2003, Parijs-Brest-Parijs, Jan van Osch
IN NEUILLY sur EURE TOUT DROIT ?? Verslag van Parijs-Brest-Parijs 2003 door Jan van Osch Het zou voor mij de 2e keer worden en dus had ik vergelijkingsmateriaal: doorkomsttijden en rij- en slaaptactiek. Achteraf bekeken had ik de doorkomsttijden van 1999 beter niet kunnen weten, want in het begin heb ik kennelijk te veel gegeven om op die tijden te winnen, wat ik later heb moeten bekopen. Maar ja, je bent nooit te oud om te leren. Op de camping en de keuring. Na de gebruikelijke trage afhandeling op de receptie van de camping, kreeg ik een plaatsje op het hooiveld. Had ik maar eerder moeten komen. Ik stond bij 2 Nederlandse ligfietsers (op twee wielen) en een engelse, die het op 3 wielen zou gaan doen: best een interessant stel en we hebben dan ook flink wat afgepraat met elkaar. De fietskeuring was geen probleem, alleen bij de Nederlandse tafel schenen ze mij niet goed te kennen: bij Jan Harmsen moest ik mij legitimeren d.m.v. van mijn paspoort en Leo Förster dacht, dat ik Jan Smienk was. Lang leve de Haagse humor!! Of was het om den belgischen onkel te jennen? Nu moet mij van het hart, dat de Nederlandse organisatie kennelijk geen belangstelling had voor hun landgenoten. Ik heb niemand gezien tijdens de tocht, behalve op het eind Robert Leduc in Nogent le Roi en die meende mij op mijn nummer te moeten zetten, toen ik hem meldde, dat in Nogent de batterijen op waren, i.p.v. mij met raad en daad bij te staan. Maar ach ja, daar was diejen belgischen onkel weer. HEREN, DAT KAN/MOET BETER DE VOLGENDE KEER. Dat Cor van Hooft en Sjef Tychon mij bij aankomst verwelkomden was een verademing, hoewel Sjefs woorden ook weer een beetje vreemd overkwamen: “Gefeliciteerd Jan, maar je bent deze keer niet eerste Limburger, want ik ben al 6,5 minuten binnen”. Sommige mensen hebben andere prioriteiten, Sjef. Nachtelijke regenbuien. Waarschijnlijk was ik niet de enige, die blij was, toen het ’s nachts ging regenen. Even spetterde het door het tentdoek, maar toen trok het doek dicht door het vocht en deed de tent, wat ze moest doen: mij droog houden.. ’s Morgens was het lekker fris: je merkte, dat de ergste hitte uit de lucht was en gelukkig maar. Want ik moet eerlijk bekennen, wanneer het zo warm was geweest als de week ervoor, dan had ik waarschijnlijk uit moeten vallen. Overdag werd het een beetje broeierig warm met de verwachting, dat het ’s nachts weer zou gaan regenen, maar gelukkig gebeurde dat niet De start. Deze keer heb ik keurig mijn eerste startstempel gehaald (in 1999 vergeten: 1 uur straftijd). Met John Zeilmaker en Erik Sevens stond ik in de rij. Ter plekke heb ik nog een klein slagje uit mijn achterwiel gehaald en toen kon het feest beginnen. Het was een prachtige nacht, totdat ik verkeerd schakelde: de ketting eraf aan de buitenkant. Ik dacht: even naar het binnenblad schakelen
en dan komt alles weer goed. Helaas: hij sloeg vast Stoppen dus. Met de blote handen er op gelegd, hij blokkeerde nog steeds: hij zat in de achterderailleur nog vast. Daar ook losgemaakt en toen kreeg ik hem er weer op. Gelukkig was er niets verbogen of kapot. Want eventjes dacht ik: nu ben je uitgefietst, Jantje. In mijn gestress vergat ik, dat ik papieren zakdoekjes bij me had voor dergelijke akkefietjes. Inderhaast werden de handen aan de blauw/gele broek afgeveegd en de rest van de tocht heb ik rondgereden als een gevlekte panter en het stuurlint werd natuurlijk ook behoorlijk smerig. Sjonge, sjonge wat een gezeur: DOORFIETSEN. Mortagne sur Perche 141 km. Geen controle, wel ravitaillering. Hier heb ik nog op