Stadskanaal Veendam
Menterwolde Oldambt Pekela
Bellingwedde Vlagtwedde
Participatiekansen benutten Voorwaarden voor een succesvolle invoering van de Participatiewet in Oost-Groningen
Versie 19 december 2013, in ontwikkeling
Inhoud Inleiding ............................................................................................................... 3 1.Stand van zaken werkzoekenden en werkgelegenheid ............................................. 4 2. Bestaande infrastructuur .................................................................................... 6 3.De Participatiewet (in Oost-Groningen) .................................................................. 8 3.1.Onze maatregelen ...................................................................................... 9 3.2.Infrastructuur ...........................................................................................12 4.Gevolgen van de Participatiewet ..........................................................................13 4.1.De doelgroep ............................................................................................13 4.2.Financiële gevolgen ...................................................................................13 4.3. Gevolgen voor de (arbeids-)participatie .......................................................14 4.4. Gevolgen voor de burgers .........................................................................15 4.5. Conclusie.................................................................................................15 5.Knelpunten .......................................................................................................17 6.Onze vraag: nodig van het kabinet ......................................................................18 6.1. Compensatie voor de bovenmatige efficiencykortingen Wsw ..........................18 6.2. Investering in het Trainings- en Diagnosecentrum ........................................18 6.3. Maatwerk mogelijk maken .........................................................................18 6.4. Hulp bij het aantrekken van extra werkgelegenheid ......................................19 7. Vraag aan de Provincie ......................................................................................19 8. Samengevat .....................................................................................................20
[2]
Inleiding Naar verwachting treedt op 1 januari 2015 de Participatiewet in werking. Een wet die in de plaats komt van de huidige Wet werk en bijstand, Wet sociale werkvoorziening en de Wajong. Doel van de wet is om mensen met een beperking meer kansen te bieden op de reguliere arbeidsmarkt. Zij moeten niet langer instromen in de sociale werkvoorziening, maar aan het werk bij reguliere bedrijven. Hierover heeft het kabinet afspraken gemaakt met vertegenwoordigers van werkgevers. Zij hebben beloofd banen beschikbaar te stellen voor deze groep werkzoekenden. Gemeenten kunnen loonkostensubsidies inzetten en begeleiding bieden. Ook mensen zonder beperking moeten zoveel mogelijk deelnemen aan de arbeidsmarkt. Er wordt van hen gevraagd zich optimaal in te spannen om dat werk te krijgen. En als het er (nog) niet is, op een andere manier een bijdrage te leveren aan de (lokale) samenleving. Het is aan gemeenten om hen te activeren en te stimuleren om zich voor te bereiden op werk. En het is aan onze burgers om de kansen die er zijn, onmiddellijk te grijpen. In Oost-Groningen willen we van de Participatiewet een succes maken. We willen immers niet dat onze inwoners aan de kant blijven staan. Wat ons betreft gaan we met werkgevers aan de slag om mensen met en zonder beperking kansen te bieden op werk. Want dat is de beste manier om mee te doen en om aan isolement en armoede te ontkomen. Dat gaat in onze regio echter niet zomaar lukken. De bijzondere situatie waarin wij zitten, maakt dat de doelen die het Rijk wil halen niet met bestaande middelen en instrumenten te halen zijn. Die bijzondere situatie heeft te maken met de samenstelling van de beroepsbevolking en het aantal banen. Het aantal mensen met een beperking is hoog: per 1000 mensen van 15 tot 65 jaar zijn er 29 aangewezen op de huidige sociale werkvoorziening. Landelijk zijn dat er 8. Voor de Wajong gaat het om respectievelijk 34 en 20. De werkgelegenheid is laag: per 1000 mensen van 15 tot 65 jaar zijn er 590 banen beschikbaar. Landelijk zijn dat er 730. De bezuinigingen en de afbouw van bestaande instrumenten leiden er in onze regio juist toe dat (nog) meer burgers niet meedoen op de arbeidsmarkt en dat (nog) meer burgers in een situatie van armoede en gebrek aan perspectief terecht komen. Daarnaast leiden zij tot financiële problemen bij de gemeenten. Veranderingen in de sociale zekerheid vragen van gemeenten om een andere aanpak. We hebben dan ook in de afgelopen periode niet stil gezeten. Na het intrekken van de Wet werken naar vermogen zijn wij doorgegaan met de uitvoering van de maatregelen uit onze herstructureringsplannen. Met steun van de provincie zijn we begonnen met de ontwikkeling van een nieuwe gezamenlijke werkwijze waarin sociale diensten en sociale werkbedrijven werkzoekenden trainen, ontwikkelen, activeren en voor werkgevers in beeld brengen. Ook zijn we gestart met een bovenlokale werkgeversaanpak, waardoor werkgevers niet meer met verschillende aanbieders en instrumenten te maken hebben en waardoor zij inzicht hebben in de capaciteiten van een brede groep werkzoekenden. We willen deze werkwijze graag voortzetten, doorontwikkelen en uitbreiden. In dit plan geven we aan hoe we dat willen doen en welke investeringen van gemeenten, Rijk, provincie, onderwijsveld en sociale partners nodig zijn.
