passie, professionaliteit en perceptie visie op nieuwe generatie goede doelen
passie, professionaliteit en perceptie
Goede doelen: opgelegde kansen, maar geen schot voor open goal
Colofon Dit is een publicatie van het Economisch Bureau van ABN AMRO, geschreven in opdracht van ABN AMRO Instituten & Charitas Banking Private Banking Nederland Auteurs Charles Kalshoven, tel. (020) 628 79 58
[email protected] Philip Bokeloh, tel. (020) 383 26 57
[email protected]
visie op nieuwe generatie goede doelen
Als het over goede doelen gaat, is de parallel met voetbal snel gevonden. Mogelijkheden tot scoren te over. Net als bij deze volkssport spelen er teams in verschillende divisies. Feitelijk zijn er eindeloos veel goede doelen. Een andere overeenkomst is de populariteit. Avond aan avond zitten kijkers aan de buis gekluisterd voor Champions League, Eredivisie en Nacompetitie. Bij avondvullende programma’s om geld in te zamelen voor een ernstige ramp laten kijkers het evenmin afweten. Zij volgen nauwgezet de berichtgeving en trekken gul de portemonnee. In moderne stadions zitten de supporters nog dichter bij de spelers. Dat vergroot weliswaar de betrokkenheid, maar maakt fluitconcerten nog beter hoorbaar. Onder het vergrootglas van de media staan, dat kan onaangename trekjes krijgen. Denk maar aan voetballers die buiten het veld een misstap begaan of aan de ophef over de niet op hun plaats terecht gekomen tsunamigelden. Zolang spelers mogelijkheden creëren en kansen benutten, is er geen vuiltje aan de lucht. Stel het publiek vooral niet teleur. Dat geldt evenzeer voor goede voetballers als voor goede-doelenorganisaties. Voor de charitatieve sector liggen er volop kansen. Om te beginnen komt er in de toekomst steeds meer geld beschikbaar. Een verdubbeling van de omzet van de sector in de komende tien jaar behoort tot de mogelijkheden. Dit onder andere dankzij de vergrijzing en daarmee samenhangend het groeiend aantal nalatenschappen. Daarnaast zijn wij met zijn allen rijker geworden. En vermogende mensen kunnen nu eenmaal meer geld uittrekken voor een goed doel. Bill Gates en Warren Buffett zijn hiervan het levende bewijs. Ook het bedrijfsleven doet na een periode met uitsluitend aandacht voor aandeelhouderswaarde volop mee. Niet alleen aan de inkomstenkant zijn de vooruitzichten rooskleurig, ook aan de uitgavenkant is er een groeiende behoefte. Vrijwel alle nationale overheden willen de financiën saneren. Nederland vormt hierop geen uitzondering. De staat trekt zich op allerlei terreinen terug en stimuleert de private sector gebruik te maken van de geboden ruimte. Particulier initiatief is dus ronduit welkom. Maar als de charitatieve sector de geboden kansen wil benutten, moet het wel een veranderingsslag maken en zich verder professionaliseren. In dit rapport zullen wij hiervoor een aantal suggesties geven. Maar voordat wij daar aan toe zijn, gaan wij eerst in op de geschiedenis en de kenmerken van de charitieve sector. Vervolgens werpen wij een blik op de ontwikkelingsgraad van deze sector in Nederland. Daarna lichten wij nader toe waarom de beschikbare middelen voor goede doelen toenemen. Daarvoor is wel enig inzicht nodig in de motieven van donateurs en vrijwilligers om respectievelijk geld en tijd op te offeren. Na behandeling van motieven voor vrijgevigheid komen wij uit bij de bedreigingen en kansen voor de charitatieve sector. Als die helder op het netvlies staan, wordt vanzelf duidelijk wat goede-doelenorganisaties te doen staat.
pagina
passie, professionaliteit en perceptie
Charitas, lastig te definiëren Om een beter beeld te krijgen van charitatieve instellingen moet allereerst duidelijk zijn wat daaronder wordt verstaan. Zoals opgemerkt, zijn charitatieve organisaties op tal van terreinen actief die niet door de overheid of het bedrijfsleven worden opgepakt. De doelstellingen variëren van educatie en milieu tot gezondheids- en armenzorg, zowel nationaal als internationaal. Deze organisaties steunen minderbedeelden, kaarten maatschappelijke problemen aan en initiëren artistieke, sociale en recreatieve activiteiten. Daarmee dragen zij bij aan de maatschappelijke cohesie door onderling vertrouwen te vergroten, wederkerige relaties te smeden en individueel initiatief te mobiliseren. Dat alles draagt bij aan de politieke en economische stabiliteit. Vaak vinden activiteiten plaats in samenspraak met overheid en bedrijfsleven. Door de veelheid aan activiteiten zijn charitatieve instellingen niet onder een noemer te vatten. Wel zijn er criteria waaraan valt af te meten of een initiatief kan doorgaan voor liefdadigheidsinstelling. Volgens Lester Salamon, die een uitgebreide studie naar de sector heeft verricht, moet er sprake zijn van een organisatie, formeel of informeel. Dat betekent dat het een structuur heeft en op regelmatige basis activiteiten verricht. Verder behoort het een particulier initiatief te betreffen en geen onderdeel uit te maken van de overheid. Ook mag het geen winst verdelen. Eventuele overschotten dienen in de organisatie te worden gestoken. Een ander kenmerk is zelfstandigheid. Er moet sprake zijn van autonoom bestuur en soevereiniteit over de interne controle. Tot slot moet participatie vrijwillig zijn, niet verplicht.
pagina
visie op nieuwe generatie goede doelen
passie, professionaliteit en perceptie
De charitatieve sector, een korte geschiedenis
Het woord “charitas” en zijn wortels Het woord “charitas” is afkomstig uit het christendom (caritas). Het betekent niet alleen liefdadigheid, maar ook onbaatzuchtige (naasten)liefde en genegenheid. Het valt terug te voeren op het Griekse woord ‘agape’, waarmee de klassieke filosofen liefde voor familie aanduidden, duidelijk een ander soort liefde dan eros. Vooral onder vroege christenen raakt het woord caritas in zwang en kreeg het zijn betekenis als een van de drie theologische deugden (naast geloof en hoop).