Egon Janssen gewacht. Waar bleef die nou? Toen ik ging kijken en vroeg, wat hij aan het doen was, zei hij: Ik ben mijn hartslagmeter aan het controleren, volgens mij doettie het niet. Nb.het was midden in de nacht en hij kon toch niets zien op die meter, dus zei ik: Sorry Egon, daar heb ik geen tijd voor, ik fiets aan. Villaines la Juhel 223 km. De eerste officiele contrôle en goed ontbeten. Gezellig zitten keuvelen met enkele landgenoten. Ik lig een half uur voor op het schema van 1999. Het gaat prima. Waar blijft mijn inzinking, die ik bijna altijd om en nabij de 225 km. heb?? Fougeres 308 km. Als toeristenstad mag Fougeres er best zijn, maar deze keer heb ik weinig oog voor haar chateau en prachtige kerken. Samen met Atze Kamma rijd ik richting Tenteniac. Atze gaat als een speer naar beneden, met mij in zijn wiel en bergop kruipt hij in mijn wiel. De samenwerking is gewoon optimaal, dus: Nederlanders kunnen wel degelijk samenrijden, als ze dat maar willen. Italianen, Spanjaarden (Cataloniërs) en Denen deden dat veel georganiseerder dan wij en hadden ook een hulpauto, waar ze terecht konden. Tinteniac 366 km. Ik zit er een beetje door en kan mijn brood bijna niet door m’n keel krijgen. Ik moet een langere pauze nemen en m’n maat Atze laten gaan. Ben komt met een rood hoofd vertellen, dat de zon brandt en neemt dankbaar gebruik van mijn zonnebrandcrème factor 60+: een sunblock dus. Ik heb mezelf op de gevoelige plekken goed ingesmeerd, denk ik. Behalve mijn onderlip, blijkt achteraf. Als ik moe ben, steekt mijn onderlip kennelijk een beetje naar voren en dus is die na afloop behoorlijk verbrand. Na de langere pauze in Tinteniac voel ik me als herboren en vlieg er behoorlijk in. Ik denk mijn kameraden nog in te halen voor Loudeac en dat lukt bijna. Ik ga steeds harder rijden, want er is een Duitser, die in mij wiel hangt. Hij noemt het “Erstaunlich” hoe ik rij en ik heb hem dan ook met genoegen “abgehängt”. Achteraf gezien heb ik hier te veel energie verbruikt. Maar ja, achteraf is iedereen wijzer. Loudeac 452 km In 1999 heb ik hier geslapen en nu wil ik door en in Carhaix slapen. Ik lig 2 uur voor op het schema van 1999. Op de geheime controle in Corlay tref ik Erik en we besluiten samen naar Carhaix te fietsen en daar te slapen.
Carhaix-Plouguer 529 km Helaas: in Carhaix kunnen we alleen op de gang terecht op een stuk karton. We sluiten ons aan bij al die andere “clochards”, die er al liggen. Na een kwartier was ik al weer wakker en toen heb ik het maar geprobeerd met het hoofd op tafel. Erik slaapt zoals ik had moeten slapen: als een os. Tegen vijven maak ik hem volgens afspraak wakker om bij daglicht naar Brest te fietsen. Inmiddels is Atze ook bij ons aangesloten en samen beklimmen we Roc Trevezel. In de afdaling gaat Atze er als een speer vandoor en we zien hem pas in Brest terug. Brest 615 km Mijn mooie voorsprong op het tijdschema van 1999 is geslonken tot 10 minuten. Het tempo, de fut is er een beetje uit. Bovendien: in Loudeac deed mijn kont al behoorlijk zeer en hier besluit ik naar de dokter te gaan. “Monsieur, j’ai le cul en feu” (Meneer, m’n gat staat in brand) De monsieur vond het “un mot extraordinair”. Wat bleek: deze uitdrukking wordt in het frans gebruikt voor “zeer gewillige dames”, bij wie door heren altijd wel wat bluswerk te verrichten valt. Uit de mond van een nette heer zoals ik, vond hij deze uitdrukking erg vreemd klinken, maar hij begreep meteen, wat ik bedoelde, alleen, de tube zalf, die ik zag liggen en moest hebben, kreeg ik niet, want de verantwoordelijke arts was er niet en alles moest netjes opgeschreven worden. Toen ik de tube weggriste:”je n’attend pas” (ik wacht niet) werd ik direct in de kraag gegrepen. Na wat gesteggel kreeg ik toch mijn zin en kon ik mezelf verzorgen. Carhaix-Plouguer 696 km Mijn km.