo’s, fagot, 2 hoorns, viool, strijkers en continuo, BWV 1046 Zonder tempo Adagio Allegro Menuet – Trio I – Polacca – Trio II Johann Friedrich Fasch Ouverture in Bes voor 2 orkesten met elk 3 hobo’s, fagot, strijkers en continuo, FWV K:B1 Ouverture Air Bourrée Menuet I-II Air Passepied I-II
Gelieve uw gsm voor aanvang van het concert uit te schakelen. Dit concert wordt opgenomen door Klara en zal worden uitgezonden op 7/12/15 tijdens het programma Klara Live.
‘Oboecondrie’ met Fasch, Telemann en Bach Paul Dombrecht en zijn Il Fondamento bewijzen al decennialang dat de Duitse barok heel wat meer topmuziek heeft voortgebracht dan het relatief geringe aantal orkestwerken dat met Bachs naam wordt verbonden. Dit concert, waarin de genereuze klank van de hobo centraal staat, brengt een eerbetoon aan drie grootmeesters van die glorierijke periode: Johann Friedrich Fasch, Georg Philipp Telemann en Johann Sebastian Bach. Johann Friedrich Fasch Begenadigd met een prachtige sopraanstem mocht Fasch zich op dertienjarige leeftijd al de leerling noemen van Johann Kuhnau, Bachs directe voorganger als cantor van de Thomasschule. De jonge Fasch ontmoette in Leipzig Telemann, die hem elementair muziekonderricht gaf en hem zijn partituren leende. Tegen 1711 was Fasch al zo’n bekende figuur dat hij door de hertog van Saxe-Zeitz werd uitgenodigd om opera’s te componeren. Om zich te vervolmaken, ondernam Fasch nog een studiereis naar Darmstadt, waarna hij in Gera, Greiz en Praag belandde. Moe van het rondzwerven aanvaardde Fasch in 1722 het hofkapelmeesterschap van Anhalt-Zerbst, het prinsdom waar zeven jaar later Catharina de Grote (als prinses Sophie Auguste Friedericke) werd geboren. Het aanbod om in 1723 Kuhnaus opvolger als Thomascantor te worden, sloeg hij af. In een mum van tijd bouwde Fasch de hofkapel van Prins Johann-August (1677-1742) uit tot een van de beste muziekensembles van Pruisen. Vóór zijn komst bezat Zerbst al enkele belangrijke muzikale troeven waarop Fasch kon voortbouwen. Eén daarvan was de ‘kleine Bande Hautboisten’ die kapelmeester Johann Baptist Kuch in 1715-16 had opgezet: een academie die ervoor zorgde dat zes jonge hoboïsten werden opgeleid. Fasch bleef echter ook na 1722 buiten Zerbst actief en beroemd. Zo kreeg hij in oktober 1726 zes maanden verlof om zich te vervolmaken aan de beroemde hofkapel van Dresden. Dat de Ouverture in g, FWV K:g2 een product van die vervolmaking is, suggereert haar overlevering in de Sächsische Landesbibliothek. Fasch’ ouvertures verwerken Franse en Italiaanse invloeden op een eigenzinnige manier. Aan de Tragédies en musique van Jean-Baptiste Lully ontleende Fasch de structuur van het openingsdeel, de eigenlijke ouverture: een langzame introductie met de typische gepunteerde ritmen (die tijdgenoten met de majesteit van Lodewijk XIV associeerden), gevolgd door een jachtig fugato (met imitaties tussen de stemmen) en een herneming van de introductie. Niet minder Frans is de opeenvolging (‘suite’) van dansen en karakterstukken. De titels daarvan evoceren soms speelse, theatrale taferelen ontleend aan de opera’s en balletten van Lully en tijdgenoten. Onmiskenbaar Italiaans daarentegen zijn de ‘aria’s’ voor orkest. Dat de Saksische kapel regelmatig Venetianen ontving, onder wie Vivaldi, kan je in deze pareltjes horen.
