Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs Mei 2009
Frederik Smit Geert Driessen Bert Felling
INNOVATIES IN OUDERBETROKKENHEID EN OUDERPARTICIPATIE
Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie Evaluatie project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
Frederik Smit Geert Driessen Bert Felling
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
De particuliere prijs van deze uitgave is € XX Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00.
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Innovaties in ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie/ Frederik Smit, Geert Driessen, Bert Felling - Nijmegen: ITS. ISBN NUR 840 Projectnummer: 34000331 2009 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
iii
Lijst van afkortingen
AVS BIMB G30
Algemene Vereniging Schoolleiders Breed Initiatief Maatschappelijke Binding De dertig grootste gemeenten (G30): Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zwolle GMR Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ISBO Islamitische Scholen Besturen Organisatie ISK Internationale Schakelklas LOBO Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene grondslag LOM Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties MR Medezeggenschapsraad NKO Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OUDERS & COO Ouders & Christelijk Onderwijs en Opvoeding Pabo Pedagogische academie voor het basisonderwijs PAOO Platform Allochtone Ouders en Onderwijs PO Primair onderwijs SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. VBS Verenigde Bijzondere Scholen VO Voortgezet onderwijs VOO Vereniging Openbaar Onderwijs VO-raad Sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie
iv
Voorwoord
De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen. Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding steviger vorm te geven. Meer specifiek voor de groep allochtone ouders zijn extra investeringen noodzakelijk, omdat enerzijds deze ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scholen, anderzijds omdat veel van hen belemmeringen ervaren in hun contacten met de school. Als reactie hierop is op initiatief van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, en de VOO (Vereniging Openbaar Onderwijs) het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) opgericht. In het kader van dat project is in 2006 gestart met het inrichten van een landelijk platform en de ontwikkeling van lokale platforms in dertig grote gemeenten. Het Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties en de landelijke ouderorganisaties hebben, binnen PAOO, voor het eerst in hun geschiedenis met elkaar samengewerkt om de positie van allochtone ouders te verbeteren. PAOO wil bereiken dat allochtone ouders beter vertegenwoordigd zijn in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties – én dat scholen ondersteund worden in het vergroten van de betrokkenheid van allochtone ouders. Op verzoek van FORUM heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen het functioneren van het PAOO in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009. Het onderzoek is uitgevoerd door dr. Frederik Smit, dr. Geert Driessen en prof. dr. Bert Felling. Bij de gevalsstudies heeft drs. Chloë van Vliet een bijdrage geleverd. De onderzoekers willen iedereen die aan het onderzoek heeft meegewerkt danken voor de verstrekte informatie. Een speciaal woord van dank geldt het PAOO-projectteam, en verder de leden van minderhedenorganisaties, het landelijk platform, de lokale platforms, en de vele ouders en andere deskundigen die aan het onderzoek hebben meegewerkt.
v
FORUM heeft met dit project ‘goud’ in handen, wanneer de diversiteit aan nieuwe activiteiten in het project aansluit bij de behoefte van onderwijs- en welzijnsorganisaties de rol van allochtone ouders een nieuwe impuls te geven. We hopen dat de onderzoeksbevindingen een bijdrage leveren aan het optimaliseren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie van allochtone ouders in het onderwijs.
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen Nijmegen, mei 2009 dr. Jeroen Winkels directeur
vi
Inhoudsopgave
Voorwoord
v
Managementsamenvatting
x
1 Achtergronden en analysekader 1.1 Inleiding 1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 1.2.1 Achtergronden 1.2.2 Doel en vraagstellingen 1.3 Achtergronden en analysekader 1.3.1 Begrippen 1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen
1 1 1 1 3 5 5 6
2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 2.1 Inleiding 2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering 2.2.1 Voorbereidingsfase 2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform 2.2.3 Beschrijving lokale platforms 2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners 2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen 2.3 Verdere opbouw van het rapport
7 7 7 7 8 8 11 11 12
3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs 3.1 Inleiding 3.2 Kader 3.2.1 Uitgangspunten 3.2.2 Doelen en gewenste resultaten 3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen 3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project 3.2.4 Sterke en zwakke kanten van de projectopzet
13 13 13 13 14 15 17 18
vii
4 Functioneren projectteam en landelijk platform 4.1 Inleiding 4.2 Opzet van het project 4.3 Functioneren projectteam 4.4 Functioneren landelijk platform 4.4.1 Doelen 4.4.2 Participanten 4.4.3 Strategie 4.4.4 Functie landelijk platform 4.4.5 Bereik 4.4.6 Evaluatiemoment 4.4.7 Rol ondersteuning van het project 4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam
21 21 21 22 27 28 32 32 32 32 33 34 34
5 Functioneren projectteam en lokale platforms 5.1 Inleiding 5.2 Ambitie projectteam 5.3 Start lokale platforms 5.3.1 Activiteiten en samenwerking 5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering
35 35 35 36 36 38
6 Gevalsstudies lokale platforms 6.1 Inleiding 6.2 Werkplannen 6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms 6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms 6.3.2 Participatiestructuur 6.3.3 Participatiebereidheid 6.3.4 Participatievaardigheden 6.3.5 Participatiecultuur 6.3.6 Participatiestrategie 6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms 6.4.1 Doelen 6.4.2 Participanten 6.4.3 Strategie 6.4.4 Bereik 6.4.5 Functie 6.4.6 Evaluatie 6.4.7 Belemmeringen 6.4.8 Voortgang 6.4.9 Rol projectteam 6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen
43 43 43 44 45 47 47 48 48 48 50 51 51 52 53 53 54 54 54 55 55
viii
7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs 57 7.1 Inleiding 57 7.2 Praktijk relatie ouders en school 57 7.2.1 Functioneren project 58 7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van PAOO 59 7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering60 7.3 Sterke en zwakke kanten van het project 61 8 Samenvatting resultaten 8.1 Inleiding 8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering 8.3 Samenvatting resultaten
63 63 63 64
Bijlagen Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur
73 74 84
ix
Managementsamenvatting
Op verzoek van FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen het functioneren van het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag gedaan. Het onderzoek startte in oktober 2008 en is afgesloten maart 2009. Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar. Op initiatief van FORUM en de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) is het PAOO opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een beoogde looptijd van vier jaar. Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bijdrage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van het project. Het onderzoek bestaat uit verschillen onderdelen: (1) een voorbereidingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevalsstudies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, en (4) een beschrijving van de output en het opstellen van het eindrapport. Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schriftelijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website, -databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrokkenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhedenorganisaties en de lokale platforms. Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale platforms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activiteiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms. x
Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functioneren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project hebben voorgedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak. Het onderzoek wil een antwoord geven op een aantal vragen, waar hierna summier op wordt ingegaan. Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De projectopzet biedt een breed kader waarbinnen de concrete korte-termijndoelstellingen zijn geformuleerd in jaarlijkse activiteitenplannen en zijn gebaseerd op praktijkervaringen en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn de doelen wél SMART geformuleerd. Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelgericht? Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar hadden 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007 waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten. Er is een basis gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en welzijnsorganisaties, zowel op landelijk niveau als in de meeste deelnemende gemeenten. Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid? Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeenten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd bereikt. Vanaf eind 2007 is het projectteam overgestapt op een strategie waarbij lokale platforms gestimuleerd worden via scholen allochtone ouders te bereiken. Projectmedewerkers en leden van lokale platforms worden echter regelmatig geconfronteerd met een defensieve houding van schoolteams ten aanzien van de inbreng van allochtone vrijwilligers voor het optimaliseren van de relatie allochtone ouders en school. Bij het grootste deel van de platforms is het daadwerkelijk
xi
stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau daarom nog niet aan de orde. Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ouderavonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het instellen van schoolcontactpersonen. Met de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) is een pilot gestart om de gesignaleerde knelpunten in contacten met scholen te leren oplossen en de doelstellingen van het project, op langere termijn, te realiseren. De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocument (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokkenheid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren van gesprekken met schoolleiders. Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ uitgebracht. Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond. De bedoeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s. Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe? Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die op de langere termijn met het project worden nagestreefd. De looptijd van het project is te kort om outcomes te mogen verwachten. Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit evaluatie-onderzoek? Op basis van de onderzoeksbevindingen wordt met betrekking tot het optimaliseren van het intern functioneren van PAOO voorgesteld hogere kwaliteitseisen te stellen aan het functioneren van de platforms en de begeleiding door het projectteam. Wat betreft het optimaliseren van het extern functioneren dient de samenwerking van PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties van schoolleiders, besturen en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties – op een andere leest te worden geschoeid om de beschikbare veranderingsbereidheid bij scholen én allochtone ouders te mobiliseren.
xii
1 Achtergronden en analysekader
1.1 Inleiding In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar het functioneren van het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de aanleiding en het doel van het onderzoek. In paragraaf 1.3 wordt een globaal analysekader geschetst.
1.2 Aanleiding en doel van het onderzoek 1.2.1 Achtergronden De positie van ouders in relatie tot het onderwijs aan hun kinderen heeft al vele jaren de belangstelling van politici, wetenschappers en het onderwijsveld. Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen. Vanuit deze overtuiging is er een roep om de gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school op het gebied van onderwijs en opvoeding sterker vorm te geven (Onderwijsraad, 2006a, 2006b; Smit & Driessen, 2005). Extra investeringen zijn noodzakelijk, enerzijds omdat met name allochtone ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van de scholen, en anderzijds omdat veel van deze ouders belemmeringen ervaren in hun contacten met de school (Karsten, De Jong, Ledoux & Sligte, 2006; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2007). In het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (BIMB) van januari 2005 zijn aanbevelingen gedaan om de positie van allochtone ouders te versterken. Hiermee wilden het kabinet, maatschappelijke organisaties, gemeenten en burgers een extra impuls geven aan het verbeteren van de onderlinge verhoudingen en het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij de samenleving. Het project PAOO is een van de initiatieven voortgekomen uit het BIMB. In een brief aan de Tweede Kamer (Ministerie van OCW, 2005) schrijft toenmalig minister Van der Hoeven dat de positie van laagopgeleide autochtone en allochtone ouders haar zorgen baart. Deze ouders tonen zich nauwelijks betrokken bij de school van hun kind en ze laten zich daar evenmin op aanspreken. Om de betrokkenheid van
1
allochtone ouders een extra stimulans te geven, is vanaf 2006 voor een periode van vier jaar het door FORUM geïnitieerde PAOO door het ministerie gesubsidieerd. PAOO is opgericht om de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders te vergroten. Samenwerkingspartners binnen PAOO zijn de vier landelijke ouderverenigingen (Vereniging Openbaar Onderwijs, VOO; Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders, NKO; Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs op algemene grondslag, LOBO; Landelijke vereniging voor ouders, ouderraden en medezeggenschapsraden in het christelijk en oecumenisch onderwijs, OUDERS & COO; de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) en het Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties (LOM). In het kader van het project functioneren een landelijk platform en lokale platforms in dertig grote gemeenten. Het einddoel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties. Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld: 1 Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en zich thuis voelen in ouderorganisaties. 2 Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de methoden en materialen die in het kader van PAOO bij elkaar zijn gebracht en ontwikkeld. Voor de realisatie van deze doelen wordt door PAOO samengewerkt met de landelijke ouderorganisaties. De initiatiefnemers hebben in samenspraak met het Ministerie van OCW een aantal korte-termijndoelen opgesteld, die van belang zijn voor de verdere vormgeving van het project en hun deelname aan het platform: • Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de inbreng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs. • Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders, de toerusting van deze ouders en het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en scholen. • Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande ouderorganisaties en, omgekeerd, het openstellen van de bestaande ouderorganisaties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van deze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd wordt. • Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe producten. 2
Bij de start van PAOO heeft minister Van der Hoeven aan de Tweede Kamer de toezegging gedaan dat deze vóór het eind van het project op de hoogte gesteld zou worden van de resultaten. FORUM heeft het ITS verzocht de tussenresultaten op het eind van het derde projectjaar, en dus met nog één jaar te gaan, in kaart te brengen.
1.2.2 Doel en vraagstellingen Doel van het onderhavige evaluatie-onderzoek is ten eerste na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen tot dusverre een bijdrage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelen. Ten tweede is het doel vast te stellen in welke mate aandachtspunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van het project. De centrale onderzoekvragen richten zich op drie aspecten: de projectopzet, de projectuitvoering, en de projectresultaten. De beoogde resultaten van het project zijn beschreven in termen van processen, output en outcomes. De ontwikkeling van PAOO (processen) is beschreven om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van PAOO en vast te stellen hoe de projectuitvoering van PAOO geoptimaliseerd zou kunnen worden. De output is het geheel van producten, diensten en activiteiten die men levert om de lange-termijndoelstellingen van het project (de outcomes) te realiseren. Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd. Output heeft doorgaans betrekking op de korte termijn, outcomes zijn meer gericht op de langere termijn. Meer concreet gaat het om de volgende hoofdvragen: Evaluatie van de projectopzet Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? Deelvragen: (a) Zijn in de projectopzet meetbare doelen en resultaten vastgelegd? (b) Is de looptijd van het project gezien de projectdoelen realistisch? (c) Zijn de verantwoordelijkheden van betrokken partijen helder? (d) Is er een heldere projectfasering? (e) Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet? Evaluatie van de projectuitvoering Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelgericht? Deelvragen: (a) Is het opzetten van de platforms efficiënt en effectief verlopen? (b) Vindt de aansturing, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de platforms op een adequate wijze plaats? (c) Wordt voldoende aansluiting gezocht bij de gemeenten, relevante welzijnsinstellingen en relevante partners op landelijk niveau? (d) Is de databank gebruiksvriendelijk opgezet en kwalitatief goed? (e) Welke variatie 3
is er in het functioneren van de platforms? (f) Wat is gedaan om zwakke platforms te versterken en wat levert dit op? (g) In hoeverre draagt de aansturing van het platform bij aan de resultaten? (h) In welke mate leveren de uitgevoerde en geplande activiteiten een bijdrage aan het bereiken van de projectdoelen? (i) Is de personeelsinzet in het project (kwantitatief en kwalitatief) realistisch in relatie tot de te behalen doelen? (j) Zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van de projectpartners en de resultaten die dit moet opleveren? Komen de partners deze afspraken ook na? (k) Wat is de bijdrage van de landelijke ouderorganisaties? Is de bijdrage effectief? (l) Wat is de bijdrage van de LOM? Maakt het project gebruik van de lokale netwerken van het LOM samenwerkingsverband? Is dit effectief? (m) Wat houdt de samenwerking met de ISBO in? Is deze effectief? Evaluatie van de projectresultaten Hoofdvraag 3: Hoe verloopt het ontwikkelingsproces van het project? Waartoe hebben de inspanningen tot nu toe geleid? Deelvragen: (a) Wat zijn de redenen voor veranderingen in de projectopzet en -uitvoering? Indicatoren: nieuwe initiatieven en activiteiten; (b) Wat zijn de voorwaarden waardoor het nu ‘beter’ loopt? Indicatoren: welke nieuwe doeleinden zullen worden bereikt; hoe knelpunten (anders) kunnen worden omzeild; welke gewenste (neven)effecten optreden; (c) Wat is de output voor het landelijk platform? Indicatoren: actieve leden, kwaliteit van de leden, representativiteit; (d) Wat is de output voor de lokale platforms? Indicatoren: aantal platforms, representativiteit, actieve leden, kwaliteit van de leden en voorzitters; (e) Wat is de output voor de binnen het project ontwikkelde producten? Wat is de output in termen van zichtbaarheid? Hoofdvraag 4: In hoeverre zijn de beoogde doelen bereikt met betrekking tot de outcomes van de inspanningen tot nu toe? Deelvragen: (a) Voelen allochtone ouders in het project zich meer betrokken en beter vertegenwoordigd binnen de huidige structuren op landelijk, lokaal en schoolniveau? (b) In hoeverre zijn de landelijke ouderorganisaties in staat om allochtone ouders in hun specifieke belangen te ondersteunen? (c) In hoeverre zijn de bij het project betrokken scholen op de hoogte van materialen in de databank en maken ze er gebruik van? (d) Bestaat er binnen deze scholen ruimte en erkenning voor diversiteit? (e) Wat is de rol geweest van de betrokken actoren? (f) Zijn de resultaten landelijk toepasbaar? (g) Hoe duurzaam zijn de behaalde resultaten? In hoeverre is er op lokaal niveau een infrastructuur ontstaan van waaruit met behulp van school en ouderorganisaties een duurzame vorm van ouderbetrokkenheid gerealiseerd wordt?
Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit evaluatie-onderzoek? 4
1.3 Achtergronden en analysekader 1.3.1 Begrippen In het onderhavige rapport gebruiken we een veelheid aan begrippen die te maken hebben met ouders en onderwijs. In de literatuur en in het dagelijkse spraakgebruik is de betekenis van die begrippen niet altijd even eenduidig. Onder ouders verstaan we de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die aan de school zijn ingeschreven. Onder ouderbetrokkenheid wordt begrepen de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis (bv. voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen voeren met de leerkracht). Onder ouderparticipatie wordt begrepen de actieve deelname van ouders aan activiteiten op de school van hun kinderen. Wat dat laatste betreft kan er een onderscheid worden gemaakt in niet-geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. het leveren van hand- en spandiensten ter ondersteuning van de organisatie van het schoolgebeuren) en geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bv. zitting hebben in de medezeggenschapsraad of het schoolbestuur zodat zij mede sturing kunnen geven aan het beleid van de onderwijsinstelling). Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie kunnen niet alleen op schoolniveau gestalte krijgen, maar ook op bovenschools en bovenbestuurlijk niveau en op stedelijk, regionaal, provinciaal en landelijk niveau (Smit, 1991; Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2008). Een community is een groep mensen die bepaalde gemeenschappelijke aspecten hebben in hun leven. Deze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de woonomgeving, interesses, cultuur of normen en waarden. Het gaat om aspecten die de mensen zelf van belang achten (Mittelmark, 2001). De term sociale netwerkbenadering verwijst naar het web van sociale relaties dat een lid van de community omringt (Heany & Israel, 2002). Het sociale netwerk bepaalt doorgaans mede, door de sociale invloed die het netwerk uitoefent, de mate van betrokkenheid en participatie in de samenleving (Berkmann & Glass, 2000). Internationaal wordt steeds vaker het begrip partnerschap gehanteerd als een bruikbaar concept om betekenisvolle samenwerkingsrelaties tussen scholen, ouders en de lokale gemeenschap vorm te geven (Epstein, 2001; Ho Sui Chu, 2007; Montandon, 1997; Ravn, 2003). Partnerschap is op te vatten als een proces waarin de betrokkenen erop uit zijn elkaar wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen de eigen bijdrages zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen (Davies & Johnson, 1996; MartinezGonzalez & Rodriguez-Ruiz, 2007). Partnerschap is volgens dit model geen doel op 5
zich, maar een middel om het gezamenlijke belang van school en ouders te dienen: optimale omstandigheden scheppen voor de ontwikkeling en het leren van kinderen. Meer concreet is partnerschap gericht op de volgende vier doelen (BronnemanHelmers & Taes, 1999; Smit, 1991; De Wit, 2008). (1) Pedagogisch doel: op elkaar afstemmen van de benadering van leerlingen thuis en op school. (2) Toerustingsdoel: verbeteren van de toerusting van ouders, maar ook van leraren met het oog op versterking van de ouder-schoolrelatie en de schoolloopbaan van de leerling. (3) Organisatorisch doel: ouders leveren een bijdrage aan het reilen en zeilen van de school en voeren activiteiten mee uit. (4) Democratisch doel: ouders denken en beslissen (in)formeel mee over het beleid van de school; de school legt verantwoording af over haar werk aan de ouders.
1.3.2 Evaluatie projectresultaten en aanbevelingen De formatieve evaluatie waarom PAOO nu vraagt, kent zowel een verantwoordingsfunctie (voor de opdrachtgever: het Ministerie van OCW), als een verbeterfunctie (voor PAOO zelf: op basis van de resultaten tot nu toe de organisatie en uitvoering zo nodig bijstellen).
6
2 Onderzoeksopzet en -uitvoering
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de onderzoeksopzet en -uitvoering van de evaluatie van het project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs gepresenteerd. In samenspraak met de opdrachtgever is gaandeweg de uitvoering van het onderzoek niet alleen de evaluatie van de projectresultaten, maar ook van de ontwikkelingsprocessen binnen het project object van onderzoek gemaakt, omdat de gerealiseerde korte-termijndoelen nog beperkt zijn en het ontwikkelingsproces van het project inzicht kan bieden hoe de output te optimaliseren. Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de onderzoeksopzet en –uitvoering. In paragraaf 2.3 wordt tenslotte de verdere opbouw van het rapport beschreven.
2.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering Het onderzoek bestond uit vier op elkaar voortbouwende fasen: (1) een voorbereidingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevalsstudies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, (4) evaluatie van de bevindingen en het opstellen van aanbevelingen.
2.2.1 Voorbereidingsfase De voorbereidingsfase had tot doel om, via bureaustudie en diepte-interviews, een scherper beeld te krijgen van: • the-state-of-the-art van het functioneren van het landelijk platform, het landelijke projectteam en de lokale platforms; • de (gepercipieerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs. De historie van het project is gereconstrueerd op basis van het projectplan, de activiteitenplannen 2007 en 2008 en kwartaal- en jaarverslagen 2006, 2007 en 2008. Deze bureaustudie is aangevuld met het bestuderen van de PAOO-website, databank en publicaties. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, projectleider, projectmedewerkers en met vertegenwoordigers van organisaties in het plat-
7
form. Ook zijn regionale PAOO-bijeenkomsten in Zwolle (11-10-2008) en Utrecht (1-11-2008) bijgewoond. De output van deze fase had drie functies: (1) vaststellen van het functioneren van de projectopzet, de projectuitvoering en gerealiseerde resultaten, (2) input voor de ontwikkeling van vragenlijsten ten behoeve van voorzitters en leden van de platforms, het landelijk platform, het landelijke projectteam en partners in het project, en (3) ontwikkelen van een interpretatie- en waarderingskader voor de (eind)resultaten van het onderzoek. Met deze onderzoeksfase zijn de onderzoeksvragen (1 tot en met 5) vanuit het perspectief van programmamanager, projectleider, projectmedewerkers en vertegenwoordigers van organisaties in het platform beantwoord. In de hoofdstukken 4 tot en met 7 zijn deze gegevens verwerkt.
2.2.2 Beschrijving functioneren projectteam en landelijk platform Projectteam Er zijn gesprekken gevoerd met de programmamanager, de projectleider en zes projectmedewerkers van het projectteam dat ondersteunende activiteiten verricht voor het landelijk platform en de lokale platforms. Daarnaast heeft het projectteam veel schriftelijke (detail)informatie aangedragen. Landelijk platform Het landelijke platform telt 29 leden; iets meer dan de helft (55%) daarvan is een vrouw. Er zijn gesprekken gevoerd met de voorzitter en zeven leden van de agendacommissie. Daarnaast is gesproken met vier directeuren en vier beleidsmedewerkers van de landelijke ouderorganisaties (VOO, OUDERS & COO, LOBO en NKO).
2.2.3 Beschrijving lokale platforms Onderzoeksgroep Er zijn dertig lokale platforms. De platforms hebben gemiddeld 16 leden; 59% daarvan is een vrouw. Het kleinste platform (Amersfoort) telt 5 leden en het grootste (Amsterdam) 33 leden. Van de voorzitters is 50% een vrouw. Eerst wordt een globale beschrijving gegeven van het functioneren van de lokale platforms. Daarnaast zijn in overleg met de opdrachtgever uit de dertig lokale platforms tien platforms geselecteerd waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activiteiten. Een belangrijk doel daarvan is om op basis van 8
analyse van het functioneren van deze platforms zijn aanbevelingen te kunnen doen voor verbeteringen. De resultaten van deze gevalsstudies zullen daardoor een positiever resultaat laten zien van het functioneren van PAOO dan wanneer we een (aselecte) dwarsdoorsnede van de platforms hadden genomen. Door deze werkwijze is wel inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project hebben voorgedaan. Ook biedt deze aanpak meer mogelijkheden om te komen tot aanbevelingen op basis van succeservaringen die vervolgens door andere platforms kunnen worden overgenomen. In Tabel 2.1 zijn de typerende kenmerken van de gevalsstudies weergegeven. De tabel maakt duidelijk dat er geen platforms zijn geselecteerd uit de noordelijke provincies. Dit komt mede omdat in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe veel minder platforms zijn gestart, wat weer te maken heeft met het feit dat in die provincies minder allochtonen woonachtig zijn. Binnen elk van de platforms is ongeveer de helft van de leden actief; de overige leden zijn min-of-meer nominale leden.
Tabel 2.1 – Geselecteerde gevalsstudies lokale platforms Platform
Plaats
Provincie
Leden
Actief
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Almere Eindhoven Hengelo Leiden Nijmegen Rotterdam Schiedam Tilburg Utrecht Venlo
Flevoland Noord-Brabant Overijssel Zuid-Holland Gelderland Zuid-Holland Zuid-Holland Noord-Brabant Utrecht Limburg
18-20 9-10 11 10 12 12-13 12 17 9-10 18-20
12 3-4 4-5 5 6 4-5 5 5-6 4-5 9-10
Verzamelde informatie Vervolgens is een analyse verricht van de activiteiten van deze platforms. We verrichtten documentenanalyses en hielden diepte-interviews met verschillende partijen: leden van lokale platforms, schoolleiders, ouders en contactpersonen. Indien van toepassing is ook met (project)begeleiders en beleidsmedewerkers van de gemeenten gesproken, dit om geen eenzijdig beeld te krijgen van de samenwerking. De interviews zijn door de onderzoekers gehouden. Het veldwerk is afgerond in januari 2009. Tabel 2.2 geeft een overzicht van de aantallen gesprekken per respondentcategorie.
9
Tabel 2.2 – Achtergronden respondenten, naar platform (in aantallen) Voorzitter/ secretaris/ woordvoerder 1. Almere 2. Eindhoven 3. Hengelo 4. Leiden 5. Nijmegen 6. Rotterdam 7. Schiedam 8. Tilburg 9. Utrecht 10. Venlo Totaal
2 2 1 1 1 2 2 1 1 1 14
Leden
Schooldirecteur
Leerkracht/ docent
2
1
1 1
1
2 1 1
Contact/ Begelei- Beleidsklassedings- medewerouders instelling kers
1 1
1
2 1 1 3
1 1
1 1
1 1
3
6
3
3
9
3
Totaal
6 5 3 3 4 8 4 2 3 2 41
Over de bevindingen is van gedachten gewisseld met de opdrachtgever, leden van het landelijke platform en het projectteam. Het doel was verdiepend inzicht te verkrijgen in de ins-and-outs van de kwaliteit van de projectopzet en de projectuitvoering. Zie Figuur 2.1.