-teller staat al boven de 710, maar daar ben ik op voorbereid, want 1999 was dat ook al zo. Ik lig een dik half uur achter op het schema van 1999. Ik klaag tegenover Martijn Kuiper, dat het met mij niet zo best gaat: ik heb veel tijd verloren. Martijn zet me met beide benen op grond: “Dat zit tussen je oren, man, jij gaat toch gewoon aankomen, doorfietsen!” Vanaf Brest rijden we individueel, ieder in z’n eigen tempo en zo hoort het ook. Iedereen krijgt wel eens een inzinking en je maat hoeft daar niet de klos van te worden. Landgenoot Harm komt me achterop rijden met een hand onder de kin. Z’n nekspieren doen het niet meer en hij kan zijn hoofd niet meer achterover om fatsoenlijk naar voren te kunnen kijken, dus ondersteunt hij z’n hoofd met een hand en de andere hand blijft uiteraard aan het stuur. Ondanks deze vreemde houding gaat hij harder omhoog dan ik: de verschillen zijn groot en worden steeds groter. Tannière is op de heen- en terugweg een fantastische pleisterplaats: : koffie, thee, fris, pannenkoeken, gewone koeken, potjes rijst en gastvrije mensen, en dat alles zoveel je wilt en gratis!! In 1999 en 1995 en daarvoor was dat ook al zo. Schitterend!! Alleen moet ik deze keer niet vergeten een kaartje te sturen. Loudeac 773 km Het groepje komt weer samen: Atze heeft het moeilijk en doet een tukje met het hoofd op tafel. Als ik weg wil, kan ik m’n fiets niet meteen vinden. Het gebrek aan slaap begint me parten te spelen. Onderweg heb ik langs de onder een boom een lekker tukje geslapen, maar niet voldoende. Tinteniac 859 km.
In 1999 was ik hier een uur eerder. Hier besluit ik een uurtje in een echt bed te slapen. Ik erger me weer eens aan de gewichtigdoenerij van de “responsable”: ze gedragen zich allemaal als kleine Napoleontjes. Zo heeft het bij elkaar wel een klein halfuurtje geduurd voordat ik aan de beurt was en er was plek zat, zoals de responsable zei toen ik binnenkwam. Hij ging doodleuk eerst zijn administratie bij zitten werken. Op weg naar Fougeres ontmoet ik een Duitser, die bij de beklimming een Canadees meisje meent te moeten helpen door haar omhoog te duwen. Na een paar keer vindt ze het wel genoeg, want ze fietst gewoon bij hem weg. Hij heeft het over “die Angeber, die da vorne zu schnell fahren und das arme Kind hinter lassen.” Hij vindt zichzelf tenminste een sociaal iemand. Het komt niet bij hem op, dat zijn hulp wel eens ongewenst zou kunnen zijn. Fougeres 914 km. Het silhouet van Fougeres tekent zich in de ochtend prachtig af tegen de stralende horizon. De nachten worden steeds kouder. De temperatuur zakt tot onder de tien graden, heb ik gehoord, en de zon is dan ook meer dan welkom. Hoewel: in de middag stijgt de temperatuur gemakkelijk tot boven de dertig graden en dit is voor mij behoorlijk slopend. En dan springt de km.-teller weer op 000: een unieke gebeurtenis, leuk, maar ook niet meer dan dat. Villaines la Juhel 1002 km. Een vol uur lig ik achter op het tijdschema van 1999. Gelukkig: mijn tempo heeft zich gestabiliseerd: ik verlies niet meer. Geen gezeur: goed eten en door in hetzelfde tempo. Mortagne au Perche 1084 km. Hier maakte ik kennis met Mr Woudenberg uit Australië. Ik heb hem nog proberen te leren, hoe je dat eigenlijk uit moet spreken, maar hij kreeg het maar niet voor elkaar: Lachen dus. Na Mortagne dreigt Hypnos het roer over te nemen. De achterlichten van mijn