[3]
1.Stand van zaken werkzoekenden en werkgelegenheid In de regio Oost-Groningen zijn de werkgelegenheid en de (arbeids-)participatie laag. Burgers melden zich minder vaak op de arbeidsmarkt en als ze zich wel melden, zijn ze vaker werkloos of werkzaam in sociale werkbedrijven. Het beroep op sociale voorzieningen is dan ook fors groter dan in de rest van ons land. Het gaat daarbij vooral om het beroep op de sociale werkvoorziening (3,5 keer zo hoog als landelijk) en de Wajong (1,5 keer zo hoog). Onderzoek van het CAB laat voor de Awbz hetzelfde beeld zien (1,5 keer zo hoog). In Oost-Groningen hebben we dus te maken met een oververtegenwoordiging van mensen met een arbeidsbeperking. Dat blijft ook zo. Onderzoek van het Verwey-Jonker instituut1 laat zien dat in onze regio het aantal jongeren met een handicap hoger is dan elders: 35 op 1000 kinderen (tegen landelijk 20). De demografische ontwikkelingen (krimp) zorgen er verder voor dat het aantal bewoners met een lage opleiding en met een beperking toeneemt 2. Figuur 1: gebruik sociale voorzieningen (als % van de bevolking 15-65 jaar)
gebruik sociale voorzieningen oost-groningen Nederland Oost-Groningen Menterwolde Oldambt
WWB
Pekela
Wsw
Vlagtwedde
Wajong
Veendam Stadskanaal Bellingwedde 0,00% 2,00% 4,00% 6,00% 8,00% 10,00%12,00%14,00%
Voor de huidige Wsw en Wajong gaat het om ruim 6.000 mensen. Met huidige Wwb-ers erbij gaat het om een groep van 10.000 mensen. Arbeidsparticipatie Percentage NWW3 Aantal Wsw-ers4 Aantal Wajongeren Aantal WWB Totaal potentiële doelgroep P-wet Aandeel laag opgeleiden5
Oost-Groningen 61% 10,1% 2776 (2,88%) 3282 (3,41%) 3850 (4,0%) 9908 (10,3%) 42%
Landelijk 67% 8,1% 90.813 (0,82%) 225.594 (2,04%) 345.240 (3,13%) 661.647 (6,0%) 31%
Het aantal banen in onze regio is 57.150. Hiervan bestaat 5% uit banen in het kader van de Wsw (3.000). Het opnamevermogen van de arbeidsmarkt in onze regio is beperkt: op dit moment zijn er 590 banen per 1000 leden van de beroepsbevolking6. Voor heel 1
Kinderen met een handicap in Tel (september 2013) OESO 3 Juni 2013 (UWV) 4 In zogenaamde Aja’s (aantal jaarplekken, gecorrigeerd naar mate van handicap), er zijn 3000 personen met een dienstbetrekking. Er is sprake van overlap tussen mensen met een Wajonguitkering en een Wsw-dienstbetrekking. 5 Personen van wie basisonderwijs, v(m)bo, mbo-1 de hoogst voltooide opleiding is (nationale Atlas Volksgezondheid, juni 2013) 6 Aantal banen (LISA) gedeeld door de gehele bevolking 15-65 jaar. 2
[4]
Nederland zijn dat er 730. Daarnaast hebben we te maken met een groot aantal kleine bedrijven. In onze regio bestaat 37% van de bedrijven uit niet meer dan 10 medewerkers7. In Nederland als geheel is dat percentage 27%. Het CAB concludeert in haar onderzoek naar de onderkant van de arbeidsmarkt dat er weinig baanopeningen voor laagopgeleide werkzoekenden zijn. Zij verwacht dat daar waar die openingen er wel zijn, deze gemakkelijk kunnen worden ingevuld door schoolverlaters of mensen met die nog maar kort werkloos zijn. Belangrijke knelpunten die zich voordoen zijn de kwalitatieve discrepanties tussen wat gevraagd wordt op de arbeidsmarkt en wat werkzoekenden kunnen bieden en verdringingseffecten. Kansen doen zich voor waar overgekwalificeerde werkenden doorstromen naar andere banen en waar een deel van de schoolverlaters ervoor kiest de entree op de arbeidsmarkt uit te stellen. Waar de arbeidsparticipatie en de kansen op werk laag zijn, dreigen armoede en sociale uitsluiting. Ook bestaat het gevaar van gewenning aan sociale voorzieningen en berusting in het ontbreken van perspectief. Al onze inspanningen zijn erop gericht om dit te voorkomen.
Conclusie In Oost-Groningen is er sprake van een bijzondere situatie: de beroepsbevolking kenmerkt zich door een hoog aantal mensen met beperkingen (6.000 Wajongeren en Wsw-ers) en/of een lage opleiding (ruim 10% boven het landelijk gemiddelde). Dit geldt ook voor de toekomstige beroepsbevolking. De werkgelegenheidssituatie is ongunstig: het aantal banen per lid van de beroepsbevolking ligt 20% onder het landelijk gemiddelde. Van de banen die er wel zijn, gaat het in 5% van de gevallen om banen in het kader van de Wsw. We hebben in de regio te maken met een hoog aandeel kleine bedrijven (37% ten opzichte van landelijk 27%). De mogelijkheden voor toetreding tot de arbeidsmarkt zijn dus beperkt.
7
Er is slechts één regio met een hoger aandeel kleine bedrijven (Noord-Holland Noord met 38%)
[5]
2. Bestaande infrastructuur Voor het deel van de mensen waar we nu al verantwoordelijk voor zijn, beschikken we over een uitgebreide infrastructuur. In onze regio zijn er twee grote sociale werkbedrijven waar circa 3000 mensen een (Wsw-)baan hebben. Het werk is deels afkomstig van gemeentelijke opdrachten en deels van opdrachten die de bedrijven uit de markt halen. Met deze opdrachten lukte het de bedrijven tot voor kort om de exploitatie zonder extra gemeentelijke bijdrage rond te krijgen. De bezuiniging op de Wsw-subsidie in 2011 heeft ertoe geleid dat één van de bedrijven (Synergon) vanaf dat jaar een beroep moest doen op een aanvullende bijdrage van de gemeenten. Wedeka heeft in de afgelopen periode haar opgebouwde reserves moeten aanspreken en zal vanaf 2015 een beroep moeten doen op een aanvullende gemeentelijke bijdrage. Het aantal externe plaatsingen (detacheringen en begeleid werken) is bij deze bedrijven met 12% relatief laag. Dat komt omdat vanwege de situatie op de arbeidsmarkt de opbrengsten van detacheringen onder die van de productiviteit binnen de bedrijven lag. In de regio zijn vijf sociale diensten die in omvang variëren. Er zijn drie grotere sociale diensten (twee gemeenten en één gemeenschappelijke regeling van twee gemeenten) met een klantenaantal tussen de 850 en de 1200. De twee kleinere (één gemeente en één samenwerkingsverband tussen twee gemeenten) hebben rond de 300 klanten. Met de verwachte komst van de Wet werken naar Vermogen zijn er herstructureringsplannen opgesteld waarin gestreefd wordt naar intensivering van samenwerking tussen sociale diensten en sociale werkbedrijven. Onderdeel daarvan was het koppelen van de expertise en infrastructuur van de sociale werkbedrijven (werk, werkbegeleiding en ontwikkeling van mensen met een beperking) aan die van sociale diensten (werkgeversbenadering en re-integratie) en onderwijsinstellingen (scholing, training en werkgeverscontacten). Dat heeft geleid tot een vijftal trainings- en diagnosecentra waarin de mogelijkheden van bijstandsgerechtigden en sw-medewerkers in beeld worden gebracht en waarin mensen worden getraind, geschoold en geactiveerd en ondersteuning krijgen bij de plaatsing bij reguliere bedrijven. Vanuit deze centra wordt tevens een bovenlokale werkgeversaanpak uitgevoerd, zodat werkgevers kunnen beschikken over (informatie over) een brede groep potentiële werknemers. Ook zijn de instrumenten waar werkgevers een beroep op kunnen doen, voor alle gemeenten hetzelfde. Met het vervallen van het herstructureringsfonds heeft de provincie Groningen besloten een bijdrage te leveren aan deze ontwikkeling die meer bijstandsgerechtigden en Sw-medewerkers bij reguliere bedrijven aan de slag moet krijgen. De eerste resultaten van deze aanpak zijn hoopgevend. In een half jaar tijd zijn ruim 800 bijstandsgerechtigden gestart met activiteiten binnen één van de TDC’s. Hiervan zijn ruim 200 mensen aan het werk gegaan en zijn 70 mensen gestart met een opleiding. Ruim de helft van de mensen doet werkervaring op bij bedrijven of binnen de infrastructuur van de sociale werkbedrijven.
