IN m3 NOtMT M£N OIT
I
Z3>~*m
eeN SANTB - KOSKJe
Open een toekomst voor Uw kind, door geregeld te sparen.
Santé
DE RIJKSPOST SPAARBANK Daar kunt U staat op maken!
'.,
TT"
mm
SANTÉ IS GOED, IEDEREEN DRINKT HET •wm r
I
<
//\.^^J^T-'^
y'yS'j/''
mK\*.
D, mi't ni'ii man
/ Il „We tallrn ille (Inelscène moeten «irlini)ijieot
TJ
„ü hebt toch (resiherleenl ilat 1' een ithmo f had en na Iaat l' me een ilool zim.** ♦,0, Is dat een vlooi."
HIJ kun niet teyen kJelelen!**
(Teekening W. de Mooy)
De stem van hei woud (Wald-rausch) Toegang
14 jaar
LAATSTE WEEK!
De Gouden Stad (Die goldene Stadt)
(Nacht ohne Abschied)
Toegang 18 jaar
p.
EE^ VROUW ZONDER VERLEDEN
Toegang 18 jaar
Toegang 18 jaar
Verantwoordelijk redacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.H.); verantwoc deiyk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Amsterdam. Uitgeefster: N.V. Ned. Uitg-everij „Opbouw", Amsterdam - Zuid. — Adres van -edactie en administratie: Paulus Potterstraat 4, Amsterdam - Zuid; telefoon 21511, 21424 98145; postgiro 78676. — Abonnementsprijs voor Nederland 17.80 per Jaar, f3.90 per half jaar, f 1.95 per kwartaal bij vooruitbetaling. Prijs per nummer 15 et. — Verschijnt 1 X per week des Vrijdags. — Druk van Drukkerij Elsevier, Amsterdam. — P 1083/4. CINEMA 6- THEATER — 23ste Jutrgang — No. 30 — 23 Juli 1943 ..__
j
Lüi
;
v
-
"
-
-■
'
i^Pi^^P^W
.
STRIJDERS TEGEN
DEN DOOD Medisck pionierswerk in Ket zwarte wereldJeel Voor vijfentwintig jaar, midden in den eersten wereldoorlog werd, in de Bayer-Werke te Leverkusen het „Germanin" voor de eerste maal vervaardigd. Daarmede was het middel gevonden om Afrika van een van zijn vreeselijkste -plagen te bevrijden. Deze geesel was de slaapziekte. Duitschland, dat volgens het Versailler Verdrag „geen belangstelling koesterde" voor de inboorlingen van zijn kolonies, werd van deze kolonies beroofd. Het had. echter een middel ontdekt, dat het leven in Afrika nu pas mogelijk maakte . . . Dit is in een paar woorden gezegd, wat er vijfentwintig jaar geleden in Europa en Afrika geschied was. Van welk een enorme beteekenis de ontdekking van het geneesmiddel tegen de slaapziekte voor de wereld was, die het uitsterven van duizenden, ja millioenen menschen sindsdien heeft weten te voorkomen, vertelt ons het dramatisch verloop in de onder regie van M. W. Kimmich gemaakte film, die den soberen, maar alles omvattenden titel van „Germanin" draagt, de naam waaronder het Bayer 205 bekend geworden is. Aan de eene zijde een leven-verdelgende oorlog, die gestreden moest worden, aan de andere zijde de ontdekking van een middel, dat het leven beschermt. De geschiedenis rondom de ontdekking van geneesmiddelen, die de menschheid van het grootste nut zijn, verloopt voor een groot gedeelte altijd binnen de muren van studeervertrekken of laboratoria: er is geen dramatische kant aan en wanneer in film of tooneel of boek in enkele scènes de hoogtepunten van een ontdekking voor oogen gesteld worden. Wanneer de stralende glimlach op de gezichten der geleerden en hun helpers en helpsters verschijnt: hoeveel uren, hoeveel dagen en hoeveel jaren zijn eraan
voorafgegaan van eindeloos zoeken, verbindingen maken, hopen op resultaat, teleurstelling, moedeloosheid en verbeten volharding, vóór dat dat gelukkige oogenblik in het leven van een geleerde aanbreekt? Welk een zelfopoffering, welk een moed om de meest natuurlijke verlangens in het leven van lederen mensch te onderdrukken en prijs te geven terwille van de geheele menschheid? Het gaat immers nooit om den persoonlijken roem, die ook meestal te duur betaald zou zijn met zulk een leven, het gaat om de vervulling van een roeping, die tot hartstocht geworden is en die samengesteld is uit twee factoren: de drang naar het wetenschappelijk onderzoek en de onuitroeibare wil de menschheid te bevrijden van een van haar geesels. Het is onnoodig hier namen te noemen. Films hebben, voor zoover nog noodig, in gedramatiseerden vorm nog meer bekendheid verleend aan het werk van een Robert Koch, een Semmelweiss, een Pasteur. Zij mogen zich dikwijls aan den exacten historischen gang niet gehouden hebben: meestal is immers het leven van dergelijke reuzen der wetenschap geen dramatisch conflict, dat onmiddellijk stof biedt voor een film. Een nauwkeurig aangepaste „intrigue" kan in zoo'n geval de sfeer scheppen, die noodig is om de essentie tot leven te brengen: een vorm, gekozen om den inhoud uit zijn grauwen bolster te halen. De geschiedenis van het Germanin en zijn ontdekker(s) echter is wel een hoogst „spannende", in dien zin, dat zij niet eens, terwille van de sfeer en de visueele actie, bijzonder gelardeerd behoefte te worden met sensationeele evenementen-aan-den-rand en schoone filmtierlantijnen. De Duitsche professor Achenbach bewoont met zijn helper een post in de oerwouden van Afrika, alwaar hij met succes de slaapziekte bestrijdt. Hij leeft er temidden van zijn negers, die Links: Dr. Achenbach (Peter Petersen) tijdens zijn heilzaam werk. — Onder: Een der indrukwekkende massascènes. (Foto's Ufa)
Luis Trenker als Dr. Hans Hofer en lotte Koch als Anna Meinhardt. in hem den grooten medicijnman zien en die ook dagelijks het effect van zijn wonderbaarlijke genezingen, waartegenover hun bezweringsdansen volkomen machteloos blijken te zijn, meemaken. De groote ontdekking is gedaan: nu gaat het er nog slechts om het geneesmiddel „in serie" te vervaardigen. Langs dramatischen weg bereikt de post het bericht, dat in Europa een oorlog uitgebroken is. Een dierenvanger — en hoe prachtig heeft de film hier gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ons een stukje van het leven in de oerwouden van Afrika te toonen — krijgt een brief, waarin hem dit feit gemeld wordt. Hij laat zijn reeds gevangen dieren los: het is of een Ark van Noach opengaat: alleen, even vreedzaam ging het in dit geval niet toe. Een gevangen tijger overvalt hem en scheurt hem een stuk uit den nek. Hij belandt op de post van den geleerde, wordt daar behandeld en men vindt den brief, waarin de Jobstijding staat. „Verder werken" is het parool van Prof. Achenbach. Een oorlog in Europa mag geen kolonialen oorlog meebrengen, zoo staat het in de internationale, ook door Engeland geteekende verdragen.... Maar helaas, aan welke verdragen werd er ooit • op den duur de hand gehouden? Duitsch OostAf rika wordt eveneens strijdtooneel en het wetenschappelijk werk van den geleerde valt ook in dien strijd. Maar de kostbare preparaten zijn bereids door den dierenvanger-oudarts naar Europa gebracht, waar in de „Bayerwerke" een leger van chemici zoekt naar de definitieve formule voor het fabriceeren in genormaliseerde verpakkingen van het middel tegen de slaapziekte.
wtmmvmww
wmp^wmw
Het verkrijgt den naam „Bayer 205". Ondanks het verlies van de kolonies wil prof. Achenbach terug naar het zwarte werelddeel, om er zijn werk voort te zetten. Maar nu blijkt, dat zelfs dit louter humane werk stuit op politieke intrigues van Engelsche zijde, zelfs ten koste van de redding van honderdduizenden menschenlevens. Wèl bestaat er een Amerikaansch middel, maar dat vertoont het onaangename nevenverschijnsel van het veroorzaken van blindheid. Op alle mogelijke wijzen wordt dan de Duitsche expeditie, die verdacht wordt van onder het mom der wetenschap militaire doeleinden na te streven, de werkgelegenheid bemoeilijkt. Zoo zelfs, dat op het hoogtepunt van het conflict de voorraden „Germanin" op den brandstapel geworpen en vernietigd worden. Zelf gaat deze man van wetenschap aan de gevreesde ziekte ten onder, nadat hij eerst zijn vijand, kolonel Crosby van fort Elizabeth, die zich in hooge koorts bitter verweerd heeft tegen het toedienen van het Amerikaansche middel, gered heeft met de dosis, die als door een wonder aan de vernietiging ontsnapt is. Zittend, als een oude Vikingerheid ondergaat hij den dood, met geóroken oogen starend naar het landschap in den stagen regen, deel van Afrika, „vervloekt en bemind gelijktijdig". . , . Tusschen dit begin en dit einde ligt een keten van dramatische scènes in de prachtig geteekende sfeer van het donkere werelddeel. Het blijkt, dat men moeite nog kosten gespaard heeft aan deze film. Grootsche massatooneelen in de oerwouden en op de open vlakten zijn met meesterhand genomen: negerdansen in fakkellicht van duizenden donkere lijven, transpireerend en rhythmischbewegend in steeds meer opgezweept tempo; de geheimzinnige roffel van den trommel, die van stam naar stam de berichten overseint; de stroom van zieken, waarbij over de ellende geen sluier gelegd is, die naar hun medicijnman willen om daar de redding van den dood te vinden, de mysterieuze geluiden, die uit de visionnaire beelden opklinken, de eindelooze melancholie, die over het Afrikaansche landschap ligt, wanneer de regentijd aanbreekt, de kosmisch-geweldige overstroomingen van de rivieren: alles was een welkome en uitstekend verwerkte buit voor het camera-oog. Deze film is een eeresaluut aan die mannen, die de Duitsche medische wetenschap gebracht hebben op het niveau, waarom het door geheel de wereld — terecht — benijd wordt. Het blijkt, hoe volkomen onnoodig men het geacht heeft ook maar het geringste liefdesverhaal door deze film te vlechten: dit epos van den strijders tegen den dood draagt in zichzelf de volle dramatische kracht, eindigend in den heldendood van den man aangetast door dezelfde ziekte, waarvoor hij tijdens zijn leven en voor alle geslachten na hem, millioenen beschermde en beschermen zal. LOUIS THIJSSEN. STRIJDERS TEGEN DEN DOOD yf („Germanin" ) Regie: M, W. KIMMICH Manuscript: M. W. Kimmich. — Draaiboek: Hans Wolfgang Hillers. — Camera: Jan Stallich. — Architectuur: Ant. Weber. — Muziek: Theo Mackeben. Rolverdeeling : Professor Dr. Achenbach .... Peter Petersen Dr. Hans Hofer Luis Trenker Anna Meinhardt Lotte Koch Colonel Crosby Albert Lippen Geheimrat Wiszberg Rudolf Blümner Dr - Bode Carl Günther Directeur Claaszen , . . „ . . Dr. Ernst Stimmel Sir Edward Craigrh Henry Stuart Captain Evans Joe Münch—Harris Dr. Gordon Helmuth Helsig Eng. Sergeant Hans Bergmann Berlijnsch type Erich Kestin Inflatietype Herbert Weiszbach Een UFA-Film.
