patiënteninformatie algemene heelkunde
Borstoperatie
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JOZEF Oude Liersebaan 4 - 2390 Malle tel. 03 380 20 11 - fax 03 380 28 90
[email protected] - www.azsintjozef-malle.be Dit ziekenhuis maakt deel uit van de groep Emmaüs
1. Inleiding Met deze brochure willen we u zoveel mogelijk schriftelijke informatie geven over de ingreep die u zult ondergaan. De arts en de verpleegkundige zullen u ook mondeling informeren. Mocht daarna toch nog niet alles duidelijk zijn, aarzel dan niet om hen bijkomende vragen te stellen. Tijdens de dagelijkse verzorging en de zaalronde van de arts, krijgt u uitleg over het verdere verloop van uw verblijf in het ziekenhuis. Gelieve deze brochure mee te brengen naar het ziekenhuis bij opname. U hebt ze nodig om uw pijn goed op te volgen.
2. Wat is een borstnodule (borstgezwel)? De ontdekking van een knobbel in de borst is voor veel vrouwen een onthutsende ervaring. Na de eerste schrik volgt de angst. Angst voor kanker, angst voor de mogelijke narigheid van onderzoek en behandeling. Zo’n reactie is heel normaal. We kunnen uw angst niet wegnemen, al is het grootste deel van de knobbels goedaardig. Slechts in een minderheid van de gevallen hebben we te maken met een kwaadaardig gezwel. En zelfs als we hiermee te maken hebben, komen tegenwoordig veel vrouwen de ziekte weer te boven, al is daarvoor soms een tamelijk ingrijpende behandeling nodig.
3. Hoe wordt de diagnose gesteld? 3.1. Zelfonderzoek Tijdens een zelfonderzoek van uw borst hebt u een verandering in uw borst gevoeld, dit kan een verdikking zijn die zacht of hard aanvoelt, die een ronde vorm heeft of niet. In de meeste gevallen doet een knobbeltje geen pijn. Zelfonderzoek doet u best maandelijks NA de menstruatie door onder de douche of in bad alle kwadranten van de borst af te tasten met de vlakke hand.
Vergeet tijdens het zelfonderzoek niet in de spiegel te kijken met opgeheven armen om de vorm van uw borst te bekijken. Een verandering in vorm of een borst die wat hoger is gekomen, kan ook wijzen op een gezwel. Behalve een knobbeltje in de borst kunnen er nog andere afwijkingen zijn: deukjes of kuiltjes in de huid; een tepel die sinds kort naar binnentrekt; een verandering van de tepel waarbij verschijnselen optreden als roodheid, schilfertjes en een soort eczeem; vocht uit de tepel (duidt zelden op borstkanker); pijn in de borst op een plek waar ook het klierweefsel anders aanvoelt. Alleen medisch onderzoek kan uitwijzen of een verandering in en/of aan de borst goed- of kwaadaardig is. 3.2. Klinisch onderzoek Dit onderzoek bestaat uit inspectie en palpatie, dit wil zeggen dat de arts uw borsten zorgvuldig zal bekijken en betasten. Ook zal hij de oksels en de hals bevoelen om na te gaan of er opgezette lymfeklieren zijn. 3.3. Aanvullende onderzoeken Mammografie Dit is een röntgenonderzoek van de borsten. Tijdens het maken van de foto’s wordt de borst platgedrukt. Hierdoor kunnen kleine nog niet voelbare letsels ontdekt worden. Echografie Aanvullend op een mammografie wordt een afbeelding van de borsten gemaakt met behulp van geluidsgolven. Op deze manier kan een arts een cyste onderscheiden van een knobbel.
4. De behandeling 4.1. Aanpak van een cyste Een cyste is eigenlijk geen gezwel, maar een met vocht gevulde holte. Een cyste kan onstaan door een verstopping van een uitvoergangetje van de melkklieren. Dit vergt geen behandeling tenzij in geval van ongemak; dan wordt de cyste leeggeprikt en wordt het vocht eenmaal microscopisch onderzocht. 4.2. Aanpak vaste borstnodule Cytologie-punctie (eventueel): aanprikken van de knobbel en afzuigen van enkele cellen. Naaldbiopsie: met een speciale naald wordt een klein vast deeltje van de nodule weggenomen voor onderzoek. Dit gebeurt best onder echogeleide. Chirurgische biopsie: tijdens een operatieve ingreep wordt een stukje weefsel weggenomen voor onderzoek, eventueel nadat de nodule met een naald is gemarkeerd op de dienst medische beeldvorming. Dit noemen we harpoenering. Het weefselonderzoek kan gebeuren met een vriescoupe tijdens de ingreep of op het laboratorium voor een definitief microscopisch onderzoek. Chirurgische ingreep: afhankelijk van de uitslag van de biopsie zal de arts overgaan tot een heelkundig ingrijpen. Het doel van de ingreep is het gezwel wegnemen en eventueel ook de omliggende klieren ter hoogte van de oksel. Er bestaan verschillende technieken voor deze ingreep. De ontwikkeling van de laatste jaren bestaat erin om de borst zoveel mogelijk te sparen en alleen het noodzakelijke deel van de borst weg te nemen. Het wegnemen van de okselklieren wordt okseluitruiming of ook okselcurage genoemd.
