Verslag
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen 5 december 2012 in Brussel 19 december 2012 Projectteam Beleidsplan Ruimte
1. Situering Het Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ging door op 5 december 2012 in de KVS in Brussel. Het bracht ruim 100 deelnemers samen. Het forum is onderdeel van het traject van het groen- naar het witboek voor het beleidsplan. De deelnemers hebben kennis genomen van en gereflecteerd over de tussentijdse resultaten van de werkgroepen die de inhoudelijke basis aanleveren voor het witboek. Het forum richtte zich in de voormiddag op de relatie tussen de ruimtelijke strategieën die momenteel voor de respectievelijke krachtlijnen ‘metropolitane allure’, ‘op maat van de mensen’ en ‘ruimtelijke veerkracht’ worden uitgewerkt. In de namiddag richtte het forum zich op mogelijke ruimtelijke strategieën om de bijkomende ingebruikname van land stapsgewijs te reduceren (o.a. zorgvuldig ruimtegebruik). Aan de hand van een presentatie van gehanteerde beleidsstrategieën in Stuttgart (Duitsland) is een open discussie gevoerd over de mogelijkheden voor dergelijke beleidsstrategieën in Vlaanderen. Het Partnerforum voorzag in de volgende presentaties: Traject van groen- naar witboek (René van der Lecq) Beleidsplan(ning): inzichten uit de werkgroep instrumentarium (Wolfgang Vandevyvere) Work in progress uit de werkgroep ‘metropolitane allure’ (Wiet Vandaele) Work in progress uit de werkgroep ‘op maat van de mensen’ (Anke Van Caudenberg) Work in progress uit de werkgroep ‘ruimtelijke veerkracht’ (Jan Zaman) Generieke strategieën: work in progress uit de werkgroepen (Geert Mertens) Sustainable soil and land management in the city of Stuttgart (Petra Blümlein) Dit verslag geeft een overzicht van de reflecties van de deelnemende partners op de tussentijdse resultaten van de werkgroepen. De reflecties vormen een belangrijke input voor het verdere traject naar het Witboek. Het programma, de deelnemerslijst, de integrale presentatie van de medewerkers van Ruimte Vlaanderen en de presentatie van Petra Blümlein (Stad Stuttgart) zijn beschikbaar op de website www.beleidsplanruimte.be.
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
1
2. Thematische ruimtelijke strategieën - discussie Het forum bespreekt de thematische ruimtelijke beleidsstrategieën die worden uitgewerkt in de werkgroepen aan de hand van een toepassing ervan op de regio Kortrijk. De volgende drie vraagstellingen vormen de basis voor de bespreking: Welk type gebieden komen in aanmerking om de bevolkingsgroei tot 2050 op te vangen? Welk type gebieden komen in aanmerking om de metropolitane allure te versterken? Welke type open ruimtegebieden komen in aanmerking om al tegen 2020 een ruimteneutrale toestand te bereiken? De toepassing toont vanuit deze drie vraagstellingen mogelijke type gebieden die binnen de voorlopige uitwerking van de ruimtelijke beleidsstrategieën in aanmerking zouden kunnen komen voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen. De bespreking heeft als doel om inzicht te krijgen in (1) hoeverre er een draagvlak bestaat voor de gebieden die binnen de werkgroepen in het vizier komen voor ontwikkeling, (2) de prioriteiten ten aanzien van de verschillende mogelijke ontwikkelingsgebieden en (3) de argumenten voor en/of de randvoorwaarden waarbinnen de voorgestelde ontwikkeling zou kunnen plaatsvinden. De deelnemers zien voor elke vraagstelling een kaartbeeld waarop mogelijke type gebieden voor ontwikkeling in de regio Kortrijk zijn aangeduid. De deelnemers geven voorafgaand aan de discussie via een stemcomputer aan welke type gebieden voor ontwikkeling zij het minst wenselijk achten. Deze stemronde heeft als doel de deelnemers kort te laten reflecteren over de keuzemogelijkheden. De deelnemers geven via een stemkastje punten aan de volgens hen drie minst wenselijke type gebieden (3 punten voor de minst wenselijke, 2 punten voor het op een na minst wenselijke, 1 punt voor het op twee na minst wenselijke). De uitkomst van de stemming toont het percentage van het totaal aantal toegekende punten, prikkelt de discussie en helpt het debat te focussen op verbeterpunten.
