pastoralia Beleid s- e n i nform at i e b l ad A art sb isd om M e c h e l e n - B russ e l januari 2 0 1 2 • nummer 1
AARTSBISSCHOP LéONARD • Het sacrament van het huwelijk (deel 6)
BIJDRAGEN • • • • •
Pastoraal bezoek aan dekenaat Zoutleeuw Heropening Sint-Martinuskerk in Duffel De opname van een kind in de Kerk Belgische seminaristen in Leuven Herdenkingsavond in het Belgisch College
UIT DE VICARIATEN • Interreligieus godsdienstproject • Vorming en ontmoeting jonge religieuzen
MAANDBLAD • NIET IN JULI/AUGUSTUS • AFGK. ANTWERPEN X • P. 2A9707
2
pastora l ia
i n h o u d
PAST ORAL IA Maandblad van het aartsbisdom Mechelen-Brussel
3
Voorwoord
4
Het sacrament van het huwelijk
7
De opname van een kind in de volledige gemeenschap van de Kerk
9
Belgische seminaristenontmoeting in Leuven
10
V e r r a s s e n d e o n t m o e t i n g : Ab r a h a m / Ib r a h i e m
12 E e n 14
spiegel van Gods vriendelijkheid
Heropening Sint-Martinuskerk in Duffel
16 F o t o ’ s 18 I V OR 20 E e n
pastoraal bezoek dekenaat Zoutleeuw
leeft … en hoe!
huisarts die zuster werd
21 A a n k o n d i g i n g e n 22 D e 24
beroemdste oud-student van het Belgisch College
Vanuit de vicariaten
29 P e r s o n a l i a 30 A a n k o n d i g i n g e n
(vervolg)
ILLUSTRATIES Koen Cauberghs: 12, 13 Filip Hacour: 9 Kerkfabriek Sint-Martinus: 14, 15 Hans Medart: 3, 8, 16, 17 Anny Ramaekers: 16, 17 Vicariaat Godgewijd Leven: 18, 19, 20 Wikimedia Commons: 10, 11 Rights reserved: 5 © Broeder Séraphin, Broeders van Liefde: 22, 23
Dagelijks nieuws over kerk en religie. Waar? op de website: www.kerknet.be klik op nieuwsberichten
Redactie Koen Cauberghs Marcel De Pauw, MSC Ria Dereymaeker Tony Frison Jan Goyvaerts Hans Medart Jeroen Moens Jean Paul Pinxten Fons Uytterhoeven Etienne Van Billoen Eindredactie Jeroen Moens Redactieadres Pastoralia Wollemarkt 15 2800 Mechelen Tel. 015 21 65 01 Fax 015 20 94 85
[email protected] Grafische vormgeving Peer de Maeyer Zetwerk, opmaak en druk Halewijn Halewijnlaan 92 2050 Antwerpen Lid VUKPP Abonnementen - een jaarabonnement op Pastoralia kost 25 euro - een gecombineerd jaarabonnement met de Franstalige uitgave kost 45 euro - administratie Persdienst Aartsbisdom Wollemarkt 15 2800 Mechelen Tel. 015 29 26 11 - het bedrag kan gestort worden op rekening IBAN: BE43 2300 7229 2201 BIC: GEBABEBB t.a.v. Pastoralia Nederlands, Wollemarkt 15 2800 Mechelen Verantwoordelijke uitgever Etienne Van Billoen Wollemarkt 15 2800 Mechelen
3
p ast orali a
Voorwoord
Verontwaardigd kunnen zijn Onlangs beleefde ik iets dat mij vrolijk stemde. Een oud-collega van de UCL, professor Van Parijs, had me uitgenodigd om vierhonderd studenten van de derde bachelor in de economische, sociale en politieke wetenschappen te ontmoeten in Louvain-la-Neuve. Het debat zou gaan over de hoofdstukken 12 en 13 van mijn boek ‘Agir en chrétien’ (Namen, Fidélité, 2011), die handelen over de politiek en de economie. Van 80 groepen studenten had ik een reeks veelal zeer kritische vragen gekregen. Op het einde van de bijeenkomst, die twee uur had geduurd, had ik het gevoel dat alles vlot was verlopen en dat de meningen van het gezelschap op een aantal punten positief waren geëvolueerd. Maar wat mij lichtelijk amuseerde, was de eindstemming volgens een originele procedure: geen in te vullen formulier, geen opgestoken handen, maar eenvoudigweg een ‘ja’, dat, afhankelijk van de gestelde vraag, door een grotere of kleinere groep studenten werd uitgesproken. Welnu, er waren vier vragen die stuk voor stuk betrekking hadden op één van de vier theorieën die de professor in zijn cursus had behandeld, namelijk het utilitarisme, het libertarisme, de rechtvaardigheidstheorie van Rawls en het marxisme. Met zijn vragen wou de professor nagaan welke van deze vier theorieën de grootste verwantschap vertoonde met de inhoud van mijn boek en met het eigenlijke debat. Er waren maar enkele stemmen die mij tot utilitarist uitriepen. Slechts een zeer kleine groep zag in mij een aanhanger van het libertarisme. Een aanzienlijk groter aantal studenten oordeelde dat ik nauw aanleunde bij de theorie van Rawls, die aanstuurt op een sociale ethiek gebaseerd op een in overleg bereikte consensus. Niet slecht, vermits ik in mijn uiteenzetting sterk het belang van het debat in de politiek had benadrukt. Maar het luidste stemmenkoor ontwaarde een verwantschap tussen mijn economisch en politiek denken en … het marxisme. Op het eerste gezicht is dat misschien verrassend, en toch weer niet. Ik voel inderdaad veel sympathie voor de ‘verontwaardigden’ die op vele plaatsen in de wereld protesteren tegen de kwalen van het neoliberalisme, dat vandaag de wereld overspoelt. De gevolgen hiervan zijn pijnlijk: groeiende werkloosheid, uitsluiting en materiële en spirituele armoede, omdat de economie van de winst wordt verafgood ten koste van de meest kwetsbaren. En dan mogen we zeker niet de financiële crisissen vergeten, die hun oorzaak vinden in het ongebreidelde streven naar onmiddellijk rendement, en waarvan de factuur voornamelijk zal betaald worden door de zwaksten. Vandaar dat ik, samen met Benedictus XVI, in ‘Caritas in veritate’ (veeleer dan met Marx in ‘Das Kapital’!) pleit voor een gemeenschapseconomie, zoals we daar met de Belgische sociale zekerheid een mooi voorbeeld van kennen, waarbij de meer bemiddelden verplicht bijdragen voor de minderbedeelden. Net zoals de paus (en sommige linkse politici!) ben ik van mening dat het de taak van de staat is om de uitwassen van de (overigens verdienstelijke) markteconomie bij te sturen, door de rijkeren te verplichten zich solidair te tonen met de meer behoeftigen, en zo het gemeenschappelijk welzijn te waarborgen. Daarom pleit ik ook voor een politieke wereldwijde autoriteit die, in alle respect voor het subsidiariteitsprincipe, zou moeten zorgen voor een grotere solidariteit onder alle landen van onze planeet. Op de drempel van het nieuwe jaar, waarin veel landen en individuen ongetwijfeld grote uitdagingen wachten, spreek ik mijn hoop uit dat deze ‘utopie’, net zoals zoveel andere, op een dag kan waargemaakt worden. Het is een opdracht die ons allen aanbelangt. Goede moed voor het nieuwe jaar! + André-Jozef Léonard,
aartsbisschop van Mechelen-Brussel
4
pastora l ia
Het sacrament van het huwelijk De vruchtbaarheid van het verbond (deel 2)
Vanuit het oogpunt van het geloof – zoals in het licht van een welbegrepen filosofie – is de kwestie van het verantwoord ouderschap van geestelijke orde. Bij een problematiek met evident biologische aspecten, gaat het uiteindelijk om de houding van de persoon ten opzichte van de huwelijkspartner, ten opzichte van het mysterie van het leven en de gave van God. Ik behandelde dit vraagstuk reeds in mijn artikel van het novembernummer en verwijs er graag naar terug. In dit artikel zal ik trachten aan te tonen waarom de katholieke Kerk zich zo vastberaden verzet tegen contraceptie, terwijl ze de natuurlijke methodes aanmoedigt. Hierbij legt de Kerk niemand iets op. Hoe zou ze dat ook kunnen? Evenmin veroordeelt ze iemand, vermits enkel God in het hart van mensen kan kijken en de particuliere levensomstandigheden van elk echtpaar kent. De Kerk biedt ieders geweten enkel een ideaal aan.
ZIJN WIJ DE MEESTERS VAN H ET GODDELIJKE PLAN? Bij kunstmatige contraceptie plaatsen man en vrouw zich eigenlijk boven de structurele en heel diepe band tussen liefde en vruchtbaarheid. Ze stellen zich op als meesters van deze band, die ze naar eigen believen willen beheersen door vrijwillig de twee betekenissen van seksualiteit los te koppelen. En terwijl ze zich aldus als scheidsrechters gedragen inzake de ultieme betekenis van de seksualiteit, houden de echtgenoten op elkaar te aanvaarden en zich wederzijds te geven naar de volle waarheid van hun tegelijk lichamelijk en geestelijk mens-zijn. De vrouw ontvangt de man, terwijl ze daarbij zijn daad van voortplanting weigert; de man ontvangt de vrouw, terwijl hij de dynamiek van de vrouwelijke seksualiteit ontkent. Gezamenlijk ontvangen man en vrouw elkaar met uitsluiting van elke openheid op, of zelfs maar de mogelijkheid van, de komst van een kind.
OF ZIJN WE ER DE VERANTWOORDELIJKE BEHEERDERS VAN? De geestelijke houding die men aanneemt bij het gebruik van de natuurlijke methodes is daarentegen helemaal anders. Ook hier proberen de echtgenoten uiteraard een geboorte te vermijden, maar de morele draagwijdte van de methode die ze aanwenden, is van een totaal andere orde. Ze kiezen er eenvoudigweg voor om zich alleen maar te verenigen op het moment dat de structurele band tussen liefde en vruchtbaarheid onafhankelijk van hun wil opgeheven
en zonder uitwerking is. Door dit te doen stellen ze zich niet op als meesters van deze band, maar gedragen ze zich veeleer als bedachtzame dienaren, als verantwoordelijke beheerders van deze band tussen de wederzijdse overgave en de openheid naar het leven toe, die in het diepste wezen van de partners staat geschreven. Door het gebruik van natuurlijke methodes ontvangen man en vrouw elkaar wederzijds en geven ze zichzelf aan elkaar met respect voor hun hele wezen, dat tegelijk geestelijk en lichamelijk is. De vrouw verwelkomt de man met zijn concrete seksualiteit, de man aanvaardt de vrouw met haar karakteristieke ritme. Gezamenlijk ontvangen man en vrouw elkaar, terwijl ze wel vermijden om een nieuw leven te verwekken, maar zonder deze weigering in te schrijven in de structuur zelf van de echtelijke daad die ze stellen.
HET ’NEEN’ TEGENOVER HET LEVEN NIET IN HET HART VAN DE SEKSUALITEIT PLAATSEN Zij proberen inderdaad door middel van natuurlijke methodes een onvruchtbare seksuele betrekking te hebben, maar zonder de vruchtbaarheid uit het geheel van hun echtelijk leven te bannen en vooral – precies dit is doorslaggevend – zonder dat deze tijdelijke (en soms blijvende) uitsluiting van het kind de natuur zelf van de seksuele daad, als gezamenlijke uitdrukking van de gave van de partners en van de openheid voor het leven, verstoort. Anders gezegd: wat moreel negatief is, is het vrijwillig plaatsen
5
p ast orali a
van het ‘neen’ tegenover het leven binnen de structuur zelf van de mannelijke of vrouwelijke seksualiteit, en niet het hebben van fysieke betrekkingen die, om aannemelijke redenen, feitelijk onvruchtbaar zijn. Anders zou men moeten besluiten dat bejaarde of onvruchtbare koppels geen authentieke seksuele betrekkingen mogen hebben! Uitgaande van deze overwegingen die de kern van de problematiek raken, is het mogelijk om andere morele elementen te bekijken, die van belang zijn bij de keuze tussen de kunstmatige contraceptie en de natuurlijke methodes.
VERANTWOORDELIJKHEID NIET GELIJKSTELLEN MET OVERHEERSING! Door een technische mentaliteit zijn we gewoon om verantwoordelijkheid en overheersing met elkaar gelijk te stellen. Alsof het vrij zijn in het gebruik van de dingen zou bestaan in de heerschappij ervan. We beginnen stilaan in te zien tot welke problemen een dergelijke opvatting van vrijheid leidt. Ook als het om de fysieke natuur gaat, begrijpen we eindelijk dat verantwoordelijkheid ook respect betekent. Als we doorgaan met het mismeesteren van ons milieu, zal dat ons uiteindelijk doden. Dit geldt a fortiori wanneer het gaat over de geestelijke natuur van de mens en de seksualiteit! Bij contraceptie drukt het verantwoord ouderschap zich eenzijdig uit door beheersing. Bij natuurlijke methodes drukt ze zich ook – en zelfs in de eerste plaats – uit door luisterbereidheid en beschikbaarheid.
WAARIN BESTAAT DE ECHTE VRIJHEID? Om het hoogst menselijke en morele probleem van de geboorteregeling op te lossen, wentelt contraceptie de verantwoordelijkheid van de vrijheid af op een voorwerp of een chemisch product. Natuurlijke methodes vragen een waar engagement van de vrijheid, omdat die een zekere zelfbeheersing vergen, die juist veel verrijkender is dan het innemen van een pil. Anders gezegd: door de natuurlijke methodes beheren de echtgenoten op een echt persoonlijke en menselijke wijze hun totale seksualiteit, in haar dubbel opzicht van liefde en vruchtbaarheid. Bij contraceptie daarentegen stellen ze zich tevreden met het controleren van de biologische gevolgen van hun seksuele daden.
EEN OPRECHT ENGAGEMENT VAN DE TWEE ECHTGENOTEN Vanuit het oogpunt van de harmonie en de eenheid binnen het koppel werkt contraceptie veelal in één richting. Het is de vrouw die gedurende jaren onder hormonale voogdij geplaatst wordt. Zij moet de gekende en ongekende bijwerkingen dragen, terwijl de man vrij is van elke bekommernis. Het volstaat dat hij erover waakt dat zijn partner
zich houdt aan haar contraceptieve methode. Aanvankelijk opgevat om de vrouw te bevrijden, leidt de pil tot een nieuwe en meer subtiele afhankelijkheid. De natuurlijke methodes vergen daarentegen overleg van beide echtgenoten. De beide partners moeten hun eigen lichaam en dat van de ander leren kennen in wederzijdse ontvankelijkheid en respect. Beiden dragen samen de permanente zorg om hun liefde het meest adequaat uit te drukken en om hun vruchtbaarheid te beheren. De getuigenissen van koppels die natuurlijke geboorteregelingmethodes toepassen, zijn sprekend en vaak zelfs aangrijpend: het gebruik van deze methodes heeft hun liefde verruimd en hun seksuele leven verdiept1.