CINEMA <&■ THEATER
(nr. 31)
2 (nr. 31) — CINEMA & THEATER
——-^^^^^^^^^»^^^■MI
iSeizoen-einde van het Deutsches 1 neater
DIE ii uvirin „Zou ik, die den moed had den keizer gevangen te nemen, de lafheid hebben om de waarheid niet onder oogen te zien?" Dat is de philosophische vraag, die de philosophische waard zich in deze comedie van Fritz Peter Buch, waarmede het Deutsches Theater in den Niederlanden zijn stage besluit, stelt. Want deze man heeft niet meer of minder gedaan dan in den tijd, toen Napoleons ster aan het dalen was en deze zich, als in een laatste kronkeling na den nederlaag aan de Beresina, uit de handen van het onafwendbare lot trachtte te wringen, den keizer gevangen te nemen! Hij is zich plotseling bewust geworden, toen daar, zóó maar, in zijn herberg de keizer met een klein gevolg beschutting leek te zoeken of rust op zijn vlucht, dat hij in z ij n handen het keerpunt in de wereldgeschiedenis vasthield, waarbij het van zijn daden, dus van zijn wil afhing, welke richting 's werelds loop zou gaan! De fictie van deze heldendaad heeft hij drie jaar lang volgehouden. Ieder jaar, op dien gedenkwaardigen datum, wordt met grooten eerbied de degen, dien Napoleon als gevangene in zijn handen legde, te voorschijn gehaald: het heele dorp viert feest en de waard Schnabel, wien het gebeurde overigens ook geen windeieren heeft gelegd, is het centrum en de held van den dag. Wel heeft het zijn toekomstigen schoonzoon, die notabene op kosten van den waard geschiedenis studeert, steeds meer dwarsgezeten, dat er een kleine incompatibiliteit in de chronologische en vaststaande gebeurtenissen uit het jaar '13 te vinden is. Het blijkt uit het dagboek van den Franschen generalen Staf, dat Napoleon zich op dien dag — behalve in den herberg van zijn schoonvader — ook in... . Naumburg bevond. De gave van de bilocatie had zélfs Napoleon niet, zoodat er kennelijk een mystificatie in het spel is. Welnu, wij toeschouwers hebben, dank zij den auteur, bereids lang voor dien armen waard in de gaten, hoe de vork aan den steel zit. Een jolig gezelschap tooneelspelers, dat de ook toen blijkbaar wel eens voorkomende regeling van verbod van alcohol ontduiken wil en bovendien niet over voldoende contanten beschikt om het er eens goed van te nemen, bedacht het spel der vermommingen, tot een, mutatis mutandis, Köpenickiade, waarbij in dit geval Napoleon tot centrale figuur gekozen wordt. Niets lag ook meer voor de hand: hij leefde in de harten van iedereen in Europa, gehaat of bemind. Al zeer vlug is, nadat zij hun doel bereikt en een stevigen maaltijd achter de kiezen hebben, het voorval in de herinnering der tooneelspelers vervaagd. Komen zij, na drie jaar, weerom in dien herberg, dan doemt in de hersens van sommigen hunner wel een vage herinnering op: totdat plots de waard het profiel herkent van z ij n Napoleon en de twijfel in zijn hart gezaaid is. Die twijfel verkrijgt nog een extra duw, als zijn schoonzoon — de student in de geschiedenis — eindelijk den moed vindt hem zijn historische bevindingen mede te deelen. Nu begint voor den waard de slingering tusschen waarheid en fictie, die de geheele schaal van gemoedstemmingen doorloopt: van complete wanhoop en val in een put van peillooze diepte en weer omhoogvliegen in hemelen van vaste overtuiging, dat hij de groote man was, die Napoleon gevangen nam en de geschiedenis keerde....
De Kwasi-Napoleon (Wolfgang Gotisch) legt in de handen van waard Schnabel (Heinz Lorscheidt) zijn degen en geeft zich gevangen. Vlot en soepel speelden de leden van het Deutsche Theater deze zoo nu en dan in haar structuur wel èrg onwaarschijnlijke comedie. Heinz Lorscheidt als de goedgeloovige, maar zichzelf tenslotte overwinnende waard Schnabel, Gertrud Burg als zijn Kenau-achtige, maar op het hoogtepunt van het „drama" toch weer typisch vrouwelijke gade, Brigitte Neuse, als hun gezellige, frissche dochter, Justin (Wolfgang Stumpf) en Bolz (Joachim Ernst) als het stel schwärmerische en toch weer reëele studenten, Wolfgang Golisch als tooneelspeler èn als Bonaparte, plus het heele gezelschap luidruchtige acteurs en actrices, hadden zich in de geslaagde costumeering en het aardige decor tot een homogeen geheel aaneengesloten. De charge lag er ook weer niet te dik bovenop, terwijl de onaannemelijkheid door den gullen lach verdoezelde. Een aardig en waardig slot voor het seizoen. LOUIS THIJSSEN. De dochter van den waard (Brigitte Neuse) vindt den kwikzilver-vluggen Moor verre van sympathiek. (Foto' s Staf f/v. d. Leeuw)
EEN REVUE-EI IN 1943 SNIP en SNAP actiever dan ooit Een ei is in dezen tijd een zeldzaam verschijnsel. Zou het daarom zijn, om de exclusiviteit van het schouwspel aan te duiden, dat de nieuwe Snip en Snap-revue „Tok. . . . tok. . . . tok. . . . alweer een ei!" heet? We kunnen er slechts naar gissen, maar zeker is, dat dit zesde Snip en Snap-ei, door René Sleeswijk uitgebroed.
een ware delicatesse op het gebied der lichte amusementskunst iftag worden genoemd, die op zichzelf alle kwaliteiten bezit om den toeschouwer het gemis aain echte eieren, benevens nog andere en belangrijker actueele beslommeringen te doen vergeten. \ Het daverende (Succes van de lustrum-revue, die ons het vorige jaar herinnerde aan het heuglijke feit dat vóór vijf jaren de dames Snip en Snap hun loopbain als „groote Nederlanders" aanvingen, ligt nog betrekkelijk versch in het publieke geheugen. Door deze omstandigheid was het voor René Sleeswijk een dure plicht, de nieuwe revue 1943 nog beter en nog schitterender te maken. Een dure plicht inderdaad, want men kan slechts vermoeden wat er vóór noodig is om in dezen tijd een schouwspel van een dergelijk formaat uit te brengen. Maar het resultaat mag gezien worden en over gebrek aan oorspronkelijkheid behoeven we niet te klagen, be-
Links: De „Danske Dansene Elsklingen" in een passend decor.
Perikelen der tekstbewerking f/n een der vorige nummers van „Cinema & Theater" werd de ofmerking gemaakt, dat de tekstbemerking van de in ons land verschijnende films in vreemde talen nogal vaak te menschen overlaat. Van verschillende zijden kregen mij commentaar of deze tirade vn wij meenden er goed aan te doen een der geroutineerdste insiders of dit gebied eens te vragen, zijn licht over deze materie te doen schijnen. Hier volgen zijn ofmerkingen. Red. C. &' T.) Wij zijn een graag en snel critiseerend volk. Helaas brengen de gretigheid en de snelheid van onze critiek vaak met zich mee, dat de kwaliteit van haar fundamenten niet steeds van het eerste soort is. De man, die een Italiaansch boek „zoo slecht vertaald" vindt, hoewel hij noch Italiaansch kent, noch eenige autoriteit op het gebied van onze taal bezit, is een even gewoon verschijnsel als de bioscoopbezoeker, die zich beklaagt over de regie van een film en eerlijk gezegd van filmregie maar een heel flauwe notie heeft. De critiek op de Nederlandsche „voettitels" van de films, die in ons land vertoond worden, behoort in deze categorie thuis. Het feit, dat er wel eens films geprojecteerd werden, welker titels te wenschen overlieten, geeft al gauw aanleiding om te generaliseeren: „De film is slecht vertaald". Daarmee zitten we dan al dadelijk midden in de kern van de heele zaak. Want met zuiver „vertalen" heeft het maken van deze titels
niet zoo veel te maken, omdat er naar kortheid moet worden gestreefd in verband met snelle leesbaarheid en technische eischen. Bovendien moeten deze titels een soort combinatie vormen tusschen gesproken en geschreven taal, zij mogen niet al te „boekerig" zijn, maar evenmin al te populair. (Geschreven dialect is bijvoorbeeld in deze uit den booze, omdat het zoo moeilijk leesbaar is). Men moet ook niet vergeten, dat vele dialogen verre van „klassiek" zijn. Hoewel het verzorgen van een Nederlandsche tekstbewerking behalve een zekere journalistieke vaardigheid, talenkennis, gevoel voor dialoog en inzicht in draaiboek-techniek ook en vooral routine en flair eischt, kan men — zonder in details te treden — wel zeggen, dat de bewerker rekening moet houden met: a) het feit, dat de toeschouwer onderdeelen van seconden verliest bij het vaststellen van het feit, dät er een titel (of een nieuwe titel) staat; b) de verklaarbare wensch van het publiek om nog zooveel mogelijk van het beeld te zien, nadat de titel gelezen is; c) de technische eisch, dat niet meer dan een bepaald en betrekkelijk klein aantal letterteekens op één titel kunnen worden vereenigd en dat vermeden moet worden om één titel te laten staan op twee verschillende „instellingen" (ook al gaat de dialoog gewoon door). Zijn uitgangspunt is: het publiek, dat het gesproken woord in de vreemde taal niet of slechts gebrekkig verstaat, zooveel
halve dan bij één enkel schetsje waarde pointe een sinterklaasbaard heeft. Als geheel is deze nieuwe revue zeker beter dan alles wat er in de laatste jaren op dit gebied in ons land op de planken werd gebracht, ja zelfs zou ik durven beweren dat dit Snip en Snap-product een beetje begint te lijken op de vermaarde flonkerende en' spiritueele revues waarvoor wij Nederlanders onder andere vóór den oorlog Parijswaarts togen. Het programma van „Tok . . . tok. . . . tok . . . alweer een ei" — tusschen haakjes: welk gezelschap komt met zulk een verzorgd en fleurig boekje voor den dag als dit ? — houdt voor de vele Snip en Snap-aanhangers enkele groote verrassingen in. De bezetting van het gezelschap is, op Willy Walden en Piet Muyselaar na, vrijwel geheel nieuw. De beide ras-komieken worden thans bijgestaan door een uiterst gemêleerd gezelschap, dat zij blijkbaar voornamelijk van de cabaretplanken hebben gerecruteerd. Namen als die van Jesje van Marie en Dries Krijn klinken den klein-kunstliefhebber reeds vertrouwd in de ooren, en Frangoise Flore, de „aanwinst van het seizoen" blijkt het aan te durven haar attractieve chansons in een revue te brengen. Verder zijn daar dan nog Jean Smits en André Bakker, die beiden allerdwaaste revuecaricaturen voor het voetlicht weten te zetten. Liefst twee voortreffelijke dansparen maken deel van het gezelschap uit: de fijne en beheerschte combinatie Gina en Barri, die zich reeds een naam verworven hebben en de iets uitbundigere Nancy Duval met haar partner André Dubois.