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
2
Vraag 1 Welk type gebieden komen in aanmerking om de bevolkingsgroei tot 2050 op te vangen? De bevolking in Vlaanderen zal tot 2050 toenemen met 1.2 miljoen inwoners. We willen een substantieel deel van deze groei opvangen in stedelijke regio’s. We zetten het openbaarvervoerssysteem in als drager voor de ontwikkeling van locaties waar mensen kunnen wonen, werken en beschikken over voorzieningen. De tussentijdse resultaten van de werkgroepen identificeren zes types van kernen waarin deze ontwikkelingen kunnen plaatshebben.
1.
Kern rond een belangrijk reizigersstation in de stedelijke regio
2.
Kern op hoogwaardige openbaar vervoersas in de stedelijke regio
3.
Suburbane kern op hoogwaardige openbaar vervoersas aan de rand van de stedelijke regio
4.
Stedelijke kern buiten de stedelijke regio maar gelegen langs hoogwaardige openbaar vervoersverbinding
5.
Kleine stad die een verzorgende rol opneemt voor een kleine regio buiten de stedelijke regio
6.
Kerndorp buiten de stedelijke regio
Resultaat van de stemming
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
3
Discussie De leden van het forum brengen in de bespreking de volgende beweegredenen aan voor hun individuele stemming: De bevolkingsgroei vangen we het beste zo min mogelijk op in kerndorpen omdat hiermee de kleinschalige identiteit van de kerndorpen verloren zal gaan. Kleine steden vormen ideale plaatsen om de bevolkingsgroei in Vlaanderen op te vangen omdat ze een belangrijke rol spelen op het vlak van werkgelegenheid en (zorg)voorzieningen. Het opvangen van de enorme bevolkinggroei in het vandaag sterk versnipperde Vlaanderen is een bijzonder grote uitdaging. Gebieden die vandaag al bebouwd of verhard zijn, kunnen gebruikt worden om nieuwe ruimtevragen, zoals op het vlak van huisvesting, op te vangen. De bevolkingsgroei vangen we beter op in kleine steden dan door verdichting in de suburbane gebieden omdat kleine steden meer potentie hebben voor een compacte ontwikkelingsvorm. De steden vormen belangrijke plaatsen voor ontwikkeling omdat de werkgelegenheid zich hier concentreert. Om de mobiliteit beheersbaar te houden, moet de ontwikkeling van woningen in samenhang gebeuren met de plaatsen waar jobs zijn. De leden van het forum formuleren de volgende aandachtspunten en mogelijke randvoorwaarden ten aanzien van de vooropgestelde ontwikkeling: Het opvangen van de bevolkingsgroei in kerndorpen mag de druk op de open ruimte niet versterken. Het inzetten van de dorpen vraagt dus om een complementair beleid dat de open ruimte functies eromheen beschermt. Vlaanderen kent veel kerndorpen met niet ontwikkelde woonuitbreidingsgebieden. Dit is een element dat meegenomen kan worden bij de keuze om een kerndorp al dan niet verder te ontwikkelen. De keuze voor ruimtezuinige ontwikkelingsstrategieën moet voorop staan. Er is nood aan een instrument om bijkomende verharding op de ene plaats te compenseren met onthardingsingrepen op een andere plaats. Financiële en juridische rechten moeten hierbij in overweging genomen worden. De beleidspraktijk wijst uit dat het individueel belang zwaar doorweegt in de mogelijkheden om kernen al dan niet te ontwikkelen. Voor een ruimtelijk duurzame ontwikkeling van stedelijke regio’s moeten we bestaande realisaties (zoals lintbebouwing) in vraag durven stellen. Het ontwikkelen van een planbatensysteem en grondenbank is onontbeerlijk om gewenste ontwikkelingen in stedelijke regio’s van de grond te krijgen. Het opvangen van de bevolkingsgroei in steden is noodzakelijk maar dit mag niet ten kosten gaan van de levenskwaliteit in de steden. De realisatie van een groenblauw netwerk in de steden is daarom zeer belangrijk. De steden moeten een aanbodbeleid voeren om in de bevolkingsgroei op te kunnen vangen. Het ruimtelijk beleid moet niet de fout maken enkel in te zetten op restrictieve maatregelen. Reconversie van het bestaand woongebied is belangrijk niet alleen om de kwaliteit ervan te verhogen, maar ook om bijkomende behoefte op te vangen. De lokale overheden moeten (financieel) baat hebben bij het niet ontwikkelen van gronden in de open ruimte. Het is zinvol hiervoor een instrument te ontwerpen. De versnippering van de ruimte brengt financiële en andere maatschappelijke kosten met zich mee. Deze kosten moeten in het planningsproces zichtbaar worden zodat ze deel gaan uitmaken van het publiek debat. De keuze van te ontwikkelen kernen in en rond stedelijke regio’s heeft ook een sociale component. Het is belangrijk om rekening te houden met de impact van de keuzes voor verschillende inkomensgroepen. Bijvoorbeeld: blijven dorpskernen nog wel betaalbaar voor mensen met een beperkt inkomen?