WAAROM ZIET MEN NOG STEEDS OP TEGEN NATUURLIJKE METHODES? Hoewel de kennis en het gebruik van natuurlijke methodes er in het Westen op vooruitgaan, ziet men er in heel wat medische en zelfs kerkelijke milieus tegen op. Men kan dit tot op zekere hoogte begrijpen. Eerst en vooral is het voor sommigen lastig om toe te 1 Onder de vormingsinitiatieven rond de natuurlijke methodes vermeld ik, onder meer, N.F.P. (Natural Family Planning) Vlaanderen: www.nfp.be;
[email protected].
6
pastora l ia
geven dat de Kerk op dit punt echt profetisch was, terwijl men haar er net van beschuldigde ouderwets te zijn. Vervolgens is het op korte termijn altijd gemakkelijker om met een voorschrift naar een apotheker te gaan, liever dan zich vertrouwd te maken met een methode die een beroep doet op het verstand en de wil. Ten slotte mogen we niet vergeten dat bij chemische contraceptie grote financiële belangen in het geding zijn, terwijl natuurlijke methodes op een levenswijsheid berusten die, ver van elke medisch-farmaceutische bevoogding, van koppel op koppel, van vrouw op vrouw, van moeder op dochter doorgegeven wordt, waarbij men leert verantwoordelijk te zijn voor zichzelf en verantwoordelijkheid op te nemen voor de ander.
afweten van de kuisheid, dit wil zeggen het menselijke en op een verantwoorde manier beheren van het seksuele verlangen. Ze zijn een onmiddellijke en anarchistische seksualiteit gewoon, of men heeft hen hieraan gewoon gemaakt. In deze menselijkerwijze betreurenswaardige situaties, die zeer vaak voorkomen, zou de oplossing van contraceptie, in heel wat gevallen, subjectief gezien ‘een minder kwaad’ kunnen lijken, in vergelijking met echtelijke ontrouw, het uit elkaar vallen van het koppel, te veel kinderen of abortus. Maar contraceptie blijft, zelfs dan, een objectief ‘kwaad’ waarvan men zich door een gepaste opvoeding kan bevrijden.
NOODSITUATIES ENKELE GANGBARE BEZWAREN Men kan opwerpen dat de natuurlijke methodes niet voldoende zeker en te ingewikkeld zijn. Daarbij miskent men de hoge betrouwbaarheid van de recente methodes, als ze correct aangeleerd en gebruikt worden, én de talrijke mislukkingen van de contraceptieve technieken, met inbegrip van de hormonale. Men vergeet daarbij ook dat natuurlijke methodes met succes ingang vinden, zelfs bij weinig ontwikkelde bevolkingsgroepen en mensen met een lage levensstandaard. Men oppert ook wel eens dat natuurlijke methodes ondoelmatig zijn voor koppels die absoluut niet klaar zijn voor enige vorm van zelfbeheersing. Het klopt dat heel wat jongeren, al dan niet door hun schuld, helemaal niets
Resten nog de noodsituaties. Ik denk hier in het bijzonder aan vrouwen die het slachtoffer zijn van een onverantwoordelijke echtgenoot (alcoholist, losbandig) die hen niet respecteert en die er, omwille van het genot, niet voor terugdeinst hen een zwangerschap te bezorgen die duidelijk niet gewenst is. In deze gevallen is het wel duidelijk dat de vrouw zich – als ik de uitdrukking mag gebruiken – in een staat van wettige zelfverdediging bevindt, en dat contraceptie haar rechtmatige vrijheid kan en moet garanderen. Eigenlijk gaat het in dit geval niet langer over contraceptie, want deze laat zich niet louter definiëren als het innemen van een pil, maar ook als het vrijwillig loskoppelen van de band tussen seksuele liefde en openheid voor het leven. Hier echter gaat om een bescherming tegen de band tussen geweld en vruchtbaar-
heid, wat iets heel wat anders is, en dus niet langer over anticonceptie in strikte zin. De Heer vraagt ons door zijn Kerk om liefde en vruchtbaarheid niet radicaal los te koppelen, maar wanneer er geen liefde is en de vrouw bij wijze van spreken verkracht wordt (al is het door haar man), is ze er vanzelfsprekend niet toe gehouden om haar vruchtbaarheid te vrijwaren. Het is de band tussen vruchtbaarheid en liefde die moet gerespecteerd worden, niet die tussen vruchtbaarheid en alcohol of de blinde brutaliteit van het instinct! Voor een meer gedetailleerde behandeling van al deze problematieken verwijs ik graag naar mijn boek Ton corps pour aimer. + André-Jozef Léonard, aartsbisschop van Mechelen-Brussel
7
p ast orali a
De opname van een kind in de volledige gemeenschap van de katholieke Kerk 1. De laatste jaren worden pastorale verantwoordelijken bij de voorbereiding van de eerste communie van kinderen soms geconfronteerd met bijzondere situaties. Steeds vaker komt het voor dat ouders hun kind willen inschrijven voor de eerste communie, terwijl de doop ervan niet heeft plaats gehad in een katholieke kerkgemeenschap, maar elders. 1.1. Hetzij in één van de Kerken of kerkelijke gemeenschappen met wie de katholieke Kerk in België een overeenkomst van wederzijdse dooperkenning heeft afgesloten (met name de orthodoxe Kerken, de Verenigde protestantse Kerken en de anglicaanse Kerk). Zo bijvoorbeeld bij kinderen van buitenlandse oorsprong die kort na hun geboorte door Belgische ouders werden geadopteerd, maar die in hun geboorteland in één van de genoemde Kerken werden gedoopt. 1.2. Ofwel gebeurde de kinderdoop in een groepering met wie er geen dergelijke overeenkomst van wederzijdse dooperkenning is afgesloten. 1.3. In nog andere gevallen werd de doopviering voorgegaan door medewerkers van een rituelenbureau. 2. Het gaat hier om situaties die nogal wat van elkaar verschillen, maar in geen van deze gevallen kan men het gedoopte kind automatisch toelaten tot de deelname aan de eerste communie. Dit zou afbreuk doen aan de betekenis en de geloofwaardigheid van deze sacramenten en het kerkelijke karakter ervan rechtstreeks ondermijnen. Vooraleer een
kind de eerste communie in de katholieke Kerk kan ontvangen, moet het in volle gemeenschap zijn met de katholieke Kerk of er eerst in opgenomen worden. De pastorale verantwoordelijken zullen daarom in de eerste plaats nagaan hoe en door wie de doop werd toegediend. Daarnaast is ook verder gesprek noodzakelijk met de ouders, dat eventueel kan leiden tot de opname van het kind in de volle gemeenschap van de katholieke Kerk. 2.1. De vraag naar de geldigheid van de doop Een kind dat geldig gedoopt is, kan in de volle gemeenschap met de katholieke kerk opgenomen worden. De geldigheid van het doopsel moet geval per geval bekeken worden. In vele gevallen zijn de doopsels waarover hierboven sprake was, geldig toegediend, namelijk door drievoudige onderdompeling of begieting met water, onder aanroeping van de Heilige Drie-eenheid. Wie geldig werd gedoopt, mag niet opnieuw gedoopt worden, want het doopsel kan niet herhaald worden. Evenmin is het toegestaan het doopsel nogmaals ‘onder voorwaarde’ toe te dienen, tenzij er na onderzoek een gegronde twijfel blijft bestaan, hetzij over het feit, hetzij over de geldigheid van het reeds toegediende doopsel. Ondanks het feit dat veel van de genoemde doopsels geldig kunnen zijn, rijzen er toch verschillende vragen. Feitelijk gaat het immers vaak om vieringen die gebeurd zijn zonder enige band met de katholieke Kerk, noch bij de voorbereiding, noch bij de viering.
In de katholieke sacramentenopvatting spelen doop en eucharistie echter een belangrijke rol in de opbouw van de kerkgemeenschap. Ze kunnen dus ook niet los van de kerkgemeenschap worden gevierd. De bedoeling van de initiatiesacramenten staat dan ook haaks op een louter ‘klantgerichte’ aanpak, waarbij het kerkelijke karakter van de doop helemaal uit het zicht verdwijnt. Verder blijkt de rituele vormgeving – onder meer door een heel sterke persoonlijke invulling van de viering – soms ver af te staan van de erkende Orde van dienst en mist ze soms essentiële betekeniselementen van de christelijke doop (cf. CIC, canones 850-860). 2.2. Het pastorale gesprek met de ouders In dit gesprek moeten verschillende elementen ter sprake komen: a. een verantwoording, van de kant van de pastorale verantwoordelijken, waarom men het kind dat buiten de katholieke Kerk werd gedoopt niet zomaar kan toelaten tot de eerste communie; b. een uitnodiging aan de ouders om in vrijheid te kiezen, hetzij voor de katholieke Kerk hetzij voor een andere religieuze gemeenschap of dienstverlening; een oproep ook om consequent te zijn in de keuze die ze maken; c. het aanbod aan de ouders en aan het kind om hun keuze voor de rooms-katholieke Kerk openlijk uit te spreken en om tijdens een liturgische viering in de volledige gemeenschap van de katholieke Kerk te worden opgenomen.
8
pastora l ia
en begeleidende catechisten of leerkrachten. In dat geval zal men de ouders en het kind wel uitnodigen naar een volgende zondagse eucharistie van de parochiegemeenschap en naar andere parochiale samenkomsten waar zij andere gelovigen kunnen leren kennen. Het is wenselijk dat dit gesprek met beide ouders gevoerd wordt en dat beiden hun toestemming geven om de ritus van de opname te laten gebeuren. In geval van onenigheid tussen de ouders kan men ofwel voorstellen om de stap uit te stellen en eerst tot een consensus te komen, ofwel de weg van de verantwoordelijkheid over het kind volgen, zoals die door de burgerlijke overheid is vastgelegd. 3. De vraag naar een opname in de volledige gemeenschap van de katholieke Kerk kan ook nog in andere situaties opduiken. Zo kan bijvoorbeeld tijdens een gesprek ter voorbereiding van een doopviering aan het licht komen, dat één of meerdere van de oudere kinderen van hetzelfde gezin niet in een katholieke parochie werden gedoopt, maar in een andere religieuze gemeenschap of met beroep op een rituelenbureau. Ook in dit geval is er eerst een gesprek nodig met de ouders om hun keuze uit te klaren. 4. Wanneer de ouders de beslissing hebben genomen hun kind te laten opnemen in de volledige gemeenschap van de katholieke Kerk, stuurt de pastoor een invulformulier met de concrete gegevens van de kandidaat, samen met het doopbewijs, naar de bisschop, om zijn goedkeuring te verkrijgen. Na het akkoord van de bisschop wordt dit
formulier terugbezorgd aan de pastoor. Nadat de opname heeft plaats gehad, dient het aangevulde formulier teruggestuurd te worden naar het bisdom. Daar worden alle gegevens bewaard in een afzonderlijk register. Dezelfde gegevens worden genoteerd in het doopregister van de woonplaats van de ouders.
7. Het kind wordt bij de opname vergezeld van een borg: iemand die bij de begeleiding en voorbereiding een belangrijke rol heeft gespeeld; het is mogelijk dat er twee borgen optreden. De Vlaamse bisschoppen
5. Soms worden parochieverantwoordelijken door een medewerker van een rituelenbureau op de hoogte gebracht van een door hem of haar toegediende doop, met de vraag om deze doop in te schrijven in het doopregister van de parochie waar de ouders wonen. Parochieverantwoordelijken kunnen niet ingaan op deze vraag tot inschrijving van de doop in het doopregister. De pastoor van de parochie zal de ouders van de dopeling daarover informeren. 6. De opname in de volledige gemeenschap van de katholieke Kerk kan gebeuren in het kader van een parochiale eucharistieviering, op zondag of tijdens de week. Daar blijkt immers het sterkst hoe nauw de sacramenten en de kerkelijke gemeenschap van gelovigen met elkaar verweven zijn. Het kan in bepaalde omstandigheden echter meer aangewezen zijn om de opname te laten gebeuren tijdens een eenvoudige woorddienst, in een beperkte kring van verwanten, vrienden
De Orde van dienst voor de opname van een kind in de volledige gemeenschap van de katholieke Kerk en het invulformulier voor de aanvraag, zijn digitaal beschikbaar op de website van de Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg: www.kerknet. be/liturgie
9
p ast orali a
Belgische seminaristenontmoeting in Leuven
Op 11 november kwamen, naar jaarlijkse gewoonte, de Belgische diocesane seminaristen samen. Dit jaar waren de seminaristen van het Johannes XXIII-seminarie gastheer van deze ontmoetingsdag. In de voormiddag gaf pater Frans Roymans, die aalmoezenier is van de zusters van Betlehem in Opgrimbie, een boeiende getuigenis over het priesterschap. Daarna werd in klei-
nere groepen gedeeld rond het thema ‘priester zijn in deze tijd’. In de namiddag werd – onder een stralende zon – Leuven bezocht: het graf van de heilige pater Damiaan, het begijnhof en tal van andere grotere en kleinere monumentale plekjes. De wandelingen eindigden op de trappen van het stadhuis, waar de traditionele groepsfoto werd genomen. De dag werd afgesloten met een eucharistie in de
Sint-Pieterskerk, voorgegaan door monseigneur Lemmens. Het was een mooie, hoopvolle en bemoedigende dag voor zo’n 75 seminaristen uit alle Belgische bisdommen. Herbert Vandersmissen, seminarist derde jaar theologie (bisdom Gent)
10
pastora l ia
Verrassende ontmoeting: Abraham / Ibrahiem Interreligieus godsdienstproject
Dit interreligieus godsdienstproject is bedoeld voor leerlingen van de derde graad lager onderwijs en de eindklassen van het buitengewoon onderwijs. Het project creëert kansen voor een rijke interreligieuze ontmoeting in scholen met moslimleerlingen. In scholen zonder moslimleerlingen daagt het project de leerkracht en de leerlingen uit om op een creatieve manier het eigen en het islamitische geloof beter te leren kennen en te begrijpen. Dit schooljaar werkt een groep enthousiaste leermeesters het project uit, waar mogelijk met de leermeester islamitische godsdienst. Kansen om elkaar echt te ontmoeten worden aangereikt, het geloofsgesprek wordt aangegaan.
WAT IS INTERRELIGIEUS LEREN? Interreligieus leren is een geëngageerde vorm van godsdienstonderwijs waarbij de godsdienstleerkracht vanuit de gelovige voorkeursoptie van het vak voor een bepaalde levensbeschouwelijke of religieuze traditie het gesprek aangaat met de eigen en andere levensbeschouwelijke en religieuze tradities. De leerling wordt uitgenodigd om aan dit gesprek deel te nemen en zo zelf een levensbeschouwelijk en/of religieus engagement op te nemen.