Figuur 2.1 – Verzamelde informatie • • • • •
• •
10
Kwaliteit projectopzet en projectuitvoering: materieel, personeel, gewenste en gerealiseerde opbrengsten en aanbevelingen. Participatiestructuur: ervaringen met bevoegdheden, verantwoordelijkheden, faciliteiten en taken van platforms. Participatiebereidheid: (bevorderende) motieven van scholen en ouders om te participeren. Participatievaardigheden: belemmerende en bevorderende ervaringen met participatievaardigheden van betrokkenen. Participatiecultuur: (bevorderende factoren voor) de wijze waarop betrokkenen meedenken, meepraten en meebeslissen over het beleid; de wijze waarop de participatie binnen de verschillende platforms kan worden bevorderd. Participatiestrategie: de wijze waarop men in het kader van het project heeft vastgesteld hoe men de doelen wil bereiken. Perceptie kwaliteit participatie: belemmerende en bevorderende factoren voor de kwaliteit van het functioneren van de platforms.
Onderzoeksinstrumenten Ten behoeve van de peiling zijn verschillende topiclijsten ontwikkeld voor voorzitters en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het project. Deze zijn in concept voorgelegd aan de opdrachtgever en daarna zo nodig bijgesteld. Analyses De output van de gevalsstudies zijn met kwalitatieve methodieken geanalyseerd (Miles & Huberman, 1994). Deze output had drie functies: verdere ontwikkeling theoretisch kader, input ontwikkeling topiclijsten voor relevante partners (zoals samenwerkingsscholen, gemeenteambtenaren, de VO-raad en AVS) en interpretatiekader eindresultaten onderzoek. Met dit onderzoeksdeel zijn de onderzoeksvragen 3, 4 en 5 vanuit het perspectief van voorzitters en leden van de platforms, het landelijke projectteam en partners in het project beantwoord.
2.2.4 Interviews met vertegenwoordigers relevante partners In deze onderzoeksfase zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van relevante partners, zoals samenwerkingsscholen, gemeente-ambtenaren, de VO-raad en AVS, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van het project en de (gepercipieerde) impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs. Met deze onderzoeksfase zijn alle onderzoeksvragen vanuit het perspectief van de samenwerkingspartners op landelijk en gemeentelijk niveau beantwoord.
2.2.5 Evaluatie en aanbevelingen Allereerst wordt terugkijkend nagegaan welke activiteiten tot nu toe zijn ontwikkeld, hoe ze in praktijk zijn gebracht, hoe ze functioneren, welke ontwikkelingen er zijn en tot welke resultaten dat heeft geleid. Vervolgens wordt op basis daarvan een analyse van de sterke en zwakke kanten uitgevoerd en worden daar verbeterpunten uit gedestilleerd. Dit leidt vooruitkijkend tot een aantal aanbevelingen voor het verdere verloop van het project en de periode daarna. In Figuur 2.2 wordt het voorafgaande modelmatig weergegeven.
11
Figuur 2.2 – Evaluatie- en verbetercyclus functioneren PAOO Opzet (vraag 1) • Landelijk platform • Landelijke projectgroep • Lokale platforms
Uitvoering (vraag 2) Materieel
Personeel
Kernfuncties • Inventarisatie en beoordeling materialen • Initiëren aanvullingen materialen • Disseminatie (nieuwe) producten
• Toerusten ouders en scholen gebruik materialen
Afgeleide functies • Afstemming inhoud en werkwijze op andere organisaties • Overdracht informatie en producten naar belanghebbenden
Analyse en opbrengsten (vraag 3, 4) • Functioneren • Ontwikkelingsproces • Outcomes • Output Aanbevelingen (vraag 5)
2.3 Verdere opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk wordt de projectopzet beschreven. In hoofdstuk 4 komt het functioneren van het projectteam en het landelijk platform aan de orde. Hoofdstuk 5 behandelt het functioneren van de lokale platforms en in hoofdstuk 6 worden de gevalsstudies van de lokale platforms gepresenteerd. Daarna wordt in hoofdstuk 7 de impact van het project op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs beschreven. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de resultaten.
12
3 Projectopzet Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we de projectopzet van het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs op basis van het projectplan 2005. We schetsen in paragraaf 3.2 het kader van het project. Met de beschrijving van het initiële projectplan en de aangebrachte wijzigingen worden onderzoeksvraag 1 en een deel van onderzoeksvraag 3 beantwoord.
3.2 Kader 3.2.1 Uitgangspunten In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? In het projectplan zijn de belangrijkste uitgangspunten die hebben geleid tot investering in dit project op een rijtje gezet (FORUM, 2005): • goede contacten tussen school, ouders en leerlingen hebben een positief effect op de kwaliteit van de school en op de leerprestaties en de maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen; • ouders en school hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om onderwijs en opvoeding vorm te geven; • extra investeringen zijn noodzakelijk, omdat met name allochtone ouders moeilijk bereikbaar zijn vanuit het perspectief van scholen en veel van deze ouders belemmeringen in hun contacten met de school ervaren. Centraal in het project staat: de betrokkenheid en zichtbaarheid van allochtone ouders in de VVE, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs te vergroten. Uitgangspunt daarbij is dat wordt samengewerkt met de vier landelijke ouderorganisaties, de Islamitische Scholen Besturen Organisatie en het Landelijk Overleg Minderhedenorganisaties. In het kader van het project functioneren een landelijk platform en dertig lokale platforms in de grote gemeenten. Activiteitenplan
13
Met het ministerie van OCW is afgesproken dat jaarlijks onderdelen van het projectplan worden uitgewerkt in een activiteitenplan. In dit plan wordt onderscheid gemaakt naar de activiteiten van het landelijk platform en de lokale platforms. Het activiteitenplan wordt in samenwerking met de partners in de gemeente uitgevoerd. De platforms bepalen zelf hun prioriteiten. Het plan beschrijft waaraan de activiteiten die in dat jaar ontplooid zullen worden een bijdrage leveren (o.a. betrokkenheid en zichtbaarheid allochtone ouders of de samenwerking tussen ouders en de ouderorganisaties), vanuit welke functies de lokale platforms opereren (o.a. ontwikkelen van nieuwe ideeën en activiteiten en het uitwisselen van informatie), en volgens welke grote lijnen de lokale platforms werken (o.a. het organiseren van bijeenkomsten en het versterken van het lokale platform). Tevens wordt in dit plan de begroting van de lokale platforms vastgelegd.
3.2.2 Doelen en gewenste resultaten Het einddoel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties. Voor het bereiken van dit doel zijn twee strategieën vastgesteld: Ouders worden toegerust zodat ze in staat zijn hun betrokkenheid vorm te geven en zich thuis voelen in ouderorganisaties. • Scholen worden toegerust zodat ze ouders weten te bereiken met behulp van de methoden en materialen die in het kader van PAOO zijn ontwikkeld. •
Korte-termijndoelen zijn: • Het realiseren van een noodzakelijke brugfunctie en partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de inbreng en betrokkenheid van deze ouders bij de opvoeding en het onderwijs. • Het bevorderen van de zichtbaarheid van allochtone ouders (niet als individu maar als groep die in georganiseerd verband optreedt), de toerusting van deze ouders en het mogelijk maken van heldere communicatie tussen deze ouders en scholen. • Het toegankelijk maken van netwerken van allochtone ouders voor de bestaande ouderorganisaties en, omgekeerd, het open stellen van de bestaande ouderorganisaties voor (georganiseerde) groepen allochtone ouders, zodat de participatie van deze ouders binnen bestaande infrastructuren van gevestigde organisaties bevorderd wordt. • Het overdragen van informatie aan ouderorganisaties en scholen, het verzamelen en zichtbaar maken van ontwikkelde producten en het ontwikkelen van nieuwe producten. 14
3.2.3 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen Verantwoordelijkheden projectteam in de projectopzet Hoe zijn de functies van het projectteam, de projectleider, landelijk platform, ‘coördinator lokaal’ en gekwalificeerde trainers/ondersteuners in het projectplan (PAOO, 2005) beschreven? • Het projectteam staat het landelijk platform en de lokale platforms bij in de uitvoeringsactiviteiten. Het projectteam draagt zorg voor een professionele uitvoering van de concrete activiteiten onder aansturing van het platform. Samenstelling, benodigde deskundigheid, omvang en opzet van het projectteam zijn in het operationele plan bij de start van het platform nader bepaald. • Er is een projectleider aangesteld voor de aansturing en het beheer van het project. Deze is in de eerste fase van het project verantwoordelijk voor het opstarten van de platforms en het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoeringsplan. De projectleider stuurt tevens de verdere uitvoering aan, zet de grote lijnen jaarlijks uit in een Activiteitenplan dat aan OCW wordt voorgelegd ter accordering, zorgt voor de voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de partners en het Ministerie van OCW. • Vier ‘lokale coördinatoren’ sturen in het project de lokale platforms aan. Deze dragen zorg voor een stevige verankering van en lijnen naar de deelnemende lokale platforms. Lokaal worden teams gericht op de bevordering van de communicatie en participatie van ouders door hem/haar geïnitieerd en gefaciliteerd. Hij/zij zorgt tevens voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. • Het projectteam bestaat verder uit gekwalificeerde trainers/ondersteuners. Dit zijn medewerkers die op professionele wijze methodieken en modules kunnen inventariseren, beoordelen en implementeren, zelf trainingen kunnen geven, maar ook lokale trainers kunnen voorbereiden op hun taken (‘train de trainer’). Het projectteam is zodanig samengesteld dat een grote diversiteit aan ouders bereikt kan worden. De producten die zij ter beschikking stellen moeten helder en toegankelijk zijn en bruikbaar zijn voor zowel scholen als ouders. De medewerkers zijn tevens inzetbaar als ondersteuners van de lokale communicatie- en participatieteams. Het projectteam is conform het projectplan samengesteld uit een projectleider, vier lokale coördinatoren en een beleidsmedewerker. Vanwege de beperkte financiële middelen was het niet mogelijk om gekwalificeerde trainers in te zetten. Een beleidsmedewerker heeft trainingen en workshops verzorgd naast het inventariseren van materialen en methodieken voor de databank en deze toegankelijk te maken voor scholen en ouders. In het eerste jaar van het project werd duidelijk dat het opzetten en 15
ondersteunen van lokale platforms bestaande uit vrijwillige ouders een bijzonder intensieve opdracht is. De werving en toerusting van leden bleek zeer veel tijd te vragen, evenals het creëren van een team om kennis te verzamelen en te delen. Ook het zoeken naar samenwerking met lokale partners bleek veel tijd te vergen. De ontwikkeling van een groep individuele, vrijwillige ouders tot een zelfsturend team dat zonder intensieve ondersteuning van een projectmedewerker kan functioneren, bleek een ontwikkelingsproces te zijn dat niet in enkele maanden gerealiseerd kan worden. Het project heeft daarom vanaf 2007 extra financiële ondersteuning gekregen. Het landelijk platform is als volgt samengesteld: een vertegenwoordiging van allochtone ouders, multi-etnisch, niet verzuild en afkomstig uit verschillende delen van Nederland. Daarnaast maken ook de vertegenwoordigers van de vier landelijke ouderverenigingen, de ISBO en het LOM deel uit van het landelijk platform, een projectleider en secretaris vanuit FORUM. Het landelijk platform heeft een tijdelijke functie en is geen formeel adviesorgaan of overlegplatform in politieke zin. Het landelijk platform kent de volgende functies (PAOO, 2006): Hoofdfuncties • Het bespreken van de geïnventariseerde materialen, projecten, methodieken en good practices die gebruikt kunnen worden bij de vergroting en verbetering van de school-ouderbetrokkenheid. • Vaststellen welke behoeften er zijn bij betrokken ouders en het onderwijsveld wat betreft het ontwikkelen van producten en een informatie- en ondersteuningsaanbod. Procesfuncties Het platform draagt zorg voor en heeft een aansturende rol als het gaat om de uitvoering van de in het projectplan PAOO beschreven activiteiten. • Het platform bewaakt de in het projectplan beschreven activiteiten, die door het projectteam ten uitvoer worden gebracht. •
Nevenfuncties • Het platform stemt zijn landelijke activiteiten af met de dertig lokale platforms en bewaakt de voortgang van dit afstemmingsproces. Het platform heeft de functie om te zorgen dat bestaande activiteiten op het terrein van ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie, toerusting ouders en zichtbaarheid van ouders van allochtone afkomst, afgestemd worden met relevante partijen en partners. • Het platform heeft de verantwoordelijkheid voor de overdracht, communicatie en implementatie als het gaat om de door het project behaalde resultaten. Als een van de eerste producten zal het platform de algemene brochure vaststellen waarin het platform haar activiteiten aan de buitenwereld kenbaar maakt. 16
3.2.4 Belangrijke wijziging bij begin uitvoering project Landelijk platform In de oorspronkelijke projectopzet zou het landelijk platform het projectteam aansturen, een inventarisatie opstellen van materialen, methodieken en good practices uitvoeren die behulpzaam zouden kunnen zijn bij het vergroten van de samenwerking tussen school en ouders. Al vanaf het begin van de uitvoering van het project is dit echter anders ingevuld, omdat de vrijwilligers (ouders) in het landelijk platform een beperkt deel van hun vrije tijd kunnen besteden aan het project. Het projectteam heeft daarom het aansturen, coördineren en uitvoeren van het landelijk platform overgenomen, hetgeen een verzwaring van hun taken betekende. In de praktijk heeft het landelijk platform de volgende functies: • Signalen uit de lokale platformen bundelen en waar nodig daar op landelijk niveau vervolg aan geven. Een voorbeeld hiervan is de moeizame samenwerking tussen lokale platforms en scholen. Het landelijk platform heeft om die reden de AVS en de VO-raad uitgenodigd voor overleg om te komen tot samenwerking. • Inspelen op thema’s die landelijk van belang zijn en bijvoorbeeld daar themabijeenkomsten voor de lokale platforms voor organiseren. De landelijke bijeenkomst over het thema ‘segregatie’ in november 2008 is hier een voorbeeld van. Als vervolg hierop werken de lokale platforms dit thema uit in het eigen werkplan. • Mede ontwikkelen van materialen en instrumenten op het gebied van ouderbetrokkenheid, zoals de meetlat ouderbetrokkenheid en een handleiding huisbezoeken. • Deelname aan landelijke congressen en landelijke bijeenkomsten welke relevant zijn voor het project. Lokale platforms In het projectplan wordt nadrukkelijk voorgesteld aansluiting te zoeken bij de gemeentelijke infrastructuur rond onderwijs en opvoeding: onderwijs- en welzijnsinstellingen, de lokale netwerken van allochtone groeperingen en de lokale partners van het LOM-samenwerkingsverband. Volgens het projectplan dienen lokale platforms op creatieve wijze te zoeken naar mogelijkheden voor afzonderlijke scholen om hun relatie met ouders gestalte te geven. Daarbij dient te worden aangesloten bij lokale initiatieven of succesvolle experimenten. Lokale platforms kunnen gaan functioneren als open communicatielijnen tussen het landelijke platform en scholen. Richting de scholen zouden de lokale platforms een doorgeefluik van geïnventariseerde of nieuw ontwikkelde producten kunnen zijn. Voor ouders die lastig contacten kunnen leggen met scholen vormen de lokale platforms het toegangskanaal tot de school en de leerkrachten. Het platform 17
zou samengevat hét loket zijn waar scholen en ouders terecht kunnen voor vragen (input) en tevens het distributiepunt voor het aanbod dat tot stand komt om in de lokale vraag te kunnen voorzien (output). Het lokale platform als lokaal schakelpunt tussen vraag en aanbod van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Binnen 30 gemeenten functioneren lokale platforms. Lokale platforms hebben de vorm van communicatie- en participatieteams, waarvan de deelnemers een directe relatie met een school of scholen trachten te hebben. Het projectteam ondersteunt de verschillende lokale platforms. Er worden regionale en landelijke bijeenkomsten georganiseerd om meer bekendheid te geven aan de werkzaamheden en acties van het project. Daarnaast worden landelijk een aantal dagen georganiseerd aan de hand van thema’s, beschikbare methodieken of de opbrengsten van afzonderlijke projecten. Projectfasering Het project heeft een looptijd van vier jaar. Scholen en schoolbesturen, ouders en ouderorganisaties zouden volgens het projectplan na deze periode over de instrumenten beschikken om hun partnerschap meer inhoud te geven. In een overdrachtsdocument wordt ten slotte vastgelegd hoe producten en activiteiten worden ondergebracht bij organisaties die daar op basis van doelstelling, werkwijze en belangstelling voor in aanmerking komen. Resultaten, overdracht en afsluiting van het project worden uiteindelijk met een slotconferentie bezegeld. De praktijk blijkt echter beduidend weerbarstiger. Het is duidelijk dat PAOO een innovatief project is waarvoor (nog) geen standaardaanpak beschikbaar is. Op basis van ‘tijdens-de-rit’ opgedane ervaringen moesten er een fors aantal aanpassingen in de projectaanpak worden doorgevoerd, opdat de platforms een rol kunnen (gaan) spelen in de relatie allochtone ouders en school.
3.2.4
Sterke en zwakke kanten van de projectopzet
Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de projectopzet, zoals die voortvloeien uit het projectplan? Allereerst mogelijk sterke kanten van het project: • Het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maatschappelijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en ook de betrokkenheid van de LOM-samenwerkingsverbanden is een kracht in dit project. • De jaarlijks opgestelde activiteitenplannen spelen flexibel in op actuele ontwikkelingen en ervaringen binnen het project. • Het project heeft aspecten/kenmerken van de beloftevolle ‘community benadering’. Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om effectiever te communiceren met achterstandsgroepen c.q. risicogroepen. Betrokkenen binnen een community worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen 18
•
van de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Het achterliggende idee is dat wanneer er draagvlak is voor het bereiken van bepaalde doelen, de kans groter is dat de beoogde resultaten worden bereikt en dat ze ook langer beklijven. Een ander belangrijk aspect van de community benadering is dat er wordt ingespeeld op de specifieke context en doelgroep: er is geen sprake van standaardwerk maar van maatwerk (Luijpers & Keijsers, 2001). De community benadering is in sectoren als het maatschappelijke opbouwwerk en in de internationale ontwikkelingshulp al geruime tijd grootschalig toegepast. De toepassing binnen de Nederlandse gezondheidsbevordering en het onderwijs is relatief recent (Alting, Bouwens & Keijsers, 2003; Harting & Assema, 2007). Het project wordt uitgevoerd over de verzuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen vernieuwend genoemd kan worden. Het Ministerie van OCW ondersteunt het project.
Mogelijke zwakke kanten van het project zijn: • De projectdoelen zijn niet SMART geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Dit maakt het lastig precies na te gaan in hoeverre de doelen zijn gerealiseerd1. • De inbreng van ouders als vrijwilligers vormt een onzekere factor bij het bepalen en initiëren van activiteiten. • Toegangsbarrières: mogelijke weerstanden bij concurrerende instellingen die het toetreden tot de markt belemmeren. • Weerstanden bij scholen om een samenwerkingsrelatie aan te gaan met de lokale platforms. • Weerstanden bij instellingen om nieuwe werkwijzen, producten en materialen van FORUM te implementeren in hun aanpak.
1 De (strategieën voor) gewenste (veranderingen in de) aanpak zijn in samenspraak met stakeholders al ‘lerend-op-weg’ ge(her)formuleerd, waardoor het ook moeilijk is vast te stellen of de doelen zijn gerealiseerd.
19
20
4 Functioneren projectteam en landelijk platform
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van het projectplan, notulen van de vergaderingen van het landelijk platform, beleidsnotities en gesprekken met betrokkenen het functioneren van het projectteam en het landelijk platform. We schetsen in paragraaf 4.2 globaal de opzet van het project. In paragraaf 4.3 geven we een beeld van het functioneren van het projectteam. Paragraaf 4.4 beschrijft het functioneren van het landelijk platform. Met de beschrijving van het functioneren van het projectteam en het landelijk platform worden onderzoeksvragen 2, 3 en 4 beantwoord.
4.2 Opzet van het project Het project omvat een projectteam van FORUM, een landelijk platform en lokale platforms in de grote gemeenten. Het projectteam ondersteunt het landelijk platform bij de uitvoeringsactiviteiten. Leden van het projectteam sturen de lokale platforms aan. De lokale platforms kunnen gebruik maken van verschillende instrumenten, zoals de PAOO-databank met methodieken en materialen en de PAOO-courant. De sectoren waarop het project zich richt zijn Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), basisonderwijs en voortgezet onderwijs binnen de 30 grootste gemeenten (G30). Het is de bedoeling dat de ervaringen en opbrengsten op landelijk niveau uiteindelijk beschikbaar komen voor de lokale platforms en de landelijke ouderorganisaties. Ouders en scholen kunnen daar dan hun voordeel mee doen. Daarnaast was het de bedoeling dat de vier landelijke ouderorganisaties aan het eind van het project voldoende in staat zouden zijn de belangen van allochtone ouders te behartigen. Dit zou mogelijk zijn binnen de structuur van de landelijke ouderorganisaties. In de loop van 2007 werd duidelijk dat enerzijds gezien de complexe problematiek, de omvang van de interventie van PAOO op gemeentelijk niveau, de benodigde intensieve ondersteuning en anderzijds de beschikbare capaciteiten van de landelijke ouderorganisaties, dat deze vier organisaties de opgebouwde kennis en infrastructuur van PAOO niet zouden kunnen overnemen. FORUM heeft dit in 2007 richting Ministerie van OCW gecommuniceerd.