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
4
Vraag 2 Welk type gebieden komen in aanmerking om de metropolitane allure te versterken? De internationale uitstraling van Vlaanderen willen we versterken door aantrekkelijke omgevingen te voorzien. Internationaal goed bereikbare plekken in stedelijke regio’s komen hiervoor als eerste in het vizier. Het zijn die plekken waar moeten inzetten op een intensief programma dat de sterkte van de stedelijke regio afficheert. We werken hierbij selectief aan topomgevingen en economische intensiveringruimten. De tussentijdse resultaten van de werkgroepen identificeren zes types van plekken waarin deze ontwikkelingen kunnen plaatshebben. 1.
economische intensivering van bestaande bedrijventerreinen in een stedelijke regio
2.
economische intensivering binnen stedelijke regio waarbij wonen, werken en voorzieningen verweven voorkomen
3.
een groot getransformeerd reconversiegebied, als topomgeving voor de stedelijke regio
4.
toeristisch en cultureel centrum, als topomgeving in de stedelijke regio
5.
een dense woonwerkomgeving aan een belangrijk station, als topomgeving in de stedelijke regio
6.
een topomgeving buiten de stedelijke regio
Resultaat van de stemming
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
5
Discussie De leden van het forum brengen in de bespreking de volgende beweegredenen aan voor hun individuele stemming: Het begrip “metropolitane allure” gaat over het benutten van ruimtelijke potenties dusdanig hoog niveau dat de ontwikkelingen die we erop enten internationale gebruikers aantrekt. Het gaat hierbij zowel om stedelijke plekken als om bijzondere plekken in de open ruimte zoals het WOI erfgoedlandschap of het Park Midden-Limburg. Het unieke karakter van een plaats en de wens om de dit uit te spelen op internationaal niveau moet het criterium zijn voor plekken met metropolitane allure. Het is belangrijk dit breed te bekijken: het kan gaan over open ruimte maar ook over zeer specifiek zorgaanbod. Het begrip metropolitane allure blijft een lastig begrip. Het is belangrijk om duidelijk te maken wat hiermee bedoeld wordt zodat ook geen verwarring bestaat met andere begrippen zoals stedelijke regio. De cultuursteden zijn topomgevingen op toeristisch vlak. De leden van het forum formuleren de volgende aandachtspunten en mogelijke randvoorwaarden ten aanzien van de vooropgestelde ontwikkeling: Bestaande bedrijventerreinen zijn zelden een topomgeving. De ligging, toegankelijkheid en inrichting is vaak ondermaats. De algehele kwaliteit van bedrijventerrein moet worden verhoogd, de normen van bedrijventerreinen met een metropolitane potentie moeten nog hoger liggen. Het is belangrijk thema’s te kiezen waarrond Vlaanderen zich kan profileren. Niet elk thema is overal even relevant als heet gaat om de internationale uitstraling. Vanuit deze gedachte moeten keuzes gemaakt worden waar de Vlaamse overheid haar investeringen moet bundelen. Zo kan verschil worden gemaakt. De context moet gecreëerd worden om plekken met metropolitane allure effectief te laten excelleren. De belabberde financiële toestand van de gemeenten in het metropolitane Emscher park in Duitsland is een voorbeeld van hoe de context nefast uitwerkt op de internationale aspiraties. Hoge densiteiten hangen af van de ruimtelijke context. Vanuit die gedachte zijn hoge densiteiten niet in elke stationsomgeving wenselijk. In kleinstedelijke stations ligt dit zeer genuanceerd. De uitbouw van sommige topomgevingen kan enkel maar goed gebeuren als de mensenmaat bewaard blijft. De cultuursteden en hun toeristische functie zijn hiervan een voorbeeld. De sociale en menselijke dimensie is hier een randvoorwaarde om de internationale kwaliteiten te borgen.
