UNIVERSITEIT VAN TILBURG Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Bachelor Thesis
Fiscale en commerciële samenhangende waardering van activa en/of passiva
Naam : Mark Janssen Adres : Heitrak 9 Postcode : 5758 PA, Neerkant Tel : 0648783880
Neerkant, 26 april 2011
Administratienummer :770586 Studierichting : Fiscale Economie Exa me nco mmissie : M r . d r . R. Russo, Prof. dr.J.A. van der Geld
Inhoudsopgave Hoofdstuk Een
Inleiding ...................................................................................................................... 2
Hoofdstuk Twee Samenhangende waardering ..................................................................................... 4 2.1 Wat is samenhangende waardering? ............................................................................................. 4 2.2 Waarom hedgen ondernemingen? ................................................................................................. 5 2.3 Vormen van hedging ..................................................................................................................... 6 Hoofdstuk Drie
Commerciële waardering ........................................................................................... 8
3.1 Algemene beschrijving commerciële waardering ......................................................................... 8 3.2 Samenhangende commerciële waardering .................................................................................. 11 Hoofdstuk Vier
Fiscale waardering ................................................................................................... 14
4.1 Algemene beschrijving fiscale waardering ................................................................................. 14 4.2 Samenhangende fiscale waardering ............................................................................................ 17 Hoofdstuk Vijf Commerciële en fiscale samenhangende waardering ............................................... 22 5.1 Overeenkomsten tussen commerciële en fiscale samenhangende waardering ........................... 22 5.2 Verschillen tussen commerciële en fiscale samenhangende waardering .................................... 22 Hoofdstuk Zes
Aanbevelingen ........................................................................................................... 24
6.1 Aanbevelingen fiscaal ................................................................................................................. 24 6.2 Aanbevelingen commercieel ....................................................................................................... 24 Hoofdstuk Zeven
Conclusies ............................................................................................................. 25
7.1 Algemene samenvatting met belangrijkste conclusies uit het onderzoek ................................... 25 7.2 Persoonlijke instellingname ........................................................................................................ 25 Literatuurlijst......................................................................................................................................... 27 Jurisprudentieregister ............................................................................................................................ 31 Afkortingen ........................................................................................................................................... 32
1
Hoofdstuk Een Inleiding Onderwerpkeuze Het centrale thema binnen deze scriptie is samenhangende waardering van activa en/of passiva. Voor de jaarwinstbepaling is het van groot belang wanneer en onder welke voorwaarden samenhangend moet worden gewaardeerd.
Internationaal opererende bedrijven hebben in meer of mindere mate te maken met vreemde valuta. De waarde van buitenlandse bezittingen en/of schulden fluctueert als gevolg van koerswijzigingen. Ondernemingen lopen hierdoor een valutarisico. Wanneer bezittingen en schulden in samenhang worden gewaardeerd, leidt een koerswijziging niet per definitie tot een vermogensmutatie. Samenhangende activa en passiva reageren namelijk tegengesteld op waardeveranderingen als gevolg van valutaschommelingen.
Nederlandse ondernemingen bepalen afzonderlijk hun fiscale en commerciële winst. De fiscale jaarwinst wordt vastgesteld volgens de regels van goed koopmansgebruik, met inachtneming van een bestendige gedragslijn. De beginselen van goed koopmansgebruik rondom samenhangende waardering, zijn niet altijd eenduidig. Op basis van het realiteitsbeginsel van goed koopmansgebruik hoeven ongerealiseerde winsten (nog) niet te worden genomen; ongerealiseerde verliezen mogen op basis van het voorzichtigheidsbeginsel al wel worden verantwoord. Dit heeft geleid tot een veelheid aan jurisprudentie waarin de Hoge Raad zich in een aantal arresten heeft uitgelaten en aanvullende regels heeft opgesteld. Zonder deze nadere regelgeving loopt de staat belastingopbrengsten mis.
Samenhangende waardering is bij vaststelling van de commerciële winst van een geheel andere orde. Commercieel wil men structureel een zo hoog mogelijke winst laten zien. Indien buitenlandse bezittingen en/of schulden worden aangehouden, kan een valutarisico de commerciële winst beïnvloeden. Het jaarverslag schetst hierdoor een minder getrouw beeld van de vermogenspositie van de onderneming. Voor zowel interne als externe gebruikers is dit problematisch, zij hechten groot belang aan een ‘transparant’ jaarverslag omdat zij hierop hun keuzen baseren. Commercieel is dan ook de vraag wanneer samenhangend mag worden gewaardeerd. De vaststelling van de commerciële winst geschiedt volgens de Nederlandse wet- en regelgeving en de RJ-richtlijnen (Richtlijnen voor de jaarverslaggeving). Beursgenoteerde ondernemingen dienen hun jaarrekening conform de regels van de IFRS (International Financial Reporting Standards) opstellen.
2
Binnen deze scriptie worden de verschillende voorwaarden voor fiscale en commerciële samenhangende waardering met elkaar vergeleken. Hieruit volgt de volgende probleemstelling voor het onderzoek:
“Onder welke omstandigheden is de fiscale en commerciële waardering van samenhangende activa en/of passiva aan elkaar gelijk?”
Afbakening De vraag of en onder welke voorwaarden samenhangende waardering moet plaatsvinden, richt zich enkel op het lopen van valutarisico’s als gevolg van koerswijzigingen. Voorbeelden ter afdekking van valutarisico’s dienen ter verduidelijking van het kernprobleem en zijn niet limitatief.
Onderzoeksmethode Binnen deze scriptie is een vergelijkend onderzoek beschreven naar verschillen en vergelijkingen tussen de voorwaarden voor fiscale en commerciële samenhangende waardering van activa en/of passiva. Om uiteindelijk tot een volledige beantwoording van de hoofdvraag te komen, zijn deelvragen geformuleerd. De deelvragen worden in de afzonderlijke hoofdstukken behandeld. De onderzoeksresultaten zijn veelal kwalitatief van aard. Voor deze literatuurstudie is gebruik gemaakt van boeken, wetenschappelijke tijdschriften, wetteksten, jurisprudentie, richtlijnen en onderzoeksverslagen.
Opzet In hoofdstuk twee wordt na een algemene omschrijving van samenhangende waardering, antwoord gegeven op de vraag waarom ondernemingen hedgen. De commerciële en fiscale waardering worden elk afzonderlijk in de hoofdstukken drie en vier toegelicht. In de eerste paragrafen van de hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de fiscale en commerciële waarderingsregels voor activa en passiva. Vervolgens worden voor beide winstbegrippen de voorwaarden voor samenhangende waardering besproken. Hoofdstuk vier geeft een nadere omschrijving van de beginselen van goed koopmansgebruik. Vragen als: ‘Zijn de beginselen van goed koopmansgebruik bij samenhangende waardering met elkaar in conflict?’ en ‘Hoe dient te worden omgegaan met een verschil in looptijd van een samenhangende vordering en schuld?’ worden hier beantwoord. Ten aanzien van de fiscale waardering komt relevante jurisprudentie aan bod waaruit aanvullende voorwaarden kunnen worden afgeleid voor de fiscale winstbepaling. In hoofdstuk vijf worden de voorwaarden waaronder fiscaal en commercieel samenhangend wordt gewaardeerd, met elkaar vergeleken. Aanbevelingen ter verduidelijking van de huidige wetgeving worden in hoofdstuk zes behandeld. In hoofdstuk zeven wordt het geheel afgesloten met de belangrijkste conclusies en een persoonlijke instellingname.
3
Hoofdstuk Twee Samenhangende waardering
2.1 Wat is samenhangende waardering? Voor de bepaling van de jaarwinst is het van groot belang of bepaalde activa en/of passiva in samenhang moeten of mogen worden gewaardeerd. Wanneer een bedrijf een vordering en een schuld aanhoudt in vreemde valuta, ondergaat de vordering en schuld een waardeverandering als gevolg van een koerswijziging. Omdat vorderingen en schulden tegengesteld reageren op koersveranderingen, heffen ze elkaar geheel of gedeeltelijk op. Voor de bepaling van de fiscale winst moeten activa en passiva onder bepaalde voorwaarden samenhangend gewaardeerd worden. Voor de bepaling van de commerciële winst mag onder bepaalde voorwaarden samenhangende waardering worden toegepast.
Waardeschommelingen van activa en/of passiva die het gevolg zijn van koerswijzigingen kunnen van grote invloed zijn op de hoogte van de fiscale en commerciële winst. Een onderneming kan bijvoorbeeld een transactie zijn aangegaan waarbij op termijn goederen worden verkocht tegen een buitenlandse valuta, terwijl de kostprijs in binnenlandse valuta luidt. Bij een koersdaling verandert de waarde van de verkopen. De onderneming loopt dan een valutarisico. Indien een actiefpost in samenhang met een passiefpost mag worden gewaardeerd, kunnen valutarisico’s geheel of gedeeltelijk worden afgedekt. Dit verminderen, of zelfs wegnemen, van valutarisico’s word hedging genoemd. Een valutarisico kan worden gedefinieerd als: “Invloed op winst en kapitaal als gevolg van het verloop van valutakoersen”. Valutarisicomanagement beoogt valutarisico’s te identificeren en de negatieve invloed hiervan op de waarde van de onderneming te verminderen.1
Een onderneming kan er voor kiezen, valutarisico’s geheel, gedeeltelijk of helemaal niet te hedgen. Indien wordt gekozen om niet te hedgen, stelt de onderneming zich bloot aan wisselkoersschommelingen waardoor meer financiële risico’s worden gelopen. Indien een bepaald ‘hedged item’ volledig wordt gedekt door een tegengestelde vermogenspositie, wordt de ondernemer volledig beschermd tegen valutarisico’s. Valutarisico’s kunnen zowel op de actiefzijde als op de passiefzijde van een onderneming aanwezig zijn.