21
4.3 Functioneren projectteam Het projectplan (PAOO, 2005) vermeldt dat het projectteam in de uitvoeringsactiviteiten het landelijk platform bijstaat. Samenstelling, benodigde deskundigheid, omvang en opzet van het projectteam zijn in het operationele plan bij de start van het landelijk platform nader bepaald. Voor de aansturing en beheersing van het project is een projectleider aangesteld. Deze was in de eerste fase verantwoordelijk voor het opstarten van het landelijk platform, het opstellen van een meer gedetailleerd uitvoeringsplan, alsook de invulling van de fasering van het vierjarige project, vaststellen van omschrijvingen van op te leveren criteria en – in een latere fase – van producten en nadere concretisering van de te bereiken resultaten. Tevens stuurde de projectleider de verdere uitvoering aan, zorgde voor het jaarlijkse activiteitenplan, de driemaandelijkse voortgangsrapportages en voor de afspraken en terugkoppeling naar de partners en het Ministerie van OCW. Opstarten landelijk platform Er is bij de leden van het projectteam zeer veel tijd gaan zitten in het vinden van geschikte leden voor het landelijk platform en de lokale platforms. De projectmedewerkers hebben om te beginnen gebruik gemaakt van hun eigen netwerken om ouders te vinden met uiteenlopende etnische achtergronden, met kinderen in diverse onderwijssectoren en een voldoende beheersing van de Nederlandse taal die op vrijwillige basis zich willen inzetten voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. In elke grote gemeente zijn twee à drie introductiebijeenkomsten voor ouders en relevante organisaties georganiseerd. Het is het projectteam in relatief korte tijd gelukt om gemotiveerde leden te werven. In juni 2006 vond in Den Haag de landelijke presentatie plaats van het landelijk platform met 29 leden en 5 lokale platforms. Eind 2006 hadden 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente en eind 2007 waren 23 lokale platforms actief. Ouders sluiten zich aan bij een lokaal platform omdat zij zich kunnen vinden in de doelstellingen van PAOO en omdat de activiteiten aansluiten bij hun wensen en behoeften een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de ontwikkelingskansen van allochtone kinderen. De motivatie van leden is soms dat ze problemen ervaren in de communicatie met school over hun eigen kind; sommige ouders voelen zich gediscrimineerd, maar er zijn ook ouders die een bijdrage willen leveren om de kansen voor allochtone kinderen willen vergroten. Zij zijn zelf als kind naar Nederland gekomen, hebben in hun schoolloopbaan geen ondersteuning van hun ouders ontvangen en willen nu iets betekenen voor kinderen die in dezelfde situatie verkeren. Soms blijken de wederzijdse verwachtingen van de ouders en het projectteam niet duidelijk op elkaar te zijn afgestemd en trekken leden zich terug; ook blijkt soms dat na verloop van (korte) tijd wensen en behoeften kunnen veranderen, waardoor leden afha22
ken. Bij elk van de platforms vindt wel enige fluctuatie plaats, toch is er bij de meeste platforms sprake van een harde kern van actieve leden. Netwerkontwikkeling Naast de werving van de leden van de platforms heeft het projectteam geïnvesteerd in relaties met de ambtenaren onderwijs van de gemeenten, de wethouders, contacten met welzijnsinstellingen en andere relevante partners. Voor platforms die voldoende actieve leden hadden, minimaal 10, om van start te kunnen gaan, was het organiseren van een officiële presentatie de eerste echte activiteit. Hiervoor werden basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs uitgenodigd. Praktisch overal was er enthousiasme vanuit de gemeente (met uitzondering van Leiden) en gaf de wethouder van onderwijs het startschot voor het platform. Tijdens deze eerste bijeenkomsten waren er inhoudelijke debatten over thema’s die ouders en scholen na aan het hart liggen, zoals ouderbetrokkenheid, onderwijsondersteuning door ouders, Cito-toetsen en overgang PO-VO. Website De PAOO-website is onderdeel van de FORUM-website. Het is een informatieportal voor het gehele project. Daarop staan data van bijeenkomsten, verslagen, nieuwsberichten en achtergrondinformatie over het project. De website wordt jaarlijks ongeveer 9.000 keer bezocht en is daarmee het project met de meeste ‘hits’ op de FORUM-website. De website wordt continu geactualiseerd met informatie over nieuwe platforms, leden van de diverse platforms, de agenda’s van het landelijk platform en de lokale platforms, korte impressies en foto’s van bijeenkomsten en congressen. Op de website hebben alle platforms een eigen plek, waar ze informatie over bijeenkomsten op kunnen laten zetten, maar ook verslagen en specifieke informatie. Gezien het aantal reacties dat wekelijks bij FORUM binnenkomt, maken platformleden zelf ook veel gebruik van de website. Het gaat om vragen, mutaties en voorstellen voor het plaatsen van stukjes of verwijzingen. Ook zijn diverse documenten te downloaden van de website, zoals beleidsvoorstellen en -reacties en pdf’s van diverse door PAOO en partnerorganisaties uitgebrachte producten. Ook is er de rubriek ‘Goed om te weten’, waar een aantal praktische tips staan die voor personen en organisaties die bezig zijn met ouderbetrokkenheid van belang kunnen zijn. Ondersteuning functioneren lokale platforms Vanaf de oprichting maakt ieder lokaal platform, ondersteund door de projectmedewerker, een jaarplan met daarin een beschrijving van geplande activiteiten en een tijdspad. Deze jaarplannen worden uitgewerkt binnen de grote lijnen van het door het 23
Ministerie van OCW geaccordeerde PAOO activiteitenplan Alle activiteiten worden voorbereid door de projectmedewerker in samenwerking met de leden. Gemiddeld hebben de lokale platforms maandelijks een bijeenkomst, maar de zeer actieve platforms komen wekelijks bij elkaar. De mate van ondersteuning door de projectmedewerker hangt af van het aantal actieve leden, de capaciteiten van de leden en de beschikbare tijd. Ontwikkeling functioneren lokale platforms Na de eerste officiële activiteit hebben de platforms een inventarisatie gemaakt van de thema’s die de leden als problematisch ervaren rondom ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie en de schoolloopbaan van hun kinderen. Vanuit de gedachte dat ouders een grote behoefte hebben aan meer informatie over onderwijsgerelateerde thema’s, hebben de platforms vervolgens debatten en informatieavonden georganiseerd voor ouders en scholen in betreffende gemeenten. Hierbij kwamen onderwerpen zoals VVE, overgang PO-VO, schooluitval, etc. aan de orde. Dit is een goede manier gebleken om de lokale platforms bij relevante partners een gezicht te geven. Het heeft er in de meeste gemeenten toe geleid dat meer ouders zijn toegetreden tot het platform en het platform heeft laten zien dat het een spreekbuis vormt voor allochtone ouders. In de praktijk blijkt het echter voor de platforms een hele opgave om de zogenaamde ‘moeilijk bereikbare’ ouders te betrekken bij de school en het onderwijs. Deze ervaringen hebben ertoe geleid dat PAOO eind 2007 een andere weg is ingeslagen. In de visie van PAOO geeft de school het kader aan voor ouderbetrokkenheid; een individuele ouder kan het beleid en de aanpak van de school niet veranderen, maar een school bepaalt de visie op ouders en de wijze waarop ze in de praktijk werken aan partnerschap met ouders. PAOO heeft daarom besloten om in 2008 de focus te richten op de samenwerking met scholen. PAOO ging werken aan het verminderen van blokkades voor een actieve rol van ouders door bij scholen het perspectief van communicatie met ouders in te brengen. Creëren randvoorwaarden participatie van ouders in het project Het projectteam tracht de randvoorwaarden te creëren waardoor de ouders hun werkzaamheden in het lokale of landelijk platform op een prettige manier in een goed klimaat en goed georganiseerde setting kunnen uitvoeren, met duidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden en over welke ‘beloning’ men ontvangt. Het stimuleren en motiveren van de vrijwillige leden vergt veel inzet van het projectteam. Een verzwarende factor tijdens de eerste fase van het project was dat er nog geen voorlichtingsmateriaal was ontwikkeld om ouders ook schriftelijk te kunnen informeren. Van het projectteam werd daarnaast ook veel inzet gevraagd bij het verzamelen van methodieken, trainingen en andere materialen. Hiertoe is met onderwijsonder-
24
steunende instellingen, scholen, welzijnsinstellingen en steunfunctieorganisaties in de gemeenten contact gelegd en overleg gevoerd. Het projectteam tracht te zorgen voor een goede inbedding van de organisatie in het netwerk van aanpalende professionele instellingen. De lokale coördinatoren zorgen voor de deelname van of afstemming met gemeentelijke instanties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. Er is inmiddels een basis gelegd voor goede samenwerkingsrelaties, zowel landelijk als in de verschillende gemeenten. De platforms worden vaak benaderd door gemeenten, scholen, welzijns- en migrantenorganisaties voor verschillende zaken. Dit gaat om incidentele bijdragen aan bijeenkomsten, integratiedebatten, maar ook om meer structurele deelname aan een werkgroep ‘Passend Onderwijs’ of overleg van de Brede Scholen. Daarnaast zijn platforms ook benaderd om een bemiddelende rol te vervullen voor groepen ontevreden ouders over het onderwijs en de scholen. Begeleiding van lokale platforms Er zijn verschillende factoren die het ondersteunen van de lokale platforms zeer arbeidsintensief maken: • Een grote verscheidenheid aan niveaus bij de leden. De ondersteuning moet hierop afgestemd worden. Het vraagt ook veel om zowel hoogopgeleide als laagopgeleide ouders vast te houden vanwege verschillende verwachtingen omtrent de eigen rol. • Sommige leden doen voor het eerst vrijwilligerswerk en hebben weinig ervaring met vergaderen en organiseren. • De vrijwillige inzet van de leden heeft beperkingen. Je kunt niet van leden eisen dat ze op een bijeenkomst zijn of dat ze contacten met een school leggen. • Er zijn wisselingen in de samenstelling van de lokale platforms, waardoor voortdurende nieuwe leden ingewerkt moeten worden. • Verschillen in culturele achtergronden moeten overwonnen worden om goed te kunnen samenwerken. Daarnaast kost het continu tijd en inspanning om de vrijwillige leden enthousiast en gemotiveerd te blijven houden. De projectmedewerkers ervaren hun baan als ‘uitdagend’ en ‘zwaar’, omdat ze ieder zeven platforms begeleiden, veel onderweg zijn omdat ze door het hele land reizen en veel in de avonden en in de weekenden werken. Het komt regelmatig voor dat het ondersteunen van een platform stress oplevert, omdat relatief veel ‘onproductieve’ tijd gaat zitten in het oplossen van problemen in het interne functioneren van de platforms. De projectmedewerkers moeten steeds laveren tussen de doelen en centrale activiteiten van PAOO en de individuele wensen van de leden van de lokale platforms. De leden zijn soms vooral bezig met hun persoonlijke ervaringen en daarom vraagt het veel tact, inzicht en doorzettingsvermogen om het grotere belang onder de aandacht te houden. 25
Kadertrainingen Het projectteam heeft voor de platforms kadertrainingen georganiseerd met aandacht voor basisvaardigheden als samenwerken, doelen stellen en helder formuleren. Daarnaast hebben de leden van alle platforms een training communicatie, presentatie en debatteren gevolgd, naast een training over samenwerken met scholen. Voor een groot deel van de leden van de platforms was een goede voorbereiding nodig om het gesprek aan te gaan met professionals op een school. Verschillende trainers, geselecteerd op ervaring in het werken met allochtone vrijwilligers, zijn hiervoor ingezet. Een aantal trainers is niet positief beoordeeld door het PAOO-team en daarom moesten er weer andere trainers worden gezocht. In de praktijk blijkt dat er veel kaf onder het koren van de trainers zit en dat het lastig is goede trainers te vinden. Het projectteam heeft naast een pool van trainers ook een pool van deskundigen op het gebied van bijvoorbeeld schooluitval, medezeggenschap en het Nederlandse onderwijssysteem gevormd. Opzetten van een databank Een van de middelen om scholen te voorzien van good practises en methodieken op het gebied van de ouderbetrokkenheid onder allochtone ouders is de databank op de PAOO-website. In die databank staan diverse methodieken en initiatieven vermeld waar scholen en ouders gebruik van kunnen maken. Ook staan er voorbeeldscholen genoemd die zich succesvol hebben bewezen op het gebied van allochtone ouderbetrokkenheid. Het opzetten van de databank is volgens de medewerkers van FORUM een hele klus geweest waar erg veel tijd in is gestoken: het verzamelen van voorbeelden, contacten leggen met de organisaties daarachter, het beknopt beschrijven van de voorbeelden en het ontwikkelen van de CMS-applicatie achter de databank. Op vele manieren is geprobeerd de databank onder de aandacht te brengen: via de lokale platforms, via bijeenkomsten, via de PAOO Courant en via het algemene deel van de PAOOwebsite. Over het gebruik en de waardering van de databank kunnen we niet veel zeggen. In 2008 zou de databank worden geëvalueerd, maar toen bleek dat de site oudersbijdeles.nl zich op hetzelfde terrein bezighield, is besloten daarmee te gaan samenwerken. Uiteindelijk zou de databank van PAOO in oudersbijdeles.nl opgaan. Een eigen evaluatie was daarmee – zeker ook gezien de tijd die daar in zou gaan zitten – van de baan. Eind 2008, begin 2009 zijn concrete afspraken gemaakt over de voortgang en continuering van de databank. Wanneer het project wordt beëindigd zal de databank van PAOO opgaan in de databank van oudersbijdeles.nl.
26
4.4 Functioneren landelijk platform In het landelijk platform hebben voor de periode van twee jaar zitting: 22 ouders die kinderen hebben in het primair of voortgezet onderwijs, vertegenwoordigers van de vier landelijke ouderorganisaties, een vertegenwoordiger van de ISBO, een projectleider vanuit FORUM en een vertegenwoordiger van de LOM-samenwerkingsverbanden. Gehanteerde criteria bij de werving van ouders waren: interesse hebben in de problematiek, evenwichtige verdeling naar regio, sekse en etnische groep, kinderen hebben in het onderwijs (VVE, PO, VO), enige kennis hebben van het Nederlandse onderwijs, één keer in de zes weken een zaterdag actief willen deelnemen om zich in te zetten voor de multi-etnische doelen. Het landelijk platform heeft twee jaarcongressen en vier landelijke bijeenkomsten voor lokale platforms georganiseerd. De samenstelling van het landelijk platform is in de loop van de tijd voor ongeveer een derde vervangen. Indicaties optimaal functioneren landelijk platform Waar hangt het al dan niet optimaal functioneren van het landelijk platform mee samen? We onderscheiden negen aspecten die een indicatie geven van het functioneren van het landelijk platform (Smit, Van Esch & Tiebosch, 1998), te weten: 1. Doelen: de mate waarin er duidelijkheid is over de doelstellingen van het landelijk platform (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). 2. Participanten: de mate van invloed van betrokkenen op de voortgang van het landelijk platform. 3. Strategie: de mate van bruikbaarheid van de gehanteerde methoden en middelen om de gestelde doelstellingen van het landelijk platform te realiseren. 4. Functies: de mate waarin de gehanteerde strategieën leer-, kwalificatie- of socialisatiefuncties vervullen (‘leren leren’; het bijbrengen van kennis, houdingen en vaardigheden, die individuen in staat stellen arbeidsprestaties te verrichten; leren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het functioneren van het platform). 5. Bereik: de mate waarin de gehanteerde strategie mogelijkheden biedt een grotere doelgroep te bereiken dan waarvoor het landelijk platform (in eerste instantie) was opgezet. 6. Evaluatie: de mate waarin (in)formele evaluatiemomenten zijn ingebouwd om activiteiten te beoordelen en te verbeteren. 7. Belemmeringen: de mate waarin men positief omgaat met belemmeringen, waardoor de ontwikkeling van het landelijk platform niet stagneert. 8. Rol projectteam: de mate waarin het landelijk platform verzekerd is van de steun van het projectteam. 9. Voortgang: de mate waarin binnen een redelijk tijdsplan de doelstellingen worden gerealiseerd.
27
De criteria zijn zowel toegepast op basis van (subjectieve) informatie die tijdens de interviews is verstrekt door de betrokken, als door objectieve gegevens die gebaseerd zijn op basis van de beschikbare documenten (zoals plannen, verslagen en notulen).
4.4.1 Doelen Het doel van het project is dat allochtone ouders zich meer betrokken en beter vertegenwoordigd voelen binnen de huidige onderwijsstructuren, zowel op landelijk, lokaal als schoolniveau. Ouders dienen zelf in staat te zijn hun betrokkenheid en belangenbehartiging op school en via de ouderorganisaties duurzaam vorm te geven. Scholen weten allochtone ouders te bereiken via instrumenten en hulpmiddelen die voor hen snel en eenvoudig zijn te vinden en die toegesneden zijn op hun situatie. Binnen de school dient ruimte en erkenning te zijn voor diversiteit (PAOO, 2005). Het landelijk platform heeft de gewenste doelen van het project geoperationaliseerd in vijf thema’s (Landelijk Platform, 2008a): • Vergroten partnerschap tussen allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties met betrekking opvoeding en het onderwijs. • Bevorderen van de zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere communicatie tussen ouders en scholen. • Participatie van allochtone ouders binnen bestaande infrastructuren van ouderorganisaties. • Overdragen van informatie/producten aan ouderorganisaties en scholen. • Evaluatie van de resultaten. Vergroten partnerschap allochtone ouders, scholen, leerlingen en organisaties In de visie van het landelijk platform, die in 2007 is uitgewerkt in een visiedocument, staat het werken aan een goede samenwerking tussen ouders en school centraal in de aanpak van PAOO. Het gaat daarbij om samenwerking op individueel niveau van ouders en leerkrachten rondom de ontwikkeling van het kind, maar ook om het samenwerken in de schoolorganisatie. Het bevorderen van partnerschap tussen ouders en school is de kern van het werk van de lokale platforms. Een van de hoofdthema’s van het landelijk platform is het versterken van deelname van allochtone ouders aan medezeggenschapsraden. Hiermee wordt gewerkt aan het realiseren van het doel van PAOO dat meer ouders grip krijgen op de besluitvorming op scholen. Het landelijk platform heeft de hieronder staande thema’s op de agenda gezet en streeft daarmee naar de volgende aangegeven resultaten: • Invoering ‘meetlat ouderbetrokkenheid’. Het landelijk platform ontwikkelt met de VO-raad en de NKO een meetlat ouderbetrokkenheid. De lokale platforms komen 28
•
•
in de praktijk scholen tegen met een hoge mate van betrokkenheid en participatie van ouders. Deze scholen worden opgenomen in de databank, maar PAOO wil meer erkenning voor scholen die zich sterk maken voor betrokkenheid van àlle ouders. Omdat scholen in de praktijk weinig zicht hebben op de aanpak van andere scholen, wil PAOO door meer aandacht te geven aan deze goede voorbeelden scholen stimuleren zich hieraan op te trekken. De PO-raad denkt samen met enkele scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs mee in een resonansgroep. Scholen en lokale platforms kunnen dit instrument, dat in de loop van 2009 wordt geproduceerd en gepresenteerd, gebruiken. Als aanvulling hierop werkt PAOO aan een handleiding waarmee scholen zich verder kunnen ontwikkelen op het gebied van ouderbetrokkenheid. Stimuleren van huisbezoeken. PAOO ontwikkelt een handleiding huisbezoeken omdat ze heeft geconstateerd dat het uitvoeren van huisbezoeken een bijzonder effectief instrument is om de communicatie tussen leerkrachten en (moeilijk bereikbare) ouders te verbeteren. Scholen die dit instrument inzetten geven aan dat ouders zelf meer het contact met de leerkracht zoeken; het levert leerkrachten meer inzicht op in de sociale context van het kind en enkele geïnterviewde leerkrachten geven aan dat door de huisbezoeken de sfeer in de klas positief is beïnvloed. Toch zijn niet alle scholen – die moeite hebben in het bereiken van ouders – overtuigd van de effectiviteit hiervan en er bestaat vaak weerstand bij directie en teamleden om tot invoering over te gaan vanwege de grote tijdsinvestering en soms ook het gevoel van onveiligheid bij leerkrachten. In de handleiding wordt beschreven hoe scholen die met dit instrument werken dit hebben ingevoerd en wat hun ervaringen zijn. Hiertoe zijn interviews met een aantal scholen gehouden. Het lokaal platform Almere heeft met succes een basisschool geadviseerd om huisbezoeken in te voeren en ouders te betrekken bij gemeentelijk beleid gericht op het bevorderen van gemengde scholen. In 2008 is het tegengaan van segregatie in het onderwijs een belangrijk aandachtspunt voor PAOO geworden, nadat staatssecretaris Dijksma PAOO heeft verzocht hierbij een rol te gaan spelen. Met een landelijke bijeenkomst voor voorzitters van de platforms in 2008 en verdiepingsbijeenkomsten van het projectteam en platforms met externe deskundigen van Stichting Kleurrijke Scholen, het Kenniscentrum Gemengd Onderwijs en de Ambassadeur Gemengd Onderwijs zijn de mogelijkheden verkend die lokale platforms hebben om in hun gemeenten een bijdrage te leveren aan het bevorderen van gemengd onderwijs. De activiteiten die platforms daartoe oppakken verschillen van platform tot platform. De platforms Nijmegen, Amsterdam en Dordrecht zijn zeer betrokken bij dit thema en hebben al initiatieven ontplooid. Momenteel ontwikkelt het projectteam een hand-out voor de leden van de lokale platforms om het vraagstuk van segregatie, dat zeer complex is, helder en overzichtelijk uiteen te zetten en de mogelijke rollen van een platform concreet te beschrijven. Met deze hand-out zullen platforms beter toegerust zijn om overleg te 29
•
•
voeren met gemeenten, scholen en schoolbesturen, en om andere ouders te kunnen voorlichten over segregatie en hun wellicht te bewegen een ouderinitiatief in hun gemeente op te zetten. Aandacht voor oudercontacten bij de lerarenopleiding. PAOO is van mening dat er op de opleidingen voor leerkrachten meer aandacht moet komen voor contacten met allochtone ouders. Dit vanuit de visie dat samenwerking tussen ouders en leerkrachten onontbeerlijk is voor een optimale ontwikkeling van het kind. In 2008 is een pilot ontwikkeld in samenwerking met vier Pabo’s om gastlessen voor aankomende leerkrachten te verzorgen over oudercontacten en interculturele communicatie. In het schooljaar 2008/2009 zijn in totaal tien gastlessen verzorgd voor circa 250 aankomende leraren en er staan nog enkele gepland. Het betrof hier studenten van de minor ‘urban education’ van het instituut Theo Thijssen te Utrecht, studenten van de katholieke Pabo Domstad, tweedejaars studenten van de lerarenopleiding Archimedes te Utrecht, Studenten van de Pabo in Deventer en studenten van de katholieke Pabo in Zwolle. De studenten en docenten geven aan dat de gastlessen voorzien in een grote behoefte, vooral omdat deze ouders praktijkervaringen van de communicatie tussen school en ouders inbrengen in de theorie. Daarnaast wordt in de gastlessen ook aandacht besteed aan belemmeringen voor betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Deze ervaringen zijn door PAOO in kaart gebracht. Aan het eind van het schooljaar 2008-2009 wordt de pilot geëvalueerd en wordt een vorm gezocht om de aandacht voor contacten met allochtone ouders structureel in te bouwen binnen de Pabo’s. Bevorderen instroom allochtone leerkrachten. Dit laatste thema heeft het landelijk platform uiteindelijk niet opgepakt, omdat het ministerie van OCW heeft aangegeven dat dit geen prioriteit is omdat er al veel initiatieven en projecten zijn gericht op het bevorderen van de instroom van allochtone leerkrachten.
Bevorderen zichtbaarheid van ouders, de toerusting van ouders en heldere communicatie tussen ouders en scholen In juni 2006, het eerste jaar van het project, heeft een landelijke presentatie plaatsgevonden in aanwezigheid van minister Van der Hoeven. In 2007 en 2008 is een jaarcongres georganiseerd waarbij informatie-uitwisseling en kennisoverdracht centraal stonden. Alle leden van PAOO konden daar naast een aantal plenaire inleidingen kiezen uit tien workshops. In 2007 was er een Lagerhuisdebat waar ouders, leerkrachten en politie met elkaar in discussie gingen over de verantwoordelijkheid van ouders en school inzake opvoeding op basis van de stelling ‘Thuis zijn ouders de baas, op straat de politie en op school de leerkrachten’. In 2008 ging het Lagerhuisdebat over ‘de wijze waarop scholen ouders informeren over de kwaliteit van de school en de ontwikkelingen van het individuele kind’. Dit debat leverde tips op om de ouderbetrokkenheid te vergroten. De staatssecretaris was bij beide congressen aanwezig.
30
Leden van het landelijk platform zijn gevraagd te participeren in landelijke congressen en bijeenkomsten. Een greep uit deze bijeenkomsten: • Het symposium ‘Ouders en school: een ijzersterk duo’ van de IJsselgroep. Het symposium was bedoeld om leraren, onderwijsmanagers en intern begeleiders handvatten mee te geven voor een gericht ouderbeleid. • Voorbereiding van en deelname aan de SER-conferentie over kansen voor allochtonen op de arbeidsmarkt. • Startbijeenkomst ‘Samenleven kun je leren’ georganiseerd door het ministerie van OCW. • Bijwonen van het startcongres ‘Kleurrijke scholen’ van de stichting Kleurrijke Scholen. • Bijwonen van de expertmeeting van KPC over het betrekken van ouders bij het onderwijs. • Bijwonen van een conferentie over etnische segregatie in het basisonderwijs. • Bijwonen van de VOO-expertmeeting in het kader van intentieverklaring schoolouderbetrokkenheid. • Organisatie van een bijeenkomst over de Cito-score en het schooladvies door FORUM en de Adviesraad Diversiteit en Integratie van de gemeente Amsterdam. • Bijwonen van de Expertmeeting ouderbetrokkenheid voortgezet onderwijs, georganiseerd door het ministerie van VROM. • Congres VO-raad ‘Verantwoord in beeld’. Horizontale verantwoording in uw schoolpraktijk. Twee leden hebben een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de workshop ‘verantwoorden is communiceren’ en een van de leden van het landelijk platform heeft deelgenomen aan de paneldiscussie met o.a. de staatssecretaris. • Conferentie van de VOO ‘Thuis op school’ over samenwerking tussen school en allochtone ouders. PAOO heeft hier een workshop verzorgd over de praktijk van de lokale platforms. Verder is PAOO vanaf het begin van het project regelmatig in het nieuws gekomen. Zo nu en dan in de landelijke media en veelvuldig in onderwijstijdschriften, in de lokale media en op internet. Onlangs heeft de voorzitter van PAOO Amsterdam de landelijke media gehaald met het aan de orde stellen van het toelatingsbeleid van de Amsterdamse basisscholen. De veranderingen die men met dit project beoogt, zijn veelal gerelateerd aan het participeren in netwerken (‘oudervriendelijke school’, ouders binnen bestaande infrastructuren van ouderorganisaties) en veranderingen in de omgeving van de school (lerarenopleidingen en ouderorganisaties) die een partnerschapsrelatie tussen allochtone ouders en school bevordert. Het is lastig precies vast te stellen of deze doelen en resultaten zijn gerealiseerd. Veranderingen in de relatie ouders, school en omgeving
31
kunnen in dit onderzoek dan ook niet op een objectieve manier wijze worden weergeven (vgl. Koelen e.a., 2001; Rytchetnik e.a., 2002).
4.4.2 Participanten Het landelijk platform bevordert het actieve meedenken van betrokkenen. Leden worden gestimuleerd om zelf onderwerpen te agenderen, om zelf met voorstellen te komen. De leden van het landelijk platform kunnen redelijk veel invloed uitoefenen op de voortgang van het platform.
4.4.3 Strategie Het landelijk platform hanteert in zijn aanpak een research-based strategie: gegevens uit onderzoeken dienen als basis en onderbouwing van beleidsprioriteiten. Daarnaast hanteert men een dialoog strategie om de informatie-uitwisseling tussen het landelijk platform en de lokale platforms te stimuleren. Voorzitters en actieve leden van de lokale platforms worden gestimuleerd zitting te nemen in het landelijk platform om zo een betere verbinding tot stand te brengen tussen lokaal en landelijk.
4.4.4 Functie landelijk platform De belangrijkste functie van het landelijk platform is geweest dat het een visie op samenwerking tussen ouders en school heeft vastgelegd in een visiedocument. De uitwerking van de meetlat ouderbetrokkenheid, de handleiding huisbezoeken en de gastlessen op de Pabo’s kunnen een stimulans vormen in het bevorderen van de samenwerking tussen school en ouders.
4.4.5 Bereik Het bereik van de strategie heeft zijn uitwerking op landelijk en lokaal niveau. Het landelijk platform heeft haar visie op samenwerking tussen ouders en school vastgelegd in een visiedocument en de samenwerking is verkend met een aantal partners, zoals de VO-raad en de AVS. De geformuleerde doelstellingen van het landelijk platform worden door de lokale platforms in de grote gemeenten uitgewerkt.
32
4.4.6 Evaluatiemoment Na een periode van twee jaar heeft het landelijk platform een evaluatiemoment ingebouwd om de tot dan ondernomen eigen activiteiten te beoordelen en zo nodig te verbeteren. Positieve en negatieve punten De leden van het landelijk platform signaleren met betrekking tot hun eigen functioneren onder meer de volgende positieve en negatieve punten (zie PAOO, 2008c): Positief • Samenwerking tussen en betrokkenheid van personen met uiteenlopende etnische achtergronden vanuit het gehele land. • Een groot deel van wat het landelijk platform heeft laten zien, komt voort uit vrijwilligerswerk. • De conferenties waren goed georganiseerd en werden goed bezocht. • De bekendheid van het landelijk platform is toegenomen. • Grote inzet van de actieve leden. • Er zijn contacten gelegd met veel andere organisaties. • Goede informatieverstrekking via onder meer de website en de databank. • Er is veel gedaan aan visieontwikkeling. Negatief • Onvoldoende betrokkenheid van diverse leden. • Verloop in de samenstelling van de leden van het landelijk platform. Daar staat tegenover dat 14 van de 22 ouderleden van het eerste uur nog steeds lid zijn. De agendacommissie van het landelijk platform bestaat uit 7 leden waarvan 6 vanaf de start bij het landelijk platform zijn betrokken. • Communicatie en afstemming van activiteiten tussen landelijk platform en lokale platforms behoeft aandacht. • Weinig initiatieven vanuit de leden. • Te weinig diepgang in discussies. • Onvoldoende kennis van actuele relevante ontwikkelingen. • Geen visie op belangrijke problemen. • Weinig (zicht op) concrete resultaten van het project. • Onvoldoende bekendheid met de ontwikkelde materialen bij de leden. Op basis van de zelfevaluatie stelt het landelijk platform de volgende werkwijze ter verbetering voor: • Er is een werkgroepje ‘Werving’ samengesteld om scholen met een ouderraad en ouders die de algemene ouderavond bezoeken persoonlijk te benaderen om zitting te nemen in het landelijk platform. • Criteria opstellen waaraan de nieuwe leden dienen te voldoen. 33
•
Er wordt aan de verbinding tussen landelijk platform en de lokale platforms gewerkt door enerzijds actieve, capabele leden van lokale platforms te vragen of ze willen participeren in het landelijk platform. Anderzijds zijn in 2008 drie bijeenkomsten georganiseerd waarbij leden van het landelijk platform en voorzitters van de lokale platforms bijeen waren.
