faculteit der Aard- en levenswetenschappen
Patiëntenparticipatie bij de ontwikkeling van een individueel zorgplan voor mensen met astma
December 2013 Prof. Dr. Jacqueline Broerse Tirza de Lange-Tichelaar, MSc Carina Pittens, MSc Dr. Marjolein Zweekhorst
Athena Instituut
Patiëntenparticipatie bij de ontwikkeling van een individueel zorgplan voor mensen met astma Auteurs: Prof. Dr. Jacqueline Broerse Tirza de Lange‐Tichelaar, MSc Carina Pittens, MSc Dr. Marjolein Zweekhorst
Samenwerking: Dit rapport is tot stand gekomen in een samenwerkingsverband tussen het Athena Instituut en het Longfonds. Mensen met astma hebben een bijdrage geleverd door deel te nemen aan focusgroepen, interviews en de enquête.
Financiering: Longfonds
Inhoudsopgave 1. Introductie .......................................................................................................................................... 4 1.1 Aanleiding ..................................................................................................................................... 4 1.2 Opbouw rapportage ...................................................................................................................... 5 2. Achtergrond ........................................................................................................................................ 6 2.1 Zelfmanagement en astma ........................................................................................................... 6 2.2 Individuele zorgplannen voor astma in internationale context .................................................... 7 2.3 Individuele zorgplannen in Nederland .......................................................................................... 8 3. Methoden ......................................................................................................................................... 10 3.1 Focusgroepen en interviews ....................................................................................................... 10 3.2 Enquête ....................................................................................................................................... 11 3.3 Validatie ...................................................................................................................................... 13 4. Resultaten ......................................................................................................................................... 14 4.1 Functie van een individueel zorgplan ......................................................................................... 14 4.2 Inhoud van een individueel zorgplan .......................................................................................... 17 4.3 Vorm van een individueel zorgplan ............................................................................................ 23 4.4 Implementatie van het individueel zorgplan .............................................................................. 27 4.5 Wenselijkheid van een individueel zorgplan .............................................................................. 30 5. Conclusie en discussie ....................................................................................................................... 33 5.1 Wensen en behoeften van mensen met astma voor een individueel zorgplan ......................... 33 5.2 Methodologische reflectie .......................................................................................................... 35 5.3 Vergelijking wensen en behoeften van mensen met COPD en astma ....................................... 36 Referenties ............................................................................................................................................ 38 Bijlage 1: Enquête individueel zorgplan astma ..................................................................................... 41
1. Introductie Het onderzoeksproject ‘Patiëntenparticipatie bij de ontwikkeling van een individueel zorgplan voor mensen met astma’ is uitgevoerd door het Athena Instituut in opdracht van het Longfonds. Dit onderzoeksproject is tot stand gekomen binnen het projectplan ‘Individueel Zorgplan Astma en COPD’ van het Longfonds en de Long Alliantie Nederland.
1.1 Aanleiding De aandacht voor zelfmanagement in de zorg voor chronisch zieken is aan het toenemen. Zelfmanagement houdt in dat patiënten meer verantwoordelijkheid gaan dragen voor hun eigen gezondheid. Uit onderzoek blijkt dat patiënten die de regie meer in eigen hand hebben minder ziektelast en een hogere kwaliteit van leven ervaren (Baan et al, 2012). Zorgverleners hebben een belangrijke rol om zelfmanagement te bevorderen en patiënten hierbij te ondersteunen en te begeleiden. Een middel om zelfmanagement te bevorderen en patiënten meer regie te geven over hun eigen gezondheid is het individueel zorgplan. De definitie van het individueel zorgplan die gebruikt wordt in dit rapport is als volgt: “Het individueel zorgplan is een plan waarin alle onderdelen die van belang zijn in de behandeling van de patiënt (voor de patiënt en samen met de patiënt) zijn vastgelegd. Het gaat hierbij om individuele doelstellingen, streefwaarden, educatie en therapietrouw” (Coördinatieplatform Zorgstandaarden, 2010). De term ‘individueel’ houdt in dat het zorgplan georiënteerd is op participatie van de individuele patiënt. Zijn ervaren klachten en beperkingen zijn het uitgangspunt, waarbij gestreefd wordt naar een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven. In het individueel zorgplan spelen zowel de zorgverlener als de patiënt een belangrijke rol, zij werken gezamenlijk aan de gezondheid van de patiënt (Long Alliantie Nederland & Longfonds, 2012; Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2013). Er is gekozen voor het gebruik van de definitie van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden omdat zij een belangrijke rol hebben gespeeld in het opstellen van een raamwerk voor individuele zorgplannen in Nederland. Daarnaast is deze definitie niet alleen gericht op de medische behandeling van astma maar ook op individuele doelstellingen van de patiënt in het dagelijks leven met astma. Het Longfonds vindt het belangrijk dat het perspectief van mensen met CODP en astma mee wordt genomen in de ontwikkeling van een individueel zorgplan. In 2012 heeft het Athena Instituut, in opdracht van het Longfonds, een onderzoek uitgevoerd naar de wensen en behoeften van mensen met COPD ten aanzien van het individueel zorgplan (Broerse et al, 2012). Omdat de wensen en behoeften van mensen met COPD en astma van elkaar kunnen verschillen is besloten om eenzelfde onderzoek uit te voeren onder mensen met astma. De volgende onderzoeksvraag stond centraal: “Wat zijn de wensen en behoeften van mensen met astma ten aanzien van een individueel zorgplan?”
4
1.2 Opbouw rapportage Dit rapport bestaat uit vijf hoofdstukken. In het eerstvolgende hoofdstuk wordt de literatuur rondom zelfmanagement besproken en wordt ingegaan op individuele zorgplannen als middel om zelfmanagement te bevorderen. In hoofdstuk drie wordt beschreven welke methoden zijn gebruikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Hoofdstuk vier beschrijft de uitkomsten van de focusgroepen, interviews en de enquête. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag, worden de resultaten bediscussieerd in de context van literatuur en vindt een vergelijking plaats tussen het perspectief van mensen met COPD en astma op individuele zorgplannen.
5
2. Achtergrond In dit hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van het begrip zelfmanagement in de context van astma. Vervolgens worden individuele zorgplannen, als middel om zelfmanagement te bevorderen, in de internationale literatuur besproken. Het hoofdstuk eindigt met een overzicht van de actuele ontwikkelingen in Nederland op het gebied van individuele zorgplannen.
2.1 Zelfmanagement en astma Barlow (2002) beschrijft zelfmanagement als het vermogen van een individu om dagelijks op een adequate manier om te gaan met de symptomen, behandeling en leefstijlveranderingen op fysiek, sociaal en psychosociaal gebied, die inherent zijn aan het leven met een chronische ziekte. Deze definitie impliceert dat de patiënt zelf meer inspraak krijgt in de zorg en behandeling en meer regie gaat nemen over zijn eigen gezondheid (Baan et al, 2012; Barlow et al, 2012). Verscheidene studies tonen aan dat zelfmanagement bij kan dragen aan een hogere kwaliteit van leven en een verbeterde gezondheidstoestand. Daarnaast kan zelfmanagement economische voordelen opleveren doordat het gebruik van de gezondheidszorg omlaag gaat (Jansson, 2009; Bourbeau et al, 2006; Lorig and Holman, 2003). Hoewel zelfmanagement veel voordelen blijkt te hebben is het van belang om zelfmanagement niet als een wondermiddel te zien. Studies tonen aan dat niet alle patiënten behoefte hebben aan meer inspraak in de behandeling en zorg. Het is daarom van belang om te kijken naar de context waarin zelfmanagement wordt toegepast, en de mate waarin de patiënt meer verantwoordelijkheid wil dragen voor zijn eigen gezondheid (Lawn et al, 2011; RVZ, 2013; Adams, 2005). Het Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement in Nederland (2011) heeft met een multidisciplinaire groep van experts een generiek model voor zelfmanagement ontworpen. Het model houdt rekening met omgevingsfactoren, competenties van de patiënt en de relatie tussen patiënt en zorgverlener. Zelfmanagement houdt volgens het model in dat de patiënt verantwoordelijk is voor zijn eigen gezondheid en vertrouwen heeft in eigen kunnen. Daarnaast heeft de patiënt ziektespecifieke kennis, vaardigheden en het vermogen tot zelfontplooiing. Zelfmanagement activiteiten vereisen ondersteuning vanuit de omgeving. Tot slot impliceert zelfmanagement een verandering in de relatie tussen zorgverlener en patiënt, met meer aandacht voor gelijkwaardigheid en vertrouwen, respect en partnerschap (Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement, 2011). De studie van Holman and Lorig (2000) bevestigd een verschuiving in de relatie tussen zorgverlener en patiënt. Voorheen was deze relatie voornamelijk paternalistisch van aard en werd de zorgverlener als expert gezien. In het opkomende paradigma zijn mensen met een chronische aandoeningen de experts op het gebied van hun aandoening en verantwoordelijk voor hun eigen gezondheid. De zorgverlener is degene die hen ondersteunt en begeleidt in deze nieuwe rol (Holman & Lorig, 2000). Baan (2012) heeft onderzoek gedaan naar het perspectief van mensen met astma en COPD op zelfmanagement. De resultaten tonen aan dat 60% van de mensen met astma en CODP de kennis en vaardigheden bezit om een meer actievere rol te gaan nemen in de zorg. Ongeveer de helft (40%) van de mensen met astma of COPD is minder goed in staat een actieve rol op zich te nemen. De resultaten laten zien dat zelfmanagement veel vraagt van de patiënt en dat het niet vanzelf gaat (Baan et al, 2012). Ondersteuning van zorgverleners bij het bevorderen van zelfmanagement onder 6
patiënten is van belang. Om zelfmanagement te bevorderen moet de patiënt allereerst weten wat hij aan zorg kan verwachten en wat hij kan doen om meer regie te krijgen over zijn gezondheid. Eén van de middelen om zelfmanagement te bevorderen is het individueel zorgplan. Het individueel zorgplan is een plan waarin alle onderdelen die van belang zijn in de behandeling van de patiënt zijn vastgelegd. Individuele zorgplannen voor astma worden zowel op international niveau als op nationaal niveau in toenemende mate gebruikt (Baan et al, 2012, Coördinatieplatform zorgstandaarden, 2010).
2.2 Individuele zorgplannen voor astma in internationale context In de internationale literatuur worden verschillende definities gebruikt als men het heeft over individuele zorgplannen voor astma (Ring, 2011). In Australië wordt vaak gebruikt gemaakt van de term ‘(Written) Asthma Action Plans’. Dit is een individueel zorgplan gericht op het herkennen en voorkomen van symptomen met behulp van een stappenplan en/of medicatieplan. Een andere term die gebruikt wordt in de internationale literatuur is het ‘Living with Asthma Plan’. Dit is een holistisch individueel zorgplan wat een overzicht bevat van medische gegevens, medicatie en stappenplannen die gericht zijn op levensstijlverandering (Ring et al, 2011). Als we kijken naar de definitie van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden1 die in dit onderzoek gebruikt wordt, heeft het de meeste raakvlakken met de definitie van het ‘Living with Asthma Plan’ omdat naast de medische gegevens het dagelijks leven met astma een onderdeel is van het individueel zorgplan (Coördinatieplatform zorgstandaarden, 2010). Zorgplannen voor astma werden voor het eerst in 1980/1990 ontwikkeld om de mortaliteit en morbiditeit te verlagen. Het doel van het individueel zorgplan is om de gezondheid van de patiënt te verbeteren door de patiënt meer verantwoordelijkheid en inspraak te geven in de behandeling en zorg. Gezamenlijke besluitvorming en partnerschap tussen zorgverlener en patiënt staan daarbij centraal (Ring et al, 2011; Long Alliantie Nederland, 2012). Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van individuele zorgplannen voor astma (Ring et al, 2011). Sulaiman (2004) heeft een studie gedaan naar het bezit en gebruik van individuele zorgplannen onder ouders met kinderen die astma hebben. De resultaten laten zien dat de meerderheid van de populatie wel in het bezit was van een zorgplan, maar daar niet altijd gebruik van maakte (Sulaiman et al, 2004). Meerdere studies bevestigen dat patiënten wel individuele zorgplannen hebben maar er geen gebruik van maken. Op basis van dit gegeven heeft Ring (2011) een review studie verricht naar welke factoren het gebruik van individuele zorgplannen stimuleren of hinderen. Eén van de resultaten was dat zorgverleners vanuit een biomedisch perspectief kijken naar astma en hoe symptomen gecontroleerd kunnen worden terwijl patiënten vanuit een holistisch perspectief naar astma kijken. Het gevolg is dat individuele zorgplannen geformuleerd door zorgverleners, niet altijd aansluiten bij de beleving van de patiënt en daardoor niet gebruikt worden. Ring (2011) concludeert dat er behoefte is aan holistische individuele zorgplannen voor astma die aansluiten bij de beleving van de patiënt, gericht zijn op de gebruiker van het zorgplan en ook onderwerpen bevatten die te maken hebben met het dagelijks leven met een chronische ziekte. De relatie tussen zorgverlener en patiënt moet daarbij gekenmerkt zijn door partnerschap, onderhandeling en gezamenlijke besluitvorming
1
“Het individueel zorgplan is een plan waarin alle onderdelen die van belang zijn in de behandeling van de patiënt (voor de patiënt en samen met de patiënt) zijn vastgelegd. Het gaat hierbij om individuele doelstellingen, streefwaarden, educatie en therapietrouw” (Coördinatieplatform Zorgstandaarden, 2010).
7
(Ring, 2011). Deze bevindingen worden bevestigd door Jones (2000) die in haar studie liet zien dat zowel patiënten als zorgverleners niet per definitie positief staan tegenover individuele zorgplannen voor astma. Dit had onder andere te maken met het feit dat de perceptie tussen zorgverleners en patiënten verschilde als het ging over hoe astma onder controle gehouden kan worden. Individuele zorgplannen voor astma zouden meer patiëntgecentreerd moeten zijn (Jones et al, 2000). De studie van Kotse en Creer (2010) bevestigd dit en schrijft dat zorgplannen moeten aansluiten bij de behoefte van de patiënt om het gebruik te verhogen (Kotse & Creer, 2010). De effectiviteit van individuele zorgplannen voor astma is in een aantal studies onderzocht. Het gebruik van individuele zorgplannen kan de longfunctie verbeteren, reduceert het aantal bezoeken aan de huisarts, vermindert het aantal ziekmeldingen en reduceert de kans op overlijden (Holt, 2000; Abramson, 2001; Gibson & Powell, 2003). Individuele zorgplannen zijn in verschillende vormen beschikbaar. Het coördinatieplatform zorgstandaarden (2012) geeft aan dat het individueel zorgplan zowel digitaal als op papier beschikbaar moet zijn. Niet alle patiënten hebben namelijk een computer of zijn in staat om een computer te gebruiken (Coördinatieplatform Zorgstandaarden, 2012). Cruz‐Correira (2007) heeft een studie gedaan naar het gebruik van digitale en papieren individuele zorgplannen voor astma. In haar studie heeft ze twee groepen astmapatiënten ofwel een papieren zorgplan laten bijhouden of een digitaal zorgplan (in de vorm van een website). Beide zorgplannen waren qua inhoud hetzelfde. Het zorgplan was ontwikkeld om medische gegevens te monitoren, feedback te geven, patiënten te informeren en de communicatie tussen patiënt en zorgverlener te verbeteren. Het aantal deelnemers dat na afloop van de interventie het digitale zorgplan positief beoordeelde was hoger dan het aantal deelnemers dat het papieren zorgplan positief beoordeelde (Cruz‐Correia et al, 2007).
