Nieuwsitems: Herwaardering gronden in overeenstemming met goed koopmansgebruik Vrijstelling van BTW voor maatschap van verpleegkundigen Alsnog aftrek van BTW voor periode van leegstand voorafgaand aan belaste verhuur Geen correctie voor ten onrechte toegekende persoonsgebonden aftrek Geen aftrek eigen bijdrage zonder privégebruik auto Ontbreken VAR leverde geen schadevergoeding op voor verpleegkundige Geen VOF van rijinstructeurs, maar dienstbetrekking Kortdurende onderneming toch bron van inkomen Box 3 bezitting voor benefeciary Zzp-ers zorg en VAR
HERWAARDERING GRONDEN IN OVEREENSTEMMING MET GOED KOOPMANSGEBRUIK Een melkveehouder met landbouwgronden anticipeerde op de geluiden dat de landbouwvrijstelling zou worden afgeschaft. Daarvoor wijzigde hij het stelsel van waardering van de gronden naar de actuele waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming (WEVAB). In de IB-aangifte over het jaar 2010 werden de landbouwgronden geherwaardeerd op de WEVAB-waarde. Op de hieruit voortvloeiende winst van ruim € 1,4 mio paste de melkveehouder de landbouwvrijstelling toe. De fiscus stond de herwaardering niet toe. Volgens de fiscus was het nieuwe waarderingsstelsel in strijd met goed koopmansgebruik. In beroep stelde de rechtbank Noord-Nederland dat het door de melkveehouder gehanteerde stelsel zozeer in strijd was met het realiteits-, realisatie- en eenvoudbeginsel, dat dit niet in overeenstemming was met goed koopmansgebruik. In hoger beroep was Hof Arnhem-Leeuwarden, in tegenstelling tot de rechtbank, van mening dat goedkoopmansgebruik zich niet tegen het gekozen waarderingsstelsel (waardering tegen de waarde in het economische verkeer bij voortzetting van de aanwending van de grond in het kader van een landbouwbedrijf dat in ongewijzigde vorm is voortgezet) verzette. Anticiperend op de mogelijke afschaffing van de landbouwvrijstelling was gekozen voor een stelselwijziging. Er was geen sprake van een oogmerk van het behalen van incidenteel fiscaal voordeel. De herwaardering werd toegestaan. Aantekening: Naar onze mening biedt deze procedure ook uitkomst om verliesverdamping te voorkomen door herwaardering van activa/passiva.
(Geïnteresseerd en/of vragen, bel 073-6122888 of mail
[email protected])
VRIJSTELLING VAN BTW VOOR MAATSCHAP VAN VEPLEEGKUNDIGEN Een maatschap van operatieassistenten en anesthesiemedewerkers verleende tegen vergoeding diensten aan diverse ziekenhuizen. Volgens de met de ziekenhuizen gesloten overeenkomsten verrichtten de maatschap leden werkzaamheden als operatieassistent en/of anesthesiemedewerker. De overeenkomsten waren gesloten voor de duur van een maand tot een jaar. De maatschap bracht de werkzaamheden aan de ziekenhuizen in rekening op basis van gewerkte uren. De fiscus legde de maatschap een naheffingsaanslag BTW op. Dit omdat er geen sprake zou zijn van vrijgestelde medische diensten. De Rechtbank Haarlem en het Hof Amsterdam vonden dat terecht. Die rechters oordeelden dat er geen sprake was van medische verzorging. De diensten van de maatschap waren geen doel op zich, maar droegen er slechts toe bij dat het ziekenhuis een totaalprestatie, in dit geval het verrichten van operaties, kon aanbieden. In