4.4.7 Rol ondersteuning van het project Uit de evaluatie door het landelijk platform kwam naar voren dat het projectteam een belangrijke ondersteunende rol heeft gespeeld bij het functioneren van het landelijk platform.
4.4.8 Capaciteitsproblemen projectteam Het projectteam heeft door de niet-geplande intensievere begeleiding van de platforms, beperktere capaciteit overgehouden voor het inventariseren, beoordelen en implementeren van methodieken en materialen voor de databank. De producten die het project ter beschikking zou stellen, dienden helder en toegankelijk te zijn en bruikbaar voor zowel scholen als ouders. Uit de gevalsstudies blijkt dat niet alle producten aan deze criteria voldoen. Ook voor het geven van trainingen aan schoolteams, schoolbesturen, landelijke en lokale onderwijsondersteunende organisaties was minder capaciteit beschikbaar. Regelmatig komen verzoeken hiertoe binnen bij het projectteam, maar het ontbreekt aan de menskracht om op alle verzoeken in te gaan. Door bovengenoemd capaciteitsprobleem is het projectteam ook onvoldoende toegekomen aan het voorbereiden van lokale trainers op trainingen voor de leden van de lokale platforms.
34
5 Functioneren projectteam en lokale platforms
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van beleidsnotities van het projectteam, projectplannen van de platforms en gesprekken met leden van het projectteam het functioneren van de lokale platforms. In paragraaf 5.2 presenteren we de ambities van het projectteam. Paragraaf 5.3 geeft een beeld van de start van de lokale platforms. Met de beschrijving van het functioneren van lokale platforms worden onderzoeksvragen 3 en 4 beantwoord.
5.2 Ambitie projectteam Het projectteam heeft de ambitie geformuleerd om de op te starten lokale platforms uit te laten groeien tot een groep allochtone ouders rond onderwijs en ouderparticipatie, een groep die breed gewaardeerd wordt vanwege haar deskundigheid en inhoudelijke inbreng en die is ingebed in de stedelijke structuur. Op drie niveaus zou de duurzaamheid bewerkstelligd moeten worden (PAOO, 2008a, 2009): • De lokale platforms gaan samenwerkingsrelaties aan met scholen om de knelpunten voor ouderbetrokkenheid aan te pakken en zo de ouderbetrokkenheid op die scholen te vergroten. Ook zou op de scholen gewerkt worden aan een grotere participatie van allochtone ouders in de ouderraad en de medezeggenschapsraad. • De lokale platforms werken samen met de gemeente, met welzijnsorganisaties en/of bijvoorbeeld met het Centrum voor Jeugd en Gezin. In praktisch alle platforms is sprake van een goede samenwerking en wordt de ervaringsdeskundigheid van de leden over ouderbetrokkenheid en andere thema’s rondom onderwijs en allochtone leerlingen gewaardeerd. • Met de landelijke ouderorganisaties wordt gewerkt aan de inbedding op landelijk niveau. Door de samenwerking binnen PAOO krijgen deze organisaties meer kennis en inzicht in de thema’s die prioritair zijn voor deze groep ouders. Dit stelt hen in staat beter de belangen van deze ouders te behartigen. Ook krijgen meer allochtone ouders informatie over de activiteiten van deze organisaties en zullen eerder bij hen aankloppen.
35
5.3 Start lokale platforms 5.3.1 Activiteiten en samenwerking In 2006 zijn de leden van het projectteam gestart met het werven en oprichten van lokale platforms in de G30. In eerste instantie was er nog geen voorlichtingsmateriaal. In de loop van 2006 is een algemene folder ontwikkeld en eind 2007 is voor alle platforms een folder geschreven met specifieke kenmerken van het platform en de gemeente. Het oprichten van lokale platforms liep gefaseerd door tot 2008. In Leeuwarden, Maastricht en Groningen zijn in 2007 en 2008 pogingen gedaan een platform te starten, maar vanwege de teleurstellende resultaten is besloten hiervan af te zien. In deze steden is sprake van een relatief laag percentage allochtonen; in Maastricht maken ouders die niet tevreden zijn over het onderwijs bovendien gebruik van de mogelijkheid om hun kind in België naar school te laten gaan. Op verzoek van de gemeenten Almere, Roermond en Veendam zijn daar inmiddels platforms van start gegaan ter vervanging van de steden waar de werving niet leidde tot voldoende actieve leden. Verzoeken om in Hilversum, Nieuwegein, Delfzijl, Oss, Cappelle aan de IJssel, Zutphen en Maarsenbroek een lokaal platform te starten, konden niet worden gehonoreerd omdat het maximum aantal van 30 platforms was bereikt. Ook vanuit Gouda is meermalen de vraag om een platform gekomen. PAOO heeft daar enkele gesprekken gevoerd en als voorwaarde gesteld dat er lokaal een samenwerkingspartner moest zijn om gezamenlijk het platform van de grond te tillen. Provinciaal steunpunt Meander waarmee overleg is geweest, heeft echter aangegeven dat zij die rol niet kon vervullen. Dit en het feit dat OCW in 2008 heeft aangegeven dat PAOO zich moest beperken tot 30 platforms heeft ertoe geleid dat in Gouda geen platform van de grond is gekomen. Tenslotte heeft provinciaal adviesbureau Palet in opdracht van de provincie Noord-Brabant en in samenwerking met PAOO pogingen ondernomen om in Roosendaal en Bergen op Zoom een lokaal platform in te stellen. Tot nu toe zijn de platforms daar nog niet echt van de grond gekomen. De verzoeken om de oprichting van een platform kwamen van een school, ouders, een welzijninstelling, migrantorganisatie en/of de gemeente. De leden van de platforms kregen van FORUM de beschikking over ‘standaard’ voorlichtingsmateriaal voor ouders, directies, en teamleden van scholen (PO en VO). Daarnaast is veel geïnvesteerd in het geven van trainingen rondom het samenwerken binnen het platform en het aangaan van samenwerking met scholen. De vrijwilligers in de lokale platforms krijgen een reis- en onkostenvergoeding. Ten behoeve van het opstarten van platforms is, zoals voorgesteld in het projectplan, gebruik gemaakt van de bestaande netwerken (FORUM, migrantenorganisaties, on36
derwijs- en welzijnsorganisaties) om leden voor platforms te werven en contacten te leggen binnen gemeenten. Men speelde in op de behoeften van de lokale gemeenschap. Het projectteam heeft ook gezorgd voor afstemming met gemeentelijke instanties en instellingen voor onderwijs en opvoeding. De aanpak van de platforms sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie in de gemeenten. De platforms hebben veelal eerst bestaande initiatieven geïnventariseerd, hiaten opgespoord en nieuwe initiatieven in gang gezet, zoals huiswerkbegeleiding en het introduceren van rollenspelen voor aspirant-leden van ouderraden en medezeggenschapsraden, gebruik makend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid en faciliteiten. Dit ging niet in alle gemeenten even gemakkelijk, omdat het begeleidingslandschap vaak al sterk verdeeld en verkaveld was. Dit geldt vooral voor de grote steden. Een belangrijk element in de strategie van platforms was het stimuleren van politieke betrokkenheid bij het project: draagvlak zoeken voor het project onder de stakeholders in de gemeenten, waaronder de politiek, is van belang voor het slagen van een project. Bij de start is altijd contact gezocht met de ambtenaar verantwoordelijk voor onderwijs en de wethouder is in iedere gemeente uitgenodigd voor de officiële presentatie van het platform aan scholen, ouders en relevante organisaties. In praktisch alle gevallen waren de wethouders onderwijs zeer ingenomen met de oprichting van een georganiseerde groep allochtone ouders met de ambities om de samenwerking tussen school en ouders te verbeteren. Na de start in 2006 is ook in 2007 en 2008 gewerkt aan uitbreiding van het aantal leden per platform. Het mobiliseren van voldoende ouders, die zich voor een langere tijd actief kunnen en willen inzetten in een gemeente voor de optimalisering van onderwijskansen van allochtone kinderen, is een activiteit die het PAOO-team veel tijd en energie kost. Vanaf de start van het project was het samenwerkingsverband van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) een samenwerkingspartner van PAOO. De zeven volgende samenwerkingsverbanden werken gezamenlijk aan het versterken van de maatschappelijke positie van verschillende etnische minderheidsgroepen: • Inspraakorgaan Chinezen (IOC); • Inspraakorgaan Turken (IOT); • Lize, overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen; • Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN); • Surinaams Inspraak Orgaan (SIO); • Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland (SMN); • Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON). SMN was de verbindende schakel tussen PAOO en de LOM-samenwerkingsverbanden. Overleg tussen PAOO en de LOM in de beginperiode heeft ertoe geleid dat de financiële bijdrage die iedere LOM-partner ontving in het kader van PAOO gezamen37
lijk werd ingezet. Hiervoor is medio 2007 een medewerker aangesteld door de LOM die werd ingezet binnen PAOO. Voor de werving gebruikte PAOO de volgende kanalen: • gesprekken met gemeenten, scholen en lokale welzijnsorganisaties; • samenwerking met organisaties die met vrijwilligers werken; • bezoeken van bijeenkomsten om persoonlijk potentiële leden te spreken; • adverteren in de nieuwsbrief en schoolkrant van scholen; • mailing naar scholen; • adverteren in lokale kranten; • via de LOM-samenwerkingsverbanden naar zelforganisaties. In de praktijk bleek het werven via de netwerken van de platforms en het adverteren in lokale kranten de meeste leden op te leveren. Scholen hebben vaak beperkte tijd en zelf ook al moeite om ouders te activeren voor activiteiten op school. De werving via zelforganisaties heeft niet veel nieuwe leden opgeleverd. De actieve achterban van de zelforganisaties participeert namelijk vaak elders al als vrijwilliger en heeft geen ruimte om ook nog actief te worden binnen PAOO. Er is in 2008 contact gelegd met bijvoorbeeld ‘duizend en een kracht’ van Movisie, een project dat landelijk allochtone vrouwen activeert voor vrijwilligerswerk. Tot nu heeft dit geen nieuwe leden opgeleverd.
5.3.2 Wijzigingen in de projectuitvoering Uitgave PAOO Courant In de loop van 2007, op weg naar het jaarcongres van juni 2007, werd duidelijk dat er een medium naast de website ontwikkeld moest worden waarlangs de resultaten, ervaringen, inzichten en reikwijdte van PAOO konden worden gecommuniceerd naar een breed publiek. Een medium dat tastbaar, aantrekkelijk, zakelijk en inspirerend tegelijk moest zijn. Een medium waarin zowel de leden van de lokale platforms, professionals op scholen, ambtenaren van gemeenten, politici en anderen die (in potentie) betrokken zijn bij PAOO zich zouden kunnen vinden. Het eerste exemplaar van de PAOO Courant is tijdens het jaarcongres aangeboden aan staatssecretaris Sharon Dijksma. Vanaf het allereerste begin is de PAOO Courant een groot succes gebleken. Inmiddels zijn drie uitgaven verschenen met een gezamenlijke oplage van 13.000 exemplaren die onder andere naar alle basisscholen in de steden met lokale platforms zijn gestuurd. Van de laatste PAOO Courant zijn zelfs 1.000 exemplaren bijgedrukt om aan de behoefte te voldoen.
38
De PAOO Courant wordt verspreid onder alle platforms en lokale partners, samenwerkende organisaties, gemeenten (wethouder, beleidsambtenaren), scholen en schoolbesturen in platformsteden, politici lokaal en landelijk, welzijnsinstellingen, migrantenorganisaties, bestuursorganisaties, ministeries, en media. Verder zijn er vaak verzoeken van individuen en organisaties om een exemplaar. Uitwisseling ervaringen lokale platforms Op verzoek van de lokale platforms zijn in 2008 drie regionale uitwisselingsbijeenkomsten georganiseerd. De platforms hadden behoefte aan onderlinge uitwisseling over het verloop van de samenwerking met scholen. Aan de regiobijeenkomsten hebben 160 personen deelgenomen. De leden van het landelijk platform hebben ook deelgenomen en zo meer zicht gekregen op de praktijk van de lokale platforms als het gaat om de samenwerking met scholen. De tips en aanbevelingen van die bijeenkomsten zijn gebundeld en naar alle leden gestuurd. Naast deze vormen van uitwisseling georganiseerd door FORUM, hebben de Twentse platforms zelf enkele overleggen georganiseerd. Ook heeft een enkel platform een eigen website naast de PAOO-website, maar in de praktijk kost het de leden teveel tijd om deze actueel te houden. Verdere contacten tussen de platforms zijn nog redelijk schaars. De ‘linking pin’ wordt gevormd door de projectmedewerkers, zij brengen ervaringen van het ene platform in bij een ander. Uitwisseling ervaringen met en tussen oudercontactpersonen Oudercontactpersonen in het basis- en voortgezet onderwijs hebben een veelzijdige taak. Zij vormen een brug tussen school, ouders en leerling, organiseren ouderactiviteiten en adviseren de school over ouderbeleid. Het projectteam heeft landelijk een inventarisatie gemaakt van de oudercontactpersonen in de steden waar lokale platforms actief zijn. Deze oudercontactpersonen zijn vanwege hun ervaring met ouders en onderwijs uitgenodigd voor de regionale bijeenkomsten waar een kennismaking heeft plaatsgevonden. Tijdens de derde regionale bijeenkomst, waar vooral de platforms uit de grote steden bij elkaar waren, was er daarom in de middag een aparte workshop waarbij uitwisseling tussen de oudercontactpersonen onderling centraal stond. Ook werd ingezet op de samenwerking tussen de lokale platforms en de oudercontactpersonen. De bijeenkomsten hebben ertoe bijgedragen dat er wederzijds meer inzicht is ontstaan in de werkvelden, maar ook hebben enkele oudercontactpersonen zich aangemeld voor het lokaal platform. Deze samenwerking zal in 2009 op stedelijk niveau verder geconcretiseerd worden, waarbij het de bedoeling is dat het lokaal platform via deze oudercontactpersonen toegang kan krijgen tot de school waar zij werken en ook tot de ouders op die scholen.
39
Samenwerking met scholen Eind 2007 heeft het projectteam van PAOO een (nieuwe) koers ingezet om (gericht) de samenwerking aan te gaan met scholen en zo samen met hen de belemmeringen voor actieve ouderbetrokkenheid weg te nemen. In 2008 is gebleken dat het realiseren van deze concrete samenwerkingsverbanden tussen de lokale platforms en scholen geen gemakkelijke opgave is, maar dat er wel successen zijn geboekt. De bedoeling is dat 2009 een jaar van consolidatie en verdieping van deze aanpak wordt, gebruikmakend van de opgedane ervaringen. In 2008 hebben 29 platforms contacten gelegd2 met in totaal 148 basisscholen, 65 scholen voor het voortgezet onderwijs, 2 ISK’s en 6 Pabo’s. In de meeste gevallen hebben er behalve oriënterende gesprekken ook bijeenkomsten plaatsgevonden om de toekomstige samenwerking te bespreken en nader uit te werken. In slechts enkele gevallen hebben de scholen te kennen gegeven niet in (verdere) samenwerking geïnteresseerd te zijn. De scholen stelden zich echter passief op, stelden het maken van vervolgafspraken uit en namen niet deel aan algemene evenementen, zoals rondetafelgesprekken en debatten. Door dit soort factoren kreeg de samenwerking in de praktijk nauwelijks gestalte. In iets minder dan de helft van de gevallen hebben de aanvankelijke contacten op basis- en VO-scholen geresulteerd in concrete actie, in de vorm van onder meer advisering aan scholen op praktisch of beleidsmatig gebied, voorlichtings- en bewustwordingsbijeenkomsten voor ouders en/of leerkrachten, training van leerkrachten, en de instelling en inrichting van ouderkamers. In een beperkt aantal gevallen zijn er meer structurele/permanente verbeteringen uit voortgekomen, zoals de aanstelling van oudercontactpersonen, de organisatie van huiswerkclubs en de benoeming van allochtone ouders als MR- of GMR-lid. Hiernaast liggen er met nog een kwart van de basisscholen en 15% van de VO-scholen concrete plannen voor actie in de nabije toekomst. De samenwerking met de Pabo’s heeft onder meer gestalte gekregen in het geven van gastlessen aan Pabo-studenten door platformleden op drie Pabo’s en een tweedegraads lerarenopleiding en in plannen hiervoor met twee Pabo’s, en representeert een eerste stap in de richting van aandacht voor interculturele communicatie met ouders als vast onderdeel in het curriculum van Pabo’s. Samenwerking met Algemene Vereniging Schoolleiders Als reactie op de moeizame samenwerking tussen de platforms en scholen in veel gemeenten heeft het projectteam contact gelegd met de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) vanuit de gedachte dat zij, door de schoolleiders te stimuleren tot samenwerking, de platforms een steuntje in de rug zouden kunnen geven. De AVS 2 In de praktijk hebben de platforms met veel meer scholen geprobeerd in contact te komen, maar deze initiatieven werden al in een vroeg stadium afgekapt.
40
vindt educatief partnerschap tussen ouders en school belangrijk voor de kwaliteitszorg van de school. Eind 2008 heeft overleg tussen PAOO en de AVS geleid tot een pilot waarbij de AVS acht scholen in Enschede en Hengelo stimuleert tot samenwerking. Zijn deze scholen bereid tot samenwerking, dan ondersteunen AVS en PAOO hen in het vormgeven van een duurzame samenwerkingsrelatie met ouders. De pilot loopt tot eind 2009, waarna beide partijen gezamenlijk evalueren wat de resultaten zijn van deze extra inzet. Op basis van de resultaten wordt besloten of deze aanpak ook voor de andere platforms effectief zou kunnen zijn. Presentaties op studiedagen en werkconferenties Lokale platforms en het PAOO-projectteam hebben in 2008 diverse keren op verzoek workshops voor leerkrachten en schoolstaf georganiseerd en uitgevoerd op het gebied van ouderbetrokkenheid en samenwerking tussen school en ouders. Hiervoor zijn ad hoc, ‘op maat’, modules ontwikkeld. • Een workshop ‘omgaan met allochtone ouders’ tijdens de studiedag van NUOVO – stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Utrecht – verzorgd door PAOO Utrecht (1e kwartaal 2008). • Een werkconferentie georganiseerd door FORUM voor scholen uit het primair en voortgezet onderwijs om in kaart te brengen welke thema’s scholen belangrijk vinden bij de invulling van trainingen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in het kader het project ‘ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de gemeente’ van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Welzijn (januari 2008). • Twee workshops over taalontwikkeling en ouderbetrokkenheid voor vier scholen van schoolbestuur ‘de Zwerm’ in Den Haag (5 november 2008), een workshop voor leerkrachten van de voorschool en de groepen 1 en 2 en een workshop voor de leerkrachten van de midden- en bovenbouw. • Een workshop over het bereiken en motiveren van allochtone ouders voor het expertisenetwerk van oudercontactpersonen van Capabel in Amsterdam (2 december 2008). Circa 35 oudercontactpersonen hebben deelgenomen en gingen met persoonlijke actiepunten terug naar de werkvloer. • Twee workshops over het vergroten van ouderbetrokkenheid bij de Voor- en Vroegschoolse Educatie tijdens een studiedag van Sardes (12 november 2008). Dit betrof interactieve workshops waarbij de deelnemers ervaringen uitwisselen en PAOO suggesties en tips meegeeft voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. Iedere deelnemer heeft een actiepunt meegenomen naar de werkvloer. • Een workshop over communicatie met allochtone ouders en het belang van huisbezoeken op een conferentie over huisbezoeken georganiseerd door Stichting de Meeuw in Rotterdam (30 januari 2008). • Een workshop over het bereiken van moeilijk bereikbare ouders op een Studiemiddag georganiseerd door Vivaan in Oss (10 september 2008).
41
•
•
Een presentatie op een landelijke studieconferentie georganiseerd door de projectgroep WMS voor bestuur, management en leden van medezeggenschapsraden (2008). Enkele leden van lokale platforms en een FORUM-medewerker hebben informatie gegeven over de activiteiten van PAOO en specifiek over de participatie van allochtone ouders in de medezeggenschapsraden. Een onderwijsdag voor basisscholen georganiseerd door PAOO Den Haag in samenwerking met het Museon.
Voorlichtingsaanbod ouderparticipatie samen met landelijke ouderorganisaties Op een groot aantal scholen met een omvangrijke populatie allochtone ouders is behoefte aan een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de deelname van allochtone ouders aan vormen van ouderparticipatie. Tijdens een landelijke bijeenkomst medezeggenschap voor de PAOO-leden hebben verschillende platforms en landelijke ouderorganisaties een analyse gemaakt van de oorzaken van het geringe aantal allochtone ouders in medezeggenschapsraden. Een van de belangrijkste oorzaken is dat de stap om zitting te nemen in een MR voor veel (allochtone) ouders groot is. Na deze bijeenkomst in het voorjaar van 2008 is in samenwerking met LOBO een voorlichtingsbijeenkomst ontwikkeld voor allochtone ouders die geïnteresseerd zijn in deelname aan de MR. Hiermee zou de stap om daadwerkelijk in een MR zitting te nemen gemakkelijker te maken zijn. De leden van het lokale platform Venlo hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en deelgenomen aan de voorlichtingsbijeenkomst. Als resultaat hiervan zijn twee ouders toegetreden tot een medezeggenschapsraad. Naast de LOBO is ook met de VOO een aanbod ontwikkeld. Dit betreft het project ‘Voorschool voor allochtone ouders’ met trainingen voor ouders die actief willen worden in de ouderraad, de medezeggenschapsraad of bij de tussenschoolse opvang. Dit project is begin 2009 van start gegaan; de ambitie is om tot eind 2010 900 ouders te trainen. In de opzet van dit project is samengewerkt met PAOO, maar de verantwoordelijkheid en uitvoering van het project ligt bij de VOO, dat daartoe een subsidie van het Ministerie van OCW heeft ontvangen. In de uitvoering spelen de lokale platforms een rol in het informeren en toeleiden van allochtone ouders richting deze trainingen.
42
6 Gevalsstudies lokale platforms
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we 10 gevalsstudies van het functioneren van de lokale platforms. In paragraaf 6.2 presenteren we eerst globaal de inhoud van de werkplannen van de platforms. Paragraaf 6.3 geeft een beeld van het functioneren van de geselecteerde lokale platforms. Paragraaf 6.4 schetst de kwaliteit van het functioneren van de lokale platforms. In paragraaf 6.5 wordt de toegevoegde waarde van de platforms voor scholen besproken. Met de beschrijving van het functioneren van de gevalsstudies worden onderzoeksvragen 3 en 4 beantwoord.
6.2 Werkplannen In 2006 en 2007 lag in de werkplannen van de lokale platforms de nadruk op het initiëren van een mensgerichte cultuur binnen de platforms. Vervolgens is vanaf 2008 gestreefd te werken aan een meer resultaatgerichte aanpak binnen de lokale platforms (vgl. Quinn, 1988). Initiëren van een mensgerichte cultuur (2006-2007) Teamvorming in de zin van ‘een groep opbouwen’. De lokale platforms variëren qua aantallen leden en naar samenstelling. Bij een aantal platforms is melding gemaakt van ‘incidenten’, conflicten tussen platformleden, waarna er een wisseling van de wacht plaatsvond. • Scholing en intervisie. De lokale platforms maken nadrukkelijk werk van scholing en intervisie. Ouders volgens scholingscursussen en geven elkaar begeleiding of wisselen in ieder geval op een systematische wijze ervaringen uit en reflecteren daarover. FORUM-projectmedewerkers spelen daarin een positieve en stimulerende rol. •
Initiëren van een resultaatgerichte aanpak (2008) • Opbouw en consolideren van de platforms. De werving van actieve en betrokken ouders die het platform in de diverse gemeenten vorm kunnen geven. Er is een redelijk groot verloop onder de ouders. De helft van de leden is passief. Per platform is doorgaans een klein groepje ouders actief, variërend van 4 tot 8 ouders.
43
•
Contacten leggen met scholen. De platforms hebben geïnvesteerd in het leggen van contacten met scholen. Het aantal scholen waarmee contacten is gelegd varieert van een paar tot ongeveer tien, waaronder VVE-instellingen, basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Daarnaast zijn er doorgaans contacten met Pabo’s (stagiaires), vrijwilligersorganisaties (bijvoorbeeld Multi-club), lokale dienstverleningsinstellingen (zoals Palet, De Meeuw, De Twern) en landelijke ouderorganisaties om enerzijds zo een grotere groep ouders te bereiken om actief te worden in het platform en anderzijds om samenwerkingsrelaties aan te gaan met het onderwijsveld. Het is voor de platforms lastig om geschikte ouders te vinden, te boeien en te binden. Het ledental van de lokale platforms is dan ook dynamisch.
6.3 Functioneren geselecteerde lokale platforms Op basis van de gesprekken met leden van de tien lokale platforms, analyse van beschikbare documenten (plannen, verslagen, evaluaties, e.d.) en input vanuit het projectteam is een overzicht samengesteld waarin de meest saillante kenmerken (zo mogelijk kwantitatief) zijn samengevat. Deze gegevens, hebben betrekking op de situatie in 2008 en staan in Tabel 6.1 en in Tabel 6.2. Hierna volgt per kenmerk eerst een korte toelichting.