2.3 Individuele zorgplannen in Nederland In 2006 is gereguleerde marktwerking in het Nederlandse zorgsysteem geïntroduceerd om vraaggestuurde zorg te stimuleren en de behoeften en vraag van de patiënt meer invloed uit te laten oefenen op de zorg (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2013). In de afgelopen jaren zijn een aantal nieuwe initiatieven en samenwerkingsverbanden opgezet om de invloed van de patiënt in de zorg te bevorderen. Eén van die initiatieven is het Coördinatieplatfom Zorgstandaarden, opgericht door de minister van Volksgezondheid en Sport in november 2010. Het platform was bedoeld als een onafhankelijk adviesorgaan en denktank. Eén van de opdrachten van het platform was om richting te geven aan de uniformiteit en ontwikkeling van individuele zorgplannen (Ministerie van VWS, 2012). Om dit te bereiken heeft het platform het ‘raamwerk individueel zorgplan’ ontwikkeld. Het raamwerk biedt een structuur en leidraad voor de ontwikkeling van individuele zorgplannen. Binnen het raamwerk zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd waar het individueel zorgplan aan moet voldoen. Het individuele zorgplan moet patiënt georiënteerd zijn en gebaseerd zijn op de zorgstandaarden. Daarnaast moet het individueel zorgplan aansluiting vinden bij zowel patiënten als zorgverleners (Coördinatieplatform Zorgstandaarden, 2012). Op 1 januari 2013 is het Kwaliteitsinstituut opgericht, zij heeft de taken van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden overgenomen. Het ‘raamwerk individueel zorgplan’ was op dat moment nog een theoretisch document wat uitvoering moest gaan krijgen in de praktijk. Het Kwaliteitsinstituut merkte dat de diversiteit en het aantal individuele zorgplannen in Nederland aan het toenemen was 8
(College voor Zorgverzekeringen, 2013). Organisaties en beroepsgroepen begonnen hun eigen individuele zorgplannen te ontwikkelen voor bepaalde aandoeningen. Zo zijn er online individuele zorgplannen te vinden voor diabetes en COPD. Deze zorgplannen worden ook wel ziektespecifieke individuele zorgplannen genoemd omdat het zorgplan gericht is op mensen met één specifieke aandoening. Naast de ziektespecifieke zorgplannen bestaan generieke individuele zorgplannen. Deze zorgplannen zijn breder opgezet en gericht op mensen met meerdere aandoeningen, ook wel comorbiditeit of multimorbiditeit genoemd. Door de toename in verscheidenheid aan individuele zorgplannen, en het gebrek aan richtlijnen over de opzet en inrichting van een individueel zorgplan treedt fragmentatie op (ZonMW, 2013). Om fragmentatie te voorkomen streeft het Kwaliteitsinstituut naar het opstellen van eisen waar een generiek individueel zorgplan aan moet voldoen. In opdracht van het Kwaliteitsinstituut zijn de organisaties NHG, Vilans, Nictiz en NPCF samen gekomen om het project ‘Ontwikkeling Referentiemodel Individueel Zorgplan’ uit te voeren. Het Longfonds is bij dit project betrokken via patiëntvertegenwoordigers. Het doel van dit project is om nationale, uniforme eisen op te stellen waar een generiek individueel zorgplan aan moet voldoen (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2012; College Voor Zorgverzekeringen, 2013). Op het moment van schrijven zijn de uitkomsten van het project nog niet bekend. In juni 2013 is het adviesrapport van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg uitgebracht, genaamd ‘de participerende patiënt’. Het rapport concludeert dat op dit moment patiënten nog niet voldoende participeren in de zorg. Het gevolg hiervan is dat de patiënt niet de zorg krijgt die aansluit bij zijn wensen en behoeften. Daarnaast werkt het een zorgsysteem in de hand wat niet efficiënt is. Het rapport pleit voor meer gezamenlijke besluitvorming tussen zorgverlener en patiënt en ziet een duidelijke rol voor het individueel zorgplan hierin, waarin patiënt en zorgverlener samenwerken aan de gezondheid van de patiënt. Elke patiënt met een chronische aandoening of comorbiditeit zou een individueel zorgplan moeten hebben. In het rapport wordt geen onderscheid gemaakt tussen ziektespecifieke of generieke individuele zorgplannen. De zorgverlener zou samen met de patiënt het individuele zorgplan op moeten stellen en afspraken maken over controle momenten, evaluatie en terugkoppeling. Het rapport van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg sluit af met een aantal aanbevelingen. Ten eerst pleit het voor een wettelijke bepaling van een individueel zorgplan op verzoek. Dit betekent dat een zorgverlener wettelijk verplicht is een individueel zorgplan op te stellen en te gebruiken wanneer een patiënt dit aan hem vraagt. Ten tweede moeten uniforme eisen voor het individueel zorgplan ontwikkeld worden om fragmentatie te voorkomen. Ten derde zouden zorgverzekeraars het gebruik van individueel zorgplan in de chronische zorg als vereiste op moeten nemen in de inkoopvoorwaarden (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2013). De literatuur besproken in dit hoofdstuk laat zien dat de aandacht voor zelfmanagement en individuele zorgplannen in Nederland aan het toenemen is. Om fragmentatie te voorkomen wordt gestreefd naar de ontwikkeling van uniforme eisen waar een generiek individueel zorgplan aan moet voldoen. Dit onderzoek hoopt hieraan bij te dragen door meer inzicht te geven in hoe mensen met astma aankijken tegen de functie, inhoud, vorm, implementatie en wenselijkheid van een individueel zorgplan.
9
3. Methoden Het onderzoeksproject heeft plaats gevonden van januari 2013 tot november 2013, en bestond uit vier fasen. In de eerste fase is een literatuurstudie verricht en zijn de wervingsbrieven geschreven. In de tweede fase zijn vier focusgroep discussies afgenomen met mensen met astma. Het doel van de focusgroep discussies was om te inventariseren wat de wensen en behoeften van mensen met astma zijn ten aanzien van een individueel zorgplan. In de derde fase zijn drie aanvullende interviews afgenomen en is een enquête uitgezet om de bevindingen uit de focusgroepen en interviews te valideren en te prioriteren. In fase vier zijn de resultaten geanalyseerd en is een verslag opgesteld. In dit hoofdstuk wordt allereerst beschreven hoe de focusgroepen en interviews hebben plaats gevonden en hoe deze zijn geanalyseerd. Vervolgens wordt weergegeven hoe de enquête is ontwikkeld en geanalyseerd.
3.1 Focusgroepen en interviews Focusgroepen Om inzicht te krijgen in de behoeften en wensen van mensen met astma ten aanzien van een individueel zorgplan zijn focusgroepen georganiseerd. Focusgroepen zijn gericht op interactie en het delen van ervaringen waardoor nieuwe kennis kan ontstaan (Kitzinger, 1995: Morgan, 1997). Birchall (2002) beschrijft dat focusgroepen een bruikbare methode zijn om het perspectief van patiënten te inventariseren. Deelnemers van een focusgroep kunnen door de ervaringen van anderen reflecteren op hun eigen ervaring en kennis (Birchall, 2002). De inhoud van de focusgroepen was gebaseerd op vijf categorieën, namelijk functie, inhoud, vorm, implementatie en wenselijkheid. Aan het begin van elke focusgroep gaf de facilitator uitleg over het onderzoek en de opzet van de focusgroep. Vervolgens kregen de deelnemers een uitleg te lezen over het individueel zorgplan, gevolgd door een gesprek met de deelnemers over wat een individueel zorgplan is. In het eerste onderdeel van de focusgroep werd aan de deelnemers gevraagd om twee punten op te schrijven waar ze tegen aan lopen in het dagelijks leven met astma en waar een individueel zorgplan hen bij zou kunnen helpen. Deze punten gaven inzicht in de functie van een individueel zorgplan. Vervolgens werd aan de deelnemers gevraagd wat hun wensen en behoeften waren ten aanzien van de inhoud, vorm en implementatie van het individueel zorgplan. Tot slot werd aan de deelnemers gevraagd of zij een individueel zorgplan wenselijk vonden en of ze het zouden gebruiken in hun dagelijks leven met astma. De facilitator zorgde ervoor dat elke deelnemer aan het woord kwam en vroeg aan de deelnemers om hun antwoorden toe te lichten. Van iedere focusgroep is met toestemming van de deelnemers een geluidsopname gemaakt. Deze geluidsopname heeft geholpen bij de analyse en het schrijven van een samenvatting welke ter controle naar de deelnemers is gestuurd. In totaal zijn vier focusgroepen gehouden in de periode van 26 maart tot 18 april. De focusgroepen vonden plaats in Amersfoort, Breda, Rotterdam en Utrecht. Eén van de focusgroepen bestond voornamelijk uit deelnemers die naar het astmacentrum in Davos (Zwitserland) waren geweest. De deelnemers zijn geworven via contacten van het Longfonds. In totaal hebben 26 deelnemers deelgenomen aan de focusgroepen (vijf tot acht mensen per focusgroep). Een overzicht van de demografische gegevens van de deelnemers is te vinden in tabel 1. Wat opvalt is dat relatief meer 10
vrouwen hebben meegedaan aan de focusgroepen dan mannen. Daarnaast was 81% van de deelnemers boven de 40 jaar en had 81% naast astma ook nog andere aandoeningen. Tabel 1: Demografische gegevens deelnemers focusgroep(N=26) Categorieën Geslacht Leeftijd
Hoogst genoten opleiding
Andere aandoeningen Gebruik van zelfmanagement plannen
Man Vrouw 20 ‐ 30 31 – 40 41 – 50 51 – 60 61 ‐ 70 Middelbaar onderwijs MBO HBO WO Ja Nee Ja Nee
Aantal
Percentage
7 19 4 1 5 7 9 3 12 6 4 21 5 5 21
27% 73% 15% 4% 19% 27% 35% 12% 46% 23% 15% 81% 19% 19% 81%
Interviews Om voldoende diepgang te bereiken in de data is besloten om na de vier focusgroepen aanvullende interviews af te nemen. In mei 2013 zijn drie semi‐gestructureerde interviews afgenomen met mensen met astma, waaronder één man en twee vrouwen. De drie geïnterviewden waren in de leeftijd van 30 tot 60 jaar en werkzaam bij het Longfonds. De opzet van de interviews was vergelijkbaar met de opzet van de focusgroepen. Tijdens de interviews zijn de bevindingen van de focusgroepen verder uitgevraagd. De interviews zijn met toestemming van de geïnterviewde opgenomen. Met behulp van de geluidsopname is een verslag gemaakt dat ter controle naar de geïnterviewde is gestuurd. Analyse kwalitatieve data De analyse van de data uit de focusgroepen en interviews heeft plaats gevonden met behulp van het kwalitatief data analyse programma MAXQDA. Ten eerste zijn de geluidsopnamen van zowel de focusgroepen als de interviews volledig getranscribeerd. Vervolgens zijn de transcripten nauwkeurig doorgelezen en gecodeerd op de hoofdcodes functie, inhoud, vorm, implementatie en wenselijkheid. Binnen de hoofdcodes heeft ‘open coding’ plaats gevonden. Open coding is een manier van coderen waarbij nieuwe codes zich presenteren tijdens analyse van de data.
3.2 Enquête Het doel van de enquête was om de uitkomsten van de focusgroepen te valideren en te prioriteren. De enquête was opgedeeld in vijf categorieën (functie, inhoud, vorm, implementatie, wenselijkheid). De antwoordcategorieën van de vragen waren gebaseerd op de analyse van de kwalitatieve data uit 11
de focusgroepen en interviews. In juni 2013 heeft een pilot test van de enquête plaats gevonden onder zes mensen. Onderling verschilden deze mensen in leeftijd, in de ernst van astma (licht tot ernstig) en opleidingsniveau (laagopgeleid en hoogopgeleid). Een pilot test is noodzakelijk om eventuele fouten of verkeerd gestelde vragen op te sporen en de duur van de enquête te bepalen (Baarda et al, 2007). Op basis van de uitkomsten van de pilot test is de lengte van de enquête aangepast en zijn een aantal vragen vereenvoudigd. De enquête bestond uit gesloten en open vragen. Open vragen hebben als voordeel dat nieuwe antwoordcategorieën ontdekt kunnen worden en dat het risico op bias van suggestieve antwoordcategorieën wordt verkleint. Een nadeel van open vragen is dat ze minder vaak worden ingevuld door respondenten en dat de analyse van antwoorden meer tijd kost (Reja et al, 2003; Baarda et al, 2007). We hebben ervoor gekozen om open vragen in de enquête op te nemen om de respondenten meer vrijheid te geven in hun antwoordkeuze en te valideren of de antwoorden van de respondenten overeen kwamen met de bevindingen uit de focusgroepen. De oproep voor deelname aan de enquête is uitgezet door het Longfonds op de website en via de nieuwsbrief. Aan het begin van de enquête is het doel van het onderzoek beschreven en uitgelegd wat een individueel zorgplan is. In totaal hebben 143 mensen meegedaan aan de enquête, waarvan 102 respondenten de enquête volledig hebben ingevuld. De respondenten die de enquête niet volledig hebben ingevuld zijn afgehaakt na de eerste zeven vragen over de ernst van astma of op de helft van de enquête (vraag 14, 15) nadat ze de vragen over de inhoud van een individueel zorgplan hadden beantwoord. De enquête is toegevoegd in bijlage 1. De demografische gegevens van de respondenten zijn te zien in tabel 2. Meer vrouwen (79%) dan mannen (21%) hebben deelgenomen aan de enquête. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 47.5 en 70% gaf aan naast astma ook nog andere aandoeningen te hebben. Tabel 2: Demografische gegevens respondenten enquête (N=102) Categorieën Geslacht Leeftijd
Hoogst genoten opleiding
Andere aandoeningen Gebruik van zelfmanagement plannen
Man Vrouw 15 – 20 21 – 30 31 – 40 41 – 50 51 – 60 61 – 70 71 – 80 Basisonderwijs Middelbaar onderwijs MBO HBO WO Ja Nee Ja Nee
12
Aantal
Percentage
21 81
21% 79%
2 13 14 27 24 20 2 2 16 26 43 15 71 31 15 87
2% 13% 14% 27% 24% 20% 2% 2% 16% 26% 42% 15% 70% 30% 15% 85%
Analyse kwantitatieve data De kwantitatieve data zijn geanalyseerd met behulp van het programma SPSS. De vragen zijn per categorie (functie, inhoud, vorm, implementatie, wenselijkheid) geanalyseerd met beschrijvende statistiek (descriptives) om de absolute aantallen en percentages weer te geven. Voor elk onderdeel is gekeken of er significante verschillen tussen man en vrouw waren opgetreden met behulp van de chi‐kwadraat toets, de onafhankelijke t‐toets of de gepaarde t‐toets. Een statistisch significant verschil betekent dat het gevonden effect niet op toeval berust. De arbitraire significantie grens van p = 0.10 is gekozen omdat we te maken hadden met een relatief kleine populatie (N=102). Dit houdt in dat als de p waarde onder de 0.10 komt, een statistisch significant effect gevonden is. De antwoorden op de open vragen zijn geïmporteerd in het programma MAXQDA en gecodeerd.