mogelijk te helpen om allereerst de handeling van de film te kunnen volgen en in tweede instantie die gedeelten van den dialoog, welke van vitaal belang zijn voor het begrijpen van het filmverhaal en de verschillende karakters. De vraag wordt wel eens gesteld, of die titels werkelijk noodig zijn. Het antwoord kan zonder aarzelen gegeven worden: ze zijn voor een percentage van het publiek, dat varieert tusschen 60 en 90, onmisbaar. (Veel hangt hierbij af welke vreemde taal er gebruikt wordt en ook moet er verschil gemaakt worden tusschen stad en land en tusschen de verschillende soorten theaters en hun bezoekers). De practijk heeft het overigens al jaren lang overduidelijk bewezen en tot deze bewijzen behooren o.a. de volgende feiten: het publiek lacht vaker om een grapje in den titel dan om dat uit den dialoog; het publiek wordt onrustig, wanneer sommige stukken „te dun" getiteld zijn en afgezien daarvan zijn er, zelfs in de talen, die ons gemakkelijk liggen, toch altijd nog bepaalde woorden en situaties, die een zeer goede taalkennis eischen. Merkwaardig is in dit opzicht, dat een groot deel van het publiek geleerd heeft om eenige taalkennis met leesvirtuoziteit te combineeren. Vandaar, dat de vraag, of titels noodig zijn dan ook vrijwel »Heen gesteld wordt door hen, die de vreemde taal zóó goed beheerschen, dat ze het veel liever zonder stellen en mopperen op de storende en beeld-bedervende opschriften. Dat laatste is natuurlijk volkomen juist: de film wordt er beslist niet mooier van, maar dit aesthetische bezwaar moet nu eenmaal wijken voor de belangrijker eisch van begrijpbaarheid. CINEMA
<&» THEATER — (nr. 31)
4
Het ballet is ditmaal „import": acht Deensche meiskes, tezamen de „8 Danske Dansene Elsklinger" geheeten, hebben de dansen, door Jacq. Baux ingestudeerd, goed onder de knie en wie aan haar Deensche afkomst twijfelt zie slechts haar in het programma vermelde voornamen als Jytte, Aase, Vibeke, enz. Tel bij deze cosmopolitische menigte nu nog Nie. van Oostrum's revue-orkest op, dat op gloedvolle wijze door Cor Steyn gemend wordt, dan hebt ge de levende have van Sleeswijk's troep, hoc tempore. Het is duidelijk, dat een gezelschap dat zooveel talenten omvat, in staat moet zijn tot groote dingen. En inderdaad, groot is deze revue, groot in haar montage, in haar vaart, in haar flonkering en in haar dwaasheden. Want natuurlijk, waar Muyselaar en Walden de middelpunten zijn, laat het geen twijfel of aan den lach wordt het méést geofferd. Ze zijn nog steeds eenig in hun soort die twee, die elkaar op zulk een wonderbaarlijke wijze aanvullen, zoowel in hun stamcreatie — als de dames Snip en Snap, die dit
jaar als conductrices voor de gemeenschap gaan werken — als in de verschillende sketches, zooals de „Mottentruc", „Inbraak", „Kamer 26", en hoe ze nog meer mogen heeten. Dat Piet Muyselaar bovendien nog een verdienstelijk chansonnier is, bewijst hij andermaal met zijn nieuwste liedje „Adieu... kleine meid". De beide dansparen leveren, elk in zijn gen-
Rechts: De dames Snip en Snap solliciteeren naar de functie van conductrice.
re, perfect werk en Nancy Duval verdient een speciale pluim voor haar „Solo^Acrobatique". Francoise Flore blijkt zich ook op de revueplanken thuis te voelen, en haar charmante liedjes in scènes als „Snee.uw" en „Als op het Leidscheplein de lichtjes weer eens branden gaan" doen het uitstekend, zooals zij ze, geflankeerd door de „Dansende Elsklinger",
Links: 'n Afschuwelijk misverstand in Kamer 26. (Foto's Bart de KoklFellinga)
Titels worden dus niet vertaald, doch bewerkt. Vaak moet de origineele tekst opzettelijk veranderd worden in verband met duidelijkheid en lengte. De bewerker weet dit ook wel, maar hij kent z'n Pappenheimers en laadt in 's hemelsnaam het odium van „slecht vertalen" maar op zich. Grappen en woordspelingen zijn vaak onvertaalbaar, omdat omschrijven vrijwel nooit mogelijk is en onze taal is vaak noch k)>Kt, noch kernachtig. Ook de snelheid, waarmee ffe dialogen gesproken worden heeft grooten invloed on de gebruikte titels. Als regel mag men aannemen, dat een titellijst, gerekend naar de lees- en letterteekens, hoogstens 1/3 van de lengte der dialooglijst heeft. Bovendien moet de bewerker ook nog wel eens de toon van den dialoog (de wijze van dictie) in zijn tekst naar voren brengen. Summa summirum dus: specialistenwerk, dat veel routine en vaak puzzelen vereischt. Want naast deze zuiver taalkundige moeilijkheden, moet de tegenwoordige tekstbewerker ook zelf vaststellen, waar hij wél en waar hij géén titel wil plaatsen. Vandaar, dat ik doelde op „draaiboek-inzicht", dat gepaard gaat met een gevoel voor logica (wat je kunt zien hoeft meestal niet in een titel gezegd te worden). De tekstbewerker is dus al heel blij, wanneer iemand, die „op de titels leeft" de handeling en de voornaamste dialogen goed kan volgen. Hij wil slechts tolk zijn voor hen, die zijn diensten op prijs stellen. Ter illustratie van het bovenstaande nog een paar eigenaardige moeilijkheden uit de practijk. De Duitsche jongeman zegt veel langer „Sie" tegen het meisje, dat hij het hof maakt dan de
5
(nr. 31) — CINEMA &• THEATER
Hollander „U". Bij ons tutoyeert men sneller en, in tegenstelling met den Duitscher, vrijwel altijd, wanneer men iemand bij z'n voornaam noemt. De bewerker moet dus zelf bepalen, wanneer de intimiteit zoover gevorderd is, dat hij van „U" op „je" kan overgaan. En wat begint hij met woorden als „Generalmusikdirektor" of „Oberlandforstmeister", die omschreven moeten worden, omdat men dergelijke functies bij ons niet kent? Want de bewerker voert een permanenten strijd met alles, wat lang is, niet alleen bij uitzonderlijke woorden, maar ook in de gewone spreektaal. Hij is een comprimator par excellence en weet best, dat hij wel eens geforceerd wordt om dingen te schrijven, die in den dialoog anders zijn. Hij vertaalt wel eens verkeerd, maar hij doet het met opzet en zou vaak veel sneller klaar zijn, wanneer hij zich niet aan al zijn remmende eischen behoefde te houden. Dat hij er overigens altijd naar moet streven om een zoo goed mogelijk Nederlandsch te gebruiken, spreekt welhaast vanzelf. Tenslotte nog deze opmerking. De critiek is vaak onrechtvaardig, omdat de criticus niet altijd kan beseffen welke redenen er waren om af te wijken. Bovendien zitten er ook in de titels, alle nauwkeurige controle ten spijt, nog wel eens zetfouten, waaraan de bewerker onschuldig is. Dit alles wil niet zeggen, dat alle tekstbewerkingen ideaal en feilloos zijn. Maar de bedoeling van deze regelen is om te voorkomen, dat er generaliseerend critiek geleverd wordt op een soort werk, dat niet zoo eenvoudig is als 't wel lijkt. Wanneer dit artikeltje bereikt, dat er wat meer
ten gehoore brengt. Een van die „Elsklinger", Grethe Povelsen, zorgt trouwens nog voor een vocale verrassing door in verstaanbaar Nederlandsch een liedje, getiteld „Lach eens met het leven" te zingen. Van een ander gehalte is het optreden van het vermaarde „Snip en Snap-kwartet", dat een vast programma-onderdeel schijnt te zijn. Het brengt op zeer mannelijke wijze enkele variaties op een bekend thema ten gehoore. Vroolijkheid, „zang en melodij", verrassende, goede decors (ontworpen door Corn, van Dijk), origineele costumes (van Johnny Nieuwenhuysen) en een sprankelende afwisseling der scènes — mag men van een revue méér verlangen? Misschien, misschien kan het nóg beter. . . . Maar laat ons dan die verlangens bewaren tot de oorlog voorbij is, want voor dezen tijd is in de nieuwe Snip en Snap-revue een climax bereikt, waar het Nederlandsche publiek dubbel en dwars tevreden mee kan zijn! LEO J. CAPIT.
licht schijnt op de vele perikelen der tekstbewerking, waarvan er hier slechts enkele genoemd werden, is de schrijver al zeer tevreden. A. C. S. „...zouden ze elkaar nu tutoyeeren?".., (Teekening Mettes)
f^fT^üS^
^^f^^^fWTm^^^m.
C H E FA L O
KARIN HARDT
is bang voor zakkenro In ons vorige nummer maakten wij gewag van Een groot verschil met andere goochelaars, het optreden van den beroemden goochelaar en deze Chefalo I Hij hult zich niet in een geheimillusionist Chefalo in een der theaters v^n het zinnig waas, beweegt zich niet met de fascineeRoyal-concern. Nummers als het zijne, die tot rende statigheid van een fakir, in een indrukhet puikje van het internationale variété bewekkend gewaad. Al deze geheimzinnigheid hooren, zien wij helaas niet dikwijls in ons land heeft hij niet noodig. Hij is een mensch onder de en daarom hebben wij de gelegenheid te baat gemenschen. Hij toont dat ook: hij gaat de zaal in, nomen eens nader met Chefalo kennis te maken. grappen makend, gemoedelijk, iedereen mag zich Wie is Chefalo eigenlijk? Wie en wat is deze overtuigen dat er niets bijzonders aan hem is. man met zijn energieke gezicht en zijn gullen En intusschen werkt hij zijn nummer af, gehollach, die zoo onmiddellijk zijn publiek weet mee pen door enkele lieftallige jongedames, die deel te krijgen? Zijn naam zoowel als het koetervan zijn ensemble uitmaken. Zoo eenvoudig als waalsch. dat hij op de planken gebruikt, laten ons Chefalo echter zelf is, zoo indrukwekkend is het in twijfel omtrent zijn landaard. Ik kan u echter decor, dat hij gebruikt en zoo schitterend zijn verklappen dat Chefalo een Italiaan van origine zijn attributen. Een wagonlading bagage volgt is. Verreweg het grootste deel van zijn leven hem op al zijn reizen.... heeft hij echter buiten de grenzen van zijn vaderDeze man is groot onder de grooten. Het gooland doorgebracht, overal ter wereld zijn toechelen werd hem töt een tweede natuur: honderschouwers tot vroolijke verbazing brengend met den uitvindingen op zijn gebied heeft hij gedaan: zijn verbluffende toeren. overal ter wereld maken mindere goden gebruik „Leg je vinger maar op de kaart, waar je van de trucs, die door Chefalo zijn opgebouwd. wilt", verzekert Chefalo mij, „overal ben ik geMet recht kan men hem een koning der goocheweest: in China zoowel als in Argentinië, in laars noemen. Wip verre reizen maakt, beleeft Kaapstad zoowel als in San Francisco". avonturen, aangename en minder aangename. In alle streken van onzen aardbol heeft hij Zoo is het ook met Chefalo. Aan ontelbare zijn meesterstukken vertoond: hij heeft overal geografische namen zijn voor hem herinneringen menschen, konijnen en andere levende wezens uit verbonden. Trots ^oont de meester een viertal het niets tevoorschijn getooverd en weer in het lijvige folianten met krantenkipsels: recensies en niets laten verdwijnen. Maleiers zagen zijn interviews in alle talen. Er is een Chineesch blad denkende speelkaarten even goed als Eskimo's. bij. Chefalo wijst mij een omlijnd fragment: Men kan zich denken hoe hij hen tot verbazing „Dat is mijn heele levensgeschiedenis in het en bewondering heeft gebracht, zooals hij het nu Chineesch", zegt hij. „In Westersch schrift zou de Amsterdammers doet in een theater aan den dat stukje minstens vier kolommen beslaan". Ik Nieuwendijk. Zijn manier van werken is bijzonbekijk de kabalistische teekens en benijd in stilte der innemend. Niemand kan zich boos of onbede Chineesche collega's. Heerlijk, zoo compact te haaglijk voelen als Chefalo hem daar voor zijn kunnen schrijven in dezen tijd van papieroogen.... beduvelt. Chefalo begeeft zich tusschaarschte! schen het publiek in de zaal, verkoopt daar een Welke herinneringen Chefalo aan Nederland paar grappen en gaat weer naar het tooneel terug. bewaart? Hij is niet voor de eerste maal in de Plotseling heeft hij een stapel Portemonnaies en lage landen bij de zee. En dan vertelt Chefalo portefeuilles in zijn hand. . . . Gerold. ... I Ieder van zijn belevenissen in Nederland, een jaar of voelt verschrikt of zijn kostbare eigendom nog in vijf geleden en zijn ervaringen zijn niet bepaald zijn binnenzak zit, maar Chefalo heeft de voorvleiend, hoewel hij zelf alles doet om het te verwerpen alweer aan hun eigenaars terug gegeven. zachten. Bij zijn laatste bezoek aan Amsterdam, in het Grand Theatre, is hij namelijk bij zijn optreden lastig gevallen en uitgejouwd omdat.... hij een Italiaan was. Dat gebeurde in een land, dat zich zoo graag de reputatie van gastvrij heid aanmatigt. Er is toen een proces uit voortgevloeid, dat glansrijk door Chefalo gewonnen is. Het was trouwens niet de eerste maal dat hij procedeerde, hetgeen
Chefalo, zooals de oogen der wereld hem. sagen. (Foto's Fellinga)
■
Een gelukkig gezin: Chefalo, zijn Nederlandsche vrouw en hun dochtertje. gemakkelijk te begrijpen is van iemand die over de geheele wereld auteursrechten van goocheltoeren bezit. Iets dat goed is, wordt natuurlijk gecopiëerd, en zoo is het ook met de goocheltoeren van den grooten meester. Ja, dat was wel een heel onaangename belevenis voor Chefalo, toen bij dat optreden in Amsterdam. Maar gelukkig gebeurde er nog iets, dat den onprettigen indruk een beetje weg nam, want in dien zelfden tijd leerde hij zijn vrouw kennen, die een landgenoote van ons is. En dat maakte zijn kijk op de Nederlanders natuurlijk weer goed. Zijn vrouw is na hun huwelijk geen oogenblik van zijn zijde geweken. Geen oogenblik? Ja, toch. Dat was toen — nu twee en een half jaar geleden — hun dochtertje Christina geboren werd. Maar Christina was pas acht dagen oud, toen moeder zich met haar weer bij vader's gezelschap aansloot en sindsdien is de kleine meid steeds meegeweest op de tournée's. Of Chefalo nooit moe wordt van dat ononderbroken reizen en trekken? Nee, nooit. Integendeel, hij wordt juist moe als hij te lang op één plaats blijft. Maar daarvoor behoeft hij niet bang te zijn, want de contracten, die hij over geheel Europa heeft afgesloten, reiken tot ver in 1945. Chefalo vertelt mij al deze bijzonderheden, terwijl hij zich in zijn kleedkamer zit te schminken. Plots gaat een belletje: de pauze in „Royal" is afgeloopen, Chefalo moet „op". Naar het prepareeren van zijn attributen heeft hij geen omkijken; dat is al door zijn assistenten gebeurd. Gauw wordt nog even de laatste hand aan het keurig gestrikte smokingdasje gelegd en dan. dan ziet uw verslaggever iets, dat hij misschien niet mag verklappen, maar dat hij toch moeilijk voor zich kan houden, . . . : Chefalo, de meester zakkenroller en manupulator stopt zijn portefeuille in zijn... sok. Hij zelf pleegt alles wat hij zoo in den loop van een voorstelling steelt, weer eerlijk terug te geven, doch de ervaring heeft hem geleerd, dat er altijd minder eerlijke „collega's" rondloopen, die het op zijn bezittingen gemunt zouden kunnen hebben. „Wees vertrouwd, maar vertrouw niemand", luidt zijn devies en dat is voor een internationaal artist als hij nog zoo dom niet bekeken. We nemen afscheid. Chefalo en zijn echtgenoote gaan het tooneel op. Een oogenblik later sta ik in de zaal, temidden van daverende lachsalvo's, en tusschen de stoelen huppelt een klein, blond meisje met pijpekrullen, dat waarschijnlijk nog niet beseft, dat al die vroolijkheid en dat daverende applaus haar beroemden vader geldt, maar dat mij bij het verlaten van het theater in vier talen een afscheid toeroept. L. J. C.