[6]
Conclusie Voor de arbeidsparticipatie van werkzoekenden en/of mensen met een beperking hebben we twee grote, efficiënt werkende sociale werkbedrijven en vijf sociale diensten in onze regio. De werkbedrijven bieden werk aan circa 3000 personen en zorgen daarnaast voor extra mogelijkheden om bijstandsgerechtigden te trainen, diagnosticeren en werkervaring op te laten doen. Werkwijze en werkgeversbenadering hebben we op basis van de herstructureringsplannen voor de Wet werken naar vermogen aangepast. Op deze manier zijn we al zijn begonnen met de voorbereiding op de nieuwe Participatiewet.
[7]
3.De Participatiewet (in Oost-Groningen) Het kabinet wil dat alle mensen als volwaardig burger mee kunnen doen aan onze samenleving. Bij voorkeur door middel van regulier werk en als dat nog een brug te ver is, op een andere manier. Met de Participatiewet wil het kabinet extra banen creëren voor mensen met een beperking. In de wet staan prikkels voor werkzoekenden om aan de slag te gaan en voor gemeenten om mensen hiertoe te stimuleren en te ondersteunen. Met de sociale partners heeft het kabinet afspraken gemaakt zodat er extra banen beschikbaar komen. Het bieden van werk bij reguliere bedrijven gaat gelijk op met de afbouw van het huidige gesubsidieerde werk: de deur naar de sociale werkvoorziening gaat per 1 januari 2015 op slot en deze voorziening wordt de komende decennia tot nul teruggebracht. Voor de komende periode geldt dat gemeenten en sociale werkbedrijven efficiënter moeten werken (en meer mensen naar buiten plaatsen) waardoor een korting op het subsidiebedrag mogelijk is. Die efficiencykorting loopt in de periode 2015 tot 2020 op tot € 3.300 per Wsw-medewerker in 2020 en komt bovenop een korting die al vanaf 2011 is doorgevoerd (€ 1.350). De subsidie voor de huidige 90.000 Wsw-ers wordt stapsgewijs vervangen door hetzelfde aantal loonkostensubsidies (vanuit het bijstandsbudget) en begeleidingssubsidies (in het participatiebudget) waarmee gemeenten: a) Beschut werk kunnen organiseren voor (in totaal 30.000) mensen met een handicap en een lage verdiencapaciteit die niet bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. b) Bedrijven tegemoet kunnen komen door (naar rato van de loonwaarde van een medewerker) een loonkostensubsidie te verstrekken en begeleiding te bieden. De doelgroep van gemeenten wordt uitgebreid met mensen die nu nog een beroep doen op de Wajong. De Wajong is alleen nog toegankelijk voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Zodra er sprake is van arbeidsvermogen vallen mensen onder het regime van de Participatiewet (en dus wat inkomen betreft onder de regels van de bijstand). De huidige Wajongeren worden in de komende jaren (20152018) herbeoordeeld. Het kabinet verwacht dat er in deze periode 65.000 Wajongeren naar de gemeente komen. Daarnaast verwacht zij dat er jaarlijks 5.000 personen extra in de bijstand stromen (omdat zij ondanks een beperking over arbeidsvermogen beschikken). De Participatiewet vraagt van ons dus om op een andere manier uitvoering te geven aan de sociale zekerheid. Waar onze inwoners niet langer gebruik kunnen maken van voorzieningen waarmee zij voor onbepaalde tijd verzekerd zijn van werk en inkomen (Wsw), moeten we op zoek naar alternatieven. Want het zal duidelijk zijn dat wij niet willen dat mensen met een beperking achter de geraniums belanden en dat hun perspectief op zelfstandig werk en inkomen verdwijnt. Net zoals het duidelijk zal zijn dat daar waar bij bedrijven nu of in de toekomst een vraag naar arbeid gaat ontstaan, wij er alles aan willen doen om mensen daarvoor klaar te stomen. Alternatieven staan of vallen met de mate waarin we erin slagen werk naar de regio en/of mensen naar werk te brengen en de mate waarin we erin slagen om zelf (extra en/of tijdelijk) werk te creëren. We hebben immers te maken met een situatie waarin er simpelweg te weinig werk is.