Wie Fasch’ ouvertures aandachtig beluistert, ontdekt ook ronduit eigenzinnige elementen. Zo worden de drie hobopartijen vaak als harmonische blokken tegenover de woelige strijkers geplaatst. In de eerste Aria (largo) van de Ouverture in g hergroeperen de instrumentale krachten zich continu: nu eens zijn de gezamenlijke strijkers aan het woord, dan weer de hobo’s. De fagotpartij trekt zich los van haar traditionele taak als doublure van de baspartij en neemt autonoom deel aan het orkestrale gebeuren. Om nog te zwijgen over de scherpe dynamische contrasten (stil-luid) en de gedetailleerde articulatie (de manier waarop muzikale zinnen worden ‘uitgesproken’), die Il Fondamento voor een grote uitdaging stellen. Georg Philipp Telemann Meer nog dan Fasch is Telemann erin geslaagd alle nationale stijlen en gangbare genres van zijn tijd naar de hand te zetten, en dit in een gigantisch oeuvre waarmee hij onmiddellijk succes oogstte. Telemann presteerde het om méér cantatecycli, passieoratoria en missen af te leveren dan Bach, en méér opera’s, orkest- en kamermuziek dan die andere ‘grote’ laatbarokker, Händel! Telemanns leven en carrière kennen we in uitzonderlijk detail dankzij drie autobiografieën en een ‘Lebenslauf’. Op Telemanns vroegste leertijd in geboortestad Magdeburg volgden verblijven aan de gymnasia van Zellerfeldt en Hildesheim, en een opleiding rechten aan de universiteit van Leipzig. In de Thomaskirche maakte Telemann kennis met Kuhnau, die hem – in tegenstelling tot Fasch – minder genegen was: Kuhnau lustte Telemanns bloed nadat de jonge musicus meermaals studenten uit zijn orkest en koor had weggekaapt. Gelukkig – voor Kuhnau dan – aanvaardde Telemann in juni 1705 een positie als kapelmeester in het Poolse Zary (Sorau). Het Poolse avontuur kwam in 1708 ten einde toen de hertog van Saksen-Eisenach Telemann als concertmeester rekruteerde. In Eisenach schreef Telemann zijn eerste concerto’s en maakte hij kennis met Johann Sebastian Bach. De ontmoeting leidde tot een jarenlange vriendschap, uitmondend in Telemanns peterschap van Bachs zoon Carl Philipp Emanuel. Telemann werd het hofleven echter beu en koos in 1712 voor een rustiger bestaan als muziekdirecteur van de stad Frankfurt am Mainz. Nu ja, ‘rustig’: naast kapelmeester van twee kerken fungeerde Telemann er als privéleraar, zangleraar, stadscomponist, dirigent en muziekuitgever. Klaarblijkelijk voelde Telemann dat hij nóg meer in zijn mars had, want in 1721 verhuisde hij naar Hamburg om er een al even druk gevuld leven te leiden. Meermaals leek het erop dat hij nogmaals zou verhuizen. Zo scheelde het geen haar of Telemann, en niet Bach, werd Kuhnaus opvolger als Thomascantor nadat Fasch voor de post had bedankt. Hoewel Telemann in nagenoeg elk muzikaal genre bedreven was, voelde hij zich naar eigen zeggen niet in alles als een vis in het water. Hoewel we zo’n 125 concerto’s van Telemanns hand kennen, beweerde de componist bijvoorbeeld dat dergelijke stukken “mir niemahls recht von Hertzen gegangen sind” (Autobiographie, 1718). Als concertmeester in Eisenach beoefende Telemann het concerto in een stijl die
naar zijn mening teveel naar Frankrijk rook, in plaats van naar het Italië van Vivaldi. Telemanns schijnbaar matige enthousiasme voor het concerto leidde echter niet tot smaakloze werken, integendeel. Neem nu het Concerto in Bes, TWV 44:43, waarvan alleen al de (septet)bezetting opmerkelijk mag worden genoemd. In de omkaderende allegro’s delen de drie hobo’s en violen elkaar zwaardsteken uit zonder dat iemand het duel finaal wint. In het meeslepende largo wordt de luisteraar in een pastorale roes gebracht met allerhande harmonische zaligheden bovenop de zoemende bassen. Johann Sebastian Bach Toen Bach op 24 maart 1721 zes Concerts avec plusieurs instruments opdroeg aan Markgraaf Christian