wel eens naar de meisjes durfden te knipogen! In de Goede Week moesten de internen niet alleen de diensten bijwonen maar ook de officies van de zusters. Eén van de teksten luidde 'Ik ben als een gazelle die in de heuvels dartelt'. Eén van de leerlingen was nogal zwaar gebouwd en de vriendinnen vonden dat de tekst in haar mond wat potsierlijk klonk. Op het bord in de klas stond vaak een stichtende spreuk als ad majorem Dei gloriam of per aspera ad astera! Alles was altijd bedoeld om het idealisme en de drang naar 'hogere waarden' in de leerlingen op te roepen. Uiteraard werd er voor elke les een gebed gezegd. Heeft u bijzondere herinneringen aan buitenschoolse activiteiten? Men ging weinig of niet naar activiteiten die niet door de school waren georganiseerd. Ik kan mij geen schoolreis of excursie herinneren. Het leven van een kostschoolmeisje moest een beetje een afspiegeling zijn van het kloosterleven. Wel was er elke dag een verplichte wandeling in de stad, waarschijnlijk om voor de nodige lichaamsbeweging te zorgen. Dat gebeurde dan meestal op 'veilige' plaatsen, d.i. op plaatsen waar er weinig of geen studenten op straat waren. Tot spijt van de meisjes wandelde men dus zelden of nooit door de Bondgenotenlaan. Toch kwamen de meisjes van Paridaens soms studenten tegen. Die toonden dan veel belangstelling voor die rij meisjes. Eén van de zusters die begeleidde, soeur Etienne, was erg klein van gestalte. Op een keer riep een student met veel bravoure dat hij over de zuster zou springen, en hij voegde de daad bij het woord. De zuster wou nadien de wandeling niet meer begeleiden. Een andere zuster, soeur Emilie, werd door een student aangesproken. Hij zei haar dat zij (de zuster) de mooiste van allemaal was, waarop de zuster met een vernietigende blik antwoordde: "Impoli!" Onder de examens werd er soms een wandeling naar het bos gemaakt, dat werkte ontspannend en werd door de meisjes erg gewaardeerd. Ook waren er wandelingen naar Bleydenberg. Het wandelen gebeurde in rijen waar telkens drie meisjes bijeenliepen, nooit per twee. Je mocht nooit met twee zijn, ook niet in andere omstandigheden. Trouwens: er werd bepaald naast wie je moest lopen. In de onmiddellijke buurt van de school moest er gezwegen worden. Wat verderop mocht er gepraat worden, maar de zusters schreven voor in welke taal: alternerend Frans of Nederlands. Vond u het eten lekker? Ik herinner mij de vrijdag, een sobere dag. Voor mij was het nochtans een feestdag: na de vis kwam er altijd taart, en dat vond ik fijn! In de oorlogsjaren was er uiteraard niet veel. Een soort rapen werd als aardappelen 32
Paridaensinfo 1 - 2007-2008
geserveerd. Voor elke leerling waren er voedselbonnen. De enkele keren dat we naar huis gingen, kregen we vanuit de school een aantal bonnen mee naar huis. Ik herinner mij ook dat externen in de zomer soms een ijsje voor de internen meebrachten. Ze kwamen dan binnen door de achterdeur van de studeerzaal en de ijsjes werden stiekem uitgedeeld, want de toezichthoudster mocht niets merken. Soms kropen er dan enkelen in de grote kast achteraan om in alle rust van hun ijsje te genieten. Miste u het contact met de buitenwereld? Vooral in de weekends. Men ging naar huis met Kerstmis, Pasen en in de grote vakantie. Ook al was het weekend goed gevuld - er was de hele zaterdag les, en op zondag waren er vele religieuze verplichtingen - toch kon men soms een gevoel van gemis hebben. Ik denk dat de andere meisjes nog meer naar huis verlangden dan ikzelf. Ik had een stiefmoeder, en de relatie met die stiefmoeder was niet zo best. Toen