Tabel 6.1 – Centrale kenmerken van de lokale platforms Platform
Start
Aantal leden
Actieve leden
Werkplan
Activiteitenplan
Scholing
Vergaderingen
Almere Eindhoven Hengelo Leiden Nijmegen Rotterdam Schiedam Tilburg Utrecht Venlo
23-05-2007 01-11-2006 04-12-2006 27-02-2007 30-11-2006 08-11-2006 08-02-2007 13-12-2007 14-06-2007 22-01-2007
18-20 9-10 11 10 12 12-13 12 17 9-10 18-20
12 3-4 4-5 5 6 4-5 5 5-6 4-5 9-10
+ + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + +
2 1 2 1 1 0 2 1 1 3
20 9 10 12-16 12 9 10 17 10 12
44
Tabel 6.2 – Centrale kenmerken van de lokale platforms Platform
Almere Eindhoven Hengelo Leiden Nijmegen Rotterdam Schiedam Tilburg Utrecht Venlo
Aantal gerealiseerAantal benaderde Aantal contacten met de activiteiten met scholen (peildatum: 1e scholen (peildatum: 4e scholen kwartaal 2008) kwartaal 2008)
3 0 2 4 2 3 0 0 1 2
BO
VO
ROC
BO
VO
ROC
4 4 2 3 1 3 3 4 5 4
2 2 2 3 2 1 2 1 2 2
0 0 1 0 0 0 0 0 0 0
6 5 4 2 10 3 4 3 0 4
2 1 2 2 2 0 2 2 3 3
0 0 1 1 0 0 0 0 0 0
Zelfevaluatie verricht
+ + + + +/+ + + + +
6.3.1 Centrale kenmerken van de lokale platforms Start lokale platforms De meeste lokale platforms zijn gestart in 2007 met uitzondering van Eindhoven, Nijmegen en Rotterdam die al in 2006 met hun activiteiten zijn begonnen. De platforms hebben een informatieavond gehouden voor belangstellenden, tijdens welke is uitgelegd wat de doelstellingen zijn en getracht is ouders te werven die zich voor langere tijd willen inzetten voor het platform. Totaal aantal leden Het totaal aantal leden dat bij het platform ingeschreven staat varieert van minimaal 9 tot maximaal 20. Gemiddeld heeft een platform ongeveer 13 leden. Totaal aantal actieve leden Het totaal aantal actieve leden betreft het aantal personen dat niet alleen lid is, maar ook regelmatig deelneemt aan vergaderingen van het platform. Dit aantal varieert van 3 tot 13 actieve leden. Gemiddeld betreft dit ongeveer de helft van het totale aantal leden en heeft een platform dus 6 personen welke zich regelmatig inzetten. Werkplan Het projectteam van FORUM werkt jaarlijks de grote lijnen voor het volgende jaar uit in een activiteitenplan. De diverse lokale platforms geven in hun werkplan een eigen invulling aan voor de activiteiten wat betreft doelstellingen, werkwijze, beoogde
45
resultaten welke tijdsplanning en welke begroting hiervoor nodig is. Dit stelt het platform op voor de VVE, het basis- en voortgezet onderwijs. Scholing De scholing betreft het aantal keer dat een platform gebruik heeft gemaakt van door PAOO aangeboden scholing (i.e. een volledige cursus), bijvoorbeeld op het gebied van communicatie. Het doel is de deskundigheid van de leden wat betreft hun werkzaamheden voor het platform te bevorderen. De lokale platforms hebben gemiddeld twee keer scholing gehad in 2008. Aantal vergaderingen per jaar Vergaderingen zijn belangrijk voor de continuïteit van een platform. Leden hebben de mogelijkheid om samen te overleggen en nieuwe activiteiten te organiseren om de gestelde doelstellingen te behalen. Gemiddeld vergadert een lokaal platform zo’n 9 keer per jaar. Aantal gerealiseerde activiteiten Activiteiten in de vorm van debatten of thema-avonden zijn belangrijk voor het bereiken van de centrale doelstelling, namelijk dat ouders zich meer betrokken voelen bij het onderwijs van hun kinderen. Het aantal gerealiseerde activiteiten betreft het aantal initiatieven, bijvoorbeeld een ouderavond organiseren op school over de Citotoets of schooluitval. Platforms verspreiden de uitnodigingen hiervoor via scholen in de vorm van flyers en posters. Scholen krijgen hiervoor per mail of mondeling een uitnodiging. In sommige gemeentes worden ouders in de moskee bij het vrijdaggebed uitgenodigd voor activiteiten. De platforms hebben in 2008 gemiddeld 2 activiteiten georganiseerd. Alle platforms hebben contacten gelegd met scholen, sommige platforms zijn (nog) niet aan activiteiten toegekomen, omdat zij zich geconcentreerd hebben op deskundigheidsbevordering van de leden van het platform en contacten leggen met scholen. Aantal benaderde scholen Het aantal benaderde scholen betreft het aantal scholen waarmee een lokaal platform in het eerste en het vierde kwartaal van 2008 de samenwerking heeft gezocht. Het gaat hier zowel om basisscholen en middelbare scholen. De platforms hebben 1 tot 10 (gemiddeld 4) basisscholen benaderd en 0 tot 3 (gemiddeld 2) middelbare scholen. De platforms Hengelo en Leiden hebben ook een ROC benaderd. Er zijn geen contacten gelegd met VVE-instellingen. Aantal contacten met scholen Het aantal scholen waarmee afspraken zijn gemaakt om activiteiten voor ouders (mede) te organiseren is nagenoeg gelijk aan het aantal (persoonlijk) benaderde scholen. 46
Zelfevaluatie Lokale platforms kunnen de eigen werkzaamheden evalueren in vergaderingen en de bevindingen vastleggen in notulen (+), de werkzaamheden evalueren en niet schriftelijk vastleggen (+/-) of in zijn geheel niet evalueren (-). Alle lokale platforms doen aan evaluatie, alleen het platform in Nijmegen heeft deze nog niet schriftelijk vastgelegd.
6.3.2 Participatiestructuur Het merendeel van de lokale platforms bestaat uit middelbaar en hoger opgeleide allochtone ouders. Het aantal leden van een platform varieert van 4 tot 20. De helft van de leden komt sporadisch op bijeenkomsten of is slechts in naam lid en inactief. Bijna ieder platform heeft een bestuur, bestaande uit een voorzitter, vice-voorzitter en secretaris. Zie Bijlage 1. Afhankelijk van de contacten die men heeft binnen een gemeente vinden de vergaderingen plaats op het gemeentehuis, een school, bij een welzijnsinstelling of bij de leden thuis. Bij de vergaderingen van de platforms is doorgaans een medewerker van het projectteam aanwezig. De meeste platforms hebben een plaats kunnen verwerven binnen de netwerken in het lokale onderwijsveld, omdat gebruik is gemaakt van bestaande contacten leden van FORUM en de geselecteerde sleutelpersonen in de gemeenten. De mate waarin er met de gemeente wordt samengewerkt verschilt sterk per platform en is afhankelijk van het aanbod van (professionele) concurrerende instellingen, het hebben van de juiste contacten en de houding van de wethouder ten aanzien van het platform.
6.3.3 Participatiebereidheid Het aantal leden dat deelneemt aan vergaderingen van lokale platforms verschilt sterk. De meeste leden van de platforms hebben een volledige baan en doen PAOO erbij als vrijwilligerswerk. De voortdurende afwezigheid van sommige platformleden werkt (zeer) demotiverend voor de wél-actieve leden, die zich daardoor behoorlijk ‘overbelast’ voelen. In verband met de absentie van platformleden (en daardoor de continuïteit van het platform) worden doorgaans van elke vergadering notulen gemaakt en verdere contacten worden via de mail onderhouden. Er is een tamelijk groot verloop onder leden van de platforms, doordat er toch wel eisen worden gesteld aan de leden: goed voorbereiden op de vergaderingen, een inhoudelijke bijdrage kunnen leveren, op tijd komen, aan afspraken houden, oog hebben voor de groepscultuur, kunnen samenwerken met personen met verschillende 47
achtergronden. Teleurstellingen kunnen worden voorkomen door bij de intake een zo realistisch mogelijk beeld van de activiteiten te schetsen.
6.3.4 Participatievaardigheden Vanuit FORUM mag ieder platform per jaar twee trainingen aanvragen. Bijna ieder platform maakt hier gebruik van. De ‘actieve’ leden nemen hier doorgaans aan deel en de reacties hierop zijn positief (‘een eye-opener’). Trainingen hebben onder andere betrekking op het verbeteren van communicatievaardigheden, creatiever omgaan met de contactmomenten op scholen en het leren van overleg- en onderhandelingsvaardigheden. De regionale bijeenkomsten waar het projectteam workshops en trainingen aanbieden, worden zeer gewaardeerd.
6.3.5 Participatiecultuur Platforms waken er doorgaans voor dat niet alle vergadertijd aan regelzaken, het oplossen van problemen wat betreft het intern functioneren wordt gespendeerd, maar dat ook inhoudelijk overlegd wordt. Bijna alle lokale platforms maken werk van intervisie: men begeleidt elkaar, wisselt ervaringen uit en reflecteert daarover. De leden van de platforms hanteren als leidraad voor hun handelen de volgende gemeenschappelijke uitgangspunten: • Educatief partnerschap van ouders en school: de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor opvoeding en onderwijs van personeel en ouders. • Ouders dienen mede richting te kunnen geven aan beleids- en uitvoeringsbeslissingen op scholen. • De uitwisseling van ervaringen van ouders, kinderen, school en welzijnswerk zijn belangrijk voor de ontwikkelingskansen en de schoolloopbaan van leerlingen. • Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie leiden tot het optimaliseren van de ontwikkelingskansen van leerlingen en het verbeteren van hun schoolloopbaan.
6.3.6 Participatiestrategie In het najaar van 2007 hebben bijna alle lokale platforms, met steun van leden van het projectteam, een werkplan voor 2008 opgesteld. Een analyse van deze werkplannen laat zien dat (bijna) alle bezochte platforms, in samenspraak met een vertegenwoordiger van het projectteam, gekozen hebben voor de volgende aanpak.
48
Werken aan een resultaatgerichte cultuur bij de lokale platforms • Het platform gaat een samenwerkingsrelatie aan met vier à vijf scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Het gaat hier om scholen die willen investeren in een grotere betrokkenheid en participatie van allochtone ouders. Deze scholen kunnen een voorbeeldfunctie hebben voor de andere scholen in een gemeente. • Platforms brengen in kaart welke knelpunten men tegenkomt. Initiëren van een veranderingsgerichte cultuur op scholen • Platforms organiseren Lagerhuisdebatten. Deze debatten hebben doorgaans geleid tot een aantal concrete actiepunten waarmee de betreffende scholen en ouders aan de slag zouden kunnen gaan. • Tijdens regionale bijeenkomsten vindt uitwisseling plaats van ervaringen die verschillende platforms hebben opgedaan in de samenwerking met scholen. Uit de gevalsstudies blijkt dat een klein aantal platforms deze cultuuromslag heeft gemaakt in de richting van een resultaatgerichte cultuur (successen nastreven, scoren). De meeste platforms zijn echter blijven functioneren in een ‘mensgerichte’ cultuur met als kenmerken: nastreven van de ontwikkeling van de eigen leden, gericht op de kwaliteit van de samenwerking van de leden, geaccepteerd willen zijn, zoeken naar consensus en gemotiveerd door waardering en respect. Slechts een enkel platform heeft een voorzichtige bijdrage kunnen leveren aan het initiëren van een veranderingsgerichte cultuur op scholen met betrekking ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. De gevalsstudies laten zien dat scholen onder de volgende condities welwillend staan tegenover samenwerking met de platforms. Bereidheid De wethouder van onderwijs (en ambtenaren) staat positief tegenover samenwerking met de platforms. • Leden van platforms kunnen participeren in overlegsituaties tussen de gemeente en schoolbesturen. • Leden van platforms krijgen de gelegenheid een presentatie te geven over het werk van het platform voor directeuren en bestuurders van onderwijs- en welzijnsinstellingen. • Scholen ervaren grote problemen in de omgang met allochtone ouders en het leerlingenaantal loopt terug. • Scholen waar kinderen van de leden van de platforms op zitten, of waar leden zelf werkzaam zijn, zijn bereid met de platforms te gaan samenwerken. •
49
Vaardigheid • Leden van de platforms hebben de vaardigheid om bijkomsten voor directeuren en schoolbesturen te organiseren, waar zij uitleggen wat zij voor de scholen en schoolbesturen kunnen betekenen. • Leden van platforms hebben een stevig verhaal waarmee ze de bestuurders, beleidsmedewerkers en directies overtuigen om de krachten te bundelen om bijvoorbeeld op iedere school een ouder aan te stellen die als contactpersoon tussen school en platform fungeert. Cultuur In het netwerk rond scholen bestaat er een probleembewustzijn met betrekking tot de positie van allochtone ouders. • Platforms werken vanuit een resultaatgerichte cultuur: men heeft kennis van zaken en willen samen met schoolteams successen boeken. • Platforms leveren een (creatieve) bijdrage aan de veranderingen op scholen, men heeft persoonlijk overwicht in gesprekken met schoolteams, men heeft kennis van zaken en de juiste attitude om de klus te klaren. •
Uit de gevalsstudies komt naar voren dat de directies van scholen over het algemeen gereserveerd en afwijzend staan tegenover het aanbod om samen te werken. Het roept bij schoolteams (in eerste instantie) weerstand op om met de goedwillende enthousiaste vrijwilligers van de platforms te gaan samenwerken. Leden van de platforms wijten dit aan onwetendheid, slechte ervaringen met organisaties die wel veel beloven maar weinig paraat maken. De meeste platforms missen, naar eigen zeggen, nog de overtuigingskracht om wethouders, beleidsmedewerkers en directies van scholen te laten zien dat de ervaringsdeskundigheid van allochtone ouders in lokale platforms een toegevoegde waarde kan hebben voor de scholen. Schoolteams zijn positief wat betreft hun ervaringen met platforms als intermediair in de communicatie met allochtone ouders, bijvoorbeeld bij het organiseren van informatieavonden, het tolken bij 10-minutengesprekken en het oplossen van problemen tussen allochtone ouders en school. Negatieve ervaringen hebben betrekking op het zorgvuldig omgaan met en nakomen van afspraken.
6.4 Kwaliteit functioneren lokale platforms Tot nu toe is gekeken hoe de lokale platforms functioneren. In deze paragraaf gaan we na waar het al-dan-niet optimaal functioneren van de lokale platforms mee samen hangt. Door naar de verschillen en overeenkomsten van de verschillende platforms te kijken wat betreft structuur, bereidheid, vaardigheid, cultuur en strategie, komen we mogelijke samenhangen en mogelijke oorzaken van een meer of minder succesvol 50
functioneren op het spoor. We onderscheiden negen aspecten die de kwaliteit het functioneren van lokale platforms indiceren: doelen, participanten, strategie, bereik, functies, evaluatie, belemmeringen, voortgang en rol projectteam (zie paragraaf 5.4).
6.4.1 Doelen De doelstellingen van de verschillende platforms komen in grote lijnen met elkaar overeen: het vergroten van de betrokkenheid en participatie van allochtone ouders bij het onderwijs. De lokale coördinator bewaakt de kwaliteit van het functioneren van de lokale platforms, bewaakt het niveau en de kwaliteit van diensten, draagt bij aan een prettig en stimulerend werkklimaat, signaleert en draagt bij aan het oplossen van knelpunten bij ‘klanten’ en leden in het platform, coacht en begeleidt ouders in het platform, draagt zorg voor de continuïteit van het functioneren van een lokaal platform, creëert praktische randvoorwaarden, werft leden en draagt bij aan de professionalisering van de ouders in het platform. Enkele platforms zijn gestart met het nadenken over het opstellen van een soort global code of conduct met betrekking tot wat de normen en waarden van het platform zouden moeten zijn: waar leden van het platform zich aan zouden moeten verbinden wat betreft de onderlinge samenwerking, de samenwerking met andere, externe partijen en de gewenste ‘professionele’ aanpak. Door zich aan een dergelijke code te verbinden, zou de kwaliteit van de aanpak in enige mate gewaarborgd zijn en kunnen bijdragen aan de geformuleerde doelstellingen.
6.4.2 Participanten De ontwikkeling van de lokale platforms kent doorgaans de volgende fasen: van een bundeling van individuen via een groep evolueert men naar een team. In de praktijk betekent dat men bijvoorbeeld met 10 leden start en dat het platform uiteindelijk ‘draait’ op een (h)echt team van 4 actieve leden. In een aantal gevallen heeft een klein team van enthousiaste, interessante ouders een aanzuigende werking op nieuwe leden, waardoor het groepsproces een nieuwe impuls krijgt. In een enkel geval heeft het platform kenmerken van een zelfsturend team. In een dergelijk platform hebben teamleden naast roulerende uitvoerende taken ook taken en verantwoordelijkheden op het gebied van bijvoorbeeld kwaliteitsbewaking en logistiek (vgl. Stoker, 1998; Vlaar & Liefhebber, 2002). Voor een deel van de leden geldt dat ze een sterk ontwikkelingsproces hebben doorgemaakt. Leden die geen ervaring hadden met vrijwilligerswerk hebben zelfvertrouwen gekregen, spreken nu voor publiek in het openbaar en krijgen op door hen georganiseerde bijeenkomsten een grote opkomst. 51
De projectmedewerkers zijn, op enkele uitzonderingen na, doorgaans bij alle vergaderingen van het platform aanwezig. Platforms kunnen de projectmedewerkers consulteren over de dagelijkse gang van zaken. De relatie met het projectteam verschilt, afhankelijk van de verstandhouding met de betrokken projectmedewerker, en de mate waarin men als zelfsturend team kan functioneren. In het dat laatste geval heeft men de projectmedewerker (uiteindelijk) niet meer nodig.
6.4.3 Strategie De methoden en middelen die de lokale platforms hanteren om de gestelde doelstellingen te realiseren, zijn: • Aansluiten bij de lokale situatie: de aanpak van de platforms sluit zo veel mogelijk aan bij de bestaande situatie en behoeftes van allochtone ouders in de gemeenten. Nadat hiaten zijn opgespoord in het aanbod worden nieuwe initiatieven in gang gezet, gebruik makend van en aansluitend op de aanwezige deskundigheid, faciliteiten en netwerken. • Sociale netwerkbenadering: platforms trachten informatie te verkrijgen en te verspreiden via leden van bestaande netwerken (bijvoorbeeld migrantenorganisaties). • Intersectorale samenwerking: platforms trachten de samenwerking in planning en uitvoering tussen onderwijs, lerarenopleidingen, gemeenten en welzijnswerk te stimuleren, zodat op meerdere fronten facetten van de problemen van allochtone ouders en kinderen gelijktijdig aangepakt kunnen worden. Dit gebeurt door lezingen en presentaties te geven, te verwijzen naar een bepaalde instelling waar ze met hun vragen terecht kunnen, ‘collegiaal’ overleg te voeren met andere (vrijwilligers)organisaties. De mate waarin men samenwerkt met andere instellingen verschilt, afhankelijk van de plaats en de rol die leden van platforms spelen in hun netwerk, de hoeveel tijd en energie die men wil besteden aan het vrijwilligerswerk en of men gebruik kan maken van de faciliteiten (telefoon, computer) van de instelling waar men werkzaam is. • Omgevingsstrategie: niet alleen de individuele allochtone ouders, maar ook het sociale netwerk van deze ouders (familie, buurt) staat centraal in hun aanpak. Aandacht gaat uit naar het creëren van een omgeving die de een grotere ouderbetrokkenheid mogelijk maakt. • Vergroten van de betrokkenheid en participatie: stimuleren van een ontwikkelingsproces met als kern: allochtone ouders serieus nemen en samen met hen situaties creëren zodat zij betrokken voelen bij de school en de ontwikkeling van hun kinderen, participeren binnen de schoolorganisatie, kunnen meebeslissen, invloed kunnen uitoefenen, greep kunnen krijgen op de eigen situatie en hieraan sturing kunnen geven.
52
•
Bottom-up strategie: met ouders, directeuren van scholen en andere belanghebbenden op de school (van de eigen kinderen) en in de wijk werkt men samen aan wat allochtone ouders als een probleem ervaren. Het gaat erom dat het aanbod van de participerende instellingen (school/gemeente) zich vraaggericht ontwikkelen richting ouders.
6.4.4 Bereik De gehanteerde strategieën hebben vooral kans van slagen als: Sleutelpersonen binnen de gemeente (in de politiek, beleid, ambtenaren, leerkrachten/leraren, oudercontactpersonen van scholen) zitting nemen in het lokaal platform. • Platforms een duidelijke visie hebben op de samenwerking met scholen en welzijnsinstellingen. • Leden van platforms over voldoende communicatieve vaardigheden beschikken om in contact te treden met gemeenten, scholen en welzijnsinstellingen en hen te verleiden om samen te werken. • Leden van platforms kennis en ervaring hebben om maatwerk te leveren voor de hulpvragende scholen. •
6.4.5 Functie De lokale platforms blijken een vruchtbare leeromgeving voor de participerende ouders te zijn. Bijna alle platformleden waarmee gesprekken zijn gevoerd zijn zeer tevreden over de persoonlijke ontwikkeling die ze doormaken tijdens het functioneren in een lokaal platform. Dit komt door de brede taken, de grote mate van autonomie en verantwoordelijkheid die men heeft, en het feit dat zij niet solistisch optreden maar met anderen samenwerken (vgl. Smit, Sleegers & Driessen, 2005). Een deel van de lokale platforms heeft hun ambities niet kunnen waarmaken om met een aantal scholen een samenwerkingsrelatie aan te gaan teneinde de ouderbetrokkenheid en de ouderparticipatie te optimaliseren. Dit betekent dus dat de leden zeggen zelf veel geleerd te hebben, maar dat ze het geleerde - vooralsnog - niet hebben weten om te zetten in een goede samenwerkingsrelatie met de scholen en een verhoging van de ouderbetrokkenheid en -participatie. Daarnaast hebben de platforms hebben wel, in totaal honderd, themabijeenkomsten en debatten georganiseerd over onderwerpen waar ouders zich zorgen over maken.
53
6.4.6 Evaluatie Voldoende tijd nemen voor gezamenlijke reflectie lijkt een voorwaarde te zijn om in de platforms uit te stijgen boven het niveau van het bespreken van dagelijkse zaken.
6.4.7 Belemmeringen De lokale platforms zijn, tot op zekere hoogte, verantwoordelijk voor het managen van zichzelf en de taken die ze uitvoeren, op basis van een duidelijk en gemeenschappelijk doel. Een ernstige belemmering voor het functioneren van lokale platforms vormen leden met cruciale taken (voorzitter, secretaris) die er een afwijkende werkwijze op na houden en niet kunnen of willen voldoen aan de verwachtingen van andere teamleden. Wat betreft de contacten met scholen was het voor leden van de lokale platforms soms een onthutsende ervaring om te bemerken dat: een omvangrijke mailing naar scholen bijna geen respons opleverde, dat de gesprekken met directies van scholen niet de beoogde resultaten hadden en dat er vaak grote verschillen van inzicht waren tussen visies van lokale platforms en de directies van scholen met betrekking tot het belang van ouderbetrokkenheid. De leden van het projectteam hebben een belangrijke rol gespeeld bij het de leden van de platforms positief leren omgaan met deze negatieve ervaringen. Desondanks is er toch sprake van veel uitval onder de leden van de platforms.
6.4.8 Voortgang De functies en taken van de lokale platforms zijn tot nu toe vooral geweest het signaleren van knelpunten van ouders en scholen in de samenwerking rondom de schoolloopbaan van het kind en de zeer geringe participatie van ouders in de ouderraad en/of medezeggenschapsraad. De platforms maken deze punten bespreekbaar tijdens debatten en themabijeenkomsten. Het signaleren heeft nog nauwelijks een vervolg gehad in het bijdragen van het oplossen van de problemen. Men heeft doorgaans geen rol gespeeld bij het adviseren van scholen over het ontwikkelen van een beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Slechts enkele platforms hebben thema’s/problemen die gemeentebreed spelen (zoals schooluitval, segregatie in het onderwijs) op de agenda weten te krijgen in een lokaal onderwijsoverleg. De regionale bijeenkomsten en ook de PAOO courant zijn effectieve instrumenten voor uitwisseling van informatie en kennis met het landelijke platform en andere lokale platforms. Meer uitwisseling tussen de platforms is gewenst.
54
6.4.9 Rol projectteam Het projectteam speelt een belangrijke rol bij het ‘beheersgericht’ functioneren van de lokale platforms door structuur te geven aan de bijeenkomsten van de platforms en verslagen te maken van de vergaderingen. Het projectteam hanteert een strak voorgestructureerde aanpak gehanteerd ten behoeve van het opstellen van werkplannen voor de lokale platforms. Dit geeft de lokale platforms veel houvast. Platforms zijn echter niet altijd tevreden over de begeleiding door het projectteam en de wijze waarop de onkostenvergoeding wordt afgehandeld.
6.5 Toegevoegde waarde lokale platforms voor scholen Op basis van de beschikbare gegevens zijn de platforms beoordeeld op de hun functioneren aan de hand van vier voorwaarden, namelijk de mate waarin afspraken, overlegstructuren en verantwoordelijkheden (structuur) houvast bieden, de wijze waarop men met elkaar omgaat (cultuur), de mate waarin men gezamenlijk vorm wil geven aan het platform (bereidheid) en de vaardigheid waarop men met elkaar omgaat in het kader van het platform (vaardigheid). De resultaten van deze analyse staan in Tabel 6.3. In de laatste kolom is op basis van de score op de vier aspecten een oordeel gegeven over de toegevoegde waarde voor de scholen. Het geheel overziend lijkt het er op dat structuur en bereidheid in het algemeen hoog scoren. Cultuur scoort wat lager, met name vanwege de soms interne gerichtheid, te geringe externe gerichtheid en te geringe resultaatgerichtheid. Ook lijkt het soms te schorten aan de vaardigheden gericht op netwerken, samenwerken en communicatie. Alhoewel de meeste platforms wel iets aan scholing hebben gedaan, zou die nog uitgebreid mogen worden. Vanwege de wisselingen in sommige platforms is het overigens de vraag of alle huidige leden wel scholing hebben ontvangen. Vijf van de tien platforms scoren positief op zowel structuur, cultuur, bereidheid en vaardigheid. Deze platforms hebben in potentie een toegevoegde waarde voor scholen waarmee ze samenwerken.
