Donderdag 20 augustus, Plaisir, Kyriad Hotel
Parijs – Brest – Parijs – Editie 2015 – mijn verhaal Het is donderdagochtend, 20 Augustus. In het Kyriad hotel van Plaisir zit ik al wat na te genieten van mijn succesvolle 2de deelname aan Parijs-‐Brest-‐Parijs. De statistieken zijn wat ze zijn: 74u58m en de geestesgenoten bevestigen me dat het goed is. Vergelijken met mijn eerste deelname doe ik onvermijdelijk. Toen deed ik er “slechts” 69u07m over. Ik had mijn planning gelijkaardig gemaakt aan mijn vorige deelname, en stiekem hoopte ik onder die 69u te kunnen gaan. Een beetje voor de eer, maar vooral om de bemerking ‘je wordt toch al een dagje ouder’ te counteren. Letterlijk klopt dat uiteraard, maar de topleeftijd van een randonneur is een moeilijke zaak. Iets waar ik me hier niet over uitspreek. In elk geval, 69 uur of 75 uur, het heeft weinig met de leeftijd te maken.1 Buiten de waard De gerealiseerde 69 uur van vorige editie binnen een maximaal tijdsbestek van 90 uur, hadden me deze keer doen beslissen om te gaan voor de maximumtijd van 80 uur. Dit liet mij toe om ’s zondags bij de vroegste groepen te vertrekken, altijd vlot te kunnen eten op de controleposten en in theorie de maandagavond na een goeie 30 uur fietsen Brest te bereiken. Ik had een F1 hotel gereserveerd op 10 km van de controle van Brest, waar ik enkele uren zou kunnen slapen alvorens de terugrit aan te vangen. Dit alles was echter buiten de waard gerekend! Ik had bij deze planning één belangrijk detail over het hoofd gezien: de sluitingstijden van de controles zijn ook strikter dan deze van 90 uur. In de eerste versie van mijn planning had ik daar geen rekening mee gehouden, en bleek dat ik te laat in Brest zou zijn. Mijn planning moest strikter en ik zou minder kunnen slapen, en dat maakte me nerveus. Bij aankomst in het F1 hotel in Brest bleek ik bovendien een goeie anderhalf uur achterstand te hebben. Dat had zware gevolgen voor mijn nachtrust (nog korter) en dus voor de algemene frisheid waarmee ik de terugrit zou moeten aanpakken. Alleen op de wereld Onderweg dan: gaan voor min 80 uur betekent ook vertrekken met de snelle jongens. ‘Go with the flow’ is fijn en zorgt ervoor dat je initieel erg veel kilometers op korte tijd aflegt. Het duurt echter maar even, uit ervaring weet ik dat ik mezelf opblaas als ik dit te lang doe. Na een 40-‐tal kilometer hield ik het dus voor bekeken en reed ik alleen verder. Een erg groot aantal groepjes fietsers stak me vanaf dat moment voorbij. Bij elk van hen lag de snelheid te hoog. Uit voorzichtigheid liet ik ze rijden. 1 Bij de aankomst ontmoette ik Herman De Munck, 3voudig ex-‐winnaar van PBP. Hij vertelde me dat er
tijdens deze editie iemand van eind in de 70 jaar in geslaagd zou zijn Parijs-‐Brest-‐Parijs uit te rijden in minder dan 50 uur. Over leeftijd gesproken!