ik zelf kloosterzuster was en verantwoordelijk werd voor de internen, stelde ik aan zuster Michaëla voor de meisjes in het weekend, of toch vaker, naar huis te laten gaan. Waarop zuster Michaëla antwoordde: "Maar zuster Hilde, hebt ge aan hun zielen gedacht?" De buitenwereld was het Rijk van de Duivel! Wist u wat er in Leuven en in de wereld gebeurde? De wereld werd buiten de school gehouden, maar de oorlog herinner ik mij uiteraard. Bij het begin van de oorlog ging ik naar huis. We woonden toen in Brussel. De zusters zelf gingen op de vlucht, samen met een aantal internen die niet meer naar huis konden. Maria Maesen, later zuster Lydia, was daarbij. Voor het vertrek werden alle hosties aan de zusters én aan de leerlingen uitgedeeld. Na de capitulatie kwamen de zusters terug, maar de lessen werden voorlopig niet hervat. Ik kwam vanuit Brussel eens op bezoek. Ik kon meerijden met een brandweerwagen! Tijdens de oorlog werd Kitty opgenomen, een joods meisje van ongeveer acht jaar. Een zekere mevrouw Henrar zocht een onderduikadres voor joodse kinderen. Voor Kitty had ze op verschillende plaatsen een aanvraag gedaan, zonder succes. Moeder-overste, zuster Bernadette, stemde toe het kind op te nemen, op voorwaarde dat zijzelf alleen de verantwoordelijkheid zou nemen mocht het uitlekken. Aan het meisje werd opgedragen alles te doen wat ze de anderen zag doen. Zo ging ze al de volgende dag mee te communie. De zusters vonden dat ze gedoopt moest worden. Zelf zegde Kitty elke avond haar eigen gebeden op. Als ze in het Jiddisch droomde, moest Kitty wakker gemaakt worden: de leerlingen mochten niet weten dat het om een joods meisje ging. De ouders van Kitty wisten niet waar hun dochtertje zat, en ook andersom niet. In de vakanties moest Kitty naar een weeshuis, en dat vond ze erg. Ze kwam telkens zeer graag terug naar Paridaens en zei dan: "Je vais au paradis". Na de oorlog is Kitty in de Verenigde Staten terechtgekomen. Ik heb nog steeds een zeer goed contact met haar, en via Kitty ook met Amerikanen in België. Dat hele verhaal is opgeschreven en in mijn bezit. 2007-2008 - Paridaensinfo 1
33
Ik meen te weten dat er ook iemand anders Paridaens als onderduikadres had gekozen: Christine De Winter. Ze was van opleiding juriste en ingeschreven als postulante, maar had duidelijk niet al te veel zin in alle plichtplegingen van het klooster. Toen ze eens door een medezuster werd aangespoord om op de ene of andere manier de kloosteregel te volgen, zei ze: "Fichez-moi la paix!". Op een dag was ze naar de tandarts. Terwijl ze weg was, werd er aan de poort van Paridaens aangebeld: de Gestapo. De zusters, die niet vermoedden dat ze door de Duitsers werd gezocht, hebben argeloos verteld waar ze te vinden was. Ze is meegenomen naar Duitsland. Eén keer is er nog een kort briefje van haar gekomen, waarin ze onder meer vertelde helemaal onder de zweren te zitten. Daarna niets meer. Er was regelmatig luchtalarm. Dan blies moeder Bernadette in eigen persoon op een trompet. Dat was het signaal om naar de kelder te vluchten, gewapend met een natte zakdoek. Bij de bevrijding moest iedereen binnen blijven. Soeur Hélène Janssens was razend nieuwsgierig en ging op het dakterras kijken. Toen de zusters toch eens buiten waren, kwamen ze Britse militairen tegen. Eén soldaat vroeg mij : "What's your name?". Dat vonden de zusters erg grappig en ze hebben mij daarmee nog lang geplaagd. De strijd om de vernederlandsing heb ik ook van nabij meegemaakt. Ook op dat gebied was zuster Amanda zeer gedreven. Ze probeerde de school te vernederlandsen, of