MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
1
Participatiepiramide brengt allochtone ouderparticipatie in kaart
Marie-Anne Godderis Wetenschappelijk onderzoeker bij de onderzoeksgroep EduBROn aan het Instituut voor onderwijs- en informatiewetenschappen (IOIW) van de Universiteit Antwerpen
1. Inleiding 2. Onderzoeksdesign 3. De participatiepiramide 3.1. Bruikbaarheid van de participatiepiramide 3.2. Vier participatieniveaus 3.2.1. Interesseniveau 3.2.2. Communicatieniveau 3.2.3. Aanwezigheidsniveau 3.2.4. Actief participatieniveau 3.3. Praktijkvoorbeeld interesseniveau: tijd 3.4. Praktijkvoorbeeld communicatieniveau: taal 3.5. Praktijkvoorbeeld aanwezigheidsniveau: moedergroepen 3.6. Praktijkvoorbeeld actief participatieniveau: cultuurcafé 4. Besluit en richtlijnen 5. Literatuur Noten
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 113 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
2
Krachtlijnen Allochtone ouders in Vlaanderen zijn té weinig betrokken bij het onderwijs van hun kinderen. Net deze betrokkenheid beïnvloedt de prestaties, het schoolwelbevinden en de academische gerichtheid van hun kinderen. In het kader van haar eindverhandeling Communicatiewetenschappen bracht Marie-Anne Godderis de belemmerende en stimulerende factoren voor allochtone ouderparticipatie op school in kaart. Ze ontwikkelde de participatiepiramide: een ordeningskader dat toelaat de (mogelijkheid tot) ouderbetrokkenheid te vatten. In dit artikel geven we niet enkel het piramidemodel mee, maar ook telkens een concreet praktijkvoorbeeld. De participatiepiramide toont aan dat er verschillende vormen van ouderparticipatie bestaan en elke vorm van ouderparticipatie de aandacht van de scholen verdient!
AFL. 16, OKTOBER 2007, 114 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
3
1. Inleiding betrokkenheid van allochtone ouders
De betrokkenheid van allochtone ouders bij het schoolleven beïnvloedt de prestaties, het schoolwelbevinden en de academische gerichtheid van hun kinderen. Desondanks zijn net die allochtone ouders in Vlaanderen nog té weinig betrokken. In dit artikel brengen we, op basis van onze eindverhandeling Communicatiewetenschappen, de belemmerende en stimulerende factoren voor allochtone ouderparticipatie op school in kaart. We ontwikkelden een ordeningskader dat toelaat de (mogelijkheid tot) ouderbetrokkenheid te vatten en te verbeteren. In dit artikel geven we niet enkel het piramidemodel mee, maar ook telkens een concreet praktijkvoorbeeld. We lichten toe hoe tijdsopvatting de interesse kan beïnvloeden. In de communicatie spelen taalkennis en taalgebruik een rol. Allochtone ouders zijn op school aanwezig in laagdrempelige moeder- en vadergroepen of ze leggen hun beleidsvoorstellen op tafel in een gestructureerd cultuurcafé. Er gaan stemmen op dat de breuklijn in het onderwijs niet op etnisch niveau (autochtoon-allochtoon) te vinden is, maar wel op niveau van sociaaleconomische status (kansrijk-kansarm). Vaak scheert men allochtonen en kansarme autochtonen over één kam, ook al verschillen die twee groepen erg van elkaar. Beide zijn sociale minderheden wegens hun zwakke maatschappelijke positie en de daaraan verbonden problemen. Toch zijn er juridisch-politieke, sociaal-economische en culturele verschillen die je niet over het hoofd kunt zien (Tiggelovend, 2005, p. 16). Hoewel de participatiepiramide deels voor alle ouders toepasbaar is, kan in dit geval het negeren van de specifieke noden voor allochtone ouders gelijkstaan met het afnemen van kansen. Net daarom besteden we in dit artikel specifiek aandacht aan de allochtone ouders en hun betrokkenheid in het onderwijs.
2. Onderzoeksdesign kleinschalig,
Allochtone ouderparticipatie op school is een erg complex, doch weinig on-
diepgaand
derzocht gegeven. Vele actoren zijn betrokken en elke situatie kent een ei-
onderzoek
gen, specifieke context. Om tot zinvolle onderzoeksresultaten te komen, was het in dit geval beter om op kleine schaal diepgaand te onderzoeken en niet via een grootschalige enquête, met gevaar voor oppervlakkigheid en voorbarige conclusies.
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 115 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
4
We selecteerden vier anonieme scholen in en rond de stad Antwerpen. De scholen werden geselecteerd aan de hand van de volgende criteria: onderwijsnet, onderwijsvorm, geografische spreiding en samenstelling van de schoolpopulatie. In elke school spraken we sleutelfiguren (ouders, directies, GOK-leerkachten, CLB-medewerkers, intercultureel bemiddelaars en leerlingen) aan voor diepte-interviews van één uur. Deze diepte-interviews werden aangevuld met observatieverslagen van kennismakingsbezoeken en bijgewoonde oudervergaderingen, en met interviews met ervaringsdeskundigen die vanuit een andere invalshoek met allochtone ouderparticipatie in contact komen (Schoolopbouwwerk - De Schoolbrug vzw), Theehuisje vzw (huiswerkbegeleiding voor allochtone jongeren) en de Cel Integratie van de federale politie. We verzamelden de onderzoeksgegevens in de periode november 2005 – maart 2006. De 36 diepte-interviews werden woord per woord uitgetypt.1 We analyseerden de teksten aan de hand van een voor dit onderzoek ontwikkeld codeboek en met behulp van de analysesoftware Atlas TI. Op basis van deze wetenschappelijke analyses ontstond de participatiepiramide.