3.3 Validatie Om validiteit te verhogen en het risico op onderzoekers bias te verkleinen zijn verscheidene strategieën uitgevoerd. Ten eerste is gebruik gemaakt van triangulatie door zowel kwalitatieve methoden (focusgroepen en interviews) als kwantitatieve methoden (enquête) te gebruiken om data te verzamelen. Ten tweede zijn van de focusgroepen en interviews samenvattingen gemaakt. De samenvattingen zijn naar de deelnemers gestuurd om te controleren of de interpretatie van de onderzoeker overeenkwam met het perspectief van de deelnemer. Daarnaast zijn in september 2013 de voorlopige bevindingen gepresenteerd aan, en bediscussieerd met, een aantal werknemers van het Longfonds.
13
4. Resultaten In dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe mensen met astma aankijken tegen een individueel zorgplan. De bevindingen van de focusgroepen, interviews en de enquête worden systematisch beschreven. In elke paragraaf wordt eerst de kwalitatieve data uit de focusgroepen en interviews gepresenteerd gevolgd door de kwantitatieve data uit de enquête. De term ‘deelnemers’ omvat zowel deelnemers uit de focusgroep als de geïnterviewden. De resultaten zijn ingedeeld in de eerder besproken categorieën; functie, inhoud, vorm, implementatie en wenselijkheid.
4.1 Functie van een individueel zorgplan Uitkomsten focusgroepen en interviews In alle vier de focusgroepen is de functie van een individueel zorgplan uitgebreid besproken. De belangrijkste vier functies die naar boven kwamen waren; ‘communicatie tussen de zorgverleners onderling verbeteren’, ‘communicatie tussen patiënt en zorgverlener verbeteren’, gevolgd door ‘ziekte inzicht generen’ en meer ‘regie krijgen over eigen gezondheid’. De vier functies zullen in deze paragraaf toegelicht worden met behulp van de resultaten uit de focusgroepen en interviews. Tot slot worden de resultaten van de enquête weergegeven. Communicatie tussen zorgverleners onderling verbeteren Mensen met astma hebben vaak met meerdere zorgverleners te maken in hun ziekteproces, controle afspraken vinden afwisselend plaats bij de huisarts, longarts of longverpleegkundige. De meerderheid van de deelnemers geeft aan naast astma ook eczeem, allergieën of andere aandoeningen te hebben. Het gevolg hiervan is dat ze naast de longarts, huisarts en longverpleegkundige ook te maken hebben met andere zorgverleners. De deelnemers gaven aan dat ze bij elke (nieuwe) zorgverlener waar ze komen opnieuw hun ziektegeschiedenis, medicatie en klachten moeten uitleggen. Dit wordt door een aantal deelnemers als vervelend ervaren zoals weergegeven in de volgende quote. “… Als er ook tussen artsen meer gecommuniceerd zou worden, dan scheelt dat een hoop tijd voor jou als patiënt en dan kan de arts in jouw tijd met andere dingen bezig zijn. Heb je twintig minuten voor je afspraak en sta je tien minuten te vertellen wat er allemaal aan de hand is.” (FG4, R2) Daarnaast zorgt het gebrek aan onderlinge communicatie ervoor dat de zorgverleners niet van elkaar weten welke medicatie ze voorschrijven. De deelnemers geven aan dat medicatie invloed op elkaar kan hebben. Ze vinden het belangrijk dat zorgverleners onderling meer gaan communiceren over het voorschrijven van medicatie. “Nou ik denk gewoon dat, volgens mij heeft, tenminste dat is mijn ervaring als kind en zeker nu. Of je hebt iets aan je longen of je hebt iets aan je huid, dat heeft met elkaar te maken. Medicijnen hebben daar invloed op. En ik denk wat helpt is dat ze dat beter van elkaar weten.” (FG2, R6) 14
Een individueel zorgplan zou de zorgverleners inzicht moeten geven in de ziektegeschiedenis, klachten en medicatie van een persoon, zodat de communicatie tussen zorgverleners geoptimaliseerd kan worden. Communicatie tussen patiënt en zorgverlener verbeteren In alle vier de focusgroepen ervoeren de deelnemers problemen in het contact met de zorgverlener. De deelnemers gaven aan dat de zorgverlener niet altijd luistert naar de patiënt en zijn ervaringen niet serieus neemt. Volgens de deelnemers is het belangrijk dat de zorgverlener de ervaringskennis van de patiënt serieus neemt. “Ik heb heel vaak artsen die niet luisteren, maar ik ben degene die weet hoe mijn lichaam in elkaar zit”. (FG3, R3) Eén deelnemer gaf aan dat zorgverleners tegenwoordig geen tijd meer hebben voor de patiënt. Volgens een andere deelnemers is de computer de oorzaak dat de communicatie tussen patiënt en zorgverlener verloren gaat. “Ze hebben geen tijd, tien minuten, en waarbij die dus het grootste deel op een computer scherm zit te tikken, vroeger schreef die nog. Specialist ook, die zit te tikken en dat scherm, en wat blijft er dan nog over met dit soort communicatie over en weer.”(FG1, R3) Volgens de deelnemers zou een individueel zorgplan bij kunnen dragen aan een verbeterde communicatie tussen zorgverlener en patiënt. Dit kan bijvoorbeeld door een dagboek in het individueel zorgplan op te nemen waarin patiënten hun dagelijkse activiteiten en ervaren klachten beschrijven. Het gebruik van een dagboek kan ertoe leiden dat de zorgverlener de ervaringskennis van de patiënt serieuzer neemt. Eén van de deelnemers was van mening dat de communicatie tussen zorgverlener en patiënt kan verbeteren doordat de zorgverlener in het individueel zorgplan ziet dat de patiënt activiteiten onderneemt om zijn klachten te verminderen. Hij kan bijvoorbeeld zien dat de patiënt therapietrouw is, veel sport en gezond eet maar nog steeds veel klachten heeft. Op basis van het individueel zorgplan kan de zorgverlener bepalen wat de mogelijkheden zijn om de klachten te verminderen. Ziekte inzicht genereren In drie focusgroepen werd de functie ‘genereren van ziekte inzicht’ voor de patiënt en zorgverlener besproken. Eén deelnemer gaf aan dat hij graag meer inzicht zou willen krijgen in situaties waarin zijn klachten verergeren. Een andere deelnemer was het hier mee eens en zou daarnaast graag willen weten hoe hij zijn activiteiten aan kan passen als klachten verergeren. Eén van de deelnemers vertelde dat ze regelmatig tegen haar eigen grenzen oploopt omdat ze teveel doet en geen signalen herkent. Met behulp van het individueel zorgplan zou ze signalen eerder kunnen herkennen en op tijd een stapje terug kunnen doen. Het generen van ziekte inzicht kan gerealiseerd worden door de patiënt in het individueel zorgplan een dagboek bij te laten houden waarin hij zijn klachten beschrijft. Eén deelnemer gaf aan dat het dagboek kan helpen om inzicht te krijgen in welke activiteiten of situaties zorgen voor een verergering van de klachten. Op het moment dat deze patronen zichtbaar worden kunnen de klachten eerder voorkomen worden. De patiënt kan het dagboek bespreken tijdens een afspraak 15
met de zorgverlener. Door de zorgverlener het dagboek te laten lezen krijgt hij meer inzicht in het ziekteverloop van de patiënt. Het genereren van ziekte inzicht gaat niet alleen om het signaleren van klachten, maar ook om het bijhouden van medicatie en afspraken met zorgverleners. Een aantal deelnemers gaf aan dat ze zelf al gebruik maken van een dagboek of agenda waarin ze hun klachten en medicatie bijhouden. Volgens de deelnemers leidt het genereren van ziekte inzicht ertoe dat iemand bewuster met zijn gezondheid bezig is. “Een stukje bewustwording, omdat je altijd al in je klachten zit, ik heb helemaal niet in de gaten. Dan zegt mijn man je bent meer aan het hoesten, je bent meer aan het dit. Oh ja, ik ben aan het hoesten, dat is waar ook. Maar dan ben je eigenlijk al te ver voor je medicatie.” (FG2, R3) Regie over eigen gezondheid krijgen Volgens de deelnemers zou een individueel zorgplan mensen moeten helpen om meer regie en verantwoordelijkheid te krijgen over hun eigen gezondheid, en het leven met astma. Het genereren van ziekte inzicht, het formuleren van doelen en het opstellen van stappenplannen om die doelen te bereiken, kan volgens de deelnemers bijdragen aan het krijgen van meer regie over de eigen gezondheid. Alhoewel de meerderheid van de deelnemers aangaf dat ze inmiddels geleerd hebben te leven met astma, waren ze van mening dat het individueel zorgplan wel een middel kan zijn om meer grip te krijgen op het leven met astma. “Dat je grip op je eigen ziekte krijgt, dat je de regie in handen kan nemen. Het gaat per slot van rekening om jou.” (FG4, P1) Meer regie krijgen over eigen gezondheid werd met name besproken in de context van mensen die net gediagnosticeerd zijn met astma of voor de jongere generatie. Volgens de deelnemers zouden deze mensen veel baat hebben bij het individueel zorgplan omdat het hen op jonge leeftijd, of als ze net de diagnose hebben gekregen, kan helpen om meer regie te krijgen over hun leven met astma.
Uitkomsten enquête In de enquête was de vraag gesteld waarom mensen gebruik zouden willen maken van het individueel zorgplan. De uitkomsten tonen aan dat de antwoorden van de respondenten sterk overeenkwamen met de functies genoemd in de focusgroepen. Het verbeteren van de communicatie kwam iets minder vaak naar voren in de antwoorden van de respondenten. De meeste respondenten zouden het individueel zorgplan willen gebruiken om ziekte inzicht te creëren voor zichzelf en voor de zorgverlener. Daarnaast zouden ze het zorgplan willen gebruiken om meer controle en regie over de eigen gezondheid te krijgen, zoals weergegeven in de volgende toelichtingen. In de antwoorden van de respondenten was geen verschil waar te nemen tussen mannen en vrouwen. “Ik zou heel graag mijn astma onder controle willen brengen en ook inzichtelijk krijgen waar het fout gaat.” (R32) “Controle voor mezelf om zo inzicht te krijgen in het verloop van mijn astma” (R40)
16
“Ik zou het handig vinden om een longarts of huisarts te laten zien wat er precies gedaan is en wat er gebeurt in de loop van de tijd.” (R39) “Ik zou wel gebruik willen maken van het individueel zorgplan om mijn astmaklachten zo goed mogelijk onder controle te krijgen.” (R98).
4.2 Inhoud van een individueel zorgplan Uitkomsten focusgroepen en interviews In de focusgroepen en interviews is aan de deelnemers gevraagd welke onderdelen zij belangrijk vinden in een individueel zorgplan voor astma. De uitkomsten van de focusgroepen zijn in de enquête verwerkt om te meten welke onderdelen door de respondenten als belangrijk werden gezien. In deze paragraaf worden allereerst de bevindingen uit de focusgroepen en interviews beschreven, gevolgd door de resultaten van de enquête. Overzicht zorgverleners In de focusgroepen en interviews kwam naar voren dat de deelnemers in het individueel zorgplan graag een overzicht zouden willen hebben van de contactgegevens van alle zorgverleners met wie ze te maken hebben. Met name in noodsituaties is het bruikbaar omdat mensen dan meteen de contactgegevens bij de hand hebben. Ziektegeschiedenis en medische gegevens In alle focusgroepen waren de deelnemers van mening dat het individueel zorgplan een overzicht zou moeten bevatten van persoonlijke gegevens, de ziektegeschiedenis en medische gegevens. De medische gegevens zijn bijvoorbeeld longfoto’s of uitslagen van longfunctie testen. Door het noteren van alle aandoeningen hoeft de patiënt niet bij elke zorgverlener opnieuw zijn/haar ziektegeschiedenis uit te leggen. Volgens de deelnemers is het belangrijk dat het ziekteverloop over tijd in het individueel zorgplan wordt meegenomen om ziekte inzicht te genereren voor zorgverlener en patiënt. Daarnaast kan een overzicht van de ziektegeschiedenis en medische gegevens bijdragen aan een verbeterde communicatie tussen zorgverleners. Medicatie overzicht De deelnemers in alle focusgroepen vonden het belangrijk om een medicatie overzicht in het plan op te nemen. Een overzicht van de medicatie geeft de zorgverlener inzicht in wat voor medicatie andere zorgverleners voorschrijven. Volgens de deelnemers kan dit bijdragen aan een verbeterde communicatie tussen zorgverleners. “De longarts wilt bijvoorbeeld dat je zo lang mogelijk van Prednison afblijft, en de huisarts die strooit met Prednison. Dat het duidelijker is of dat wel of niet moet, en op welke tijd.” (FG4, R1) In één focusgroep bespraken de deelnemers het belang van uitleg over de werking en het effect van bepaalde medicatie. Door bewuster bezig te zijn met de werking van medicatie en het bijhouden van medicatie kan therapietrouw verbeteren. In drie focusgroepen gaven de deelnemers aan dat ze soms medicatie voorgeschreven kregen waar ze slecht op reageren of allergisch voor zijn. De 17
deelnemers vinden het daarom belangrijk om in het individueel zorgplan bij te houden welk medicijn welk effect heeft. Een aantal deelnemers gaf aan dat de stoffen in medicijnen wel eens kunnen veranderen, maar dat de naam hetzelfde blijft. Hierdoor kan een bepaald medicijn ineens niet meer werkzaam zijn of andere bijwerkingen hebben, zoals weergegeven in de volgende quotes: “... Je kunt er ook in schrijven wat voor medicatie je hebt en wat voor invloed dat op je heeft. Want je hebt heel vaak bij huisartsen dat je krijgt; maar er zit hetzelfde in mevrouw, het heeft alleen een andere naam. En dan krijg je elke keer wat anders, maar als je iets hebt wat goed werkt en het is gewoon vastgesteld dan kun je dat in het zorgplan opnemen.” (FG4, R2). “… En dan op een gegeven ogenblik heb je ventolin nodig en dan kom je bij de apotheek en dan krijg je een ander middel, en dan zeg je nee ik moet ventolin hebben, en dan zeggen ze nee meneer dit is het hetzelfde, want we moeten het goedkoopste. En dan kom je thuis en helpt het helemaal niets en dan zeg je tegen de dokter, ik wil graag ventolin hebben, want ventolin hielp en dit niet. Ja maar dat kan niet. […] En pas na veel zeuren krijg je dan toch de ventolin en achteraf hoor je dan, ja de stof die er in zit kan de oorzaak geven dat je daar allergisch voor bent of een andere reactie op hebt waardoor het niet hetzelfde werkt (FG1, R1) Een medicatie overzicht als onderdeel van het individueel zorgplan kan volgens de deelnemers zowel de patiënt als de zorgverlener inzicht geven in het effect en gebruik van medicatie. Een overzicht van medicatie is ook van belang in noodsituaties, als iemand bijvoorbeeld in het ziekenhuis wordt opgenomen. Afspraken met de zorgverlener In drie focusgroepen gaven de deelnemers aan dat ze graag ruimte in het individueel zorgplan willen hebben om afspraken met zorgverleners te noteren en voor te bereiden. Een aantal deelnemers heeft hier een gewoonte van gemaakt en zij schrijven voordat ze naar een afspraak gaan op papier wat ze willen bespreken met de zorgverlener. Eén van de deelnemers verteld dat ze zekerder over komt bij de zorgverlener door de afspraak goed voor te bereiden. Volgens een andere deelnemer helpt het om beter voor jezelf op te komen zoals weergegeven in de volgende quote. “Een bladzijde om jezelf voor te bereiden voor de arts. Op die manier maak jezelf de keuze waar je aandacht aan wilt besteden. En het kan dienen als een handvat tijdens het gesprek. Als de longarts het van de tafel wil schuiven, kun je er op terugkomen, want het staat opgeschreven. Je kunt dan beter voor jezelf opkomen.” (FG3, R8) In het individueel zorgplan zou een onderdeel opgenomen moeten worden waarin de afspraken met zorgverleners vermeld staan en ruimte wordt gegeven om de afspraken voor te bereiden. Gewenste gezonde situatie In één focusgroep vonden de deelnemers dat de gezonde situatie het uitgangspunt en doel moet zijn van een individueel zorgplan. “Maar het hoofddoel dat je een zo normaal mogelijk leven kan leiden met zo min mogelijk beperkingen. Dat moet het eigenlijke doel zijn”. (FG2, R2) 18