In sommige gevallen is het nog steeds aangewezen dat de volledige borst wordt weggenomen; dit noemen we een borstamputatie of mastectomie. De operatie gebeurt onder volledige verdoving. De chirurg maakt een insnede op de borst om het gezwel te kunnen verwijderen. Bij een okseluitruiming loopt de insnede tot de oksel of is er een tweede insnede ter hoogte van de oksel. Tijdens de operatie plaatst de chirurg meestal twee wonddrains om het wondvocht ter hoogte van de operatieplaats te verwijderen. Na de operatie wordt meestal ook een drukverband aangebracht. Pijnmeting Op de afdeling wordt pijn gemeten aan de hand van de VAS-score. Dit is een score waarbij u aan uw pijnervaring een cijfer geeft. VAS staat voor visueel-analoge schaal en is een aanduiding van de schaal die loopt van 0 tot 10.
0 Geen pijn
1
2
3
4
weinig matige pijn pijn
5
6
7 hevige pijn
8
9
10 zeer hevige pijn
De VAS-score geeft de verpleegkundigen en artsen beter inzicht in de mate waarin u pijn ervaart. Op die manier kunnen zij uw pijn zo veel mogelijk verminderen zodat u zo comfortabel mogelijk in bed kunt liggen. Dit is belangrijk, want een goede pijnstilling is bevorderlijk voor het doorademen, ophoesten en bewegen: activiteiten die van wezenlijk belang zijn voor een spoedig herstel. Pijnscore Om een duidelijk beeld te krijgen hoe uw pijn verloopt en of de pijnbehandeling voldoende is, zal een verpleegkundige regelmatig naar uw pijn vragen.
Het is belangrijk dat u zelf aangeeft hoeveel pijn u ervaart. U kunt uw pijn aangeven met een cijfer of de pijn benoemen. Dit noemen wij de pijnscore. Hierbij wil het cijfer 0 zeggen dat u helemaal geen pijn hebt en geeft het cijfer 10 aan dat u de ergste pijn hebt die u zich kunt voorstellen. 0 = geen pijn 3 = weinig pijn 4 = matige pijn 7 = hevige pijn 10 = zeer hevige pijn U kunt nooit een verkeerd cijfer geven; het gaat immers om de pijn die u ervaart en pijn is een persoonlijke ervaring. Aan de hand van dit cijfer wordt uw pijnmedicatie eventueel aangepast. Na toediening van pijnmedicatie vraagt de verpleegkundige nog een aantal keren naar uw pijn. Het is daarbij van belang dat u duidelijk aangeeft wanneer de pijn meer of minder wordt.
5. Mogelijke verwikkelingen Geen enkele ingreep is vrij van de kans op verwikkelingen. Zo zijn er ook bij deze operatie de normale risico’s op verwikkelingen zoals nabloeding, wondinfectie, flebitis (aderontsteking), trombose (klontervorming in een ader) en longontsteking. Als preventie tegen flebitis en trombose krijgen de patiënten boven de 40 jaar dagelijks een inspuiting in de bovenarm en indien nodig steunkousen. Een mogelijke verwikkeling na een okseluitruiming is het ontstaan van lymfeoedeem (geeft een zwelling van de arm). Dit kan ook nog laattijdig optreden, nadat u al uit het ziekenhuis bent ontslagen. Om deze moeilijk te behandelen verwikkeling te voorkomen, geven we u enkele aandachtspunten: 1) niet wringen, 2) nooit lang boven de schoudergordel werken, 3) elke kwetsuur goed verzorgen, 4) geen inspuitingen of bloednames aan de geopereerde zijde.
Gelukkig komt tegenwoordig lymfeoedeem minder voor dankzij betere heelkunde.