[8]
De uitgangspunten We bouwen voort op de stappen die we naar aanleiding van de herstructureringsplannen al hebben gezet. Dat betekent dat we: in samenwerking met het bedrijfsleven een economische impuls willen geven aan de regio, extra werk willen creëren en naar de regio willen halen en bestaand werk beschikbaar willen maken voor huidige werkzoekenden. Daarbij willen we de instrumenten die het Rijk beschikbaar stelt (loonkostensubsidies en begeleiding) optimaal benutten. maatregelen die we nemen, nemen in nauw overleg met bedrijven in onze regio en daarbuiten. Waar we bedrijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid (bieden van werk aan mensen met een beperking) willen we hen ook optimaal faciliteren. onze activerende werkwijze verder ontwikkelen. Deze aanpak bestaat uit scholing en activering van werkzoekenden, stimuleren van mobiliteit en de handhaving van verplichtingen. Daarmee zorgen we ervoor dat degenen die dat kunnen, gestimuleerd worden om zelf een baan te vinden: in de regio of daarbuiten. Tevens zorgen we ervoor dat we mensen voorbereiden op regulier werk. Wat we doen, doen we in nauw overleg met bedrijven in de regio. De bestaande infrastructuur van sociale werkbedrijven en sociale diensten ombouwen tot “ontwikkelings- en participatiebedrijven” waarin deze werkwijze wordt ondersteund, waarin werkgevers worden gefaciliteerd bij het in dienst nemen van mensen met een beperking (of andere groepen potentiële werknemers) en waarin tijdelijk extra werk wordt uitgevoerd om mensen voor wie er (nog) geen plek is op de arbeidsmarkt, toch aan de slag te krijgen. 3.1.Onze maatregelen In de regio willen we alles op alles zetten om kansen te bieden aan mensen zonder werk en ondersteuning te bieden aan bedrijven die zich hier hebben gevestigd, zich hier willen vestigen of die werk hier willen laten uitvoeren. Dit gaan we doen: 1. Gezamenlijk zorgen voor nieuwe werkgelegenheid Arbeidsparticipatie is alleen te verhogen door meer werk. Om meer werk te realiseren is een stevige economische basis nodig. De belangrijkste randvoorwaarde daarvoor is een bereikbare regio, zowel fysiek als digitaal. Met ondersteuning van VNO-NCW Noord gaan we plannen uitwerken om de ontsluiting van ons gebied te verbeteren en om te zorgen voor sneller internet. Daarnaast bieden de maatregelen uit het Energieakkoord mogelijkheden om de ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid te koppelen aan de leefbaarheid en het verhogen van het besteedbaar inkomen van onze burgers. De aansluiting met het innovatieprogramma Gas 2.0, zoals genoemd in het Rapport van de Commissie Meijer biedt hiervoor ook aanknopingspunten. Ook bij de uitwerking van deze plannen krijgen we steun van VNO/NCW. We starten een ondernemerstafel waarin we op zoek gaan naar alternatieve manieren om de werkgelegenheid te stimuleren. Er liggen mogelijk kansen in het terughalen van bedrijvigheid uit lagelonenlanden. We hebben immers een groot arsenaal aan laaggeschoolden en straks de mogelijkheid om werkgevers te compenseren voor medewerkers met een beperkte productiviteit. Samen met de provincie stimuleren we deze “reshoring” met de inzet van de sectormiddelen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld. Een deel van de werkgelegenheid die de sociale werkbedrijven in de huidige situatie is feitelijk al extra werkgelegenheid. Deze kenmerkt zich door een productiematig karakter [9]
en door een opbrengst die lager ligt dan de loonwaarde van mensen. Voor onze regio is het van belang dit werk te behouden. We blijven dus maatregelen nemen om deze en andere vormen van werk naar de regio toe te halen. Daartoe starten we een regionaal economisch team dat hiervoor zorg draagt. Het team bestaat uit vertegenwoordigers van gemeenten, sociale werkvoorziening en ondernemers. Daarnaast nemen maatregelen om extra werk te creëren die naast extra werkgelegenheid ook een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de leefbaarheid in onze regio. We sluiten daarbij aan bij de ambities en acties uit het programma krimp en leefbaarheid. Concreet gaat het daarbij onder andere om: maatregelen om de woningvoorraad te verduurzamen: het energiezuiniger maken van de bestaande woningvoorraad draagt ook bij aan extra werkgelegenheid en zorgt voor lagere kosten bij onze burgers; de inzet van dienstencheques: met dit instrument wordt het voor burgers goedkoper om (gemaks-) diensten af te nemen, terwijl er tegelijkertijd extra werk wordt gegenereerd voor mensen met een uitkering. Acties Uitwerken maatregelen voor verbetering infrastructuur met VNO/NCW Gezamenlijke aanpak nieuwe werkgelegenheid Uitwerking maatregelen energieakkoord (met VNO/NCW) Aanjaagfunctie reshoring met behulp van sectorplannen (met provincie) Instelling van een regionaal economisch team Ondernemerstafel Gezamenlijke maatregelen extra werk krimp en leefbaarheid Verduurzaming woningvoorraad Invoering dienstencheques
2. Gezamenlijk benutten van bestaande kansen Naast nieuwe werkgelegenheid, is het van belang om ook bestaande kansen optimaal te benutten. Er is immers (ook in tijden van crisis) sprake van een vervangingsvraag die de komende jaren gaat groeien. Kansen doen zich ook voor in andere arbeidsmarktregio’s. We willen met sociale partners afspraken maken over de manier waarop de (toekomstige) vraag van bedrijven gekoppeld kan worden aan het aanbod aan personeel dat beschikbaar is. Met VNO-NCW Noord starten we een pilot om (in het kader van de regionale uitwerking van het sociaal akkoord) te komen tot een actieve en gezamenlijke werkgeversbenadering. Daar waar wij (of andere overheidsorganisaties) optreden als opdrachtgever van werkzaamheden in onze regio vragen we van bedrijven een bijdrage in het bieden van werk, werkervaring en/of scholing van onze werkzoekenden. We gaan bedrijven daarbij ondersteunen. We doen dat door met potentiële aanbieders in een vroeg stadium na te denken over manieren waarop zij invulling kunnen geven aan de social return paragraaf in de aanbesteding. De uitvoering koppelen we aan de bovenlokale werkgeversdienstverlening die we nu uitvoeren. We vragen niet alleen wat van bedrijven. We willen hen ook faciliteren in de periode waarin zij het moeilijk hebben als gevolg van de economische crisis. Onze kennis en infrastructuur stellen we daarom beschikbaar aan bedrijven die dit kunnen benutten voor scholing, training en begeleiding van hun eigen personeel en/of ten behoeve van [10]