De gezonde situatie zou inzichtelijk gemaakt kunnen worden door het beschrijven van activiteiten die iemand uit kan voeren op een ‘goede dag’. Op het moment dat iemand de activiteiten op een ‘goede dag’ niet meer kan uitvoeren is dit een signaal dat het minder goed gaat. Doelen opstellen en een stappenplan maken De deelnemers in alle focusgroepen gaven aan dat ze het belangrijk vinden om in het individueel zorgplan doelen te stellen en een stappenplan te ontwikkelen om dat doel te bereiken. De genoemde doelen waren bijvoorbeeld het verbeteren van de conditie, gewicht verliezen, therapietrouw verhogen of klachten voorkomen. De patiënt zou samen met de zorgverlener een stappenplan kunnen ontwikkelen om de doelen te behalen. Doelen opstellen en eens stappenplan maken kan bijdragen aan meer regie over de gezondheid krijgen. Stappenplan klachten herkennen en voorkomen In drie focusgroepen gaven de deelnemers aan dat ze willen weten wat ze moeten doen in een situatie waarin klachten verergeren. Klachten kunnen bijvoorbeeld verergeren door weersomstandigheden of door omgevingsfactoren, zoals rokende mensen op een terras. Een stappenplan als onderdeel van het individueel zorgplan zou hen kunnen helpen om de ernst van klachten in te schatten en actie te ondernemen, bijvoorbeeld door medicatie in te nemen of dagelijkse activiteiten aan te passen. “Je moet ook exacerbaties kunnen herkennen, en je moet ook weten wat je dan moet doen. Dat je dan wel of niet kunt werken of bewegen, dus exacerbaties herkennen en er mee omgaan, dat is een heel wezenlijk onderdeel wat ook in het stappenplan hier [Revalidatiecentrum] zit.” (FG2, R2) Eén van de deelnemers gaf aan dat ze door de jaren heen heeft geleerd in welke situaties haar klachten verergeren en wat ze moet doen om haar klachten te verminderen of te voorkomen. Ze had hier graag op jongere leeftijd al advies over willen krijgen. “Ik heb meer last bij mist, dan reageert mijn hele lichaam daarop. Nu weet ik uit ervaring wat het is. Vroeger liep ik ermee door, maar nu neem ik gas terug. Als ik dat eerder had geweten was het makkelijker geweest.” (FG3, R8) Bewegingsplan In drie focusgroepen werd het belang van sporten uitgebreid besproken. De deelnemers gaven aan dat mensen met astma vaak niet mee kunnen komen met regulier sporten, maar dat sporten voor hen juist van groot belang is. Eén van de deelnemers gaf aan dat sporten een manier is om je lichaam te optimaliseren zonder het gebruik van medicatie. Een andere deelnemer was van mening dat het noodzakelijk is dat mensen met astma begeleiding krijgen bij het sporten. “Ja ik vind het heel belangrijk ook advies, ook het sporten op zich met lotgenoten, daar leer je natuurlijk ook heel veel van. Maar ook de begeleiding dat je de juiste begeleiding hebt, wanneer ga je wel sporten, wanneer is het beter om een tandje terug te zetten. En daar word je eigenlijk niet, door een huisarts niet, door een longarts niet, ja mevrouw het is het beste als u wat gaat sporten. En dan laat hij het daar bij.” (FG2, R3)
19
De deelnemers gaven aan dat ze begeleiding van zorgverleners missen als het gaat over hoe vaak ze kunnen sporten en welke sport ze moeten doen. Een aantal deelnemers heeft wel begeleiding gekregen bij het sporten. De begeleiding vond meestal plaats in de context van het revalidatiecentrum of het astmacentrum in Davos. De deelnemers waren van mening dat een bewegingsplan onderdeel zou moeten zijn van een individueel zorgplan. De zorgverlener kan dan samen met de patiënt een bewegingsplan opstellen waarin staat hoe vaak de patiënt gaat sporten en welke sport hij het beste kan doen. Voedingsplan In drie focusgroepen werd het onderdeel voedingsplan besproken. Er werd gesproken over voeding in de context van gewichtsverlies en dieet advies. De deelnemers gaven aan dat mensen met astma meer op de hoogte zouden moeten zijn van het feit dat voeding en gewicht in relatie staan tot astma klachten. In het individueel zorgplan zou bijvoorbeeld informatie over gezonde voeding opgenomen kunnen worden of een verwijzing naar de diëtist. Een aantal deelnemers stelde voor om in het voedingsplan een stappenplan op te nemen om bijvoorbeeld te streven naar gewichtsverlies. Psychologisch onderdeel De deelnemers in alle vier de focusgroepen vonden het belangrijk dat in het individueel zorgplan een psychologisch onderdeel opgenomen wordt. Het psychologisch onderdeel werd genoemd in de context van leren omgaan met astmaklachten, acceptatie van astma, angst voor benauwdheidsaanvallen en omgaan met stress situaties. “Ook de psychische kant is niet onbelangrijk, ik heb hier zelf geen last van, omdat mijn moeder altijd stoïcijns rustig bleef. Maar je hebt mensen die gewoon echt angst hebben als ze het benauwd hebben. En dat is natuurlijk een heel wezenlijk iets waar je rekening mee moet houden.” (FG2, R2) Eén van de deelnemers vertelde dat ze zelf last heeft gehad van angstaanvallen. Uiteindelijk heeft ze geleerd hiermee om te gaan, maar de begeleiding van een psycholoog kan dit proces vergemakkelijken. Volgens de deelnemers heeft iedereen wel eens te maken met stressvolle situaties, zoals het verliezen van een baan of het overlijden van een dierbare, waardoor astmaklachten kunnen verergeren. Het is belangrijk dat mensen met astma leren hoe ze met stress situaties om kunnen gaan. Volgens de deelnemers zou een psycholoog of maatschappelijk werker hierbij kunnen helpen. Het psychologisch onderdeel zou bijvoorbeeld samen met een psycholoog of maatschappelijk werker ingevuld kunnen worden. Sociale omgeving De deelnemers gaven aan dat de sociale omgeving ook belangrijk is voor mensen met astma. Omdat astma niet zichtbaar is aan de buitenkant is het vaak moeilijk om aan familie en vrienden uit te leggen hoeveel invloed astma heeft op het dagelijks leven. Twee deelnemers vertelden dat ze vaak niet met vrienden op stap kunnen omdat ze daar geen energie voor hebben. Een aantal deelnemers zou een individueel zorgplan willen gebruiken om aan vrienden familie inzichtelijk te maken hoeveel impact astma heeft op het dagelijks leven.
20
Werk In twee focusgroepen vond een klein aantal deelnemers het belangrijk om het zorgplan te gebruiken om werkgevers of bedrijfsartsen inzicht te geven in het verloop van astma, met name omdat astmaklachten kortdurend kunnen zijn. In de ochtend kan iemand bijvoorbeeld niet in staat zijn om te werken maar in de middag wel weer. Een andere deelnemer wilde het individueel zorgplan gebruiken om de werkgever te laten zien dat bepaalde arbeidsomstandigheden, zoals een vloerbedekking, astma klachten kunnen verergeren. De deelnemers hebben niet expliciet aangegeven of ze het gehele individuele zorgplan aan de werkgever wilden laten zien of alleen een aantal specifieke onderdelen van het zorgplan. Noodsituatie De deelnemers gaven aan dat ze in het individuele zorgplan een stappenplan willen hebben voor noodsituaties. op het moment dat iemand een astma aanval heeft en niet meer in staat is om te praten dan kan een naaste het individueel zorgplan gebruiken om hulp te bieden. Dagboek functie Een aantal deelnemers gaf aan dat een dagboek onderdeel moet zijn van een individueel zorgplan. In het dagboek kan iemand beschrijven hoe het per dag of per week met hem gaat en welke klachten hij ervaart. Eén van de deelnemers stelde voor om in het zorgplan een aantal vragen op te nemen zoals: ‘Geef deze dag een cijfer op basis van algeheel welbevinden’. Op die manier kan de patiënt gestimuleerd worden om bij te houden hoe het met of haar gaat. Het bijhouden van een dagboek, waar goede en slechte dagen beschreven worden, kan bijdragen aan het generen van ziekte inzicht voor de patiënt zelf. Daarnaast geeft het de zorgverlener inzicht in de gezondheidssituatie van de patiënt. “En dan bespreek je dat eens een keer met je arts en dan zeg je ik hou een dagboek bij en ik wil dat volgen elke dag en dan wil ik het één keer in de maand met je bespreken. Omdat ik me zorgen maak, en dan ga je patronen zien en die patronen zijn interessant om beter te worden. Moet je eens proberen.” (FG2, R6) Informatie over astma Het opnemen van informatie over astma in het individuele zorgplan kwam nauwelijks ter sprake. Als hierover werd gesproken dan wilden de deelnemers het liefst verwijzingen zien naar websites die informatie gaven over astma en de behandeling, een verwijzing naar de patiëntenversie van de zorgstandaard voor astma of verwijzingen naar de diëtist of psycholoog. Een klein aantal deelnemers wilde informatie over het belang van sporten en goede voeding opgenomen zien in het individuele zorgplan. Eén van de deelnemers wilde graag informatie over met astma op vakantie gaan, terwijl een andere deelnemer informatie over astma en allergieën belangrijk vond. Afgestemd op individu In twee focusgroepen kwam meerdere malen naar voren dat de deelnemers het belangrijk vinden dat de inhoud van het individuele zorgplan afgestemd is op de wensen en behoeften van het individu. De ene persoon kan bijvoorbeeld meer behoefte hebben aan een bewegingsplan terwijl een ander graag wil leren hoe hij om moet gaan met stresssituaties. De deelnemers vinden het belangrijk dat alle onderdelen worden aangeboden in een individueel zorgplan, maar dat de patiënt zelf kan beslissen welke onderdelen op hem van toepassing zijn. 21
Uitkomsten enquête De onderdelen genoemd door de deelnemers in de focusgroepen zijn vervolgens in de enquête verwerkt om te toetsen welke onderdelen door een grotere groep mensen met astma belangrijk worden gevonden. Sommige onderdelen die samen genoemd werden in de focusgroepen zijn in de enquête opgesplitst. Het onderdeel ‘afspraken met zorgverleners’ is bijvoorbeeld opgedeeld in afspraken noteren (agendafunctie) en afspraken voorbereiden. Het onderdeel ‘ziektegeschiedenis en medische informatie‘ zijn opgenomen als twee aparte onderdelen in de enquête. De respondenten is gevraagd om per onderdeel aan te geven of ze deze helemaal niet belangrijk (1), niet zo belangrijk (2), belangrijk (3) of heel belangrijk (4) vonden. In tabel 3 is per onderdeel het percentage respondenten te zien dat het onderdeel ofwel helemaal niet belangrijk/niet zo belangrijk vond als het percentage respondenten dat het onderdeel belangrijk/heel belangrijk vond. De tabel laat zien dat voor elk onderdeel meer dan de helft van de respondenten deze belangrijk tot heel belangrijk vond. Wat opvalt is dat vijf onderdelen door de meerderheid van de respondenten (> 90%) hoog gewaardeerd wordt, dit zijn het medicatieoverzicht, stappenplan voor het optreden van klachten, medische gegevens, ziektegeschiedenis en een beschrijving van de gewenste gezonde situatie. Op twee onderdelen bleken mannen en vrouwen van elkaar te verschillen. Ten eerste was een significant verschil tussen mannen en vrouwen (p = 0,071) waar te nemen in de waardering van het onderdeel ‘Bewegingsplan’. Mannen waarderden het onderdeel bewegingsplan hoger dan vrouwen. Ten tweede is een significant verschil (p = 0,064) waargenomen voor het onderdeel ‘Noodsituaties’, deze werd door vrouwen hoger gewaardeerd dan door mannen. Tabel 3: Waardering onderdelen individueel zorgplan (N=102) Onderdelen Helemaal niet Belangrijk / Heel belangrijk/ Niet zo belangrijk belangrijk Persoonlijke gegevens (woon/werk situatie) Gegevens zorgverlener Ziektegeschiedenis Medicatieoverzicht Medische gegevens (bijv. longinhoud). Afspraken zorgverleners noteren Afspraken voorbereiden via een notitiepagina Gewenste gezonde situatie beschrijven Persoonlijke doelen opstellen en stappenplan Stappenplan opstellen voor het optreden van klachten Stappenplan voor therapietrouw Bewegingsplan Voedingsplan Psychologisch onderdeel Werken en astma
22
16% 17% 8% 2% 6% 41% 35% 10% 14% 6% 24% 20% 24% 25% 28%
84% 83% 92% 98% 94% 59% 65% 90% 86% 94% 76% 80% 76% 75% 72%
Sociale omgeving Noodsituaties (wat kan uw naaste omgeving doen) Dagboekfunctie Informatie over astma en behandeling Informatie over sporten en bewegen Informatie over op vakantie gaan met astma Verwijzingen naar informatie over astma
28% 16% 36% 29% 32% 30% 28%
72% 84% 64% 71% 68% 70% 72%