DE KEUZE VOOR ABRAHAM/IBRAHIEM Abraham/Ibrahiem is een belangrijke figuur in Bijbel en Koran. Hij speelt ook in de hedendaagse interreligieuze dialoog een voorname rol. In de Koran
Abraham ontmoet Melchisedek (mozaïek in de San-Marcobasiliek, Venetië)
is soera 14 naar Ibrahiem genoemd. In de Bijbel is het verhaal van Abraham in Genesis te vinden, maar ook elders wordt naar hem verwezen. Via zijn eerstgeboren zoon Ismaël en zijn zoon Isaak zou hij de stamvader zijn van respectievelijk Arabieren en Israëlieten. In het Nieuwe Testament wordt de verwantschap met Abraham abstracter gezien: deze wordt niet door afstamming, maar door het geloof bepaald. In beide boeken is Abraham/Ibrahiem een man die afrekent met het verleden en nieuwe paden inslaat. In de Bijbel trekt hij weg van vader en volk om vervolgens een verbond te sluiten met God. Hierin wordt aan zijn afstammelingen het land Kanaän beloofd, op voorwaarde dat ze zich goed gedragen. Zo wordt verteld hoe God de enige God wordt van dat ene volk. In de Koran staat het verhaal over Ibrahiem en Allah op een abstracter niveau. Ibrahiem bevrijdt zich van afgoden door het inzicht dat wat anderen aanbidden (de zon, de maan, …) slechts aspecten of onderdelen van de schepping zijn. Allah, de Schepper, gaat ver boven al het geschapene uit. Hier wordt het monotheïsme losgemaakt van enig volk, algemeen geldig verklaard en rechtstreeks tegenover het veelgodendom van de (voor-)vaderen gesteld. Met zijn stellingname tegen afgodsbeelden haalt Ibrahiem zich de woede van zijn volk op de hals. Zij leggen hem letterlijk het vuur aan de schenen. Allah redt hem van zijn belagers door het vuur koud te maken. Ibrahiem trekt weg van zijn vader en zijn volk om een nieuwe weg in te slaan.
11
p ast orali a
Abraham/Ibrahiem nodigt ons uit om bij het lezen van de bijhorende verhalen in Bijbel en Koran niet op zoek te gaan naar de grootste gemene deler (alleen datgene voor waar aannemen wat in beide boeken staat), maar veeleer naar het kleinste gemene veelvoud (datgene wat elk boek nog toevoegt aan het andere over onze gezamenlijke ‘vriend van God’, Abraham).
Het project kiest voor een inbreng vanuit beide geloofstradities, die gelijkwaardig, maar niet gelijkaardig zijn. Kansen voor een gezamenlijk ‘geleefd geloof’ en religieuze groeikansen worden aangereikt. Bijbel- en stilterituelen, gebed, gesprekken over geloof, roeping, gastvrijheid, heilige plekken, offer, leven, dood, ... komen veelvuldig aan bod.
HET PROJECT
LEERPLAN
Inhoudelijk is het project verdeeld over acht impulsen met subimpulsen. De rode draad wordt gevormd door de verhalen over Abraham uit Het land onder de regenboog, verhalen uit het Oude Testament, van Nico Ter Linden. De ‘Bijbelse’ en ‘Koranse’ verhalen, verhalen uit de Hadith, worden verteld in een nomadentent.
Het project beoogt het bereiken van leerplandoelen uit verschillende onderwerpen van de derde cyclus, in het volste respect voor de beginsituatie van elke leerling en de didactisch eerlijke aansluitingspunten die hieraan gekoppeld zijn. Er worden mogelijkheden geboden om alle kinderen te laten groeien in eigen geloven, bevorderd
E en v o o r b e el d van een s t i l t ekaart Er was eens een oude man. Hij had maar één wens. Hij wilde alle namen van God kennen. Hij kende er negenennegentig. Alleen de honderdste wist hij niet. Op een avond zat hij bij zijn kameel en zei alle namen die hij kende. Toen hij bij de honderdste aankwam, keek hij zijn kameel* aan en zei hij: ‘Ik weet dat jij die honderdste naam kent. Als ik de goede naam zeg, stamp dan met je linkerhoef in het zand.’
Gustave Doré: Abraham en de drie engelen door de interreligieuze confrontatie en de geloofscommunicatie.
VERSCHEIDENHEID IS RIJKDOM De kansen op interreligieus leren in een katholieke school zijn groot omdat de diverse levensbeschouwingen in dezelfde leergroep zitten. Het verdient aanmoediging die verscheidenheid in de klas als rijkdom te zien. Deze projectbundel wil kansen bieden om dat ook zo te ervaren.
‘Vredesvorst?’ De kameel verroerde niet. ‘De barmhartige?’ De kameel knipperde niet eens met zijn ogen. ‘Liefhebbende vader?’ De kameel gaapte. Intussen begon de avond te vallen. De eerste ster fonkelde aan de hemel. De kameel richtte zijn kop op en spitste zijn oren. ‘Schepper van de sterren?’ Maar de kameel stond weer zo roerloos als daarvoor. Het was nu helemaal donker. De man keek naar de ontelbare sterren in de hemel. Hij werd stil en dacht: ‘Wat is dat toch mooi! En dat heeft Hij allemaal geschapen! En hij dacht niet meer aan de honderd namen van God.
In de multireligieuze context van katholieke scholen met een hoog percentage islamitische leerlingen gebeurt het godsdienstonderricht het best door bij de uitwerking van de lesthema’s aandacht te schenken aan overeenkomsten en verschillen tussen het christendom en de islam.
* De bedoeïenen (rondtrekkende woestijnbewoners) vertellen dat kamelen alle honderd namen van God kennen. Daarom kijken ze zo hooghartig neer op mensen.
Lutgard Croonenborghs, inspecteur-adviseur rooms-katholieke godsdienst
(uit Samuel, geloofstijdschrift uitgeverij Averbode, jaargang 6, december 2004)
Het project, dat werd uitgewerkt door een werkgroep van de inspectiebegeleiding rooms-katholieke godsdienst, is terug te vinden op de Thomaswebsite.
12
pastora l ia
Een spiegel van Gods vriendelijkheid
‘Geloof en communicatie’ voor Brusselse pastores
Van maandag 14 tot woensdag 16 november vond de jaarlijkse ‘sessie’ van CCV-Brussel plaats in Hof Zevenbergen in Ranst. Dit keer draaide deze jaarlijkse driedaagse vorming voor Brusselse pastores rond ‘Geloof en communicatie’.
Op maandag leidde Mark Van de Voorde het onderwerp in met een analyse van het complexe verhaal van geloof en communicatie. De Kerk is in de geschiedenis van een medium een onderwerp geworden. De secularisering en de pluralisering hebben de ideologische inkleuring van de media doorbroken. De commercialisering zorgde dan weer voor een dictatuur van kijk-, luister- en leescijfers. En in dat proces werd de Kerk een journalistiek onderwerp net als alle andere organisaties. Bovendien is door de schandalen van seksueel misbruik de Kerk een onderwerp van controverse geworden: media leven nu eenmaal van controverses, ruzies en spanningen. Het publieke imago van geloofwaardigheid is verdwenen, maar het privé-imago in de plaatselijke pastoraal houdt wel stand (‘Onze pastoor is ne goeie’). Met marketingcampagnes dat imago herstellen is moeilijk: God is God, geloof kan geen andere inhoud krijgen. Wat wel kan, is zich inbedden in de lokale samenleving, dicht bij de mensen: ‘think global, act local’. Zo kan de Kerk, als ze authentiek en geloof-waardig communiceert, een deel van het verspeelde krediet terugwinnen.
Lieve Wouters
DE KERK ALS COMMUNICATIE-OBJECT Na de middag bekeken Koen Vlaeminck en Walter Pauli de Kerk als object van communicatie. Koen Vlaeminck van de dienst communicatie van het bisdom Gent wil vooral focussen op identiteit en het geloof zelf. Volgens hem moeten we niet te veel energie steken in het corrigeren van het imago van de Kerk. Wat wel belangrijk is als communicatiemiddel, zijn getuigenissen. Gelovigen zijn de woordvoerders van God en Christus. Om dat te illustreren, toonde Vlaeminck een filmpje van de Franse bekeerling Thierry Bizot, die met vuur en passie vertelt over zijn verliefdheid voor Christus. De vraag is of wij nog verliefd zijn op de Kerk, of beter, of we genoeg liefde voelen voor onze Kerk, om erover te getuigen. Walter Pauli, journalist bij Knack, belichtte vooral hoe de Kerk in het nieuws komt. De bril van de journalist is veranderd: hij bericht over alles kritisch en dus niet uitsluitend over de Kerk. Pauli gaf toe dat de kennis van kerkelijke structuren en begrippen weg is: journalisten hebben (meer) intellectuele bagage nodig om de Kerk en haar boodschap te doorgronden. Volgens Pauli is de basisopgave van de Kerk opnieuw de harten van de mensen te veroveren. Een figuur als Jeanne Devos doet daarbij veel goeds, terwijl andere kerkfiguren soms minder positief afstralen op het geheel van de Kerk. Het basisgegeven van ‘God is liefde’ staat volgens Pauli in schril contrast met het moraliserende spreken
13
p ast orali a
van het Vaticaan en de plaatselijke pedofilieschandalen. De journalist riep de aanwezige pastores op niet bang te zijn om zelf te reageren op berichten: ‘Kruip uit je schulp!’
KERK ALS SUBJECT VAN COMMUNICATIE De tweede dag focuste op de Kerk als subject van communicatie. Toon Osaer gaf een overzicht van alle katholieke media en pleitte ervoor om te zoeken naar synergieën. De huidige versnippering van mensen en middelen is op lange termijn nefast. Over waar het in de Kerk om gaat, valt moeilijk te communiceren in de gewone media. Daarom zijn er kerkelijke media, die binnenkerkelijke berichtgeving mogelijk maken. Toch pleit Osaer voor een tweesporenbeleid: we moeten ook aanwezig zijn in de algemene media. Als Kerk moeten we de inspanning doen om te incultureren in de mediacultuur van vandaag. Dat betekent onder meer dat we ons onverstaanbare, hermetische jargon weer verstaanbaar zullen moeten maken. Daarna gaf Karel Platteau een uiteenzetting over nieuwe communicatiemiddelen, zoals Twitter en Facebook. De Kerk moet volgens Platteau deze nieuwe kanalen benutten om haar boodschap te verkondigen. Hij gaf aan dat een ‘thuisbasis’ met relevante informatie van zeer groot belang is. Voor de Kerk is dat ontegensprekelijk Kerknet. Deze basis, die het moet hebben van zinvolle, geloofsgerelateerde inhoud, moet best worden aangevuld met sociale media.
KANSEN OM LOKAAL TE COMMUNICEREN ‘s Namiddags ging het over lokale communicatie. Lieve Wouters gaf aan welke mogelijkheden KERK&leven hier biedt. Ze gaf ook veel schrijftips voor de lokale katernen. Hoe je bijvoorbeeld in nieuwsluwe periodes, zoals de zomer, met een reeks over markante figuren uit de wijk, het blad kan stofferen. Daarna bekeken Hans Medart en Jeroen Moens van de persdienst van het aartsbisdom andere mogelijkheden om lokaal te communiceren. Zij gaven aan hoe parochies en pastorale ploegen door middel van persmomenten en persberichten voor de lokale en regionale pers hun public relations kunnen verzorgen. Tot slot kwam Mariette Dhondt vertellen over haar ervaringen met lokale communicatie in de pastorale eenheid Damiaan. Ze legde uit hoe GoogleAgenda wordt gebruikt door de lectoren, hoe een redactieteam de plaatselijke editie van KERK&leven uitwerkt, hoe e-mail wordt aangewend voor aankondigingen en voor contacten met ouders van communicanten en vormelingen, en hoe de website van de pastorale eenheid op Kerknet wordt aangevuld met een eigen Facebook-pagina.
ALTIJD EN OVERAL COMMUNICATIE Het thema van de derde dag was ‘hoe ik communiceer’. De deelnemers vertrokken van een individuele reflectie over de inhoud van de voorbije twee dagen. Waar liggen er uitdagingen,
Karel Platteau kansen of moeilijkheden? Deze reflectie werd in groepjes uitgewisseld. Als slotakkoord bracht Koen Cauberghs een persoonlijke synthese van de driedaagse, waarin hij enkele rode draden en krachtlijnen (voor de Kerk in het algemeen en de Brusselse Kerk in het bijzonder) probeerde te ontdekken. Als de basiswetmatigheden van communicatie worden toegepast op de Kerk, wordt meteen duidelijk dat heldere communicatie niet altijd evident is. Er zijn zeer veel boodschappers (van paus en bisschoppen tot geëngageerde leken), veel verschillende ontvangers (gelovigen van allerlei slag, randkerkelijken en ongelovigen) en lang niet altijd duidelijkheid over de boodschap. We hebben werk om duidelijk te maken waar het over gaat. Joan Hemels, een oud-hoogleraar communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, schreef eens: ‘De dynamiek van moderne massamedia vraagt van de Kerk een omgangsvorm met een communicatiestijl die als een spiegel van Gods vriendelijkheid werkt.’ Iedereen die zich vanuit de geloofsgemeenschap in de media begeeft, zou veel waarde moeten hechten aan een communicatieve houding. Misschien moeten theologen zich eens wagen aan een visie op kerkelijk communicatiemanagement? Koen Cauberghs, dienst communicatie Vicariaat Brussel
14
pastora l ia
Heropening Sint-Martinuskerk in Duffel Na twintig jaar zit de restauratie van de Sint-Martinuskerk in Duffel er eindelijk op. De kerk heeft haar vroegere pracht teruggekregen en dat werd eind november feestelijk gevierd. Het Heilig Sacrament werd overgebracht van de kapel van de Zusters van het Convent van Betlehem naar de gerenoveerde kerk, waar monseigneur Lemmens het nieuwe altaar wijdde. De restauratie, die alles samen iets meer dan vier miljoen euro kostte, had onder meer tot doel het gebruik van de kerk te verruimen: er kunnen nu religieuze en burgerlijke activiteiten plaatsvinden.
HISTORIEK VAN DE RESTAURATIE Begin jaren ’90 was de Duffelse SintMartinuskerk in slechte staat: het dak lekte en de bepleistering van muren en sommige spitsbogen viel naar beneden. Het was zo erg dat de stoelen in de kerk zo moesten geschikt worden dat de kerkgangers geen vallende brokstukken op hun hoofd zouden krijgen. Voor pastoor Emiel Verbruggen reden genoeg om, samen met de kerkfabriek, aan tafel te gaan zitten met de gemeente Duffel over de restauratie van onze kerk. Omdat de kerk eigendom is van de gemeente, vond men het logisch dat de gemeente zou optreden als bouwheer.
ken, moesten we uitwijken naar de kapel van het Convent van Betlehem, waar de zusters ons onthaalden. Onze kerk werd gesloten op maandag 6 maart 2000 en heropend begin april 2002. Bij de oplevering maakten de architecten nog duidelijk voorbehoud voor het gebruik van het hoogkoor en sommige andere delen van de kerk. Het risico op neerstortende bepleistering bleef reëel.