3. De participatiepiramide Figuur 1: participatiepiramide
AFL. 16, OKTOBER 2007, 116 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
5
3.1. Bruikbaarheid van de participatiepiramide
stimulerende
De participatiepiramide (Figuur 1) brengt belemmerende en stimulerende factoren voor allochtone ouderparticipatie in kaart. De piramide bestaat uit
factoren in kaart
een opsomming van de stimulerende factoren voor allochtone ouderparti-
belemmerende en
cipatie. De belemmerende factoren zijn net het gebrek hieraan: een gebrek aan interesse, een gebrek aan of foute communicatie, etc. Enerzijds kunnen schooldirecties en schoolbesturen deze piramide als ordeningskader gebruiken om te bepalen in hoeverre ouders betrokken zijn bij het schoolleven. Op welke niveaus staan hun ouders erg sterk? Maar ook: op welke niveaus loopt het minder vlot? Waar kunnen er verbeteringen aangebracht worden? Anderzijds inspireert dit referentiekader ook ouders en ouderraden. Zij kunnen uitstippen waar ze zich zelf op elk niveau van de participatiepiramide bevinden en waar ze graag willen staan. Krijgen allochtone ouders dezelfde kansen als autochtone? Op welke vlakken kunnen ze zelf actie ondernemen en hoe kunnen ze de school stimuleren om actie te ondernemen? verschillende
Door de oplopende vorm lijkt het misschien alsof ouders elke fase van elk
niveaus
niveau moeten doorlopen om tot optimale participatie te komen. Dit is niet zo. Ouders kunnen op elk niveau van de piramide instappen, maar jammer genoeg ook uitvallen. Wel is het zo dat het aantal ouders dat de piramide verder wil en kan beklimmen, omgekeerd evenredig is met de hoogte de piramide. Wanneer ouders de initiële interesse missen, zullen ze nooit actief op school participeren. Dankzij de participatiepiramide is er een overzicht van mogelijke hinderpalen. Met goede wil en creativiteit kunnen de hinderpalen omgevormd worden tot katalysatoren voor waardevolle participatie van allochtone ouders op school. De belangrijkste boodschap die we willen meegeven, is dat er verschillende vormen van ouderparticipatie bestaan en dat die allemaal aandacht verdienen. Waardevolle ouderparticipatie staat geenszins gelijk met een wedloop naar het beleidsniveau dat hier de top van de piramide vormt. 3.2. Vier participatieniveaus Uit de analyses kwamen vier groepen naar voren die de niveaus van de piramide voorstellen. Deze vier participatieniveaus worden de criteria aan de hand waarvan we de ouderbetrokkenheid meten.We onderscheiden een interesseniveau, een communicatieniveau, een aanwezigheidsniveau en een actief participatieniveau.
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 117 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
6
3.2.1. Interesseniveau Figuur 2: interesseniveau
interesse hebben en
De brede basis van het interesseniveau (Figuur 2) lijkt misschien een mak-
tonen
kelijke opstap naar de andere treden van de participatiepiramide.Toch moet men dit eerste niveau niet onderschatten. Het valt moeilijk te realiseren. Ouders die deelnemen in het schoolleven van hun kind, moeten een zekere mate van interesse hebben en ook tonen.
vertrouwdheid met
In de eerste plaats moeten we erop wijzen dat niet alle ouders vertrouwd zijn met het schoolsysteem in België/Vlaanderen of met leerplicht in het algemeen. Ouders die niet weten wat een school is, wat een school doet of wat een school betekent voor hun kind, zullen zelf moeilijker de weg naar school vinden. Sommige ouders maken een sterk onderscheid tussen de thuiswereld en de schoolwereld. Sommige kinderen leven op die manier zelfs in drie onderscheiden werelden: de schoolwereld, de thuiswereld en de straatwereld. Ouders die voor de scholing van hun kinderen volledig op de onderwijskrachten vertrouwen en die de verantwoordelijkheid over hun kinderen tijdens de schooluren in handen van de school geven, vinden vaak dat het niet hun taak is om zich op school te laten zien. Ze zouden de leerkrachten wel eens voor de voeten kunnen lopen.
schoolsysteem
belang dat aan
Ouders hechten bovendien niet allemaal hetzelfde belang aan de opleiding
opleiding wordt
van hun kinderen. Alle ouders willen ‘het beste’ voor hun kind, maar mis-
gehecht
schien is dat beste in hun ogen helemaal niet op de schoolbanken zitten, maar wel thuis zijn en het huishouden leren, of gaan werken en geld verdienen, of …
AFL. 16, OKTOBER 2007, 118 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
7
slechte ervaringen
Er zijn allochtone ouders (en ditzelfde geldt voor enkele kansarme groepen) die zelf negatieve herinneringen aan hun schooltijd overhouden. Met deze eigen ervaringen in het achterhoofd mijden ze in de mate van het mogelijke alles wat met school en onderwijs te maken heeft. Ze voelen zich allerminst geroepen om zich voor het schoolleven te engageren.