Hoewel vroege samenlevingen van jagers en verzamelaars niet aan goede doelen deden, vormden die in zeker opzicht juist een integraal onderdeel van hun economie. Zij waren sterk onderling afhankelijk en verdeelden de gezamenlijke productie solidair. De opkomst van de landbouw ruim tienduizend jaar voor Christus maakte samenlevingen minder egalitair. In stedelijke beschavingen namen de verschillen verder toe. Burgers kregen te maken met vreemdelingen van buiten de familiekring en stam. De lotsverbondenheid van de jagerssamenleving was daardoor niet meer vanzelfsprekend. En dat terwijl lang niet iedereen er in slaagde te profiteren van de door introductie van eigendomsrechten en geld in gang gezette economische ontwikkeling. Niettemin zijn armen zelden geheel aan hun lot overgelaten. Zo verleenden welgestelde Oude Romeinen al een kleine gunst in ruil voor een groet in de ochtend. Met de opkomst van het christendom namen schenkingen in Europa een vlucht. Die christelijke naastenliefde kon niet verhelpen dat de onderlinge economische verschillen nog schrijnender werden ten tijde van de industriële revolutie. Verbeterde technologieën maakten arbeidskracht op het platteland overbodig. Overtollige landarbeiders trokken naar de steden, waar werk wachtte in de fabriek. De leefomstandigheden in de stad waren vaak erbarmelijk en de behoefte aan ondersteuning groot. Tegelijkertijd creëerde de industrialisatie nieuwe rijken die in die behoefte konden voorzien. Hun ruimhartigheid was overigens niet gespeend van eigenbelang. Stakingen, opstanden en rellen waren vanwege grote ontevredenheid bij de stedelijke onderklasse aan de orde van de dag. Het risico van oproer vormde een bedreiging voor de positie van de elite. Naast passie, betrokkenheid en enig eigenbelang speelde ook moraliteit een rol bij armenzorg. Een weduwe diende van onbesproken gedrag te zijn om een beroep te kunnen doen op de goedertierenheid van haar weldoener. De financiële steun mocht niet verkeerd worden besteed, bijvoorbeeld aan alcohol. Een oplossing om ongewenste besteding te voorkomen was steun in natura dus eten, medicijnen of kleding i.p.v. geld. Daar de moraliteit vaak als beklemmend werd beschouwd, zijn veel van oorsprong private charitas-initiatieven in de loop van de tijd overgenomen door de staat. De staat draagt zorg voor bijstandsuitkeringen en de financiering van de gezondheidszorg voor allen. Ook verlenen overheden ontwikkelingshulp aan arme landen. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de staat veel taken naar zich toegetrokken. Hierin is echter een kentering gekomen. Vanaf de jaren tachtig trekt de overheid zich geleidelijk terug. Politici van uiteenlopende ideologische pluimage pleiten nu voor marktwerking. Maar activiteiten waar de overheid de handen van aftrekt, worden lang niet altijd door het bedrijfsleven opgepakt. Zo ontstaat een groeiend domein voor de charitatieve sector.
visie op nieuwe generatie goede doelen
pagina
passie, professionaliteit en perceptie
Liefdadigheid in Nederland Waar gaat EUR 5,2 miljard aan giften naartoe? Kerk etc. Sport etc. Cultuur Gezondheid Sociaal Internationaal Milieu en natuur Onderwijs/onderzoek Overig
0 5 10 Bron: Geven in Nederland 2005
15
20
25
Ouderen guller dan jongeren Giften per huishouden in 2005 naar leeftijd, EUR
600
Hoeveel goede doelen er in totaal in Nederland zijn, is onzeker. Veel organisaties staan niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dat verplicht namelijk jaarcijfers te verstrekken. Vervolgens is het ook de vraag of een sportvereniging een goed doel is. Volgens de donateursvereniging niet. Van de bijna tweehonderdduizend ingeschreven verenigingen en stichtingen rekent zij er dertigduizend tot de goede doelen. Iets meer dan de helft daarvan, zestienduizend, staat als algemeen nut beogend ingeschreven bij de belastingdienst. Daarvan bestaat een kwart uit vermogensfondsen die hun activiteiten uit beleggingsrendementen betalen. De overige twaalfduizend organisaties zijn fondsenwervende instellingen. De donateursvereniging schat dat er bij hen ongeveer EUR 3 miljard omgaat. Volgens ‘Geven in Nederland 2005’ werd in 2003 in totaal EUR 5,2 miljard aan goede doelen gegeven, waarvan het leeuwendeel door gezinnen en bedrijven. De bestemming bleek in bijna een kwart van de gevallen kerk en levensbeschouwing en bijna eenvijfde ging naar sport en recreatie. Volgens de consumentenbond gaf een gemiddeld huishouden vorig jaar EUR 368 aan goede doelen. Ouderen geven vier maal zoveel als jongeren. Daarom krijgen zij ook de meeste acceptgiro’s in de bus. Kunnen 20-35-jarigen elke maand een acceptgiro voor een goed doel verwachten, 65-plussers zien er bijna elke week een.