4.3 Vorm van een individueel zorgplan Uitkomsten focusgroepen en interviews In deze paragraaf wordt weergeven hoe mensen met astma aankijken tegen de vorm van een individueel zorgplan. Allereerst worden de resultaten van de focusgroepen en de interviews beschreven, gevolgd door de uitkomsten van de enquête. Digitaal individueel zorgplan De meerderheid van de deelnemers gaf de voorkeur aan een digitaal individueel zorgplan in de vorm van een applicatie op telefoon, Ipad of computer of een USB stick. De voordelen van een digitaal individueel zorgplan zijn dat zowel de zorgverlener als de patiënt het gemakkelijk in kan vullen. Ten tweede kan een digitaal zorgplan gekoppeld worden aan de computer, telefoon en tablet. Daarnaast is een digitaal individueel zorgplan gemakkelijk aan te passen op de wensen van het individu. Applicatie In twee focusgroepen gaven de deelnemers aan dat ze graag een individueel zorgplan wilden hebben op een applicatie. Eén van de deelnemers gebruikte al een applicatie op haar telefoon genaamd medhelper om haar medicatie bij te houden. De deelnemers noemden verschillende functionaliteiten van een applicatie. Als het individueel zorgplan in de vorm van applicatie komt kan er een alarmfunctie in verwerkt worden. Een alarm kan bijvoorbeeld afgaan op het moment dat medicatie op is of ingenomen moet worden. Daarnaast kan met behulp van een registratiefunctie afspraken met zorgverleners bijgehouden worden. Een applicatie geeft de ruimte om het zorgplan zelf in te vullen en te personaliseren. Een aantal deelnemers vond een applicatie vooral aantrekkelijk voor de jongere generatie omdat zij veel gebruik maken van mobiele telefoons. De voordelen van een applicatie op een telefoon zijn dat mensen het altijd bij zich hebben en kunnen gebruiken tijdens verloren moment. Daarnaast is het een handige manier om klachten bij te houden, zoals weergegeven in de volgende quote. “Ik zou hem [een applicatie] zeker wel gebruiken omdat je gewoon vaak valkuilen hebt qua gezondheid, dat je denkt van oh het gaat eigenlijk best goed. Terwijl je toch pasjes terug hebt gedaan, pas als je teveel pasjes terug doet denk je van oh het gaat helemaal niet goed. Maar dan ben je al te ver. En dan als je een applicatie hebt op de telefoon dat is gewoon ideaal. Want iedereen kijkt wel eens op de telefoon, dan heb je een verloren momentje en dan kun je
23
daar gewoon makkelijk een naar kijken, gaat het eigenlijk wel zo goed als dat ik denk dat het gaat.”(FG2, R3) USB stick In drie focusgroepen werd de USB stick genoemd als vorm voor een individueel zorgplan. In één van de focusgroepen werd dit onderwerp uitgebreid besproken. Een USB stick geeft de patiënt de mogelijkheid om nieuwe informatie toe te voegen of te verwijderen. Daarnaast kan de zorgverlener medische gegevens op de USB zetten, zoals longfoto’s of labuitslagen. Het voordeel van een USB stick is dat het gemakkelijk mee te nemen is. Eén van de deelnemers wilde graag zien dat iedereen de UBS stick altijd bij zich zou dragen. “Iedereen moet het bij zich dragen. Als je ergens heen gaat, en je wordt met de ambulance opgehaald, dan kunnen ze weten, want op een bepaalde plek draag je die USB. Bijvoorbeeld als je naar het ziekenhuis moet, want je ziekenfondskaart heb je ook altijd bij je. Dus ik denk dat zijn kleine stapjes, om ook iets elektronisch bij je te houden.” (FG4, P3) Het individueel zorgplan bij de hand hebben, via een applicatie of USB in je telefoon is voor de deelnemers van groot belang. Met name in noodsituaties, zodat zorgverleners of partners ook gemakkelijk toegang hebben tot het individueel zorgplan. Individueel zorgplan op papier In alle vier de focusgroepen gaven een aantal deelnemers aan dat ze het individuele zorgplan graag op papier wilden hebben, omdat ze weinig tot geen gebruik maken van digitale media. Eén van de deelnemers vertelde dat ze het fijner vond om op papier afspraken bij te houden dan op de computer. De vorm van een individueel zorgplan op papier zou een klapper of een boekje zijn. De meerderheid van de deelnemers dacht bij een papieren zorgplan met name aan oudere mensen omdat zij weinig tot geen gebruik maken van computers of mobiele telefoons. “ Naast dat USB stick is natuurlijk een papieren versie nog steeds een goed alternatief. Er zijn zoveel mensen die geen computer hebben.” (FG4, P6) In de focusgroepen werd vaak gesproken over een combinatie tussen een digitaal en papieren individueel zorgplan. Eén van de deelnemers gaf aan dat ze het zorgplan graag na zou willen lezen op papier. Twee andere deelnemers wilden graag een papieren versie willen hebben naast de digitale versie voor het geval dat de computer kapot gaat of de USB stick kwijt raakt. Taalgebruik en indeling Over het taalgebruik van het individueel zorgplan waren de meningen van de deelnemers verdeeld. Een aantal deelnemers gaf de voorkeur aan informerend en stimulerend taalgebruik, terwijl een andere deelnemer liever zakelijk en formeel taalgebruik wilde zien in het zorgplan. Een aantal deelnemers vond het belangrijk dat het individuele zorgplan geschreven is in de taal van de patiënt, zodat zowel de patiënt als de partner het begrijpt. “Het werkt alleen maar als het geschreven in de taal van de cliënt, in de taal van voor wie het is. (FG2, R2)
24
Het belang van zelf invulling geven aan het individueel zorgplan, bijvoorbeeld door onderdelen toe te voegen of weg te laten kwam naar voren in twee focusgroepen. Daarnaast zouden de deelnemers graag de optie willen hebben om tekststijl en kleur aan te passen aan eigen voorkeur. In één focusgroep waren de deelnemers van mening dat ze het individueel zorgplan vaker zouden gebruiken als ze de mogelijkheid zouden hebben om het zelf aan te passen. Het aanpassen van kleur en stijl kwam met name ter sprake in de context van digitale individuele zorgplannen. Volgens een aantal deelnemers moet het individueel zorgplan kort en beknopt zijn en niet uit teveel pagina’s bestaan. Daarnaast kan belangrijke informatie zoals allergieën of medicatie, dikgedrukt worden zodat het meer opvalt. Een duidelijke indeling, bijvoorbeeld per zorgverlener, wordt ook van belang geacht.
Uitkomsten enquête In de enquête is aan de respondenten gevraagd of ze het liefst een digitaal individueel zorgplan, een individueel zorgplan op papier of een combinatie van beiden wilden hebben. Van de 102 deelnemers gaf 59% de voorkeur aan een digitaal zorgplan, 13% wilde graag een papieren zorgplan en 28% wilde zowel een zorgplan op papier als digitaal. Geen significante verschillen in voorkeur voor de vorm van een individueel zorgplan zijn gevonden tussen mannen en vrouwen. In de volgende paragrafen staat beschreven in welke vorm de respondenten een digitaal of papieren individueel zorgplan wilden hebben en waarom. Digitaal individueel zorgplan Van het totaal aantal respondenten gaf 59% de voorkeur aan een digitaal individueel zorgplan, inclusief de mensen die een gecombineerd individueel zorgplan wilden is dat 87%. Aan de respondenten is gevraagd in welke vorm ze het liefst een digitaal individueel zorgplan wilden ontvangen. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 1. Zoals te zien geeft ongeveer de helft van de respondenten (46%) de voorkeur aan een programma op de computer of Ipad. Een applicatie op de telefoon wordt door een kwart van de mensen gekozen (27%), 20% zou het liefst een individueel zorgplan op een website willen en 4% van de respondenten gaf de voorkeur aan een USB stick. Onder de categorie ‘anders’ werden combinaties van digitale media genoemd, zoals een applicatie op telefoon met een koppeling naar een computerprogramma of een applicatie op de telefoon gekoppeld aan een applicatie op de Ipad/tablet. Applicatie Aan de respondenten werd gevraagd toe te lichten waarom ze voor een bepaalde vorm hadden gekozen. De respondenten die graag een individueel zorgplan via een applicatie op de telefoon wilden gaven hiervoor de volgende redenen:
“Telefoon heb je altijd bij je, dus dat is makkelijk” (R4) “De telefoon is altijd bij de hand en het lijkt me handig gelijk verslag te doen. Wanneer je dit later moet doen voelt het al anders en bestaat het gevaar het gemakkelijk te vergeten.” (R32)
25
“Een smartphone heb ik altijd bij mij. Dus als ik informatie nodig heb kan ik dat snel opzoeken. Hetzelfde geldt voor het registreren van informatie. Dat werkt sneller als dat direct kan.” (R97) Figuur 1: Hoe zou u het liefst gebruik willen maken van een digitaal individueel zorgplan? (N=89) (Meerdere antwoorden mogelijk)
5% 4% USB stick 20%
Applicatie op telefoon
27%
Programma op computer of ipad Website Anders 46%
Programma op computer of website Zoals blijkt uit de toelichtingen is het gemak van een individueel zorgplan in de vorm van een applicatie op de telefoon dat iemand hem altijd bij zich draagt. Voor een programma op de computer of een website werden de volgende redenen genoemd. “Om uitgebreid te kunnen lezen is computer of tablet handiger” (R84) “Ik werk veel met de computer en Ipad.” (R78) “Dat is voor mij gemakkelijk ik zit toch al elke dag langer of korter achter de computer.” (R38) Gemak en dagelijks gebruik zijn belangrijke redenen waarom respondenten kiezen voor een individueel zorgplan in de vorm van een website of programma op de computer of Ipad/tablet. Daarnaast kan met behulp van de computer een zorgplan ook uitgeprint worden. Een website wordt geprefereerd omdat men daar altijd toegang toe heeft met behulp van telefoon, computer of Ipad/tablet. Uit de toelichting blijkt dat meerdere respondenten aangaven dat ze graag een individueel zorgplan willen hebben dat gekoppeld kan worden aan telefoon, computer en Ipad/tablet. Individueel zorgplan op papier In totaal wilde 13% van de respondenten een individueel zorgplan op papier, ofwel in de vorm van een boekje of een klapper. Een individueel zorgplan in de vorm van een boekje is gemakkelijk mee te 26
nemen en terug te lezen. Het voordeel van een klapper was de mogelijkheid om informatie toe te voegen en weg te laten. “In een ringband kun je ook zelf info toevoegen die je wilt bewaren.” (R89] “Is makkelijk door te bladeren en aan te vullen.” (R58) “In een klapper kun je bijlagen toevoegen en/of verwijderen.” (R94)
4.4 Implementatie van het individueel zorgplan
Uitkomsten focusgroepen en interviews In de focusgroepen is gesproken over de implementatie van het individueel zorgplan. In deze paragraaf wordt beschreven wie volgens mensen met astma, verantwoordelijk is voor de verstrekking van het individueel zorgplan en wat de rol van de zorgverlener en de patiënt is in het individueel zorgplan. Tot slot worden de resultaten uit de enquête weergegeven. Verstrekking van het individueel zorgplan Een aantal deelnemers gaf aan dat er allereerst informatie moet komen vanuit het Longfonds, de ziektekostenverzekering of de huisarts dat het individueel zorgplan bestaat. De deelnemers wilden het zorgplan graag ontvangen van de zorgverlener met wie ze het meest contact hebben. De meerderheid van de deelnemers geeft aan dat de zorgverlener met wie ze het meeste contact hebben de huisarts of longarts is. De huisarts of longarts zou verantwoordelijk moeten zijn voor het verstrekken van het individueel zorgplan aan de patiënt. De huisarts wordt door de deelnemers gezien als een centraal punt in het zorgsysteem waar alle zorg samen komt. “Als je met 5 of 6 specialisten te maken hebt, als het goed is komt alles dan samen bij je huisarts.” (FG4, P6) Twee deelnemers gaven aan dat de huisartsen het individueel zorgplan bijvoorbeeld via de website kunnen verspreiden. Bij de verstrekking van het zorgplan is het belangrijk dat de zorgverlener ook uitleg geeft aan de patiënt. Eén deelnemer stelde voor om vanuit een organisatie of instantie bijeenkomsten voor patiënten te organiseren om uitleg te geven over individuele zorgplannen. Rol van de zorgverlener en patiënt De deelnemers waren van mening dat het individueel zorgplan ingevuld zou moeten worden door de patiënt en de zorgverlener. De meerderheid van de deelnemers gaf de voorkeur aan het invullen van het individueel zorgplan met de huisarts, omdat hij de privé situatie kent en vertrouwd is. Twee deelnemers zouden het individueel zorgplan in willen vullen met de longarts. Andere deelnemers zouden het zorgplan liever in willen vullen met de longverpleegkundige of praktijkondersteuner omdat zij meer tijd hebben dan de longarts of huisarts. Eén van de deelnemers gaf aan dat ze graag met iemand buiten het behandelteam een zorgplan in zou willen vullen, bijvoorbeeld met een maatschappelijk werker.
27
De zorgverlener zou volgens de deelnemers met name een stimulerende, controlerende en evaluerende rol op zich moeten nemen. De zorgverlener kan de patiënt stimuleren om het individueel zorgplan te gebruiken. Daarnaast kan hij controleren of de gestelde doelen zijn behaald. In twee focusgroepen werd de nadruk gelegd op het belang van evaluatie, met name in het stappenplan. De deelnemers gaven aan dat de zorgverlener een belangrijk rol speelt bij het inbouwen van evaluatie momenten om te beoordelen in hoeverre het stappenplan bruikbaar is en bijdraagt aan het behalen van de gestelde doelen. Zodra het individueel zorgplan geïmplementeerd gaat worden in het zorgsysteem is het volgens de deelnemers van belang dat de zorgverleners het individueel zorgplan accepteren en serieus gaan nemen. “Ook belangrijk is dat zo’n zorgplan door de professionals serieus genomen wordt. En dat het gehonoreerd wordt en dat wat er in staat dat het ook voor professionals acceptabel is. Ik denk dat, dat een soort van breekpunt zou kunnen zijn in het implementeren.” (FG2, R7) Een aantal deelnemers gaf aan dat ze het gehele individuele zorgplan samen met de zorgverlener in wilden vullen. In één focusgroep waren de deelnemers van mening dat de patiënt zelf verantwoordelijk is voor het invullen van de sociale parameters, zoals het bijhouden van het dagboek en het stappenplan. De zorgverlener is verantwoordelijk voor het invullen van de medische parameters zoals de uitslag van de longfunctietest. De deelnemers waren het erover eens dat de patiënt uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor het gebruik van het individuele zorgplan. Een aantal deelnemers was van mening dat alle zorgverleners toegang moeten hebben tot het individueel zorgplan. Andere deelnemers zouden liever zelf willen kiezen wie ze toegang geven tot het zorgplan. Generiek individueel zorgplan De meerderheid van de deelnemers gaf de voorkeur aan een generiek individueel zorgplan in plaats van een ziektespecifiek individueel zorgplan voor astma. De deelnemers gaven aan dat mensen naast astma vaak nog andere aandoeningen hebben. Een generiek individueel zorgplan wat alle aandoeningen omvat wordt gezien als overzichtelijker en gemakkelijker te gebruiker dan een ziektespecifiek individueel zorgplan voor elke aandoening. De deelnemers waren van mening dat het voor zorgverleners ook gemakkelijker is om per patiënt één generiek individueel zorgplan te hebben.