(regionale) sectorplannen die vanaf 1 oktober bij het Ministerie kunnen worden ingediend. Temeer daar we in onze regio te maken hebben met veel kleine bedrijven voor wie dit afzonderlijk nauwelijks te organiseren is. Daarnaast benutten we kansen die de arbeidsmarktregio aan de andere kant van de grens biedt. Daar waar we nu op projectbasis samenwerken met partijen in Nedersaksen, gaan we dat gezamenlijk en structureel doen. Verder willen we komen tot een langetermijnagenda voor de vorming van een gezamenlijke arbeidsmarktregio. Acties Start van een pilot werkgeversbenadering met steun van VNO/NCW Noord Gezamenlijke uitvoering social return Ondersteuning van (kleine) bedrijven bij sectorplannen Gezamenlijke aanpak Grensoverschrijdende samenwerking 3. Gezamenlijke uitvoering van de Participatiewet Eén arbeidsmarktregio betekent één werkwijze in het faciliteren van bedrijven. Bedrijven die werkzoekenden kansen bieden, gaan we zoveel mogelijk ontzorgen. We gaan door met een bovenlokale werkgeversbenadering en zorgen dat het instrumentarium dat wordt ingezet binnen de hele regio gelijk is. Zodra de Participatiewet is vastgesteld komen we met één regionaal plan waarin keuzes staan ten aanzien van de inzet van loonkostensubsidies, beschut werk, begeleiding van werkzoekenden en werkgevers, no risk polissen en scholing. Regionale werkgevers worden bij de vaststelling daarvan betrokken. Acties Gezamenlijk plan van aanpak inzet instrumenten Participatiewet In overleg met regionale werkgevers 4. (Door-)ontwikkeling van een activerende werkwijze van sociale zekerheid We hebben de nodige stappen gezet om te komen tot een activerende sociale zekerheid. Daar gaan we mee door, waarbij we het activerend karakter nog verder versterken. We willen dat mensen die het zelf kunnen, zelf actie ondernemen. En we willen dat mensen die hulp nodig hebben, deze ook krijgen. Op alle mogelijke manieren willen we voorkomen dat mensen zonder activiteit en zonder perspectief op werk of inkomen komen te zitten. Het perspectief van een langdurig gesubsidieerde baan binnen één van onze sociale werkbedrijven verdwijnt. Dat betekent dat grote groepen burgers met beperkingen nieuwe perspectieven moeten creëren. Dat heeft gevolgen voor hen en (gezien de zwakte van onze arbeidsmarkt) voor onze ondersteuning. Werkzoekenden worden gestimuleerd om kansen te benutten. We leggen (nog) sterker de nadruk op scholing en mobiliteit. Iedereen met kansen (op werk of kwalificatie) moet aan de bak! Daarbij past geen vrijblijvendheid. Wij helpen daarbij, voortbouwend op de werkwijze die we al zijn gestart in de Trainings- en diagnosecentra en de maatregelen die we hebben genomen in het kader van het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Onze aanpak is in de hele regio gelijk. Ook huidige Wsw-medewerkers maken onderdeel uit van deze aanpak. Dat betekent dat ook zij worden gestimuleerd om (via detacheringen) bij reguliere bedrijven aan de slag te gaan.
[11]
Mogelijkheden van werkzoekenden zijn in beeld. We brengen de (capaciteiten van) werkzoekenden in beeld. We willen werkgevers voorzien van goed en passend personeel. Hiervoor benutten we de methodiek van het E-portfolio. Werkgevers krijgen zo zelf inzicht in de mogelijkheden van potentiële werknemers. Wat we doen, sluit aan bij wat werkgevers vragen Wat we binnen onze trainings- en diagnosecentra doen aan het verbeteren van competenties en het verhogen van het scholingsniveau moet aansluiten bij wat werkgevers vragen. We willen daarom werkgevers zeggenschap geven over de inhoud van het programma binnen de TDC’s. Acties Doorontwikkeling werkwijze gericht op activering, scholing en mobiliteit Stimuleren detacheringen en begeleid werken huidige Sw-medewerkers en bieden van ontwikkelingsplekken voor andere groepen werkzoekenden. Bedrijven (via het Werkbedrijf) betrekken bij inhoud programma TDC’s Keuzes maatregelen activering en handhaving in gezamenlijk plan van aanpak uitvoering Participatiewet 3.2.Infrastructuur We hebben een infrastructuur gebouwd om mensen met een beperking werk te bieden. Die infrastructuur bestaat uit werk voor en begeleiding van mensen in de Wsw en in toenemende mate ook mensen met een bijstandsuitkering. Dat werk en die begeleiding willen we (zeker de komende periode) behouden. Het werk dat sociale werkbedrijven nu binnenhalen vanwege de kwaliteit ervan en de beschikbaarheid van laaggeschoold personeel, moet in onze regio beschikbaar blijven en waar mogelijk worden uitgebouwd. Dat zorgt niet alleen voor extra werk, maar ook voor lagere kosten van gemeenten. Wel moet de aard van dit bedrijf veranderen. Er werken niet langer mensen met een contract voor onbepaalde tijd in een regeling waaruit doorstroming wordt belemmerd. Het gaat zoveel mogelijk om een bedrijf waarin mensen zich ontwikkelen en voorbereiden op banen bij reguliere bedrijven. Voor een deel gebeurt dat tijdelijk en met behoud van uitkering. Daarnaast streven we ernaar om extra werkgelegenheid te creëren waar mensen met een beperking met een arbeidscontract aan de slag kunnen. Het werk dat wordt uitgevoerd is een mix van gemeentelijke opdrachten en werk dat van de markt komt. Om te borgen dat het om een aanvullende infrastructuur gaat, geven we werkgevers een stem in de vormgeving van dit bedrijf.