400 200 0 20-34
35-49
50-64
65+
allen
Bron: Consumentenbond
Top-10 Fondsenwervers in Nederland 2004 KWF (kanker) Plan NL Rode Kruis UNICEF Hartstichting Kerkinactie WNF AzG Natuurmon. Oxfam Novib
0 Bron: CBF
pagina
20
40
60
Ruim vijfhonderd organisaties hebben zich aangesloten bij het Centraal Bureau Fondswerving (CBF). Zij haalden in 2004 EUR 935 miljoen op, waarvan de twintig grootste de helft voor hun rekening namen. Met bijna EUR 60 miljoen is de Stichting KWF Kankerbestrijding de grootste fondsenwerver. Omdat er gemiddeld 16% kosten gemaakt werden, boekten de instellingen een resultaat van EUR 800 miljoen uit eigen fondswerving. Daar bovenop komen nog subsidies, beleggingsresultaten en overige baten van EUR 1.330 miljoen. Van de EUR 2.130 miljoen die beschikbaar was voor de doelstellingen is EUR 2.030 miljoen daadwerkelijk besteed. Zo’n EUR 100 miljoen kon dus worden toegevoegd aan de reserves. De reserves van de fondswervende instellingen aangesloten bij het CBF bedragen naar schatting op zijn minst EUR 1 miljard. Dat levert de fondsen de nodige beleggingsopbrengsten op, tenminste als het mee zit. Over 2003 en 2004 waren de beleggingsresultaten met respectievelijk EUR 88 en EU 99 miljoen positief, maar in 2002 verdampte nog EUR 87 miljoen aan vermogen. Beleggingsverliezen zijn lastig uit te leggen aan het publiek. Aanleiding voor de commissie Herkströter om te kijken naar de vermogensnormering van goede doelen. Bevonden is dat goede doelen hun reserves moeten beheren tegen een zo goed mogelijk rendement en vooral tegen een zo laag mogelijk risico. Beperking van het risico gaat in de praktijk gepaard met een slechter rendement vanwege een lagere risicopremie. Toch zullen goede doelen daarmee moeten leven. Donateurs willen dat hun geld terechtkomt bij het goede doel.
visie op nieuwe generatie goede doelen
passie, professionaliteit en perceptie
Het idee dat het geld gebruikt wordt om beleggingsverliezen te betalen, is funest voor de goedgeefsheid. Verder proberen veel vermogensfondsen en fondswervende instellingen hun sociale doelstellingen ook terug te laten komen in een duurzaam beleggingsbeleid. Hoe gul zijn wij nu eigenlijk in internationaal perspectief? Dat valt niet tegen. Volgens de meest brede definitie van filantropie, dus inclusief vrijwilligerswerk, is Nederland wereldkampioen met een percentage van bijna 5%. Dat percentage is tweeënhalf keer zo hoog als bij onze zuiderburen. De reputatie van ‘gierige Hollander’ lijkt dus niet terecht. Opvallend is dat Nederland en runner up Zweden een relatief omvangrijke verzorgingsstaat hebben. Ook scoren beide landen hoog als het gaat om de officiële ontwikkelingshulp. Blijkbaar gaat dit goed samen met geven voor charitas. Puur kijkend naar giften, zowel financieel als in natura, is de VS het meest vrijgevig. Omdat het sociale vangnet in de VS beperkter is dan in Europa, is deze uitkomst weinig verrassend. Kennelijk zijn mensen daardoor eerder bereid geld te besteden aan charitas. Dat vrijwilligerswerk minder scoort heeft wellicht te maken met het feit dat Amerikanen weinig vakantie hebben en dus liever geld geven.
visie op nieuwe generatie goede doelen
pagina
passie, professionaliteit en perceptie
Grotere aanwas van middelen Alle private filantropie, incl. vrijwilligerswerk % BBP , 1995 - 2002 5 4 3 2 1 0 NL
Zwe
VS
VK
Fr
Du
Be
Bron: John Hopkins Comparative Nonprofit Sector Project
Private filantropische giften, cash en natura % BBP , 1995 - 2002 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 VS
VK
NL
Be
Zwe
Fr
Du
Bron: John Hopkins Comparative Nonprofit Sector Project
Dat ons land vergrijst, is geen verrassing. Is vergrijzing relevant voor de charitatieve sector? Wij denken van wel. Op verschillende vlakken zal de sector de invloed van de vergrijzing voelen. Het snelst voelbaar zal zijn dat de generatie babyboomers haar bedrijven van de hand doet en de arbeidsmarkt verlaat. De winst die gepaard gaat met de verkoop van de eigen onderneming wordt belast door de fiscus. Als de opbrengst meevalt, kan het daarom aantrekkelijk zijn om geld te geven voor het goede doel, zeker nu vanaf dit jaar het schenkingsrecht na een actie van Johan Cruijff is afgeschaft. De piek van de naoorlogse geboortegolf was in 1946. Dat betekent dat vanaf 2011 de eersten de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Vanwege de vervroegde uittreding verlaten velen de arbeidsmarkt al jaren eerder. Dat zijn geen mensen die oud en versleten zijn, maar gezonde oud-werknemers die hun ervaring ten dienste kunnen stellen van de samenleving. Het potentieel aan vrijwilligers voor goede-doelenorganisaties neemt dus behoorlijk toe. Een ander positief effect van de vergrijzing is dat oudere mensen geneigd zijn meer te geven aan goede doelen dan jongeren. Helaas hebben sommige vormen van blijdschap al de kiem van verdriet in zich. Na de oorlog was er een hausse van vrouwen in blijde verwachting. Een geboortegolf mondt echter onvermijdelijk uit in een sterftegolf. Het aantal sterfgevallen zal volgens de bevolkingsprognose van het CBS over tien jaar ruim een tiende hoger liggen dan in 2006. In de tien jaar daarna zal het aantal sterfgevallen jaarlijks gemiddeld met 1,5% stijgen, wat een versnelling inhoudt. Positief hieraan is dat het aantal nalatenschappen stijgt. Ook is er een hogere erfenis per ontvanger omdat er minder kinderen zijn. Een deel van het ontvangen bedrag zal mogelijk worden toegewezen aan een goed doel. Daarnaast kunnen erflaters er zelf voor kiezen een deel van hun vermogen aan een goed doel te schenken.