55
Tabel 6.3 – Voorwaarden voor functioneren lokale platforms Platforms
Structuur
Cultuur
Bereidheid
Almere
veel cohesie
overlegcultuur
Eindhoven
samen vooruitkomen
veel inzet en samenkomsten enthousiast
Hengelo
goede overlegstructuur team in ontwikkeling zelfsturend team
Leiden Nijmegen Rotterdam
duidelijke overlegstructuur
Schiedam
duidelijke afspraken hecht team
Tilburg Utrecht Venlo
56
duidelijke taakopvatting groot netwerk
Vaardigheid
up-to-date door scholing netwerkcultuur netwerkvaardigheden/geen overtuigingskracht respectvolle grote goede samenweromgang gewilligheid king ROC intern gericht/ goede inzet, lastig contacten weinig extern regelmatig overleg scholen vasthouden innovatieve cultuur met volle goede netwerkkwaliteiten overgave te weinig gericht loyaal tegenover overtuigingskracht, op wensen scholen elkaar maar niet klantgericht te weinig resultaat- enthousiast goede communicagericht tievaardigheden veel overleg zeer toegewijd moeilijk contacten maken opportunistisch/ hoge ambitie marketingvaardigpragmatisch heden intensief netwerken gedreven mensen intensieve scholing
Toegevoegde waarde voor scholen + -
+ + -
+ +
7 Impact project PAOO op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs
7.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we op basis van de gevalsstudies en resultaten van interviews met het projectteam, landelijk platform, landelijke ouderorganisaties, een organisatie voor schoolleiders, besturenorganisaties, en minderhedenorganisaties en gemeenteambtenaren, de (gepercipieerde) impact van het project PAOO op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs. In paragraaf 7.2 komt de praktijk van de relatie ouders en school aan de orde. Paragraaf 7.3 geeft een beeld van de sterke en zwakke kanten van het project. Met de beschrijving van de impact van project PAOO worden onderzoeksvragen 3 en 4 beantwoord.
7.2 Praktijk relatie ouders en school Op basis van gevalsstudies en de gehouden interviews kunnen problemen in de relatie allochtone ouders en school zowel vanuit het perspectief van de scholen als dat van de ouders worden beschreven. Vanuit de optiek van onderwijsinstellingen: • Grote afstand tussen schoolteams en allochtone ouders. Allochtone ouders die contacten met schoolteams mijden, omdat zij het Nederlands onvoldoende beheersen, geen idee hebben hoe het Nederlandse onderwijssysteem werkt en zichzelf niet in staat achten te participeren op de school van hun kind. Het gevolg is dat men bijna nooit een stap over de drempel van de school doet en alleen deelneemt aan activiteiten als dat heel (nadrukkelijk) wordt gevraagd. • Meertaligheid van ouders. Grote diversiteit onder ouders: zo’n 180 taalgroepen. Hoe kunnen we al deze ouders benaderen en activeren? Scholen weten vaak niet hoe ze ouders moeten benaderen en hoe met ze te communiceren als ze geen Nederlands spreken en lezen. Met als gevolg dat men groepen ouders niet kent en niet met hen communiceert over de vorderingen van de leerlingen. • Gedragsstoornissen bij allochtone leerlingen. Allochtone leerlingen manipuleren hun ouders en het schoolteam. Vaders die naar school komen om ruzie te maken met de leerkrachten in plaats van met hen samen te werken om het probleem van hun kind op te lossen. Ouders geloven de school/leraar niet, maar wel hun kind, en 57
schuiven de schuld van de problematiek naar de school/leraar, in plaats van naar hun eigen kind en opvoeding te kijken. Vanuit optiek van allochtone ouders: • Scholen nemen ouders niet serieus. Schoolteams werken niet nauwkeurig aan dossiervorming van de leerlingen. • Scholen houden onvoldoende rekening met de context van de allochtone gezinnen. De school staat te weinig open voor de leefwereld van allochtone ouders. Niet alle leerkrachten gaan op huisbezoek en komen in de leefomgeving van deze leerlingen en hun ouders. Met allochtone ouders wordt bijna niets afgestemd, omdat het als een te kostbare investering wordt beschouwd. • Schoolteams hebben niet de vaardigheden om met allochtone ouders om te gaan. Schoolteams hebben niet de attitude en beschikken niet over de vaardigheden om de ouderbetrokkenheid/ouderparticipatie van allochtone ouders te stimuleren. Uit de gevalsstudies blijkt dat scholen de grootste moeite hebben om allochtone ouders te betrekken bij activiteiten, omdat – naar de mening van de scholen - allochtone ouders zichzelf vaker als ‘consumenten’ dan als ‘partners’ van de schoolteams zien: men is afwachtend en niet coöperatief ingesteld. Beter opgeleide allochtone ouders (tweeverdieners) en moeders die kostwinners zijn, hebben doorgaans weinig of geen tijd om te participeren. Op bijna geen enkele school spelen allochtone ouders een rol van betekenis bij de beleidsvorming. Bij het optimaliseren van het partnerschap tussen scholen en ouders gaat het er om een brug te slaan van de huidige, ongewenste situatie, naar de gewenste situatie.3
7.2.1 Functioneren project Functioneert het project naar verwachting en heeft het project impact op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs? De theoretische uitgangspunten en de geformuleerde ideeën van het landelijk platform en het projectteam (2006) hebben een actiegericht karakter gekregen (2007-2008). Leden van het projectteam hebben in gemeenten met behulp van sleutelpersonen lokale platforms opgestart. In samenspraak met leden van de lokale platforms zijn prioriteiten vertaald in actieprogramma’s om de betrokkenheid van allochtone ouders te vergroten. Ook is een systeem voor feedback en monitoring vastgesteld (vgl. Bracht, 1999).
3 De vraag is of de bevindingen ook niet zullen gelden voor lager opgeleide autochtone ouders (vgl. Onderwijsraad, 2007).
58
Heeft het project impact op de praktijk van de relatie ouders en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden, gaan we eerst na hoe de relatie ouders en onderwijs vorm kreeg in de situatie voorafgaande aan de start van het project PAOO. Vervolgens kijken we naar de contacten in de huidige situatie en zetten deze twee situaties tegen elkaar af.
7.2.2 Verschillen tussen de ‘klassieke’ benadering en de benadering van PAOO Om ‘onzichtbare’ allochtone ouders te benaderen, hanteert men in het PAOO-project een ander paradigma dan de ‘klassieke’ benadering om een veranderingsgerichte cultuur te introduceren op scholen, in dit geval om de ouderbetrokkenheid/ouderparticipatie van allochtone ouders te stimuleren. Zie Figuur 7.1.
Figuur 7.1 – Verschillen tussen de klassieke benadering en de PAOO-benadering (naar Smit e.a., 2007) Klassieke benadering
PAOO-benadering
Methodiek
professionals met een vrijblijvende personeel en ouders zien elkaar als partners verhouding tot ouders voorlichten, overtuigen ondersteunen, verleiden, samenwerken
Aanpak
top-down strategie
top-down en bottom-up strategie
Startpunt
veranderwil van ouders
leefwereld van betrokkenen
Thematiek
smal: gedrag
breed: context van onderwijs en opvoeding, omgeving
Benadering
gesloten: op thema’s
open en flexibel: gericht op wat ouders aanspreekt
Agenda
onderwijsprofessional
‘Lagerhuisdebat’ met alle betrokkenen
Schaal
landelijk, regionaal
gemeentelijk, lokaal
Productie
voorgeprogrammeerd
‘lerend-op-weg-aanpak’
Type
planmatig
flexibel, ‘gezonde’ chaos
Doel
aangepast gedrag van ouders/leerlingen (‘heropvoeden’)
uitgaande van de kwaliteiten van ouders/ leerlingen en hen uitdagen er iets mee te doen
Toonzetting
realistisch
idealistisch
Mensbeeld
In de traditionele benadering van ouderbetrokkenheid/ouderparticipatie kan het personeel vanuit een duidelijke taakafbakening ten opzichte van de ouders een formele afstand tot deze ouders houden. Vanuit een thematische benadering bepalen de pro59
fessionals de agenda en gaan planmatig te werk om het gedrag van ouders, vanuit een realistische toonzetting, te veranderen. In de PAOO-benadering zien de leden van lokale platforms personeel en ouders als partners, die opvoeding (thuis) en onderwijs (school) op elkaar afstemmen, elkaar zo goed mogelijk op de hoogte houden, streven naar samenwerking en beiden recht hebben op een substantiële beïnvloeding van het onderwijsleerproces. Men benadert elkaar open, organiseert Lagerhuisdebatten op locatie, is niet bang voor een ‘gezonde’ chaos en men focust op elkaars kwaliteiten in een idealistische toonzetting.
7.2.3 Mogelijke effecten op het functioneren conform de PAOO-benadering Heeft het functioneren van het projectteam en de platforms effecten gehad? Zijn veranderingen in de relatie ouders en school, voor zover die al hebben plaatsgevonden, inderdaad toe te schrijven aan de interventies van leden van het projectteam en de leden van de platforms? Het is lastig de relatie tussen de aanpak van de leden van het projectteam en de platforms en de uitkomsten exact vast te stellen, omdat interventies niet vanaf de start van een project duidelijk zijn omschreven. In het PAOO-project werkt men niet alleen met een top-down, maar ook met een bottom-up strategie en heeft de opzet en implementatie van veranderingen kenmerken van een ‘lerend-op-weg-aanpak’. Opvallend is dat het projectteam systematisch de vinger aan de pols houdt en reflecteert op de beoogde doelen en de weg daar naar toe. De strategieën van het projectteam hebben zich doorgaans gedurende de looptijd van het project in overleg met de verschillende stakeholders ontwikkeld (zie hoofdstukken 4 en 5). Vanuit een strikt onderzoeksperspectief is het hierdoor bijna onmogelijk om effecten vast te stellen en nog moeilijker deze in overwegende mate toe te schijven aan de interventies van de leden van het projectteam en de platforms (vgl. Koelen e.a., 2001; Rytchetnik e.a., 2002). Op basis van de onderzoeksbevindingen kunnen we niettemin vaststellen dat de lokale platforms doorgaans enthousiast bezig zijn om de zichtbaarheid van allochtone ouders te bevorderen en een impuls te geven aan participatie en betrokkenheid bij de onderwijsloopbaan van hun kinderen. De lokale platforms voldoen ten dele aan de verwachtingen om in hun functioneren een resultaatgerichte cultuur te introduceren en een veranderingsgerichte op scholen te initiëren om de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie van allochtone ouders te bevorderen. De lokale platforms sturen duidelijk in die richting.
60
De PAOO-aanpak levert in de praktijk vele ‘kleine successen’ en (voorlopig nog) ‘bescheiden harde effecten’ op. Gezien het leerproces waarin alle betrokkenen zich bevinden is het wenselijk om te leren van de ervaringen tot nu toe. Alleen dan kan de potentie van deze aanpak ten volle worden benut en kan op termijn beoordeeld worden hoe effectief deze benadering nu feitelijk is in het verbeteren van de betrokkenheid en participatie van allochtone ouders (vgl. Harting & Van Aassema, 2007).
7.3 Sterke en zwakke kanten van het project Een sterke kant van het project is de flexibele wijze waarop men omgaat met (onverwachte en tegenvallende) ontwikkelingen in het project. Zoals we in hoofdstuk 4 en 5 hebben gezien, is het projectteam in de loop van het project flexibel omgegaan met het tijdig aanpassen van de projectstructuur aan de ontwikkelingen die zich gedurende de looptijd voordeden: bijvoorbeeld het aanpassen van de koers door meer de aandacht te richten op samenwerking met scholen, het starten van een pilot gastlessen op de Pabo’s, het opstarten van een krant, of het veranderen of bijstellen van bepaalde taken of taakverdelingen binnen de organisatie. Het PAOO-project voldoet aan een aantal randvoorwaarden voor een soepel functioneren: duidelijke (schriftelijke) afspraken binnen de projectteam over rol- en taakverdeling en besluitvormingsprocessen, voldoende leiderschap bij de programmaen de projectleiding (zeggenschap, enthousiasme, overzicht), continuïteit van het PAOO-team (persoonlijke inzet, tijd om elkaar te leren kennen, tijd en geld om een samenwerkingsproces uit te laten kristalliseren en voor te zetten), een goede sfeer (open, constructief, respectvol, wil om van elkaar te leren). FORUM verleent voluit steun bij de projectuitvoering. De verslaglegging van het proces (richting Ministerie) en de reflectie daarover binnen het projectteam dragen bij aan het weloverwogen inspelen op ontwikkelingen binnen het project. De opgave waar het projectteam voor staat is om de voorwaarden te creëren om ‘successen’ te boeken, ‘harde effecten’ van het project te kunnen vaststellen en te verduurzamen, omdat bij de opdrachtgever van het project (ministerie OCW), behoefte bestaat om zichtbaar te krijgen welke (snelle) successen het project heeft opgeleverd en zou kunnen opleveren. Daarmee komen we bij de zwakke kanten van het project. De uitvoering van het project blijkt in de praktijk uiterst complex te zijn. Er zijn veel verschillende competenties nodig en de inzet van expertise uit meerdere deskundigheidgebieden is gewenst om het project optimaal te laten functioneren. Het projectteam heeft dit opgelost door het aangaan van samenwerkingsverbanden met diverse onderwijs- en welzijnsorganisaties en door het incidenteel inschakelen van bepaalde competenties 61
en expertise op momenten dat deze in het project nodig blijken (bijvoorbeeld trainers inhuren voor de scholing van de lokale platforms). Zwakke punten binnen het project zijn verder: de grote werkdruk waaronder medewerkers hun taken moeten uitvoeren (vaak ‘s avonds en in het weekend op pad) en daardoor onvoldoende tijd om aan de vrijwilligers kunnen besteden. Daarnaast speelt het een grote rol dat men binnen de platforms afhankelijk is van vrijwilligers. Gebleken is dat men daar niet altijd in even grote mate op kan vertrouwen (aanwezigheid, daadwerkelijk afspraken nakomen en uitvoeren van activiteiten). Een ander punt is dat PAOO als nieuwe loot aan de stam regelmatig moet concurreren met de gevestigde belangen van bestaande organisaties. En tenslotte moet PAOO opboksen tegen de vooroordelen van scholen en kost het veel moeite het vertrouwen te winnen en de scholen te overtuigen van de meerwaarde van PAOO. Voor de ontwikkeling van een partnerschap tussen platforms en schoolteams is het van groot belang dat platforms hun focus richten op het optimaliseren van de relatie met de schoolteams en een aantal fundamentele vragen aan de orde stellen bij de invulling van het begrip ‘partnerschap’. Wat is de basis voor onze relatie met de schoolteams? Hebben we als platform een positieve grondhouding naar de schoolteams toe? Is er (een groeiend) vertrouwen in elkaar? Wat is het gezamenlijk belang? Wat mogen schoolteam en platform van elkaar verlangen? Hoe vrijblijvend zijn de contacten, de gesprekken, de samenwerking? Is er een ondergrens in het partnerschap, over en weer? Hoe gaan we het begrip partnerschap invullen? Hoe willen we de relatie met het schoolteam uitbouwen en onderhouden? Hoe kunnen we ons richten op vragen betreffende de koers van de school met betrekking tot ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie? Hoe besteden we in gesprekken met schoolteams aandacht aan de proceskanten van de beleidsvorming met betrekking to ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, dat wil zeggen aan de wijze waarop het platform en ouders (in de ouderraad en de MR) in het overleg betrokken (kunnen) worden? Hoe kan het platform zichtbaar worden voor de ouders van een school en de meerwaarde verantwoorden?
62
8 Samenvatting resultaten
8.1 Inleiding In dit rapport wordt verslag gedaan van de tussentijdse evaluatie van het project Platform Allochtone Ouders en Onderwijs. Dit hoofdstuk geeft daar een samenvatting van. In paragraaf 8.2 worden de aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en -uitvoering geschetst. Paragraaf 8.3 gaat in op de resultaten.
8.2 Aanleiding, onderzoeksvragen, -opzet en –uitvoering Laagopgeleide allochtone ouders ervaren belemmeringen in hun contacten met de school. Vanuit het perspectief van scholen is deze groep ouders moeilijk bereikbaar. Op initiatief van FORUM en de VOO is het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) opgericht. Het doel van PAOO is dat allochtone ouders zich meer betrokken en vertegenwoordigd voelen in het georganiseerde onderwijsveld – van scholen tot belangenorganisaties. Het project PAOO is in 2006 van start gegaan, met een beoogde looptijd van vier jaar. Doel van het onderzoek is na te gaan of de voor PAOO ingezette middelen een bijdrage hebben geleverd aan de in het projectplan geformuleerde doelstellingen. In samenspraak met de opdrachtgever is niet alleen de (kwantitatieve) output, maar ook het ontwikkelingsproces van het project object van onderzoek gemaakt. Tenslotte is vastgesteld in welke mate verbeterpunten zijn te destilleren voor de aanpak in het laatste, vierde jaar van het project. Onderzoeksvragen 1. In hoeverre biedt de opzet van het project een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? 2. In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelgericht? 3. Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsprocessen binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid? 4. Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe? 5. Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit evaluatieonderzoek?
63
Methodiek Qua onderzoeksopzet kunnen vier op elkaar voortbouwende fasen worden onderscheiden: (1) een voorbereidingsfase, (2) een studie naar het functioneren van het landelijk platform en gevalsstudies van lokale platforms, (3) interviews met vertegenwoordigers van relevante partners, en (4) een beschrijving van de output en het opstellen van het eindrapport. Voor de analyse is gebruik gemaakt van informatie uit drie bronnen, namelijk schriftelijk materiaal in de vorm van projectplannen, activiteitenplannen, kwartaal- en jaarverslagen en notulen van bijeenkomsten en vergaderingen; de PAOO-website, -databank en –publicaties; en interviews met de verschillende categorieën van betrokkenen, i.c. het landelijk platform, het projectteam, de ouder-, besturen- en minderhedenorganisaties en de lokale platforms. Belangrijke input is verkregen via gevalsstudie van tien lokale platforms. De tien gevalsstudies zijn in overleg met de opdrachtgever geselecteerd uit de lokale platforms waar sprake was van een zekere continuïteit qua leden en substantie qua activiteiten. Deze platforms vormen dus geen dwarsdoorsnede van alle lokale platforms. Het resulterende beeld zal daarom (soms) een te positief beeld geven van het functioneren van PAOO als geheel. Door deze werkwijze is wel inzicht verkregen in de positieve en negatieve aspecten die zich in de ontwikkelingsfase van dit project hebben voorgedaan. Bovendien kunnen op basis hiervan gemakkelijker aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot het bijstellen, i.c. verbeteren, van de aanpak.
8.3 Samenvatting resultaten Per onderzoeksvraag worden de belangrijkste uitkomsten weergegeven. De hiervoor gepresenteerde hoofdvragen zijn daarbij uiteengelegd in deelvragen. Evaluatie van de projectopzet Hoofdvraag 1: In hoeverre biedt de opzet een helder en consistent kader voor de projectuitvoering? In het projectplan waren doelen die in dit project worden nagestreefd niet SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) geformuleerd. De projectopzet biedt een breed, helder, en consistent kader voor de projectuitvoering waarbinnen de concrete korte termijn doelstellingen geformuleerd zijn in jaarlijkse activiteitenplannen. Deze plannen zijn gebaseerd op basis van de praktijkervaringen en verworven inzichten. In deze jaarlijkse activiteitenplannen zijn de doelen wel SMART geformuleerd. 64
De looptijd van het project is gezien de - vrij ambitieuze - projectdoelen te kort gebleken. Het project heeft in een relatief korte tijd z’n beslag gekregen; ten dele verkeert het echter nog steeds in een ontwikkelfase. De introductie van lokale platforms binnen een complex netwerk van (gevestigde) belangenorganisaties, kennisinstellingen, gemeentelijke instellingen en de politiek stuitte in diverse gemeenten op weerstand van belanghebbenden die baat hebben bij het handhaven van de bestaande situatie. Vervolgens kostte het veel tijd en energie om van de leden van de lokale platforms een team te smeden en concrete activiteiten te ontplooien. De taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen in het project zijn in de functie-omschrijvingen globaal, in algemene termen, geformuleerd. Er zijn afspraken gemaakt over de inzet van de onderwijsorganisaties als projectpartners en over de resultaten die dit moet opleveren voor het project. Er is sprake van een duidelijke projectfasering. In de eerste fase van het project (2006-2007) lag het accent op de deskundigheidsbevordering van de leden van het landelijk platform en de lokale platforms en op het organiseren van themabijeenkomsten voor ouders en scholen. In de periode 2007-2008 is gefocust op verbetering van de samenwerking tussen lokale platforms en scholen. In 2009 zal, gebruikmakend van de opgedane ervaringen, de aanpak worden verbreed en verdiept. Een sterke kant van het project is dat het kenmerken heeft van de beloftevolle ‘community benadering’. Deze benadering behelst een mix van principes en ideeën om effectiever te communiceren met achterstandsgroepen, c.q. risicogroepen. Betrokkenen binnen een community met een grote diversiteit in etniciteit en beroepsmatige achtergrond worden medeverantwoordelijk gemaakt voor het bepalen en behalen van de beleidsdoelen om draagvlak te creëren binnen de gemeenschap. Een ander sterk punt is dat het project wordt uitgevoerd en gedragen door een brede groep van maatschappelijke organisaties en instellingen zoals de landelijke ouderorganisaties en de LOM-samenwerkingsverbanden. Voorts wordt het project uitgevoerd over de verzuilde onderwijsstructuren heen, hetgeen vernieuwend genoemd kan worden. De inbreng van vrijwilligers biedt enerzijds kansen om gemotiveerde personen in te zetten bij acitviteiten. Anderzijds is de inbreng van ouders als vrijwilligers een onzekere factor bij het initiëren en uitvoeren van activiteiten. De continuïteit staat daarmee voortdurend onder druk, maar ook omdat de lokale platforms voor ongeveer de helft uit nominale leden bestaan en er daarom veel terecht komt op de schouders van een zeer beperkt aantal actieve leden. Vanwege de vele wisselingen moeten bovendien voortdurend nieuwe leden ingewerkt en geschoold worden.
65
Evaluatie van de projectuitvoering Hoofdvraag 2: In hoeverre verloopt de uitvoering van het project tijdig en doelgericht? Het opzetten van de platforms is met zeer veel inspanning gerealiseerd. Leden van het projectteam hebben ouders, vrijwilligers, gerekruteerd uit lokale netwerken om zitting te nemen in de platforms. Het project is begin 2006 gestart en eind van dat jaar hadden 12 lokale platforms zich officieel gepresenteerd in hun gemeente. Eind 2007 waren platforms actief in 23 gemeenten en eind 2008 in 30 gemeenten. Er is inmiddels een basis gelegd voor samenwerkingsrelaties met onderwijs- en welzijnsorganisaties, zowel op landelijk niveau als binnen de meeste deelnemende gemeenten. Een groot deel van de platforms levert regelmatig bijdragen aan informatiebijeenkomsten, integratiedebatten en aan gemeentelijke werkgroepen. De relatie allochtone ouders en scholen is door leden van platforms in diverse gremia op gemeenteniveau aan de orde gesteld en geproblematiseerd in het kader van schoolsucces en schooluitval van allochtone leerlingen en het tegengaan van segregratie in het onderwijs. Enkele platforms zijn in samenwerking met scholen, welzijns- en vrijwilligersorganisaties huiswerkklassen gestart. Lokale platforms en de bij het project betrokken scholen zijn op de hoogte van de website en de producten van PAOO. De mate waarin producten ook daadwerkelijk gebruikt worden is echter onduidelijk. Er zijn indicaties dat de zeer hoge frequentie waarmee de website wordt geraadpleegd niet in verhouding staat tot het gebruik van de daar genoemde en te downloaden materialen. Of de materialen in de praktijk bruikbaar zijn, is eveneens onduidelijk. Inmiddels is besloten dat de PAOO-databank zal worden ondergebracht in de databank van oudersbijdeles.nl, een initiatief van de landelijke onderwijsorganisaties. De meeste platforms hebben themabijeenkomsten, Lagerhuisdebatten, georganiseerd voor scholen en ouders. Een aantal platforms is er in geslaagd concrete actiepunten met scholen op te stellen. De kwaliteit van het functioneren van de platforms verschilt in de mate waarin men een gezamenlijke visie heeft ontwikkeld op ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie (‘een verhaal heeft waar men achter staat’), als een team functioneert (een ‘community gevoel’ heeft ontwikkeld) en successen heeft geboekt in het leggen van contacten met instellingen, met name met scholen (‘het platform op de kaart heeft gezet’). Het lukt sommige platforms om contacten te leggen met scholen en een ontwikkelingsplan met schoolteams op te stellen, omdat de leden van deze platforms een goede probleemanalyse weten te maken van de relatie allochtone ouders en school en over 66
‘professionele’ overleg- en adviesvaardigheden beschikken om resultaatgericht aan de projectdoelen te werken. Zij maken gebruik van een aantal handzame instrumenten, ontwikkeld door het projectteam en het landelijk platform om contacten te leggen met schooldirecties, te reflecteren op de problematiek van de betreffende scholen en ideeen aan te leveren voor de omgang met een grote diversiteit aan achtergronden van ouders. Er wordt een PAOO-courant uitgegeven om de uitwisseling van ervaringen tussen de platforms onderling en de scholen te vergemakkelijken. De lokale platforms werken aan de hand van de opgestelde activiteitenplannen, met als belangrijkste actiepunten: contacten leggen met scholen, aangaan van een gesprek met directies over ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie, informatie-avonden en debatten (mede)organiseren op scholen over partnerschap tussen allochtone ouders en school. In 2008 hebben 29 platforms contacten gelegd met in totaal 215 basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs. In de meeste gevallen hebben gesprekken plaatsgevonden om mogelijke samenwerking te bespreken. In iets minder dan de helft van de gevallen hebben de contacten met basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs geleid tot concrete actie. Bij een kwart van de basisscholen en 15% van de benaderde scholen voor voortgezet onderwijs liggen er concrete plannen voor actie in de nabije toekomst, zoals het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders, meedenken over de opzet van een ouderbeleidsplan en het adviseren over het instellen van ouderkamers. De personele inzet (kwantitatief en kwalitatief) van de betaalde professionals van het projectteam is niet realistisch gebleken in relatie tot de te behalen ambitieuze doelen. Bij het ondersteunen van platforms is relatief veel tijd gaan zitten in het oplossen van problemen in het interne functioneren van de platforms en het op één lijn krijgen van de platformleden met al hun uiteenlopende achtergronden. Hier was het projectteam onvoldoende op voorbereid. Als reactie op de moeizame samenwerking tussen de platforms en scholen in veel gemeenten heeft het projectteam de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) ingeschakeld om schoolleiders te motiveren om deel te nemen aan het project. Eind 2008 is een pilot gestart waarbij acht basisscholen in Enschede en Hengelo ondersteund worden door de AVS en PAOO in het vormgeven van een duurzame samenwerkingsrelatie met ouders. De pilot loopt tot eind 2009 waarna beide partijen gezamenlijk evalueren wat de resultaten zijn en of de gekozen aanpak bruikbaar is voor andere platforms.