6. Na de operatie Na de operatie zullen uw bloeddruk en pols gecontroleerd worden. De eerste dagen na de operatie kunnen pijnlijk zijn, vraag in dit geval de verpleegkundige om een pijnstiller. De operatie en de narcose hebben soms tot gevolg dat u zich misselijk voelt; hiervoor kunt u eveneens medicatie krijgen. Indien er bij u geen misselijkheid optreedt, krijgt u 4 uur na de operatie wat te drinken. Tot de eerste dag na de operatie hebt u een infuus in de arm om voldoende vocht te krijgen. De dag na de operatie mag u opnieuw eten. De diëtiste komt dagelijks bij u langs om de maaltijden met u te bespreken. De eerste keer uit bed komen na de ingreep is steeds een moeilijk moment. Dit moet gebeuren in het bijzijn en met hulp van een verpleegkundige. Vanaf het moment dat u zich ertoe in staat acht om alleen op te staan, mag u dat ook doen. De dag na de operatie kunt u met de verpleegkundige bespreken of u zich in staat voelt om uzelf gedeeltelijk te wassen; zoniet zal de verpleegkundige u verzorgen. De wonde wordt daags na de operatie volledig verschoond, later gebeurt dat enkel wanneer het verband bevuild is. De wonddrains blijven ongeveer een achttal dagen ter plaatse. Op advies van de chirurg zal de verpleegkundige ze verwijderen. Indien er een drukverband werd aangebracht, zal dit elke dag opnieuw aangelegd worden. Na advies van de arts zal de kinesitherapeut dagelijks langskomen, meestal vanaf de derde dag na de operatie, om oefeningen aan te leren die uw schouder mobiliseren. Tijdens uw verblijf in het ziekenhuis zullen meestal nog een aantal bijkomende onderzoeken gebeuren, mogelijk al vóór de ingreep. Het gaat om een radiografie van de longen, een echografie of CT-scan van de lever en een botscan (foto van het skelet).
Eén week na de ingreep is de uitslag van het onderzoek op het verwijderde weefsel bekend en zal de arts u hierover informeren. In geval van een kwaadaardig gezwel wordt overleg gepleegd met de gezwellenspecialist. Indien nodig zal hij een bijkomende arts contacteren om een eventuele noodzakelijke nabehandeling met u te bespreken. Indien u het wenst, kunt u ook met iemand van de sociale dienst spreken, over de mogelijkheden van thuishulp na de ingreep, of over uw operatie. Zij kan u helpen met informatie over zelfhulpgroepen, prothesematerialen, enzovoort.
7. Ontslag Na een borstoperatie met okseluitruiming zult u het ziekenhuis na een tiental dagen mogen verlaten. Indien de ingreep beperkt is gebleven tot het wegnemen van de borstnodule zult u slechts een tot twee dagen in het ziekenhuis verblijven. De vermoeidheid die u thuis ondervindt, wordt vaak onderschat. Wanneer u het rustig aan doet, zult u merken dat u geleidelijk meer kunt. De oefeningen voor de schouder die de kinesitherapeut u aanleerde, blijft u best ook thuis nog doen. De wonde behoeft geen speciale verzorging, tenzij de arts dit voorschrijft. Indien de hechtingen niet verwijderd zijn wanneer u het ziekenhuis verlaat, zal uw huisarts dit doen. Het verband, dat na het verwijderen van de hechtingen wordt aangebracht, laat u best nog een drietal dagen ter plaatse. Nadien mag de wonde onbedekt blijven. U kunt zich gewoon wassen of douchen. Een bad nemen is pas toegelaten een week nadat de hechtingen verwijderd zijn. Indien een nabehandeling noodzakelijk is, zult u uw bij ontslag de nodige afspraken meekrijgen.
8. Nabehandeling Er zijn drie types van nabehandeling, namelijk hormonentherapie, radiotherapie en chemotherapie. Soms zal een combinatie van de verschillende nabehandelingen noodzakelijk zijn. Hormonentherapie bestaat erin dat u dagelijks een dosis antihormonen neemt gedurende een periode van vijf jaar. Radiotherapie bestaat erin dat u gedurende een vijftal weken dagelijks een bestraling krijgt op de vooraf aangeduide plaats. Tijdens de behandeling kunt u zich vermoeid voelen; tijdig rusten is belangrijk. Deze vermoeidheid verdwijnt vrij vlug na het beëindigen van de behandeling. Er kan ook wat roodheid van de bestraalde huid optreden. Chemotherapie is de medicamenteuze behandeling om de groei van de kwaadaardige cellen tegen te gaan. Er bestaan verschillende soorten chemotherapie. Meestal wordt een goed verdragen type gebruikt; soms zullen echter ook misselijkheid en haaruitval optreden. De arts die u de nabehandeling geeft, zal u samen met de verpleegkundige meer informatie geven. Aarzel niet om bijkomende vragen te stellen.
9. Na de nabehandeling Ook na de nabehandeling zult u jaarlijks op controle dienen te komen bij uw arts. Hij zal dan telkens een follow-up maken worden en er zullen onderzoeken gebeuren zoals bloedonderzoek, echo van de lever of CT-scan, botscan, radiografie van de longen en een mammografie.
Opdrachtgever: Lucienne Van Akeren Verantwoordelijke uitgever: algemeen directeur g/az/patinfofolders/borstoperatie.doc
2008-01-28