TOREN EN TORENSPITS
Dat de restauratie veel geld zou kosten, was te verwachten. Omdat het gotische hoogkoor van de kerk in 1936 al geklasseerd was als monument, heeft de gemeente getracht heel de kerk als zodanig te laten klasseren. Bij ministerieel besluit van 24 oktober 1995 is dat ook gelukt. Dat betekende dat 60 % van de restauratiekosten zou gedragen worden door de Vlaamse Gemeenschap, 20 % door de provincie Antwerpen, 10 % door de gemeente en nog eens 10 % door de kerkfabriek. Omwille van de hoge kosten werden de restauratiewerken gespreid over drie fasen.
In de tweede fase van de restauratie, die begon in 2006 en eindigde op 30 augustus 2007, waren de toren en torenspits aan de beurt. Het beschadigd houtwerk werd vernieuwd, net als de galmborden, de torenkapellen en de leibedekking van de torenspits. Ook werden verbeteringswerken uitgevoerd ter hoogte van het balkon, wat de toegankelijkheid voor onderhoud ten goede komt. De volledige lengte van de galmgaten werd opnieuw omgeven door een nietzichtbaar net om vogels te weren uit de toren. In de klokkentoren werd ook gezorgd voor een volledig in zink en lood afgewerkte vloer om water te weren uit de toren. Tijdens deze werken konden de liturgische vieringen gewoon in de kerk plaatsvinden.
DAK EN BUITENMUREN
EINDELIJK: HET BINNENWERK
Fase 1 betrof de renovatie van het dak en de buitenmuren. De avondmissen tijdens de week konden nog plaatshebben in de weekkapel. Maar voor alle andere liturgische vieringen, zoals weekendmissen, begrafenissen en huwelij-
Na de werken van de vorige fases, kon eindelijk de binnenrestauratie beginnen, want het heeft geen zin schilderwerken uit te voeren als het dak nog lekt en het water in de muren dringt. De werken van de derde fase begonnen in augustus
15
p ast orali a
2009, werden op 11 januari 2010 geschorst voor een archeologisch onderzoek en in augustus 2010 herstart. In november 2011 was alles eindelijk klaar. De werken van de eerste en tweede fase verbeterden aanzienlijk de toestand van de kerk, maar hadden weinig invloed op het uitzicht ervan. De derde fase van de restauratie zou onze kerk niet alleen verbeteren, maar ook het binnenzicht opfleuren. In de conceptnota werd de basisgedachte geformuleerd: respect, behoud en versterken van de globale architecturale kwaliteit van de ruimte. Een aantal toevoegingen, die in de loop der tijd om praktische redenen werden uitgevoerd, werden weer weggenomen om de originele beleving van de kerk ruimtelijk en visueel open te maken. Zo werden de toegevoegde weekkapel, net als de houten schuttingen aan het linker- en rechtertransept, afgebroken. In het rechtertransept is de ruimte voorzien waar een beperkte groep gelovigen de eucharistie kan vieren. In het linkertransept werd een tentoonstellingsruimte ingericht. Een inbraakwerende glazen wand scheidt het linkeren rechtertransept van de kerk. In de derde fase van de restauratie stonden heel veel werken op de agenda: het herstel of het vernieuwen van de bepleistering, het herschilderen van de volledige kerk waarvoor ook de glasramen moesten uitgenomen
worden, de installatie van vloerverwarming, het opnieuw bevloeren van de volledige kerk, het renoveren van heiligenbeelden en vaandels, het oppoetsen van het koperwerk, de vernieuwing van de elektriciteit en de audioapparatuur, het plaatsen van toiletten en van een alarminstallatie. Op een nieuw podium kwamen het altaar en lezenaars en de nieuwe weekkapel werd voorzien van het nodige nieuw meubilair.
RELGIEUS EN BURGERLIJK Het is vooral het nieuwe schilderwerk dat de aandacht van de bezoeker trekt. In het plafond van het hoogkoor werden rode en blauwe tinten gebruikt; de rest van de kerk werd in neutrale tinten met lichte nuances geschilderd. De keuze van de kleuren gebeurde op basis van door de aannemer aangebrachte kleurstalen. Die kleurstalen werden hernomen tot het werfbestuur en de kerkfabriek ze goedkeurden. Pas dan werd gestart met de eigenlijke uitvoering. Het resultaat mag er zijn. Wie de kerk betreedt, kan niet anders dan gefascineerd kijken naar het hoogkoor. De restauratie had ook praktische voordelen. Zo vergen de moderne ketels van de vloerverwarming minder ruimte dan onze vroegere stookinstallatie. Daardoor kon in de vroegere stookruimte ruimte worden vrijgemaakt voor een aanrecht met warm en koud water. De ruimte die
wij verloren hadden door het herinrichten van de kerk, kregen we zo terug. De nieuwe ruimte biedt opbergmogelijkheden en accommodatie voor onze bloemenschikkers. Maar de ruimte kan ook gebruikt worden als kleedkamer bij een concert, voor catering, en dergelijke. Onze prachtige kerk is nu dus uitgerust om, naast religieuze plechtigheden, ook ‘burgerlijke’ activiteiten te laten doorgaan, waarvan het programma verenigbaar is met het bijzondere karakter van een kerkgebouw. Er is ontzettend veel gebeurd, maar het is nog niet volledig gedaan. Voor de orgels van de Sint-Martinuskerk werd een nieuw, afzonderlijk restauratiedossier opgesteld. Dat is dus voor een volgende fase. Het resultaat van de restauratie is ronduit prachtig en zal zeker positief zijn voor de religieuze beleving in onze parochie. We zijn allen die eraan meegeholpen hebben, heel dankbaar. Lutgart Van Camp, secretaris kerkfabriek Sint-Martinus
Pastoraal bezoek mo aan dekenaat Zoutleeuw
onseigneur Léonard w (4-14 november 2011)
18
pastora l ia
IVOR leeft … en hoe! IVOR staat voor ‘ Interdiocesane Vorming en Ontmoeting van jonge Religieuzen’, voornamelijk uit de bisdommen MechelenBrussel, Antwerpen en Limburg. Naast vormings- en verdiepingsmogelijkheden in eigen congregatie en elders wil IVOR een specifiek forum zijn voor jonge religieuzen om met elkaar een zoekproces aan te gaan en levend te houden met het oog op de toekomst van het religieus leven. Dankzij IVOR kunnen jonge religieuzen elkaar steunen om in een geseculariseerde en pluralistische wereld stevig staande te blijven en zich op een zinvolle wijze te profileren als religieuze.
SAMENKOMSTEN Twee keer per jaar, in februari en oktober, komen we met deze groep samen in een bezinnings- en vormingscentrum. Het aantal aanwezigen schommelt telkens rond de vijftien, maar is sterk wisselend, omdat de doelgroep een heel actief leven leidt, in en buiten de congregatie. Deze weekends worden door enkele creatieve geesten voorbereid. Telkens krijgen ze een andere invulling met aandacht voor vorming en ontmoeting. Zo hebben we al bibliodrama gedaan, boswandelingen gemaakt, bisschoppen ontmoet, met Bijbelperikopen gewerkt, enzovoort.
BEWOGEN WEEKEND De laatste tweedaagse was op 14 en 15 oktober 2011 in ‘Hof Zevenbergen’ in Ranst. De deelneemsters kwamen uit verschillende hoeken van het Vlaamse land en vertegenwoordigden een achttal verschillende congregaties. We mochten deze keer twee nieuwelingen
verwelkomen: een zuster van de Zusters van de Heilige Harten, die haar noviciaat in Frankrijk deed, gedurende een jaar missionaris was op de Filippijnen en nu bij haar zusters in Leuven woont, en een zuster salvatorianes, die haar noviciaat in Oostenrijk deed en nu bij haar zusters in Hasselt woont. Het weekend begon met een getuigenis van twee enthousiaste IVOR-gangers over hun deelname aan de Wereldjongerendagen in Madrid. Zuster Princy (Zusters van Don Bosco) had in Spanje het voorprogramma gevolgd dat georganiseerd werd door de salesiaanse beweging. Ze was er met een vijftiental jonge Vlamingen naartoe getrokken. Geheel in de stijl van hun stichter hadden ze een WJD-vlag op het strand geplant en dan de aanwezige kinderen uitgenodigd voor een gezamenlijk spelmoment. De uitleg aan de Spaanse kinderen konden ze niet anders doen dan met handen en voeten en de nodige mimiek. In de universele taal van de liefde, zeg maar. Toch lukte het hen om een 20-tal kinderen aan het spelen te krijgen, onder het toeziend oog van hun nieuwsgierige ouders of grootouders. De WJD-vlag wekte ook de volgende dagen het nodige vertrouwen om een geïmproviseerde speelpleinwerking op te zetten in het stadje waar ze logeerden. Natuurlijk was er tijdens dat voorprogramma ook al plaats voor inhoudelijke gesprekken over Don Bosco en geloof. Zuster Hilde (franciscanessen, Missionarissen van Maria) had dan weer vanuit een heel andere hoek deelgenomen aan de Wereldjongerendagen. Zij had gelogeerd in een huis van haar congregatie
19
p ast orali a
in Madrid en ze maakte deel uit van een internationale groep medezusters om samen animatie, vaak in de vorm van bibliodrama, aan te bieden aan groepjes voorbijtrekkende jongeren. ‘s Anderendaags werden we om acht uur in de stemmige kapel verwacht voor het ochtendgebed. Zuster Ann (Zusters der Christelijke scholen van Vorselaar) had er een stijlvol en inhoudelijk rijk geheel van gemaakt. Thema van deze bezinning en van de ganse dag was Het verhaal van Noach. Tussen jou en mij, zegt God, is er een band die door niets meer kan opgeheven worden.
WANDELEN MET GOD Na het ontbijt deden we, onder begeleiding van Anne Coussement en Jes Bouwen, aan bibliodrama. Aan de hand van het zondvloedverhaal in Genesis 6-9 lieten ze ons in de huid kruipen van Noach en Jahweh. Het Genesisverhaal gaat verder met die aandoenlijke vermelding dat Noach wandelde met God (Gen. 6, 9). Zo deden wij ook. We poogden ons in te leven in de personages en gingen twee aan twee wandelen, telkens een Noach en een God. Dat leverde vreemde, nog nooit gehoorde gesprekken op in het zondoorstraalde kloosterbos.
DE ARK Goed dat we vooraf niet wisten wat ons die dag allemaal te wachten stond, want een volgende opdracht bestond erin om met de materialen die we ter plekke vonden een ark te bouwen waar we allemaal in konden, en met een deur die
open en dicht kon. Gelukkig moest onze ark geen 150 meter lang zijn, 25 meter breed en 15 meter hoog, zoals in het Genesisverhaal vermeld staat. Met veel fantasie begonnen we met tafels en stoelen te sleuren, hingen we daar doeken over en drapeerden we blauwe lappen stof rondom. Iemand kwam aandraven met een laadkarretje als loopbrug. Een paar plooiboxen dienden als deur. Een gebedsmoment bracht ons weer tot rust en stilte. Daarin beluisterden we stukken uit het nog steeds indrukwekkende van Huub Oosterhuis en Tom Löwental. Samen met Anne en Jes zongen we ook het rustgevende psalmlied Hine lo yanum, ve lo yishaam, shomeer Israël (Hebreeuws voor Zie, niet sluimert, niet slaapt, de Behoeder van Israël, psalm 121,4).
NOACH GAAT DE ARK BINNEN De verteller van Genesis kondigde de zondvloed aan en dus werd het tijd om de ark binnen te gaan. Maar niet zonder een betekenisvol voorwerp uit te kiezen om mee te nemen. Gelukkig moesten ‘alle wezens waarin levensadem was, twee aan twee’ (Gen. 7,15) niet mee in onze ark. Toen volgde een meer klassieke vorm van bibliodrama waarin de begeleiders ons één voor één ondervroegen over onze rol van Noach en het voorwerp dat we meebrachten. Op dat moment antwoord je vanuit de figuur Noach in het bekende Bijbelverhaal, maar ook vanuit je eigen persoon met een bepaald voorwerp in je hand. Het gesprek verloopt dan ook op een dubbel niveau. En ja, doorgewinterde religieuzen als we zijn,
werden onder andere een Bijbel, een geloftekruisje, een kaars en een liedboek als symbolische voorwerpen meegenomen in de ark. En ‘toen sloot Jahweh de deur achter Noach’ (Gen. 7, 16).
ZEGENING ‘Toen zegende Jahweh Noach’ was het uitgangpunt van het namiddagprogramma. Op een kaartje schreven we een zegengebed dat we graag van God zouden horen en ontvangen, al of niet geïnspireerd door het Genesisverhaal. Dat zegengebed werd effectief uitgesproken door een zelf gekozen deelneemster die we daarvoor vertrouwden en in een houding die we daarbij passend vonden. Ontroerend en bemoedigend om een hand op je schouder te voelen terwijl je van een vertrouwd iemand mag horen: ‘Noach, Ik spreek vanuit mijn hart. Kies dan het leven. Ik zal bij jou zijn. Alle dagen van je leven’. Dit kaartje, vooraf kunstig versierd met een regenboog en een palmtakje, zal ik thuis bewaren als aandenken aan een verrassend en beklijvend weekend. Met oprechte dank aan de organisatoren, de begeleiders en alle deelneemsters! Magda Vingerhoets Alle info omtrent IVOR: Zuster Yvonne De Gryse, Stationsstraat 2, 2570 Duffel, e-mail yvonne.
[email protected]. Geplande weekends: 10-11 februari en 12-13 oktober 2012 in ‘Hof Zevenbergen’ in Ranst.
20
pastora l ia
Een huisarts die zuster werd Zuster Hilde Reynders over haar roeping
Op 29 januari 2012 vieren de religieuzen van het aartsbisdom de Dag van het Godgewijde Leven. Bij wijze van vooruitblik laten we zuster Hilde Reynders aan het woord over haar keuze voor het religieuze leven. Dag op dag één jaar eerder, op 29 januari 2011, legde ze in de kerk van de paters Picpussen in Leuven haar eeuwige geloften af als zuster van de Heilige Harten (Picpussen). Momenteel is ze in het vicariaat VlaamsBrabant en Mechelen vicariaal verantwoordelijke voor Caritas en Diaconie. Die zorg past goed bij het eigene van haar congregatie én bij haar opleiding als huisarts.