cassatie oordeelde de Hoge Raad dat de werkzaamheden naar hun aard een wezenlijk, inherent en onafscheidbaar deel waren van aan patiënten geboden medische verzorging (chirurgie). Die werkzaamheden of diensten moesten voor de BTW-heffing worden aangemerkt als het geven van medische verzorging. Dit zowel bekeken vanuit de positie van de patiënten als van die vanuit het ziekenhuis als contractuele afnemer. Het maakte niet uit dat de chirurg of de anesthesioloog eindverantwoordelijk bleef. Hoewel de verpleegkundigen zich aan instructies en de regels van het ziekenhuis moesten houden, was dat niet van belang voor het karakteriseren van een prestatie met het oog op de toepassing van een vrijstelling. De maten waren ook niet ondergeschikt aan de maatschap. De werkzaamheden werden feitelijk verricht door ieder van de maten, zonder bemiddeling door of met tussenkomst van een derde. Van het door de maatschap ter beschikking stellen of uitlenen van personeel of arbeidskrachten was dus ook geen sprake. De naheffingsaanslag kwam te vervallen. ALSNOG AFTREK VAN BTW VOOR PERIODE VAN LEEGSTAND VOORAFGAAND AAN BELASTE VERHUUR Een BTW-ondernemer liet een kantoorpand bouwen dat hij een aantal jaren vrijgesteld van omzetbelasting verhuurde. Volgend op die periode stond het pand, nog gedurende de tienjarige herzieningsperiode, een aantal jaren leeg. Enige jaren later werd het pand weer verhuurd, nu wel belast met omzetbelasting. In geschil met de fiscus was of de ondernemer voor het herzieningsjaar 2010, waarin het pand leeg stond, terecht aanspraak maakte op aftrek/teruggaaf wegens herziening van 1/10e deel van de bij ingebruikneming van het pand verschuldigde omzetbelasting. Deze was destijds vanwege het vrijgestelde gebruik van het pand niet voor aftrek in aanmerking gekomen. De Hoge Raad vond uiteindelijk dat de ondernemer voor 2010 recht had op aftrek/teruggaaf van 1/10e deel van de bij de ingebruikneming van het kantoorpand verschuldigde omzetbelasting. De Hoge Raad merkte op dat de vrijgestelde verhuur van het pand was beëindigd. Het pand was niet aansluitend verhuurd noch anderszins voor bedrijfsdoeleinden in gebruik geweest. Het pand was wel bestemd om voor bedrijfsdoeleinden te worden gebruikt. De ondernemer had niet het voornemen om het pand in de toekomst voor niet-belaste handelingen te gebruiken. Onder deze omstandigheden moest ervan worden uitgegaan dat vanaf het tijdstip van de beëindiging van de verhuur sprake zou zijn van (voorgenomen) gebruik voor belaste handelingen. De beëindiging van de vrijgestelde verhuur was dus een omstandigheid die leidde tot de wijziging van het recht op aftrek en tot herziening van de aftrek. GEEN CORRECTIE VOOR TEN ONRECHTE TOEGEKENDE PERSOONSGEBONDEN AFTREK Een particulier trok in zijn aangifte IB/PVV 2007 een bedrag van € 4.213 af als ziektekosten. Bij de digitale verwerking van de papieren aangifte werd dit bedrag gescand als € 154.213. Hoewel de gemachtigde van de particulier op verzoek liet weten nooit zo’n hoog bedrag te hebben afgetrokken, corrigeerde de fiscus de fout niet. Gevolg was dat de aanslagen over de jaren 2007 t/m 2010 werden opgelegd naar belastbare inkomens uit werk en woning van nihil.