Een valutarisico kan door een onderneming op verschillende manieren worden gehedged. Meestal gebruiken ondernemingen hiervoor derivaten. Derivaten zijn afgeleide financiële instrumenten die hun waarde ontlenen aan de prijsontwikkeling van een andere waarde, meestal effecten.2 “Een financieel instrument is een overeenkomst die leidt tot een financieel actief van één partij, en een
1 2
De Jong, Macrae & Nijman 2000 Richtlijn RJ (Pb RJ 2010), p. 1272.
4
financiële verplichting of eigen-vermogensinstrument van een andere partij”.3 Financiële instrumenten omvatten zowel ‘primaire’ financiële instrumenten zoals vorderingen en schulden, als ‘afgeleide’ financiële instrumenten, zogenaamde derivaten.4 Aandelen, opties (callopties of putopties), futures (termijncontracten) of warrants (voorkeursrecht voor de aankoop van bijvoorbeeld een optie) zijn voorbeelden van derivaten.5 In een valutatermijncontract leggen partijen de koers vast van een nog te ontvangen of te betalen bedrag in vreemde valuta. Een optie is een recht om binnen een afgesproken periode tegen een vooraf afgesproken (uitoefen) prijs een bepaald goed te kopen of te verkopen. 2.2 Waarom hedgen ondernemingen? Ondernemingen lopen diverse financiële risico’s. Een debiteurenrisico, een marktrisico aangezien ontwikkelingen in de markt zich niet exact laten voorspellen, maar ook een valutarisico indien internationale zaken gedaan worden met niet-eurolanden zijn enkele financiële risico’s die tot het risicoprofiel behoren van een onderneming. Veel risico’s zijn grotendeels afhankelijk van kwaliteiten en inspanningen van de ondernemer en kunnen niet door middel van een hedgetransactie worden afgedekt.6 Koerswijzigingen zijn risico’s waarop de ondernemer geen invloed kan uitoefenen.7 Het afdekken van valutarisico’s door middel van een hedgetransactie is naar mijn mening de belangrijkste reden voor ondernemingen om te hedgen.
In de jaren ’60 en ’70 trachtten ondernemers risico’s te reduceren door in verschillende branches ondernemingsactiviteiten te verrichten. Een tegenvaller in de vervoersbranche bijvoorbeeld, kon wellicht worden gecompenseerd door een meevaller in de zorgsector. Deze verbreding van de ondernemingsactiviteiten, de zogeheten conglomeraatvorming, kwam deels voort uit de wens voor risicospreiding. Achteraf bleek deze vorm van risicospreiding niet optimaal. Expertise was vaak niet uitwisselbaar met als gevolg een gebrek aan synergie. Doordat de aandacht over beide branches moest worden verdeeld resulteerde dit in inefficiënt management. Deze vorm van risicomanagement bleek achteraf niet tot het gewenste resultaat te leiden.8
Een belangrijke reden voor hedging is dat het de ‘doorzichtigheid’ van een onderneming kan vergroten. Buitenstaanders van de onderneming, zoals aandeelhouders, kunnen het valutarisico van de onderneming moeilijk inschatten. Voor buitenstaanders is het vervolgens gissen wat aan een mee- of tegenvallend resultaat ten grondslag ligt. De onderneming is hierdoor minder doorzichtig. Een
3
Richtlijn RJ (Pb RJ 2010), p. 1275. Richtlijn RJ (Pb RJ 2010), p. 1272. 5 Richtlijn RJ (Pb RJ 2010), p. 1301. 6 Beelen 1999, p. 3. 7 Boot 1995, p. 211. 8 Ligterink 2002, p. 135. 4
5
tegenvallend resultaat kan ten onrechte aan koerswijzigingen worden verweten. Door te hedgen kunnen koersrisico’s geheel of gedeeltelijk worden afgedekt. Doordat het bedrijfsresultaat in mindere mate onderhevig is aan valutarisico’s, bewerkstelligt dit een verbetering van de doorzichtigheid van de onderneming die voornamelijk ten goede komt aan belanghebbende van de onderneming (zoals externe inversteerders). Bij een ‘doorzichtige’ onderneming is een bedrijfsresultaat beter te voorspellen. Analisten zijn doorgaans meer geïnteresseerd in aandelen van bedrijven wier resultaten goed voorspelbaar zijn. Wanneer meer analisten het bedrijf gaan volgen, wordt de liquiditeit van de aandelen vergroot. Dit kan vervolgens leiden tot een lagere vermogenskostenvoet.9
Wanneer een onderneming valutarisicomanagement toepast, wordt de spreiding van mogelijke kasstromen verkleind vanwege het (deels) uitblijven van valutarisico. Een gelijkmatiger kasstromenpatroon verkleint over het algemeen het faillissementsrisico en de daarmee samenhangende faillissementskosten. De lagere faillissementskosten, kunnen leiden tot een hogere ondernemingswaarde, wat mogelijk in gunstigere kredietvoorwaarden tot uitdrukking kan komen.10
De onwenselijkheid van willekeurige schommelingen in kasstromen en winsten, vormt voor ondernemingen een reden om valutarisico’s te hedgen. Ook komt het de motivatie van het management en personeel ten goede indien het bedrijfsresultaat een afspiegeling vormt van hun kwaliteiten en inspanningen.11 2.3 Vormen van hedging Hedges zijn in te delen in ‘specific’ en ‘global’ hedges. Bij een specific hedge wordt ten aanzien van een valutarisico op één actief of één passief specifiek gehedged.12 Een global hedge heeft een meer globaal karakter en richt zich niet specifiek op één vermogensbestanddeel.13 Een ‘global hedge’ of ‘macro hedge’ zijn twee termen met dezelfde betekenis.14
De IAS (International Accounting Standards) hanteren voor hedge accounting twee verschillende boekhoudkundige technieken om te komen tot een correcte ‘matching’ van resultaten. Onderscheid kan worden gemaakt tussen fair value hedges en cash flow hedges. Deze komen in paragraaf 3.2 verder aan de orde.
9
Ligterink 2002, p. 135. Ligterink 2002, p. 131. 11 Boot 1995, p. 212. 12 Lemmens 1997, p. 4. 13 Sillevis, Van Kempen & Van Westen 2009, p. 182. 14 Niekel 2010, paragraaf 5.8.1. 10
6
Onderscheid kan nog worden gemaakt ten aanzien van eenzijdige en tweezijdige risicoafdekking. Bij een eenzijdige risicoafdekking richt hedging zich alleen op het vermijden van het prijsrisico. Een optie is hier een voorbeeld van, het is een recht maar het schept geen verplichting. Tweezijdige risicoafdekking richt zich op het reduceren van de variabiliteit van toekomstige resultaten. Hoge winsten en verliezen kunnen zo ‘geruild’ worden voor stabielere resultaten. Termijncontracten zijn hier een voorbeeld van.15
15
Niekel 2010, paragraaf 3.2. 7
Hoofdstuk Drie Commerciële waardering 3.1 Algemene beschrijving commerciële waardering Een BV of NV is verplicht jaarlijks een jaarrekening te presenteren. De regels voor het opstellen van de jaarrekening zijn wettelijk verankerd in titel 9 van boek 2 van het burgerlijk wetboek. Beursgenoteerde ondernemingen zijn sinds één januari 2005 verplicht hun geconsolideerde jaarrekening volgens IFRS (International Financial Accounting Standards) op te stellen.16 Niet beursgenoteerde ondernemingen kunnen kiezen of zij de enkelvoudige of geconsolideerde jaarrekening volgens IFRS opstellen.17 De enkelvoudige jaarrekening betreft de jaarrekening van de rechtspersoon. In een geconsolideerde jaarrekening worden de activa, passiva en de baten en lasten van de rechtspersonen die één groep vormen, als één geheel genomen.18
Niet beursgenoteerde bedrijven dienen hun jaarrekening op te stellen conform de regels van de Nederlandse wet- en regelgeving en de richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ-richtlijnen). Regelgeving voor het opstellen van de jaarrekening van rechtspersonen zijn opgenomen in titel 9 van boek 2 BW. In artikel 2:362 lid 1 BW is opgenomen dat jaarverslaglegging geschiedt volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd. De RJ-richtlijnen geven invulling aan die normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.19 De RJ-richtlijnen bevat ‘stellige uitspraken’ en ‘controlerende uitspraken’. Indien een onderneming handelt in strijd met de voorschriften van de richtlijn, handelt hij niet per definitie ook in strijd met de wet. In de zaak HR NJ 2006,241 besliste de Hoge Raad dat de richtlijnen fungeren als ‘belangrijk oriëntatiepunt’ en aldus niet beslissend zijn.20
De regels voor de jaarverslaglegging waaraan vooral beursgenoteerde bedrijven moeten voldoen zijn vastgelegd in de IFRS. De regels in de IFRS zijn overgenomen uit de EG-richtlijnen. De EGrichtlijnen zijn indertijd geïntroduceerd met als doel een Europese interne markt te creëren. De IFRS is opgesteld door de International Accounting Standards Board (IASB), een privaatrechtelijke internationale organisatie.21
16
Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccountants 2007, p. 1. Richtlijn 100/104/ RJ (Pb RJ 2010) 18 Richtlijn 100/102/ RJ (Pb RJ 2010) 19 LJN BG5866, paragraaf 6.5. 20 LJN AU7473, paragraag 5.5. 21 LJN BG5866, paragraaf 6.6. 17
8
Waardering Deze paragraaf behandelt alleen de waardering van in vreemde valuta luidende activa en passiva ter aansluiting op de volgende paragraaf.