CINEMA & THEATER
(nr. 31)
6
De blonde Karin Hardt heeft heel spoedig carrière gemaakt. Zij behoort niet tot die grootheden, die als een donderwolk aan helderen hemel verschijnen en na niet al te langen tijd weer even snel verdwijnen. Nee, Karin Hardt is klein begonnen en zoo opgeklommen tot het punt, waar zij nu staat. Op vijftienjarigen leeftijd kreeg zij het verlangen filmster te worden. Nu er zijn op dien leeftijd vele jonge menschen die zooiets wenschen en van de tienduizenden zijn er misschien een of twee, die het verlangde doel bereiken. Karin Hardt had echter niet alleen het verlangen, maar ook een sterken wil om dit verlangen in vervulling te doen gaan. Zij wist van doorzetten en reeds op zestienjarigen leeftijd kreeg zij haar eerste dramatische onderricht. Nog een jaar later stond zij op het tooneel van het Stadstheater in Altenburg. Daarna ontwikkelde zij zich snel. Maar hoe kon dat ook anders. Talent was aanwezig en wachtte alleen nog maar om in gebruik te worden genomen. Weder verliepen eenige jaren. Toen waagde Karin de reis naar Berlijn. Zij liep van de eene filmmaatschappij naar de andere, maar aanvankelijk zonder resultaat. Het duurde echter niet lang of zij mocht een proef van haar begaafdheid afleggen in een klein, humoristisch filmpje. De regisseur was Carl Boese. En toen kwam het groote oogenblik: een f ilmcontract werd haar voorgelegd. De regisseur Erich Waschneck bemerkte haar en engageerde haar voor de titelrol in de film „Acht meisjes in een boot". Men koesterde groote verwachtingen van deze nieuwe ster, en inderdaad, men werd niet teleurgesteld. Moest Karin in haar eerste film toonen of zij ook als zwemster een goed figuur zou slaan, in haar tweede film „Ayt heiligen Wassern" moest zij haar bekwaamheden als bergtoeriste laten zien. Maar ook hierin slaagde zij. Dit was het begin van een succesvolle loopbaan. Want dat deze succesvol was, hebben wij
kunnen constateeren uit de series films, die de reeds genoemde films hebben gevolgd. Om er eenige van te noemen: „Dafhne en de Diflomaat", „Port Arthur", „Kareltje op dwaalwegen", „Carnaval", „Meisje ontvoerd" en „Een hart vol ■prikkeldraad". Voorbereidingen worden getroffen voor een nieuwe film getiteld „Familienanschluss", waarin Karin Hardt wordt bijgestaan door Hermann Speelmans, Ludwig Schmitz en Else von Mollendorf. Regisseur is Carl Boese. Wij zien deze film met spanning tegemoet.
Boren; Karin Hardt privé, — Links: Met Paul Klinger in „Een hart vol prikkeldraad". — Rechts: Met Hans Nielsen in „Daphne en de Diplomaat", (foio's Ufa)
7
(nr. 31) — CINEMA & T ff EATER
-
'
Dc ..KAMEROPERA" speelt.
" resideert in Carré
Die Gescnicnte vom schonen AnnerI
Het zal niet zoo lang meer duren of de Kameropera zal aan haar eigen oorspronkelijke doelstellingen zijn ontgroeid. Ik herinner mij haar eerste beginselverklaring van enkele jaren geleden: jonge kunstenaars hadden zich vereenigd om de thans vanwege hun kleine en weinig gangbare bezettingen ten onrechte van het repertoire verdwenen opera's opnieuw tot leven te wekken. Doch thans lijkt dit ensemble het zelf afgebakende terrein te hebben overschreden. Strikt genomen was het dan ook niet ,,de Kameropera", die deze volledige, moderne Duitsche opera ten tooneele voerde. Corry Bijster, Wim van Santé, Ernst Bielke en nog enkele anderen omhulden de oude kern als gasten en er is nu nog maar een stap noodig om het ensemble om te zetten in een normaal bezette operatroep. Jammer eenerzij ds, want de oorspronkelijke doelstelling was artistiek zeker wel verantwoord. Aan den anderen kant past er een eerlijke hulde voor het doorzettingsvermogen, waarmede een bescheiden begin tot_een grootsch resultaat wordt gevoerd. Op zichzelf was de keuze van dit werk al een daad, die de waardeering van muzieklevend Nederland verdient. Met de nieuwere operaliteratuur maken wij hier veel te weinig kennis en het ronddraaien in steeds eenzelfde kringetje van Puccini, Verdi, Mozart, Rossini plus een enkele Wagner zoo nu en dan werd al vaker in deze kolommen gelaakt. Daarom heb ik met veel
belangstelling naar dit eerst drie jaar oude werk van den Duitschen componist Leo Justinus Kaufjmann uitgekeken. Wanneer ik pal daarachter moet vermelden, dat deze muziek mij over het geheel niet is meegevallen, dan doet dit aan de juistheid van opzet eigenlijk niets af. Laten wij vooral kennis nemen van datgene, wat de eigen tijd heeft te bieden en critiek oefenen, waar dit noodig blijkt. Maar daartusschen door zal ook wel de loftrompet mogen worden gestoken. Blijven wij echter onkundig van de evoluties, dan vermogen wij geen van beide, want negeeren onthoudt overal en altijd het recht tot oordeelen. Het grootste euvel, dat men den componist van deze opera kan aanwrijven, is zijn gebrek aan persoonlijkheid. Dit wreekt zich in velerlei opzichten : de thematiek is weinig markant, de vormgeving slap, de middelen zijn erg bij elkaar geveegd uit het overschot van de vindingen van anderen. Kauffmann neigt somwijlen naar de schrijnendste ,,klankmoderniteiten" en even later naar een zwoele en banale romantiek van „gesponnen suiker". Beide neigingen zou men hem kunnen vergeven, indien hij tusschen deze uitersten een synthese had weten te stellen. Orkestraal denkt hij in verschillende tegengestelde termen. Zoowel de instrumentale volheid van Wagner, de coloristische lading van Richard Strauss als de simpele zetting vaa het strakke barok-ensemble lokken hem aan, doch alweer ontbreekt de samenvattende greep, die deze elementen tot een eigen en nieuwe gedaante kneedt. Het woord „allegaartje" is te neerdalend voor deze partituur, die bovenal toch wel van goed vakmanschap en van musisch beleven getuigt, maar een „mengelmoes" van nog niet geordende stijlvoorliefdes is zij zeker. Dit lijkt verdacht veel op een totale afwijzing van deze opera. Als zoodanig is deze critiek niet bedoeld. Want er zijn hier en daar mooie brokken muziek te vinden, die het hooren volop waard zijn, vooral wanneer zij zoo goed worden gezongen als door de zangers en zangeressen van de Kameropera. Het libretto is gebaseerd op een novelle van Brentano en dat is reeds veel gezegd. Want Brentano's vertelling „vom braven Kaspar und dem schonen AnnerI" heeft met dit libretto al heel weinig gemeen. Gedramatiseerd doen deze figuren van Brentano het niet al te best zonder een voornaam deel .van hun karakterteekening af te leggen. Dat is dan ook precies, wat de librettist heeft moeten doen om het gegeven voor de opera aanvaardbaar te maken. Het gevolg is geweest, dat de strekking van het verhaal vervormd is geworden. Ligt de nadruk bij Brentano op de psychische zijde, het libretto exalteerde het nationalistisch-heroische. De eigenlijke „Geschichte" van Annetje draait in de opera neer op een stuiversroman-project: het eerzuchtige boerenmeiske wordt door den sluwen graaf verleid, wanneer zij naar de groote stad gaat om als dienstmeisje de groote wereld te verkennen. Als haar Kaspar terugkeert met militairen roem beladen, wacht hem behalve een officiersmantel ook het lijk van zijn AnnerI, die door het gerecht ter dood werd gebracht, omdat zij haar jonggeboren kind van het leven beroofde. Veel meer is er niet van te vertellen en het is beter zelf de negeen achtereenvolgende tafereelen van de geschiedenis te aanschouwen dan het magere verhaal in koele letterteekens lezen. Tegenover deze kennelijke schaduwen schittert een duidelijke en zonnige lichtzijde. .Wat de
Kameropera met haar gasten van dit in vele opzichten onmogelijke en muziektechnische moeilijke werk maakte, is geweldig geweest. Laat ik beginnen met de eigen krachten. Chris Taverne, eigenlijk een lyrische tenor, zong Kaspars heldenpartij lang niet onverdienstelijk en Anton Eidering als graaf, die mij bij vorige gelegenheden als vocalist niet zoo wist te imponeeren, heeft zichzelf thans op een belangrijk voornamer niveau weten te brengen. Met name heeit hij gewonnen aan stemresonans; vroeger was alles wel wat droog en weinig zangerig. Lidy v. d. Veen als Kaspars moeder viel als steeds op door fraaie stemmiddelen en goede voordracht, ook al is haar gebaar ditmaal wat gechargeerd. En thans de gasten. Corrie Bijster heeft met haar vertolking van AnnerI bewezen, dat zij behoort tot de voornaamste operasopranen van ons land. Wim van Santé als hertog en Ernst Bielke als rechter maakten veel van hun kleine partijen, vooral laatstgenoemde, die met raak stijlgevoel een bits personage wist uit te beelden. Tenslotte de gast-regisseur Hans Strohbach. Zijn expressionistische visie op dit werk kan ik terdege onderschrijven, ook al behoeft men het daarom niet tot in details met zijn opvattingen eens te zijn. Maar hij heeft met veel phantasie gewerkt en zoowel kleurenspel als lijnenspel zijn in zijn hand tot een goed sluitend geheel gebundeld. Een enkele fout, zooals een zomersch gekleede marketenster tegen een sneeuwlandschap of een twintig jaar te jong geschminkte moeder, niet meegeteld. De enkele tekortkomingen zullen bij de tournee, welke de Kameropera in de komende maanden met dit werk door Nederland zal maken, spoedig zijn verdwenen. Ik voorspel deze onderneming het noodige succes, want ook al is deze kennismaking muzikaal weinig bevredigend, voor den gemiddelden operazanger is er veel te waardeeren. Dit valt trouwens ook voor een groot deel te danken aan het superbe werk van het koor onder leiding van Jef Somers en van het orkest onder dirigent Wim Quis-pel, die een lastige partituur naar behooren onder de knie hebben gekregen. Intendant Jaap Kool mag trotsch zijn op zijn vaste medewerkers van de Kameropera, die tot het welslagen van zijn initiatief iets geheel nieuws naar ons land te brengen zoo krachtdadig hebben bijgedragen. W. H. A. v. STEENSEL v. d. AA.