Voor de eerste keer voelde ik me alleen tijdens PBP. Dat was me vorige keer niet overkomen. Alhoewel ik graag stukjes van mijn brevetten alleen rij, leek me de resterende 1100 km teveel van het goede. De reden waarom ik zo moeilijk kon aanpikken was echter eenvoudig: de snelle jongens van de A groep waren weg, maar na een tijdje kwamen de snelle jongens van de B, C, D en E groep voorbij (15/30/45/60 minuten later gestart). Ook telkens randonneurs die gaan voor een ultrasnelle tijd ver buiten mijn mogelijkheden. Met zo’n groepjes meerijden zou zelfmoord zijn. Het leek bovendien dat iedereen in uniforme groepjes reed, en dat ik de enige was die gedoemd was alleen te rijden. De prijs van de eenzaamheid op de fiets is traagheid, en ik had nu al spijt van de beslissing om het ding binnen de 80 uur te willen klaren. Alleen zijn heeft uiteraard ook zijn voordelen: je verliest weinig tijd aan de controles. En het groepje dat je 40 km geleden voorbijstak, steekt je daardoor nog minstens 2 maal opnieuw voorbij. De eerste nacht duurt lang. De controlepost van Villaines (km 221) bereik ik omstreeks halfeen ’s nachts. Ik ben niet al te hongerig, en beperk me tot een stukje taart. Na een tweetal uren op weg naar de volgende controlepost (Fougères op 310 km) besef ik dat ik het moeilijk zal halen zonder nog eens te eten. In Gorron, op 35 km van Fougères is om 3 uur ’s nachts een bar geopend. Er wordt soep en ontbijt aangeboden speciaal voor PBP-‐ fietsers. Ik stop en er was nog niemand in het café. Ik vraag aan de barvrouw of ze ‘des oeufs au plat’ wou bereiden. Dat deed ze met plezier, en na een 5-‐tal minuten kreeg ik een bord met 4 spiegeleieren, hesp en kaas. Het vroegste en het beste ontbijt dat ik ooit gekregen heb. Op die manier geraakte ik vlot in Fougères (km 310) en Tinteniac. (km 364). Tijd voor mijn tweede ontbijt van die dag. Na Tinteniac werd ik ingehaald door een eenzame Fransman. Die zou me al een tijdje in de verte hebben zien rijden, en zei dat hij hetzelfde tempo als ik had, en dat het dus ideaal zou zijn om samen verder te rijden en een treintje te vormen om beter op te schieten. Dat ging goed voor een half uurtje (je bent gemotiveerd, want je hebt een compagnon). Daarna kreeg ik echter het vermoeden dat de man eigenlijk veel sterker was dan ikzelf. Hij was me eigenlijk gewoon aan het misbruiken om beter op te schieten. Dat is dus ook PBP, laat je bord niet teveel leegeten. Ik liet hem alleen verder rijden (op zoek naar een volgend slachtoffer) en besloot het wat rustiger aan te doen. Het viel me op dat ik erg weinig Belgen tegenkwam onderweg. Er zijn er duidelijk 2 soorten op deze PBP. Zij die gaan voor een snelle tijd, en zij die dat niet doen. Ik stond aan de start met de eerste types (maar die waren gaan vliegen), maar ben eigenlijk zelf van het tweede type (en die zijn later gestart, doen het rustiger aan en slechts enkelen zouden mij inhalen). Vis nog vlees dus, en jammer, maar geen gezellige Belgische babbel onderweg. Gelukkig wel op enkele controles: in Tinteniac ontmoette ik de Belgische ligfietser Peter Coppens. Hij heeft de vreemde gewoonte om enkel in zijn onderbroek in zijn afgesloten sigaar te fietsen. De koude nacht houdt zijn lichaam dan fris en wakker. Een vreemd zicht om hem in onderbroek en met enkel een geel fluovestje op de controle te zien zitten. Alle andere fietsers waren toen nog goed ingeduffeld tegen de ochtendkoude. Een andere Belg kwam ik tegen op de controle van Carhaix (na 526 km): Marcel Fieremans. Hij was een 2-‐tal uren na mij vertrokken en was dus sterk bezig. Een korte
gezellige babbel, alvorens ik de avond trotseerde, en hij alvast een eerste keer een slaapmat opzocht. Op weg naar Brest ontmoette ik dan voor de eerste keer 2 fietsende Belgen. Joris en Matthias, jong en erg goed getraind. Ze zouden me vlot kunnen achterlaten op het erg zware stuk, maar namen toch de tijd om een kwartiertje te verliezen met een eenzame fietser. Dankjewel heren, het was een aangename babbel. Brest Ondanks het feit dat ik alleen op de wereld was reed ik al bij al niet slecht. Ik verteerde vlot de koningsklim naar Roc Trevezel, en moest er gewoon vrede mee nemen dat het allemaal wat trager ging. Ik zou slechts 2 uurtjes kunnen slapen in mijn F1 hotelletje