Bron: CBS
Een duidelijke indicatie van de aanwas van middelen voor goede doelen is het aantal stichtingen dat inkomsten uit legaten trekt. Mondiaal groeit dat aantal explosief. Saillant detail is dat dit soort stichtingen steeds vaker bij leven worden opgericht en dat de oprichters regelmatig een zeer actieve rol spelen bij hun stichting. Zo schenken zij niet alleen hun geld, maar ook hun ervaring en hun netwerk. Op deze manier valt het geluk in zaken te gelde te maken in activiteiten die na aan het hart liggen, bijvoorbeeld een uit de hand gelopen hobby. Voor ouderen biedt een stichting de mogelijkheid invloed uit te oefenen op hun nalatenschap. Hier geldt het oude adagio: ‘Het is beter te geven met de warme hand, dan met de koude hand’. Zoals vermeld, neemt met de vergrijzing het aantal ondernemers dat het bedrijf van de hand doet toe. Zij zullen zich moeten beraden over wat aan te vangen met het vergaarde kapitaal. Als gevolg van de grotere vermogens en de vergrijzing is er dus een nieuw type donor die grote betrokkenheid toont bij de besteding van middelen. Dat biedt ruimte voor nieuwe initiatieven bij de fondsen.
pagina
visie op nieuwe generatie goede doelen
Vergrijzing van de bevolking % van de bevolking 8
24
7
22
6
20
5
18
4
16
3
14
2005 10 15 20 25 30 35 40 45 50 65-plussers
80-plussers
passie, professionaliteit en perceptie
Schenkingsrecht afgeschaft Goede doelen hoeven vanaf januari 2006 geen belasting meer te betalen als ze schenkingen ontvangen. Bij dit besluit heeft de kritiek van Johan Cruijff op het schenkingsrecht een rol gespeeld. De voormalige voetbalvedette vond het onbegrijpelijk dat zijn stichting belasting moest betalen over de zogenoemde Cruyff Courts. Het gaat om 8 procent van de waarde van de trapveldjes, die de voormalige Ajacied met de hulp van de KNVB en de internationals van Oranje in Nederland aanlegt. De discussie over het schenkingsrecht speelt echter al veel langer. Het tarief was al verlaagd van 11 tot 8 procent. Door het afschaffen van het schenkingsrecht voor goede doelen loopt de staat jaarlijks 40 miljoen euro mis.
visie op nieuwe generatie goede doelen
In de Westerse wereld is de welvaart tot ongekende hoogte gestegen. En als het hoogtij is, stijgen alle bootjes mee. Maar sommige boten hebben het geluk nog eens extra omhoog te worden gestuwd door een flinke vloedgolf. Mondiaal neemt het aantal miljonairs en miljardairs toe en ook dat biedt aanknopingspunten voor charitatieve organisaties. De puissant rijken kunnen immers meer geld afdragen zonder hun bestedingspatroon aan te hoeven passen. De tekenen dat hun gulheid toeneemt, zijn duidelijk. Sinds 1998 ligt het percentage donaties in de VS boven 2% van het BBP. Een belangrijk gedeelte hiervan is afkomstig van vermogende families. Meer dan 40% van de donaties is afkomstig van families met een netto vermogen boven USD 1 miljoen of meer, oftewel 5% van de Amerikaanse bevolking. Interessant hierbij is dat naarmate het vermogen groter is, het aandeel dat nabestaanden ontvangen afneemt ten opzichte van het aandeel dat naar goede doelen gaat. Mogelijk is hierbij de leidende gedachte dat een grote erfenis nakomelingen alleen maar in de weg zit. In plaats van kinderen en kleinkinderen met geld te overladen, is het beter hen een solide basis te verschaffen. Het geld dat overblijft, kan vervolgens worden besteed aan zaken die ook van belang zijn. Zo valt bijvoorbeeld te overwegen de familienaam een plaats in de geschiedenis te geven door deze te verbinden aan een bekende kunstverzameling of een belangrijke leerstoel. De omzet van de charitatieve sector kan de komende tien jaar verdubbelen en daarmee harder groeien dan de economie. Een stijging van de inkomens heeft naar verwachting een navenant effect op het bedrag aan giften. Ook kunnen goede doelen middelen tegemoet zien vanuit de stijgende vermogens. Nalatenschappen nemen in omvang maar ook in aantal toe. Daar komt bij dat het aantal erfgenamen per erflater daalt, wat de bedragen per individuele erfenis doet stijgen. Dat kan een extra reden zijn om geld te geven aan het goede doel.
pagina
passie, professionaliteit en perceptie
Waarom geven wij aan goede doelen?
Weldoener Warren Buffet Eén van Amerika’s grootste zakenlieden Warren Buffett schenkt een groot gedeelte van zijn vermogen aan de Bill Gates Foundation. De man, wiens vermogen wordt geschat op 44 miljard dollar, wil 85 procent (oftewel 37 miljard dollar) van zijn vermogen aan vijf goede doelen doneren. Het grootste deel (ruim 30 miljard) daarvan is bestemd voor de Bill & Melinda Gates Foundation. Al eerder beloofde Buffett zijn vermogen aan goede doelen te vergeven zodra hij zou overlijden. Maar hij heeft zijn plan inmiddels bijgesteld. In juli 2006 is Buffett gestart met de eerste donaties.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Bedrijven zijn in toenemende mate op zoek naar manieren om vorm te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid èn betrokkenheid. Een voorbeeld van het eerste is dat bedrijven bijvoorbeeld geen spullen kopen die gemaakt zijn met kinderarbeid. Naast het niet doen van verkeerde dingen, is het ook mogelijk om goede dingen wel te doen. Over dat laatste -nieuwe activiteiten om de wereld te verbeterengaat maatschappelijke betrokkenheid. Bedrijven kunnen samen optrekken met een charitatieve organisatie, maar kunnen zich ook direct zelf inzetten voor een goed doel. Zo is TNT een actieve parter in het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties. Een ander voorbeeld vormen de biobrandstof activiteiten van Richard Branson (zie rechterpagina).