i zijns ooms voetsporen De naam Ter Hall heeft een goeden klank in het Nederlandsche amusementsleven. Overal in den lande kent men Henri, die indertijd niet ten onrechte „de revuekoning" genoemd werd en die ons jaar in jaar uit placht te verbazen met de weelderige schouwspelen, die hij steeds weer opnieuw voor het voetlicht wist te brengen. Henri ter Hall werd echter een jaartje ouder en omdat niemand kon beweren dat hij zijn plicht jegens de lichtste aller Muzen niet ruimschoots gedaan had, begon hij zijn activiteit eenigszins te beperken. Het was jammer, maar het was niet anders: de Ter Hall revue hield op werkelijkheid te zijn. Zij werd tot een glorierijk begrip, waar men nog immer met waardeering over hoorde spreken. Maar Henri ter Hall heeft een bloedeigen neef en die neef bezit, naast een behoorlijk organisatietalent, een dosis gezonde eerzucht. Men kan slechts vermoeden dat dit familie-eigenschappen zijn. . . . Bovendien heet hij Ben, hetgeen wil zeggen Benjamin en aangezien op eiken Benjamin in elke familie de plicht rust de waardevolle familietraditie in eere te houden, besloot deze Ben de voetsporen van zijn beroemden oom te volgen en ook revues te gaan produceeren. Natuurlijk kan men niet verwachten, dat hij in dit lucratieve beroep onmiddellijk stijgt tot de hoogten, die Oom Henri erin bereikte, maar wèl kan men constateeren, dat het nieuwe schouwspel de naam „Ter Hall-revue" alleszins verdient. De onderneming van Ben ter Hall is een piepjonge en het pleit voor zijn energie en zijn zelfvertrouwen, dat hij het aandurfde om al direct naar de hoofdstad te trekken, en daar, in een volumineus gebouw als Carré, de première van „Koning Lach" te geven. De Amsterdammers kenden den naam ter Hall nog; zij zijn gekomen en huji verwachtingen zijn niet teleurgesteld. Want de algemeene indruk was zeker niet onbevredigend en, mocht er hier en daar iets gerammeld hebben, men kan veilig aannemen, dat de tijd de nieuwe Ter Hall-revue tot een hecht en harmonisch geheel zal maken. Octave van Aerschot, een der prominenten van ons volkstooneel, zien wij in „Koning Lach" op de revueplanken, geflankeerd door Fred Fagel, Rob Milton, Emmy Arbous, Gerda Gran en Lotte Bartschat. Dit zestal verzorgt de schetsen en af en toe geeft er een een solo-nummertje ten beste. Die schetsen worden overigens vlot gespeeld, zelfs als zij uit louter gecomprimeerden waanzin bestaan. Dat zij niet allemaal even nieuw zijn.
Boven: Corry Bijster en Lidy van Veen. — Links: vJ.n.r, Chris Taverne, Willem van Santé en Anton Éldering. — Rechts: Chris Taverne en Corry Byster. .
(Foto's C.N.F./Meyer/Schi-pfer)
CINEMA <&• THEATER — (nr. 31)
8
9
(nr. 31) — CINEMA &• THEATER
willen we Ben ter Hall graag vergeven: het lag natuurlijk in de rede, dat hij, alvorens zijn revue samen te stellen, eens op den rommelzolder van Oom Henri geneusd heeft. Rob Milton met zijn eindelooze gestalte en de dwaas doende Van Aerschot vormen vooral een fraai duo in „De zelfmoordcandidaat". De individueele prestaties doen eveneens verzorgd aan. Fred Fagel ontpopt zich als een vlot en beschaafd conferencier, die vooral een door hem gemaakt liedje met een ietwat sentimenteelen inslag op de juiste wijze over het voetlicht wist te brengen. Sommige conferenciers zoeken het in het geforceerd sentimenteele en kweelen hun kerkhofballades bij voorkeur met een stem, die overslaat van de krokodillentranen. Dat doet Fagel niet en daarom was zijn liedje van de kindertjes, die overal ter wereld naar bed gebracht worden als het klokje van gehoorzaamheid slaat, beter te genieten. Octave van Aerschot laat zich ook niet onbetuigd in zijn „praatje" en „liedje", waarin zijn vermaarde mimiek ook 'n woordje mee spreekt. Gerda Gran is een lieftallige Hollandsche „Wienerin", met veel pijlen op haar boog. Zij zingt, danst en acteert met alle charme, die een soubrette nu eenmaal ambtshalve moet bezitten. Emmy Arbous zorgt voor een verrassing met haar verhaal van het Chineesche geluksgodje Lo Fang, dat eigenlijk meer cabaret- dan revue-stof is en dat ik gaarne een betere muzikale begeleiding toewensch. Over verrassingen gesproken: het is óók een surprise van de eerste grootte als daar, direct na de pauze het optreden volgt van het gamelan-gezelschap, dat zoovele Amsterdammers kennen van het Koloniaal Instituut. Gedurfd is het zeker, om een stukje fragiele Oostersche kunst als dit in een revue te zetten en het is te hopen, dat het publiek de waarde ervan begrijpt. In elk geval zou een iets uitgebreidere introductie dan de simpele woorden „Indische sfeer" in het programma niet overbodig zijn. Het muzikale element, essentieel bestanddeel in elke revue, wordt verzorgd door Leny van den Broek en Anton Wilmo, die in de „groote" scènes, waarbij ballet en koor niet ontbreken, hun welluidende stemmen laten, hooren. In een kleurig tafereel, getiteld „Venetië" ontmoeten wij de bekende „Violetta", die uitgenoodigd wordt in de „gondola" te stappen. Muzikaal is deze scène zeker geslaagd; de orkestbak schoot hierbij nu eens niet te kort, maar de figureerende balletmeisjes maakten, op een trap staande, wel een zeer verstarden indruk. Juist hier zou een
opgewekte beweeglijkheid de bekoring, die van het geheel uitgaat, nog vergrooten. Het Belgische tapwonder, Lee Astor, vormt een klasse apart en dient dus afzonderlijk genoemd. Zijn prestaties oogsten een overweldigend succes. Hij verleent de revue een vleugje variété, evenals Charles Frank, een komisch jongleur met den nadruk op komisch. Willy Schootemeyer, die zijn aanwezigheid met een pittige openings- en slotmarsch manifesteert, zwaait de dirigeerstok over een orkest, dat nu niet bepaald uitblinkt als begeleiding voor de in de revue ten gehoore gebrachte liedjes. Misschien zullen enkele straffe repetities deze tekortkoming nog kunnen verhelpen. Het was jammer, dat Henri ter Hall niet bij de première aanwezig was, anders zou hij zeker tegen z'n neef gezegd hebben : „Ga zoo door en je zult de Ter Hall revue weer tot ongekende hoogten voeren; je debuut was veelbelovend!" Waarmee Oom Henri gelijk zou hebben. LEO J. CAPIT. Boven: Links Octave van Aerschot, rechts Fred Fagel. — Onder links: Het Javaansche gamelan gezelschap is een verrassing in deze revue, die hopenlijk door het publiek op de juiste naarde geschat zal worden. — Onder: Een moment uit de scène „Venetië", (Foto's Cor Dokter)
m^üwp^?