in Brest. Beter dat dan niets. Na het inchecken botste ik in de gang op Babs, de lieftallige vrouw van Frank Steenput. Frank zou een tweetal uren later arriveren, en zij wachtte hem daar op. Babs vroeg me of ze iets voor me zou kunnen doen. In een flits dacht ik aan een massage, maar dat kon ik niet maken. Ik vroeg haar of ze mijn vuile kleren kon meenemen (ik verpakte ze voor alle veiligheid luchtdicht), dat scheelde dan toch al wat bagage voor de terugweg.2 Na een douche & scheerbeurt viel ik rond 11 uur als een blok in slaap. Om kwart over één ging de wekker, om half twee zat ik op de fiets en om tien na twee was ik in Brest. Ruim 3 uur voor de deadline. Jammer, ik had dus best nog iets langer kunnen slapen. Het was druk in Brest, de nachtelijke sfeer is er bizar, met vele uiterst slaperige en vermoeide mensen, zowat overal in de controlepost gespreid. Ik nam er het vermoedelijk laatste avondmaal en zette me naast de erg bleke Andreas die voor het eerste ontbijt gekozen had. Hij zag de zware terugweg, met name het eerste deel terug over de Roc Trevezel niet goed zitten. Toen ik op het punt stond te vertrekken zag ik een tafeltje verder onze Kempische vriend Vic Bosch. Hij zag er ook niet erg fris uit, en had nog behoefte aan wat slaap. Hij had ook voorzien om in hetzelfde F1 hotel te slapen, maar omwille van de 80-‐uren tijdsdruk was hem dat niet gelukt. Voor mij was verder rijden de boodschap. Nightride De nachtelijke doortocht over Roc Trevezel was onwezenlijk. Rond half vijf was ik boven en had ik al bijna een uur een continue rij onherkenbare fietsers in een uniform fluohesje, met soms erg straffe voorlichten zien passeren. De afdaling op een brede weg was nog indrukwekkender. Soms kwamen de fietser in 2 tot 3 rijen dik van de andere kant naar boven, rustig klimmend, alsof er die ochtend een heiligenverering bovenop de berg zou plaatsvinden. Een erg mooi schouwspel, slechts héél af en toe verstoord door een valse noot: een veel te snelle vrachtwagen die gevaarlijk dicht voorbijraasde. 3 2 Dankjewel Babs voor het wassen van mijn kledij met Bretoens water en het drogen in de Bretoense wind! 3 PBP blijft toch wel een gevaarlijke tocht. 6000 mensen op een zwaar parkoers dat niet verkeersvrij kan gemaakt worden. Tel daarbij de vermoeidheid die begint te wegen, en een ongeluk is snel gebeurd. Diverse ongevallen vielen ook dit jaar te betreuren, alsook één overlijden door een hartfalen.
Averij Bij het eerste ochtendlicht was ik in Carhaix. Daar zag ik gelijkaardige taferelen als in Brest. Talloze mensen lagen te slapen in goudzilveren survival blankets. Het heeft iets van een vluchtelingenkamp. Ikzelf had averij opgelopen. Niet aan mijn fiets, wel aan mijn linker pols. Die was ontstoken door het vele op en af schakelen van klein naar groot verzet. De EHBO diensten hebben me wat ingetaped en een slaperige fietsmechanieker verstelde mijn linker hendel. Mooi dat deze hulpdiensten er zijn, dat is toch wel nodig voor een zware tocht als PBP. Toch zou ik van dan af mijn linkerhand moeten sparen: schakelen kon ik enkel nog met rechts (aan de linker hendel). English triangle Bij het verlaten van Carhaix was het nog steeds erg koud en mistig. Reeds na enkele kilometers was er een geheime controle. Stoppen, stempel halen en doorrijden was de boodschap. Iemand achter me sprak me aan met de woorden: “Hi Roof, do you remember me?”. Ik moest twee keer kijken, en pas toen de man zijn helm afzette herkende ik hem. Het was Tim Castle. Mijn Engelse fietspal van London-‐Edinburgh-‐Londen twee jaar geleden. Toen hebben we bijna de ganse tweede dag richting Edinburgh samen gereden. Van daar af reed hij toen samen verder met Nigel Jones, de andere Engelse fietspal waarmee ik exact twee jaar daarvoor samen exact hetzelfde stukje PBP gedaan heb dat ik nu zou doen met Tim. Ik wist van Nigel dat hij er dit jaar niet bij zou zijn, maar Tim kwam daar echt als een duiveltje uit een doosje. Dit kon geen toeval zijn, het stond in de sterren geschreven dat Tim en ik samen zouden verder rijden. Een perfecte driehoeksrelatie was ontstaan: Tim – Nigel -‐ Guy. We maakten een selfie van ons twee die we met veel enthousiasme doormailden naar Nigel in de UK. Nigel zou van dan af fel voor ons supporteren. In