Bij het aangaan van een transactie in vreemde valuta dient bij de eerste verwerking in de jaarrekening dit bedrag te worden omgerekend naar de functionele valuta. Met functionele valuta wordt hier de valuta-eenheid bedoeld waarin de jaarrekening wordt gerapporteerd.22 Omrekening vindt plaats tegen de contante wisselkoers (wisselkoers bij onmiddellijke levering) op de transactiedatum.23 In daarop volgende balansdata dienen balansposten in vreemde valuta als volgt te worden gerapporteerd:
a.
Monetaire balansposten worden ongerekend tegen de slotkoers van de functionele valuta;
b.
Niet monetaire balansposten die volgens de historische kostprijs worden gewaardeerd tegen de wisselkoers van de functionele valuta op de transactiedatum of de benaderde koers;
c.
Niet-monetaire balansposten die volgens de actuele waarde worden gewaardeerd dienen te worden omgerekend tegen de wisselkoers van de functionele valuta op het moment waarop de actuele waarde werd bepaald.24
Monetaire balansposten zijn liquide middelen en activa en passiva die een precieze hoeveelheid te ontvangen of te betalen valuta-eenheden representeren. Voorbeelden zijn handelsvorderingen en – schulden, liquide middelen, valutatermijncontracten, etc. Bij niet-monetaire posten is geen sprake van een recht op ontvangst of een verplichting tot levering. Materiële en immateriële vaste activa, voorraden, voorruit betaalde bedragen zijn enkele voorbeelden van niet-monetaire posten.25
De boekwaarde van buitenlandse activa en passiva wordt op eenzelfde manier bepaald als voor binnenlandse activa of passiva. Materiële en immateriële vaste activa dienen bij de verkrijging tegen kostprijs of vervaardigingsprijs te worden gewaardeerd. Vervolgens mag de materiële en immateriële vaste activa of tegen actuele waarde of tegen kostprijs (verkrijgingsprijs minus afschrijvingen) worden gewaardeerd.26 Een financiële actief of een financiële verplichting dienen bij de verkrijging te worden gewaardeerd tegen de reële waarde (bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld).27 Op navolgende balansdata worden waardeveranderingen van derivaten tot uitdrukking gebracht in de winst- en verliesrekening.28
22
Richtlijn 122/105/ RJ (Pb RJ 2010). Richtlijn 122/201/ RJ (Pb RJ 2010). 24 Richtlijn 122/203/ RJ (Pb RJ 2010). 25 Richtlijn 122/113/ RJ (Pb RJ 2010). 26 Richtlijn 122/302/ RJ; 122/306/RJ; 122/301/RJ; 122/401/RJ (Pb Raad voor de jaarverslaggeving 2010). 27 Richtlijn 290/501/ RJ (Pb RJ 2010). 28 Richtlijn 290/501/ RJ; 290/502/RJ (Pb RJ 2010). 23
9
Valutakoersverschillen die zich voordoen bij monetaire posten, dienen in de periode dat zij zich voordoen, in de winst- en verliesrekening tot uitdrukking te komen. Waardeveranderingen van nietmonetaire posten die het gevolg zijn van koersverschillen mogen rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt indien daarmee samenhangende wisselkoerscomponenten eveneens in het eigen vermogen worden verwerkt.29 Indien waardeveranderingen rechtstreeks tot uitdrukking worden gebracht in de winst- en verliesrekening, moet een daarmee samenhangende wisselkoerscomponent ook in de winst- en verliesrekening tot uitdrukking worden gebracht.30
Voorziening Bij toepassing van de grondslag voor waardering van activa en passiva moet volgens artikel 2:384 lid 2 Boek 2 BW voorzichtigheid worden betracht. Hierin schuilt dat winsten pas worden genomen, wanneer deze op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen worden verantwoord wanneer zij op de balansdatum bekend zijn geworden. Indien op de balansdatum bekend is dat een actiefpost waarschijnlijk een waardevermindering ondergaat als gevolg van een koerswijziging mag hiervoor op grond van artikel 374 lid 2 boek 2 BW geen voorziening worden gevormd. Voor passiefposten mag onder voorwaarden een voorziening worden gevormd. Er moet dan sprake zijn van een verplichting, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden geschat, en voor deze verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is.31 Voor een waardestijging van (im)materieel vaste activa moet een herwaarderingsreserve worden gevormd (indien gekozen voor het actuele waardemodel). Voor waardestijgingen van andere activa wordt een herwaarderingsreserve gevormd, tenzij deze rechtstreeks ten gunste van het resultaat wordt gebracht. Dit volgt uit artikel 390 lid 1 boek 2 BW.
Saldering Afzonderlijke waardering van activa en passiva is op grond van artikel 385 lid 1 boek 2 BW het uitgangspunt. Artikel 363 lid 2 boek 2 BW bepaalt dat activa en passiva of baten en lasten niet tegen elkaar mogen wegvallen (salderen) indien zij als afzonderlijke posten moeten worden opgenomen. Door te salderen kunnen belangrijke posten buiten de jaarrekening worden gehouden.32 In lid 3 van dat artikel staan uitzonderingen op toepassing van saldering geformuleerd. Een rechtspersoon is onder voorwaarden verplicht tot saldering van een actief en een post in het vreemd vermogen. Saldering is verplicht indien de rechtspersoon over een deugdelijk juridisch instrument beschikt om beide posten gelijktijdig af te wikkelen, en hij een stellig voornemen heeft tot afwikkeling van die posten.33
29
Richtlijn 122/207/ RJ (Pb RJ 2010). Richtlijn 122/209/ RJ (Pb RJ 2010). 31 Richtlijn 252/201/ RJ (Pb RJ 2010). 32 Richtlijn 115/301/ RJ (Pb RJ 2010). 33 Richtlijn 115/305/ RJ (Pb RJ 2010). 30
10
3.2 Samenhangende commerciële waardering In paragraaf 3.1 zijn algemene bepalingen over waardering en resultaatbepaling beschreven. De bepalingen van hedge-accounting wijken hiervan af. Met hedge accounting tracht men de afdekking van een valutarisico in de verslaggeving tot uitdrukking te brengen. Dit wordt bereikt door de resultaten van het hedge-instrument en de afgedekte positie gezamenlijk en gelijktijdig in de winst- en verliesrekening tot uitdrukking te brengen.34
Een hedge-instrument is een financieel instrument waarvan de waardeverandering, naar verwachting de waardeveranderingen van een afgedekte positie zullen compenseren. Derivaten kunnen als hedgeinstrument worden gebruikt, evenals een actief of passief ter afdekking van valutarisico’s. Monetaire posten in vreemde valuta kunnen ook als hedge-instrument worden aangemerkt.35 Opties, aandelen en termijncontracten zijn voorbeelden van derivaten.
De afgedekte positie heeft onder andere betrekking op een actief, een verplichting of een toekomstige transactie waarbij de rechtspersoon zonder het aangaan van een hedge, aan koersrisico’s is onderworpen.36 Een afgedekte positie kan één actief of één verplichting inhouden, maar ook een groep van activa, verplichtingen of zeer waarschijnlijk in de toekomst verwachte transacties.37 Een afgedekte positie wordt in IAS 39 ‘hedged item’ genoemd, een afdekkingsinstrument wordt aangeduid met de term ‘hedging instrument’.38 De voorwaarden waaronder hedge accounting mag worden toegepast staan opgesteld in hoofdstuk zes van RJ 290 en de IAS 39 (International Accounting Standards).
Toepassing van hedge-accounting mag per type hedgerelatie afzonderlijk worden beslist. Voor hedgeaccounting mag worden gekozen indien bij de verwerking van de resultaten of de waardering volgens de algemene regels een mismatch ontstaat tussen hedge-instrument en de afgedekte positie.39 Een mismatch ontstaat indien tussen een hedge-instrument en de afgedekte positie een verschillende waarderingsgrondslag bestaat. Zoals eerder vermeld worden derivaten bij de eerste verwerking in de balans tegen reële waarde gewaardeerd. Waardemutaties komen in de winst- en verliesrekening tot uitdrukking. Voor activa of passiva zijn andere waarderingsgrondslagen toegestaan. Bij een koerswijziging kunnen waarderingsverschillen tussen het hedge-instrument en de afgedekte positie ontstaan. Bij waardering tegen eenzelfde waarderingsgrondslag zullen beide vermogensbestanddelen elkaar bij een koerswijziging volledig compenseren waardoor feitelijk wordt gesaldeerd. Door
34
Richtlijn 290/601/ RJ (Pb RJ 2010). Richtlijn 290/607/ RJ (Pb RJ 2010). 36 Richtlijn RJ (Pb RJ 2010) 2010, p. 1266. 37 Richtlijn 290/611/ RJ (Pb RJ 2010). 38 Richtlijn IAS 39/72/IFRS; Richtlijn IAS 39/78/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 39 Richtlijn 290/602/ RJ (Pb RJ 2010). 35
11
verschillen in waarderingregels kan de situatie zich voordoen dat resultaten op het hedged item en de afgedekte positie in verschillende periodes tot uitdrukking komen in de winst- en verliesrekening. Bij toepassing van hedge accounting wordt het resultaat van de afgedekte positie en het (tegengestelde) resultaat van hedged item gelijktijdig in de winst- en verliesrekening gebracht waardoor accounting ‘mismatches’ geheel of gedeeltelijk worden voorkomen.40 IAS 39 hanteert drie boekhoudkundige technieken om tot een correcte “matching” van resultaten te komen: 41
a) Fair value hedges: het hedging-instrument moet hier tegen reële waarde worden gewaardeerd waarbij waardeveranderingen lopen via de winst- en verliesrekening. Daartegenover moet de boekwaarde van het hedged item worden aangepast voor zover zijn reële waarde is gewijzigd als gevolg van het afgedekte risico. Dit verschil wordt in de winst- en verliesrekening opgenomen. b) Cash flow hedges: veranderingen in de reële waarde worden hier eerst in het eigen vermogen ‘geparkeerd’ en vervolgens opgenomen in de winst en verliesrekening van de betreffende periode. Dit geldt alleen voor het effectieve deel van de hedge, een ineffectief deel wordt rechtstreeks in de winst en verliesrekening geboekt. Cash flow hedges worden vooral toegepast bij het afdekken van toekomstige onzekere kasstromen terwijl Fairvalue hedges vooral worden toegepast voor afdekking van reële waardeveranderingen.