»^^^ppPÜ*
wmoßsiww
1^
È
Bijgeloof in de circuswereld door J. VAN DOVEREN In de circuswereld treffen we, zooals trouwens in het geheele reizende amusementsbedrij f, een typisch, traditioneel bijgeloof aan, waaraan zelfs de grootsten uit deze branche niet ontkomen. We zaten jaren geleden enkele dagen voor de première van Circus Sarrasani tijdens zijn eerste bezoek aan ons land, in een restaurant te Amsterdam met den circusvorst „en petit comité" aan den middagdisch, toen een der serveerkellners een dekschaal liet vallen, die ondanks de dikke Perzen met een harden klank aan stukken viel. Sarrasani onderbrak plotseling het, zooals steeds, zeer geanimeerde gesprek, verhief zich van tafel en gebood ons allen hetzelfde te doen, waarna we een zilveren munt in de hand moesten nemen en elkaar de hand moesten reiken. Zoo bleven we om de tafel staan, tot groote verwondering van de gasten, totdat de scherven waren weggeruimd. Daarna konden we het geldstuk weer opbergen en gaan zitten, waarop Sarrasani op de hem eigen wijze het gesprek weer voortzette, als ware er niets gebeurd. Op verzoek van een der gasten vroeg de zaalchef mij, wat dit zonderlinge incident eigenlijk te beduiden had. Sarrasani antwoordde hem toen dadelijk zelf, dat dit in de circuswereld de gewoonte was, indien er iets aan scherven viel. Reageerde men niet op een dergelijke wijze, dan liep men kans, dat de eerstvolgende première een mislukking zou worden! Op den morgen voor een groote première was het de gewoonte van Sarrasani, evenals van zijn groote collega's, om een rondgang over het circusterrein te maken en te kijken of alles in orde was. Aldus geschiedde ook een paar dagen na bovengenoemd voorval in het Stadion te Amsterdam. Reeds in alle vroegte bulderde zijn zware stem over het terrein, waar zijn reusachtig circus stond opgebouwd en waar zijn leger van menschen de laatste hand aan de prachtige onderneming legde. Er deugde dien morgen letterlijk niets, volgens den circuskoning. Dreigend zwaaide hij met zijn stok in het rond en ontsloeg op staanden voet wel een dozijn lieden, die bij hem werkzaam waren. Dit duurde zoo een paar uren en daarna verdween de .bullebak" in zijn wagen, om aan { Teckeni?ig Mettes)
het dagelijksche werk te gaan. Hij was dan weer de beminnelijkste mensch ter wereld. Wij ingewijden, wisten wel, dat die heele donderbui maa,schijn was en dat er geen sprake was van ontslag, want dat alles in orde was geweest, maar het circusbijgeloof zegt nu eenmaal dat vóór een belangrijke première des morgens „dicke Luft" moet zijn geweest en dat het ontslagen moet hebben geregend, wil de première volledig slagen. Nieuwelingen in het bedrijf (en die waren er bij Sarrasani altijd) zaten echter leelijk met hun ontslag. Wij rieden hun den volgenden morgen maar eens een onderhoud bij den „Alte" aan te vragen, al was het maar om afscheid te nemen. Schoorvoetend en bevend van angst traden de ontslagenen een voor een in den zoozeer gevreesden directie-wagen en verzochten den machtige in zijn romantische rijk het ontslag te willen intrekken en het nog eens te willen probeeren ... „Heb ik u ontslagen," riep Sarrasani dan met zeer goed geveinsde verwondering uit, want hij was een buitengewoon goed tooneelspeler ook. „Daar weet ik niets van; u moet zich vergissen." En daar de première te Amsterdam een groot succes was geweest, voegde hij er bij die gelegenheid aan toe: „Integendeel, ik had het plan uw gage een kleinigheid te verhoogen, want ik ben zeer tevreden over u." Een voor een zagen we de ontslagenen dan weer uit den wagen komen, maar nu met stralende gezichten. Als het regent tijdens den „Einlass" (den tijd voor het begin der voorstelling, als het publiek wordt binnengelaten) wordt er steeds door het personeel nauwlettend toegezien, dat er niemand' met een opengevouwen parapluie de tent binnenstapt, want dat zou zonder twijfel tot gevolg hebben, dat de onderneming spoedig failliet zou gaan. Indien een circusdirecteur, al is het tijdens een autorit, waarbij groote haast is, een schoorsteenveger tegenkomt, laat hij zijn auto stoppen, neemt zijn hoed af en rammelt met wat los geld, want indien hij dit niet doet, zegt het bijgeloof, dat in de stad waar gespeeld wordt de kans verkeken is voor een uitverkochte tent te spelen. En indien de chauffeur den schoorsteenveger niet bijtijds zou hebben opgemerkt, zoodat de auto doorgereden zou zijn, zou dit zonder twijfel zijn ontslag tengevolge hebben, als de Directeur er achter zou komen. Wanneer tijdens een conferentie, in een wagen of in een hotelkamer, bescheiden op een bed worden neergelegd, beteekent dit dat de onderneming geen levensvatbaarheid meer heeft en dat de zaak spoedig zal „inslapen". Ik ken een geval, waarin een advocaat zich hier aan bezondigde, hoewel hij aan het begin der conferentie in den met stapels bescheiden gevulden woonwagen gewaarschuwd was dit niet te doen. Woedend voer de circushouder tegen hem uit en van zijn verdere diensten werd op staanden voet afgezien. In de meeste reizende circussen trof men in de stallen een serie varkentjes aan, daar deze geliik brengen. Als er een sterft, wordt er dadelijk een nieuw aangeschaft. Dikwijls vindt men ook geiten in circusstallen; men zegt, dat de sterke geur van deze dieren de ziekten uit den stal houden. Nooit zult.u een artist op den pisterand zien zitten, want dit brengt ongeluk aan, wat betreft het welslagen der nummers. Voor het ruitervolk brengt het ongeluk, als bezoekers door een reeds ..gemaakte" manege loopen. Ook zal er steeds zorg voor gedragen worden, dat de eerste bezoeker, die het circus binnengaat, geen vrijbiljet heeft, daar dit een nadeeligen in-
vloed op de recette zou uitoefenen. Zelden wordt gedurende een tournee verandering gebracht in de stallen, wat de plaatsing der dieren betreft. Doet men dit wel, dan zegt het bijgeloof, dat men kans loopt, dat er een ziekte zal uitbreken onder de levende have. Ook moet men er bij de samenstelling der tournee rekening mee houden, dat er dagen in de week zijn, waarop geen première mag vallen. Sarrasani heeft eens zijn bezoek aan Nederland twee maanden uitgesteld, omdat hij de tournee zoo had vastgesteld, dat zijn première in ons land te Groningen zou samenvallen met een nationalen feestdag. Hij had reeds voor duizenden guldens kosten gemaakt, maar bracht toch snel verandering in zijn reisroute. De toeloop zal gering zijn, als men als eersten hoogbejaarde menschen binnenlaat. Lijkt dit onvermijdelijk, dan zijn er altijd wel jongens in de buurt, die graag als eersten op het kaartje van deze bezoekers binnenkomen, terwijl de oudjes vrijkaarten van de Directie krijgen. Bij kleine ondernemingen is de bijgeloovigheid nóg overdrevener. Zoo zouden nog tientallen van voorbeelden van circusbijgeloof opgesomd kunnen worden. We zullen eindigen met de mededeeling, dat er zelfs tengevolge van het bijgeloof kwesties tusschen Directeur en personeel zijn ontstaan, die voor de rechtbank moesten worden uitgevochten en waarbij een lid van het personeel ontslagen was en blééf, al moest de Directeur dan ook volgens beslissing van het rechtscollege een groote som als schadeloosstelling betalen.
Mevronw J. Simons-Mees TACHTIG JAAR Het zal nu zoo ongeveer een goede vijftig jaar geleden zijn, dat wij op de Tooneelschool bezoek kregen van een elegante jonge vrouw, die een repetitie kwam bijwonen van een éénacter, die wij in studie hadden. Deze éénacter, getiteld „Voor het Diner" was geschreven door Benjamin Constant, achter welk pseudoniem zich een dochter uit een der voorname families van Rotterdam verschool en wel mej. Jos. Mees. Vóór deze éénacter was van haar reeds een stuk in drie bedrijven opgevoerd „Droomleven" getiteld, dat ondanks de uitstekende opvoering door het gezelschap „Legras en Haspels" geen doorslaand succes had mogen behalen. Nu bleef zij eenige jaren zwijgen en pas toen zij in 't begin der twintigste eeuw in Amsterdam trouwde en er zich metterwoon vestigde, maakte zij opgang. Begonnen werd met „Moeder", dat een succes werd voor mevrouw Christine Poolman. En. . . . toen kwam haar grootste succes: „Veroveraar" een triomf voor L. H. Chrispijn en Greta Lobo-Braakensiek, van wie de eerste, toen al 56 jaar, den jongen man van 18 speelde en Greta haar eerste groote succes boekte. Als vervolg schreef zij op dit stuk „Attie's huwelijk", dat trots zijn goede kwaliteiten, niet het succes behaalde van zijn voorganger. Een jaar daarna kwam zij nog uit met „de Paladijn", ook door het „Nederlandsch Tooneel" met Jan C. de Vos in de titelrol opgevoerd, daarna hoorde men nog een enkelen keer over haar spreken o.a. over „St. Elizabeth", dat geen succes kon behalen; maar verdere tooneelwerken bleven uit en na den dood van haar man verliet zij haar mooie villa in Amsterdam en deze stad, om buiten nog de laatste jaren van haar leven door te brengen, eerst in den Haag, nu in Wolfheze. Met haar afscheid van de tooneelkunst verdween de vruchtbaarste en succesvolste tooneelschrijfster van de laatste 50 jaar in Nederland. Moge haar nog vele jaren van -vyelverdiende rust gegeven zijn. H. K. TEUNE.'
CINEMA & THEATER
(nr. 31) 10
De ODJecten van Let luisterspel door Willem W. Waterman ZONDAG 1 AUGUSTUS. rj.oo—13-30: Pianovoordracht. Cor de Groot speelt Intermezzi Opus 4 van Robert Schumann. 14.00—15.00: Residentie-orkest. Onder leiding van Marinus Adam speelt dit orkest hedenmiddag met medewerking van Annie Hermes, Alt: Symphonie In Bes groot van Mozart, de cantate „Ariadne auf Naxos" van Haydn en variaties en fuga over een thema van Johann Kuhnau van Hendrik Andriessen. 15.00—15.45: Wekelijksch Luisterspel. Dat interessante en spannende intrigues geweven kunnen worden rond het leven van alledag, bijvoorbeeld het leven van nachttaxichauffeurs, brandweerlieden, bouwarbeiders, tunnelwerkers e.d. is een feit dat, helaas, elders heel wat beter schijnt begrepen te worden dan hier in Holland. Zie over dit onderwerp het artikeltje in kader op deze pagina. Het luisterspel van deze week, van de hand van Hans van Polanen, is geweven rond een episode uit het leven van Hans Nielsen, hoofdopzichter bij de spoorwegen. 16.30—17.00: Theo Uden Masman en de Ramblers. 20.00—22.00 : Avondprogramma. Ditmaal een Operette-concert, uit te voeren door het groote Omroeporkest onder leiding van Josef Holzer, m.m.v. het Omroep-Mannenkoor o.l.v. Piet Zager. Solisten zijn: Lola van der Ben, sopraan, Claire Clairy, idem en Johan van der Ploeg, tenor. MAANDAG 2 AUGUSTUS. 11.00—11.30: Kleuterklas met Jetty Corbelli. 'i-30—12.00: Pianomuziek van Chopin. Composities van Chopin, gespeeld door Roeli Verhoog. 12-15—12.45: Theo Uden Masman. '3-05—14-00: De Melodisten o.l.v. Piet Lustenhouwer. 'S-15—16.45: „Elck Wat Wils". Zij, die liefhebbers zijn der „Melodisten" kunnen onder hun middagboterham hun hart ophalen. '9-15—^22.00: Avondprogramma. Tot 20.00 wordt uitgevoerd Sonate in B klein voor viool, cello en piano van Jean Baptiste Loeill en het trio in C klein van Beethoven. Gespeeld door Louis Somer, viool, Reinier Bresser, cello en Johannes Röntgen, piano. Om 20.00 enkele klassieke gramofoonplaten. Daarna: Rotterdamsch Philharmonisch Orkest o.l.v. Piet van Never, met medewerking van Koen van der Molen, altviool. Zij spelen: Ciaconna Gotica van Cornells Dopper, Poème, een fantasie van Leo Ruygrok en de Symphonie no. 2 in D groot van Beethoven. Te 20.45 onderbreking voor luisterspel: „En zij volharden", een relaas van de ontberingen der Hollanders tijdens hun Eerste Schipvaart naar Oost-Indië, door Willem W. Waterman DINSDAG 3 AUGUSTUS. '3-05—14-00: „Om en Om"-programma. Hierin spelen Bandi Balogh en zijn Hongaarsch orkest en Theo Uden Masman. 1 9-15—22.00 : Avondprogramma. Een avond vol bonte verscheidenheid, waar aan medewerken het dameskoor „Aether charme", Tony Hartweger met Weensche liedjes aan den vleugel, Gerard van Krevelen en zijn orkest en het Rococo-octet onder leiding van Guus Jansen. Voorts: RA-RARaadselrubriek met een prijs en een verzoek1 programma van gramofoonplaten.