tegenstelling tot de rit met Nigel vier jaar geleden, gingen we niet direct over tot de orde van de dag door het vormen van een treintje. Neen, we hadden tijd nodig om bij te praten, en dat deden we aan een gezapig tempo. Het zware stuk via St-‐Nicolas de Pelhelm (aldaar eventjes bijgepraat met de Belgische gebroeders Rohnny en Francis Vanmarsenille, die nog de andere kant op moesten) naar Loudéac werd zo een heerlijk ritje in de ondertussen stralende zon. Rond de middag hadden we aldaar een goeie lunch en reden we verder door naar Tinteniac. We namen even een tussenstop in Quedillac. Daar ontmoette ik de zevenvoudige Nederlandse PBPer Leo Förster. Hij had besloten er voortijdig de brui aan te geven en rustig terug te fietsen. Na Quedillac besloten we toch een treintje te vormen en het viel me op dat Tim daar erg sterk voor de dag kwam. Enkele verstekelingen nestelden zich in ons wiel en op een tiental kilometer van Tinteniac moest ik afhaken. Het was duidelijk dat we daar afscheid zouden moeten nemen van elkaar. Het niveauverschil was te groot. Een Belgisch onderonsje. In Tinteniac was het gezellig. Niet alleen zag ik Babs terug (wachtend op Frank), maar ook Marcel Fieremans had me weeral ingehaald. Hij zou reeds in Tinteniac overnachten. Ook Leo Förster kwam erbij voor het diner, en tenslotte de Duitser Andreas. Tim vertrok ondertussen, en ik had het er best naar mijn zin, zodat ik besloot wat langer te blijven
zitten. Ik zou direct een aantal frisse pinten hebben kunnen drinken, maar de wijsheid besliste dat ik dan toch maar zou verder rijden. De derde fietsnacht op rij tegemoet. Net vertrokken richting Fougères werd ik opgepikt door een bende Kempenaars. Jan en Ken Tax van Rijkevorsel en dorpsgenoot Patrick Ooms van (St-‐Antonius) Zoersel. Ik liet ze gaan, maar geen 500 meter verder werd ik opgeraapt daar een 7 koppige Waalse bende van Team de Lux. Ze moedigden me aan om in te pikken, en dat heb ik dan maar gedaan. Het parkoers tot Fougères is relatief vlak en dat zag ik wel zitten. Het werd een Belgische fusiegroep, met Vlamingen, Walen en een eenzaat. Fijn om toch nog eens op een hoog tempo te kunnen meerijden. Wat volgde was een aangename babbel met Ken Tax. Zijn vader Jan deed voor de 5de keer mee, en die was erg fier dat Ken voor de eerste keer samen met hem mee PBP reed. Beiden reden ze erg sterk en gedisciplineerd. Daar zou ik nog wat van kunnen opsteken. Het ging goed tot ik op een verkeersdrempel mijn achterlichtje verloor. Ik moest stoppen en de vogels waren gaan vliegen. Nog maar eens alleen verder rijden dus! Het zij zo. Met behulp van een heerlijke wrap met kip in Saint Hillaire des Landes geraakte ik vlot in Fougères (921km) en kon ik zonder tijdverlies keer doorrijden naar Villaines-‐la-‐Juhel op 1008 km. Dortoir Het stuk van Fougères naar Villaines is toch wel één van de zwaarste van heel PBP. Ik stopte meermaals aan diverse geïmproviseerde bevoorradingsstandjes: -‐ In het dorpje Le Loroux kreeg ik een goed bord soep. Een oudere Fransman, die ik net daarvoor had aangemaand even te stoppen en te rusten deed dat ook effectief op die plaats. Hij zat helemaal scheef op zijn fiets, en besloot daar zijn vrouw te bellen om hem te komen oppikken. Het was hem genoeg geweest. -‐ In Levare kreeg ik pannenkoeken en koffie. Ik moet nog wel een postkaartje sturen om de gulle gevers te bedanken. -‐ In Gorron had ik gehoopt op spiegeleieren in de bar van de heenweg, maar die was gesloten. Jammer. -‐ In Ambrières les Vallees kocht ik koffie, broodje met kaas en ham en rijstpap. Ik bestelde er verder een halfuurtje slaap en werd naar een dortoir gebracht. -‐ In Charchigne tenslotte, kocht ik een croissant, een stukje taart en een red bull. Ik arriveerde omstreeks 5 uur ’s ochtends in Villaines. Ongeveer zeven uur had ik nodig gehad voor 90 km. Een goeie 3 uur meer dan vorige PBP editie. Het was wel een gezellige nacht geweest. Nog 220 km Een korte nachtrust zat er dit keer niet in. Ik moest en zou deze PBP afmaken. Het was immers nog maar 220 km. Een bord rijst met kip als ontbijt en ik reed verder, ondanks een weinig fris gevoel. Ook het stuk naar Mortagne au Perche is zwaar. Het lijkt allemaal zoveel anders dan 4 jaar geleden. Zijn er hellingen bijgekomen? Ik weet het niet, maar het zijn er zoveel en het blijft maar duren. Twijfels? Is dit het allemaal waard? Waarom doe ik dit? Dit is toch de laatste keer dat ik meedoe… Mortagne au Perche doemt op in de hoogte, nog één helling en dan wordt alles beter! Controle en een kort dutje aan tafel in Mortagne. Nog 140km. De hellingen van de Perche zijn niet van de poes. Aan de controle van Mortagne hing een grapje dat de derailleur zou uitgevonden zijn door iemand van de