kleine inspanning
De ouders die wel oprecht interesse hebben in de schoolcarrière van hun kinderen, weten niet steeds hoe deze te uiten. Toch zit de interesse reeds verscholen in kleine zinnetjes als ‘hoe was het op school?’ en ‘wat heb je geleerd vandaag?’ De ouders hoeven er hun huiskamer niet voor te verlaten. Ze hoeven zelf de leerstof niet volledig te begrijpen om deze vragen te stellen en de tijd te nemen om te luisteren naar de antwoorden van hun kind. 3.2.2. Communicatieniveau Figuur 3: communicatieniveau
communicatie-
Pas wanneer de ouders een zekere mate van interesse aan de dag leggen,
vormen
kunnen ze opklimmen naar een volgend niveau: het communicatieniveau (Figuur 3). Vlaamse leerlingen brengen per schooljaar gemiddeld 190 dagen op de schoolbanken door. De opvoeding van waarden en normen gebeurt dus niet enkel meer thuis. Omdat de school een zo aanzienlijk aandeel in de opvoeding van normen en waarden invult, is het belangrijk dat ouders en school zich op eenzelfde lijn bevinden. Binnen in het communicatieniveau tekent zich een gradatie af in de communicatievormen en hun effect.
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 119 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
brieven, rapport, agenda
telefoon en bezoek
OUDERS 2
8
De minst veeleisende vorm van communicatie is het lezen van al dan niet aangetekende brieven, e-mail en internetpagina’s. De ouder/ontvanger kan met een minimum aan inspanning de boodschap ontvangen. Net iets meer inspanning vergt het aftekenen van het rapport. Via deze weg communiceert de school drie tot vijf keer per schooljaar de studieresultaten en soms ook het gedrag van de leerling aan de ouders. De ouders communiceren de ontvangst van de boodschap door onderaan hun handtekening te plaatsen. Het nalezen van de agenda verloopt ongeveer volgens dezelfde procedure. De school communiceert de vordering van de leerstof, organisatorische nota’s en eventueel het gedrag van de leerling en de ouders bevestigen ontvangst door hun handtekening te plaatsen, op dagelijkse basis in de basisschool en op week- of maandbasis in het secundair onderwijs. Een andere manier waarop ouders en school met elkaar kunnen communiceren is via telefonisch contact. Wanneer er gedrag- of studieproblemen opgemerkt worden bij de leerling, neemt ofwel de school het initiatief om de ouders te contacteren, ofwel omgekeerd. Het is voor beide partijen belangrijk te weten dat deze communicatiemogelijkheid bestaat. In extreme gevallen kan de school overgaan tot huisbezoeken om de ouders te bereiken.
hinderpalen
Factoren die de communicatie tussen ouders en school kunnen hinderen, zijn onder meer het taalgebruik: zowel het gebruik van moeilijke zinsconstructies, woorden en vakjargon als problemen die in sommige gevallen kunnen opduiken met het Nederlands. Analfabetisme en een gebrek aan zelfvertrouwen bij de allochtone of kansarme ouders kunnen de communicatie tussen ouders en school bemoeilijken.
AFL. 16, OKTOBER 2007, 120 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
9
3.2.3. Aanwezigheidsniveau Figuur 4: aanwezigheidsniveau
fysieke aanwezigheid op school
Ouders kunnen niet alleen van thuis uit hun kinderen steunen en het schoolleven opvolgen. Ze kunnen ook zelf de stap naar school zetten en fysiek op de school aanwezig zijn. Door hun aanwezigheid in de school leren ze het reilen en zeilen van de school beter kennen. Ze weten welke leerkrachten er wekelijks of dagelijks voor de klas van hun kind staan. Ouders kunnen aanwezig zijn aan de schoolpoort, wanneer ze hun kind brengen of ophalen, al is dit bij secundaire scholieren minder het geval. Ouders kunnen ook aanwezig zijn tijdens de oudercontacten of op informatieavonden. In sommige scholen is het zelfs zo dat de ouders verplicht het rapport moeten komen afhalen, de leerling in kwestie krijgt het rapport in principe zelf niet mee naar huis.
gedrags- of leer-
Binnen het aanwezigheidsniveau (Figuur 4) valt ook de actie die ouders kun-
problemen
nen en zelfs moeten ondernemen wanneer ze, eventueel via agenda, rapport of oudercontact, te weten komen dat hun kind gedrags- of leerproblemen heeft. Ze kunnen zelf tot actie overgaan en bijvoorbeeld het kind eigenhandig met leerstofproblemen helpen. Indien de situatie hun petje om om het even welke reden te boven gaat, moeten ze actief op zoek gaan naar externe hulp.
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 121 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
10
3.2.4. Actief participatieniveau Figuur 5: actief participatieniveau
actief deel uitmaken van schoolleven
subniveaus
Op de top van de participatiepiramide bevindt zich het actief participatieniveau (Figuur 5). De ouders die de top of subtop van de piramide bereiken, zijn niet enkel fysiek aanwezig op school. Ze maken daadwerkelijk actief deel uit van het schoolleven. Het participatieniveau delen we op in drie subniveaus en een topniveau. Als subniveaus onderscheiden we de participatie op individuele basis en de participatie in samenwerking met andere ouders: ofwel in vader- en moedergroepen, ofwel in een oudervereniging. Op het topniveau zitten de ouders die werkelijk aan het beleid participeren: via een ouderraad. Leesmoeders en -vaders , kookvaders en -moeders, schilder- en herstellingswerkouders, etc. komen allemaal op individuele basis hun steentje bijdragen aan het welzijn van de school. Wanneer ouders ervoor kiezen niet individueel, maar in samenwerking met andere ouders de schoolgemeenschap te steunen, kunnen ze dit doen in een oudervereniging of in een ouderraad. Een oudervereniging is vaak een feest/actievereniging of een contactvereniging. Bij een contactvereniging denken we aan vader- en moedergroepen. Een ouderraad heeft meestal de vorm van een adviesraad. De ouders komen op geregelde tijdstippen samen op een formele vergadering met vaste agendapunten. Daar bespreken de ouders de beleidsadviezen die ze aan de schoolraad willen geven.