(Geïnteresseerd en/of vragen, bel 073-6122888 of mail
[email protected])
Bij het behandelen van de aangifte over het jaar 2011 ontdekte de fiscus haar fout. De fiscus wenste het saldo van het ‘restant persoonsgebonden aftrek’ (op dat moment nog € 103.456) aan te passen tot nihil. Dat geschil werd aan de rechter voorgelegd. De Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de veel te hoge vaststelling van de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek niet gecorrigeerd mocht worden. De rechtbank stelde vast dat een correctie van de fout van de fiscus alleen mogelijk was via herziening. De inspecteur beschikte echter niet over een nieuw feit. Evenmin was sprake van te kwader trouw. De rechtbank oordeelde dat de fiscus, omdat het ging om een ‘oude fout’, ook geen gebruik kon maken van de per 1 januari 2010 ingevoerde herzieningsmogelijkheid ingeval van kenbare ambtelijke fouten. GEEN AFTREK EIGEN BIJDRAGE ZONDER PRIVÉGEBRUIK AUTO Een werkneemster gebruikte de aan haar ter beschikking gestelde auto niet voor privéritten. Omdat de leaseprijs van de auto hoger was dan de normleaseprijs, betaalde ze een eigen bijdrage van € 5724. In de IB-aangifte werd dat bedrag in aftrek gebracht. De fiscus corrigeerde dat en stelde dat aftrek van de eigen bijdrage niet mogelijk was. In hoger beroep oordeelde Hof Arnhem – Leeuwarden dat de eigen bijdrage voor de auto van de zaak alleen in aftrek gebracht kon worden als er een voordeel in verband met het gebruik van de auto in aanmerking was genomen. De correctie was daarom terecht. ONTBREKEN VAR LEVERDE GEEN SCHADEVERGOEDING OP VOOR VERPLEEGKUNDIGE Een in België woonachtige ziekenverzorgster werkte als zelfstandige en genoot winst uit onderneming. De fiscus had de afgifte van een VAR-winst uit onderneming (wuo) geweigerd en Hof ‘s-Hertogenbosch had beoordeeld dat dit onrechte was gebeurd. Vervolgens claimde de ziekenverzorgster schadevergoeding. Daarover oordeelde de rechter dat de fiscus door de VAR-beschikking te weigeren een onrechtmatige daad had begaan. Niet aannemelijk was echter dat schade was geleden van het pas op 1 oktober 2010 afgeven van de VAR-beschikking voor het jaar 2009. Er was niet aannemelijk geworden dat per saldo omzet was misgelopen door het ontbreken van de VAR. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. GEEN VOF VAN RIJINSTRUCTUURS, MAAR DIENSTBETREKKING Een ondernemer exploiteerde zijn bedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Die beschikte over verschillende voertuigen. Die werden tegen vergoeding ter beschikking gesteld aan een VOF, die een rijschool exploiteerde. De ondernemer was zelf een van de vennoten. De andere vennoten waren rijinstructeurs. De rijinstructeurs hadden geen VAR-wuo of VAR-dga. Tijdens een vergadering maakten de instructeurs, zonder medeweten van de ondernemer, geluidsopnamen. Die gaven ze aan de fiscus. Ze stelden dat er sprake was van een dienstbetrekking bij de VOF. De fiscus vond dat ook en legde aanslagen loonheffing op aan de ondernemer. Tevens werd een boete van 25% opgelegd. In beroep was Rechtbank Zeeland-West-Brabant het met de fiscus eens dat de werkzaamheden van de instructeurs niet waren aan te merken als werkzaamheden verricht in het kader van een eigen onderneming. Er was geen sprake van debiteuren- of ander ondernemersrisico. De werkzaamheden bestonden nagenoeg uitsluitend uit het verzorgen van de rijlessen, terwijl de ondernemer de taken verrichtte op het gebied van de bedrijfsvoering. De instructeurs kwalificeerden niet als ondernemers. Van een VOF-verband was geen sprake. De inschrijving van de onderneming bij de Kamer van Koophandel als VOF veranderde daar niets aan. De rechtbank besliste vervolgens dat de instructeurs in dienstbetrekking stonden tot de ondernemer. Zij verrichtten arbeid en werden door de ondernemer betaald. Die oefende daarbij gezag uit. De aan de instructeurs betaalde bedragen waren terecht als loon aangemerkt en de naheffingsaanslag loonheffing was terecht opgelegd. De opgelegde boete van 25% van de verschuldigde belasting vond de rechtbank niet te hoog.