[12]
4.Gevolgen van de Participatiewet 4.1.De doelgroep De doelgroep van werkzoekenden waar de gemeenten verantwoordelijk voor worden, wordt met de invoering van de Participatiewet groter. Naast de huidige Wsw-ers (3000) en de (huidige en nieuwe) bijstandsgerechtigden (nu bijna 4000) zullen naar verwachting in de komende drie jaar 1250 Wajongeren met arbeidsvermogen een beroep doen op ondersteuning van de gemeente. Uit ervaringen van het UWV weten we dat een groot deel van de Wajongeren is aangewezen op langdurige begeleiding8. Dat vraagt van gemeenten dus ook een forse inspanning. 4.2.Financiële gevolgen De invoering van de Participatiewet heeft grote financiële gevolgen voor de gemeenten in onze regio. De belangrijkste oorzaak is de efficiencykorting op de Wsw-subsidies voor de huidige doelgroep. Deze korting is (vooruitlopend op de Wet werken naar vermogen) voor een deel al ingegaan in 2011 (€ 1.350 per Wsw-plaats) en wordt na 2015 nog forser (€ 3.330 per Wsw-plaats extra). In de periode 2011 tot en met 2019 gaat het om een totale korting van bijna € 50 miljoen (47,8 miljoen)! En dat terwijl we de kosten voor deze groep niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden9. Om een beeld te geven: in Pekela leidt dit ertoe dat de gemeente in deze periode € 260 per inwoner minder te besteden heeft. Voor Oost-Groningen als geheel gaat het om een bedrag van € 218. Ter vergelijking: Bloemendaal moet Kortingsbedrag per inwoner in die periode € 17 bijpassen. In Amsterdam gaat het Gemeente 2011-19 2020 Pekela € 260 € 69 om € 53. Voor het jaar 2020 geldt voor Pekela nog Oost-Groningen € 218 € 58 steeds dat er fors moet worden bijgepast (€ 69 per Nederland (gem) € 65 € 18 inwoner). Dit kan dus niet anders leiden dan tot een Amsterdam € 53 € 14 Utrecht € 29 € 18 enorme verschraling van de gemeentelijke Bloemendaal € 17 €4 dienstverlening, ook op andere terreinen. De financiële gevolgen zijn voor onze regio buitenproportioneel omdat er zoveel Sw-ers zijn. Wanneer het aantal Sw-ers gelijk zou zijn aan het gemiddelde in Nederland, zou de korting in deze periode beperkt zijn gebleven tot circa € 13 miljoen. Het hoge aantal Sw-ers leidt dus toe dat we in onze regio € 35 miljoen extra aan bezuinigingen moeten opvangen (de regionale component van de bezuiniging). Per jaar ziet die regionale component er als volgt uit:
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 totaal
Extra bezuiniging totaal € 3,9 miljoen € 3,9 miljoen € 3,4 miljoen € 3,4 miljoen € 4,7 miljoen € 5,8 miljoen € 6,6 miljoen € 7,6 miljoen € 8,5 miljoen € 47,8 miljoen
Extra bezuiniging als gevolg situatie regio10 € 2,8 miljoen € 2,8 miljoen € 2,5 miljoen € 2,5 miljoen € 3,4 miljoen € 4,1 miljoen € 4,8 miljoen € 5,5 miljoen € 6,2 miljoen € 34,7 miljoen
8
UWV, kenniscahier. Loonkosten vormen ruim driekwart van de totale kosten van de uitvoering van de Wsw 10 Met als referentiejaar 2010 9
[13]
Deze (extra) bezuiniging leidt tot (extra) tekorten bij onze Sw-bedrijven. Zelfs met de al eerder genomen efficiencymaatregelen, de inzet van re-integratiemiddelen en het niet verlengen van tijdelijke contracten van Sw-medewerkers, lopen de tekorten van beide bedrijven op van € 5 miljoen in 2015 tot € 12 miljoen in 2018. Tekorten die niet op te vangen zijn binnen het Participatiebudget. Dat leidt ertoe dat er voor andere/nieuwe werkzoekenden geen middelen beschikbaar zijn en/of tot draconische maatregelen over andere vormen van dienstverlening voor de burgers. Nieuwe groepen werkzoekenden Binnen de Participatiewet worden middelen beschikbaar gesteld om bestaande en nieuwe doelgroepen te ondersteunen. Naast het bestaande re-integratiebudget komen er extra middelen voor de begeleiding van mensen met een beperking die met een loonkostensubsidie (bij een reguliere werkgever of in het kader van beschut werk) aan het werk gaan. Zoals er nu in onze regio een oververtegenwoordiging is van mensen in de Wsw, zal er straks een oververtegenwoordiging zijn van nieuwe werkzoekenden met een beperking. Dat betekent dat we voor een grotere groep mensen middelen nodig hebben om begeleiding te bieden op weg naar en bij werkgevers. Of we over voldoende middelen beschikken is mede afhankelijk van de wijze waarop het landelijke budget over gemeenten wordt verdeeld. Wanneer de extra middelen volgens de huidige verdeling van het P-budget plaatsvindt, hebben we als regio in 2018 een bedrag van € 8,8 miljoen beschikbaar. Dat is minder dan we op dit moment hebben voor de ondersteuning van bestaande Wwb-ers (€ 9,6 miljoen). Terwijl we hiervoor de volgende extra activiteiten moeten uitvoeren: Begeleiding van circa 70011 mensen met een beperking bij reguliere werkgevers of bij beschut werk Begeleiding van 1250 mensen vanuit de Wajong 12
4.3. Gevolgen voor de (arbeids-)participatie Doel van de Participatiewet is om meer mensen aan het werk te krijgen. Dat betekent dat de maatregelen uit de wet ertoe moeten bijdragen dat er meer banen bijkomen dan er (als gevolg van de wet) verdwijnen. In onze regio is dat (meer dan elders) een grote opgave: het stoppen van de Wsw zorgt er immers voor dat er in de komende decennia 3.000 arbeidsplaatsen verdwijnen. Daarmee verdwijnt vanzelfsprekend niet al het werk dat door deze mensen wordt uitgevoerd, maar kunnen we het ook niet zondermeer behouden. Naast gemeentelijke werkzaamheden, voeren de sociale werkbedrijven immers ook werk uit dat speciaal voor deze doelgroep uit de markt wordt gehaald. Het gaat daarbij vaak om werk waarvan de toegevoegde waarde onder het minimumloon ligt. Afspraken in het sociaal akkoord en de beschikbare instrumenten uit de Participatiewet bieden op zichzelf de mogelijkheid om extra werkgelegenheid te creëren. De komst van de Werkbedrijven biedt een goede manier om hier concrete afspreken over te maken. De uitdaging om de werkgelegenheid op het huidige niveau te handhaven, zal echter al een tour de force zijn. Wanneer de werkgelegenheid voor mensen met een beperking bij bestaande bedrijven vandaan moet komen, vraagt dit van hen een enorme bijdrage. Een 11 12
In 2019 op basis van vervanging wsw door deze instrumenten Voor zover zij niet via bovenstaand instrument aan de slag gaan
[14]