AFL. 16, OKTOBER 2007, 122 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
topniveau
11
Het topniveau in de participatiepiramide is een beleidsraad.Volgens het Participatiedecreet (Belgisch Staatsblad, 2004) kunnen ouders, al dan niet afkomstig uit de ouderraad, afgevaardigd worden in de schoolraad. In deze schoolraad hebben de ouders de bevoegdheid tot facultatief advies aan, verplicht advies aan en overleg met de inrichtende macht. Slechts weinig ouders bereiken deze top van de piramide. Onderweg moeten ze heel wat interne en externe obstakels overwinnen. Niet elke school laat bovendien graag ouders toe tot de bovenste top van de participatiepiramide. Net zoals omgekeerd niet elke ouder tot deze top wil toetreden. Niettemin is het doel niet dat alle ouders deze piramidetop bereiken. Er bestaan erg diverse vormen van ouderparticipatie en aan al deze vormen moet voldoende aandacht besteed worden. 3.3. Praktijkvoorbeeld interesseniveau: tijd
omgang met tijd
Tijd is een factor die het hebben en tonen van interesse kan beïnvloeden. De factor tijd delen we in drie onderdelen op. Eerst kijken we naar de omgang met tijd. Vervolgens belichten we de redenen waarom mensen tijdsgebrek hebben en ten slotte bekijken we het tijdstip waarop ouders op school verwacht worden. Voor onderwijspartners is het soms moeilijk om te begrijpen dat allochtone ouders anders omgaan met tijd. Het volgende interviewfragment haalt een situatie aan: “Het is niet altijd slechte wil hoor. Gewoon omdat ze het soms vergeten dat er andere dingen tussen komen. Omdat zij niet gewoon zijn om met afspraken en gestructureerd en met plannen te werken. Dan is het voor hen niet zo evident om twee weken op voorhand een afspraak te maken.” (CLBmedewerker over de gerichtheid op tijd van allochtone ouders)
cultuurverschillen
SCHOOL EN SAMENLEVING
Van verschillende respondenten hoorden we dat ze niet echt moeite hebben om afspraken met allochtone ouders vast te leggen, maar wel om deze afspraken te laten nakomen. Omdat de ouders een afspraak wel bevestigen, maar daarna vergeten. Dit hangt niet samen met het opleidingsniveau. Het lijkt in dit geval erg op een culturele kwestie. Deze situatie komt volgens de respondenten voornamelijk bij de allochtone bevolkingsgroep voor. Culturele verschillen mogen we niet overschatten en we hoeven ze ook niet te pas en te onpas in te roepen. Maar bij gerichtheid op tijd is er wel degelijk sprake van verschillen tussen culturen (Shadid, 2003, p. 111).
AFL. 16, OKTOBER 2007, 123 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
12
“Ja, maar dat ben ik niet zo. Eerlijk … Ik werk zonder agenda. Nooit heb ik met een agenda gewerkt.Afspraken noteren: nooit! Euh, gewoon leven, dicht bij de werkelijkheid zijn.” (Interviewfragment met een allochtone leerkracht over het gebruik van agenda’s) De afwezigheid van een agenda of een gestructureerde planning bemoeilijkt onder meer de aanwezigheid van ouders op oudervergaderingen of oudercontacten. De beste strategie bestaat erin een dag op voorhand of de dag zelf de persoon in kwestie nogmaals te contacteren en hem of haar te herinneren aan de afspraak. “Het is voor hen niet zo evident om twee weken op voorhand een afspraak te maken. … Soms bel ik de dag zelf nog van: ‘ik ben hier’. Ze (de ouders) wonen ook dikwijls niet zo ver van de school. Dat je dan even opbelt van: ‘ik ben hier’. Dat ze dan zeggen: ‘ja ja, ik kom eraan’.” (Interviewfragment met een CLB-medewerker over afspraken met allochtone ouders) gebrek aan tijd
Buiten het feit of afspraken nagekomen worden of niet, hebben ouders soms een gebrek aan tijd om naar bijeenkomsten te komen. De tijd moet verdeeld worden over het werk (soms op onregelmatige uren), verantwoordelijkheid voor het huishouden, kinderen verzorgen en opvoeden, persoonlijke hobby’s, andere zorgen aan het hoofd, … Bovendien verliezen ze kostbare tijd wanneer ze een grote afstand moeten overbruggen om tot in de school te geraken. “Uiteindelijk is dat dat ge dan ook geen zin hebt om in een oudercomité te gaan. Allé ik bedoel. Want dan is het uiteindelijk zo. Het is avond. Hij (haar man, red.) spreekt geen Nederlands. Er is een probleem met de kinderen. Waar ben jij dan? Naar het oudercomité? Ik denk dat er veel problemen op uw rug komen staan he.” (Interviewfragment met een allochtone moeder over de thuissituatie die ze achterlaat wanneer ze naar een ouderbijeenkomst op school komt)
ongelukkig gekozen tijdstip
Voor sommige ouders vallen de bijeenkomsten op een ongelukkig gekozen tijdstip. In de onderzochte scholen vonden bijvoorbeeld de oudercontacten telkens ’s avonds plaats. Ouders met avondwerk of ploegdienst, ouders die gebonden zijn aan andere avondactiviteiten, vallen, ondanks hun interesse, uit de boot. Hier is het aan de school om flexibel te zijn en een ander tijdstip aan te bieden. Het tijdstip van een bijeenkomst kan ook ongelukkig gekozen zijn wanneer het samenvalt met een religieuze of culturele feestdag of -maand van een deel van de leerlingen. Als een oudercontact bijvoorbeeld in de ramadan2 valt, is het moeilijker om moslimouders te overtuigen ’s avonds naar school