Ik koos bewust voor 29 januari 2011, werelddag van de strijd tegen de melaatsheid, om mij naar het voorbeeld van de Heilige Damiaan voor altijd te binden aan God en aan onze congregatie. Uiteraard was dit een ingrijpende gebeurtenis in mijn leven. In 2002 zette ik een mooie carrière als huisarts stop om het noviciaat te beginnen in Frankrijk. De volgende jaren heb ik serieus gewikt en gewogen of het religieuze leven wel echt datgene is waartoe God mij roept. Sommigen vonden me een rare vogel. Familie en vrienden begrepen niet waarom ik een mooi leventje de rug toekeerde. Een beroep opgeven dat ik met veel vreugde uitoefende om opnieuw te gaan studeren en misschien iets te doen dat ik niet graag zou doen? Een zelfstandig en actief leven vaarwel zeggen om met grotendeels oudere zusters samen te leven en te moeten ‘gehoorzamen’ aan anderen? Mijn keuze botste inderdaad op vele vragen en bedenkingen. Maar ook ik twijfelde soms, temeer omdat enkele van mijn jongere medezusters in de loop der jaren een andere levensrichting insloegen. Vragen doken op in mijn hart. Op welke manier leven als religieuze in een wereld waarin geloof en Kerk vaak onder druk staan? Welke toekomst is er in een congregatie die schijnbaar steeds kleiner wordt? En toch zette ik de stap. Toch durf ik zeggen dat ik vandaag, één jaar na mijn definitief engagement, een gelukkige zuster ben. Nog steeds voel ik diezelfde diepe vrede en vreugde als
op de dag dat ik, in aanwezigheid van mijn familie, vrienden, collega’s en paters en zusters van de Picpussen en zoveel andere religieuzen, openlijk ‘ja’ zei aan God en aan onze congregatie. Ik ervaar immers dat de religieuze geloften mij dichter bij God en zijn mensen brengen. Door de gelofte van armoede verbind ik er mij toe om niets voor mezelf te houden, geen persoonlijke rijkdom op te bouwen, maar alles te delen met anderen. Door de gelofte van gehoorzaamheid weet ik dat niet mijn plannen of projecten primeren, maar dat we samen kijken en luisteren om te onderscheiden wat God ons zegt. Door de gelofte van kuisheid verbind ik er mij toe om geen exclusieve relatie te hebben met één persoon, maar open te staan voor elke mens die ik ontmoet. Als religieuze heb ik me voor altijd aan God en onze congregatie gebonden en stel ik heel mijn leven in dienst van God en zijn Kerk. Ik heb letterlijk en figuurlijk van veel (beroep, familie, vrienden) afstand genomen, maar ook in zekere zin van mezelf. Maar ik zie nu dat ik vandaag dit alles teruggekregen heb, zij het op een andere manier. Talenten en ervaringen stel ik in dienst van Kerk en wereld, familie en vrienden draag ik mee in mijn gebed en worden opgenomen in het gebed van mijn medezusters. Geïnspireerd door de Heilige Damiaan, mijn broer in de Heilige Harten, probeer ik als volgeling van Jezus in het bijzonder aandacht te hebben voor arme mensen, zieken en uitgestotenen. Zoals Hij het voorgeleefd heeft, wil ik zorg dragen voor de gehele mens: zijn lichaam en zijn ziel. Als lid van onze in-
21
p ast orali a
aa n k o n d i g i n ge n RELATIECURSUS
ternationale religieuze familie verheug ik mij over de nieuwe initiatieven die onze jongere paters en zusters in Azië en Afrika opzetten. En ik weet mij op mijn beurt gesteund door hen, evenals door onze oudere zusters hier in België en elders in Europa. Samen, met vereende krachten, als één religieuze familie binnen Gods Kerk zoeken en bidden we opdat Gods Rijk een beetje meer zichtbaar mag worden in onze wereld van vandaag. Het is mijn diep geloof dat wat 200 jaar geleden, in volle Franse Revolutie, de stichters van onze congregatie op weg gezet heeft, vandaag nog steeds actueel is: getuige zijn van Gods barmhartige liefde … ondanks de tegenkantingen die op onze weg komen! Hilde Reynders, zuster van de Heilige Harten van Jezus en Maria (Picpussen)
In het Ontmoetingscentrum Eenheid, Aarschotsesteenweg 381 in Wezemaal heeft op de zaterdagen 28 januari, 25 februari en 24 maart een driedaagse plaats voor koppels in een duurzame relatie. De drie dagen, telkens van 10 tot 16.30 uur, zijn een initiatief van de Focolarebeweging. Omdat geluk wederheilig is, zo luidt het thema waarmee de deelnemers hun relatie een opfrisbeurt kunnen geven. Alles vraagt onderhoud, zeker een relatie. De relatiecursus wil vaardigheden aanreiken om als koppel sterker betrokken te zijn op elkaar. Na de uiteenzetting van een thema is er telkens tijd voor het koppel om uit te wisselen en in dialoog te gaan. Welke onderwerpen komen zoal aan bod? Van je partner houden zoals die dat verlangt. Een warme gevoelsband scheppen. Ingaan op elkaars noden. Gezond omgaan met stress. De kunst van het communiceren. Conflicten aanpakken. Deelname kost 30 euro per koppel per dag (zelf picknick meebrengen of warme maaltijd verkrijgbaar tegen 12 euro). Info en inschrijving (vóór 10 januari): Mark en Françoise Cortens, telefoon 058 51 74 21, e-mail
[email protected].
DERTIENMAAL IN HAKENDOVER
Dag van het Godgewijde Leven op 29 januari 2012 bij de paters Franciscanen in ‘La Foresta’ (Vaalbeek). De viering wordt voorgegaan door hulpbisschop Leon Lemmens.
Jaarlijks op 16 januari wordt met het ‘dertienmaal’ in Hakendover de stichtingslegende van de kerk van de Goddelijke Zaligmaker herdacht. Dat is een bedevaart waarbij de weg tussen de parochiekerk van Hakendover en de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ten Steen in Grimde dertienmaal wordt afgelegd.
Moedige bedevaarders die het traject van in totaal 42 kilometer willen afleggen, kunnen maandag om 14 uur vertrekken aan de kerk in Hakendover. Na terugkeer in Hakendover kan ieder de bedevaart naar eigen vermogen en intentie voortzetten. Zowel bedevaarders, als wandelaars nemen aan deze tocht deel. Niet iedereen heeft de bedoeling het dertienmaal volledig af te leggen. Elke ‘toer’ is ongeveer 3,2 kilometer lang. Na zijn tocht kan elke deelnemer zijn naam met het aantal afgelegde toeren inschrijven in het kerkregister. Wie het dertienmaal volledig heeft afgelegd, ontvangt met Pasen een herinneringsmedaille. Om middernacht vindt in de parochiekerk de zegening van de bedevaarders plaats. Aan de kerk bevindt zich het gelegenheidscafé bij Simons, door het processiecomité uitgebaat. Bedevaarders en sympathisanten kunnen er voor drank en lekkernijen terecht op maandag vanaf 10 uur. Op zondag 22 januari om 9.30 uur is er in de parochiekerk een plechtige eucharistieviering ter gelegenheid van Hakendoverwijn, de herdenking van de wijding van de kerk. Aan die viering verlenen het zangkoor Sint-Cecilia en de Koninklijke Fanfare Sint-Isidorus hun medewerking. Aan de vooravond, op zaterdag 21 januari vanaf 19.30 uur, wordt in het gelegenheidscafé overigens een receptie aangeboden aan de parochianen, de bedevaarders en hun sympathisanten. Info: Johan Dewolfs, telefoon 016 78 95 74, e-mail processiecomite@ skynet.be, website www.pp-h.be. (Vervolg van de aankondigingen: pagina 30 en 31)
22
pastora l ia
De beroemdste oud-student van het Pauselijk Belgisch College Herdenkingsavond ter ere van zalige Johannes Paulus II Op 10 oktober 2011 vond in de kapel van het Pauselijk Belgisch College - Generalaat van de Broeders van Liefde in Rome, een herdenkingsavond plaats ter ere van paus Johannes Paulus II. Onder de ongeveer 100 aanwezigen waren prominenten als de ambassadeurs van België bij de Heilige Stoel en in Italië, monseigneur Frans Daneels (secretaris van de Apostolische Signatuur), broeder René Stockman (generaal overste van de Broeders van Liefde) en pater Hugo Vanermen mSc (rector van de Koninklijke Belgische Kerk en Stichting ‘San Giuliano dei Fiamminghi’). Enkele bisdommen werden vertegenwoordigd door oudstudenten van het Belgisch College: kanunnik Charles de Hemptinne (Gent), kanunnik Joël Rochette (Namen), deken Dirk De Gendt (Mechelen-Brussel) en Philippe Hallein (Brugge).
HET BELGISCH COLLEGE De huidige rector, monseigneur Dirk Smet, opende de avond met een korte schets van de geschiedenis van het Belgisch College. Sinds de stichting in 1844 verbleven er ongeveer 600 priesters en seminaristen voor hun opleiding op het College, waaronder twee Polen. Een ervan was Karol Józef Wojtyła, de latere paus Johannes Paulus II. Hij verbleef in het Belgisch College van 1946 tot 1948 om er een doctoraat aan het Angelicum te behalen. Van de studenten die met de vorige paus gestudeerd hebben, zijn er nog twee in leven: de Brugse priesters Paul Mol en Valeer De Schacht. Dit academiejaar verblijven elf studenten in het Belgisch College: twee Belgische priesters uit het bisdom Namen, zeven buitenlandse priesters (uit Burundi, Congo, Irak en Rwanda) en twee Griekse lekentheologen uit de Grieks-orthodoxe Kerk.
HET PRIESTERSCHAP VAN JOHANNES PAULUS II De eerste spreker van de avond, kardinaal Angelo Comastri, belichtte in zijn toespraak enkele karakteristieken van het priesterschap van Johannes Paulus II. Karol Wojtyła heeft zijn roeping ervaren in de bijzonder moeilijke situatie van Wereldoorlog II. Hij voelde dat God hem riep tot het priesterschap en zag ook het voorbeeld van zijn vader die regelmatig ’s nachts in gebed verzonken was. De liefde voor Christus is het eerste kenmerk van zijn priesterschap. Christus veroverde het hart van Karol Wojtyła en dit wou hij uitstralen. Hierover zijn alle oud-studenten van het Belgisch College het eens: Karol Wojtyła was een man van gebed! Ook typerend voor zijn priesterschap was de grote aandacht voor de eucharistie. Daar was hij zo verbonden met Christus dat hij er niet op lette wie aanwezig was in zijn privékapel. Dat de eucharistie centraal stond in zijn leven, was ook zichtbaar in zijn bijzondere aandacht voor de eucharistische aanbidding. Men weet dat hij ’s nachts regelmatig opstond om in stilte te kunnen bidden. Een gewoonte die bevestigd wordt door oud-studenten van het Belgisch College. Een derde kenmerk van zijn priesterschap is de dialoog met jongeren. Tijdens de Wereldjongerendagen in Rome (2000) roept hij opeens uit: ‘Wat zoeken jullie?’ Daarop ontwikkelt hij zijn hele homilie om te komen tot de kern van zijn boodschap en zijn leven: ‘In Christus zal je vrijheid, geluk, rechtvaardigheid… vinden!’
23
p ast orali a
Tot slot is zijn priesterschap gestoeld op de liefde die een totale zelfgave is. Zijn gehele leven is een totale gave aan Christus: zelfs op de laatste woensdag van zijn leven wilde hij nog een algemene audiëntie geven. Het zijn de bekende beelden van een zeer zwakke paus die een laatste keer zijn zegen geeft en er niet meer in slaagt om iets verstaanbaars uit te brengen. Op het sterfbed vielen bij vele personen zijn ogen op. Die ogen straalden een zekere vreugde uit: ze waren gericht op het paradijs, zo interpreteerden sommigen. Kardinaal Comastri verwoordde het als volgt: ‘Wanneer Christus het hart heeft veroverd, dan ziet men dit in de blik van de persoon’. In 1946 werd kardinaal Maximilien de Furstenberg de rector van het Belgisch College en hij ontving er Karol Wojtyła als nieuwe student. In het conclaaf van 1978 was het ook diezelfde kardinaal de Furstenberg die aan Karol Wojtyła op een bepaald moment zei: ‘De Heer staat naast je en hij roept je’. Enkele momenten later aanvaardde kardinaal Wojtyła het pausambt. Later zei de vorige paus over dit korte gesprek met kardinaal de Furstenberg dat hij dit ervoer als de afsluiting van zijn vorming aan het Belgisch College: de cirkel was rond.
JO HANNES PAULUS II EN BELGIË De tweede spreker van de avond was monseigneur Léonard. Hij ging nader in op de band tussen Johannes Paulus II en België. Johannes Paulus II ontdekte België via zijn verblijf op het Pauselijk Belgisch College in Rome. De twee jaren van studie bleven niet beperkt tot een verblijf in Rome. Wojtyła ging samen met andere studenten op vakantie en bracht culturele bezoeken aan onder meer Parijs en Brugge. Op die reizen probeerde hij steeds in contact te komen met vertegenwoordigers van de nieuwe theologie en personen die hem wegwijs konden maken in de nieuwe vormen
van pastoraal, waaronder die van de priester-arbeider. Tijdens de grote vakantie trok hij naar Charleroi waar hij gedurende een maand actief was als priester bij de Polen die er in de mijnen werkten. Ook na zijn verblijf op het Belgisch College bleef hij bijzonder geïnteresseerd in ons land. Niet alleen vroeg hij bij elke ontmoeting met een Belgische priester of bisschop om informatie over de Belgische medestudenten van zijn tijd op het Belgisch College, maar als bisschop vereerde hij België ook met enkele bezoeken. Een bijzonder moment was zijn bezoek als paus aan België in 1985, waarbij hij warm werd onthaald. Het tweede bezoek in 1995 vond plaats in een heel ander klimaat.
van een buste van Johannes Paulus II voor de kapel van het College. De artiest wilde een eigen interpretatie geven aan de grootsheid en goedheid van Johannes Paulus II. De buste vertrekt uit een soort zuil omdat de kunstenaar de vorige paus als een zuil van de Kerk beschouwt. Het in het oog springende bisschopskruis toont de persoonlijke band tussen Christus en Karol Wojtyła en is geïnspireerd op het beeld van de laatste Goede Vrijdag waarbij de paus, het kruis omarmend, in zijn privékapel de kruisweg aan het Colloseum volgde. De buste is een eigenzinnig kunstwerk dat de toespraak van kardinaal Comastri treffend tot leven brengt.
BIJZONDER BORSTBEELD
Het is nu ons werk om ons met heel ons leven te richten op het evangelie zoals Karol Wojtyła het heeft voorgeleefd als medestudent aan de toenmalige studenten van het Pauselijk Belgisch College, als bisschop aan zijn gelovigen in het bisdom Krakau en als paus aan alle rooms-katholieke christenen. In deze zoektocht naar Christus hebben we geen minuut te verliezen. Een kaartje met een spreuk van Napoleon dat op de schrijftafel van Wojtyła in het Belgisch College stond, krijgt in dit licht een bijzondere betekenis: ‘Il pourra m’arriver de perdre une bataille, jamais une minute’.