op zijn minst aan het Nederlands op school een volwaardige plaats te geven. De leerlingen moesten haar altijd in het Nederlands aanspreken. Ze was een grote bewonderaarster van Cyriel Verschaeve en ze begreep in zekere zin dat hij met de vijand had gecollaboreerd. Ik heb nog geschriften van zuster Amanda daarover. Zelf sprak zuster Amanda perfect Frans, Engels én Duits en ze kon in elk van die talen dichten. Ze had een grote invloed op haar leerlingen. Vele van haar medezusters, onder meer soeur Norberta - nochtans een Nederlandse voelden niet veel voor die vernederlandsing en noemden zuster Amanda ‘une flamingante’. Andere zusters verleenden haar dan weer hun medewerking. Zo was er zuster Norbert die mij ooit zei: "Niemand weet hoeveel ik voor mijn taal geleden heb". Hoe strikt werden de regels nageleefd? Er waren regels voor van alles en nog wat, en die werden zeer strikt gevolgd. Het verlaten van de kapel verliep bijvoorbeeld onder vaste signalen en op een vaste, voorgeschreven wijze. Een zuster vooraan tikte daarbij met haar sleutel op de bank. Dat gebruik heeft zeer lang standgehouden: in het begin van de jaren zestig bestond het nog. Ook de hygiëne was aan regels onderworpen. Op geregelde tijdstippen werden vijftien meisjes uit de studie gehaald: ‘Les élèves pour le bain de pieds’. In een plaatsje naast de laboratoria waren er vijftien voetbadjes klaargezet waar we dan naar toe moesten. Een echt bad werd genomen met een hemdje aan. De dagelijkse wasbeurt gebeurde in de chambrette met een wasteil. Iedereen moest dan zelf het gebruikte water wegbrengen. Een zuster liet zich nooit zien zonder haar kap. Het gebeurde eens dat een zuster, zonder 34
Paridaensinfo 1 - 2007-2008
kap, 's nachts een leerlinge tegenkwam. Vliegensvlug zette ze haar nachtemmer op haar hoofd om toch zeker iets op het hoofd te hebben. Een andere zuster liet een gordijn aanbrengen voor het toilet van de zusters: de leerlingen mochten niet zien dat er een zuster uit het toilet kwam. Wat had u liever anders gezien? Ik was liever vaker naar huis geweest. Verder had ik soms een gevoel van beperking, van een tekort aan ruimte. Bepaalde zaken, vooral in het kloosterleven, waren niet menselijk. Ook als leerlinge besefte ik dat. Zo was er bijvoorbeeld een zuster van wie de moeder op sterven lag. De zuster mocht er voor enkele uren naar toe. Toen de voorgeschreven tijd om was, had ze de moed om van haar moeder weg te gaan, ook al reikte die arme vrouw haar armen naar haar dochter om ze nog even bij zich te houden. Dat verhaal werd aan de meisjes verteld om de moed en de onthechting van de zuster te prijzen, maar ik vond het toen al 'niet kloppen'. Naar een begrafenis mochten de zusters al helemaal niet gaan: dat was een 'wereldse' aangelegenheid. Als jonge novice maakte ik ook mee dat ik een zachtgekookt ei moest eten zonder eierdopje, en met een grote lepel. Omdat ik dat nogal onhandig vond, had ik een klein lepeltje genomen dat ook op tafel lag. Er viel een stilte rond mij: ik had mij het lepeltje van de overste toegeëigend. Waar ik ook veel spijt van heb is dat ik een mooie tekst, die zuster Amanda speciaal voor mij had geschreven en waaraan ik zeer gehecht was, op bevel van een andere zuster moest kapotscheuren, om het ' offer' van de onthechting te brengen. Kon u echt praten met de zusters? Met de leerkrachten? Op deze vraag antwoord ik volmondig "ja!". Elke leerlinge had ‘une maitresse de confiance’. Dat was op de eerste plaats zuster Amanda. Anderen kozen voor zuster Wivina, die pedagogie onderwees én directrice was. Met die