Uitkomsten enquête
Rol van de zorgverlener en patiënt In de enquête zijn vragen gesteld over wie verantwoordelijk is voor het bijhouden van het individueel zorgplan en wat de rol van de zorgverlener en patiënt is. Van alle respondenten vindt 76% dat de verantwoordelijkheid voor het invullen en bijhouden van het zorgplan moet liggen bij zowel de patiënt als de zorgverlener. 22% is van mening is dat de patiënt zelf verantwoordelijk is voor het invullen en bijhouden en 2% vindt het de verantwoordelijkheid van de zorgverlener. Aan de respondenten is een open vraag gesteld met wie ze het individueel zorgplan het liefst wilden invullen. In totaal wilden 43 respondenten (42%) het zorgplan invullen met de longverpleegkundige. De respondent gaven aan dat ze veel contact hadden met de longverpleegkundige en daarom het individueel zorgplan met deze zorgverlener in wilden vullen. Daarnaast waren ze van mening dat de longverpleegkundige een deskundige op het gebied van longen is, meer tijd beschikbaar heeft en praktisch is ingesteld. 37% van de respondenten gaf aan dat zij het individueel zorgplan met de 28
longarts wilden invullen. Uit de toelichting kwam naar voren dat de longarts deskundig is en specialistische kennis bezit, daarnaast kent de longarts de geschiedenis van de patiënt. Vier van de respondenten gaven aan dat ze de medische kant van het zorgplan het liefst met de longarts wilden bespreken en het dagelijks leven met astma met de longverpleegkundige. “Medische gegevens, medicatiegebruik en afspraken over bij welke klachten er aan de bel getrokken moet worden met de longarts. Lifestyle keuzes met de longverpleegkundige.” (R92) De huisarts, soms in combinatie met de praktijkondersteuner, werd door 19% van de respondenten genoemd als zorgverlener met wie de respondenten het individueel zorgplan in wilden vullen. De toelichting toonde aan dat de respondenten de huisarts hadden gekozen omdat hij dicht bij huis is en de persoonlijke situatie van de patiënt kent. Aan de respondenten is gevraagd wat de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden van de zorgverlener zijn in relatie tot het individueel zorgplan. De resultaten staan weergegeven in tabel 4. De vier belangrijkste taken van de zorgverlener zijn: samen met mij doelen opstellen en een stappenplan formuleren, mij ondersteunen om mijn astma beter onder controle te krijgen met behulp van het individueel zorgplan, de voortgang van mijn persoonlijke doelen evalueren en het invullen van medische gegevens. Onder de categorie ‘anders’ noemden de respondenten informatie aanbieden over medicijnen en zorgen dat de patiënt op hetzelfde niveau blijft en niet terug valt. Tabel 4: Wat zijn de meest belangrijke taken van de zorgverlener in het gebruik van het individueel zorgplan? (Meerdere antwoorden mogelijk) (N=102) Taken van de zorgverlener Percentage Mij ondersteunen om mijn astma onder controle te houden met behulp van een individueel zorgplan Mij motiveren om het individueel zorgplan te gebruiken Samen met mij doelen opstellen en een stappenplan maken. Het individueel zorgplan gebruiken om de voortgang van mijn persoonlijke doelen te evalueren Invullen van medische gegevens Anders
27% 9% 20% 20% 22% 2%
Generiek individueel zorgplan Van alle respondenten vindt 82% dat het individueel zorgplan ook van toepassing moet zijn op andere aandoeningen, 18% van de respondenten vindt dit niet van belang. De meerderheid (70%) van de respondenten gaf aan naast astma ook andere aandoeningen te hebben. Het hebben van meerdere aandoeningen kan bijdragen aan de voorkeur voor een generiek individueel zorgplan waarin alle aandoeningen zijn opgenomen. Geen significante verschillen zijn gevonden tussen mannen en vrouwen in de voorkeur voor een generiek of ziektespecifiek individueel zorgplan.
29
4.5 Wenselijkheid van een individueel zorgplan
Uitkomsten focusgroepen en interviews Een klein aantal deelnemers maakte al gebruik van individuele zorgplannen bijvoorbeeld via patientcoach op internet, via het revalidatiecentrum of naar aanleiding van een opname in het astmacentrum in Davos. De meerderheid van de deelnemers gaf aan dat zij het wenselijk vonden dat een individueel zorgplan werd ontwikkeld. Twee deelnemers gaven aan dat het vooral wenselijk is voor de jongere generatie of voor mensen die net zijn gediagnosticeerd met astma. Een aantal deelnemers gaf aan dat ze hun astma goed onder controle hebben en geen behoefte hebben aan een zorgplan, terwijl anderen het individueel zorgplan zouden gebruiken voor andere doeleinden, zoals weergegeven in de volgende quote. “Ik zou het ook gebruiken, maar misschien op een andere manier. Ik zou meer willen bepleiten dat je met zo’n boekje bij de zorgverlener meer serieus wordt genomen, dat het een chronische ziekte is met veel impact. Dat wordt nu veel onderkend.” (FG3, R8) Een aantal deelnemers was van mening dat ze weinig of geen gebruik zouden maken van een individueel zorgplan op het moment dat het beschikbaar is, omdat ze al gebruik maken van een zorgplan van het revalidatiecentrum of het astmacentrum in Davos. Andere deelnemers gaven aan dat ze hun klachten en medicatie zelf bijhouden in een boekje en daarom minder behoefte hebben aan individueel zorgplan. Volgens de deelnemers is de frequentie van gebruik van het zorgplan afhankelijk van de persoon zelf. Een aantal deelnemers wilde het individueel zorgplan alleen gebruiken tijdens afspraken met zorgverleners terwijl andere deelnemers het zorgplan elke week of elke dag willen gaan gebruiken om bij te houden hoe het gaat. Een andere deelnemer zou het individueel zorgplan invullen en vervolgens alleen gebruiken op dagen dat het slecht gaat. “Ik zou het niet elke dag bijhouden. Op het moment dat het slecht gaat, dan schrijf ik dat er iets veranderd.” (FG4, P1) De meeste deelnemers zouden het individueel zorgplan wel meenemen naar elke afspraak met de zorgverlener. Een individueel zorgplan kan ertoe leiden dat de zorgverlener beter naar de patient luistert en zijn klachten serieus neemt. Daarnaast waren de deelnemers van mening dat een individueel zorgplan eraan bij kan dragen dat iemand bewuster omgaat met zijn/haar gezondheid. Twee deelnemers verwachten dat het zorgplan kostenbesparend zal zijn omdat mensen bewuster omgaan met hun gezondheid.
Uitkomsten enquête Aan het eind van de enquête gaf 85% van de respondenten aan dat als ze de keuze zouden hebben ze gebruik zouden maken van een individueel zorgplan, 15% van de respondenten zou geen gebruik maken van het zorgplan. De analyse toonde aan dat er geen significant verschil bleek te zijn in het potentiële gebruik van individuele zorgplannen tussen mannen en vrouwen. Respondenten die geen gebruik wilden maken van individuele zorgplannen gaven aan hun astma al goed onder controle te hebben, al dan niet met bestaande zorgplannen.
30
In het begin van de enquête is gevraagd hoe de respondenten aankeken tegen een individueel zorgplan op een schaal van 1 (negatief) tot 100 (positief). De gemiddelde houding ten opzichte van een individueel zorgplan was 64. Aan het eind van de vragenlijst werd dezelfde vraag gesteld en was de gemiddelde houding gestegen naar 71. De percentages van de voor en nameting zijn weergegeven in tabel 4. Het verschil in houding ten opzichte van een individueel zorgplan was 7, dit verschil is significant gebleken (p = 0,08). Het invullen van een enquête over individuele zorgplannen lijkt bij te dragen aan positieve houding ten opzichte van een individueel zorgplan. Tabel 5: Percentage voor en na meting gecategoriseerd van 0‐50 en 50‐100. (N=102) (0=negatief en 100=positief) Percentage tussen 0 en 50 Percentage tussen 50 en 100 Voormeting
27%
73%
Nameting
16%
84%
Ernst van de astma en wenselijkheid In de enquête zijn drie vragen gesteld om de ernst van astma te meten. Deze vragen en de daarbij horende antwoordcategorieën waren gebaseerd op de standaard van het Nederlands Huisartsen Genootschap voor astma en de richtlijnen van het National Institute of Health in Amerika. Op basis van deze richtlijnen is gekozen om ernst van astma te meten aan de hand van drie vragen. De vragen gingen over de hoeveelheid astmaklachten in de afgelopen week, het aantal keer dat mensen wakker zijn geworden van astma klachten in de afgelopen maand en in hoeverre astmaklachten de dagelijkse bezigheden beperken (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2007; National Institute of Health, 2007). De drie vragen zijn gecombineerd tot één variabele die de ernst van astma meet. De drie vragen hadden een chronbachs alpha van 0,97. Dit betekent dat alle drie de vragen consequent hetzelfde meten. Als een respondent aangeeft overdag meer klachten te hebben dan heeft hij s´nachts ook meer klachten en ondervindt hij meer beperking in de dagelijkse bezigheden door astmaklachten. In tabel 5 is de verdeling van de ernst van astma over de populatie (N=99) te zien. Drie respondenten hebben op één van de drie vragen een antwoord in de categorie anders ingevuld. De antwoorden in de categorie ‘anders’ konden niet gecategoriseerd worden onder de bestaande antwoordcategorieën. Er is gekozen om de antwoorden van deze respondenten niet mee te nemen in de analyse. In tabel 5 is te zien dat zowel respondenten met een lichte, milde, matige en ernstige vorm van astma de enquête hebben ingevuld. Tabel 5: Ernst van astma (N=99) Ernst astma Percentage Ernstig
33%
Matig
16%
Mild
24%
Licht
26%
De relatie tussen de ernst van astma en het perspectief op gebruik van zorgplannen is gemeten. In figuur 2 is de gehele populatie respondenten weergegeven gecategoriseerd op ernst van astma. Per 31
categorie van de ernst is het percentage respondenten weergegeven dat wel en niet gebruik zou willen maken van een individueel zorgplan. De resultaten in figuur 4 tonen aan dat de meerderheid van de respondenten met zowel lichte, milde, matige en ernstige vorm van astma gebruik wil maken van een zorgplan. Uit onze analyse bleek geen significant verband te bestaan tussen de ernst van astma en het gebruik van zorgplannen (p > 0,1). Figuur 2: Relatie tussen de ernst van astma en perspectief op gebruik van een individueel zorgplan N=99) 35%
30%
25%
6%
4% 4%
20% Geen gebruik individueel zorgplan Wel gebruik individueel zorgplan
15% 27% 10%
22%
20% 16%
5%
0% Licht
Mild
Matig
Ernstig
32
5. Conclusie en discussie Het onderzoek had als doel om inzicht te krijgen in de wensen en behoeften van mensen met astma ten aanzien van een individueel zorgplan. In dit hoofdstuk wordt allereerst een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag en worden de belangrijkste bevindingen in de context van literatuur geplaatst. Vervolgens wordt gereflecteerd op de methodologie. Tot slot worden de resultaten van dit onderzoek vergeleken met de resultaten uit het onderzoek ‘patiëntenparticipatie bij de ontwikkeling van een individueel zorgplan voor COPD’ (Broerse et al, 2012).
5.1 Wensen en behoeften van mensen met astma voor een individueel zorgplan Op basis van de bevindingen kunnen conclusies getrokken worden over de wensen en behoeften van mensen met astma ten aanzien van de functie, inhoud, vorm, implementatie en wenselijkheid van een individueel zorgplan. De vier belangrijkste functies van een individueel zorgplan zijn;
De communicatie tussen zorgverleners onderling verbeteren. De meerderheid van de mensen met astma heeft naast astma ook nog andere aandoeningen, waardoor zij met veel verschillende zorgverleners te maken hebben. Volgens mensen met astma communiceren zorgverleners onderling te weinig over bijvoorbeeld het voorschrijven van medicatie. Het individueel zorgplan kan helpen om de communicatie tussen zorgverleners te verbeteren door de ziektegeschiedenis en een medicatieoverzicht op te nemen in het zorgplan. De communicatie verbeteren tussen zorgverlener en patiënt. Mensen met astma geven aan dat ze problemen ervaren in de communicatie met de zorgverlener. De communicatie tussen zorgverlener en patiënt kan verbeterd worden door een overzicht van de ziektegeschiedenis en de medicatie in het individueel zorgplan op te nemen. Daarnaast kan de patiënt klachten en effecten van medicatie bijhouden in een dagboek en deze tijdens de afspraak met de zorgverlener bespreken. Ziekte inzicht genereren voor patiënt en zorgverlener. Ziekte inzicht genereren is zowel voor de zorgverlener als voor de patiënt van belang. De patiënt kan door het bijhouden van klachten in een dagboek signalen eerder gaan herkennen. Daarnaast kan een dagboek de zorgverlener ook inzicht geven in het ziekteverloop van de patiënt. Meer regie over eigen gezondheid krijgen. Het individueel zorgplan zou een middel moeten zijn om meer grip te krijgen op het leven met astma en bewuster om te gaan met gezondheid. Het genereren van ziekte inzicht en het opstellen van individuele doelen en stappenplannen kan hieraan bijdragen.
De inhoud van een individueel zorgplan zou volgens mensen met astma moeten bestaan uit veel verschillende onderdelen. Uit de enquête bleek dat meer dan de helft van de respondenten alle
33
onderdelen (zie tabel 3) als belangrijk tot heel belangrijk waardeerde. De volgende vijf onderdelen werden door meer dan 90% van de respondenten als belangrijk tot heel belangrijk gewaardeerd;
Medicatieoverzicht Medische gegevens (bijv. longinhoud of longfoto’s) Ziektegeschiedenis Stappenplan voor het optreden van klachten Beschrijving van de gewenste gezonde situatie
Op basis van de bevindingen zou een individueel zorgplan een grote hoeveelheid onderdelen aan moeten bieden. De patiënt kan vervolgens samen met de zorgverlener bepalen welke onderdelen voor hem van belang zijn. Dit kan betekenen dat voor de ene persoon een bewegingsplan belangrijk is en voor de ander een voedingsplan. Het belang van een individueel zorgplan dat afgestemd is op de wensen en behoeften van het individu wordt bevestigd in de literatuur. Het ontwikkelen van individuele zorgplannen, afgestemd op de wensen en behoeften van de patiënt kan het uiteindelijke gebruik van individuele zorgplannen verhogen (Kotse & Creer, 2010; Jones, 2000). De bevindingen tonen aan dat de meerderheid van de deelnemers de voorkeur geeft aan een digitaal individueel zorgplan, in de vorm van een applicatie, programma op computer op Ipad, website of USB stick. De voordelen hiervan zijn:
Gebruiksgemak. Een digitaal individueel zorgplan in de vorm van een USB of applicatie op de telefoon of Ipad is gemakkelijk mee te nemen en te gebruiken. Mogelijkheid om het te personaliseren. In een digitaal zorgplan kunnen de deelnemers bijvoorbeeld zelf kiezen welke onderdelen ze willen toevoegen. Daarnaast kan de kleur en tekststijl aangepast worden op basis van persoonlijke voorkeur. De deelnemers geven aan dat de mogelijkheid tot het personaliseren van een individueel zorgplan ertoe kan leiden dat het zorgplan vaker gebruikt wordt.