67
Het projectteam heeft met landelijke organisaties van ouders, besturen en schoolleiders samenwerkingsafspraken gemaakt. De landelijke ouderorganisaties leveren een constructieve bijdrage aan de continuïteit van het project door expertise te delen. Zo’n 20 leden van lokale platforms hebben bij de LOBO een MR-cursus gevolgd. PAOO participeert in een project van de VOO met trainingen voor ouders in de medezeggenschapsraad, ouderraad en bij de tussenschoolse opvang. OUDERS & COO heeft een serie interviews met leden van lokale platforms gepubliceerd in het OUDERS & COO Magazine, levert een bijdrage om lokale trainers voor te bereiden op hun taak om de ouderparticipatie van allochtone ouders te vergroten en neemt deel in de pilot met de Pabo’s. Met de NKO wordt een instrument ontwikkeld om het partnerschap tussen lokale platforms en scholen te optimaliseren. De bijdragen van de ouderorganisaties is effectief, omdat deze een solide ondersteuning biedt voor het werk van het projectteam. Bij de start van het project is gebruik gemaakt van de lokale netwerken van het LOMsamenwerkingsverband. Daarnaast heeft de LOM een substantiële bijdrage geleverd aan de projectuitvoering door de financiële bijdragen van de zeven partners gezamenlijk in te zetten en daarvoor een medewerker aan te trekken. De ISBO is, mogelijk vanwege interne problemen, nauwelijks bij PAOO betrokken geweest. Er wordt samengewerkt met vijf Pabo’s om de positie van allochtone ouders een plaats te geven in het opleidingscurriculum. De VO-raad, de sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs, is geïnteresseerd in samenwerking met het platform en wil de door PAOO ontwikkelde ‘Meetlat oudervriendelijke school’ promoten. Evaluatie van de projectresultaten Hoofdvraag 3: Hoe functioneert het project? Hoe verloopt het ontwikkelingsproces binnen het project? Tot welke output hebben de inspanningen tot nu toe geleid? Het projectteam heeft in de loop van het project flexibel ingespeeld op ontwikkelingen binnen en buiten het project. Aanvankelijk is geprobeerd via gemeenten en welzijnsinstellingen allochtone ouders te betrekken bij het onderwijs. Daar is vanaf gestapt, omdat via dit traject niet de beoogde groep ‘doorsnee’ ouders werd bereikt. Vanaf eind 2007 heeft het projectteam lokale platforms gestimuleerd via scholen allochtone ouders te bereiken. Projectmedewerkers en leden van lokale platforms worden echter regelmatig geconfronteerd met een defensieve houding van schoolteams ten aanzien van de inbreng van allochtone vrijwilligers. De ongevraagde support van deze ‘deskundige’ buitenstaanders is doorgaans (in eerste instantie) niet gewenst en wordt niet geaccepteerd. Bij een groot deel van de platforms is het daadwerkelijk stimuleren van de ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op schoolniveau daarom nog niet aan de orde. Het kost lokale platforms doorgaans zeer veel moeite 68
het vertrouwen te winnen van de schoolleiders en de schoolteams te overtuigen van hun meerwaarde. Succesvolle initiatieven binnen het project zijn het organiseren van thematische ouderavonden (Lagerhuisdebatten), het stimuleren van huiswerkbegeleiding en het instellen van schoolcontactpersonen. Daarvoor was het nodig de platformleden extra te scholen, een heldere lijn te ontwikkelen en te sturen op resultaten. Het projectteam heeft, in samenspraak met de leden van de lokale platforms, werkplannen en activiteitenplannen ontwikkeld om de weerstanden te kunnen opheffen. Ook is de zelfevaluatie van lokale platforms gestimuleerd, met als doel de prestaties te verbeteren. Dit resulteerde in een verbeterd intern functioneren van een aantal platforms en het leggen van contacten met scholen. Dit lukte met name bij scholen die zelf (grote) communicatieproblemen ondervonden in de contacten met allochtone ouders. Het PAOO-project voldoet aan een aantal randvoorwaarden om effectief te kunnen functioneren: duidelijke (schriftelijke) afspraken binnen het projectteam over rol- en taakverdeling en besluitvormingsprocessen, voldoende leiderschap bij de programmaen de projectleiding (zeggenschap, enthousiasme, overzicht), continuïteit van het PAOO-team (persoonlijke inzet, tijd om elkaar te leren kennen, tijd en geld om een samenwerkingsproces uit te laten kristalliseren en voor te zetten) en een goede sfeer (open, constructief, respectvol, wil om van elkaar te leren). De samenstelling van het landelijk platform is qua herkomstland een redelijke afspiegeling van de allochtone ouders in Nederland. Een deel van de leden is actief en levert een substantiële bijdrage aan het project. Het landelijk platform heeft een aantal belangrijke thema’s op de agenda gezet, zoals het stimuleren van participatie van allochtone ouders in medezeggenschapsraden, het vergroten van aandacht voor ouderbetrokkenheid op de Pabo’s en, meer recent, het streven naar gemengd onderwijs. Een zwak punt vormde de verbinding met de lokale platforms. Het verloop onder de leden van het landelijk platform, wordt nu zoveel mogelijk opgevangen door actieve leden van de lokale platforms ook zitting te laten nemen in het landelijk platform. Overigens zijn 14 van de 22 leden al vanaf het begin actief. Er functioneren dertig lokale platforms. In de noordelijke provincies zijn bijna geen platforms opgericht, omdat in die regio’s minder belangstelling is vanwege de relatief geringe aantallen allochtone ouders met schoolgaande kinderen. De helft van het aantal leden is actief. In de lokale platforms participeren doorgaans (redelijk) goed opgeleide allochtone ouders, met grote verschillen in kwaliteiten. De meeste leden stellen redelijk hoge eisen aan de organisatie wat betreft begeleiding en scholing.
69
Met de VVE-sector is (nog) geen samenwerking tot stand gebracht, wel zijn er themabijeenkomsten georganiseerd om de toeleiding tot de VVE te vergroten. Momenteel is PAOO, op verzoek van het ministerie, bezig met het uitwerken van de mogelijke rol die de platforms kunnen spelen in het streven naar gemengd onderwijs. De ontwikkelde producten (‘output’) van het landelijk platform zijn: een visiedocument (‘Aanpak voor educatief partnerschap’) en een keurmerk voor ouderbetrokkenheid (‘Meetlat oudervriendelijke school’). De ontwikkelde instrumenten voor lokale platforms hebben betrekking op het organiseren van Lagerhuisdebatten en het voeren van gesprekken met schoolleiders. De actieve leden zeggen zelf veel geleerd te hebben van de workshops en trainingen om met deze instrumenten te werken. Daarnaast is de brochure ‘Aan de slag!’ (Woudstra, 2008) uitgebracht. Uit de gevalsstudies is niet duidelijk geworden of deze brochure in de praktijk bruikbaar is. Een handleiding voor het uitvoeren van huisbezoeken is praktisch afgerond. De bedoeling is dat eind 2009 lesmateriaal wordt opgeleverd voor Pabo’s. Door het PAOO-project is de problematische relatie tussen allochtone ouders en scholen in diverse gremia op de agenda gezet; op landelijk niveau hebben leden van het projectteam en het landelijk platform deelgenomen aan gesprekken met de staatssecretaris van OCW en geparticipeerd in een hoorzitting over de positie van allochtone ouders. Daarnaast is deelgenomen aan landelijke conferenties over onder andere medezeggenschap. De lokale platforms hebben op gemeentelijk niveau themabijeenkomsten georganiseerd en geparticipeerd in gemeentelijk overleg over de relatie ouders en school. Op schoolniveau zijn themabijeenkomsten georganiseerd en is gestart met het ontwikkelen van samenwerkingsrelaties met scholen. De lokale platforms hebben media-aandacht gegenereerd met hun missie dat scholen met allochtone ouders een educatief partnerschap met elkaar dienen te smeden. Evaluatie van de projectresultaten Hoofdvraag 4: Wat zijn de outcomes van de inspanningen tot nu toe? Outcomes zijn de maatschappelijke effecten die met het project worden nagestreefd. In de procesketen tussen de activiteiten in het project en het uiteindelijk effect in de maatschappij zijn zoveel variabelen aanwezig, zoveel onbekende oorzaak-gevolgrelaties en zoveel verstorende invloeden, dat het sowieso bijzonder moeilijk is om vast te stellen of beoogde doelen in de zin van outcomes zijn bereikt. De looptijd van het project is te kort om outcomes te mogen verwachten.
70
Hoofdvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden op basis van dit evaluatie-onderzoek? Op basis van de onderzoeksbevindingen ligt de volgende aanpak met betrekking tot het optimaliseren van het intern en extern functioneren van PAOO voor de hand. Intern functioneren • Handhaven huidige structuur. Het project strakker organiseren: de professionaliteit van de leden van het projectteam opvoeren, de doelen van het landelijk platform nauwkeuriger (specifieker, ‘harder’) formuleren, de ouders voor het landelijk platform en de lokale platforms op basis van profielschetsen zorgvuldiger selecteren, toerusten, begeleiden en adequaat belonen om zelfstandiger activiteiten te ontwikkelen en meer veranderingsgericht en resultaatgericht te werken. • Voorwaarden. De uitgangspunten voor de participatie van ouders in het landelijk platform en de lokale platforms moeten nauwkeuriger worden geformuleerd. Er dienen kwaliteitseisen te worden gesteld aan het functioneren van de leden van de platforms en de begeleiding door het projectteam; Voor de ontwikkeling van een partnerschap tussen platforms en schoolteams is het van groot belang dat platforms hun focus richten op het optimaliseren van de relatie met de schoolteams en de gewenste invulling van het begrip ‘partnerschap’ aan de orde stellen. • Voordelen. Investeren in de kwaliteit van de platforms versterkt de kracht van het project. Het landelijk platform kan dan een aansturende functie gaan vervullen binnen het project en de lokale platforms kunnen meer als zelfsturende teams gaan functioneren. • Nadeel. Het werken met vrijwilligers in de platforms blijft een voortdurend onzekere factor. Extern functioneren • De samenwerking van PAOO met de landelijke ouderorganisaties, de organisaties van schoolleiders, besturen en lokale netwerken - zoals migrantenorganisaties – dient op een andere leest te worden geschoeid om de beschikbare veranderingsbereidheid bij scholen én allochtone ouders te mobiliseren. • Voorwaarden. Voor een goede samenwerking tussen de organisaties is het essentieel om op basis van een gezamenlijke visie en structureel overleg te werken aan een sterkere positie van allochtone ouders in relatie tot de school. Men dient het eens te worden over de noodzaak van een gezamenlijke aanpak en de rol die het landelijke platform en de lokale platforms daarbij kunnen spelen. De organisaties moeten bereid zijn (nog) meer te investeren in het project met als doelstelling dat scholen in het primair en voortgezet onderwijs in hun beleid een partnerschapsrelatie gaan vormgeven met allochtone ouders. 71
•
•
Voordelen. Gedeelde gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het project, optimaler gebruik maken van de beschikbare expertise en infrastructuur bij de organisaties, zodat bijvoorbeeld ook het sociale netwerk van deze ouders, zoals familie en de buurt er bij betrokken wordt. Dit betekent dat op meerdere fronten facetten van de relatie tussen school en allochtone ouders en de omgeving gelijktijdig aangepakt kunnen worden. Nadelen. Mogelijke afstemmingsproblemen tussen de organisaties en hogere kosten, omdat er meer (betaalde) professionals dienen te worden ingeschakeld.
72
Bijlagen
73
74
Bijlage 1 – Functioneren geselecteerde lokale platforms Figuur B.1 – Analyse functioneren geselecteerde lokale platforms Lokaal platform
Structuur Platform vergadert frequent (soms een paar keer per maand), organiseert veel activiteiten.
Cultuur
Allochtone ouders gaan er doorgaans vanuit dat Gestart met er geen discussie voorbereidingen mogelijk is met de lokaal platform: schoolteams over hun eind 2006. aanpak. ‘Doorsnee’ Een basisschool waar allochtone ouders Het platform heeft het platform vergadert ervaren een drempel om zich tot een hecht vormt de uitgangsbasis met leerkrachten te team ontwikkeld; voor activiteiten overleggen. Men heeft 20 leden waarvan het idee dat de leerkracht 12 actieve ouders Platform neemt het bepaalt wat er gebeurt, met kinderen in het initiatief dat betrokke- de ouder afwacht en de bao/vo. nen behalve discussië- ‘autoriteit’ van de ren en deelnemen aan leerkracht accepteert. ‘We hebben een besluitvorming ook zelf De boodschap van het groot “wij-gevoel” participatie-ervaringen platform richting met elkaar in het opdoen in en buiten het scholen: we weten dat de platform’. platform. relatie met ouders niet optimaal is; we willen een brug slaan tussen de school en de ouders. 1. Almere
Bereidheid
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Ouders die zelf negatieve ervaringen hebben gehad met het onderwijs willen doorgaans zo min mogelijk met het schoolsysteem te maken hebben. Voor allochtone ouders die de Nederlandse taal niet goed beheersen, is het lastig om te communiceren met de school; zij zijn doorgaans ‘onzichtbaar’ voor de school. Bij directies van scholen is doorgaans een wantrouwende houding richting het platform. Men geeft ouders in het platform niet het idee dat ze welkom zijn. Leden van platforms worden als bemoeizuchtig ervaren. Binnen het platform zou men de beladen aanduiding ‘allochtoon’ willen vervangen door het neutrale ‘Almere’, dus ook Platform Almeerse Ouders en Onderwijs
Het platform heeft de vaardigheden om de weerstand bij ouders en scholen op te heffen. Men nodigt ouders uit voor feesten (Suikerfeest, Walifeest) om in een ongedwongen sfeer hun boodschap aan ouders over te brengen. Met tien directies van scholen zijn (positieve) gesprekken gevoerd. Kernvragen: hoeveel allochtonen in de MR en de ouderraad? Vervolgafspraken gemaakt om de ouderbetrokkenheid te vergroten via informele ontmoetingen (bv. koffieochtenden).
In groepjes gaat men op scholenbezoek. Men organiseert op scholen koffieochtenden of -middagen voor ouders over thema’s als opvoeden, voeding, ontbijten, Cito-toets en speciaal onderwijs. Op woensdagmiddag krijgen zo’n 25 leerlingen huiswerkbegeleiding door twee leerkrachten, een vrijwilliger van de Multi-Club, een stagiair van de Pabo en iemand van de Vrijwilligerscentrale. De leerkrachten (ook PAOO-leden) werken als vrijwilliger s in hun vrije tijd aan de ‘zwakke’ punten van de leerlingen. Met de ouders van deze kinderen kijkt men naar de lesmethoden, de schoolprogramma’s en hoe ze hun kind kunnen ondersteunen.
Grote onderlinge solidariteit bij participanten platform: een ‘wij-gevoel’. Platform gaat zeer positief om met weerstanden bij ouders en directies van scholen, waardoor de ontwikkeling van het platform niet stagneert. Men organiseert bv. ‘feesten’ en culturele activiteiten, waardoor boven verwachting veel meer ouders participeren. Voor de kinderen van de leden van het platform is een dansgroep opgericht. Men steunt de start van een lokaal platform in Lelystad (folders uitdelen op de markt).
Lokaal platform
Structuur
Platform: vergadert één keer in 6 weken in Werkzaam sinds Centrum Jeugd en Gezin. eind 2006. In het platform zitten Leden: 9-10 (uit sleutelfiguren van allochtone organisaties. o.a. Marokko, Turkije, ZuidMen werkt samen met Amerika, Enge- stichting Palet ter land). Zo’n 4-5 bevordering van diversiteit in Eindhoven actief. en met het Onderwijssteunpunt Eindhoven in Sterk team van vrijwilligers; verband met de onderhooggeschoolde wijskansen van kindeallochtone ouders ren. Er zijn afspraken met de wethouder over (leerkracht, ingenieur, behet gebruik van facilileidsmedewerker, teiten en de inzet van gemeenteraadslid). een beleidsmedewerker. Er zijn contacten met ‘Onze kracht is ons zes scholen gelegd. netwerk’. Vragen van ouders en scholen speelt het platform door naar de betreffende instanties die kennis van zaken hebben. 2. Eindhoven
Cultuur
Attitude
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Met name de voorzitter besteedt veel tijd aan bellen/netwerken. Het platform heeft een groot netwerk opgebouwd. Leden zien activiteiten in platform als een bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling. Platform is van mening dat ouders een belangrijke rol spelen in het bewaken van de kwaliteit van het onderwijs van hun kind.
Het platform onderkent dat voor allochtone ouders de drempel vaak te hoog is om met de leerkracht te bespreken waar zij met hun kind tegenaan lopen. De communicatie tussen school en ouders is vaak een probleem. Men accepteert dat directies van scholen graag hun eigen plan trekken, zonder inmenging van derden. Aan de hand van activiteitenkalenders van scholen draagt het platform ideeën aan over ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Het platform geeft ouders info over rechten en plichten om meer betrokken te zijn bij activiteiten van school en beter op te kunnen komen voor de belangen van hun kinderen. Het platform verstrekt scholen info over het optimaliseren van ouderbetrokkenheid en -participatie. Het platform wil samen met scholen en ouders voorwaarden scheppen om de talenten van alle kinderen in de multiculturele samenleving beter te benutten en te ontwikkelen.
Leden van het lokaal platform hebben op studiedagen van FORUM trainingen communicatie gevolgd om scholen en ouders beter te kunnen benaderen. Men heeft de vaardigheid – (ontwikkeld) om contacten te leggen met directies van scholen (bao, vo). Men heeft zich niet uit het veld laten slaan door misvattingen (platformleden willen geld verdienen met hun activiteiten) en slechte ervaringen van schooldirecties met organisaties die veel beloven en dat niet nakomen. Het platform treedt veelal op als intermediair tussen instellingen bij de begeleiding van allochtone leerlingen. Door de goede contacten met Palet en Centrum Jeugd en Gezin gaan veel (gemeente)deuren open en heeft men zich een plaats weten te verwerven tussen de gevestigde instellingen.
In koppels (iemand met veel en weinig ervaring) benadert men scholen. In gesprekken met directies prevaleert een positieve instelling: ‘Jullie doen het goed; wij kunnen wellicht nog wat toevoegen’. Men presenteert materiaal van FORUM en verwijst naar de internetsite. Men heeft een luisterend oor voor problemen van scholen. Men biedt hulp aan om op themaavonden ouders te informeren en te stimuleren een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingskansen van hun kinderen. Men wijst ouders er op assertiever te zijn, nauwkeurig te vragen waarom zaken op een bepaalde manier worden aangepakt en niets meer klakkeloos te accepteren. Men stimuleert dat ouders ervaringen met elkaar uitwisselen.
Men heeft een duidelijke doelstelling: school en ouders vormen een eenheid bij opvoeding en onderwijs; opvoeding houdt niet op bij de ingang van de school en leren houdt niet op bij de voordeur thuis. Door ‘warme’ contacten met scholen denkt men resultaten te kunnen boeken.
75
76
Lokaal platform
Structuur
Het platform vergadert één keer in de vijf Start: december weken. 2006. Samenwerkingsrelaties zijn opgebouwd met Een redelijk zeven scholen (4 bao, 1 zelfstandig functi- vmbo, 1 praktijkonderonerend platform, wijs en 1 roc), gemeente bestaande uit en onderwijsondersteukritische, hoger nende instellingen. Er opgeleide ouders. zijn ook contacten met de Pabo. De 11 leden van Men staat kritisch het platform tegenover de begeleikomen uit Spanje, ding van FORUM. In Turkije, Neder2008 heeft men naar landse Antillen, eigen zeggen (te) Irak, Marokko, weinig begeleiding Colombia en gekregen vanuit Joegoslavië. FORUM; de projectmeOngeveer de helft dewerker was slechts 3is actief. 4 keer aanwezig geweest bij vergaderin‘We geven niet op, gen. De vergoeding we gaan altijd voor de leden vindt men door.’ niet adequaat geregeld. Men vindt het onjuist dat men zelf kosten moet voorschieten en dat telefoonkosten niet kunnen worden gedeclareerd. 3. Hengelo
Cultuur
Attitude
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Contacten tussen ouders en school zijn van matige kwaliteit. Ouders zijn vaak onvoldoende op de hoogte van hoe het onderwijssysteem werkt. De 10-minutengesprekken zijn te kort, zeker bij taalproblemen. Samen met scholen die zich al actief inzetten voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid is het platform nagegaan wat zij kunnen betekenen voor hun activiteiten. De scholen schakelen het platform in om uitleg te geven en eventueel te bemiddelen als dat nodig is tussen allochtone ouders en scholen.
Nauwe samenwerking met wethouder en beleidsmedewerker van de gemeente; die zijn (erg) enthousiast over het werk van het platform. Het platform heeft een presentatie gehouden op het stuurgroepoverleg van gemeente en schoolbesturen. De gemeente en schoolbesturen hebben een voorstel van het platform overgenomen om op iedere school een ouder als contactpersoon aan te stellen als schakel tussen school en platform. Vanaf januari 2009 wordt dit ingevoerd. Het platform ervaart geen problemen bij het benaderen van scholen. De scholen zijn bereid samen te werken met het platform.
De trainingen van FORUM op gebied van communicatie (gesprekstechniek) en interculturele communicatie vindt men erg nuttig (een ‘eye-opener’). Leden van het platform hebben de vaardigheid (ontwikkeld) om ouders inzicht te geven in het creatiever omgaan met contactmomenten (bv. werken met pictogrammen ter ondersteuning van geschreven taal). Belangrijk is laagdrempelige voorlichting aan ouders (vroegtijdig en eventueel in eigen taal), met als doel dat allochtone ouders makkelijker hun mening of kritiek kunnen uiten.
Men neemt in eerste instantie contact op met scholen van de eigen kinderen waar de concentratie van allochtonen erg hoog is. Aandacht voor diversiteitsbeleid. Een luisterend oor bieden aan scholen en doorvragen wat het verzoek precies inhoudt. Externe contacten leggen, zelforganisaties van ouders en leerlingen benaderen. Het platform vervult een intermediaire functie. Het signaleert bij gemeente, maatschappelijke instellingen en samenwerkingsscholen de in de werkplannen genoemde knel- en verbeterpunten. Het spoort scholen ertoe aan om samen te werken aan oplossingen.
Duidelijke doelstellingen zijn cruciaal. Het platform wil dat de gemeente Hengelo een actievere rol speelt in het verkleinen van de kloof tussen school en ouders. VVE-leidsters en leerkrachten moeten daartoe beter getraind worden in het leggen en onderhouden van oudercontacten. Het platform wil de informatieachterstand bij ouders wegwerken en de afstand tussen school en ouders verkleinen. Men gaat een aantal bijeenkomsten organiseren over o.a. schooluitval, taalontwikkeling en beroepskeuze. Ook de rol van het platform voor ouderraden en medezeggenschapsraden zou aan de orde komen.
Lokaal platform
Structuur
De stichting Jeugd en Samenleving Rijnland Werkzaam sinds (JES) coördineert in 2006. opdracht van de gemeente de uitvoering In het platform zitten van het onderwijsachouders uit o.a. terstandenbeleid. Egypte, Somalië, Thema’s zijn o.m. Marokko, Turkije. werving en toeleiding 10 actieve leden (iets van moeilijk bereikbare meer vrouwen dan groepen, ontwikkemannen ) en 5 lingsstimulering, passieve leden. opvoedingsondersteuning, ouderbetrokken‘Men zit niet te heid, participatie en wachten op goed burgerschap, diversiteit gebekte allochtone en dialoog. ouders.’ Het is voor het platform lastig om een plek te creëren in het begeleidingsaanbod van allochtone ouders. Het platform vergadert bij de leden thuis. Gespreksthema’s zijn o.a. mijn kind wordt gepest, gaan alle allochtone kinderen naar het vmbo? Hoe de positie van allochtone ouders op scholen versterken? 4. Leiden
Cultuur
Attitude
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Ouders in het platform hebben verschillende achtergronden, maar vormen ook een eenheid: het is een ‘gezellige’ club; men komt graag bij elkaar. Leden van platform vinden dat ze niet als gelijken met scholen en welzijnsorganisaties kunnen overleggen. Een welzijnsorganisatie als JES vindt dat allochtone ouders opgevoed moeten worden. Men ervaart dat men als ouder nooit als gelijke aan tafel zit. Binnen het platform heeft men moeite met het begrip ‘allochtoon’. Want dat betekent: knokken om te bewijzen dat je mee mag doen. Het begrip ‘medelander’ zou wenselijker zijn.
De wethouder wil niets met het platform te maken hebben. JES is de partner van de gemeente bij het uitvoeren van beleid met betrekking tot kinderen uit gezinnen met een migratiegeschiedenis. JES wil niet met (de vrijwilligers van) het platform samenwerken. Men ziet het platform als een concurrent. Voorzitter platform: ‘Iedereen in het onderwijs- en welzijnswerk is terughoudend ten aanzien van het platform. ‘Men zit niet te wachten op het vrouwtje met de hoofddoek die kritische vragen stelt en met voorstellen komt waar ze zich over moeten buigen.’ Het platform heeft grote moeite om een samenwerkingsrelatie met scholen aan te gaan. Leden van platform hebben de ervaring dat scholen geen behoefte hebben om met hen samen te werken. Er zijn scholen benaderd en uitgenodigd om een betere aansluiting tussen thuis en school te realiseren. Met twee scholen is men aan de slag gegaan.
Men wil ouders toerusten zelf kinderen te coachen, hulp te kunnen bieden bij het huiswerk maken, secuur te kijken naar de talenten van hun kinderen, en hoe de geboden kansen te benutten. Leden van het platform missen de vaardigheden en de overtuigingskracht om scholen over de streep te trekken om met hen samen te werken.
Het verspreiden van info van FORUM bij moskeeën, onder vrienden en scholen.
Duidelijke doelstellingen. We willen ouders het gevoel geven dat ze er bij horen, de drempel lager maken voor ouders om de stap te zetten contact te zoeken met de school.