evenredige bijdrage van bedrijven in onze regio aan de “sociaal akkoord” 13,-banen zou in 2026 leiden tot 880 banen voor mensen met een beperking. Daarmee zijn we nog lang niet bij de 3000 banen die nodig zijn om het huidige aantal te vervangen. De wet biedt ook de mogelijkheid om extra banen te realiseren in het kader van beschut werk. Met deze nieuwe vorm van gesubsidieerde arbeid zouden we een deel van dat “gat” kunnen herstellen. Dat heeft wel een prijs: deze vorm van arbeid is niet kostendekkend en vraagt om een forse investering uit het participatiebudget. Budget waarover wij zoals het er nu naar uitziet, niet beschikken. 4.4. Gevolgen voor de burgers De Participatiewet is er voor burgers in ons land en dus voor burgers in Oost-Groningen. In onze regio is op dit moment een groot aantal mensen voor hun participatie en inkomen aangewezen op sociale voorzieningen en gesubsidieerde banen. Zij zullen de gevolgen van deze wet gaan merken: de positieve gevolgen wanneer er werkelijk extra banen voor hen beschikbaar komen en de negatieve gevolgen wanneer zij geen beroep meer kunnen doen op gesubsidieerd werk of de Wajong (en aangewezen zijn op een bijstandsuitkering). De risico’s op minder werk voor mensen met een beperking leidt tot verhoging van de kans dat mensen niet mee kunnen doen en thuis komen te zitten. Met alle bijkomende maatschappelijke effecten die daarmee gepaard gaan (op het gebied van welzijn, gezondheid en overlast). Het leidt tevens tot gevolgen voor het inkomen waarover mensen (kunnen) beschikken. Dit doet zich in het bijzonder voor wanneer men terugvalt van een Wajong uitkering naar een bijstandsuitkering (of wanneer men na een herbeoordeling geen beroep meer kan doen op een uitkering). We kunnen ons niet permitteren dat er een regio ontstaat waarin het perspectief op werk en een hoger inkomen nog slechter wordt dan nu al het geval is. Daar komt nog bij dat de tekorten op de Wsw van invloed zijn op andere vormen van dienstverlening in de gemeente. Daarmee gaat de Participatiewet ook andere burgers treffen. In de participatiewet zitten ook prikkels om mensen sterker te stimuleren om aan het werk te gaan en de kansen die er zijn te grijpen. Er wordt daarin –terecht- een beroep gedaan op mensen om wat zij zelf kunnen doen om aan de slag te gaan, ook werkelijk te doen. De sociale zekerheid zal dus (ook in onze regio en ook voor mensen met een beperking) sterker gericht zijn op het benutten van kansen en daarmee bijvoorbeeld ook op mobiliteit. 4.5. Conclusie De uitgangspunten van de Participatiewet onderschrijven wij: zoveel mogelijk mensen met een beperking aan de slag bij reguliere bedrijven. De effecten van de wet in zijn huidige vorm zijn echter desastreus voor (gemeenten in) onze regio en brengen ernstige risico’s met zich mee voor inkomen en maatschappelijke deelname van onze inwoners: De wet leidt tot een korting op de Wsw van bijna € 50 miljoen in de periode van 2011-2019; € 35 miljoen daarvan wordt veroorzaakt door de huidige situatie in de regio (die niet beïnvloedbaar is)! 13
Landelijk vormen de 125.000 banen 1,5% van de totale werkgelegenheid. Wanneer ook in onze regio 1,5% van de banen voor deze groep beschikbaar wordt gesteld komen we op de genoemde 880.
[15]
Dat betekent dat Pekela over die periode € 260 per inwoner moet bijpassen, terwijl dat in Bloemendaal om € 17 gaat. Dat leidt (ondanks maatregelen die al genomen zijn om de bedrijfsvoering zo efficiënt mogelijk te maken) tot een jaarlijks tekort op de uitvoering van de sociale werkvoorziening die oploopt tot € 12 miljoen in 2017, Dat is meer dan het beschikbare participatiebudget (€ 8,3 miljoen in 2017 en € 8,8 miljoen in 2018) Uit dat budget moet (in 2019) ook de begeleiding worden gefinancierd aan 700 mensen met een beperking en aan groepen bijstandsgerechtigden zonder beperking Van bedrijven wordt een onevenredige bijdrage gevraagd als zij met de afspraken uit het sociaal akkoord het huidige aantal sw-banen zouden moeten vervangen Daardoor dreigt het huidige aantal banen af te nemen. De maatregelen die we hebben beschreven zijn alleen al noodzakelijk om te voorkomen dat als gevolg van de Participatiewet de arbeidsparticipatie in onze regio daalt!
[16]
5.Knelpunten Als regio willen we van de Participatiewet een succes maken. We bouwen aan een werkwijze die werkzoekenden activeert om kansen die er zijn te pakken, we werken samen met werkgevers aan (extra) banen voor werkzoekenden met een beperking en we zorgen voor een betere match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt: door scholing, diagnose en bemiddeling. Voorlopig houden we een (aanvullende) infrastructuur waarin we werk bieden aan werkzoekenden en mensen met een beperking: als voorbereiding op werk bij reguliere bedrijven en in de vorm van een (tijdelijke) arbeidsovereenkomst. Op deze manier kunnen wij de komende vijf jaar de volgende doelstellingen halen: In 2019 aan 700 mensen met een beperking een baan bieden; Vanaf 2015 jaarlijks 3000 personen werkervaring op te laten doen. Vanaf 2015 hebben we van 5000 werkzoekenden een E-portfolio beschikbaar. Dit is voor bedrijven toegankelijk, zodat zij zelf een passende kandidaat voor een vacature kunnen vinden; Of we deze halen, ligt niet alleen in onze handen. Met de maatregelen die we nemen, kunnen we de nadelige effecten van de Participatiewet voor een deel terugdringen. Zo brengen we het tekort van de sociale werkbedrijven terug, integreren we activiteiten van sociale werkbedrijven en sociale diensten en leveren we een belangrijke bijdrage aan het (creëren van extra) werk voor mensen met een beperking. Daarmee zijn we er echter nog niet. Zoals geschetst hebben de maatregelen uit het Participatiebudget buitenproportionele gevolgen voor onze gemeenten. Om ook in onze regio successen te kunnen boeken, hebben we hiervoor twee zaken nodig: 1) middelen die recht doen aan de samenstelling van de doelgroep en de werkgelegenheidssituatie in onze regio en 2) hulp van het kabinet bij het aantrekken van (extra) werk in de regio
[17]