Voorwaarden voor hedge-accounting Bij toepassing van hedge accounting worden strenge voorwaarden gesteld aan de rechtspersoon. Dit is noodzakelijk indien toepassing van hedge accounting ertoe kan leiden dat valuta niet tot uitdrukking wordt gebracht omdat resultaten van de afgedekte positie en het hedged item worden gesaldeerd. Saldering van de resultaten leidt ertoe dat de volatiliteit van de winst- en verliesrekening verminderd.
Voorwaarden voor toepassing hedge-accounting onder IAS 39: −
Bij het aangaan van een hedge moet de hedge-relatie worden aangewezen en gedocumenteerd. Onder andere moet worden aangegeven hoe de effectiviteit van de hedge wordt gemeten.
−
De effectiviteit moet betrouwbaar kunnen worden gemeten.
−
De hedge moet naar verwachting “highly effective” zijn, zowel bij de aanvang als elke tussentijdse balansdatum.
−
De feitelijke effectiviteit van de hedge moet gedurende de looptijd worden gecontroleerd en bevestigd.
40 41
Ernst & Young 2008, p. 20-21. Richtlijn IAS 39/86/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010)
12
De eisen voor documentatie en effectiviteit in de RJ-richtlijnen zijn minder strikt dan in IAS 39. Zo mag alleen volgens de RJ-richtlijnen kostprijshedge-accounting worden toegepast waarbij het derivaat tegen kostprijs wordt gewaardeerd. Verder zijn de documentatie en effectiviteitvereisten minder strikt dan in IAS 39.42 Indien aan één van de eisten niet wordt voldaan, mag geen hedge accounting worden toegepast.
De rechtspersoon moet de hedgestrategie beschrijven en documenteert daarbij hoe de hedgerelatie(s) passen in de risicodoelstellingen van de onderneming.43
Beoordeling hedge-effectiviteit Achteraf is de effectiviteit van een hedge vast te stellen door de waardewijzigingen van het hedgingsinstrument te vergelijken met die van het hedged item. Het quotiënt moet binnen een bandbreedte van 80 – 125% blijven. Hedge accounting mag alleen worden toegepast indien zowel achteraf blijkt dat binnen deze bandbreedte is gebleven, maar ook dat het vooruitzicht bestaat dat hier in de toekomst hoogstwaarschijnlijk binnen wordt gebleven. Hoelang dit voorruitzicht moet zijn is niet nader gespecificeerd. De beoordeling naar hedge-effectiviteit dient op de balansdatum plaats te vinden. Indien op dat moment onvoldoende effectiviteit wordt verwacht, mag over het gehele boekjaar niet samenhangend worden gewaardeerd.44 De methode welke gehanteerd dient te worden voor de meting van effectiviteit van de hedge is niet specifiek beschreven in IAS 39.45 IAS 39 benadrukt de risicobeheersingsstrategie van de onderneming. Een regressieanalyse op basis van historische gegevens is een gangbare toepassing.46 De hedge moet op de balansdatum ‘hoogwaarschijnlijk’ effectief zijn. Ook dit criterium wordt niet nader gespecificeerd. Door het berekenen van een regressiecoëfficiënt wordt getracht hier in de praktijk enige invulling aan te geven.47 De waarde van een vermogensbestanddeel is onderhevig aan allerlei risico’s, bijvoorbeeld de kosten van grondstoffen, de valutakoers, marktontwikkeling enzovoorts. Mag een onderneming voor een afzonderlijk prijsrisico hedge accounting toepassen? Volgens de RJ-richtlijnen mag hedge accounting ook worden toegepast op een gedeelte van een actief of verplichting indien dit risico afzonderlijk kan worden geïdentificeerd en gewaardeerd. Hedge accounting mag ook worden toegepast indien de looptijd tussen hedge instrument en hedged item niet gelijk zijn aan elkaar.48 De minimumeffectiviteitseis mag worden getoetst op basis van die specifieke prijsfactor.
42
KPMG Nederland 2008, p. 9. Richtlijn IAS 39/AG 110/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 44 Richtlijn IAS 39/AG 105/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 45 Richtlijn IAS 39/AG 107/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 46 Richtlijn IAS 39/AG 91/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 47 Richtlijn IAS 39/AG 100/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 48 Richtlijn IAS 39/611/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 43
13
Hoofdstuk Vier Fiscale waardering 4.1 Algemene beschrijving fiscale waardering In de inleiding is al kort kennis gemaakt met het begrip ‘totaalwinst’. Artikel 3.8 Wet IB 2001 geeft een omschrijving van de totaalwinst: “Winst uit een onderneming (winst) is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit onderneming.” Deze totaalwinst duidt men ook wel aan met de term ‘totale winst’.
De totale winst van een onderneming is het verschil tussen het eindvermogen bij staking, en het beginvermogen bij de aanvang van de onderneming, vermeerderd met alle privéonttrekkingen en verminderd met alle kapitaalstortingen die zich in deze periode hebben voorgedaan. De Nederlandse fiscus werkt echter met een systeem van jaarlijkse belastingheffing. De totale winst dient aan de afzonderlijke kalenderjaren te worden toegerekend.49 Deze toerekening naar de kalenderjaren moet volgens artikel 3.25 Wet IB 2001 op basis van goed koopmansgebruik worden bepaald, met inachtneming van een bestendige gedragslijn. De bepaling van de vennootschappelijke jaarwinst dient op grond van artikel 8 lid 1 VPB ook conform de regels van goed koopmansgebruik tot stand te komen.
Bestendige gedragslijn Met de eis dat de jaarwinstbepaling geschiedt met inachtneming van een bestendig gedragslijn, is de ondernemer aan een zekere continuïteit gebonden. De ondernemer moet een vaste methode voor winstberekening volgen. De methode dient in beginsel duurzaam te worden toegepast en mag niet afhankelijk zijn van een vermoedelijke uitkomst.50 Volgens artikel 3.25 Wet IB mag alleen van de bestendige gedragslijn worden afgeweken, indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt. Dit kan het geval zijn indien een bijzondere omstandigheid zich voordoet. De bestendige gedragslijn wordt door de ondernemer gekozen en moet in overeenstemming zijn met goed koopmansgebruik. Een gekozen bestendige gedragslijn hoeft niet te worden omschreven door de ondernemer maar moet worden afgeleid uit de boekingen.51 Een bestendige gedragslijn komt tot uitdrukking in de balansen die een onderneming jaarlijks moet opstellen om het bedrijfsresultaat te bepalen. De onderneming moet jaarlijks eenzelfde waarderingmethode van activa en passiva toepassen omdat dit van grote invloed kan zijn op de hoogte van de fiscale winst. Het gebruik van verschillende winstberekeningsstelsels voor afzonderlijke vermogensbestanddelen is toegestaan.52 Voor waardering
49
Brüll, Zwemmer & Cornelisse 2008, p. 1. Vakstudienieuws Vennootschapsbelasting 2011, aantekening 7.1 51 Vakstudienieuws Vennootschapsbelasting 2011, aantekening 7.1.2. 52 Vakstudienieuws Vennootschapsbelasting 2011, aantekening 7.2.5 50
14
van activa en passiva kunnen drie stelsels worden onderscheiden: waardering op kostprijs, waardering op marktwaarden, en waardering op kostprijs of lagere bedrijfswaarde. 53
Goed koopmansgebruik Het begrip goed koopmansgebruik verwijst naar wat een ‘goed koopman’ zou doen om zijn onderneming naar behoren uit te voeren. Goed koopmansgebruik bestaat uit een drietal elementen, te weten: het realiteitsbeginsel, het voorzichtigheidsbeginsel en het eenvoudsbeginsel. Hieronder volgt een beknopte toelichting van deze elementen:
Realiteitsbeginsel Het realiteitsbeginsel brengt met zich mee dat opbrengsten en lasten die op een bepaald jaar betrekking hebben, in dat jaar aan de fiscale winst dienen te worden toegerekend. Het moment van betalen of ontvangen is niet van belang, tenzij de winst volgens het kasstelsel wordt bepaald. Indien jaarwinstbepaling op basis van het kasstelsel plaatsvindt, wordt enkel uitgegaan van baten en lasten die zich binnen een bepaald jaar voordoen. Deze wijze van winstallocatie naar verschillende kalenderjaren is in strijd met goed koopmansgebruik, maar wordt voor bepaalde (kleine) ondernemingen toegestaan.54
Een cruciale vraag voor toepassing van het realiteitsbeginsel is, wanneer de in een bepaalde periode betrekking hebbende ontvangsten, leiden tot winstneming. Ontvangsten kunnen alleen tot winstneming leiden indien ze zijn gerealiseerd. Een gerealiseerd winst of verlies moet in de desbetreffende periode tot uitdrukking worden gebracht. De Hoge Raad (HR) overweegt: “Opbrengsten van een in het kader van een onderneming verrichte levering of dienst worden tot uitdrukking gebracht, uiterlijk op het tijdstip waarop de levering of de dienst ten uitvoer is gebracht".55 Eerdere winstneming is op grond van HR 7 december 1927, B. 4170 toegestaan. Voorruitbetaalde of –ontvangen bedragen dienen door middel van een uitstelpost of anticipatiepost naar het desbetreffende boekjaar te worden overgeheveld.56 Overgang van de economische eigendom is voldoende om de transactie als levering aan te merken.57 Bij een economisch eigendom draagt de koper alle rechten en plichten en kan hij feitelijk over het goed beschikken. De overgang van juridische eigendom is niet relevant voor het tijdstip van winstneming. Vorderingen op afnemers worden normaal gesproken tot het volledige bedrag in de winst begrepen.