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
6
Vraag 3 Welke type open ruimtegebieden komen in aanmerking om al tegen 2020 een ruimteneutrale toestand te bereiken? We willen Vlaanderen stapsgewijs laten evolueren naar een regio waar de totaal bebouwde ruimte niet meer toeneemt. De toestand waarin de totaal bebouwde ruimte in een gebied gelijk blijft noemen we ruimteneutraal. De strategie is om op lange termijn tot een ruimteneutrale toestand te komen voor heel Vlaanderen. Sommige open ruimtes zijn zo belangrijk dat we deze toestand al op korte termijn willen bereiken. De tussentijdse resultaten van de werkgroepen identificeren zeven types van gebieden waarin deze ontwikkelingen kunnen plaatshebben.
1.
groenblauw netwerk in de stedelijke regio
2.
groenblauw netwerk rond de stedelijke regio
3.
regionaal landschapspark
4.
uitzonderlijk gebied voor waterbeheer en biodiversiteit
5.
uitzonderlijk gebied voor biodiversiteit
6.
uitzonderlijk gebied voor voedselproductie
7.
samenhangend gebied voor grondgebonden voedselproductie
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
7
Resultaat van de stemming
Discussie De leden van het forum brengen in de bespreking de volgende beweegredenen aan voor hun individuele stemming: Het maken van een keuze voor deze vraag is bijzonder moeilijk omdat in de context van de opwarming van de aarde eigenlijk op al deze gebieden tegelijk moet worden ingezet willen we naar een ruimtelijk veerkrachtig Vlaanderen evolueren. Het is strategisch belangrijk om ruimte te vrijwaren voor voldoende voedselproductie in Vlaanderen.
De leden van het forum formuleren de volgende aandachtspunten en mogelijke randvoorwaarden ten aanzien van de vooropgestelde ontwikkeling: De open ruimte kan enkel maar behouden blijven door het voeren van een aanbodbeleid op plekken waar ontwikkeling wel gewenst is. Bepaalde activiteiten die typisch zijn voor de open ruimte vragen toch een harde bestemming. Voorbeelden zijn economische activiteiten die gebonden zijn aan de open ruimte, landbouw (voedselbedrijven) en toerisme en recreatie. Een open ruimtebeleid gericht op het vermijden van harde bestemmingen moet hiermee rekening houden. We moeten de open ruimte maximaal beschermen door het voeren van een aanbodbeleid. Anderzijds horen sommige economische activiteiten thuis in de open ruimte. Deze zijn gebonden aan plekken in de open ruimte. De aanwezigheid van grondstoffen en ecosystemen moet de basis zijn om gebieden voor een bepaalde open ruimte ontwikkeling in aanmerking te laten komen. Ruimte voor windturbines voorzie je op plaatsen waar het vaker en harder waait, landbouw waar de grond het meest vruchtbaar is, enzovoorts. De open ruimte moet meer multifunctioneel worden benaderd. In gebieden waar we de biodiversiteit willen versterken moet ook plaats zijn voor landbouw en recreatieve functies.
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
8
3. Thematische ruimtelijke strategieën- reflectie van experten Dirk Lauwers (Universiteit Gent / AMPR) formuleert op basis van de presentaties en discussies de volgende reflecties als aandachtpunten voor de werkgroep “metropolitane allure”: De ruimtelijke beleidsstrategieën kunnen niet afzonderlijk ontwikkeld worden van de andere krachtlijnen. De relatie met de ruimtelijke veerkracht is bijzonder groot. De keuze waar plekken met metropolitane allure ontwikkeld kunnen worden is nauw verbonden met de veerkracht van de ruimte: welke gebieden kunnen ontwikkelen en waar blijf je van af? Ook stelt zich de vraag hoe we omgaan met plekken die vanuit veerkracht bijzonder kwetsbaar zijn. Tenslotte heeft het lokalisatievraagstuk een belangrijke relatie met de organisatie van verkeersstromen. De ruimtelijke beleidsstrategieën voor het versterken van de metropolitane allure volgen andere principes dan mensenmaat waar collectief vervoer centraal staat of dan veerkracht, waar nabijheid een grotere rol speelt. Plekken met metropolitane allure die ook veel werkgelegenheid genereren moeten goed ontsloten zijn en ingepast in het infrastructuurnetwerk. De modal split wordt immers voor een belangrijk deel bepaald door de plaatsen waar mensen werken, meer nog dan waar mensen wonen. Metropolitane allure resoneert met vele plekken in Vlaanderen. Het MAS is Antwerpen heeft metropolitane allure, maar een aantrekkelijke plek in Puurs kan dit misschien ook hebben. Toch bestaat hier – anders dan bij mensenmaat – de neiging om selectief te zijn. Er zijn wellicht meer plekken met potenties op het vlak van metropolitane allure dan we denken, we moeten die kennen en daarop