pagina
Voor economen is geldafdracht voor goede doelen vaak moeilijk te vatten. ‘What’s in it for me’ is bij hen een leidende gedachte achter het menselijk handelen. Toch is altrïsme een wijdverbreid fenomeen. Het wordt als deugd gezien in verschillende culturen en religies. Religies hebben altijd een belangrijke rol gespeeld bij liefdadigheid en armenzorg. Geven is niet altijd een religieuze verplichting, maar er kan wel een beroep worden gedaan op het geweten van de gelovigen. Behalve dat ze gelovigen motiveren om te geven, spelen kerk, moskee en tempel traditioneel een rol bij de inning van giften en de distributie ervan, veelal om lokale initiatieven te financieren. Dat is in feite wat fondswervende instellingen vandaag de dag ook doen. Duidelijk is dat het denken in termen van economisch nut alleen te nauw is om geefgedrag te verklaren. Toch valt er voor economen wel iets te zeggen over geefgedrag. Het blijkt bijvoorbeeld dat donoren bereid zijn meer geld te geven als er een tegenprestatie tegenover staat. Dus gevers zijn niet per se onbaatzuchtig. Een stichting op naam is een belangrijke ontwikkeling binnen de goede doelen wereld. Toch bestaan er in dit opzicht ook interessante culturele verschillen. In de VS hebben donateurs duidelijk minder gêne als hun gift openbaar wordt gemaakt dan in Europa. Berucht zijn de high society party’s waar goedgeefsheid bon ton is. Hier is het anders. Een donatie suggereert rijkdom, en daar loopt een Europeaan niet graag mee te koop. Deze terughoudendheid bij Europeanen heeft als nadeel dat mensen moeilijk kunnen beoordelen wat een geëigend bedrag is om te doneren. Zij kunnen immers niet bij elkaar afkijken. Een grote anonieme gift is heel nobel, maar een donatie die breed wordt uitgemeten in de pers heeft misschien wel meer resultaat als andere potentiële gevers niet achter willen blijven. Ook al zouden mensen deels geven om gezien te worden – wat maakt het uit? Het resultaat voor het goede doel is erbij gebaat. Vanuit die gedachte is in het Verenigd Koninkrijk zelfs een prijs ingesteld (de Beacon-prijs) om gulle gevers in het zonnetje te zetten. Ook belastingen spelen een interessante rol bij donaties. Op zichzelf reduceert belastingheffing het inkomen, zodat er minder ruimte is om geld af te dragen aan goede doelen. Daar staat tegenover dat belastingaftrek de mogelijkheid verschaft om meer te geven met minder verlies aan inkomen. Aftrekmogelijkheden stimuleren dus de generositeit. Schenken is immers ‘goedkoop’. Vooral liefdadigheidsinstellingen die zich op vermogende donateurs richten, hebben baat bij aftrekmogelijkheden. Hun donateurs profiteren er namelijk het meest van. Dit kan evenwel perverse gevolgen hebben. Er zijn voorbeelden van goede-doelenorganisaties die lobbyden tegen belastingverlaging. Liefdadigheidsinstellingen die hun donaties ontvangen van minder welgestelde donateurs zullen hier minder toe geneigd zijn.
visie op nieuwe generatie goede doelen
passie, professionaliteit en perceptie
Richard Branson in de bio-brandstof Richard Branson, eigenaar van Virgin Group, heeft tijdens de Clinton Global Initiative conferentie een verklaring ondertekend waarin hij belooft 3 miljard te investeren in de ontwikkeling van milieuvriendelijke brandstoffen. Dit bedrag komt overeen met de winst van vijf van zijn bedrijven de komende tien jaar (vier vliegtuigmaatschappijen en een treinbedrijf). De Clinton Global Initiative is een initiatief van oud president van de VS Bill Clinton. Clinton brengt rijke mensen bijeen en haalt ze over om geld te investeren in vier goede doelen: armoedebestrijding, gezondheidszorg, verminderen van klimaatverandering en het tegengaan van etnische en religieuze strijd. Het geld van Branson zal worden geïnvesteerd in het nieuw op te richten Virgin Fuels. Dit bedrijf heeft als doel nieuwe duurzamere brandstoffen te ontwikkelen om zo de opwarming van de aarde tegen te gaan.
Stichtingen kunnen een middel zijn om successierechten en andere belastingen te omzeilen. Een reden om bij te dragen aan een goed doel kan zijn dat de gever het oneens is met de verdeling van overheidsgeld. Zo is de herverdeling vooral een nationale aangelegenheid, maar een werknemer in Oost-Groningen kan zich meer solidair voelen met een arm gezin in Guatemala Stad dan met een bijstandsmoeder in Amsterdam Zuid. Voor de laatste betaalt hij premie, voor het Guatemalteekse gezin niet. Met giften kan hij zijn bijdrage meer in balans brengen met zijn voorkeuren. Vergeleken met twintig jaar geleden gaan Nederlanders twee keer zo vaak op vakantie in het buitenland. Voor vakanties buiten Europa is die vermenigvuldigingsfactor zelfs veertien! De armoede die in veel verre bestemmingen heerst, zien wij nu vaker met onze eigen ogen. Door internationale contacten op het internet en verre vakanties verandert ons perspectief op de wereld. Wij kunnen ons daardoor eerder identificeren met slachtoffers van misstanden of rampen. Maar geld is niet het enige dat mensen aan goede-doelenorganisaties geven. Er zijn ook veel vrijwilligers die hun tijd ter beschikking stellen, bijvoorbeeld door te collecteren of boodschappen te doen voor iemand die slecht ter been is. Anderen stellen hun kennis ter beschikking of hun naamsbekendheid. Waarom doen die mensen dat? Het gaat om een veelheid van motieven. Hoewel de maatschappij ontkerkelijkt, houden mensen een behoefte aan zingeving. Anderen helpen geeft mensen voldoening. Persoonlijke ervaring kan ook een drijfveer zijn, bijvoorbeeld het verlies van een dierbare of een ongeneeslijke zieke. Niemand valt uit de dood op te wekken, maar