collega-fietsers schieten van links naar rechts en omhoog en omlaag: slaapaanval. Dus de fiets aan de kant en slapen in de berm. Na een tijdje word ik wakker: de motards staan bij me:”Everything, okay?” is de vraag. Ik antwoord: “Yes, everything is okay, I had a sleepattack”. In Neuilly sur Eure rijd ik op een kruising rechtdoor en aarzel. Heb ik wel een pijl gezien? Meteen komen er een paar jongetjes aanlopen: Oui, monsieur, tout droit. Ik vertrouw het niet en vraag het 100 meter verderop aan een volwassene: Est-ce le bonne route? Als ik dan als antwoord krijg:” Oui, monsieur cinq kilometres tout droit” rijd ik het duister in. Na enkele kms.: conferentie op een kruispunt: geen pijlen: verkeerd gestuurd dus: franse, italiaanse en nederlandse schietgebeden stijgen ten hemel. De fransen en de italiaan willen rechtstreeks naar Chateauneuf en Thymerais 27 km. verderop. Ik kies voor Senonches en laat de groep staan, maar achteraf blijken ze me toch te volgen. In Senonches vraag ik in een café, of ze ook wielrenners gezien hebben met lampen op hun fiets: Ja, dat hadden ze, en binnen een paar honderd meter zit ik weer op de goeie route, zonder een geheime controle gemist te hebben, blijkt bij navraag. Boosheid werkt als doping en zo ook bij mij. Ik ga harder fietsen. Achteraf blijkt, dat ik nauwelijks 6 km. omgereden ben Nogent le Roi Wat wassie lekker, de koffie voor Nogent. Samen met een groep Engelsen hebben we genoten. “Fatigue, fatigue”, zei er eentje, “I am always fatigue.” Van een ander meende ik dat hij zei, dat hij
een Fin was. “No sir, I am finished” En toen kwam er een tandem voorbij: er achter aan. De twee Fransen vonden het wel plezierig, dat ik met mijn helmlamp zo makkelijk de pijlen kon opsporen, want zij hadden alleen een lamp op de tandem, die recht vooruit scheen. Nu konden ze in de afdalingen ook in de bochten voluit naar beneden, omdat ik met mijn helmlamp de curve van de bochten goed kon laten zien. In Nogent waren de batterijen op en ik had er echt nodig. Hoe kan zoiets nou bij een dergelijke organisatie? Van Robert Leduc kreeg ik te horen, dat ik daar zelf voor had moeten zorgen en dat de organisatie daar niet verantwoordelijk voor was. Gelukkig was Mr. Woudenberg er ook en die had nog batterijen. De batterijen kostten 2 hardgekookte eieren en een snufje zout. Ik zag het echtpaar van de tandem vertrekken en ik zat nog te klooien met mijn lampen. Even flink doortrappen en dan vooral op de beklimmingen en toen had ik ze weer te pakken. Ook zij waren blij, dat ik er weer bij zat. In het bos, na de twee beklimmingen heb ik nog op hen gewacht, en daarna in sneltreinvaart richting Gyancourt. Jammer genoeg kregen ze 20 km. voor het einde een lekke band. “You can go, we see you at the finish” zei de man. In 1999 had ik voor de laatste etappe erg veel tijd gebruikt en deze keer rijd ik een dik uur korter. Ook nu weer lijkt er geen einde te komen aan de rit door de stad. Waar zijn de pijlen?? Dan maar twee keer de rotonde rond en dan staat het op de weg geschreven: PBP à. Behoorlijk verwarrend, wanneer je helemaal alleen rijdt. Maar ach, ik ben er bijna, niet zeuren, doorfietsen. Ik rijd ongeveer dezelfde tijd als vorige keer. Binnenkomst in 1999: vrijdagmorgen 5.58 u. Binnenkomst in 2003: vrijdagmorgen 5.46 u. Het thuisfront volgde mij via internet en heeft zich onnodig zorgen gemaakt. Cor en Sjef, bedankt voor de ontvangst en kort na mij komen Martijn en Atze ook binnen. Even is er iets van een feestje, maar dan wil iedereen slaaaaapen. P.S.: Bedankt ! John Omlo. Tot de volgende keer, bij leven en welzijn! Jan van Osch.