voortbouwen. Reconversie kan niet als een louter economisch ontwikkelingsproject bekeken worden. Reconversie van verouderde terreinen kunnen we enkel vanuit het leidend principe van metropolitane allure ontwikkelen als het bereikbaarheidsprofiel geschikt is of geschikt kan worden gemaakt. De strijd om het klimaat zal gewonnen of verloren worden in de grote steden. De manier waarop we onze steden ontwikkelen, inrichten en gebruiken heeft een grote impact op het klimaat. De klimaatverandering is ook sterk voelbaar in de steden. Hier ligt een duidelijke link tussen metropolitane allure en veerkracht. We moeten nadenken hoe we deze link vertalen in ruimtelijke beleidsstrategieën. De havengebieden zijn een voorbeeld van omgevingen waar veel winst kan worden geboekt. Michael Ryckewaert (Universiteit Leuven / ASRO) formuleert op basis van de presentaties en discussies de volgende reflecties als aandachtpunten voor de werkgroep “op maat van de mensen”: Het is belangrijk mensenmaat en metropolitane allure niet tegenover elkaar te zetten maar in samenhang te bezien. Het is hiervoor belangrijk beter te duiden wat we verstaan onder metropolitane allure en te benadrukken dat dit niet enkel om harde of economische functies gaat. Het zoeken naar metropolitane dimensies die verzoenbaar zijn met de mensenmaat is belangrijk. Logistiek is misschien niet het goede voorbeeld, maar de betekenis of aantrekkingskracht van historische plekken zoals het WOI erfgoed is dit misschien wel. De creatieve en kenniseconomie, vaak kleine bedrijven in de eigen woning, kan ook zo’n aanknopingspunt zijn. Kleinschalige netwerkstructuren zoals fietsroutenetwerken moeten centraler gesteld worden als we de ruimte op mensenmaat willen ontwikkelen. De discussie over de centraliteit van plaatsen in het openbaar vervoersnetwerk moet ook kijken naar de potentie om vandaag nog slecht bereikbare op te nemen in het openbaar vervoersnetwerk. Vooral als deze plekken veel potentie hebben naar woonkwaliteit. De relatie tussen de stad en haar rand moet meer aan bod komen. Zijn de subkernen autonome entiteiten? Denken we aan subcentra die met elkaar verbonden zijn? Vandaag spelen zich een aantal spanningen af binnen de relatie tussen stad en rand. De krachtlijn mensenmaat schuift ruimtelijke categorieën zoals stedelijke regio’s, openbaar vervoerskernen en landschapsparken naar voren. Veerkracht kiest voor een boeiende insteek van veerkrachtige ruimtes die heel precies benoemd zijn, waarbij dan ook meteen een landschappelijk beeld naar voor treedt: de kust, de polders, etc. Dat geeft mogelijkheden voor interessante oefeningen om te bekijken hoe je de verschillende categorieën en het generieke kan verbijzonderen, bijvoorbeeld de rol van een stedelijk netwerk dat anders zal zijn in Kortrijk dan in Limburg. Misschien komen dan tot nieuwe Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
9
begrippen. Opvallend is het symbool ‘karakter’ dat aan het landschapsparken en de stad wordt toebedeeld. We moeten in de toekomst ook op zoek gaan naar betekenisverlening, identiteiten van suburbane gebieden. Victor Dries (OVAM) formuleert op basis van de presentaties en discussies de volgende reflecties als aandachtpunten voor de werkgroep “ruimtelijke veerkracht”: De werkgroep veerkracht schuift grote gebieden met bepaalde eigenschappen die we willen behouden en versterken naar voren. De uitwerking van een ondersteunend en sturend principe dat ervoor zorgt dat de ruimte in Vlaanderen duurzamer wordt gebruikt, ontbreekt momenteel nog. Veerkracht betekent dat zorgen dat het ruimtegebruik in de toekomst op mensenmaat kan blijven. Ook bij de invulling van topregio’s moeten we ons de vraag stellen: hoe kunnen we dat veerkrachtig doen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het ruimtegebruik zorgvuldig gebeurt? Hebben we nood aan groenblauwe netwerken in suburbane gebieden? En in de steden? Hoe kunnen die zich kwaliteitsvol ontwikkelen? Hoe kunnen we in de suburbane gebieden omgaan met groenblauwe netwerken? Hoe kunnen we ook in de steden kwaliteitsvol leven? Durven we nadenken over stadslandbouw, ook al zit je midden in de stad? Het is belangrijk om de link te leggen naar de twee andere werkgroepen. In de toekomst moeten we blijven terugkijken naar de basisprincipes van het Groenboek. We raken ze vandaag te zijdelings aan. We moeten de vraag blijven stellen: wat is zuinig ruimtegebruik in het metropolitane, op mensenmaat? wat is omkeerbaar ruimtegebruik? De werkgroepen kijken met veel interesse naar de creatieve instrumenten die de Werkgroep Instrumentarium zal ontwikkelen.