AFL. 16, OKTOBER 2007, 124 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
13
te komen. Deze hinderpaal wordt een stimulator wanneer de school alle ouders tegen zonsondergang zou uitnodigen om samen de maaltijd te nuttigen en later de oudercontacten laten doorgaan. Dan hebben ze kans op een grotere opkomst. “We hebben dit jaar een combinatie gemaakt van oudercontact en ramadan. De ramadan: 30 dagen dat wij alleen mogen eten ’s avonds. Dus wij gaan één avond hier op school ontbijten. … Dus dat wil zeggen dat de ouders niet thuis moeten blijven eten. Ze mogen wel hier hun vasten komen onderbreken. En hun rapporten afhalen. … Het was prachtig. Die ouders zijn gekomen, die hebben gegeten. Die zijn naar de leerkrachten gegaan. Die hebben met hen gepraat. … Dus je moet creatief zijn en als ge de wil hebt, da vindt ge altijd wel.” (Interviewfragment met een Marokkaanse leerkracht over de ramadan) Met wat creativiteit en goede wil kunnen oplossingen gevonden worden om ouders met tijdproblemen bij de oudercontacten en bijeenkomsten te betrekken. 3.4. Praktijkvoorbeeld communicatieniveau: taal “Soms kun je je vragen stellen in verband met de taal waarin je dat doet. Ik bedoel nu niet het Nederlands of Arabisch, maar gewoon “Schoolnederlands”. Ja, ik bedoel de termen die gebruikt worden.” (Interviewfragment met een BSO-leerkracht die de ouderparticipatie in haar school mee begeleidt.) schooltaal
Communicatie tussen school en ouders wordt soms bemoeilijkt door de schooltaal. Leerkrachten, directies en CLB-medewerkers hebben de neiging om in hun beroepsomgeving over te schakelen naar een vakjargon. Dit is niet enkel een probleem voor allochtone ouders. Het treft ook autochtone ouders. Deze ‘ingewikkelde’ terminologie bestaat uit woorden als jaarplan, eindtermen, A-, B- en C-attesten, enzovoort. Wat de school kan doen om deze hindernis te overbruggen, is extra aandacht besteden aan alle communicatie die de school verlaat. Schooltaal is een gegeven dat vaak over het hoofd gezien wordt. Maar het is niet voor alle ouders evident om deze schoolse taal te vatten. Voor ongeschoolde ouders kan de ‘geleerde spraak’ van de leerkrachten een aanzienlijke drempel betekenen. Het probleem wordt ernstiger en de communicatie wordt heviger verstoord wanneer blijkt dat de ouders problemen hebben met de Nederlandse taal of de taal zelfs helemaal niet begrijpen.
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 125 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
vier categorieën
OUDERS 2
14
Het is evenwel fout te stellen dat geen enkele allochtone ouder Nederlands kent. Op basis van deze onderzoeksgegevens kunnen we binnen de groep van de allochtone ouders vier categorieën onderscheiden: 1
Allochtone ouders die absoluut geen Nederlands kennen. “Die papa spreekt dan geen woord Nederlands. Dan kunt ge daar zo een beetje zitten knikkebollen he.” (Interviewfragment met een voorzitter van een oudervereniging over taal)
2
Allochtone ouders die zich wel verstaanbaar kunnen maken, maar die niet genoeg zelfvertrouwen hebben om het Nederlands in dagdagelijkse situaties te gebruiken. “Mijn papa verstaat wel Vlaams, maar ja. Turks lezen en schrijven, dat kan die wel. Vlaams, dat kan hij wel spreken. Maar dus eigenlijk zo heel illegaal zo. Dat trekt eigenlijk op niks.” (Interviewfragment met een allochtone leerlinge over taal)
3
Allochtone ouders die perfect Nederlands gebruiken, maar toch opgelucht zijn wanneer ze thuis hun eigen taal spreken. “Mijn moeder spreekt wel gebroken Nederlands. Ik spreek ook Nederlands. Maar dan heb ik ook geen zin meer voor thuis ook nog eens Nederlands te gaan spreken. Ik ben blij als ik thuis ben, dat ik mijn eigen taaltje kan gebruiken.” (Interviewfragment met een net afgestudeerde jongerencoach over taal)
4
Allochtone ouders die constant Nederlands spreken: zowel thuis als buitenshuis. “Thuis onderling spreken wij altijd Nederlands. Vooral met mijn broers en mijn zussen. Met mijn moeder ook. Dat doen wij dan ook met ons vader, maar meestal is er toch wel een woordje Marokkaans bij, ik moet eigenlijk Berbers zeggen.” (Interviewfragment met een allochtone leerlinge over taal)
Wegens een taalprobleem kan niet elke boodschap elke ontvanger bereiken. Dit moet voor elke categorie op een andere, strategische manier bestreden worden. Het taalprobleem komt voornamelijk in de eerste twee categorieën voor. Het zoeken naar oplossingen zal zich dus concentreren op deze eerste twee categorieën.