53
Vakstudienieuws Vennootschapsbelasting 2011, aantekening 7.2.2. Brüll, Zwemmer & Cornelisse 2008, p. 55. 55 BNB 1994/92 * rechtsoverweging 3.3. 56 Sillevis, Van Kempen & Van Westen 2009, p. 178. 57 Cornelisse & Lubbers 2004, paragraaf 2.1.1. 54
15
Toepassing van het realiteitsbeginsel blijkt niet altijd eenvoudig. Hoewel de reikwijdte van het realiteitsbeginsel door de jaren heen in jurisprudentie nader is gepreciseerd, komt men in sommige gevallen in het gedrang met het toepassingsgebied van het voorzichtigheidsbeginsel.
Voorzichtigheidsbeginsel Het beginsel van voorzichtigheid brengt met zich mee dat verliezen mogen worden genomen, ook al zijn ze nog niet gerealiseerd, en winsten pas behoeven te worden genomen nadat ze zijn gerealiseerd.58 Indien een onderneming in een bepaald jaar recht heeft gekregen op een vordering van een door de onderneming verrichte prestatie, dient volgens het realiteitsbeginsel van goed koopmansgebruik een actiefpost te worden opgenomen op het einde van dat jaar. Deze eis verliest haar werking indien grote onzekerheden bestaan over de verkrijging van dit recht. Winstneming zou in dat geval in strijd zijn met het voorzichtigheidsbeginsel. Indien de omvang van de vordering mede afhankelijk is van de feiten en omstandigheden die zich na balansdatum voordoen, is niet per definitie sprake van een grote onzekerheid. 59 Uit BNB 1981/143 volgt dat geen uitstel van winstneming mag worden genomen indien de tegenprestatie in termijnen zal worden voldaan. Indien gegronde redenen bestaan of de afnemer wel aan zijn verplichtingen zal voldoen veranderd dat de zaak niet. De verkoper mag bij de waardering van de vordering wel rekening houden met de kredietwaardigheid van de afnemer.60 Dit kan de verkoper doen naar eigen inzicht. In de praktijk komt het voor dat de onderneming in een toekomstig jaar nog een deel van de prestatie moet verrichten. De HR heeft in BNB 1957/315 geoordeeld dat in een dergelijk geval winstneming mag worden uitgesteld voor zover de werkzaamheden in de toekomst zijn gelegen.61 De waardering van een activum mag tegen een lagere bedrijfswaarde plaatsvinden indien het activum aantoonbaar een lagere waarde heeft dan de aanschaffings- of voortbrengingskosten van dat activum.62 In BNB 1959/262 heeft de HR beslist dat bij de waardering van voorraden rekening mag worden gehouden met kortingen wegens incourantheid of bederf. Uitstel van winstneming bij onderhanden werk, is op grond van BNB 1997/145 toegestaan bij aanneming van werk tot het moment dat het werk (materieel) wordt opgeleverd. Hieruit volgt dat geen uitstel van winstneming is toegestaan tot het moment van de ‘formele’ oplevering.63
Het voorzichtigheidsbeginsel staat in sommige situaties op gespannen voet met het realiteitsbeginsel. Een vordering wordt op basis van het realiteitsbeginsel uiterlijk gerealiseerd op het tijdstip dat de
58
Sillevis, Van Kempen & Van Westen 2009, p. 186. BNB 1990/75 paragraaf 4.5. 60 BNB 1981/143 * 61 BNB 1957/315 62 BNB 1955/138 63 BNB 1997/145 c* rechtsoverweging 2.4 59
16
levering of dienst ten uitvoer is gebracht. Het tijdstip waarop winst op basis van het voorzichtigheidsbeginsel wordt gerealiseerd, mag naar redelijk subjectief inzicht van de belastingplichtigen geschieden.64
Eenvoudsbeginsel Met het eenvoudsbeginsel van goed koopmansgebruik wordt bedoeld dat de jaarwinstberekening praktisch hanteerbaar moet zijn. In de zaak BNB 2011/85 wenst belanghebbende voor haar werknemers (60+) een seniorenverlofregeling in te voeren en voor de hiermee samenhangende toekomstige uitgaven een voorziening te vormen. De HR oordeelde dat deze lasten dienen te worden toegerekend aan de jaren waarin de werknemers hun arbeid verrichten onder de seniorenverlofregeling. Alleen indien in redelijke mate van zekerheid is vast te stellen dat de waarde van het nut van de door de werknemers in latere jaren te verrichten arbeid lager zal zijn dan hun salarislasten, zou van deze regeling afgeweken mogen worden. Afwijking van de regeling zou tot aanzienlijke uitvoeringsproblemen leiden, waardoor het niet strookt met het eenvoudsbeginsel van goed koopmansgebruik. 65 4.2 Samenhangende fiscale waardering In de voorgaande paragraaf is de impariteit tussen het realiteitsbeginsel en voorzichtigheidsbeginsel aan het licht gebracht. Voor de bepaling van de fiscale winst moeten vermogensbestanddelen onder bepaalde voorwaarden samenhangend worden gewaardeerd. Hier is vooral sprake van bij tegenover elkaar staande posities zoals activa, passiva of derivaten, die bij een bepaalde koerswijziging elkaar in waarde compenseren.66 Mag bij het voltrekken van een valutarisico, dat (deels) wordt afgedekt door een financieel instrument, het hieruit voortvloeiende verlies worden genomen? Terwijl op basis van het voorzichtigheidsbeginsel de hiermee corresponderende winst op het financiële instrument kan worden uitgesteld, omdat deze niet is gerealiseerd? Welke beginsel van goed koopmansgebruik dient hier te prevaleren? Hoe moet in dergelijke situaties worden omgesprongen met de regels van goed koopmansgebruik?
Uitgangspunt van goed koopmansgebruik is dat vermogensbestanddelen afzonderlijk worden gewaardeerd. Indien valutarisico’s worden gehedged, kunnen verliezen worden gerealiseerd, terwijl de hiermee corresponderende winsten worden uitgesteld. Op de vraag wanneer en onder welke omstandigheden vermogensbestanddelen samenhangend moeten worden gewaardeerd, bieden de regels van goed koopmansgebruik weinig soelaas. Wanneer fiscaal samenhangend moet worden gewaardeerd, moet worden afgeleid uit het hedge- het optie- en het cacaobonenarrest.
64
Brüll, Zwemmer & Cornelisse 2008, p. 41 BNB 2011/85 c* rechtsoverweging 4.3. 66 Bruins Slot 2008, paragraaf 1. 65
17
Volgens het realiteitsbeginsel dienen direct opeisbare vorderingen in vreemde valuta op eenzelfde wijze te worden behandeld als liquide middelen, endus te worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Op het tijdstip van de fiscale jaarwinstbepaling, wordt dan een eventuele valutawinst of verlies tot uitdrukking gebracht. Langlopende vorderingen in vreemde valuta mogen op grond van het voorzichtigheidsbeginsel gewaardeerd worden tegen de laagste van de historische en actuele koers. Voor de fiscale jaarwinstbepaling betekent dit dat alleen een eventueel verlies in aanmerking genomen kan worden.67 De waarderingsregels voor schulden lopen parallel aan de regels voor waardering van vorderingen. Direct opeisbare schulden in vreemde valuta worden op het tijdstip van de fiscale winstbepaling gewaardeerd tegen de dan geldende dagkoers. Langlopende schulden mogen op basis van het voorzichtigheidsbeginsel tegen historische koers worden gewaardeerd. Een stijgende valutakoers leidt ertoe dat de schuld in euro’s toeneemt. Op grond van het voorzichtigheidsbeginsel mag een langlopende schuld in dat geval worden gewaardeerd tegen de lagere actuele koers. 68 Het gevolg van deze waarderingsmethodiek is dat ongerealiseerde winsten kunnen worden uitgesteld, en ongerealiseerde verliezen in aanmerking worden genomen.