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
10
4. Generieke ruimtelijke strategieën – Sofagesprek: kansen voor ruimteneutraal werken in Vlaanderen - verslag Moderator: Hans Leinfelder, afdelingshoofd, departement Ruimte Vlaanderen Deelnemers: Pieter Degraeve, economisch adviseur, Vlaamse Confederatie Bouw, Peter Lacoere, directeur projecten, AG Stadsontwikkelingsbedrijf Gent, Marnix De Vrieze, afdelingshoofd, ALBON, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Anda van der Mark, senior beleidsmedewerker, Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Nederland) Het Groenboek schuift een doordacht ruimtegebruik in drie stappen naar voren: reduceren, hergebruiken en recycleren (“reduce-reuse-recycle”). Het debat is opgebouwd langsheen deze drie denksporen. Reduce Het debat brengt de volgende aandachtspunten naar voren om het ruimtegebruik terug te dringen: De ladder voor duurzame verstedelijking in Nederland reikt een denkschema aan dat lokale overheden moeten volgen om hun behoeften te motiveren. De behoeften moeten bovenlokaal worden aangetoond zodat gemeenten samen naar hun ruimtebehoeften gaan kijken. De ladder omvat ook ruimtelijke ontwikkelingsprincipes die lokale overheden moeten volgen bij het creëren van bijkomend aanbod van bijvoorbeeld woningen of voorzieningen. Het maatschappelijk effect van het terugdringen van ruimtegebruik hangt sterk samen met de plaatsen waar je het ruimtegebruik terugdringt. Vanuit het principe van ruimtelijke veerkracht is het interessant om hierbij elementen als bodemkwaliteit en infiltratiegraad centraal te stellen. Verdichting en verweving blijven belangrijke ruimtelijke strategieën om het ruimtegebruik terug te dringen. De gemeenten zijn nog niet altijd overtuigd. Er bestaat ook veel wetgeving dat gemengd gebruik in de weg staat. De kansen voor hoogbouw en sloop-en-nieuwbouw moeten ook beter in beeld worden gebracht omdat dit manieren zijn om verdichting te realiseren. De opdrachten voor grootschalige projecten richten zich al sterk op gemengd gebruik en verdichting, dit zijn bovendien vaak de betere projecten. De maatschappelijke weerstand tegen verdichting is een blijvend aandachtspunt. Participatie helpt, maar is geen garantie op het voorkomen van procedures bij de Raad van State. Verdichting moet altijd samengaan met leefbaarheid en de creatie van open ruimte , zeker in de steden. In Nederland is de wetgeving aangepast om het aantal mensen dat beroep kan aantekenen terug te dringen. Reuse Het debat brengt de volgende aandachtspunten naar voren om ruimte te hergebruiken: Hergebruik is technisch moeilijker en gaat vaak trager dan een klassieke greenfield-verkaveling ontwikkelen. Instrumenten en middelen ontbreken om dit te compenseren. De ondermaatse energie-efficiënte van oude gebouwen is een aandachtspunt. Hergebruik op slecht gelegen plekken zoals in linten moeten we in vraag durven stellen. Stedelijke inbreiding en het gebruik van onderbenutte plekken kan deel uitmaken van een hergebruikstrategie. Recycle Het debat brengt de volgende aandachtspunten naar voren om in te zetten op omkeerbaar ruimtegebruik: Gebouwen moeten zo ontwikkeld worden, dat ze meerdere functies kunnen opnemen. We doen dat het beste via de strategie van meervoudig ruimtegebruik, eerder dan speculeren over mogelijke gebruiken over twintig jaar.
Partnerforum Beleidsplan Ruimte Vlaanderen - 5 december 2012
11