AFL. 16, OKTOBER 2007, 126 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
aparte aanpak voor analfabeten
15
Soms zal een taalprobleem zich op meer fundamentele basis manifesteren. Sommige ouders spreken wel Nederlands, maar ze zijn niet in staat Nederlands of zelfs hun thuistaal te lezen of te schrijven: ze zijn analfabeet. Voor analfabete ouders moet men in een aparte aanpak voorzien. “Mijn moeder die spreekte wel Nederlands he, maar die kan niet lezen of schrijven. Ook al spreekt ze in het Turks, dat kan ze ook niet lezen.” (Interviewfragment met een jonge allochtone moeder over analfabetisme)
communicatie verbeteren vraagt strategische aanpak
vertaling
Communicatie verbeteren , vereist een strategische aanpak. De vooropgestelde doelstelling zal deze strategie beïnvloeden. Is het de bedoeling iedereen te informeren? Dan moet de boodschap zo efficiënt mogelijk gebracht worden. Of is het de bedoeling dat iedereen gelijk behandeld wordt en dus ook identieke informatie krijgt? Hierbij bestaat het gevaar dat de boodschap minder duidelijk is. Het is een taak van de school en de leerkracht in kwestie om per situatie te bepalen of extra communicatie vereist is, opdat de ouders de boodschap eenduidig zouden ontvangen. Elke situatie is uniek en vraagt daarom een andere aanpak. Wanneer blijkt dat de ouders het Nederlands niet of onvoldoende machtig zijn om de huidige gesproken communicatie, meer bepaald telefoongesprekken en huisbezoeken, tussen de school en de ouders te begrijpen, halen sommige respondenten aan dat ingrepen aangewezen zijn. Met gevaar voor verlies van nuances dient de boodschap vertaald te worden. “Ge moet niet vergeten dat Frans of Engels niet alleen voor ons maar ook voor die mensen hun tweede taal is he. Dan gaat er automatisch een deel van de boodschap verloren.” (Interviewfragment met een directeur over het gevaar van vertalingen) Het vertalen kan gebeuren door het eigen potentieel in de school aan te boren. Er kan in de thuistaal of in een door beide partijen gekende externe taal worden vertaald. In sommige gevallen kan de leerling in kwestie als tolk fungeren. Wanneer het over schoolresultaten of gedrag gaat, is dit echter niet aangeraden.Aangezien professionele tolken duur zijn, voorziet de stad Antwerpen een tolkendienst, maar deze professionele tolken zijn niet onbeperkt beschikbaar. Kortom, op een verbale manier communiceren met allochtone ouders die het Nederlands niet altijd evengoed beheersen, is mogelijk. Het is wel een kwestie van initiatief, goede wil en creativiteit.Wanneer men de ouders werkelijk wil bereiken, moet men er niet automatisch van uitgaan dat die ouders wel iemand zullen zoeken en vinden om een moeilijke brief te vertalen wanneer het hen werkelijk interesseert.
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 127 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
kleurcodes, pictogrammen of cartoons
OUDERS 2
16
Sommige ouders kunnen niet inschatten of een brief interessant of belangrijk is, omdat ze de titel niet eens kunnen lezen. Wat geschreven communicatie betreft, is het voor de ouders die absoluut geen Nederlands kennen, aan te raden om brieven in een andere taal te versturen. Een voorwaarde om brieven in een tweede taal te kunnen meesturen, is natuurlijk dat er vertalers beschikbaar zijn om de brief te vertalen. Eventueel kunnen de hoofdkenmerken van de brief verduidelijkt worden via kleurcodes, pictogrammen of cartoons. Ook bij het opmaken en invullen van rapporten en agenda’s moet rekening gehouden worden met visuele duidelijkheid, eventueel door kleurcodes of onderlijnen, en eenvoudig woordgebruik bij ouders die dat nodig hebben. “Diegene die niet kan lezen, die gaat dat niet als een karikatuur zien, maar wel als een boodschap. ‘Wat wil dat zeggen’, begrijpt u? Diegene die minder, ongeletterd is, die minder ervaring heeft, die gaat blijven kijken: ‘wat wil dat echt zeggen?’.” (Interviewfragment met een allochtone leerkracht over het gebruik van pictogrammen) Als het zo is dat de ouders analfabeet zijn, nooit hebben leren lezen of schrijven, dan hebben noch de Nederlandstalige, noch de brieven in hun eigen taal of een andere taal enig nut. Vooraleer hier te kunnen op inspelen, dient de school op de hoogte te zijn van dergelijke situaties. Allochtone ouders zitten niet altijd in een gemakkelijke situatie. De allochtone ouders die geen Nederlands kennen, zouden gesteund moeten worden in hun zelfvertrouwen om actief het Nederlands te gaan leren. Ook die ouders die zich wel verstaanbaar kunnen maken, maar zich onzeker voelen wanneer ze zelf Nederlands moeten gaan spreken, kunnen best een aanmoediging gebruiken (T4T, 2005). Wanneer deze ouders zich zekerder voelen bij het gebruik van het Nederlands, zal de communicatie logischerwijs veel vlotter verlopen. 3.5. Praktijkvoorbeeld aanwezigheidsniveau: moedergroepen
moedergroep
Een oplossing om allochtone ouders wel naar school te krijgen, is het oprichten van een moedergroep (of vadergroep). Allochtone moeders komen overdag samen in moedergroepen: rond een kopje thee praten ze over het dagelijkse leven in de school. Ze leren de school en haar principes kennen. Maar het werkt in twee richtingen: ook de school krijgt inzicht in haar allochtone doelgroep. Op moedergroepen kan spontaan gepraat worden, zonder de soms rigide structuur van een ouderraad.Alle thema’s die de moeders belangrijk vinden aangaande school en die soms geen plaats krijgen op andere oudervergaderingen, kunnen aan bod komen.