De herdenkingsavond werd afgesloten met de onthulling en inzegening
Philippe Hallein, oud-student Pauselijk Belgisch College
In 1986 bracht hij als paus ook een bezoek aan het Belgisch College. Zijn blijvende vriendschap met de medestudenten van het Belgisch College bleek ook in 2003, toen hij totaal onverwacht kanunnik Gustaaf Joos van het bisdom Gent tot kardinaal creëerde. Tijdens zijn pontificaat verklaarde paus Johannes Paulus II ook enkele Belgen zalig (Damiaan De Veuster, Edward Poppe en Columba Marmion) en heilig (Mutien-Marie Wiaux).
24
pastora l ia
V a n u i t
d e
BEHEER VAN HET TIJDELIJKE HOS P I T AL I S A T I E V E R Z E K E R ING
Een opname in het ziekenhuis naar aanleiding van een operatie of een ongeval, is heel duur. Indien men deze factuur zelf moet dragen, kan dat verregaande financiële gevolgen hebben. Daarom willen wij alle priesters ten zeerste aanraden een hospitalisatieverzekering af te sluiten. De jaarlijkse premie is een kostenelement, maar de verzekering loont wanneer men er beroep moet op doen. Voor meer informatie kan u steeds contact opnemen met Koen Jacobs van de personeelsdienst, telefoon 015 29 26 36, e-mail
[email protected]. VLAAMS-BRABANT H ER TE K E NIN G P AR O CHIE FE D E R A T I E S
Volgende parochies van de parochiefederatie Dilbeek behoren vanaf 28 oktober 2011 tot de parochiefederatie Zellik: Dilbeek, Sint-Dominicus Savio, Groot-Bijgaarden en Dilbeek, Sint-Ulrik, Sint-Ulriks-Kapelle. De parochiefederatie Bonheiden wordt op 28 oktober 2011 opgeheven. Volgende parochies behoren vanaf 28/10/2011 tot de parochiefederatie Mechelen: Bonheiden, Onze-LieveVrouw en Bonheiden, Sint-Ludwina, Zellaar. De parochie Bonheiden, SintMartinus, Rijmenam behoort vanaf 28 oktober 2011 tot de parochiefederatie Haacht in het dekenaat Aarschot. VOO R S TE L L ING B I S S C HO P S R A A D
Op de bisschopsraad van 28 oktober stelde monseigneur Lemmens het vi-
V i car i ate n cariaat Vlaams-Brabant en Mechelen voor. In 73 gemeenten, verspreid over de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen, wonen alles samen bijna 1,3 miljoen inwoners. Het gaat om een economisch zeer actief en zeer welvarend gebied met de laagste werkloosheidsgraad van heel België. Het vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen bestaat uit 388 parochies, gegroepeerd in 61 federaties en 15 dekenaten. Er werken 130 priesters, waarvan 54 ouder zijn dan 70 jaar. Voorts zijn in het vicariaat 15 diakens en 19 parochieassistenten actief. Daarnaast werken in de verzorgingsinstellingen in het vicariaat nog eens een tiental priesters, vijf diakens en een 40-tal lekenpastores. De pastorale situatie in het vicariaat wordt, zoals in de rest van het aartsbisdom, gekenmerkt door het wegdeemsteren van de christenheidkerk. Het gaat om een proces dat de kerk zelf niet kan sturen. Ze wordt eerder gedwongen het te ondergaan. Veel van de gangbare geloofsgemeenschappen weten dat nieuwe wegen moeten gebaand worden, maar niemand kent het precieze traject. De neiging is dan groot om die leegte, in een reflex van zelfbehoud, op eigen wijze te vullen. Deze invulling van het zelfbehoud vormt dan weer een bedreiging om de band met de bredere kerkgemeenschap, de catholica, te verliezen. De pastorale situatie oogt niet meteen rooskleurig en toch schuilt er groeipotentieel in het vicariaat, niet in het minst in het persoonlijk geloof en gebed van heel wat christenen. Ook de goede wil van veel priesters, diakens en parochieassistenten, de blijvende kracht van heiligdommen, bedevaarten en volksdevotie, inspirerende religieuze gemeenschappen en nieuwe bewegingen, vormen belangrijke hulpbronnen om de uitdagingen van de toekomst aan te gaan.
De belangrijkste uitdaging is ongetwijfeld het evangelie doorgeven en laten klinken. Om de Kerk missionair te laten groeien, moeten er op regionaal niveau plaatsen komen waar jongeren en volwassenen hun christen-zijn in de diepte kunnen voeden in de bronnen van het Woord van God en de eucharistie, en laten inwortelen in een bredere kring van christenen. Voor nostalgie is geen plaats: omdat het gangbare parochiale weefsel niet zonder meer kan behouden worden, is het wenselijk ook in te zetten op geloofsgemeenschappen met vitaliteit, waar in gebed en verbondenheid het evangelie wordt verkondigd en eucharistie wordt gevierd. Om deze uitdaging aan te kunnen moet veel zorg besteed worden aan de roeping en vorming van dragende krachten, priesters en diakens, maar ook parochieassistenten en heel veel vrijwilligers. Die roeping en vorming vragen om een samen gedragen perspectief en dat is niets anders dan een concrete formulering van onze identiteit. Christen worden gebeurt niet alleen door onze geloofsbelijdenis, maar ook door het vieren van de sacramenten, in het bijzonder op zondag, en door een verdieping van de missionaire en diaconale spiritualiteit. Op het vlak van de caritas pleit monseigneur Lemmens voor meer en betere diaconale bruggen tussen de instellingen en de territoriale geloofsgemeenschappen. De pastores in de van oudsher katholieke verzorgingsinstellingen ervaren zichzelf steeds meer als de enige dragers van de katholieke identiteit van die instellingen. Deze ‘vereenzijdiging’ vormt een grote uitdaging. De hulpbisschop is ook van mening dat een reorganisatie van het tijdelijke zich opdringt. Het is immers belangrijk het kerkelijk patrimonium veilig te stellen in een landschap waarin de parochies andere vormen aannemen.
25
p ast orali a
r u b r i e k
De dekenassistenten zullen in de toekomst, in nog nauwere samenwerking met het vicariaat, de dekens bijstaan in alle kwesties van het tijdelijke. Monseigneur Lemmens is nog volop bezig met de verkenning va de levende realiteit van het vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen. Wat hierboven is samengevat, vormt niet meer dan een eerste benadering van die realiteit. Het is bundeling van voorlopige indrukken, zowel wat betreft de grenzen als wat betreft de mogelijkheden. Uitdagingen vragen om perspectieven. Samen met zijn medewerkers maakt monseigneur Lemmens hier momenteel volop werk van. BRUSSEL EVA L U A TI E P AS T O R A L E R A A D
Bij het einde van haar mandaat evalueerde de pastorale raad op 30 oktober 2011 het werk van de afgelopen vier jaar. Er werd algemeen positief geoordeeld over de nieuwe samenstelling van de raad, waarnaar elke pastorale eenheid één persoon uit haar pastorale ploeg had kunnen afvaardigen. Positief vindt men ook dat de uitnodigingen voor de vergaderingen ruim op voorhand (zes tot acht weken) werden verstuurd, zodat elke pastorale ploeg vooraf over de agendapunten kon spreken. Ook de ‘collegiale’ uitwisseling (horen wat er leeft bij de andere pastorale ploegen) wordt gewaardeerd. Bedenkingen waren er over het inhoudelijk aspect van de vergaderingen. Drie vergaderingen per jaar (twaalf voor de duur van het hele mandaat) vindt men te weinig, temeer omdat er in het laatste jaar ook vergadertijd ging naar de kennismaking met de nieuwe aartsbisschop en wat later met de nieuwe hulpbisschop voor Brussel. Sommige deelnemers zouden graag meer tijd besteden aan het bespreken van visies op lange termijn in plaats van vooral bezig te zijn met de pastorale actualiteit.
Een aantal afgevaardigden suggereerde dat de nieuwe raad bij de start enkele thema’s die men wil bespreken, voorop zou moeten stellen. Anderen meenden dat men dan na een jaar of twee uitgepraat is en dat een aantal punten wellicht door de actualiteit zouden worden ingehaald. Er blijft dus een spanningsveld bestaan tussen inspelen op de pastorale actualiteit – wat soms op crisismanagement kan lijken – en het doordenken van visies voor de langere termijn. Een positief geluid kwam er ook van buiten Brussel. Op de vergadering van moderatoren van dit soort pastorale raden, die een of twee keer per jaar door het Interdiocesaan Pastoraal Beraad (IPB) wordt samengeroepen, oordeelde men erg gunstig over de representatieve samenstelling van de raad in Brussel. Intern was er nog één puntje van kritiek over de samenstelling van het bureau. De raad vond zich daarin ondervertegenwoordigd, omdat de meeste bureauleden uit de vicariale dienst ‘Verkondigen en Vieren’ kwamen. De waarheid gebiedt echter te zeggen dat er bij het begin van het mandaat weinig raadsleden zich kandidaat stelden voor het bureau. Maar ook hier zal altijd een spanningsveld blijven bestaan. Met een bureau ad hoc wordt het aantal voorbereidende vergaderingen beperkt, terwijl een gestructureerd overleg binnen de dienst ‘Verkondigen en Vieren’ toelaat beter op de pastorale actualiteit in te spelen.
heel wat inkt gevloeid. De stad is eigenaar van het gebouw een heeft vergevorderde plannen om er een nieuwe bestemming aan te geven. Die plannen vormden de aanleiding tot een bredere reflectie over het geheel van de kerkgebouwen in het stadscentrum. Over de toekomst van de kerkgebouwen heeft het vicariaat begin november vorig jaar een persbericht verspreid. Daarin staat dat de Kerk alles wil doen wat in haar mogelijkheden ligt, om ‘vrijmoedig het evangelie te verkondigen en de cultusplaatsen te laten leven, met eerbied voor hun bestemming en hun gewijde karakter’. De Kerk is zich er wel van bewust dat een aantal kerkgebouwen bovenmaats zijn en dat de kosten voor onderhoud en restauratie buiten verhouding zijn voor de parochies en gemeenten. De herbestemming van kerkgebouwen is een probleem dat verder reikt dan de stad Brussel. De materie ressorteert onder het Hoofdstedelijk Gewest én onder het Vicariaat-Generaal van Brussel. Op het vicariaat is nu een interne werkgroep opgericht om structuur te geven aan de reflectie hierover en een inventaris op te maken van de problemen. SE SSIE RANST
Na deze laatste vergadering worden de verantwoordelijken van de pastorale eenheden aangeschreven met de vraag een kandidaat uit hun pastorale ploeg naar de nieuwe raad af te vaardigen, bij voorkeur iemand die geen benoeming heeft. De verwachting is dat men tegen Pasen met de nieuwe raad van start kan gaan.
Op de jaarlijkse driedaagse sessie voor pastores in Ranst (14-16 november 2011) ging het over ‘Kerk en communicatie’. Sprekers uit verschillende sectoren van de media vertelden de toehoorders welke normen in de pers worden gehanteerd en hoe het komt dat daar een bepaald beeld van de Kerk wordt opgehangen. Ook werd aandacht besteed aan de mogelijkheden om zelf de communicatie te verzorgen in de eigen media en aan het gebruik van nieuwe sociale media. Een uitvoerig verslag van deze sessie leest u elders in dit nummer.
T O E K OM ST K E RK G E B OU WE N
VL ASPIT G E DOOF D
Over de toekomstige bestemming van de Sint-Katelijnekerk in Brussel is al
Met spijt heeft het vicariaat boekhandel De Vlaspit moeten sluiten. Tot
26
pastora l ia
r u b r i e k
juni 2009 werd dit catechetisch documentatiecentrum door vrijwilligers gerund. Nadien werd het een filiaal van Licap en hield Mia Roosen de winkel open. Twee jaar eerder was Licap in de binnenstad ook nog een tweetalige religieuze boekhandel gestart onder de naam ‘Incontri’. Het bleek niet mogelijk dit lofwaardig initiatief rendabel te houden en ook bij De Vlaspit bleken de kosten niet in verhouding tot de baten. In tijden van groeiende informatisering is het niet mogelijk uitsluitend op vrijwilligers te draaien, zodat het onvermijdelijk werd de Nederlandstalige religieuze boekhandel op het vicariaat te sluiten. Mevrouw Roosen werkt nu terug in de boekhandel van Licap in de Guimardstraat, waar een goed Nederlandstalig aanbod bestaat. De ‘Book & Papershop Guimard 1’ is gemakkelijk met de metro te bereiken (halte Kunst-Wet) en bevindt zich op de benedenverdieping van het gebouw van het Interdiocesaan Centrum, Guimardstraat 1, 1040 Brussel. De boekhandel is open van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 16.30 uur. Telefoon: 02 509 96 72, e-mail: mia.