Hedge-arrest (BNB 2004/214) Aangezien de waardering van een vordering of schuld, naar het subjectieve toch redelijke inzicht van de belastingplichtige wordt bepaald, is uitstel van winstneming mijn inziens mogelijk. De HR heeft in BNB 2004/214 een eerste poging ondernomen voor verplichte samenhangende wardering.69 Daarin besliste de Hoge Raad: “Indien een vordering in vreemde valuta tegenover een schuld in dezelfde valuta staat, zal een wijziging van de waardering van de valutakoers van de schuld en de vordering niet los van elkaar mogen plaatsvinden”.70 Een verschil in looptijd tussen de vordering en schuld doet hier niet aan af.71 Naar mijn mening heeft de Hoge Raad hier een juiste beslissing genomen. De vordering en schuld correleren in dit geval volledig tegengesteld aan elkaar waardoor een koerswijziging geen vermogensmutatie tot gevolg heeft. Het is in mijn optiek onrechtvaardig verliezen in aanmerking te nemen indien belanghebbende per saldo niet verarmt. Door verschillen in looptijd tussen beide vermogensbestanddelen niet van toepassing te verklaren voor het wel of niet samenhangend waarderen is naar mijn oordeel terecht. Er ontstaat weliswaar op termijn een ‘open positie’ (vermogensbestanddeel waar geen dekking tegenover staat) doordat één van beide vermogensbestanddelen ophoudt te bestaan, maar pas dan wordt een valutarisico gelopen. De HR
67
Hof Arnhem 26 augustus 1982, nr. 1472/1979, BNB 1983/304. Vakstudienieuws Vennootschapsbelasting 2011, aantekening 27.2. 69 Vakstudienieuws Vennootschapsbelasting 2011, aantekening 16.4.5. 70 BNB 2004/214 c* rechtsoverweging 4.4. 71 Bruins Slot 2008, paragraaf 2. 68
18
moet meer duidelijkheid geven of de omvang van een vermogensmutatie bij een valutahedge van belang is. In het onderhavige geval was hier geen aanleiding toe, een summiere vermogensmutatie zou kunnen leiden tot een afzonderlijke waardering van vermogensbestanddelen. Dat kan naar mijn mening niet de bedoeling zijn van de HR. Het is in mijn optiek redelijk een relatieve omvang van de vermogensbestanddelen normcriteria te hanteren voor het wel of niet toepassen van samenhangende waardering. Indien een vordering en schuld in verschillende valuta’s luiden, maar de valutamutaties in (min of meer) dezelfde mate correleren, zou samenhangende waardering moeten worden toegepast.
H.P.W. Snijders is van mening dat de looptijd, het rentepercentage evenals de aanwezigheid van een historisch of oorzakelijk verband tussen vermogensbestanddelen niet bepalend moet zijn voor de vraag of gezamenlijk gewaardeerd dient te worden, maar enkel de constatering of een waardeverloop tegengesteld is.72 Dit uitgangspunt is naar mijn mening een stap te ver. Het is niet rechtvaardig enkel te toetsen aan het criterium of het waardeverloop tegengesteld is en verschillen tussen situaties te bagatelliseren. Indien tegengestelde vermogensbestanddelen in verschillende valuta toevallig verband houden, zou samenhangende waardering naar de omstandigheden moeten worden beoordeeld.
Optiearrest (BNB 2008/26) In HR 16 november 2007, BNB 2008/26 is een zaak aan de orde geweest waarin belanghebbende callopties had geschreven op reeds in haar bezit zijnde beursaandelen. Deze callopties wenste belanghebbende afzonderlijk van de beursaandelen te waarderen. De koper van deze calloptie kan binnen een vooraf gedefinieerde periode (looptijd) tegen de (uitoefen) prijs een hoeveelheid aandelen kopen in ruil voor een premiebetaling. Wanneer op het einde van de looptijd de onderliggende waarde van de aandelen onder de uitoefenprijs ligt heeft de optie geen waarde meer.
In het onderhavige geval leidt een koersstijging tot een ongerealiseerd verlies op de optieverplichtingen, maar wordt dit verlies gecompenseerd door een waardestijging van de corresponderende beursaandelen. Belanghebbende wenst op basis van goed koopmansgebruik de ongerealiseerde winst uit te stellen, en het ongerealiseerde verlies te nemen.
De Hoge Raad besliste: “In samenhang moet worden gewaardeerd omdat een verlies op die optieverplichting tot minstens een gelijk bedrag wordt gecompenseerd door een opgetreden waardestijging van de desbetreffende beursaandelen”.73
72 73
Snijders 2004, paragraaf 4 BNB 2008/26 c* rechtsoverweging 5.
19
Naar mijn mening is de HR in haar beslissing van een verkeerde veronderstelling uit gegaan. Uit het hedge-arrest bleek een geringe vermogensmutatie voldoende om aan samenhangende waardering te ontkomen. De HR impliceert in het optiearrest, dat alleen sprake kan zijn van samenhangende waardering indien een ongerealiseerd verlies minstens wordt gecompenseerd door een evenzo grote ongerealiseerde winst. Dit is naar mijn mening geen juist criteria om te beoordelen of vermogensbestanddelen wel of niet in samenhang moeten worden gewaardeerd. Realistischer lijkt het om vermogensbestanddelen te beoordelen naar onderlinge samenhang.
In mijn optiek is door middel van dit arrest een te veilige weg gekozen voor de verplichting tot samenhangende waardering. Samenhangende waardering dient alleen plaats te vinden wanneer samenhangende posten per saldo een ongerealiseerd verlies laten zien. Indien belanghebbende ongerealiseerde verliezen leidt die worden gecompenseerd door evenzo grote ongerealiseerde winsten op andere aandelen vindt afzonderlijke waardering plaats. Immers, beide aandelen correleren niet per definitie negatief aan elkaar.
In mijn beleving zou deze situatie niet zonder meer tot afzonderlijke waardering mogen leiden. Volgens Dr. W. Bruins Slot zou bij de beoordeling van een functioneel/ historisch verband tussen vermogensbestanddelen ‘het gevoelen’ van de ondernemer centraal moeten staan.74 Dit is naar mijn mening juist. Zoals eerder opgemerkt, dienen toevallig tegenover elkaar staande posities in mijn optiek, niet verplicht samenhangend te worden gewaardeerd.
De HR is volgens Drs. G.J.W.M. Derckx ten onrechte uitgegaan van de veronderstelling dat bij een volledig gedekte calloptieverplichting, een stijging van die optieverplichting altijd volledig wordt gecompenseerd door een waardestijging van de onderliggende aandelen.75 De waarde van de optieverplichting is van meer factoren afhankelijk dan de HR in zijn beslissing heeft laten meewegen, zoals de marktrente, resterende looptijd etc.76 De HR heeft hier naar mijn mening ‘de plank misgeslagen’ door op basis van onvolledige informatie een uitspraak te doen.
Cacaobonenarrest (BNB 2009/271) In het Cacaobonenarrest heeft de HR naar mijn mening een grote stap voorwaarts gezet in de verduidelijking van voorwaarden waaronder verplicht samenhangend gewaardeerd moet worden. In HR 10 april 2009, BNB 2009/271 heeft de HR beslist dat samenhangend gewaardeerd moet worden indien aan twee voorwaarden is voldaan:
74
Bruins Slot 2008, paragraaf 3.2. Derckx 2008, paragraaf 3. 76 Derckx 2008, paragraaf 2. 75
20
- Er moet sprake zijn van samenhang tussen twee vermogensbestanddelen; - Het prijsrisico moet op balansdatum in hoge mate zijn beperkt. De samenhang tussen vermogensbestanddelen moet naar de omstandigheden worden beoordeeld. In de beoordeling wordt onder andere bekeken of een risicoafdekking is beoogd.77 Dit is naar mijn mening een juist uitgangspunt. Of belanghebbende een valutarisico beoogd zal doorgaans uit de boekhouding moeten blijken. Dit zal naar verwachting moeilijkheden met zich meebrengen.
Aan de tweede voorwaarde wordt voldaan indien de waardeontwikkeling van de vermogensbestanddelen op balansdatum hoogstwaarschijnlijk zal correleren binnen een bandbreedte van 80% tot 125%. Dit wordt ook wel de minimumeffectiviteitseis genoemd. In de praktijk is de vereiste correlatie meestal kwestieus. Van der Geld is van mening dat posities voor gezamenlijke waardering volledig moeten matchen.78 Niekel merkt op: “De looptijd van het afdekkingsinstrument moet nauw zijn afgestemd op de looptijd van het afgedekte vermogensbestanddeel”.79 W. Bruins Slot in van mening, in tegenstelling tot van der Geld en Niekel, dat er aan minder strikte voorwaarden behoeft te worden voldaan wil samenhangend moeten worden gewaardeerd. W. Bruins stelt: “voorzover een ondernemer zich ‘gedekt’ weet, lenen posities zich voor gezamenlijke waardering”.80 Naar mijn mening moeten vermogensbestanddelen in redelijke mate aan elkaar verwant zijn wil samenhangend moeten worden gewaardeerd. In mijn optiek is in ieder geval aan het correlatiecriterium voldaan indien risicoafdekking beoogd is. Hiermee sluit mijn mening het meest aan bij W. Bruins. De tweede voorwaarde voor samenhangende waardering is mijn inziens reëel en geeft duidelijkheid of een prijsrisico is beperkt. Indien samenhangende waardering moet worden toegepast als alle samenhangende posten, gezamenlijk een ongerealiseerd verlies laten zien.81
Commercieel is het afdekken van een afzonderlijk prijsrisico toegestaan, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. De HR spreekt zich in het cacaobonenarrest specifiek uit ten aanzien van valutarisico’s. De HR lijkt met deze uitspraak te suggereren dat valutarisico’s uitsluitend bij financiële activa en passiva als een afzonderlijk te identificeerbare prijscomponent kan worden onderscheiden.82
77
Niekel 2010, paragraaf 2. Van der Geld 1993 79 Niekel 2003. 80 Bruins Slot, 1995. 81 Niekel 2010, paragraaf 2 82 WFR 2010/576 paragraaf 6.3.3. 78
21
Hoofdstuk Vijf Commerciële en fiscale samenhangende waardering 5.1 Overeenkomsten tussen commerciële en fiscale samenhangende waardering De voorwaarden waaronder fiscaal samenhangende waardering moet worden toegepast, vertonen na het cacaobonenarrest meer overeenkomsten met de voorwaarden waaronder commerciële hedge accounting mag worden toegepast.83 Vermogensbestanddelen dienen naar verwachting binnen een bandbreedte van 80 – 125% te correleren wil fiscaal sprake zijn van de vereiste samenhang tussen vermogensbestanddelen. IAS 39 stelt eisen aan de hedge-effectiviteit. Hiervoor wordt ditzelfde bandbreedtecriterium als norm gehanteerd.