De deelnemers gaven aan dat voldoende rekening gehouden moet worden met de oudere populatie die vaak niet beschikt over een computer of een mobiele telefoon. Voor deze populatie is het belangrijk om individuele zorgplannen op papier beschikbaar te hebben, bijvoorbeeld in de vorm van een klapper. Daarnaast zouden een aantal deelnemers ook de mogelijkheid willen hebben om het zorgplan uit te printen. Het individueel zorgplan moet helder en duidelijk geschreven zijn. Daarnaast is het van belang dat het individueel zorgplan duidelijke indeling heeft en beknopt is. De meningen over de toon van het taalgebruik (informerend, stimulerend, zakelijk) waren verdeeld. Het perspectief op de implementatie van het individueel zorgplan was verschillend onder de deelnemers van de focusgroepen en de respondenten die de enquête hebben ingevuld. Hoewel de deelnemers in de focusgroepen het liefst een individueel zorgplan willen ontvangen en invullen met de huisarts, gaven de respondenten die de enquête hadden ingevuld de voorkeur aan de longarts/longverpleegkundige. De bevindingen tonen aan dat het belangrijk is dat de zorgverlener samen met de patiënt het individueel zorgplan invult, doelen opstelt en een stappenplan ontwikkeld om de doelen te behalen. Daarnaast zou de zorgverlener een stimulerende, controlerende en evaluerende rol op zich moeten nemen. De patiënt is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor het gebruik van het individueel zorgplan. Het belang van de rol van de zorgverlener is terug te vinden in de literatuur. Adams (2005) komt tot de conclusie dat een participatieve relatie tussen zorgverlener 34
en patiënt, waar gezamenlijke besluitvorming centraal staat, bij kan dragen aan dagelijks zelfmanagement van astma (Adams, 2005). Daarnaast toont de review studie van Ring (2007) aan dat zorgverleners een belangrijke rol kunnen spelen in het stimuleren van eigenaarschap en gebruik van zorgplannen onder astma patiënten. Over de manier waarop zorgverleners dit het best kunnen doen is momenteel nog niet veel bekend (Ring, 2007). De meerderheid van de deelnemers uit de focusgroepen en de respondenten die de enquête hadden ingevuld vonden de ontwikkeling van een individueel zorgplan voor astma wenselijk en zouden het individueel zorgplan ook daadwerkelijk willen gaan gebruiken. De voorkeur ging uit naar een generiek individueel zorgplan in plaats van een ziektespecifiek individueel zorgplan omdat de meeste mensen naast astma ook nog andere aandoeningen hebben. Dit sluit aan bij de actuele ontwikkelingen rondom individuele zorgplannen in Nederland, waarbij wordt gestreefd naar het ontwikkelen van eisen waar een generiek individueel zorgplan aan moet voldoen (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 2013; College voor Zorgverzekeringen, 2012). Zowel in de focusgroepen als in de enquête, gaven een aantal deelnemers aan geen individueel zorgplan nodig te hebben omdat ze al gebruik maakten van bestaande individuele zorgplannen van het revalidatiecentrum of het astmacentrum. Een aantal deelnemers had zelf strategieën ontwikkeld om hun astma onder controle te houden, zoals het bijhouden van klachten en medicatie in een boekje. De resultaten lijken te suggereren dat er geen significant verband bestaat tussen de ernst van astma en het gebruik van individuele zorgplannen. Dit kan te verklaren zijn door de relatief kleine populatie (N=102) die heeft deelgenomen aan de enquête. Het aantal respondenten per categorie van de ernst van astma was derhalve klein dat de kans op significantie afneemt. Het feit dat geen significant verband gevonden lijkt te zijn tussen ernst van astma en het gebruik van individuele zorgplannen is niet geheel in overeenstemming met de literatuur. De literatuur toont aan dat mensen met een milde of lichte vorm van astma zorgplannen waarschijnlijk geen gebruik van individuele zorgplannen gaan maken op de lange termijn (Jones, 2000). Holt (2004) bevestigd dat het gebruik van individuele zorgplannen onder mensen met een milde vorm van astma moeilijker te bewerkstelligen is. Daarnaast is de effectiviteit van individuele zorgplannen het hoogst onder mensen met een chronische, ernstige vorm van astma (Holt, 2004).
5.2 Methodologische reflectie Om de validiteit van de data te verhogen zijn verschillende strategieën uitgevoerd. Ten eerste zijn samenvattingen gemaakt van de focusgroepen en interviews. De samenvattingen zijn vervolgens naar de deelnemers gestuurd om te controleren of de interpretatie van de onderzoeker overeenkwam met het perspectief van de deelnemers. Ten tweede is gebruik gemaakt van triangulatie door zowel kwalitatieve methoden (focusgroepen en interviews) als kwantitatieve methoden (enquête) te gebruiken om data te verzamelen. In totaal hebben vier focusgroep discussies plaats gevonden met 26 deelnemers. Om meer diepgang in de data te bereiken zijn vervolgens drie aanvullende semi‐gestructureerde interviews afgenomen. De data uit de focusgroepen en de interviews zijn gebruikt om een enquête op te stellen. De enquête is uitgezet om de resultaten uit de focusgroepen te toetsen onder een bredere groep van mensen met astma. De enquête is door 143 mensen ingevuld, waarvan 102 mensen de volledige enquête hebben 35
ingevuld. Ongeveer 40 mensen zijn na een derde van de enquête of halverwege de enquête gestopt met invullen, dit kan duiden op een te lange enquête of een te moeilijke vraagstelling. We hebben besloten om alleen de data mee te nemen van de respondenten die de volledige enquête hebben ingevuld. Het uitzetten van de enquête gebaseerd op de uitkomsten van de focusgroepen heeft bijgedragen aan generalisatie van de bevindingen en kan eventuele vertekeningen hebben gecorrigeerd. Zowel bij de deelnemers van de focusgroepen als bij de respondenten die de enquête hebben ingevuld is een over representatie van vrouwen te zien, wat mogelijk geleidt kan hebben tot een lichte vertekening van de resultaten ten opzichte van de gehele populatie van mensen met astma. De data uit de enquête is getest op eventuele verschillen tussen man en vrouw. De bevindingen laten zien dat er nauwelijks significante verschillen gevonden zijn tussen mannen en vrouwen. Dit kan veroorzaakt zijn door de verhouding van het aantal mannen ten opzichte van het aantal vrouwen (21 versus 81). De twee onderdelen van de inhoud, bewegingsplan en noodsituaties, waar wel een significant verschil (p < 0,1) is gevonden tussen mannen en vrouwen moet dan ook met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Tot slot is een significant effect gevonden voor de toename in positieve houding na het invullen van de enquête. De kans dat een meetfout is opgetreden bij deze twee vragen is aanwezig. De respondenten is gevraagd om op een schaal van negatief (0) tot positief (100) aan te geven hoe zij aankeken tegen een individueel zorgplan. Als dezelfde meting op een ander moment onder dezelfde respondenten gedaan zou worden is de kans dat zij niet hetzelfde antwoord zouden geven aanwezig. Dit kan leiden tot een meetfout wat de betrouwbaarheid van de uitkomsten vermindert. De uitkomsten van deze vraag moeten daarom met voorzichtigheid behandeld worden.
5.3 Vergelijking wensen en behoeften van mensen met COPD en astma De bevindingen uit dit onderzoek zijn vergeleken met de bevindingen uit het onderzoeksrapport ‘patiëntenparticipatie bij de ontwikkeling van een individueel zorgplan voor mensen met COPD’ (Broerse et al, 2012). In deze paragraaf worden zowel overeenkomsten als verschillen tussen de uitkomsten van beide onderzoeken toegelicht. Eén van de conclusies uit het onderzoeksrapport was dat mensen met COPD het individueel zorgplan met name wilden gebruiken voor het generen van ziekte inzicht, het delen van ziekte inzicht en informeren. Uit de bevindingen van dit onderzoek kwam naar voren dat het generen van ziekte inzicht ook voor mensen met astma van groot belang is. Hoewel het delen van ziekte inzicht en het informeren niet tot nauwelijks besproken zijn in de focusgroepen. Het valt op dat de functies genoemd door mensen met COPD niet zozeer gericht waren op de behandeling maar meer op persoonlijk niveau, namelijk het dagelijks leven met COPD en de hindernissen die daarbij horen. De functies genoemd door mensen met astma waren daarentegen gericht op het verbeteren van de communicatie tussen zorgverleners onderling, de communicatie tussen zorgverlener en patiënt en het verkrijgen van regie over de gezondheid. Het verbeteren van de communicatie met zorgverleners en het opstellen van persoonlijke doelen was ook door een aantal mensen met COPD genoemd in de focusgroepen, maar niet als hoofdfunctie van het individueel zorgplan. Wat betreft de inhoud zijn zowel overeenkomsten als verschillen te zien tussen de wensen en behoeften van mensen met COPD en astma. Beide groepen vinden het belangrijk dat de gegevens 36
van de zorgverleners genoteerd staan in het plan en een overzicht wordt gegeven van de ziektegeschiedenis van de patiënt. Daarnaast wordt het bijhouden van klachten in een dagboek ook door beide groepen genoemd. De verschillen tussen mensen met COPD en astma waren zichtbaar als het ging om doelen en stappenplannen formuleren. Mensen met COPD geven aan moeite te hebben met het begrip ‘plan’ omdat het te maken heeft met een toekomstperspectief terwijl zij meer gericht zijn op het doorkomen van de dag. Doelen opstellen en een stappenplan ontwikkelen was één van de onderdelen die door mensen met astma hoog gewaardeerd werd. Een ander verschil was dat mensen met COPD een sterke behoefte hebben aan het ontvangen van informatie over de ziekte, behandeling, gezond gedrag en hulpmiddelen. Daarnaast wilden zij graag tips en trucs ontvangen van andere mensen met COPD om op die manier ziekte inzicht te kunnen delen. De behoefte aan informatie en het delen van tips en trucs is door mensen met astma niet tot nauwelijks besproken. Zowel mensen met COPD als mensen met astma geven de voorkeur aan een digitaal individueel zorgplan. De keuze voor een digitaal individueel zorgplan was zowel bij mensen met astma als COPD gebaseerd op het gebruiksgemak en de mogelijkheid om tekstijl en kleur aan te passen. Wanneer toch voor een papieren versie wordt gekozen dan gaat de voorkeur uit naar een klapper omdat men zelf informatie kan toevoegen en weghalen. Mensen met COPD ontvangen het individueel zorgplan het liefst van hun centrale behandelaar, dit kan ofwel de huisarts of de longarts zijn. Mensen met astma gaven de voorkeur aan de huisarts, longarts of longverpleegkundige. De longverpleegkundige of praktijkondersteuner wordt door mensen met COPD en astma gezien als eenvoudig bereikbaar en toegankelijker dan de huisarts of longarts. De mensen met COPD geven aan dat de patiënt de totale verantwoordelijkheid heeft over het individueel zorgplan. De functies van een individueel zorgplan genoemd door mensen met COPD zijn dan ook voornamelijk gericht op de patiënt, zoals ziekte inzicht genereren, ziekte inzicht delen en informeren. Hoe mensen met COPD de rol van de zorgverlener in het individueel zorgplan zien is niet geheel duidelijk. Mensen met astma zijn van mening dat de patiënt verantwoordelijk is voor het gebruik van het individueel zorgplan maar dat het zorgplan samen met de zorgverlener opgesteld moet worden. De zorgverlener is vervolgens verantwoordelijk voor het stimuleren van de patiënt om het individueel zorgplan te gebruiken. Daarnaast kan hij een rol spelen in het evalueren en controleren van het stappenplan en de te behalen doelen. Zowel mensen met astma als mensen met COPD geven aan dat ze door de jaren heen hun ziekte steeds beter onder controle hebben gekregen. Uit allebei de onderzoeken komt naar voren dat het belangrijk is om zo vroeg mogelijk, op jonge leeftijd of op het moment van diagnose, een individueel zorgplan aan te bieden. De behoefte aan een generiek individueel zorgplan was onder mensen met astma sterker dan onder mensen met COPD. De vergelijking tussen deze twee onderzoeken geeft inzicht in de verschillen en overeenkomsten in wensen en behoeften van mensen met COPD en astma ten aanzien van een individueel zorgplan. Deze inzichten kunnen meegenomen worden in de ontwikkeling van uniforme eisen waar een generiek individueel zorgplan aan zou moeten voldoen.
37
Referenties Abramson, M.J., Bailey, M.J., Couper, F.J., Driver, J.S. Drummer, O.H., Forbes, A.B. et al. and the Victorian Asthma Mortality Study Group. (2001). Are asthma medications and management related to death from asthma? American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine 163: 12 ‐8 Adams, R.J., Appleton, S., Wilson, D.H., Ruffin, R.E. (2005). Participatory Decision Making, Asthma Action Plans and use of asthma medication: A population survey. Journal of Asthma 42: 673‐678. Baan, D., Heijmans, M., Spreeuwenberg, P., Rijken, M. (2012). Zelfmanagement vanuit het perspectief van mensen met astma of COPD. Nivel. Utrecht. Baarda, D.B., de Goed, M.P.M., Kalmijn, M. (2007). Basisboek enquêteren. Handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van enquêtes. Tweede druk. Wolters‐ Noordhoff, Groningen. Barlow, J., Wright, C., Sheasby, J., Turner, A., Hainsworth, J. (2002). Self management approaches for people with chronic conditions: a review. Patient Education and Counseling 48: 177‐187. Birchall, M., Richardson, A., Lee, L. (2002)Eliciting views of patients with head and neck cancer and carers on professionally derived standards for care. British Medical Journal 324: 1‐5. Bourbeau, J., Collet, J.P., Schwartzman, K., Ducruet, T. (2006). Economic Benefits of Self‐ management education in COPD. Chest Journal 130: 1704‐1711. Broerse, J.E.W., Breukers, W., Elberse, J., Branje, D. (2012). Patiëntenparticipatie bij de ontwikkkeling van een individueel zorgplan voor mensen met COPD. Athena Instituut. Vrije Universiteit, Amsterdam. College voor Zorgverzekering (2013). Zorgstandaarden. Verkregen 4 september 2013 via http://www.cvz.nl/kwaliteit/kwaliteitsbibliotheek/zorgstandaarden Coördinatieplatform Zorgstandaarden (2010). Zorgstandaarden in model. Rapport over het model voor zorgstandaarden bij chronische ziekten. ZonMw. Den Haag. Coördinatieplatform Zorgstandaarden (2012). Raamwerk individueel zorgplan. Verkregen 4 september 2013 via http://www.zorgstandaarden.nl/ fileadmin/ www.zorgstandaardindepraktijk.nl/ Raamwerk_Individueel_Zorgplan.pdf Cruz‐Correia, R., Fonseca, J., Amaro, M.J., Lima, L, Araujo, L, Delagado, L, Castel‐Branco, M.G., Costa‐ Pereira, A. (2007). Web‐based or paper‐based self management tools for asthma—patients’ opinions and quality of data in a randomized crossover study. Studies in Health Technology and Informatics, 127:178–89 Gibson, P.B., Powell, H. (2004). Written action plans for asthma: an evidence‐based review of the key components. Thorax, 59: 94‐99. Holman, H., Lorig, K. (2000). Patients as partners in managing chronic disease. Partnership is prerequisite for effective and efficient health care. The British Medical Journal 26 (320): 526‐527. 38
Holt, S., Masoli,M., Beasley, R. (2004). The use of the self‐management plan system of care in adult asthma. Primary Care Respiratory Journal 13: 19 ‐27. Janson, S.L., Wong McGrath, K., Covington, J.K., Cheng, S, Boushey, H.A. (2009). Individualized asthma self‐management improves medication adherence and markers of control. Journal of Allergy and Clinical Immunology 123 (4). 840‐846. Jones, A., Pill, R., Adams, S. (2000). Qualitative study of views of health professionals and patients on guided self management plans for asthma. British Medical Journal 321:1507‐1510. Kitzinger, J. (1995). Introducing focus groups. British Medical Journal 311. Kotses, H, Creer, T.L. (2010) Chapter 8: Asthma Self Management in Harver, A.; Kotses, H. (2010) Asthma, Health and Society: A public health perspective. Springer. (pp 117‐139). Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement (2011). Verkennend onderzoek zelfmanagement. Lawn, S., McMillan, J., Pulvirenti, M. (2011). Chronic condition self management: expectations of responsibility. Patient Education and Counseling 84: 5‐8. Lorig, K.R., Holman, H.R. (2003). Self‐Management Education: History, defininition, outcomes and mechanisms. Annals of Behavourial Medicine 26 (1): 1‐7. Lorig, K.R., Holman, H.R. (2004). Patient Self‐Management: A key to effectiveness and efficiency in care of chronic diseases. Public Health Reports 119: 239‐243. Long Alliantie Nederland (2012). Zorgstandaard astma volwassenen. Long Alliantie Nederland: Amersfoort. Longfonds (2012). Jaarverslag, verkregen 10 september 2013 via https://www.longfonds.nl/sites/default/files/Jaarverslag%20'12%20voor%20website.pdf Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2012). Vaststelling begroting Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport voor het jaar 2013. Verkregen 5 september 2013 via http://www.rijksbegroting.nl/2013/kamerstukken,2012/11/2/kst175037.html Morgan, D. L. (1997). Focus groups as qualitative research. SAGE Publications Inc. Thoasand Oaks. National Institute of Health (2007). Expert panel report 3: Guidelines for the diagnosis and management of asthma. National Asthma Education and Prevention Program. National Institute of Health. Nederlands Huisartsen Genootschap (2012). Jaarverslag 2012. Verkregen op 29 augustus 2013 via https://www.nhg.org/sites/default/files/content/nhg_org/uploads/jaarverslag_2012.pdf Nederlands Huisartsen Genootschap (2007). NHG ‐ Standaard Astma bij Volwassenen. Verkregen op 29 augustus 2013, via https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg‐standaard‐astma‐bij‐ volwassenen
39
Raad voor de Volksgezondheid en zorg (2013). De participerende patient. Raad voor de Volksgezondheid en zorg: Den Haag. Reja, U., Manfreda, K.J., Hlebec, V., Vehovar, V. (2003). Open‐ended vs. close‐ended questions in web questionnaires. Developments in Applied Statistics: 159‐177. Ring, N., Jepson, R., Hoskins, G., Wilson, C., Pinnock, H., Sheikh, A. (2011). Understanding what helps or hinders asthma action plan use: a systematic review and synthesis of the qualitative literature. Patient Education and Counseling 85: 131‐143. Ring, N., Malcolm, C., Wyke, S., MacGillivray, S., Dixon, D., Hoskins, G., Pinnock, H., Sheikh,A. (2007). Promoting the use of personal asthma action plans: a systematic review. Primary Care Respiratory Journal 16(5): 271‐283. Ring, N., Pinnock, H., Wilson, C., Hoskins, G., Jepson, R., Wyke, S., Sheikh, A. (2011). Understanding what asthma plans mean: a linguistic analysis of terminology used in published texts. Primary Care Respiratory Journal 20(2): 170‐177. Sulaiman, N.D., Barton, C.A., Abramson, M.J., Liaw,T., Harris, C., Chondros, P., Dharmage, S., Clarke, D. (2004). Factors associated with ownership and use of written asthma action plans in North‐West Melbourne. Primary Care Respiratory Journal 13: 211‐217. ZonMW (2013). Project: Ontwikkeling referentiemodel IZP, een project van NGH en Vilans in samenwerking met VitaValley, Nictiz, Protopics en Labelsoft Penvoerder: Vilans. Utrecht. Verkregen 27 augustus 2013 via http://www.zonmw.nl/nl/projecten/project‐detail/ontwikkeling‐ referentiemodel‐izp‐een‐project‐van‐nhg‐en‐vilans‐in‐samenwerking‐met‐vitavalley‐ nic/samenvatting/
40
Bijlage 1: Enquête individueel zorgplan astma Hartelijk dank voor uw deelname aan de enquête over individuele zorgplannen voor astma. In het individueel zorgplan legt u samen met de zorgverlener informatie vast over uw gezondheid, zoals uw longvolume en medicatiegebruik. Daarnaast kunt u in het individueel zorgplan beschrijven wat u belangrijk vindt in uw leven. Bijvoorbeeld uw conditie verbeteren en dagjes uit gaan zonder gehinderd te worden door astma klachten. Door het individueel zorgplan samen met uw zorgverlener te ontwikkelen en te bespreken, kunt u uw astma beter onder controle krijgen. Het Longfonds is in samenwerking met het Athena Instituut van de Vrije Universiteit een onderzoek gestart naar individuele zorgplannen voor astma. Deze enquête maakt deel uit van het onderzoek. Het doel van de enquête is om te achterhalen hoe u vindt dat een individueel zorgplan voor astma eruit moet komen te zien. Uw deelname aan de enquête is vrijwillig en u kunt zich op elk moment terugtrekken. De gegevens uit de enquête worden vertrouwelijk en anoniem behandeld.