77
78
Lokaal platform
Structuur
Leden zijn geworven via advertenties in plaatselijke kranten en Start in 2006. via netwerken. De structuur is bijgePlatform heeft 12 steld n.a.v. problemen leden afkomstig uit met het functioneren Turkije, Marokko, van een eigenzinnig Afghanistan, Canada,voorzitter. Griekenland, Iran en Het platform heeft Somalië. kenmerken van een De helft hiervan is zelfsturend team: actief in het platcoördinator, woordform. voerder, roulerende taken. Men komt 1 keer per maand bij elkaar en vergadert 2 keer per jaar met de gemeente. Er zijn contacten met Arcus Advies, over hun project ‘gezin’, openwijkscholen. Het platform heeft nauwe samenwerkingsrelaties met scholen, de gemeente en onderwijsondersteunende instellingen, met als doel de samenwerking tussen scholen en ouders te verbeteren. Met projectmedewerker van FORUM heeft men weinig contact. 5. Nijmegen
Cultuur
Attitude
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Heeft steun aan folders van FORUM die men uit kan delen op scholen. Het platform informeert ouders over het onderwijssysteem, hoe zij zich kunnen opstellen richting professionals. Contacten met scholen/decanen i.v.m. samenwerking met PAOO als advies/uitlegfunctie. Zoveel mogelijk ouders op de hoogte stellen van het Nederlands onderwijssysteem, zodat zij betrokken raken bij de beroepskeuze van hun kinderen. Dit in samenwerking met de gemeente. Ouders en scholen zijn uitgenodigd. Ouders kunnen vragen stellen aan leerkrachten en scholen. Meningen worden uitgesproken.
De verwachtingen van ouders en scholen lopen uiteen en er zijn communicatieproblemen. Ouders besteden het kind uit aan de school en hebben een houding van ‘ik weet niets, dus niet mee bemoeien’. Ze horen steeds: ‘het gaat goed, het gaat goed’, maar dan krijgt het kind een vmboadvies, terwijl de ouders een veel hoger advies verwachten. Het platform is in gesprek met scholen hoe leerkrachten kunnen leren in gesprekken rekening te houden met allochtonen. Het platform heeft Lagerhuisdebatten gehouden en gesprekken gevoerd met scholen over de attitudes, de wederzijdse verwachtingen en wat nodig is om tot een betere samenwerking tussen scholen en ouders te komen. Dit in de vorm van individuele gesprekken of een rondetafelgesprek met verschillende scholen samen.
Leden van het platform hebben trainingen van FORUM gevolgd om te leren hoe ze scholen moeten benaderen en brieven te schrijven. Deze bijeenkomsten hebben voor meer feeling in de groep gezorgd.
Het uitgangspunt is: de leden van het platform werken 40 uur per week, daarom moeten de taken goed worden verdeeld. Men heeft de intentie om 47 scholen te benaderen. Bij de werving is begonnen met scholen van eigen kinderen. Inmiddels 12 scholen geworven. Op 2 vo-scholen waarmee intensief contact is, is al een contactouder. Willen dit op alle scholen waarmee contact is, introduceren. Men heeft voor directeuren van scholen een etentje georganiseerd. Van de 29 die zijn uitgenodigd zijn er 21 gekomen.
Het platform wil segregatie tegengaan. In samenwerking met de gemeente wil men proberen de scholen meer te mengen. Er is aandacht voor diversiteitsbeleid. Leden van het platform zijn actief en zichtbaar aanwezig bij activiteiten; ze deden bv. ook mee aan het Wereldkinderfestival. Zij schrijven scholen aan dat ze een dag willen organiseren met allerlei culturele activiteiten. Het doel is de binding met de cultuur (van de kinderen) te versterken en verschillende culturen te laten zien. Er was een zeer hoge opkomst van 400 personen uit het basisonderwijs.
Lokaal platform
Structuur
In Rotterdam zijn veel organisaties actief op het terrein van ouderbetrokGestart in 2006. kenheid. Stichting De Meeuw houdt zich al 12–13 leden van bezig met ouderbetrokdiverse nationalitei- kenheid van allochtone ten, o.m. Marokko, ouders. Turkije, Kaapver- De keuze is gemaakt dat dië, Suriname. het platform zich richt op Met de samenstel- het vergroten van ling van het plat- ouderparticipatie. form wil men een Het platform heeft een afspiegeling zijn vergaderruimte bij het van de lokale Platform Buitenlanders gemeenschap. Rijnmond. Deel van de leden is De helft van de werkzaam in het welleden is actief zijnswerk en bij de in onderwijs en lokale overheid. welzijnswerk. Men vergadert 1 keer in de 6 weken. Men werkt samen met gemeente Rotterdam, Stichting De Meeuw en het Onderwijsopbouwwerk. 6. Rotterdam
Cultuur
Bereidheid
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Er gebeurt heel veel in Rotterdam wat betreft het versterken van de ouderbetrokkenheid van (allochtone) ouders in het onderwijs. Scholen en ouders worden overspoeld met een breed aanbod. De gemeente Rotterdam (afdeling Jeugd, Onderwijs en Samenleving) is een stedelijk ouderplatform gestart. Ouders en scholen zeggen te vaak ook dat ze geen problemen hebben met ouderbetrokkenheid en -participatie. Allochtone ouders hebben de houding van ‘daar heb je je als ouder niet mee te bemoeien.’ Ze weten niet wat de verwachtingen zijn. Scholen zitten niet te wachten op allochtone ouders.
Er is een bijeenkomst belegd voor zo’n 35 ouders. De boodschap was dat je je als ouders best met de school mag bemoeien. Resultaten van de inspanningen: één allochtone ouder heeft zich aangemeld voor de GMR. Dit wordt door het platform als een succes gezien. Schoolteams willen met name lesgeven; het platform wijst scholen er op dat ze ook een opvoedende taak hebben. Het platform wil dat scholen zich openstellen voor de wensen van de ouders. Scholen willen echter geen betweters over de vloer, willen niet dat het platform slapende honden wakker maakt.
Men heeft contacten met 4 basisscholen en 4 scholen voor vo. Een directeur van een basisschool heeft een beroep op hen gedaan om te adviseren. Contact is gelegd via de ouderconsulent van deze school die zitting heeft in het lokale platforms. Een lid van het platform dat werkzaam is bij Platform Buitenlanders Rijnmond heeft via deze organisatie een projectsubsidie gekregen van de gemeente Rotterdam om de ouderparticipatie op een basisschool te stimuleren. Via rollenspelen worden ouders getraind om in de ouderraad en de MR te participeren en over hun ervaringen te reflecteren. Het doel is de vorming van een ouderraad en een MR als stevige ‘counterpart’ van de directie. Het is de bedoeling om in samenwerking met Pabo Rotterdam en stichting Reflex gastcolleges te geven op de Pabo.
Scholen bewust maken dat het bij professioneel gedrag hoort om open te staan voor feedback, voor ouders van andere culturen en kunnen omgaan met verschillen tussen ouders. Samen met de ouderconsulent van de school (die ook zitting heeft in het platform) is men op zoek gegaan naar een aanpak om ouders te motiveren om niet alleen maar hand- en spandiensten te verrichten, maar hen ook te laten meebeslissen over het beleid van de school. Daarnaast wil men stimuleren dat de school ook meer gaat samenwerken met zelforganisaties die de integratie en participatie van ouders in de buurt stimuleren.
Het platform wil dat ouders en scholen partners zijn. Sterke punten: ze kennen het veld heel goed, ze kennen de beleidsmedewerkers van de gemeenten. Ze kunnen snel reageren en hebben knowhow.
79
80
Lokaal platform
Structuur
Vergaderruimte in het stadhuis. Na zo’n twee jaar heeft men de zaken Werkzaam sinds op de rails en is er meer 2006. duidelijkheid over de plaats binnen het netwerk Platform heeft 17 van organisaties. leden: 12 actieve Er zijn contacten gelegd en 5 passieve leden met basisscholen (brede Grote intrinsieke school, ouderconsulent; hoe kunnen we vaders motivatie van bereiken?) en een school hoogopgeleide platformleden; voor voortgezet onderdeze zijn werkwijs. zaam in het Het platform ervaart te onderwijs, beleid, weinig binding met en de communica- FORUM: men hoort te tie. weinig van het landelijk platform en wat er speelt ‘Scholen wat in andere platforms. Dit willen jullie zou veel meer interactief eigenlijk van moeten zijn, men zou ouders?’ veel meer (digitaal) van elkaar moeten leren. Landelijk moet men veel meer vragen wat de platforms willen en veel meer faciliteiten ter beschikking stellen. 7.Schiedam
Cultuur
Bereidheid
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Er is bijna geen communicatie tussen ouders en school. De cultuur op scholen is dat kritische (allochtone) ouders als vervelend en bedreigend worden ervaren. Men probeert aanbodgestuurd te werken. Thema’s zijn: transculturele communicatie en meer ouders in MR en OR. Scholen zijn bang om PAOO binnen te laten. ‘Scholen vergeten nogal eens dat we vrijwilligers zijn, in de eigen tijd vergaderen, hulp en faciliteiten nodig hebben. Het is probleem: ouders willen wel, maar weten niet hoe. ‘Ouders kijken vooral naar de ogen van de docenten, durven niks te vragen.’
In februari 2007 zijn alle scholen in Schiedam aangeschreven om contact te leggen: geen reactie. September 2007 opnieuw alle scholen aangeschreven: 2 reacties met een hulpvraag van scholen. Probleem: scholen zien allochtone ouders en het platform (nog) niet als partners. Scholen zijn gesloten organisaties. Scholen zeggen wel dat ze met ouders en het platform willen, maar reageren negatief en defensief als ouders en het platform contact zoeken.
Onduidelijkheid bij scholen wat ze zelf onder ouderbetrokkenheid verstaan en wat ze daar mee willen. Weinig of geen bereidheid bij scholen om een ouderbeleid te ontwikkelen. Ouders willen wel participeren, maar ze weten niet hoe.
Platform wil een brug slaan tussen ouders en school: educatief partnerschap. De visie van het platform is: signalen van scholen en ouders opvangen, als denktank/sparringpartner van ouders en school fungeren; een brug slaan, partijen dichter bij elkaar brengen. Contacten met Dienst Educatie & Welzijn. Het platform is ingebed in het bredeschooloverleg; 2 keer per jaar overleg. Contacten met consulent VVE, gemeente Rotterdam.
Er is een duidelijke visie en doelen|: de communicatie tussen ouders en school dient veel meer kindgericht te worden. Van VVE naar v.o. moet er een doorgaande lijn zijn in het beleid m.b.t. ouderbetrokkenheid /participatie. Intakegesprekken met ouders i.p.v. de klassikale benadering aan het begin van het schooljaar. Geen 10-minutengesprekken maar half-uurgesprekken. 3 keer per jaar oudergesprekken, gekoppeld aan rapportbesprekingen. Huisbezoek om bv. Citotoetsen te bespreken. Schoolteams moeten consequent meer tijd aan ouders besteden. Instellen van ouderconsulent. Meer maatwerk, ouders en scholen moeten veel meer van elkaar leren; overheid moet veel meer postbus 51 activiteiten ontplooien; meer ouders in het schoolbestuur.
Lokaal platform
Structuur
8. Tilburg
Men probeert bij tegenslaDe Twern is een organisa- Het platform heeft met 8 Platform wil activiteiten Leden van het platform ontplooien op het gebied hebben in eerste instantie gen de uitgezette lijn voor tie voor maatschappelijke scholen contact. Met 4 scholen (1 VVE, 1 bao en van communicatie (om- contact opgenomen met ogen te houden en resuldiensten in Tilburg en 2 vo) zijn activiteiten taatgericht te werken. gaan met andere normen (probleem)scholen; regio. Deze houdt zich georganiseerd. Laatste en waarden), voorlichting telefonisch, want via de onder andere bezig met geven over het Nederland- mail werkt niet. opvoedingsondersteuning bijeenkomst was een verdiepingsavond, novem- se schoolsysteem en Leden van het platform en het vergroten van de betrokkenheid van ouders ber 2008. Aanwezig: 2 inloopochtenden organise- beschikten niet over de leden van 2 schoolteams, ren. vaardigheden om efficiënt bij het onderwijs. Het platform probeert zich een 25 ouders, leden platform De werving van nieuwe contacten te leggen met leden is een vast agenda- scholen. Het maken van plaats te verwerven in het en gemeente. punt tijdens platformver- een eerste afspraak heeft begeleidingsaanbod binnenHet platform stopt eind de gemeente. Bestuur en 2009. Misschien daarna gaderingen. Men is drie maanden geduurd. Bij leden vergaderen 1 keer in professionaliseren, gedreven bezig: ‘Overal scholingsdagen van de 3 weken. Twee leden afhankelijk van welwil- waar we komen proberen FORUM is het plan van zijn werkzaam bij het lendheid van leden. we nieuwe leden te werven aanpak voor de benadering Centrum voor Buitenlandvoor het platform’. van scholen besproken. se Vrouwen, waar de Er is voor het werven van vergaderingen plaats nieuwe leden contact vinden. Via deze leden gezocht met allochtone wordt het platform ook zelforganisaties. uitgenodigd deel te nemen aan activiteiten over ouderbetrokkenheid.
Platform actief sinds december 2007. 17 leden (afkomstig uit Suriname, Turkije, Marokko en de Antillen. Zo’n 5 –6 leden zijn actief. ‘Bij tegenslagen de uitgezette lijn voor ogen houden.’
Cultuur
Attitude
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit Forum zorgt voor ondersteuning: geeft subsidie (€5000 per jaar) welke vooral gebruikt wordt voor de vergaderlocatie. De projectmedewerker van FORUM die altijd bij vergaderingen aanwezig is, zorgt voor continuïteit van het project.
81
82
Lokaal platform
Structuur
Het landelijk platform heeft geen toegevoegde Werkzaam sinds waarde voor het lokale 2006. platform, faciliteert het niet. 4-5 actieve leden; 4- De leden van het lokale 5 niet actieve leden. platform spannen zich in om netwerken te ontVoorzitter is jurist wikkelen, contacten te met adviseurserva- leggen met de afdeling ring. onderwijs en de wethouder. ‘Kracht van het Men tracht te participelokale platform is het ren in lopende projecten, netwerk.’ bv. bij de kruisbestuiving van witte gymnasia en Wil een duurzame zwarte vmbo’s. samenwerkingsrela- Het lokale platform is tie met scholen echter te klein om opstarten en daar effectief te kunnen planmatig aan functioneren (te weinig werken. resources). ‘Zonder FORUM zijn Uitdaging: doorbre- we nergens, maar we ken van problemen krijgen van hen te weinig die inherent zijn aan professionele support.’ vrijwilligerswerk: kwaliteit, continuïteit. 9. Utrecht
Cultuur
Bereidheid
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
Het platform wil haar leden verbinden aan een ‘code of conduct’ om kwaliteit te leveren. Visie platform op schoolcultuur: scholen willen pas met ons samenwerken als ze voordeel zien, als we hun pijn kunnen weghalen. Doel is het vergroten van het bewustzijn van nieuwe docenten door gastlessen te geven op lerarenopleiding en Pabo. Van belang is om de media goed te gebruiken om bekendheid aan het platform te geven. ‘De gemeente, welzijnsinstanties, scholen en ouders moeten je kennen. Je bent een interessante vertegenwoordiger die praat met beleidsbepalers op het ministerie. Je moet een verhaal hebben. Hebben jullie ruimte? Hebben jullie kopij nodig? Je moet de code kennen.’
Er is contact opgenomen met een zwarte school; in een open gesprek is gevraagd waar het platform mee kon helpen. In overleg met de directie is vastgesteld dat er grote gaten in het ouderbeleid zitten. De school heeft een projectmanager aangesteld en is het aanspreekpunt van het platform.
Ouders in het platform dienen over de kwaliteiten te beschikken om zelfstandig een gesprek te voeren met een schooldirecteur. Hoe start je een samenwerking met een school? Voorzitter van het platform gaat een cursus bij de VOO volgen. Hij wil deze cursus vervolgens voor andere platforms geven.
Het doel is om vanuit een visie op educatief partnerschap (‘ideeënplaatje’ op basis waarvan activiteiten ontwikkeld kunnen worden) strategieën te ontwikkelen. Verhogen ouderbetrokkenheid; samenwerking met scholen realiseren; Belangrijk dat het in het schoolplan wordt opgenomen Focus op zwarte school die aan het verwitten is en school met alleen vmbo. Aandachtspunten: ouderbetrokkenheid op de agenda zetten bij scholen (en andere instanties), stimuleren dat huisbezoeken worden afgelegd, certificeren van oudervriendelijke scholen, segregatie tegengaan, stimuleren aanstelling van meer allochtone leerkrachten.
Leden van het platform bereiden zich zeer goed voor op de gesprekken met scholen. Geven presentaties/gastcolleges op de lerarenopleiding. Men onderkent dat het een langdurig proces is om iets te bereiken wat betreft beleidswijzigingen van scholen. Men wil het eigen netwerk uitbreiden om het aantal leden van het platform te vergroten. Het is lastig de juiste mensen te vinden die willen/kunnen praten met directies, leraren en ouders. Het liefst goed opgeleide mensen.
Lokaal platform
Structuur
Het platform vergadert 1 keer in de maand. Het Werkzaam sinds aantal aanwezige leden 2006. wisselt in verband met werksituatie. Het platform heeft een Leden: 18-20 ouders, uitgebreid netwerk: veel waarvan de helft contacten met stichtinactief is. gen en maatschappelijke organisaties in nabije omgeving op het gebied ‘We beginnen klein van onderwijs en zorg. en denken groot; dan De ouders gebruiken het komt het allemaal netwerk op de scholen goed.’ van hun kinderen om ook met doorsnee ouders contact te l eggen over het platform. 10. Venlo
Cultuur
Attitude
Vaardigheid
Strategie
Kwaliteit
De wethouder ondersteunt de activiteiten van het platform. Is zelf initiatiefnemer voor ‘Kleurrijk Venlo’ met als doel de samenleving meer kleur te geven, Samen met ‘Kleurrijk Venlo’ heeft het platform discussie-avonden georganiseerd, waarbij niet alleen ouders, maar ook gemeenteraadsleden, en leden van de Provinciale Staten aanwezig waren.
De scholen zijn erg enthousiast over de activiteiten van het platform. Het platform organiseert 2 keer per jaar bijeenkomsten die gemiddeld bezocht worden door 30-40 ouders. Op deze bijeenkomsten worden ouders geïnformeerd en bewust gemaakt van het belang van ouderparticipatie.
Leden van het platform ervaren de studiedagen van FORUM, waar knelpunten en mogelijke oplossingen voor hun werkzaamheden worden besproken, als zeer positief.
Het platform heeft allereerst de scholen van de kinderen van de leden benaderd. Met 7 scholen (4 bao en 3 vo). zijn er intensieve contacten Tijdens gesprekken met scholen draagt het platform instrumenten aan uit de database van PAOO die de scholen kunnen gebruiken om hun relatie met allochtone ouders te verbeteren. Het platform vervult een intermediaire functie.
Het platform wil ouders in de eigen taal informeren over het belang van ouderbetrokkenheid en -participatie. Het platform geeft voorlichting over het onderwijssysteem, leert ouders om het onderwijs van hun kinderen kritisch te volgen en wil de communicatie tussen school en ouders verbeteren. Het platform organiseert in samenwerking met scholen voorlichtings-, debat- en discussieavonden over achterstanden, diversiteitsbeleid. schooluitval en betrokkenheid allochtone ouders.
83
Bijlage 2 – Geraadpleegde literatuur Alting, D, Bouwens, J., & Keijsers, J. (2003). Het evalueren van community interventies. Resultaten en conclusies van een reviewstudie naar onderzoeksmethoden en meetinstrumenten. Utrecht: NIGZ/Centrum voor Review & Implementatie. Berkman, L., & Glass, T. (2000). Social integration, social networks, social support, and health. In L. F. Berkman & I. Kawachi (Eds.), Social epidemiology (pp. 137173). New York: Oxford University Press. Bracht, N. (Eds.) (1999). Health promotion at the community level. New advances. Thousand Oakes: Sage publications. Bronneman-Helmers, H., & Taes, C. (1999). Scholen onder druk. Sociale en culturele studies 28. Den Haag: SCP. Davies, D., & Johnson, V. (Eds.) (1996). Crossing boundaries with action research: A multinational study of school-family-community collaboration. International Journal of Educational Research, 25, (1), 75-105. Epstein, J. (2001). School, family and community partnerships. Preparing educators and improving schools. Boulder, CO: Westview Press. FORUM (2005). Projectplan Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Utrecht: FORUM. Harting, J., & Assema, P. van (2007). Community projecten in Nederland. De eeuwige belofte? Groningen: Universiteit Groningen. Heaney CA, Israel BA. 2002. Social networks and social support. In: Health Behavior and Health Education: Theory, Research and Practice (Glanz K, Rimer BK, Lewis FM, eds). San Francisco:John Wiley & Sons, Inc., 185-209. Ho Sui Chu, E. (2007). Building trust in elementary schools: the impact of home school community collaboration. International Journal about Parents in Education, 1, (0), 8-20. Karsten, S., Jong, U. de, Ledoux, G., & Sligte, H. (2006). De positie van ouders en leerlingen in het governancebeleid. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Koelen, M., Vaandrager, L., & Colomer, C. (2001). Health promotion research: Dilemmas and challenges. Journal of Epidemiology and Community Health, 55, 257-262. Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (2008a). Betrokken ouders, open scholen. Utrecht: FORUM. Landelijk Platform Allochtone Ouders & Onderwijs (2008b). Betrokken ouders, open scholen. Verslag landelijk congres PAOO, zaterdag 31 mei 2008. Utrecht: FORUM. Luijpers, E., & Keijsers, J. (2001). Participatie. Tijd voor gezond gedrag: Bevorderen van gezond gedrag bij specifieke groepen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
84
Martinez-Gonzalez, R., & Rodriquez-Ruiz, B. (2007). Assessing parents’ satisfaction with their parental role for a more effective partnerships between families and schools. International Journal about Parents in Education, 1, (0), 21-29. Miles, M., & Huberman, A. (1994). Qualitative data analysis: An expanded sourcebook. Thousand Oaks: Sage Publications. Ministerie van OCW (2005). Brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 14 november 2005. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Mittelmark, M. (2001). Investing in communities: principle, panacea or placebo? TSG-Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 79, 532-535. Montandon, C. (1997). Les familles et l’ecole ou panacee? Genève: Université de Genève. Onderwijsraad (2006a). Duurzame onderwijsrelaties. Hoe kan partnerschap tussen de school en de omgeving verantwoord vorm krijgen? Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2006b). Een vlechtwerk van opvang en onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad. (2007). Onderwijs en sociale samenhang: De stand van zaken. Den Haag: Onderwijsraad. PAOO. Betrokken ouders, open scholen. Visie op een betere samenwerking tussen allochtone ouders en leerkrachten), zoals: Utrecht: PAOO, 2008. PAOO (2005). Projectplan Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO). Utrecht: FORUM. PAOO (2006). Notulen eerste kennismakingsbijeenkomst, Landelijk Platform Allochtone Ouders en Onderwijs, d.d. 20 mei 2006 te Utrecht. Utrecht: FORUM. PAOO (2008a). Betrokken ouders, open scholen. Visie op een betere samenwerking tussen allochtone ouders en leerkrachten. Utrecht: FORUM/PAOO. PAOO (2008b). Betrokken ouders, open scholen. Verslag landelijk congres PAOO, 31 mei 2008. Utrecht: FORUM/PAOO. PAOO (2008c). Notulen. Bijeenkomst Landelijk Platform Allochtone Ouders en Onderwijs, d.d. 14 juni 2008 te Utrecht. Utrecht: FORUM. PAOO (2009). Hoofdlijnen activiteitenplan PAOO 2009. Platform Allochtone Ouders en Onderwijs. Utrecht: FORUM. Pelkmans, T., & Smit, F. (2000). Op weg naar zelfsturende teams in schoolorganisaties; een oriënterend onderzoek in het middelbaar beroepsonderwijs. In J. Benders & P. van Amelsvoort (Eds.), Zelfsturende teams in de dienstverlening (pp. 61-70). Utrecht: Uitgeverij LEMMA. Quinn, R. (1988). Beyond rational management. San Francisco/London: Jossey-Bass. Ravn, B. (2003). Cultural and political divergences in approaches to cooperation between home, school and local society in Europe. In S. Castelli, M. Mendel & B. Ravn (Eds.), School, family, and community partnership in a world of differences and changes (pp. 9-18) Gdansk: University of Gdansk. 85
Rychetnik, L., Frommer, M., Hawe, P., & Shiel, A. (2002). Criteria for evaluating evidence on public health interventions. Journal of Epidemiology and Community Health, 56, 119-127. Smit, F., & Driessen, G. (2005). Parent-school-community relations in a changing society: Bottlenecks, pitfalls and solutions. In R.-A. Martínez-Gonzáles, Ma. del Henar Pérez-Herrero & B. Rodríguez-Ruiz (Eds.), Family-school-community partnerships merging into social development (pp. 171-190). Oviedo: Grupo SM. Smit, F., Sleegers, P., & Driessen, G. (2005). Ervaringen met zelfsturing binnen de BVE-sector en het voortgezet onderwijs In Handboek Schoolorganisatie en Onderwijsmanagement (pp. E4500-1-29). Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. Smit, F., Esch, W. van, & Tiebosch, C. (1998). Oog voor intercultureel onderwijs. Handreikingen. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G, Sluiter, R., & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit. Ouderparticipatie en –participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen. Nijmegen: ITS. Smit, F., Driessen, G, Sluiter, R., & Brus, M. (2008). Ouders en innovatief onderwijs. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op scholen met vormen van ‘nieuw leren’. Nijmegen: ITS. Smit, F. (1991). De rol van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Een onderzoek naar vorm, inhoud en effecten van ouderparticipatie in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS. Stoker, J. (1998). Leidinggeven aan zelfstandige taakgroepen. Proefschrift. Enschede: Universiteit van Twente. Vlaar, P, Liefhebber, S. (2002). Coördinatie Vrijwilligerswerk. Taak- en competentieprofiel. Utrecht: NIZW. Wissema, J., Bouts, W., & Rutgers, B. (1996). Medezeggenschap op maat, van toetsende naar interactieve medezeggenschap. Assen: Van Gorcum. Woudstra, M. (2008). Aan de slag! Instrumenten om de actieve betrokkenheid van allochtone ouders bij het onderwijs te vergroten. Utrecht: FORUM/PAOO. Wit, C. de (2009, in druk). Partnerschap tussen ouders en school. In F. Smit (Ed.), Modernisering relatie ouders en school. Den Haag: Sdu Uitgevers.
86