Voor een hedge-instrument of hedged item worden voor de fiscale en commerciële samenhangende waardering dezelfde vermogensbestanddelen gehanteerd. Alle derivaten, evenals een financieel actief of financiële verplichting kunnen als hedge-instrument worden aangewezen voor het afdekken van een valutarisico op een actief of passief. 84 Voor de fiscale en commerciële winstbepaling geldt als uitgangspunt afzonderlijk waardering van vermogensbestanddelen.
Het afsluiten van zogenaamde ‘Global hedges’ is commercieel toegestaan indien de afzonderlijke posten (activa, passiva, etc.) in de groep het risico ter afdekking van valutarisico’s gezamenlijk delen.85 Ook bij de fiscale winstberekening wordt indien samenhangend moet worden gewaardeerd, een ongerealiseerd verlies in aftrek genomen op het resultaat indien op alle in samenhang te waarderen posten een ongerealiseerd verlies wordt geleden.86 5.2 Verschillen tussen commerciële en fiscale samenhangende waardering Fiscaal is de vraag aan de orde of samenhangend moet worden gewaardeerd, commercieel is samenhangende waardering optioneel.87 Slechts onder specifieke voorwaarden mag hedge accounting worden toegepast.
Commerciële hedge accounting mag alleen worden toegepast indien het risico afzonderlijk kan worden geïdentificeerd en gewaardeerd.88 Fiscaal moet telkens een afweging worden gemaakt tussen de realiteitszin en de voorzichtigheid. Commerciële hedge accounting mag alleen worden toegepast indien op de balansdatum de verwachting bestaat dat de hedge-effectiviteit binnen de bandbreedte blijft, en door middel van een meting blijkt dat achteraf binnen deze bandbreedte is gebleven. Fiscaal
83
Niekel 2010, paragraaf 1. Zie paragraaf 3.2, alinea 1 85 Richtlijn 290/611/ RJ (Pb RJ 2010). 86 BNB 2009/271 c* rechtsoverweging 8. 87 Niekel 2010, paragraaf 4.3.1. 88 Richtlijn IAS 39/AG 110/IFRS (Pb IFRS Foundation 2010) 84
22
moet op de balansdatum worden gekeken of de vermogensbestanddelen hoogstwaarschijnlijk zullen correleren binnen een bandbreedte van 80 – 125%. Indien achteraf blijkt dat de hedge niet binnen de bandbreedte is gebleven, wordt hier fiscaal niet op teruggekomen.89
Wanneer fiscaal samenhangend moet worden gewaardeerd, betekend dit dat zowel het hedged item als het hedge instrument beide gewaardeerd moeten worden tegen eenzelfde waarderingsmaatstaf.90 Commercieel is waardering tegen reële waarde het uitgangspunt.91 Bij fair value hedges en cash flow hedges wordt op reële waarde gewaardeerd, dit in tegenstelling tot kostprijshedges die onder IAS 39 niet zijn toegestaan. Voor uitleg van fair value hedges en cash flow hedges wordt verwezen naar paragraaf 3.2. Derivaten moeten te allen tijde op de reële waarde worden gewaardeerd.
Voor een afzonderlijk prijsrisico mag commercieel hedge accounting worden toegepast, indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Fiscaal heeft de HR de suggestie gewekt alleen bij financiële activa en passiva een valutarisico als afzonderlijke prijscomponent te beschouwen.
Eigen mening De voorwaarden waaronder fiscaal en commercieel samenhangend moet of mag worden gewaardeerd, blijken onderling in grote mate te verschillen. Dit lijkt naar mijn mening voort te komen uit een verschil in doelstelling van beide winstbegrippen. Voorwaarden voor fiscale samenhangende waardering hebben een verplicht karakter, dit in tegenstelling tot de voorwaarden voor commerciële samenhangende waardering. Daar wordt de keuze meer aan de rechtspersoon gelaten.
89
Bruins Slot, paragraaf 6.5. BNB 1964/224 *. 91 Zie paragraaf 3.1. 90
23
Hoofdstuk Zes Aanbevelingen 6.1 Aanbevelingen fiscaal Bij de fiscale winstbepaling bestaat de onduidelijkheid veelal over het niet nader bepaalde correlatievereiste binnen het kader van samenhangende waardering. De meningen over het al dan niet voldoen aan dit criterium lopen dan ook uiteen. Naast onduidelijkheden qua inhoud, bestaan er ook onduidelijkheden met betrekking tot de voorwaarden van dit criterium zoals bij toevallig tegenover elkaar staande posities.
Naar mijn mening doet de wetgever er goed aan meer duidelijkheid aan te brengen door specifieke regels op te stellen over zowel de inhoud, als de voorwaarden waaronder wordt voldaan aan het correlatiecriterium. Toetsen aan een functioneel en/of historisch verband blijft in bepaalde mate abstract, maar is wel gewenst gezien het feit dat bedrijven dikwijls op vele terreinen economische activiteiten ontplooien met onderling weinig tot geen samenhang.
Het voorzichtigheidsbeginsel is in mijn optiek te oppervlakkig en dient daarom te worden herzien. Een nadere inperking lijkt me te rechtvaardigen. Er moet weliswaar ruimte blijven voor winstuitstel in geval van een dubieuze debiteur, maar wanneer een debiteur, sinds jaar en dag naar volle tevredenheid betaalt, lijkt mij dat winstneming eerder in de tijd moet plaatsvinden. 6.2 Aanbevelingen commercieel Veel bedrijven zullen echter hedge accounting nalaten vanwege de benodigde diepgaande kennis welke voor een juiste toepassing vereist is. Zo is bijvoorbeeld inschatting van een toekomstige hedge activiteit, op basis van historische gegevens, door middel van een regressieanalyse misschien wel reëel, maar verre van praktisch. Vaak wordt een kosten- batenanalyse geadviseerd, vanwege de hoge uitvoeringskosten. Vereenvoudiging van regelgeving lijkt me hier dan ook een pleitbaar standpunt. Het feit dat bedrijven geen hedge accounting toepassing, mede vanwege de ingewikkeldheid van regelgeving, kan niet de bedoeling zijn van de wetgever.
24
Hoofdstuk Zeven Conclusies 7.1 Algemene samenvatting met belangrijkste conclusies uit het onderzoek Antwoord geven op de vraag wanneer en onder welke voorwaarden de fiscale en commerciële samenhangende waardering aan elkaar gelijk zijn is niet eenvoudig te geven. Allereerst dienst zich een situatie voor te doen waarbij een onderneming voldoet aan de voorwaarden voor hedge accounting, en voor diezelfde vermogensbestanddelen verplicht is tot fiscale samenhangende waardering. De strikte voorwaarden waaronder hedge accounting mag worden toegepast, zijn uitgebreid uitgewerkt in de IAS 39 en de RJ-richtlijnen. Onder welke omstandigheden fiscaal samenhangend moet worden gewaardeerd moeten worden afgeleid uit het hedge-, optie- en het cacaobonenarrest.
Hedge accounting mag op één actief of verplichting worden toegepast, zelfs op een gedeelte van de omvang en/of looptijd van het actief of verplichting. IAS 39 staat zelfs toe hedge accounting toe te passen op een specifiek prijsrisico van een financieel actief of passief, indien dat risico afzonderlijk kan worden gewaardeerd en geïdentificeerd.92 De HR lijkt in het cacaobonenarrest de suggestie te wekken dat alleen een valutarisico bij financiële activa en passiva als een afzonderlijke prijscomponent wordt onderscheiden.93 Dit is opmerkelijk aangezien bij de bepaling van afzonderlijke vermogensbestanddelen, rekening moet worden gehouden met alle waardebepalende factoren.