streek, om op die manier beter de steile hellingen van de Perche te kunnen bedwingen. Dat zou kunnen kloppen, want de laatste hellingen zijn echt wel zwaar. Het gaat me echter goed af omdat ik weet dat er een vlakker stuk aankomt richting Dreux. Aan het einde van de laatste helling is er een standje. Een PBP-‐deelnemer van 2011 had gezworen dat hij hier 4 jaar later zou staan met koffie en chocolade. En dat smaakte. Nog geen 3 kilometer verder komt een auto met een bekende nummerplaat me tegemoet gereden. Ik herkende hem meteen. Mijn vriend Stany was weer richting Parijs gereden om mij te vereren met een blitsbezoek. Net zoals vier jaar geleden in Fougères. Hij kan het gewoon niet laten, ondanks zijn drukke agenda. Ik gaf hem een uitbrander, dat hij zich niet op het parkoers mocht begeven en al zeker niet in mijn wiel hangen. Hij had het begrepen en we spraken af dat we samen iets zouden eten in de controlepost van Dreux, een goeie 50 km verder. Nog geen 10 km verder haalde Gaby me in, een Duitse jongedame die erg diep zat, en afzag van de vele pijnlijke lichaamsdelen (om van het achterwerk te zwijgen). Ze had behoefte aan gezelschap en iemand die haar op een rustig tempo naar Dreux kon meenemen. We hadden een aangename babbel, en ze zweerde dat ze nooit meer zou meedoen aan PBP. Dit was erover. Ik troostte haar. Rond drie uur in de namiddag kwamen we behouden toe in Dreux (1166 km) en lunchten we samen met Stany. Nog 64 km te gaan. Een bewogen slot Om Dreux uit te geraken moet je even langs enkele erg drukke uitvalswegen passeren, alvorens in de rustige velden te belanden. Enkele minuten voor mijn passage was in een haarspeldbocht een zwaar ongeval gebeurd. Een PBP-‐fietser was in de bocht geraakt door een wagen van de tegenovergestelde richting. Ook Stany moest daar met de wagen passeren, en hij was bijna getuige geweest van het ongeval. Hij had zich nuttig gemaakt door het verkeer te doen stoppen in de gevaarlijke bocht. De ambulance was er al en we mochten te voet passeren. Het leek heel erg (achteraf bleek het nogal mee te vallen), en mijn zin om te fietsen was over. Aan een slakkengangetje reed ik verder, en even later tussen de rustige velden belde ik nog even met Stany om over het voorval te praten. Een groepje passeerde me aan een stevig tempo, en ik zou de draad terug oppakken. Ik nestelde me in hun wiel om 10 km verder toch weer te moeten afhaken. Het vet was nu wel echt van de soep. Een groepje Bretoenen. Toch nog maar eens proberen. Weer 5 km verder. Genoeg om het laatste stukje alleen te doen. Nog een laatste klimmetje. Toch maar alles geven en de Bretoenen voorbijgestoken. Weer teruggevallen, Nog een klim, laat het me maar afmaken zoals ik de rit grotendeels gereden heb: helemaal alleen! Woensdagavond om 18u59 rij ik over de eindstreep. Stany stond me op te wachten. In mijn verslag van 4 jaar geleden had ik geschreven dat toen niemand me stond op te wachten. Dat had hij bij deze rechtgezet. Het deed me deugd. Ook Herman De Munck, drievoudig PBP winnaar kwam me feliciteren. En, hoe kan het anders, Babs!
Ik was gelukkig, PBP nummer twee was verdiend! Het afzien onderweg was ik al vergeten. Het nagenieten kon beginnen. Samen met de vele randonneurs die diezelfde dag of de volgende dag nog zouden binnenkomen! 6000 unieke verhalen zullen er de volgende dagen worden verteld en geschreven! Guy Roefs 25 augustus 2015 Toi le cyclo, le randonneur, Tout seul, tu t’en iras tout seul Cœur ouvert à l’univers Poursuis ta quête, sans regarder derrière N’attends pas que le jour se lève, suis ton étoile, va jusqu’où ton rêve t’emporte Un jour tu le toucheras, si tu crois en toi, suis ta lumière N’éteins pas la flamme que tu portes Au fond de toi, souviens toi Que l’on croît en toi Les randonneurs de la Perche FOTOLINK : https://goo.gl/Kkmiut