[email protected]. NO G DI T
Het vicariaat heeft mevrouw Laure Nocent halftijds in dienst genomen om het Metropolisproject, waarover we al eerder schreven, logistiek te ondersteunen. Het eerste nummer van het nieuwe gratis maandblad van de Brusselse Kerk ‘Zeg maar K – C-à-dire’ rolt in februari van de persen. T. Frison/Th. C. Madder
IN MEMORIAM JUL IE N DE VOS
Julien De Vos was één van die priesters die slechts één benoeming in hun loopbaan hebben gekregen. Na zijn priesterwijding in 1953 werd hij priester-leraar aan het Heilig Hartcollege in Ganshoren. Hij zou daar blijven tot zijn pensioen in 1991. Velen hebben er mogen genieten van zijn rijke talenten. Julien was een uitstekend leraar Klassieke Talen en godsdienstleraar. Een collega formuleerde het aldus: ‘Hij was een lieve vriend, een correcte collega, een eerbiedwaardig priester. Iemand uit het goede hout gesneden.’ Zijn stiptheid was spreekwoordelijk. Zijn eerlijkheid en oprechtheid werd door iedereen sterk gewaardeerd. Hij was een goed, rechtvaardig en rechtlijnig man. Julien was een gedreven en erudiet priester-leraar, maar vooral een ‘voorganger’. Dat lesgeven verder reikte dan enkel de obligate lesuren, gaf hij gestalte in talrijke na- en buitenschoolse initiatieven. Geregeld nam hij leerlingen mee op uitstap naar een of andere archeologische plaats opdat ze zo beter de Romeinse cultuur zouden leren kennen. Julien hield ook van Gods vrije natuur en kon van haar schoonheid genieten bij wandelingen en fietstochten. Als aalmoezenier van oud-scouts Kimclub Lier wist hij ook zijn sporen te verdienen. Vele jaren stond Julien heel vroeg op om bij de zusters in Sint-AgathaBerchem voor te gaan in de eucharistieviering. Zijn kelk was een wijdingsgeschenk van de buren en de oud-scouts. Zo bleef hij iedere dag bij het voorgaan in de eucharistie met hen verbonden. Gedurende de weekends en vakanties verbleef hij bij familie in Koningshooi-
kt. Als meewerkend priester maakte hij zich verdienstelijk in de parochiepastoraal. Bij de opsplitsing van het oude dekenaat Lier in federatie en deelfederatie stapte hij mee in het rollenpatroon en beurtsysteem van voorgaan in de liturgie en predicatie in de verschillende parochies. Hij wou immers dienstbaar zijn in Gods kerk en aan het volk Gods. Na zijn pensioen werkte hij zolang het kon twee dagen per week in het aartsbisdom, waar hij een handje toestak in de administratie van de kerkelijke rechtbank en het archief. In 2008 werd in alle dankbaarheid van Julien afscheid genomen in de parochie. Hij nam zijn intrek in het R.V.T. Sint-Augustinus te Berlaar, waar hij op 29 oktober 2011 zacht is ingeslapen. De aanhef van zijn overlijdensbericht is sprekend op zijn leven en inzet gericht: ‘Vertrouwend op de Heer, op alles voorbereid en als de ondergaande zon die stil en langzaam haar laatste lichtstraal geeft, zo is priester Julien De Vos van ons heengegaan.’ Jan De Keyser / Frans Stoffelen G E RARD E X E L M ANS
Op 12 april 1953, de dag van zijn priesterwijding, riep God hem om herder te worden in de kerk. Herder-zijn betekende voor Gerard Exelmans zich volledig ten dienste stellen van God en de mensen, Gods woord beluisteren, het overwegen en met dat woord naar mensen gaan. Dat heeft hij gedaan als onderpastoor in Ramsel en Hoegaarden en als pastoor in Lubbeek Sint-Bernardus, waar hij 25 jaar pastoor was, en later als medewerkend priester in Scherpenheuvel. Daar was hij zestien jaar met een groot hart, en in alle eenvoud, God en mensen dienstbaar in de basiliek en werd hij mee het gezicht van het priesterhuisje. Daar was hij er voor die vele mensen die hij er
27
p ast orali a
r u b r i e k
mocht ontmoeten, tot wie hij woorden sprak van liefde, troost en bemoediging, mensen die in hem een veilige en diepgelovige gids vonden en die hem ook vroegen om voor hen te bidden bij Onze-Lieve-Vrouw, die vroegen om een zegening over hun wagen, hun kaarsjes en kruisjes of die bij hem mochten aankloppen voor een gesprek en hem hun vragen en onzekerheden voorlegden. Op de hoogdagen bracht hij ook de communie thuis bij zieken. Ook tot hen sprak hij Gods liefdevolle woorden. Priester Exelmans is een beminde, door God en zijn volk. Hij kon zelf ook liefhebben. Met weinig woorden en zonder omhaal stond de deur van zijn hart open voor wie aanklopte. De kracht en de inzet om naar mensen toe te gaan, om dienstbaar te zijn vond hij in zijn dagelijkse eucharistie. Daar liet hij Jezus aan het woord, de Heer die hem hielp om een goed en fijn mens te zijn, een goed en edelmoedig priester. Naast de ontmoeting met de Heer was er ook zijn grote liefde voor Onze-LieveVrouw van Scherpenheuvel. Heel dikwijls is hij in de basiliek bij haar gekomen, stil biddend en haar voorspraak vragend voor allen die hem ter harte gingen. Scherpenheuvel was de gelukkigste tijd van zijn leven, zo zei hij vaak. Gerard is een gelukkig priester geweest. Dienstbaar tot het laatste stond hij altijd klaar om in te springen waar nodig. Tot vlak voor zijn dood bezocht hij de zieken om hen de communie te brengen voor het hoogfeest van Allerheiligen. Zij hebben uit zijn handen de Christus mogen ontvangen die hem korte tijd later bij zich riep om te schuilen in zijn Vaderhart. Op vrijdag 28 oktober overleed Gerard Exelmans thuis bij zijn avondmaal. In alle rust en vrede is hij er stilletjes vandoor gegaan. Hij heeft het zelf waarschijnlijk niet doorgehad. Zoals de psalm (Ps. 127, 2) zingt: ‘De Heer geeft het zijn beminden in de slaap.’ Luc Van Hilst / Ben Sterckx
ANDRÉ DE VOS
Op een van de laatste dagen van het kerkelijke jaar is priester André Devos stilletjes van ons heengegaan. Een nieuw kerkelijk jaar hoefde voor hem niet meer. Alles was volbracht. Onverwachts en onvoorbereid is de dood niet tot hem gekomen. De waakzaamheid waartoe de advent ons oproept, haalde hij uit zijn geloof, maar was hem ook aangeboren. Zelden zou hij overhaast en ondoordacht beslissingen nemen. Voor de meeste inwoners van Zoutleeuw was hij de verpersoonlijking van het Sint-Tarcisiuscollege van Zoutleeuw. Alhoewel onderwijs niet zijn eerste liefde was, heeft hij het grootste deel van zijn leven gewijd aan het katholiek onderwijs in deze uithoek van ons bisdom. Komende uit een voorname familie uit Kortenaken, droomde hij van het priesterschap. In het seminarie werd duidelijk dat hij onderpastoor en later pastoor zou zijn in een van die mooie landelijke parochies van het Hageland. Zijn eerste benoeming kreeg hij echter in het onderwijs, als leraar Latijn in het college van Tienen. In die jaren was de streek rond Zoutleeuw een van de meeste achtergestelde gebieden van België, met heel weinig studenten in het hoger onderwijs. Deken Oversteyns wou daar verandering in brengen en meende dat André Devos, als kind van de streek en man met veel organisatorisch talent, daar de geschikte figuur voor was. Met de hulp van een vriendenkring en vele Vlaamse kermissen stampte hij het college en de lagere jongensschool bijna letterlijk uit de grond. Regelmatig moest hij opboksen tegen financiële en organisatorische bezwaren van bisdom en staat. Koppig bleef hij volharden.
Hij was een gedreven leraar, een bezielende directeur en de bouwheer van een school en een sporthal. Het college van Zoutleeuw zou een belangrijke rol spelen in de opleving van het Hageland. De vernieuwingen in het onderwijs, de fusies, schoolgemeenschappen en inspraakorganen, waren evoluties waar hij niet altijd achterstond en waar hij weinig of niets over zei, maar die zijn gezondheid aantastten. Hij ging verplicht op ziekteverlof en vroegtijdig pensioen. Toen hij weer hersteld was, kon hij zijn jongensdroom realiseren. Hij werd pastoor in Hogen, een van de meest landelijke parochies van het bisdom. Hier verrichtte hij veel mooi werk: de kerk en liturgie verfraaien, het koor bemoedigen, ouderen en zieken bezoeken, enzovoort. Maar weer was zijn gezondheid de spelbreker en hij ging terug naar Zoutleeuw. Noodgedwongen nam hij zijn intrek in een rusthuis. Hij werd daar met veel zorg en liefde omringd, maar ook daar ging de aftakeling verder en hij moest aanvaarden dat hij rolstoelpatiënt werd. Nog mee de mis kunnen celebreren met priester John in de rusthuiskapel, gaf hem vreugde, moed en sterkte. André Pypen, eredirecteur van het Sint-Tarcisiuscollege te Zoutleeuw G E RM AIN ROE Y E RS
Germain heeft niets spectaculairs gedaan. Toch was hij een bijzonder man. Door zijn innerlijke vrede en schrander verstand straalde hij rustige zekerheid uit. Zonder op te vallen was hij een fijngevoelige man, een trouwe vriend, een toegewijde priester. Steeds blij zijn collega’s en vrienden te ontmoeten was dit voor ieder een moment van verpozing.
28
pastora l ia
r u b r i e k
Germain was geen klassiek leiderstype, maar iemand die door zijn luisterbereidheid overal vlug aanvaard werd. Als leraar, als directeur van het Sint-Pieterscollege in Jette of als inspecteur secundair onderwijs bleef hij steeds de eenvoudige en bekwame begeleider die oog had voor de concrete omstandigheden waarin men moest werken. Hij was geen vernieuwer óm het nieuwe, maar in de snel evoluerende wereld zocht hij naar wat belangrijk en haalbaar was. Hij drong zich niet op, maar stelde vragen en zo inspireerde hij op zijn manier de mensen rondom hem. In verschillende bestuursvergaderingen werd hij gevraagd en geapprecieerd om zijn rustig oordeel. Op de voorbereiding van de studiedagen voor directies van het diocesaan secundair onderwijs had hij steeds een lijstje met onderwerpen en namen van sprekers. Aan de hand van een gelezen boek of een artikel wist hij iedereen van zijn voorstel te overtuigen. Na zijn oppensioenstelling begon hij een nieuw leven. Hij stelde zich ten dienste van de parochies in Berchem (Antwerpen), waar hij was opgegroeid. Als priester was hij graag gezien. Hij had tijd voor een babbel, om in te springen en zijn confraters te ontlasten. Zijn preken waren pareltjes, kort en rijk aan inhoud. Hij werd ook aalmoezenier van gezinsgroepen en maakte enkele jaren syntheses en vertalingen voor de nuntiatuur in Brussel. In alle mogelijke raden werd hij vlug ontdekt als een prima verslaggever. Hij genoot er intens van om zich met een boek in de stilte van de natuur of een abdij terug te trekken. Graag ging hij helpen in de bibliotheek van het Theologisch Pastoraal Centrum in Antwerpen. Daar kon hij uren genieten van nieuwe en oude boeken. Zijn grote bekommernis was de dialoog tussen geloof en leven. In een tijd van versnippering en individu-
alisering zocht hij naar evenwicht en harmonie om in thuis te komen. God was de dragende kracht in zijn leven. Hij wist dat hij op weg was en waar zijn toekomst lag. Nu is hij aangekomen bij Diegene die hij levenslang zocht en in wiens Geest hij leefde. Marcel Huyghe T HE O VANSNI C K
Theo’s leven kende zoals de natuur, vier jaargetijden. Zijn lente beleefde hij in Herfelingen, waar drie van zijn broers als bakker zorgden voor het dagelijks brood. Theo zou na zijn collegetijd in Edingen ook bezig zijn met ‘dagelijks brood’, maar dan brood om van te leven, brood van eeuwig leven. Zijn lente werd zomer met de priesterwijding en de eremis. Theo werd leraar in het Onze-Lieve-Vrouwecollege in Halle, waar hij aardrijkskunde, Frans en godsdienst gaf. In de basiliek van Halle deed hij wat pastoraal werk. Nadien werd Theo onderpastoor in het Negenmanneke in Sint-Pieters-Leeuw en daarna, in 1968, pastoor in SintAmandus in Borchtlombeek. Voor veel mensen van Borchtlombeek en Kattem is Theo dé priester uit hun leven geworden en gebleven. Hij verkondigde het geloof, ontdaan van franjes, en legde de nadruk op de ware boodschap van Christus. De liturgische vieringen waren steeds bijzonder, met tot in de puntjes verzorgde zang en gebed. De teksten uit de Heilige Schrift wist hij te vertalen tot een duidelijk houvast in de moderne samenleving. Zijn wekelijkse homilieën waren zeer doordacht. Hoogdagen, de vieringen van de goede week, eerste en plechtige communies, huwelijken en doopsels werden luisterrijk gevierd. Wanneer één van de parochianen naar
zijn laatste rustplaats werd begeleid, wist hij deze steeds treffend te typeren, als wou hij de overledene in de kerk nog eens tot leven brengen. Hij had ook veel belangstelling voor de werking van de parochiale verenigingen. Als vriend en als mens onder de mensen nam hij aan veel activiteiten deel. Hij fungeerde als geestelijk raadsman en bracht regelmatig bezoekjes aan zieken, thuis en in het ziekenhuis. Onder zijn impuls ontstond er een bloeiende scoutsgroep, die een gepast onderkomen kreeg in een nieuw opgericht scoutslokaal. Toen hij 75 werd, begon zijn herfst en nam hij ontslag. Theo wist gelukkig waarheen: naar een thuis waar hij werd omringd door zijn familie. Daar bleef hij actief. Hij zocht mensen op en hielp mee op pastoraal vlak. Op zondag trok hij naar parochies in de buurt en vier jaar lang vierde hij de dagelijkse mis bij de zusters Dominicanessen. Daarnaast was er nog veel lectuur, studie en deelname aan bijbelavonden, waar hij zeer alert en kritisch luisterde. En dan kwam de avond of de winter van het leven. Theo werd goed omringd en geholpen, en na een kort ziekenhuisverblijf was alles volbracht. Kris Meskens / Betty Rodts
29
p ast orali a
pers o n al i a BENO EMINGEN V LAA M S -BR ABAN T E N ME C H E L E N
Pater Emiel HUYSMANS, priesterscheutist, wordt benoemd tot pastoraal medeverantwoordelijke in het dekenaat Londerzeel. Pater Ferdinand IVENS, priester-redemptorist, wordt benoemd tot meewerkend priester in de parochiefederatie Overijse en tot parochieadministrator in Overijse, Sint-Joost, Maleizen. BR U S S E L
De heer Claude CASTIAU, priester, wordt tevens benoemd tot parochieadministrator in Brussel, Sint-Jan Baptist ten Begijnhof. Mevrouw Diane DE TALHOËT wordt benoemd tot medeverantwoordelijke van de dienst ‘Verkondigen en vieren’ in het vicariaat Brussel (Franstalig). De heer Benoît NYSSEN, permanent diaken, wordt benoemd tot medeverantwoordelijke voor de Franstalige pastoraal in de pastorale eenheid ‘Woluwe’, dekenaat Brussel-Noord-Oost. Zuster Janete Maria SANTOS RIBEIRO, zuster missionaris van SaintCharles Borromée, Scalabrienne, wordt benoemd tot parochieassistente voor de Braziliaanse gemeenschap van Jezus Arbeider in Sint-Gillis. Pater Hans VAN SCHIJNDEL, priester-pater van het allerheiligste sacrament, wordt benoemd tot medeverantwoordelijke voor de Nederlandstalige pastoraal pastorale eenheid Watermaal-Bosvoorde-Oudergem, dekenaat Brussel-Zuid en tot lid van de vicariale dienst ’Verkondigen en vieren’ voor vorming en begeleiding, Brussel. W A AL S -BR A B A N T
De heer Jean BOUTEZ, permanent diaken van het bisdom Namen, wordt benoemd tot lid van de animatieploeg
De heer Jean SIMONART wordt benoemd tot lid van de begeleidingsploeg van de seminaristen.
• de heer Eddy DENCKENS als parochieassistent in de parochiefederatie Bonheiden; hij blijft parochieassistent in de parochiefederatie Duffel – Katelijne-Waver; • de heer Jos DE SMEDT, priester, als pastoraal verantwoordelijke voor bejaarde en zieke priesters in het vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen; • de heer Kris HORCKMANS als vicariaal verantwoordelijke ministrantenwerking vicariaat VlaamsBrabant en Mechelen; • pater Jean-Mathieu LOCHTEN, priester-jezuïet, als verantwoordelijke voor de Franstalige pastoraal in Brussel, Sint-Jan Baptist ten Begijnhof, als canoniek pastoor in Brussel, Sint-Jan Baptist ten Begijnhof en als medeverantwoordelijke van de ‘secteur Saint-Géry’, dekenaat BrusselCentrum; • de heer Jan NAVELD, priester, als federatiepastoor federatie Bonheiden; hij behoudt al zijn andere functies; • de heer Paul PULINCKX als lid van de dienst catechese in het vicariaat Waals-Brabant. • mevrouw Marina RIEMSLAGH als pastoraal medewerkster in het nationaal MS-centrum te Melsbroek; • de heer Jozef VAN PRAET, priester, als aalmoezenier van het Wit-Gele Kruis, Brabant; • pater Marcel WEEMAES, priesterredemptorist, als stafmedewerker vzw Gezondheidszorg COVABE, Duffel.