door bij te dragen aan de strijd tegen ziektes valt wel iets positiefs te doen dat bovendien kan helpen bij de rouwverwerking. Een toenemende schare ouderen zal zich met dit soort hulp verdienstelijk maken. Het aanbod van vrijwilligers neemt dus toe, ook voor andere activiteiten. Hier staat tegenover dat de bereidheid om bijvoorbeeld aan de deur te collecteren tanend is. Weliswaar neemt het aantal 65-plussers toe, maar het gaat ook om een andere generatie die groot is geworden in de jaren zestig. Idealistisch en actiebereid. Maar of zij graag met de collectebus rondgaan? De meeste Nederlanders bevinden zich in de bovenste regionen van de behoeftepiramide van Maslow. Sleutelwoorden zijn waardering, erkenning en ontwikkeling. Als vrijwilliger zijn zij zeker bereid tijd te steken in liefdadigheid, maar dan bij voorkeur wel op een manier die bijdraagt aan hun ontplooiing. Voor al die vrijwilligers is trouwens werk genoeg. Vanwege de vergrijzing neemt ook de behoefte aan vrijwilligers toe. Bij ouderen die al ver voorbij de pensioengerechtigde leeftijd zijn, verslechtert vaak de gezondheid. Het beroep op de gezondheidszorg en door charitatieve instellingen gesteunde initiatieven, neemt daardoor toe. Dit terwijl toekomstige ouderen minder kunnen terugvallen op mantelzorg van hun kinderen dan vroeger. Zij hebben immers minder kinderen gekregen dan hun ouders, zoals de volgende cijfers illustreren. Van alle levendgeborenen
visie op nieuwe generatie goede doelen
pagina
passie, professionaliteit en perceptie
in 1936 waren er zeven van de twintig die bij het ter wereld komen al drie of meer broertjes of zusjes hadden. In 1970 was dat nog een op acht. En nu geldt dat nog maar voor een op de twintig. Naast het feit dat het aantal kinderen kleiner is, hebben kinderen ook minder tijd dan vroeger. Vrouwen hebben vaker een betaalde baan dan vroeger en het beleid zet in op een verdere groei van de arbeidsparticipatie. Ook wonen kinderen verder weg van hun ouders dan voorheen.
pagina 10
visie op nieuwe generatie goede doelen
passie, professionaliteit en perceptie
Wat zijn de bedreigingen en kansen voor goede doelen? Minder kinderen, dus meer eerstgeborenen % van alle levendgeborenen 100 75 50 25 0 1940
50
60
70
80
90
00
¢ 1e kind ¢ 2e kind ¢ 3e kind ¢ 4e of later kind Bron: CBS
Secularisatie is een van de risico’s voor charitas. Zoals geconstateerd speelt de kerk een belangrijke rol bij liefdadigheid. Maar de rol van de kerk in het leven van veel mensen neemt af. En deze tendens zet zich waarschijnlijk voort. In de studie ‘Godsdienstige veranderingen in Nederland’ constateert het Sociaal Cultureel Planbureau dat er sprake is van ontkerkelijking en verval van de christelijke traditie. Dat is een bedreiging voor goede doelen, omdat er een duidelijk positief verband bestaat tussen het geefgedrag en een godsdienstige achtergrond. Ook de bereidheid tot collecteren hangt samen met een gelovige achtergrond. Wel vertraagt het tempo van ontkerkelijking en neemt het percentage moslims toe. Een van de vijf pijlers van de Islam is de zakat, het voorschrift om een bepaald percentage van het vermogen en inkomen te geven aan de armen of ter bevordering van de verspreiding van het geloof. Parallel aan de secularisatie doet zich een groeiende behoefte aan alternatieve zingeving voor. Hier valt mede invulling aan te geven door anderen te helpen, al dan niet religieus gemotiveerd. Een ander punt van zorg is transparantie. De tijdsgeest vraagt hierom. Beursgenoteerde ondernemingen, maar ook publieke organisaties hebben codes opgesteld voor goed bestuur. Ook in de charitatieve sector heeft de roep om transparantie geleid tot richtlijnen. Bevindingen van de commissie Herkströter, Post, Wijffels leidden tot regels voor onder andere de vermogensnormering, reserves, goed bestuur, toezicht en publieke verantwoording. Waar komt die vraag naar doorzichtigheid vandaan? Een rol speelt de voortgaande democratisering. Burgers willen de macht controleren. Grotere transparantie op een bepaald terrein leidt tot de vraag of dat elders ook kan. Ook de media zijn kritisch op eventuele misstanden. De charitatieve sector heeft een handicap want incidenten bij enkele organisaties hebben een negatieve uitstraling op de rest. Zonder geloofwaardigheid en vertrouwen kan de sector niet functioneren. Reputatiemanagement is dus belangrijk en nodig, zowel voor de eigen organisatie als voor de buren. Terecht of niet, maar in de ogen van veel mensen zijn mislukte projecten, hoge salarissen en negatieve beleggingsresultaten een probleem. Sommige zaken zijn heel goed uit te leggen. Transparantie en heldere communicatie over kosten en resultaten kunnen voorkomen dat in een latere fase de schijn van een doofpotcultuur ontstaat. Maar er zijn natuurlijk ook zaken die absoluut niet uit te leggen zijn. De code voor goed bestuur helpt dit soort zaken te voorkomen. Ook het thema media vraagt aandacht. Van een enkel tv-kanaal zijn we naar vele zenders gegaan. Maar er zit nu eenmaal een bovengrens aan de hoeveelheid aandacht waarmee een mens nieuwe informatie tot zich kan nemen. Hierdoor groeit de concurrentie tussen al die media. Dat maakt nieuws soms indringender dan vroeger. Emotie is nodig om bij de kijker ‘binnen te komen’. Voor de charitas-sector betekent dit dat het leven soms lastiger is. De goede boodschap heeft zwaardere
visie op nieuwe generatie goede doelen
pagina 11
passie, professionaliteit en perceptie