Indien vermogensbestanddelen samenhangend worden gewaardeerd, moet dat fiscaal tegen eenzelfde waarderingmaatstaf. Voor de commerciële winstbepaling gelden andere waarderingregels waardoor een hedge-instrument en een hedged item, tegen verschillende waarden kunnen worden gewaardeerd. Door hedge accounting toe te passen tracht men de hieruit voortvloeiende ‘accounting mismatches’ gelijktijdig in de winst- en verliesrekening te salderen. Door middel van fair value hedges en cashflow hedges wordt een matching van resultaten in de winst en verliesrekening teweeg gebracht. 7.2 Persoonlijke instellingname De verschillen in voorwaarden voor fiscale en commerciële samenhangende waardering vinden naar mijn mening hun grondslag in het verschil in doelstelling van beide winstbegrippen. Onder welke omstandigheden de fiscale en commerciële samenhangende waardering aan elkaar gelijk zijn, is naar mijn mening vooral van de waarderingsmethode afhankelijk. Indien fiscaal samenhangend moet worden gewaardeerd, is vereist dat het hedge-instrument en het hedged item beide tegen eenzelfde waarderingsmaatstaf worden gewaardeerd. Dit kan zijn tegen kostprijs, tegen marktwaarde of onder voorwaarden, waardering tegen kostprijs of lagere bedrijfswaarde.
92 93
WFR 2010/576 paragraaf 6.3.2. WFR 2010/576 paragraaf 6.3.3.
25
Bij de commerciële samenhangende waardering dienen derivaten, evenals financiële activa of financiële verplichtingen ten tijde van verkrijging, in de commerciële jaarrekening tegen de reële waarde worden gewaardeerd. Waardeveranderingen worden in navolgende balansdata tot uitdrukking gebracht in de winst- en verliesrekening. Activa mogen na de eerste verkrijging tegen kostprijs, af actuele waarde geschieden.
Indien fiscaal en commercieel samenhangend wordt gewaardeerd, en daarbij het hedge-instrument en de afgedekte positie tegen eenzelfde waarderingsmaatstaf worden gewaardeerd, is de fiscale en commerciële waardering aan elkaar gelijk.
26
Literatuurlijst Beelen 1999 J.H. Beelen, ‘Derivaten in de Nederlandse jaarrekening’. 1999, (www.arno.uvt.nl/show.cgi?fid=91729)
Boot 1995 W.A. Boot, ‘Waarom Hedgen ondernemingen?’, Vakontwikkeling 1995, p211-212, (<www.accf.nl/uploads/ESB%20Boot%20Waarom%20hedgen%20ondernemingen. pdf>).
Bruins Slot 1995 W. Bruins Slot, ‘De invloed van afgeleide financiële instrumenten op de fiscale jaarwinst’, WFR 1995/179
Bruins Slot 2008 W. Bruins Slot, ‘Naar een gezamenlijke waardering voor het realiteitsbeginsel’, WFR, 2008/213.
Brüll, Zwemmer & Cornelisse 2008 D. Brüll, J.W. Zwemmer & R.P.C. Cornelisse, Fed fiscale brochures. Goed koopmansgebruik, Deventer: Kluwer 2008.
Cornelisse & Lubbers R. P. C. Cornelisse & A. O. Lubbers, ‘De ontwikkeling van goed koopmansgebruik door de Hoge Raad’, WFR 2004/1214.
De Jong, Macrae & Nijman 2000 A. De Jong, V. Macrae & T. Nijman, ‘Hedgen van valutarisico’s in Nederland: Discrepantie tussen theorie en praktijk?’, 2000, (< arno.uvt.nl/show.cgi?fid=2321>).
Derckx 2008 G.J.W.M. Derckx, ‘Het tweede hedge-arrest: er blijven nog voldoende opties over’, WFR 2008/219.
Ernst & Young 2008 Ernst & Young, ‘Nieuwe richtlijn financiële instrumenten: hoofdlijnen RJ 290’, 2008 (<www.nivra.nl/readfile.aspx?ContentID=43755&ObjectID=408715&Type=1&File=0000024449_L R3%20EY_RJ290_brochure.pdf>).
27
Essers 2005 P.H.J. Essers, Preadvies en bespreking van het preadvies. De toekomst van Goed Koopmansgebruik na de invoering van International Financial Reporting Standards (Geschriften van de Vereniging voor Belastingswetenschap), Deventer: Kluwer 2005.
Leidraad voor juridische auteurs 2004
Leidraad voor juridische auteurs, Deventer: Kluwer 2004. Ligterink 2002 J. Ligterink, ‘Risicomanegement door niet-financiële ondernemingen’, Maandblad voor Accounting en Bedrijfseconomie 2002, p129-137. (<www.mab-online.nl/pdf/142/MAB4Apr_76_Ligterink.PDF>).
Lemmens 1997 C.A. Lemmens, ‘De invloed van hedging op de fiscale jaarwinst’, 1997 (<arno.uvt.nl/show.cgi?fid=90767>).
Loyens & Loeff Verzameling belastingwetten 2011 Loyens & Loeff (onder redactie van J.W. Zwemmer), Verzameling belastingwetten, Wetteksten 2011, Den Haag: SDU Uitgevers 2011.
Lubbers & Meussen 2008 A.O. Lubbers & G.T.K. Meussen, Fed fiscale studieserie. Hoofdzaken winst uit onderneming, Deventer: Kluwer 2008.
Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccountants 2007 Koninklijk Nederlands Instituut voor registeraccountants, ‘Visie op externe verslaggeving’, 2007, (<www.accountant.nl/readfile.aspx?ContentID=39791&ObjectID=369869&Type=1&File=00000224 66_Visie_Externe_Verslaggeving.pdf>).
KPMG Nederland 2008 KPMG Nederland, ‘Richtlijn 290 financiële instrumenten’, 2008 (<www.kpmg.com/NL/nl/IssuesAndInsights/ArticlesPublications/Documents/PDF/Audit/Richtlijn_29 0_Financiele_instrumenten.pdf>).
28
Niekel 2003 S.F.M. Niekel, ‘Toepassing van hedge accounting bij anticiperende hedges in gevaar?’, Weekblad Fiscaal Recht 2003/823.
Niekel 2010 S.F.M. Niekel, ‘Een multidisciplinaire analyse naar aanleiding van het cacaobonenarrest’, Weekblad Fiscaal Recht 2010/576.
Richtlijnen RJ Richtlijnen Raad voor de Jaarverslaggeving (Pb Raad voor de Jaarverslaggeving, Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen. 2010, Deventer: Kluwer).
Richtlijnen IASF Richtlijnen International Accounting Standards Board (Pb ISAF Foundation, 2010, <eifrs.iasb.org/eifrs/bnstandards/en/ias39.pdf>)
Sillevis, Van Kempen & Van Westen 2009 L.W. Sillevis, M.L.M. van Kempen & G.W.B. van Westen, Cursus Belastingrecht Studenteneditie 2009-2010. Inkomstenbelasting, Deventer: Kluwer 2009.
Snijders 2004 H.P.W. Snijders, ‘Salderen, salderen en nog eens salderen’, WFR 2004/1735.
Van Arendonk e.a. 2005 H.P.A.M. van Arendonk e.a., Wegwijs in de Belastingheffing van ondernemingen. Amersfoort: SDU Fiscale en Financiële Uitgevers 2005.
Van der Geld 1993 J. A. G. van der Geld, ‘Fiscale aspecten van financiële instrumenten’, TFO 1993/169. Van Sonderen 2008 J.C.M. van Sonderen, ‘Hedge accounting bij aandelen en aandelenopties’, WFR 2008/225.
Verzameling Nederlandse Wetgeving 2009 Verzameling Nederlandse Wetgeving 2009-2010. Deel B Burgerlijk (Proces)recht, Den Haag: SDU Uitgevers 2009.
29
Vakstudienieuws Venootschapsbelasting 2011 Vakstudienieuws Venootschapsbelasting, ‘Artikel 3.25. Jaarwinst’, Vakstudienieuws, 2011.
30
Jurisprudentieregister HR 17 februair 1954, BNB 1955/138, rolno.11 620.
HR 23 oktober 1957, BNB 1957/315, rolno 13 240.
HR 24 juni 1964, BNB 1964/224, rolno. 15 237.
HR 11 maart 1981, BNB 1981/143 *, rolno. 20 196.
HR 17 januari 1990, BNB 1990/75, rolnr. 24948.
HR 8 september 1994, BNB 1994/92 *, nr. 28 871.
HR 26 februari 1997, BNB 1997/145 c* nr. 31 928.
Hedge-arrest HR 23 januari 2004, BNB 2004/214 c*, nr. 37 893.
HR 10 februari 2006, LJN AU7473
Optie-arrest HR 16 november 2007, BNB 2008/26, nr. 42 970.
Cacaobonen Arrest HR 10 april 2009, BNB 2009/271, nr. 42 916.
HR 13 november 2009, LJN BG5866
HR 28 januari 2011, BNB 2011/85 c*, nr. 10/00650.
Hof Arnhem 26 augustus 1982, BNB 1983/304, nr. 1472/1979
31
Afkortingen
BNB
Beslissingen in Belastingzaken. Nederlandse Belastingrechtspraak
BV
Besloten Vennootschap
BW
Burgerlijk Wetboek
EG
Europese Gemeenschap
HR
Hoge Raad
IAS
International Accounting Standards
IASB
International Accounting Standards Board
IB
Inkomstenbelasting
IFRS
International Financial Reporting Standards
LJN
Landelijk Jurisprudentie nummer
NJ
Nederlandse Jurisprudentie
NV
Naamlooze Vennootschap
RJ
Raad voor de Jaarverslaggeving
TFO
Fiscaal Ondernemingsrecht
VPB
Vennootschapsbelasting
WFR
Weekblad voor Fiscaal Recht
32