AFL. 16, OKTOBER 2007, 128 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
17
“Ik denk niet dat ze op een oudercomité durven zeggen van: ‘Goh, ja. Mijn kind heeft geen bureau in huis of ik heb geen plaats om haar een kans te bieden om te studeren.’ Maar in de moedergroep wel. Die vertellen zo van die echt kleine dingen, heel simpele dingen, maar die echt wel heel belangrijk zijn.” (Interviewfragment met een intercultureel bemiddelaar op een van de onderzochte scholen) doelstelling
De bedoeling van een vader- of moedergroep is niet om actief te participeren. De volgende respondent legt uit waar de doelstelling dan wel ligt: “Het is de bedoeling het schoolse naar die ouders toe uit te leggen. Er zijn moedergroepen gestart waar enkele uurtjes van de namiddag wordt uitgelegd hoe een agenda eruitziet, waar die toe dient, wat de structuur van deze school is, hoe deze school werkt, wat het schoolreglement is, wat de richtingen zijn die de kinderen kunnen studeren. En wat dat inhoudt. Vele ouders weten dat bijvoorbeeld niet.” (Interviewfragment met een CLB-medewerker over wat school inhoudt)
directe impact op leerling
Maar een moedergroep heeft meer slagkracht dan enkel kennismaking met de school en enkel het aankaarten van specifieke problemen. Een moedergroep heeft een directe impact op de leerling in kwestie: “Voor hun eigen kinderen kan dat heel veel betekenen. De moeder die er gewoon meer over weet en meer betrokken is. Dat ze niet meer hun eigen zin kunnen doen. Stel je voor dat ze thuiskomen en eerst tv kijken en dan. Ik heb voorbeelden gehoord van kinderen die thuiskomen, eten, tv-kijken, buiten spelen. En pas om 22u beginnen met hun huiswerk. Daar zou dus verandering in kunnen komen.” (Interviewfragment met een medewerker van Schoolopbouwwerk die ervaring heeft met moedergroepen) De meest motiverende factor voor het aansluiten bij een vader- of moedergroep is het kennismakingsaspect: met andere ouders en met de school. Voor scholen die de betrokkenheid van hun allochtone ouders graag optimaliseren, kan een moedergroep een welkom initiatief zijn. 3.6. Praktijkvoorbeeld actief participatieniveau: cultuurcafé
laagdrempelige initiatieven
SCHOOL EN SAMENLEVING
Via moedergroepen betrek je allochtone ouders makkelijker bij het schoolleven. Het is een grotere uitdaging om hen een stem te geven in het beleid van de school. Maar ook hier bieden laagdrempelige initiatieven de oplossing. Bijvoorbeeld door het organiseren van een cultuurcafé. In een van de scholen die aan dit onderzoek meewerkten, organiseerde de oudervereniging (op aansturen van hun voorzitter en ondersteund door hun directie)
AFL. 16, OKTOBER 2007, 129 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
18
een cultuurcafé. Dit is een open, laagdrempelige avond waarop ouders, leerkrachten en leerlingen uitgenodigd worden om over bepaalde ‘hot items’ in de school te praten. Dankzij een doorschuifsysteem krijgt iedereen spreektijd en wordt de beschikbare tijd optimaal benut. Men benoemt de problemen en hun oorzaken, men bedenkt constructieve oplossingen en men neemt actie: “Wat ga ik nu doen om dit probleem de wereld uit te helpen?” Dat dit een zinvol initiatief was, getuigt de voorzitter: “De ontmoetingsavond heeft in de school toch wel enkele veranderingen meegebracht. Een ingekorte versie van het schoolreglement met een handig ‘what to do als: -lijstje’ is hier al een voorbeeld van. Ook op vlak van communicatie ouders-school-leerlingen zijn er verbeteringen, vooral dan via website. Ook het probleem orde en tucht met allochtonen uit grootfamilies wordt nu beter aangepakt met een ‘kort op de bal’-methode en direct uitnodigen of bezoeken van de ouders. Dus geen maat voor niets en zeker voor herhaling vatbaar volgend schooljaar.” (Getuigenis van de voorzitter van de betreffende oudervereniging)
4. Besluit en richtlijnen Doorheen deze tekst stellen we niet enkel een model voor dat belemmerende en stimulerende factoren voor allochtone ouderbetrokkenheid op school in kaart brengt. We bieden het als referentiekader aan. Het artikel wordt tevens ondersteund door praktijkvoorbeelden die hun nut reeds bewezen hebben. De praktijkvoorbeelden behandelen de thema’s: omgaan met tijd, taalkennis, het opstarten van vader- en moedergroepen en het organiseren van een cultuurcafé, zodat iedereen aan het schoolbeleid kan bijdragen. Toch blijft het belangrijk dat we ons bewust zijn van culturele verschillen en de eventuele misverstanden die daaruit voortkomen. In de ideale situatie kent de school haar ouders en weet ze precies welke specifieke noden er leven in de doelgroep: wie spreekt al dan niet Nederlands, op welke ouders kunnen we sowieso rekenen, welke ouders hebben iets meer aansporing en/of ondersteuning nodig, …? Het blijft eveneens belangrijk dat we met elkaar communiceren, in plaats van over elkaar. Nog té vaak menen we alles over de andere groep te ‘weten’: we ‘weten’ wat allochtone ouders over school denken, we ‘weten’ dat ze niet geïnteresseerd zijn, we ‘weten’ dat ze nooit naar de school willen komen, we ‘weten’ dat ze toch geen Nederlands spreken, we ‘weten’ dat ze geen zinvolle bijdrage aan de school kunnen leveren. Dit onderzoek sprak wél met autochtone en allochtone ouders en andere sleutelfiguren. Dit onderzoek evalueert en nuanceert deze ‘geweten’ misverstanden.