ONTSLAGEN
OVERLIJDENS
De aartsbisschop heeft het ontslag aanvaard van: • de heer Karl ABTS, priester, als meewerkend priester in de federatie Bonheiden; hij behoudt wel al zijn andere functies; • zuster Yvonne DE GRYSE als pastoraal medewerkster in Duffel, SintNorbertus;
De heer Raymond VAN AARDEN (geboren op 18/10/1918 en gewijd op 26/7/1942), priester, overleed in Kermt op 16 november 2011. Hij was achtereenvolgens leraar aan het SintRomboutscollege in Mechelen (19421946), parochievicaris in Elsene, OnzeLieve-Vrouw ter Kameren en Sint-Philippus Neri (1946-1964) en pastoor in
van de gebedsdiensten in het crematorium van Court-Saint-Etienne. De heer Christian GARIN, permanent diaken, wordt tevens benoemd tot lid van de animatieploeg van gebedsdiensten in het crematorium van Court-Saint-Etienne. De heer Jean DESMET, permanent diaken, wordt benoemd tot lid van de ploeg ‘Recommencement’. De heer Charles KASONGO MUTWE NUKULU, priester van het bisdom Kongolo (Democratische Republiek Congo), wordt tevens benoemd tot aalmoezenier van het rusthuis ‘Bois de la Pierre’ te Wavre. De heer Luc PAGACZ, permanent diaken, wordt tevens benoemd tot federaal aalmoezenier van de ‘Patro’. Hij blijft niet langer lid van de dienst evangelisatie (Franstalig). De heer Akraman Pierre SONTE, priester van het bisdom Man (Ivoorkust), wordt tevens benoemd tot aalmoezenier van het rusthuis ‘Le Point du Jour’ in Bierges. De heer Wellars UWAMAHORO, priester van het bisdom Kabgayi (Rwanda), wordt benoemd tot lid van de priesterploeg in Braine-le-Château, Notre-Dame du Bon Conseil, Noucelles-Saint-Rémy, Braine-le-Château en Saints-Pierre et Paul, Wauthier-Braine. DIOC E SAAN
30
pastora l ia
r u b r i e k
Oudergem, Sint-Anna (1964-1984). De heer Germain ROEYERS (geboren op 24/2/1928 en gewijd op 19/12/1954) overleed in Antwerpen op 18 november 2011. Hij was achtereenvolgens leraar (1956-1965) en directeur (1965-1987) aan het SintPieterscollege in Jette en diocesaan inspecteur godsdienst van het vicariaat onderwijs (1963-1965). De heer Andreas DEVOS (geboren op 11/5/1929 en gewijd op 26/12/1955) overleed in Sint-Truiden op 21 november 2011. Hij was achtereenvolgens leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Tienen (1955-1961), directeur van het Sint-Tarcisiusinstituut in Zoutleeuw (1961-1988) en pastoor in Geetbets, Onze-Lieve-Vrouw van Vrede, Hogen (1990-1994). De heer Theo VANSNICK (geboren op 19/4/1927 en gewijd op 20/12/1953) overleed in Halle op 24 november 2011. Hij was achtereenvolgens leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Halle (1953-1963), parochievicaris in Sint-Pieters-Leeuw, SintStefaan, Negenmanneke (1963-1968), pastoor in Roosdaal, Sint-Amandus, Borchtlombeek (1968-2002); dekenaal secretaris van het dekenaat Liedekerke-Roosdaal (1973-1993) en kapelaan in Roosdaal, Onbevlekt Hart van Maria, Kattem (1987-2002).
De heer Freddy BAILLIEN (geboren op 30/11/1934 en gewijd op 10/7/1960) overleed op 9 december 2011. Hij was achtereenvolgens medepastoor in Rixensart, Sainte-Croix (1960-1963), godsdienstleraar aan het Collège Saint-Etienne in Court-SaintEtienne (1961-1972); medepastoor (1963-1969) en pastoor (1976-1989) in Court-Saint-Etienne, Saint-Etienne (1963-1969 en 2000-2002); pastoor (1969-1976) en parochieadministrator (1988) in Genappe, Saint-Barthélemy, Bousval; kapelaan (1971-1976) en parochieadministrator (1989) in Genappe, Notre-Dame Médiatrice, Noirhat; deken van het dekenaat Court-SaintEtienne (1973-1993); parochieadministrator in Court-Saint-Etienne, SaintAntoine, Sart-Messire-Guillaume (1980-1981) en in Court-Saint-Etienne, Saint-Lambert, Beaurieux (19801989); deken van de zone west in het vicariaat Waals-Brabant (1986-1997); deken van het dekenaat Genappe (1988-1991); parochieadministrator in Mont-Saint-Guibert, Saint-Guibert en Saint-Pierre (1989); moderator van de priesterploeg in Court-Saint-Etienne, Saint-Etienne en Saint-Lambert, Beaurieux (1989-1993); kerkbedienaar in Court-Saint-Etienne, SaintLambert, Beaurieux (1989-1993); aalmoezenier ‘Chantebrise’ in Court-
A a n k o n d i g i n ge n STILLE MAANDAGEN Stilte en gebed zijn belangrijk en deugddoend voor al wie in de pastoraal actief is. Onder andere het onthaalcentrum De Pelgrim, vlakbij de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in Scherpenheuvel, biedt elke maandag de kans om even op adem en tot rust en gebed te komen. Het centrum beschikt daartoe onder meer over een stemmige kapel. Men kan ook rond de heuvel een meditatieve wandeling maken of gewoon de rozenkransweg gaan. In de komende weken staan
Saint-Etienne (1989-1993); moderator van de priesterploeg in Genappe, Notre-Dame Médiatrice, Noirhat (1989-1993); kerkbedienaar in CourtSaint-Etienne, Saint-Etienne (19891993); moderator van de priesterploeg in Genappe, Saint-Barthélemy, Bousval (1990-1993); pastoor in Tubize, Sainte-Gertrude (1993-1994); deken van het dekenaat Tubize (1993-2000); moderator van de priesterploeg (19942000) en kerkbedienaar (1994-2000) in Tubize, Sainte-Gertrude; moderator van de priesterploeg in Tubize, NotreDame Immaculée, Renard (19942000) en in Tubize, Sainte-Renelde, Saintes (1994-2000); parochieadministrator in Rebecq, Saint-Martin, Quenast (1996) en in Rebecq, SainteThérèse et Marie Goretti, Quenast (1999); secretaris van het dekenaat Tubize (2000); lid van de priesterploeg in Court-Saint-Etienne, Saint-Lambert, Beaurieux (2002-2004) en in CourtSaint-Etienne, Saint-Etienne (20002004); medepastoor in Court-SaintEtienne, Saint-Lambert, Beaurieux en in Court-Saint-Etienne, Saint-Etienne (2004-2011); lid van de priesterploeg in Court-Saint-Etienne, Saint-Antoine, Sart-Messire-Guillaume; in CourtSaint-Etienne, Notre-Dame, Tangissart en in Court-Saint-Etienne, SaintLambert, Beaurieux (2011).
( verv o lg )
9, 16 en 23 januari gepland als zulke ‘stille maandagen’. Men is welkom vanaf 9 uur. Info en inschrijving: De Pelgrim, Isabellaplein 15 A, 3270 Scherpenheuvel, telefoon 013 35 56 40, e-mail onthaalcentrum@scherpenheuvel-info. be, website www.scherpenheuvel.be.
AFRIKADAG Elk jaar begin januari organiseert Missio de Afrikadag. Met die actie wil Mis-
sio de solidariteit van de Belgische Kerk met de kerkgemeenschappen van de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi versterken. De Afrikadag, aanstaande 8 januari, heeft ditmaal als slogan: Solidariteit zonder omwegen. Missio uit haar solidariteit op een structurele manier door middel van budgetsteun via een collecte in de parochies. De lokale bisschoppen in de Centraal-Afrikaanse landen kunnen zelf kiezen waar ze dat geld prioritair aan besteden. Missio waakt erover dat het geld goed ter plaatse geraakt en correct beheerd wordt.
31
p ast orali a
Bij Missio kan men alvast terecht voor een inhoudelijk dossier en concrete suggesties om de Afrikadag in de parochie in de kijker te plaatsen Info: Missio vzw, Vorstlaan 199, 1160 Oudergem, telefoon 02 679 06 42, e-mail
[email protected], website www.missio.be.
ZEGENINGSDIENST Heeft u zorgen, problemen of vragen? Bent u, of iemand uit uw familie- of vriendenkring, verslaafd of ziek? Heeft u behoefte aan een luisterend oor, een bemoedigend gesprek of een gebed? Op zaterdag 14 januari vindt in zaal Mimosa van de Nationale Basiliek van het Heilig Hart in Koekelberg een genezingsdienst plaats. Naast prediking, gebed en samenzang zijn er ook biechtgelegenheid en een eucharistieviering. De dienst wordt geleid door priester Wilfried Brieven en zijn team. Aanvang om 13.30 uur, einde omstreeks 17.30 uur. Zij maken ook tijd om persoonlijk te luisteren naar wie dat wil, en samen te bidden om een oplossing voor een nood. Info: Katholieke Charismatische Vernieuwing (Marc Meirsman), telefoon 015 20 88 53.
STARTAVONDEN BROEDERLIJK DELEN Het ijzer in onze fietsen, het aardgas voor onze verwarming, het koper in onze leidingen, … We staan er niet altijd bij stil maar we gebruiken in ons dagelijks leven tal van grondstoffen. Wist je bijvoorbeeld dat om één gsm te produceren 75 kilogram aan grondstoffen nodig is? De nieuwe Broederlijk Delencampagne Laat ze hun plan trekken. Wij trekken mee! gaat over de ontginning van die grondstoffen en de gevolgen daarvan op de mensen in Latijns-Amerika.
Vaak worden ze verdreven van hun land, zijn ze slachtoffer van watervervuiling, worden ze fysiek bedreigd … Met deze campagne wil Broederlijk Delen tonen hoe mensen met de steun van haar partnerorganisaties, ondanks deze zware omstandigheden, opkomen voor hun rechten en hun plan trekken. Ze staan er echter niet alleen voor. Immers, met deze campagne wordt ook u opgeroepen om mee te trekken. Laat u daartoe inspireren en informeren tijdens een van de lanceermomenten van de nieuwe campagne in het aartsbisdom. Er zijn lanceeravonden op woensdag 18 januari in cultuurcentrum De Zandloper, Kaasmarkt 75 in Wemmel en op vrijdag 20 januari in de CM-gebouwen, Platte Lostraat 541 in Kessel-Lo, telkens vanaf 19 uur. Speciaal voor Brusselse trekkers is er een lancering op zaterdag 28 januari, van 10 tot 13 uur in de kantoren van Broederlijk Delen, Huidevettersstraat 165 in Brussel. Info en contact: Katrien Spruyt (onderwijs en jongeren), telefoon 015 29 84 14, e-mail katrien.spruyt@ bdwzz.be of bij Marijn Loozen (vrijwilligersgroepen), telefoon 015 29 84 59, e-mail marijn.loozen@bdwzz. be. Website www.broederlijkdelen. be/campagne.
korte film over het abdijleven, daarna volgt een rondleiding door de gebouwen. Na een korte koffiepauze geeft een van de norbertijnen om 17 uur een bezinnende conferentie. Het abdijbezoek wordt besloten met het bijwonen van de vespers om 18 uur in de abdijkerk. De prijs voor zo een namiddag bedraagt 5 euro per persoon. Info en reservatie: Bezinningscentrum Abdij Averbode, Abdijstraat 1, 3271 Averbode, telefoon 013 78 04 40, e-mail bezinningscentrum@ abdijaverbode.be, website www.abdijaverbode.be.
DAG VAN DE OPEN KERKEN Op 3 juni 2012 organiseert Stichting Open Kerken de vijfde editie van de Dag van de Open Kerken. Het is een feestdag voor het religieus erfgoed. Op honderden verschillende locaties in België worden er die dag evenementen (concerten, tentoonstellingen, rondleidingen, fietstochten, …) georganiseerd in en rond gebedshuizen. Zowel leden als niet-leden van de Stichting kunnen deelnemen met een activiteit. Wie op 3 juni een gebedshuis wil openstellen, kan nog inschrijven tot 31 januari. Info en inschrijving: Marijke Van Looy, e-mail
[email protected], website www.openkerken.be.
BEZINNEN IN AVERBODE De norbertijnenabdij van Averbode biedt aan parochiegemeenschappen de mogelijkheid om een bezinningsnamiddag te combineren met een bezoek aan de abdij. Meer dan ooit is gemeenschapsvorming binnen de parochie van belang. Om elkaar te steunen in het geloof is het nodig dat men werkt aan een gemeenschapsband. Een uitstap naar een abdij kan daartoe bijdragen. Zo een namiddag in de abdij van Averbode begint om 14.30 uur met een
Deze rubriek biedt maar een beperkte greep uit de activiteiten die in het aartsbisdom MechelenBrussel worden aangeboden. Een ruimer aanbod is te vinden op de website www.kerknet.be (kies ‘Aartsbisdom’ en vervolgens ‘Kalender’).
Epifanie Openbaring van de Heer In een eenvoudige stal is Jezus bereikbaar voor iedereen. God openbaart zich niet aan een elitaire groep, maar aan ieder die voor Hem openstaat. Iedereen telt mee. God is er voor alle mensen! In Jezus komt God tot de hele wereld met zijn uitnodiging: heb elkaar lief, maak van de aarde een plaats waar het goed is om te leven, realiseer het rijk Gods op aarde. De wijzen gingen op reis en lieten daarbij hun land, hun invloed en aanzien, hun rijkdom en welvaart achter. Zij gingen op tocht, op zoek naar de zin van het leven, naar het licht dat nooit meer zal doven. Zij gingen op zoek naar God. Zijn wij op deze ‘Bijbelse’ wijze wijs? Durven wij de grote vragen stellen, naar het waarom van ons leven, naar onze uiteindelijke bestemming? Gaan wij nog op tocht, op zoek naar een bevrijdende ontmoeting met mensen, met God? Verandert Jezus’ komst iets aan ons leven? Inspireert het ontdekken van God in Jezus ons tot een andere levensstijl? Eenmaal dat God zich aan ons geopenbaard heeft, kunnen wij niet meer terug naar onze gemakkelijke zetel of onze oude gewoonten. Wij moeten dan – zoals de wijzen – langs andere, nieuwe wegen onze tocht verder zetten. Jean Paul Pinxten