Ludwig van Brandenburg-Schwedt (1677-1734) hoopte hij stilletjes op een betrekking aan diens hof. Het mocht niet zijn. Omwille van de spaarzaamheid van Christian Ludwigs stiefbroer, koning Friedrich Wilhelm I van Pruisen, kon de machteloze markgraaf het zich zelfs niet veroorloven Bachs concerten te laten uitvoeren in het Stadschloß te Berlijn, laat staan dat hij de componist in dienst nam. Bachs ‘Brandenburgse’ concerten belandden ongespeeld op een bibliotheekplank, werden bij Christian Ludwigs dood voor een peulschil verkocht en pas in 1849 herontdekt. Alles wijst er evenwel op dat Bach de zes concerto’s niet speciaal componeerde voor de markgraaf. De composities zouden zelfs al stammen van vóór Bachs toenmalige betrekking in Köthen (1717-23), en met name van tijdens zijn concertmeesterschap te Weimar (1714-17), toen hij onder de invloed kwam van Italiaanse meesters als Vivaldi en Corelli. Het Brandenburgse concert nr. 1 in F, BWV 1046 zou organisch gegroeid zijn uit een driedelige sinfonia (BWV 1046a) waaraan Bach een extra allegro (de huidige derde beweging) en een polacca (afkomstig uit de cantate Was mir behagt, ist nur die muntre Jagd, BWV 208) toevoegde. Handig als Bach was, herschreef hij de openingsbeweging nadien tot een sinfonia (van de cantate Falsche Welt, dir trau ich nicht, BWV 52) en het nieuwe allegro tot een koor (voor de cantate Vereinigte Zwietracht der wechselnden Saiten, BWV 207). Wars van hun grillige historiek worden de Brandenburgse concerti tot de hoogtepunten gerekend van het barokke concerto grosso, het orkestgenre waarbij twee of meerdere instrumenten zich als ‘concertino’ onttrekken aan het ‘tutti’. In het eerste concert voert Bach twee hoorns, drie hobo’s en een soloviool op als concertino tegenover een tutti bestaande uit twee vioolstemmen, altviool, cello, fagot en continuo. In tegenstelling tot de overige vijf Brandenburgse concerti maakte hij gebruik van vier in plaats van drie bewegingen: twee feestelijke allegro’s waarin de diverse instrumentengroepen een wervelende dialoog aangaan; een bevreemdend, haast oriëntaals adagio waarin Bach de dissonanten niet schuwt; en een suite van dansen. Bruno Forment
Paul Dombrecht Hoboïst en dirigent Paul Dombrecht is een autoriteit op het vlak van de studie van historische instrumenten en de interpretatie van muziek uit 18de en 19de eeuw. In 1989 richtte hij het orkest Il Fondamento op. Het ensemble legt zich toe op de historische uitvoering van muziek uit de 18de en vroeg-19de eeuw, zowel opera’s, orkestwerken als religieuze muziek. Hij is tevens de bezieler van het ensemble Octophoros dat repertoire speelt voor blazers uit dezelfde perioden. Daarnaast is hij actief in verschillende kamermuziekcombinaties. Voor Paul Dombrecht komt er een persoonlijke doelstelling bovenop het HIP-ideaal: de zoektocht naar repertoire dat ooit centraal heeft gestaan, maar uit de (post)romantische canon is verdwenen. ‘Onbelangrijk’ of ‘oninteressant’ bevonden componisten als Telemann en Zelenka begeesteren hem, maar ook de ‘kleinere’ werken van ‘grotere’ componisten prikkelen zijn belangstelling. Paul Dombrecht gaat systematisch “grasduinen buiten de gangbare paden”, zoals zijn persoonlijke motto luidt. Zijn uitgebreide discografie, als solist, in kamermuziekverband of als dirigent, omvat heel wat mijlpalen in de uitvoering op historische instrumenten, of het nu gaat over klassiekers als Händels Water Music, Bachs Johannespassie of orkestwerken van Juan Chrisóstomo de Arriaga of romantische kamermuziek voor hobo en piano van Robert Schumann. Heel wat opnamen van Paul Dombrecht werden dan ook gelauwerd met nationale en internationale prijzen. Paul Dombrecht was tot vorig jaar docent hobo en barokhobo aan het conservatorium van Brussel en geeft masterclasses in heel Europa en daarbuiten.