AFL. 16, OKTOBER 2007, 130 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
19
Elke situatie is uniek en vereist een aangepaste, creatieve aanpak. De ouders waarmee we spraken, vonden onderwijs stuk voor stuk enorm belangrijk. Elke ouder kan aan het schoolleven bijdragen door zijn of haar betrokkenheid. Elke leerling heeft recht op een oudervertegenwoordiging op school. Elke school kan de belemmerende factoren omvormen tot waardevolle, stimulerende factoren, zodat allochtone ouders ook op hun school een meerwaarde betekenen. Actieplan voor scholen die allochtone ouderparticipatie willen stimuleren 1. Bepaal de mogelijkheden voor (allochtone) ouderparticipatie op jouw school aan de hand van de participatiepiramide 2. Leer als school je ouders kennen – Weten je ouders wat ‘school’ betekent? – Weten je ouders waar jouw school voor staat? – Voelen je ouders zich welkom aan de schoolpoort? – Leg eventueel huisbezoeken af. – Maak oudercontacten eventueel verplicht en wees consequent. 3. Bij de communicatie tussen school en ouders – Spreek niet enkel in schooltaal en vaktermen. – Leer je ouders kennen: wie spreekt Nederlands en wie niet? – Schakel eventueel tolken in om brieven of telefoongesprekken te vertalen. – Leer je ouders kennen: wie is analfabeet? – Maak handig gebruik van niet-geschreven media: kleurcodes, pictogrammen, cartoons, … – Contacteer ouders niet alleen wanneer er problemen opduiken. Probeer ook op een positieve manier met hen in contact te komen. 4. Bij het organiseren van laagdrempelige initiatieven – Zorg dat alle ouders zich welkom voelen. – Richt moeder- of vadergroepen op. – Benadruk het belang van hun aanwezigheid. – Initiatieven die aanleunen bij de cultuur of de expertise van de ouders, maken meer kans op samenwerking. –
Schakel indien gewenst interne of externe tolken in.
SCHOOL EN SAMENLEVING
AFL. 16, OKTOBER 2007, 131 CULTUURBELEID
MULTICULTURALITEIT
OUDERS 2
20
Actieplan voor scholen die allochtone ouderparticipatie willen stimuleren 5. Bij het plannen van vergaderingen –
Hou rekening met het tijdstip van je vergadering.
–
Plan vergaderingen zowel overdag als ’s avonds.
–
Nodig de ouders uit met een (semi)persoonlijke brief en benadruk waarom het belangrijk is dat ze aanwezig zijn.
–
Ook al hebben ze twee weken geleden hun aanwezigheid bevestigd, contacteer de ouders een dag op voorhand of de dag zelf om hen eraan te herinneren.
–
Een religieuze feestdag hoeft geen hinderpaal te zijn. Mits je de juiste aanpak kiest, vergroot je zelfs de aanwezigheid.
5. Literatuur Decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, Belgisch Staatsblad, 6 augustus 2004. MVG Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs Administratie Basisonderwijs, Gids voor Ouders met Kinderen in het Basisonderwijs, Brussel, Afdeling Informatie en Documentatie, 2005. Shadid, W., Grondslagen van de Interculturele Communicatie: Studieveld en Werkterrein, Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2003. T4T, Training for Trainers, English Communication and Self Confidence, Brussel, Bureau International de Jeunesse, 16 november 2005. Tiggelovend, I., Ethnocommunicatie. Communiceren met een multicultureel publiek, Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Cel Gelijke Kansen Vlaanderen, 2005.
Noten 1. 2.
Dit leverde vierhonderd bladzijden doorlopende tekst op ofwel 212.503 woorden die gereduceerd moesten worden naar een eindverhandeling van 33.710 woorden. De ramadan is de vastenmaand voor de moslims waarin ze enkel na zonsondergang mogen eten.
AFL. 16, OKTOBER 2007, 132 CULTUURBELEID
SCHOOL EN SAMENLEVING