Deel 1: Vragen over astma In dit onderdeel worden vragen gesteld over uw astma.
1. Vanaf welke leeftijd heeft u astma? …….. 2. Heeft u naast astma nog andere aandoeningen? a. Ja b. Nee 3. Als u terugdenkt aan de afgelopen week, kunt u aangeven hoe vaak u last heeft gehad van astma klachten zoals: piepende ademhaling, benauwdheid, hoesten, kortademigheid. a. Geen klachten b. Minder dan twee keer per week c. Meer dan twee keer per week, maar niet dagelijks d. Eén keer per dag e. Symptomen gedurende de hele dag f. Anders… 4. Als u terug denkt aan afgelopen maand, kunt u aangeven hoe vaak per nacht u wakker bent geworden van astma klachten? a. Nooit b. Minder dan twee keer per maand c. Drie tot vier keer per maand d. Meer dan één keer per week maar niet elke nacht e. Elke nacht f. Anders…. 41
5. In hoeverre beperkt astma uw dagelijkse bezigheden? (Sommige mensen hebben hun thuissituatie aangepast om astma klachten te voorkomen. Als dit bij u het geval is, in hoeverre beperkt astma uw dagelijkse bezigheden buiten uw aangepaste thuissituatie om?) a. Zelden of nooit b. Af en toe c. Redelijk vaak d. Erg vaak 6. Maakt u op dit moment gebruik van zorgplannen? Bijvoorbeeld een behandelplan van het revalidatiecentrum of een website. a. Ja b. Nee 7. Heeft u wel eens iets gehoord of gelezen over een individueel zorgplan? a. Ja b. Nee
42
Deel 2: Individueel zorgplan ‐ Inhoud en functie Het individueel zorgplan helpt u om meer controle te krijgen over uw leven met astma. In het individueel zorgplan legt u samen met de zorgverlener informatie vast over uw gezondheid en wat u belangrijk vindt in uw leven. Door het zorgplan samen met uw zorgverlener te ontwikkelen en te bespreken, kunt u uw astma beter onder controle krijgen. 8. Hoe kijkt u op dit moment aan tegen individuele zorgplannen?
0
Negatief
10
20
30
140
50
60
70
80
90
100 Positief
De onderstaande tabel beschrijft een aantal onderdelen van een individueel zorgplan. Wilt u in de tabel aangeven hoe belangrijk u het vindt dat deze onderdelen worden opgenomen in het individueel zorgplan. Het is niet de bedoeling dat u in de tabel aangeeft hoe belangrijk de onderdelen voor andere mensen kunnen zijn. Als het onderdeel niet van toepassing is kunt u de categorie niet belangrijk aankruisen. In de tabel is vaak de term ‘zorgverleners’ te lezen. Tot de zorgverleners behoren alle mensen die betrokken zijn bij uw zorgproces. Denkt u hierbij aan specialisten als uw longarts, cardioloog, immunoloog, reumatoloog en dermatoloog, maar ook aan uw huisarts, apotheker, thuiszorgmedewerker, en maatschappelijk werker.
43
Contact tussen patiënt en zorgverlener Wilt u voor elk onderdeel aangeven hoe belangrijk u vindt dat deze in het zorgplan wordt opgenomen. Niet Niet zo Belangrijk belangrijk belangrijk Woon/werk situatie In dit onderdeel kunt u een beschrijving geven van uw woon en werksituatie zodat de zorgverlener inzicht krijgt in uw persoonlijke situatie. Gegevens zorgverleners Een overzicht van de namen en telefoonnummers van alle zorgverleners waar u mee te maken hebt. Medische gegevens De zorgverlener kan in het zorgplan uw medische waarden invullen en bijhouden, bijvoorbeeld uw longfunctie inhoud. Ziektegeschiedenis weergeven Door uw ziektegeschiedenis te noteren is het voor elke zorgverlener direct zichtbaar welke klachten en aandoeningen u (gehad) heeft. Medicatie overzicht Door uw medicatie te noteren zijn alle zorgverleners op de hoogte van uw medicatie gebruik. Agenda functie Noteren en bijhouden van afspraken met zorgverleners. Afspraken voorbereiden Notitiepagina om vragen voor de zorgverlener te noteren. Informatie over hoe u de afspraak met uw zorgverlener kunt voorbereiden.
44
Heel belangrijk
Gericht op behoeften en wensen van de patiënt Wilt u voor elk onderdeel aangeven hoe belangrijk u vindt dat deze in een zorgplan wordt opgenomen. Gewenste, gezonde situatie Beschrijven wat voor u de ideale, gezonde situatie is. De gezonde situatie kan een uitgangspunt zijn waar u naar toe kunt werken. Persoonlijke doelen opstellen en een stappenplan maken Een persoonlijk doel kan bijvoorbeeld zijn: gewicht verliezen, een wandeling maken of een dagje uit kunnen met vrienden. Door in samenwerking met uw zorgverlener een stappenplan te ontwikkelen kunt u toewerken naar het behalen van uw doel. Bewegingsplan Samen met uw zorgverlener een plan opstellen waarin u aangeeft welke sport u wilt gaat doen, wanneer u gaat sporten, hoe vaak en met wie. Voedingsplan Samen met uw zorgverlener een plan opstellen om uw voedingspatroon aan te passen en uw gezondheid te verbeteren. Psychologisch plan Samen met uw zorgverlener een plan opstellen waarin u leert om te gaan met bepaalde factoren, zoals stress of angst, die astma klachten verergeren. Werken Samen met uw zorgverlener kunt u bespreken hoeveel uur u kunt gaan werken, wat voor werk u kunt doen en hoe u met uw astma klachten om kunt gaan op uw werk. Sociale omgeving Samen met uw zorgverlener een plan opstellen hoe u om kunt gaan met situaties waarin uw klachten verergeren, bijvoorbeeld op een verjaardag waar huisdieren zijn of gerookt wordt. 45
Niet belangrijk
Niet zo belangrijk
Belangrijk Heel belangrijk
Bevorderen van zelfmanagement Wilt u voor elk onderdeel aangeven hoe belangrijk u vindt dat deze in een zorgplan wordt opgenomen. Niet Niet zo Belangrijk Heel belangrijk belangrijk belangrijk Stappenplan opstellen voor het optreden van klachten Samen met uw zorgverlener een plan opstellen om astma klachten te verminderen of voorkomen. Stappenplan voor therapietrouw Samen met uw zorgverlener een plan opstellen om uw medicatie op de juiste manier te gebruiken. Daarnaast kunt u het gebruik van uw medicatie in het zorgplan bijhouden. Noodsituatie Als u last krijgt van een ernstige astma aanval kunt u in het plan noteren wat uw naaste omgeving in deze situatie kan doen om de klachten te verminderen. Dagboek functie In een dagboek bijhouden op welke dagen u wel of geen klachten heeft. Het dagboek geeft u en uw zorgverlener inzicht in uw ziekteverloop. Uitleg over astma en de behandeling Informatie over het belang van sporten en bewegen Informatie over op vakantie gaan met astma Verwijzingen naar informatie over astma Bijvoorbeeld websites, boeken, longpunten. 9. Zijn er nog onderdelen die niet in bovenstaande tabel staan maar die wel meegenomen moeten worden in een individueel zorgplan? ……………………..
46
Deel 3: Individueel zorgplan – Vorm Hieronder staan een aantal vragen over hoe een individueel zorgplan eruit zou moeten zien. 10. Als u een zorgplan zou gaan gebruiken welke vorm heeft dan uw voorkeur? a. Digitaal (ga naar vraag 12) b. Papier ( ga naar vraag 13) c. Zowel digitaal als op papier (ga naar vraag 12 en 13) 11. A. Hoe zou u het liefst gebruik willen maken van een digitaal individueel zorgplan en waarom? a. Via een applicatie op de telefoon b. Een programma op de computer of ipad c. Een website d. Een USB stick e. Anders… Uitleg:………….. 12. A. Hoe zou u het liefst gebruik willen maken van een individueel zorgplan op papier en waarom? a. Een boekje b. Een klapper c. Anders… Uitleg:……………….
47
Deel 4: Individueel zorgplan – Gebruik Hieronder staan een aantal vragen over hoe u een individueel zorgplan zou willen gebruiken. 13. Zou u in een individueel zorgplan voor astma ook ruimte willen hebben voor het opnemen van andere aandoeningen? a. Ja b. Nee 14. Wie zou toegang mogen hebben tot uw individueel zorgplan? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Alle zorgverleners b. Huisarts c. Praktijkverpleegkundige d. Longarts e. Longverpleegkundige f. Werkgever g. Familie h. Vrienden i. Anders… 15. Bij wie vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het invullen en bijhouden van een individueel zorgplan moet liggen? a. De patiënt b. De zorgverlener c. De patiënt en zorgverlener samen 16. Als u de keus zou hebben, met welke zorgverlener zou u dan het individueel zorgplan in willen vullen en waarom? ……………………..
48
17. Wat zijn de meest belangrijke taken van de zorgverlener in het gebruik van het individueel zorgplan? (meerdere antwoorden mogelijk) a. Mij helpen om mijn astma onder controle te krijgen met behulp van het zorgplan b. Mij motiveren en stimuleren om het zorgplan te gebruiken c. Samen met mij doelen opstellen en een stappenplan maken d. Het zorgplan gebruiken om de voortgang van mijn persoonlijke doelen te controleren en evalueren e. Invullen van medische gegevens. f. Anders…. 18. Hoe kijkt u op dit moment aan tegen individuele zorgplannen?
0
Negatief
10
20
30
140
50
60
70
80
90
100 Positief
19. Als u de keus zou hebben, zou u dan gebruik maken van het individueel zorgplan? a. Ja (ga verder met vraag 22) b. Nee (ga verder met vraag 23) 20. Hoe vaak zou u gebruik maken van het individueel zorgplan? a. Alleen ter documentatie van gegevens b. Alleen als klachten optreden c. Bij elke afspraak met de zorgverlener d. Maandelijks e. Wekelijks f. Dagelijks g. Anders… 21. Kunt u toelichten waarom u wel of niet gebruik zou maken van het individueel zorgplan? ………………….
49
Deel 5: Demografische gegevens 22. Wat is uw geslacht? a. man b. vrouw 23. Wat is uw geboortejaar? ……. 24. Wat is uw burgerlijke staat? a. Ongehuwd b. Geregistreerd partnerschap of samenwonend c. Getrouwd d. Gescheiden e. Weduwe/weduwnaar 25. Wat is uw hoogst genoten opleiding a. Basisonderwijs b. Middelbaar onderwijs c. Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) d. Hoger Beroepsonderwijs (HBO) e. Universitair onderwijs (WO) f. Anders.. 26. Wat doet u in het dagelijks leven? a. School/student b. Werkend fulltime c. Werkend parttime d. Huisvrouw/huisman e. Gepensioneerd f. Arbeidsongeschikt g. Werkloosheidwet h. Anders… 27. Heeft u naar aanleiding van de vragenlijst nog aanvullende opmerkingen of suggesties? ………………………. Als u op de hoogte wilt blijven van de resultaten van het onderzoek, kunt u hieronder uw email adres invullen. Email: ……
Hartelijk dank voor het invullen van de enquête! 50