(Geïnteresseerd en/of vragen, bel 073-6122888 of mail
[email protected])
KORTDURENDE ONDERNEMING TOCH BRON VAN INKOMEN Een ondernemer die jarenlang als marktkoopman had gewerkt schreef zich op 1 november 2007 in als ondernemer bij de Kamer van Koophandel. De onderneming richtte zich op het geven van juridisch advies en incasso, speciaal met betrekking tot de ambulante handel. Eind 2007 werd een werkneemster in dienst genomen. De activiteiten waren eind februari 2008 alweer gestaakt. De arbeidsovereenkomst was medio 2008 opgezegd en beëindigd. In 2009 werd de voormalige marktkoopman door de rechter veroordeeld om achterstallig salaris aan de werkneemster te betalen. In geschil was of in de IB-aangifte over dat jaar terecht een groot verlies was opgevoerd als resultaat uit overige werkzaamheden. In hoger beroep vond Hof Arnhem-Leeuwarden van wel. Bij de start van de activiteiten kon redelijkerwijs objectief worden verwacht dat er voordeel mee behaald zou kunnen worden. Er waren namelijk veel relaties met marktkooplui en andere bij de markthandel betrokken partijen. Weliswaar was er geen specifieke (juridische) kennis aanwezig. Daarvoor was juist een werkneemster in dienst genomen. Er was dus sprake van een bron van inkomen. Een bedrag van € 25.364 kon ten laste van het inkomen worden gebracht. BOX 3 BEZITTING VOOR BENEFECIARY Bij akte van 14 mei 1997 richtten de ouders voor hun zoon een trust op naar buitenlands recht. De ouders droegen vermogen over aan de trust. De ouders en hun afstammelingen werden aangemerkt als beneficiaries van de trust. In geschil met de fiscus was het antwoord op de vraag of zodanige rechten ontleend konden worden aan het vermogen van de trust dat er sprake was van een bezitting in box 3. De Rechtbank Haarlem oordeelde dat niet was aangetoond dat er geen sprake was van een box III-bezitting. De rechtbank achtte daarbij van belang dat in 2001, 2004 en 2006 bedragen van behoorlijke omvang vanuit het trustvermogen waren uitgekeerd. In hoger beroep oordeelde ook Hof Amsterdam dat de verhouding tot de trust een box III-bezitting vormde. Volgens het hof had de zoon ook onvoldoende inspanningen verricht om aan zijn informatieverplichtingen te voldoen. Vervolgens merkte het hof op dat uit de trustakte weliswaar bleek dat de zoon niet meer dan de blote verwachting had dat hij ooit een uitkering uit het trustvermogen zou kunnen ontvangen, maar toonde hij niet overtuigend aan dat zijn feitelijke verhouding tot de trust ook zo was dat hij niet meer had dan een blote verwachting op een uitkering uit het trustvermogen. Het trustvermogen vormde daarom een box III-bezitting. ZZP-ERS ZORG EN VAR De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft geantwoord op vragen van de Tweede Kamer de Verklaring arbeidsrelaties (VAR) voor zzp’ers. Volgens de Minister is de belastingdienst niet strenger gaan handhaven. Naar aanleiding van de kabinetsdoelstelling om schijnzelfstandigheid aan te pakken was er capaciteit vrijgemaakt voor situaties waar het vermoeden bestond van schijnzelfstandigheid. In bijvoorbeeld de zorgsector was volgens de Minister al lange tijd bekend met hoe de belastingdienst en het UWV, gelet op de jurisprudentie, zouden aankijken tegen het contracteren met een instelling in de AWBZ-zorg. Naar de mening van de belastingdienst en het UWV was in het algemeen de arbeidsrelatie tussen de individuele zorgverlener en de toegelaten instelling/zorgaanbieder, te kwalificeren als dienstbetrekking. Als er echter sprake is van een bemiddelingsbureau dat louter bemiddeld zal er over het algemeen geen reden zijn om daarmee een dienstbetrekking te veronderstellen. Verleent men echter via een bemiddelingsbureau AWBZ-zorg in natura voor een instelling en voldoet men daarbij aan de vereisten die daaraan worden gesteld in de sectorale wet- en regelgeving, dan doet het bemiddelingsbureau in die situaties meer dan alleen puur het bemiddelingswerk. In dat geval ziet de belastingdienst de arbeidsrelatie die met de instelling tot stand komt als dienstbetrekking en geniet men daaruit loon.
(Geïnteresseerd en/of vragen, bel 073-6122888 of mail
[email protected])
VHP Accountants, juni 2014 Wij besteden de uiterste zorgvuldigheid aan deze nieuwsbrief. Echter, mede omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid gekozen beknoptheid kunnen we de juistheid en volledigheid van deze informatie niet garanderen. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op deze informatie. Bezoekadres: Van Broeckhovenlaan 4 ‘s-Hertogenbosch Postadres: Van Broeckhovenlaan 4, 5213 HX 's-Hertogenbosch tel. 073 - 6122888 fax 073-6122705
[email protected]
(Geïnteresseerd en/of vragen, bel 073-6122888 of mail
[email protected])