6.Onze vraag: nodig van het kabinet Hieronder zetten we op een rij op welke manier het kabinet de inspanningen van onze regio kan ondersteunen. 6.1.Compensatie voor de bovenmatige efficiencykortingen Wsw Het kabinet legt alle gemeenten kortingen op voor de uitvoering van de Wsw. Dat leidt bij alle gemeenten tot knelpunten in de financiering. In hoofdstuk 4 hebben wij laten zien dat deze kortingen onze regio extreem treffen en dat de kosten door ons nauwelijks te beïnvloeden zijn. We vragen van het Rijk dan ook een compensatie van het extra bezuinigingsbedrag dat ons treft vanwege het hoge aantal Wsw-medewerkers over de periode 2011-2019. Concreet gaat het om een bedrag van € 35 miljoen. 6.2. Investering in het Trainings- en Diagnosecentrum Het TDC is de Oost-Groninger uitvoering van de sociale zekerheid. In nauw overleg met bedrijven worden (potentiële) werkzoekenden en werknemers getraind, geschoold, gediagnosticeerd en geactiveerd om werk te zoeken en werk te vinden. We maken competenties van mensen inzichtelijk en toegankelijk voor bedrijven. We combineren werk en scholing voor jongeren met een lage opleiding en/of een beperking. We begeleiden mensen met een beperking bij reguliere bedrijven en we adviseren bedrijven over het bieden van werk aan mensen met een beperking. De expertise van bedrijven, sociale diensten, sociale werkvoorziening, UWV, regionale onderwijscentra en scholen voor voortgezet onderwijs worden gebundeld en gezamenlijk ingezet. De kosten hiervan bedrag € 3 miljoen per jaar. We vragen het Rijk om samen met de provincie de kosten hiervan voor de periode van 5 jaar voor haar rekening te nemen. Concreet gaat het om een bedrag van € 10 miljoen (Rijk) en € 5 miljoen (Provincie) 6.3.Maatwerk mogelijk maken We hebben in onze regio te maken met een zeer ruime arbeidsmarkt. Dat brengt met zich mee dat er voor bedrijven minder noodzaak is om mensen met een beperking in dienst te nemen. Waar zij de bereidheid hebben om dat te doen, zorgt de positie waarin veel (kleine) bedrijven zich bevinden er voor dat zij slechts een beperkte (detacherings-) vergoeding kunnen betalen. Dat merken we nu ook bij de uitvoering van de Wsw. Bedrijven in onze regio kunnen en willen hiermee geen risico lopen. We willen daarom de drempel voor bedrijven bij het bieden van kansen voor mensen met een beperking zo laag mogelijk houden. Wij vragen van de Staatssecretaris daarom om onze regio vrijheid te geven bij de inzet van de loonkostensubsidie en de vaststelling van de loonwaarde. Daarnaast is er in onze regio sprake van een opleidingsreserve die we niet kunnen benutten vanwege de landelijke onderwijsregels. Vooral in deze regio hebben we te maken met mensen die wel over de mogelijkheden beschikken om hun beroepscompetenties op niveau te krijgen, maar op de algemene vakken niet in staat zijn tot een hoger opleidingsniveau te komen. We vragen daarom van het Rijk om ons bij wijze van pilot de mogelijkheid te geven om (met bestaande financiering) leerlingen in het MBO zodanig op te kunnen leiden dat zij wel de beroepscompetenties op niveau 2 of 3 behalen, zonder hen daarbij de verplichting op te leggen om de algemene vakken te volgen. Op deze manier kunnen we grotere groepen leerlingen op een hoger beroepsniveau krijgen, zij het met een certificaat in plaats van een diploma.
[18]
6.4. Hulp bij het aantrekken van extra werkgelegenheid Als gemeenten gaan we de komende periode extra inspanningen leveren om de randvoorwaarden voor economische ontwikkeling te creëren en om extra werkgelegenheid naar de regio te halen. We vragen van het Kabinet om ons daarbij te ondersteunen en te faciliteren. Bijvoorbeeld door grote bedrijven te stimuleren om (eenvoudige) werkzaamheden terug te halen naar Nederland (en dan specifiek naar Oost-Groningen) en door de trend om Rijksdiensten centraal te huisvesten, te keren en diensten die onafhankelijk van een locatie kunnen opereren in onze regio te vestigen. Samengevat Met deze compensatie van het Rijk, willen wij onze huidige activerende aanpak voortzetten en doorontwikkelen extra werk creëren in onze regio (voor mensen met een beperking) en met vertegenwoordigers van de werkgevers plannen ontwikkelen en uitwerken om te komen tot een versterking van de economische structuur. de bestaande infrastructuur ombouwen tot een aanvullend ontwikkelings- en participatiebedrijf nieuwe stijl waarin mensen worden geactiveerd en gestimuleerd en waarin men onder marktomstandigheden werk verricht We realiseren ons dat we niet weten of over vijf jaar de knelpunten zijn opgelost. We stellen dan ook voor om als Rijk, provincie, gemeenten, sociale partners en onderwijs gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering van deze plannen. Zodat we elkaar kunnen houden aan de toezeggingen die we doen en de inspanningen die we beloven te leveren. Wat ons betreft voor een periode van vijf jaar. Daarna bepalen we of een specifieke aanpak nog nodig is.
7. Vraag aan de Provincie Van de provincie vragen we om, aanvullend aan de activiteiten van Rijk en gemeenten, een bijdrage te leveren in de vorm van: het ondersteunen van de werving van nieuwe werkgelegenheid door het aanstellen van een aanjager voor de regionale sectorplannen het meewerken aan de plannen om betere randvoorwaarden voor economische ontwikkeling te realiseren. een financiële bijdrage voor de TDC’s: € 5 miljoen voor de periode van 5 jaar.
[19]
8. Samengevat
Gemeenten in de regio
Rijk
Provincie
Mensen voorbereiden op werk Vorming van TDC Vorming Ontwikkel- en Participatiebedrijf
Vergoeding € 35 miljoen bovengemiddelde korting
Werk creëren Acquisitie extra werk in Participatiebedrijf (in samenwerking met bedrijven) Regionaal EZ-team Vergroten aantrekkelijkheid van de regio door verbetering infrastructuur (fysiek en digitaal) en kwaliteitsimpuls werkzoekenden Vergoeding ook voor ombouw naar nieuwe organisatievorm (met bedrijven)
Bijdrage €10 miljoen doorontwikkeling TDC
Bijdrage economisch investeringsprogramma (werk naar regio)
Maatwerkmogelijkheden
Ruimte voor plannen bedrijven in de regio
Pilot scholing beroepscompetenties Bijdrage doorontwikkeling TDC van € 1 miljoen per jaar
Werkgevers
Bijdragen aan/meesturen met TDC het ontwikkel- en Participatiebedrijf
Onderwijs
Uitvoering deel onderwijsprogramma binnen TDC
[20]
Investeren in aanjagen van extra (laaggeschoolde) werkgelegenheid. Koppeling met innovatieprogramma Gas 2.0 Meewerken aan economisch investeringsprogramma. 700 banen voor mensen met een beperking Ondersteuning bij het economisch investeringsprogramma en ontwikkeling werkgeversaanpak