concurrentie gekregen van andere boodschappen die om de aandacht vragen van potentiële gevers. Sommige goede doelen sponsoren tegenwoordig zelf programma’s. Het populaire, door de hartstichting gesponsorde ‘Je echte leeftijd’ is hier een voorbeeld van. Daarnaast geldt dat goed nieuws geen nieuws is: de pers zal vooral misstanden melden. Verder kan een nieuwsbericht sneller ‘rondzingen’ vanwege de vaart van de berichtgeving. Mede daardoor zitten organisaties in een glazen huis. Dat maakt reputatiemanagement onmisbaar. Vanzelfsprekend zijn er wel eens projecten die mislukken. Het is dan beter daar zelf snel over te communiceren. Op die manier kan het verhaal met volledige context in het nieuws worden gebracht. Als het nieuws de organisatie overvalt, dan wordt men snel in het defensief gedrongen. De perceptie van het publiek is voor fondswervende instellingen een factor van existentieel belang. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Een frauderende collectant kan een gehele organisatie in een kwaad daglicht stellen. Ook als op volkomen verkeerde gronden een negatieve indruk ontstaat, lijdt de organisatie schade. In de afgelopen decennia is het medialandschap ingrijpend veranderd. Charitatieve organisaties kunnen via de media misstanden onder de aandacht brengen. Zo helpt de internationale pers Amnesty om de mensenrechtensituatie in Soedan aan de kaak te stellen en brengen televisieacties voor noodhulp na aardbevingen en hongersnoden recordbedragen in het laatje. Ook de forse groei van de nieuwe media lijkt nog lang niet ten einde. Geïnteresseerden kunnen achtergronden zoeken, bijvoorbeeld over de situatie in afgelegen gebieden of over zeldzame ziekten. Zij kunnen eenvoudig achterhalen welke organisaties zich bezighouden met projecten en wat voor bijdrage deze leveren. Greenpeace weet met unieke acties altijd de nodige media-aandacht te genereren. Zoeken naar mediagenieke projecten is van belang om het publiek mee te krijgen. Gevaar is wel dat organisaties die geen gebruik weten te maken van de mogelijkheden van nieuwe informatiekanalen, achterop raken. Een heel concrete toepassing van het gebruik van nieuwe technologie is de mogelijkheid van doneren via internet. Voor veel mensen is een donatie een ‘impuls-aankoop’. Dus een website met een eenvoudige button waarmee iemand snel enkele euro’s naar een goed doel kan overmaken, kan veel geld opleveren. Bovendien scheelt dat aan afhandeling van acceptgiro’s en collectebussen. Uiteindelijk worden charitatieve organisaties natuurlijk ook afgerekend op hun doelmatigheid. Een goede analyse van op te lossen problemen is daarom geboden. Onbedoelde gevolgen kunnen dan al van tevoren in kaart worden gebracht. En missers uit het verleden kunnen helpen de effectiviteit en efficiëntie van hulp in de toekomst te vergroten. Pas als middelen bezonnen worden ingezet, krijg je de handen
pagina 12
visie op nieuwe generatie goede doelen
passie, professionaliteit en perceptie
van het publiek op elkaar. Dat kan alleen met een professionele aanpak. Een zakelijke houding is nodig om transparantie mogelijk te maken, bureaucratie het hoofd te bieden en meer geld uit de markt te halen om uiteindelijk keiharde resultaten mee te boeken. Ook bij liefdadigheid kan innovatie de effectiviteit en efficiëntie vergroten. Het is daarom belangrijk te focussen op kerncompetenties en taken uit te besteden. Resultaat koppelen aan transparantie zal zeker op instemming kunnen rekenen van het brede publiek. Dit neemt echter niet weg dat de passie voor de charitas niet verloren mag gaan door professionalisering. Loyaliteit vermindert als mensen niet meer het gevoel hebben deel uit te maken van de groep èn van een ‘professioneel systeem’ dat resultaten boekt. Doe er dus alles aan het clubgevoel te behouden. En zorg ervoor dat vrijwilligers hun ei kwijt kunnen, want zelfontplooiing staat tegenwoordig hoog in het vaandel. Nogmaals waardering, erkenning en ontwikkeling zijn daarbij sleutelbegrippen. Vergeleken met vroeger is de sector veel internationaler, grootschaliger en professioneler. Zo werkt een goed doel als Unicef volstrekt internationaal. De landenorganisaties halen geld op, wat het hoofdkantoor in New York over projecten verdeelt. Om elk ‘filiaal’ de kennis en competenties te laten ontwikkelen die nu op centraal niveau aanwezig is, zou duurder uitpakken en minder effectief zijn. Schaalvergroting kan dus de doelmatigheid verbeteren. In dit kader ontstaan bijvoorbeeld gezamenlijke inkooporganisaties. Andere aanknopingspunten voor professionalisering liggen er op het gebied van samenwerking met het bedrijfsleven. Een voorbeeld hiervan is de overeenkomst tussen de Nierstichting en Spa om het gezamenlijke logo ‘water zuivert je lichaam’ op flessen mineraalwater te voeren. De samenwerking hoeft dus niet louter financieel te zijn, maar kan er ook uit bestaan dat een gezamenlijke, gezonde boodschap. Spa en de Nierstichting versterken elkaar’s ‘merk’. De huidige tijdsgeest staat dit soort joint promotion toe. Dat was in de jaren zeventig en tachtig wel anders. De overheidsinvloed in de goede-doelensector was toen groot en de termen commercie en sponsoring waren ‘vieze’ woorden. Tegenwoordig is er meer ruimte voor creatief ondernemerschap in de charitatieve sector. Waar ‘de markt’ voorheen wellicht wantrouwen wekte, is het nu normaal dat bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Creativiteit, bijvoorbeeld door bedrijfsproducten te koppelen aan de reputatie van een liefdadigheidsinstelling, kan win-win oplossingen opleveren. Toch is enige voorzichtigheid geboden. De vermenging van charitas en commercie mag niet ten koste gaan van de geloofwaardigheid. Wees dus uiterst kieskeurig en spring zuinig om met het ‘merk’. Om allianties te sluiten is het noodzakelijk goed te kunnen netwerken. Dat laatste is ook noodzakelijk om de nieuwe generatie zakelijke filantropen te bereiken. Dit zijn vaak ondernemers die vooral iets willen doen, met betrokkenheid, maar zonder bureaucratie. Bill Gates is