Il Fondamento Il Fondamento zag in 1989 het daglicht als geesteskind van hoboïst Paul Dombrecht en stelt zich tot doel muziek uit de 18de en 19de eeuw te doen klinken zoals ze in die tijd klonk. In de 25 jaar van zijn bestaan heeft het ensemble een stevige internationale reputatie opgebouwd. Il Fondamento wordt behalve door de grote muziekhuizen van België ook geregeld uitgenodigd op gerenommeerde internationale concertpodia: o.a. Palau de la Música Valencia, Konzerthaus Wenen, Wigmore Hall Londen, Auditoria Nacional Madrid. Ook op belangrijke festivals in Frankrijk, Rusland, Duitsland en Oostenrijk is het ensemble een welgekomen gast. In 2008 toerde Il Fondamento door de Verenigde Staten en Canada, in 2009 door Japan.
Il Fondamento werkt samen met internationale solisten als María Cristina Kiehr, Johannette Zomer, Peter Kooij, Klaus Mertens, James Oxley, Huub Claessens, André Morsch en vele anderen. Geregeld laat Paul Dombrecht de leiding over aan collega’s als René Jacobs, Daniel Reuss of Barthold Kuijken. Eind 2015 gaat de concerthobo van Paul Dombrecht aan de haak en wordt de artistieke leiding van Il Fondamento aan de jongere generatie doorgegeven, in de persoon van Bruno Forment. Paul Dombrecht blijft als dirigent betrokken bij het orkest dat hij ruim 25 jaar begeesterde.
Goed om te weten Foyer De foyer van AMUZ is open vanaf een uur voor aanvang van het concert en blijft ook na afloop van het concert nog geruime tijd open. Beeld- en geluidsopnamen Het is absoluut verboden beeld- en geluidsopnamen te maken tijdens de concerten en voorstellingen zonder
Rondleidingen en zaalverhuur Wenst u met een groep een rondleiding in de gebouwen van AMUZ, om zo het fascinerende verhaal te horen van de gerenoveerde kerk en AMUZ als concertgebouw en -organisator, of wenst u meer informatie over de mogelijkheden om de zaal te huren voor concerten, voorstellingen en presentaties? Gelieve dan tijdens de kantooruren contact op te nemen met de administratie
expliciete toelating van de directie van AMUZ.
van AMUZ.
Concertinleidingen, aanvangsuur en duur van de concerten De concerten in AMUZ vangen op zondag steeds aan om 15.00 uur. Op andere dagen starten de concerten om 21.00 uur. Voor de avondconcerten is er steeds een inleiding om 20.15 uur. De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze en duren tussen de 65 en 80 minuten, tenzij anders vermeld.
Medewerkers AMUZ Bart Demuyt, directie & artistieke leiding | Veerle Braem, zakelijke directie | Robin Steins, assistentie programmering & educatie | Frederic Delmotte, assistentie programmering & dramaturgie | Tine Hubrechts, zakelijk medewerker | Klaartje Heiremans, pers & communicatie | Greet Coenegrachts, communicatie | Tine Clevers, eindredactie & ticketing | Mona Heyrman, directieassistentie & productie | Jan Tambuyser, productie & techniek | Evelyne Van Mieghem, productie & zaalhuur | Bart Tambuyser, techniek & gebouwbeheer | Koen Koninkx, foyer & ticketing | Elise Simoens, artistiek adviseur Klavier | Sarah De Rademaeker, medewerker communicatie en onthaal tentoonstelling (tijdelijk) | Katelijne Lindemans, medewerker communicatie en onthaal tentoonstelling (tijdelijk) | Michaela Defever, medewerker productie en onthaal tentoonstelling (tijdelijk)
Programmaboekjes De programmaboekjes bij de concerten van AMUZ zijn downloadbaar van de website www.amuz.be vanaf enkele dagen na het concert. Laatkomers De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze. Laatkomers kunnen dan ook niet meer worden toegelaten in de concertzaal. Op vertoon van hun concertticket kunnen zij het concert volgen op de plasmaschermen in de foyer.
Binnenwerk geprint bij
www.prints-copy.be wettelijk depotnummer: D/2015/0306/114