leerkrachten hadden de leerlingen een zeer goede relatie. Er werd met die leerkrachten ook gedweept, in die mate zelfs dat men op school sprak van de 'Amandisten' en de 'Wivinisten'. Aangezien zuster Wivina directrice was, kon ze strenger optreden als een 'Amandiste' iets mispeuterd had. De aanhangers van zuster Wivina waren over het algemeen nuchterder en zakelijker. Zuster Amanda hield met de leerlingen die haar toegewijd waren, af en toe een 'schemeruurtje', een uurtje waar poëzie werd gelezen in het schemerdonker in een lokaaltje dat 'Guido Gezelle' werd genoemd, en waar, onder meer, een beeld van Gezelle stond. Ook waren er bijeenkomsten op het dakterras, waar men hoog boven de school uitkeek. Ook daar kwamen de leerlingen zeer graag. Zoals gezegd ging men ook soms naar het bos. Een graag geziene zuster was een Franstalige zuster, soeur Lidwine, van wie de vader kunstenaar was. Er waren ook enkele leken die les gaven, onder meer de gezusters Fannes die wetenschappen gaven. 2007-2008 - Paridaensinfo 1
35
Uniform De leerlingen van de normaalschool en van het regentaat hadden een uniform met een strik. Als men naar de kapel ging, moest de (zwarte) schort uit, moest de hoed op het hoofd, en moesten de handschoenen aan. Dat laatste was een beetje gek: men kwam helemaal niet buiten en in de kapel deed men de handschoenen opnieuw uit! De rok moest zo lang zijn dat hij de grond raakte als men knielde. Ik denk dat de kousen zwart moesten zijn, maar ik ben daar niet meer zeker van. Hoe verliep de vrije tijd? De dagelijkse wandeling was bedoeld als ontspanning, maar was verplicht en volledig geregeld. Er werd korfbal gespeeld op de speelplaats. De korven waren oud en versleten en de ploegen werden herkend aan hun groen of rood lint. Hoogtepunten van het jaar waren de toneelopvoeringen. De leerlingen bouwden zelf de decors en ook de kostuums werden in de klas gemaakt. Intussen zegden we onze Latijnse verbuigingen op, om geen tijd te verliezen. Voor het toneelstuk 'Het lelijke eendje' werden alle pluimveezaken van Leuven aangesproken om voldoende pluimen te hebben! Zuster Amanda schreef de tekst van de toneelstukken en ze was de spil van het ontspanningsleven op school: ze speelde piano en op die muziek dansten we reidansen in de turnzaal, ze leidde een koor, ze hield bibliotheek. Ik herinner mij Aldous Huxley als een van de moderne auteurs die we lazen. Was u onder de indruk van sommige lessen? Ik herinner me de lessen in de 'pappologie' van zuster Antonia in de Janseniustoren: dat was alleen voor de leerlingen van de normaalschool. We moesten er allerlei gelijmde knutselwerkjes leren maken. Maar het meest onder de indruk was ik van de lessen Nederlands van zuster Amanda. Haar commentaren op literaire teksten waren juweeltjes van taalvaardigheid. De leerlingen moesten die teksten overschrijven, en soms schreef zuster Amanda, als dienstbetoon aan haar leerlingen, zelf een stuk in hun schrift. Die passages werden door haar leerlingen gekoesterd. Eén schrift, de commentaar op 'De kleine Johannes', heb ikzelf geïllustreerd met onder meer een tekening van de krekelschool. Sommige van die schriftjes heb ik tot op vandaag bewaard.
De vraagbaak van Mark De Meyer is doorlopen. Eén namiddag volstond er niet voor! Zuster Hilde heeft uiteraard nog veel meer herinneringen, ook aan haar lange lerarenloopbaan en aan de boeiende tijd die ze daarna beleefde, onder meer in Haïti. Tot binnenkort, zuster Hilde! Dan komen we u in ‘de Miniemen’ opzoeken voor het vervolg van uw memoires! Françoise Feys 36
Paridaensinfo 1 - 2007-2008