U (nr. 31)
CINEMA & T ff EATER
Wij kunnen met eenige satisfactie constateeren, dat men erin geslaagd is, met vereende krachten het woord „volksch" te pletter te praten. Wij hebben het nu zoover geschopt, dat van de duizend Nederlanders, die weleens over de definitie van dit begrip hebben gedacht, er 999 een eigen voorstelling hebben, die niet alleen vaag is, maar bovendien afwijkt van elke andere voorstelling. De eenige algemeen waarneembare misconceptie, welke moeilijk uitroeibaar schijnt dan hooikoorts en voorzeker véél meer irriteerend, is, dat „volksch" onverbreeklijk verbonden is aan stroo in klompen en den geur van versehe mest. Het zou een niet geringe verademing zijn, als in dit Holland van ons een boek verscheen dat zijn levenskracht vond in de liefde van den auteur voor de romantiek van treinen en spoorwegen — of een boek of desnoods maar een novelle over de intrigues in het leven van de mannen, die tunnels bouwen — of over de problemen van een ingenieur, die een brug bouwt over den Rijn. Deze objecten zijn meer direct „volksch" dan het gepraat over blinkend geschuurde melkkannen en huisjes onder aan den dijk, waar langzamerhand iedereen méér dan tabak van heeft. Het is pijnlijk te moeten constateeren dat men aan den anderen kant van den Oceaan beschikt over een productie aan romantiek juist over deze objecten, de verve, kleur, spanning en levende bewondering voor machinerie en staalbouw door menschenhanden gemaakt na noesten arbeid, welke zij in dergelijke romans en short stories weten te leggen is om ons groen van nijd te maken, temeer waar wij beschikken over bruggenbouwers, vliegeniers, baggerexperts en zeesleepers van groot allooi. Jan de Hartog heeft het prototype van dezen roman geleverd in „Holland's Glorie" — dit werk moet steeds zijn een synthese tusschen het aloude men-" schelijke conflict — een verhaal dat oud is als de weg naar Rome. met daarop geënt de liefde van den auteur voor de romantiek der machinerie of de romantiek van den strijd tusschen mensch en materiaal of natuur. Ik heb zelf in deze richting gewerkt met luisterspelen als: „Groot Alarm, Uitslaande Brand", en „Helden van Alledag". Zondagmiddag om 3 uur behandelt een luisterspel van Hans van Polanen een episode uit het leven van Hans Nielsen, Hoofdopzichter bij de Spoorwegen. Persoonlijk ben ik gek op spoorwegen, en zelfs de treintoestanden van thans hebben deze affectie niet kunnen uitroeien. In elk geval zal ikzelf Zondagmiddag om 3 uur aan de radio zitten, ten zeerste benieuwd, wat er uit de bus komt. W. W. W. WOENSDAG 4 AUGUSTUS. 12.15—12.45: Dick Willebrandts en zijn orkest met zang van Jan de Vries en Nelly Verschuur. 13-45—^5-oo: De Vrije Woensdagmiddag. 1515—16-45: „Halfweg". Een opgewekt en gevarieerd Woensdagmiddag-programma met als medewerkenden: Klaas van Beeck met orkest en Otto Hendriks met orkest. Ben Steggerda, zang, André de Raaff, piano, Jonny Holshuyzen, accordeon. 18.05—18.45: Het Omroeporkest. Onder leiding van Josef Holzer, met medewerking van den tenor Cornelis van Munster. DONDERDAG 5 AUGUSTUS. 11.15—12.00: Piano en zang. Piet Böhm, bas, en de twee pianisten Johan
^^—
■
Ligtelyn en Dirk Schipper voeren uit: liederen van Schubert, een sonate van Mozart en liederen van Henri Duparc. 12.15—12.45: Frans Wouters en zijn orkest. 1305—14.00: Omroeporkest onder leiding van Louis Schmidt. 17.00—17.30: Theo Uden Masman en de Ramblers. VRIJDAG 6 AUGUSTUS. 12.15—12.45: Klaas van Beeck en zijn orkest. 1305—15.00: „Tusschen de Bedrijven". Een gevarieerd programma voor de vrouw. Medewerkenden zijn: Ben Steggerda, zang, de Melodisten, Gerard van Krevelen. Voorts enkele gramofoonplaten. 15-30—16.30: Filmprogramma. Een radio- en filmrevue. . van Kermisattractie tot Kleurenfilm. Door Willy van Hemert. Als ik mij niet vergis, kunnen wij van Willy van Hemert nog goede dingen verwachten. Hij heeft ideeën, en, wat belangrijker is: „Hij snapt er wat van.". 1915—22.00: Avondprogramma. „De Allemansgading", een bont avondprogramma, waaraan medewerken het radiotooneel, de reportagestaf, het Volkszangkoor o.l.v. P. Jakma en Pierre Palla aan het orgel. ZATERDAG 7 AUGUSTUS. 12.15—12.45: Frans Wouters. 14.00—15.00: Het Stedelijk Orkest van Maastricht o.l.v. C. Haack. 15.00—15.40 : Bont Zaterdagmiddagprogramma. Cabaret samengesteld door Hans Snel. Muziek: Hans Snel en Cor van der Linden. Medewerkenden: Hetty Blok, Thea Tulleken, Fred Menger, Henri Durans, Ben Steggerda, Henk Fortuin en de Melodisten o.l.v. Piet Lustenhouwer. 16.00—16.45: Het Omroeporkest o.l.v. Josef Hölzer. 17.20—18.00: Dick Willebrandts. Dick Willebrandts' orkest, waarvan ik enkele maanden geleden zoo roekeloos was, te voorspellen dat het aan den top zou komen van den ladder der Nederlandsche orkesten, maakt mij niet te schande. Het wordt van week tot week beter, naarmate zij de kans krijgen de geluidseffecten te bestudeeren. Ik merk met groot genoegen op, dat Pi Scheffer ontdekt heeft wat er te bereiken valt met één bariton-saxofoon, welke in laag register speelt achter de rest van het koper- of rietteam. Een tip: probeer eens een hobo als bovenste in het riet-accoord. En het koper moet een ietsje zoeter blazen. Nu en dan zit er een suggestie van een rauwe toon in. Maar ga zoo door Willebrandts, ga zoo door! 21.00—22.00 : Zaterdag-avondprogramma. Amusementsorkest o.l.v. Elzard Kuhlmann m.m.v. Lex Karsemeyer, tenor. In de pauze een luisterspel: „De Heer Goedhart beleeft een ongeluksdag".
DE DIRIGENT BIJ „LICHT EN LUCHTIG" In ons vorige nummer werd in de bespreking vaneen nieuwe Bouwmeester-revue, in het Haagsche Scala voor het voetlicht komend, voor de tweede maal verwondering uitgesproken over het feit, dat eenige belangrijke medewerkers niet werden genoemd in het programma, noch op de affiches: de ontwerpers van decor en mise-enscène, de dirigent en muziekarrangeur. Het blijkt ons thans, dat een en ander het gevolg is van minder verkwikkelijke verhoudignen, waardoor verdienstelijke krachten geen gelegenheid krijgen naam te maken als opvolgers van hen, die hun werk moesten neerleggen. Een en ander schijnt, zijn onze informaties juist, vooral van toepassing te zijn op den dirigent en arrangeur L, C. van Berckel, dien wij derhalve gaarne met name noemen. Onze criticus gaf ook hem een aandeel in het succes wegens .,de uitstekende muzikale leiding". Hij heeft bewezen volkomen op zijn plaats te zijn bij het ensemble, onverschillig wie er vóór hem aan den lessenaar stonden. Zou het geen aanbeveling verdienen de goede gewoonte, welke in andere landen wordt gevolgd, hier tot een verplichitng te maken en op alle programma's de leidende, al of niet voor het voetlicht tredende figuren te doen vermelden? Eere wien eere. en ook eventueel kritiek wien kritiek toekomt!
-,
^—I
CIRCUS Piet en Klaas zijn aan 't biljarten, 't is hun meest geliefde sport led're Zondag een partijtje, daarmee wordt de tijd verkort
RENZ ziet men, hoe Paul Klinger als Harms en Angelika Hauff als Bettina ijverig oefenen voor een moeilijke voltige-toer, die het glansnummer van het programma moet worden. Het is echter heelemaal niet gemakkelijk en zoo kan het gebeuren dat Harms en Bettina met een plof in het zanden-zaagsel terecht komen (links en rechts). Bij zulke voorvallen ligt de schuld natuurlijk altijd bij den ander .. . ! (foto's Terra)
Onder regie van Arthur Maria Rabenalt werd de nieuwe Terra-film „Zirkus Renz" opgenomen, die een beeld geeft van de ontwikkeling van dit beroemde circus van klein „paardenspul" tot reizende tentenstad met wereldnaam. De hoofdrollen worden vervuld door René Deltgen, Paul Klinger, Alice Treff en Angelika Hauff. Wy zyn thans reeds in de gelegenheid een drietal opnamen uit deze opmerkelijke circusfilm te publiceeren. Op de foto in het midden
In hemdsmouwen.... carambole! Mooie stoot! Nu losse band! Klaas vol vuur, voelt echter plots'ling, op z'n arm een vrouwenhand. En dan vraagt hem 'n dikke dame, héél brutaal: „Hoe speelt U 't klaar? Uw overhemd .... da's toch van zijde, en daar lijkt het heel niet naar!" Klaas, die lacht eens, héél begrijpend, terwijl hij stoot, antwoordt hij gul: „M'n overhemd, dat werd gewasschen, in V1VALON! Da's reuze-spul!"
VAN VROUW TOT VROUW
Uw tandarts gebruikt ook tandpoeder!
MUZIEKSCHOOL A. ZWAAG ^ Scnolen te Amsteraam - Den Haag Haarlem - Allcmaar en Langenaijk
Dat is een garantie voor U. Pento tandpoeder is volkomen onschadelijk. Pento tandpoeder reinigt, desinfecteert, verwijdert tandsteen en maakt uw tanden hagelwit. Door de lange ernstige proefnemingen kon Pento tandpoeder eerst nu worden gebracht. Pento tandpoeder is géén oorlogsproduct. Overal verkrijgbaar.
CLUBLESSEN voor alle muziekinstrumenten vanaf f 2.50 per maand
ScnrifteliJKe lessen door het jïcfaeele land f 3.00 p. maand. Alle tnllcbttnifen i
JAC. VAN LENNEPKADE 13 AMSTERDAM - We.t — TEL. 80940
CINEMA &• THEATER — (nr. 31) 12
"■"■^
-■'
Een man heeft den knoop doorgehakt met name in zake de kwestie of een tooneelspeler zichzelf speelt of zich juist geheel los van zichzelf maakt. „Hij speelt zichzelf", schrijft mij een lezer, „maar heeft een rijk geschakeerd innerlijk, dat vele facetten vertoont. In elke rol speelt hij slechts een klein deel van zijn innerlijk!" Het is altijd prettig, als je geen uitweg meer ziet en er komt een man, die met mannenbeslistheid de oplossing vindt. Ineens glijdt alle onzekerheid van je af, je ziet weer lijn en uitkomst. Gelukkig, dat er mannen op dit ondermaansche bestaan. Die facetten-theorie gaat altijd op. Zie je een tooneelspeler ineens in een soort rol, waarin je hem nog nimmer hebt gezien — en dat gebeurt, hoewel ze, zooals ik vroeger schreef, toch meestal dezelfde soort rollen hebben en daar blijf ik bij — dan valt het licht eenvoudig op het facet, dat wij niet van hem kenden en dat hijzelf misschien ook niet kende. Zoo herinner ik mij een tamelijk jeugdige actrice, die ineens een . . . grootmoedersrol kreeg te spelen. Het wis een klein rolletje, maar .... zij maakte er een creatie van. Het was een groote verrassing voor het heele publiek, om niet te spreken van de alomtegenwoordige „Pers", die er ook „een enkel woord aan wijdde". Een poos later zagen wij haar weer als elf, als jong meisje, enz. Voor het overige moet het toch wel een sensatie zijn voor een actrice, die nog steeds jongemeisjesrollen heeft vervuld, ineens waardig te worden bevonden voor een moederrol. Ik weet niet, of dat nu wel een gulden dag is in haar loopbaan. Hoe schoon het moederschap is, op de planken lijkt het mij niet erg leuk voor een niet heele jonge tooneelspeelster. Al kun je op het tooneel des dagelijkschen levens vaak zeer jeugdige moedertjes zien, die in glans en glorie een
13 (nr. 31)
CINEMA (Sr* THEATER
kinderwagen voortduwen — ben ik zelf niet een zoodanige geweest ? — de omstandigheden brengen mee, dat een moeder op het tooneel gewoonlijk een bakvisch en een jongen in de vlegeljaren tot kinderen heeft. Enkele uitzonderingen daargelaten komt de zuigeling in tooneelstukken niet voor en zelfs niet het kind beneden dertien jaar — hetgeen uitermate goed gezien is van tooneelschrijvers, want als ze een enkele maal van dien regel afwijken, leidt dat altijd tot complicaties en uiterste inspanning van de verbeeldingskracht der toeschouwers, omdat er dan immers jongens en meisjes — soms zelfs jonge mannen en jonge vrouwen — voor moeten spelen, die den prillen leeftijd reeds langer of korter tijd te boven zijn. Anders zou de tooneeldirectie in botsing komen met de Arbeidswet en zoo iets kun je, theater-directeur wezende, ook niet riskeeren. Ik vrees te zijn afgedwaald, want ik wilde hiermede betoogen, dat moeders op het tooneel nooit zoo erg piepjong kunnen zijn en wanneer de regisseur je er dan voor de eerste maal voor kiest, moet er toch een koude rilling over je rug gaan en moet je het gevoel hebben, dat de doodsklok over je jeugd wordt geluid. En dat, terwijl je, als je werkelijk de vier kruisjes achter den rug hebt, juist jong zou willen zijn en je ook jong voelt. Dat althans beweert mijn wijsgeerige vriendin, die er een studie van schijnt te hebben gemaakt. Als je achttien bent, zegt zij, wil je graag „oud" zijn, ben je acht en twintig, dan troost je je, dat je nog jong bent, op je acht en dertigste kom je tot de conclusie, dat je op je veertigste eigenlijk pas zult beginnen te leven en ... . dan krijg je, als je actrice bent, ineens een moederrol. En dan moet je nog je best doen vooral je „moederfacet" te laten schitteren en mag je niet laten merken dat je veel liever als bakvisch zou verschijnen. Welbeschouwd zouden er over het wezen van acteurs dikke boeken zijn te schrijven. Welk psycholoog neemt dit eens ter hand? THEATERBEZOEKSTER.