visie op nieuwe generatie goede doelen
pagina 13
passie, professionaliteit en perceptie
wederom een aansprekend voorbeeld. Omdat zijn stichting niet hoeft te collecteren bij het grote publiek gaat er ook geen energie verloren aan verantwoording. Hij kan zich volledig op speerpunten richten, zonder aandeelhouders of kiezers tevreden te moeten stellen. Daarom kan hij meer risico lopen. Succes is nu eenmaal niet altijd gegarandeerd. De Gates Foundation hoopt doorbraken te forceren door tegenwicht te bieden waar de markt faalt. Waarom ontwikkelt de farmaceutische industrie geen vaccins tegen ziektes waar jaarlijks miljoenen mensen aan sterven? Omdat deze mensen geen koopkracht hebben en er dus geen winstgevende markt voor is. Het geld van Gates zorgt dat er wel koopkracht is voor ontwikkeling van medicijnen. Onzeker is hoe snel doorbraken worden bereikt, maar de onderzoeksinspanningen brengen dat punt wel dichterbij. Wat wel zeker is, is dat er geld beschikbaar is voor goede doelen, niet alleen bij de rijkste man ter wereld. Voor goede-doelenorganisaties is het de kunst degenen te bereiken die dit geld beheren. Goed kunnen netwerken is daarvoor een eerste vereiste. Spreek potentiële donateurs op de juiste manier aan, leg ze in de watten, houdt contact en huur professionele fondswervers in, zoals Amerikaanse universiteiten al sinds jaar en dag doen. Houdt gevers gelukkig door ze erbij te betrekken en gebruik te maken van hun ervaring. Het Prins Bernhard Cultuurfonds speelt hier goed op in door grote donateurs de mogelijkheid te bieden voor een fonds op naam binnen de bestaande organisatie.
pagina 14
visie op nieuwe generatie goede doelen
passie, professionaliteit en perceptie
Hoe charitatieve organisaties kunnen “scoren” Er gloort een mooie toekomst voor de charitas. Vanwege de vergrijzing en de grotere welvaart komt er meer geld beschikbaar. Dat komt goed uit, want de overheid trekt zich op allerlei terreinen terug. En het bedrijfsleven zal lang niet altijd op de nieuwe niches inspringen. Er zijn dus volop taken weggelegd voor goede-doelenorganisaties. Maar succes is niet verzekerd. Charitasinstellingen moeten de volgende punten goed in het oog houden: • De merknaam is veel geld waard – vaak veel meer dan instellingen zelf beseffen. Bedrijven die hun maatschappelijke betrokkenheid willen tonen, zoeken in toenemende mate naar allianties met goede doelen. Daar moeten charitas-organisaties zich niet laten afschepen met een fooi, maar de huid duur verkopen. Uiteraard is het wel van belang dat er een natuurlijke ’fit’ is. Een alliantie mag nooit ten koste gaan van de eigen reputatie. • Professionalisering. De charitas is op aarde om resultaten te boeken. Kern is de verkregen middelen zo effectief en efficiënt mogelijk te besteden. Organisatievreemde activiteiten leiden de aandacht af en kunnen beter worden uitbesteed. De ‘achterkant’ van de organisatie, waar de administratie plaatsvindt, kan door schaalvergroting doelmatiger. Samenvoeging van back offices is wellicht een goed idee. Aan de voorkant kan de marketing beter worden overgelaten aan professionals. Professionalisering slaat ook op de beweging van collectebus naar het internet. Als er synergie is tussen goede doelen liggen ook daar kansen. Zo gaat natuurbescherming en bestrijding van armoede soms samen. Voor een goed resultaat zijn up-to-date kennis en kunde nodig. De organisatie moet na een grondige analyse weten wat werkt en wat niet en daar naar handelen. • Transparantie. De doelmatigheid en doeltreffendheid van de hulp moet zichtbaar worden gemaakt door good governance. Het bestaansrecht van de organisatie valt of staat met een zuivere verantwoording over kosten en resultaten aan de buitenwacht. Het is in feite de license to operate. Dat vergt overigens meer dan alleen een kritisch oog voor de eigen organisatie. Ook grote zorgvuldigheid bij de keuze van partners is geboden. Daarnaast is hechte samenwerking met andere charitatieve instellingen noodzakelijk. Incidenten bij individuele organisaties missen hun uitwerking op de rest niet. • Nalatenschappen. De omvang van nalatenschappen neemt toe en door de vergrijzing stijgt ook het aantal. Instellingen kunnen hier proactief op inspelen door mensen te informeren over de mogelijkheden om geld te geven. Het kan voor mensen prettig zijn om te weten dat zij ook na een tijdelijk verblijf op aarde nog iets kunnen doen om de wereld te verbeteren.
visie op nieuwe generatie goede doelen
pagina 15
passie, professionaliteit en perceptie
Daarnaast dient de charitatieve sector veel zorg te besteden aan goede relaties met de media en in te spelen op de mogelijkheden van nieuwe technologie. Verdere professionalisering van de organisatie mag overigens niet ten koste gaan van de loyaliteit van vrijwilligers. Plaats hen op een voetstuk. Dan blijft de passie behouden. Wees ook zuinig op donateurs en maak gebruik van hun netwerk en ervaring. Door verschillende doelgroepen op de juiste toon aan te spreken kunnen nieuwe donateurs worden bereikt. Met enige creativiteit zijn vruchtbare allianties te bedenken. Kortom, kansen te over. Benut ze. Ook in dit verband is een oude voetbalwijsheid van toepassing, eentje van de grootmeester zelf: ‘Je moet schieten, anders kun je niet scoren’.
pagina 16
visie op nieuwe generatie goede doelen