BOEKBESPRKK1N« Ilse over Ilse. In ons nummer 30 werd bij twee foto's iets verteld over de Duitsch-Nederlandsche filmster Ilse Werner, die tot de meest geliefde prominenten van het witte doek behoort door haar innemend uiterlijk, haar speeltalent, dat in zoo verschillende films als „De Zweedsche nachtegaal" en „Wir machen Musik" tot uiting komt, en door de wijze, waarop zij zélf muziek maakt en de nachtegaal naar de kroon steekt. Dit laatste weliswaar niet in het voetsp.oor van de Zweedsche Jenny Eind, die zij zoo treffend uitbeeldde, namelijk niet als coloratuur-sopraan, maar door haar voortreffelijke fluitkunst: met den mond, als de eerste de beste slagersjongen — alleen ... veel muzikaler, zuiverder, perfecter. En als zangeres van pretentielooze liedjes mag ze er óók zijn! Over alles wat ze kan — ze componeert zelf dergelijke liedjes ook, een paar zijn al in druk verschenen! — en wat ze graag zou willen — naar een conservatorium gaan om „werkelijk" muziek te studeeren — en over haar jeugd in Batavia, haar opleiding, haar vroege tooneel- en filmbelevenissen, over het werk in de studio, over de „fan-mail" — eiken dag zijn bij de gemiddeld tweehonderd-en-vijftig brieven een paar dozijn huwelijksaanzoeken en de rest is haast even stereotype — en over haar eigen huis schrijft Ilse Werner vrijmoedig en openhartig in een boekje, dat den origlneelen titel draagt ,,/ch über mich" en dat tevens Use's schrijftalent bewijst! Een dozijn foto's uit jeugd, privé-leven en films, twee aardige bijdragen van haar oudere collega's Grethe Weiser en Johannes Riemann, een stukje van filmtekst-schrijver Günther Swenn en een aantal fragmenten uit aan Ilse gerichte brieven van bewonderaars omlijsten haar biografische notities. Kranich Verlag te Berlijn gaf het boekje van 56 bladzijden smakelijk uit. Wellicht zal er een Nederlandsche editie van komen. Joh. T. HuUekam'p
gg -
TT—
V.-,J.
RAADSEL-VARIËTË
Voor zoover ik dat kan zien...
Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart - uiterlijk 12 Aug. a.s. aan den „Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater , Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adresOnder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdpnjs van ƒ2.50 en vijf troostprijzen van ƒ 1zyde te vermelden: „Raadselvariété 12 Aug.".
YERBINDINGSRAADSEL
M. Uster, Kiel G. Lunkap, Lier N. Si, Madeira I). Z. Firat, Rome C. N. Halene, Birma I. D. Derfinna, Maarn L. A. Sauly, Weesp H. Tirol, Maas Uit bovenstaande namen en adressen zijn tien namen .van filmsterren te lezen.
I'laats tusschen onderstaande rijen woorden één letter, zoodat één woord gevormd wordt. De ingevulde letters vormen tezamen den naam van een film De eerste rij woorden staat in de juiste volgorde. ge onl best ar schoorsteen ten bau uw moe uil ga au bloemen al gt n
^
van 22 Juli (no. 28) hwulraadsel: geeuw, voorwiel, slagader, overleg, vader, groenteboer, morgenavond, glimlach, gaslicht, deemoed, schoorsteenrook. — Ewald Baiser. Leiter greetraadsel: Maandag, aalmoes, rekening, terdege, eerloos, handeling, argeloos, rijtuig, ergeren,lengtemaat, levendig. — Marte Harell. VisilekaartjesTaadiel. Kirsten . Heiberg, Paul Henckels, Hans Söhnker, Leo Slezak, Maria Andergast.
De woorden: vischkom, rechtbank, mierenhoop, straatventer, zomermaand, vernis, drukverband, hinderlijk, omslachtig, courant, limonade, tevredenheid, zóó onder elkaar te plaatsen dat op een der rijen letters, van boven naar beneden, en tegelijkertijd op een andere nj, van beneden naar boven, twee namen van filmsterren te lezen zijn. (/iz. M. v. Roy, Eindhoven)
PRIJSWINNAARS Hoofdprijs: F. V. te Breda. Troostfrijzen: Mej. G. J. S. te 's-Gravenhage, Mej. H. S. te Amsterdam, Mej. T. v. E. te Waalwijk, K. R l>, te Urecht, A. v. S. te Zwolle
ANAGRAM RAADSEL W. S. Rhesie, Leiden M G. Banio, Urk
(FafHtliejoto) Allaert voor mij geschreven heeft en die ik in Brussel en in Frankrijk ga zingen. „Je reverrai Paris" Ruim drie jaren hebben wij Rosa heet een daarvan, en inderdaad nu Velty in ons midden gehad. Slechts zal ik Parijs terugzien I enkele dagen voor de oorlog in ons Dit liedje heb ik overigens al land kwam, arriveerde zij om hier voor radio Hilversum gezongen, een maand of zes weken te blijven. met Frans van Capelle. Ook „La Het werd echter heel wat langer chanson de la rue" en andere. „Je dan zes weken I Doch nu gaat zij suis la vagabonde" bijvoorbeeld ons tenslotte tóch verlaten. Over had veel succes voor de microfoon. enkele dagen vertrekt zij voor een De muziek daarvoor had Frans tournee door België (zij zal hoofdzelf geschreven. Ja, Frans kende zakelijk te Brussel optreden, o.a. ik nog uit het Parijs van voor den voor Radio-Bruxelles). Van Brusoorlog. Hier in Nederland hebben sel gaat zij dan naar Parijs. wij veel samen gewerkt. Hij is een Zoo kom ik, om afscheid te perfecte kameraad; het spijt me nemen, haar Haagsche huis bindat ik hem ga verlaten". nen, waar reeds de reis haar scha„Hebt u over het algemeen ook duwen vooruitwerpt: overal staan spijt van uw oponthoud in Holkoffers, valiezen en liggen muziekland?" boeken klaar om ingepakt te wor„Spijt?" — en Rosa vat vlam — den. spijt? Dat klinkt als een verwijt. „Neem me niet kwalijk", zegt Ik kan u daarop slechts één antRosa, „ik was juist bezig mijn woord geven : Ik hoop in Holland muziek in te pakken". terug te komen, als de vrede over Ik zie de indrukwekkende hoede wereld is gekomen en ik hoop veelheid en vraag: „Is dat uw dat dat spoedig zal zijn. Als José repertoire?" Allaert „J'aime la Hollande" voor „Ja", antwoordt Rosa Velty, „en me geschreven had, zou ik dat met ik vraag me af, hoe ik- dat het evenveel overtuiging gezongen hebbeste in de koffers krijg". ben als „J'aime la France". Ik ge„Het is inderdaad heel wat", loof dat hiermee voldoende gebeaam ik. „Hoeveel chansons hebt zegd is!" u eigenlijk op uw repertoire?" Ja, Rosa Velty, daarmee is vol„Eerlijk gezegd heb ik ze nooit doende gezegd, en wij gelooven dat geteld, maar het zullen er ongeveer heel veel Nederlanders je met vierhonderd zijn. Hier liggen de vreugde weer zullen begroeten, als nieuwste, o.a. de chansons, die José je hier terugkeert I
Is d'r nu letterlijk geen één huishouden meer, waar nog boter, melk of eieren gebruikt worden als er iets lekkers gebakken wordt! Mina Bakgraag hoeft U zeker niet te vertellen hoe dat komt hé? Juist natuurlijk PÄNKO.
OPLOSSINGEN
WOORDSCHIKKINGS-RAADSEL
--_-^^^w-w^^^-_--__-^_^_^_
TOILETPOEDER
PANKOW
BöSH vm gaat ons verlateo
, DUITSCH Ti
tl •) nc (I. 2.05 p. mnd.■
Nieuwste
schriftelijke
methode,
elke week Uw
les thuis.
M.O.-leeraren met jarenlange ervaring.
Dank zij de zeer bijzondere samenstelling zal een "AKKERTJE" U in korten tijd daarvan bevrijden zoodat Ge U weer prettig en "fit" zult voelen.
■ "
| Mlddenstandsdiploma (alg. ontwikkeling) |
"AKKERTJES" zijn ideale pijnverdrijvers Let op het AKKER-merk: Uw garantie voor zuiverheid I Ongeëvenaard bij hooldpijn, kiespijn, zenuwpijnen, rheumatische pijnen, kou, koorts, griep, nare dagen.
Ned. Taal en Corresp. II. 1.50 p. mnd. I Boekhouden
.
■ D A|J
NED
■
D ^/ fl
.
.
II. 1.— p.
mnd.,
met correctie. I
Neen,* %KKERTJE
ERLANDSCH TALEN INSTITUUT-R'DAM
(Zendi lasen ook naar Duiiichland I)
,
tligrame
ENGELSCH!
leeren. nnL in in Duihchland DnUc-klfin,! leeren, ook |
UOOFDPUN
1
(ali brisf t* zenden) - Grali» lei van
De Nederiandsche Pijnsfiller
Naam:....
(No. C)
Adras;
|a
15 (nr. 31)
CINEMA &• THEATER — (nr. 31) 14
^^
CINEMA <&• THEATER
j
^
^WP-fr--
//v /94i Noenr MSN DIT %
i
i
.»•* <»* .»<
*V^
t*
etN SMTe-POT
^
Santé
^
■■>.
Xr^ikiL
SANTÉ IS GOED, IEDEREEN DRINKT HET
m \
iJwEJlfe
jLiÉwaïMiTw
JZ^C Itp jrooclifljiiir kon neen plaats moer krljgn
(Teekening IV. de Aïooy)
luwste revue van SNIP en w\ „TOK TOK TOK ALWEER EEN El"
'
„LIEFDESGESCHIEDENIS" (Una Storia p'Amore)
Toegang 18 jaar
Alle leeftijden
8e WEEK
De Gouden Stad
„DE ROMAN 1 VAN EEN DOKTER" \
(Die goldene Stadt)
(Roman eines Arztes)
fl
Toegang 18 jaar
Toegang 14 jaar
M
Verantwoordelijk redacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.H.); verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Amsterdam. Uitgeefster: N.V. Ned. Uitgeverij „Opbouw", Amsterdam - Zuid. — Adres van redactie en administratie: Paulus Potterstraat 4, Amsterdam - Zuid; telefoon 21511, 21424 98145; postgiro 78676. — Abonnementsprijs voor Nederland f7.80 per Jaar, f3.90 per half jaar, f 1.95 per kwartaal bij vooruitbetaling. Prijs per nummer 15 et. — Verschijnt 1 X per week des Vrijdags. — Druk van Drukkerij Elsevier, Amsterdam. — P 1083/4. CINEMA & THEATER — hsie Jaargang — No. iJ — jo Juli 1943 r*."
-.-...r-
mm WÊÊ
.**