PARELS blz. 2 3 4 5 6 8
© Bijbelverhalen.nl
Mijn zusje in Samaria Het is maar een peuter Benny Hinn Hoe belangrijk is een gehandicapt kind? God woont onder het bed John Hunt
Brief aan mijn zusje in Samaria Je keek mij aan, zomaar onder de preek, ogen groot en donker, glanzend van ontroering. Je sprak met je ogen, sprak zonder woorden. 'Nog steeds,' zei je, 'is mijn verhaal niet verteld.' Ik begreep je meteen. Op je twaalfde, een kind nog, uitgehuwelijkt aan een veel te oude man, die je opa wel kon zijn. Toen hij overleed kwam je weer bij je ouders thuis, waar je broers over je baasden. Ze verkochten je als tweede vrouw aan een koopman, die je sloeg en als slavin behandelde. Al zijn schulden betaalde hij met jouw schoonheid. God alleen kent je roepen in de nacht. Je hebt groot gelijk, dat je wegliep, je moest jezelf beschermen. Met je kind ging je in een zelfgemaakte hut aan de rand van het ravijn wonen, waar de rijke mannen uit de buurt je wisten te vinden. Zusje, je moest toch ergens van leven? Weet je eigenlijk wat echte liefde is? Ik huil om jouw en al die meisjes die hetzelfde meemaken. Wat ben ik blij voor je, dat je Jezus vond, daar bij die bron. Hij veracht je niet. Er is hoop voor ons allen, lieve, hoop voor vrouwen zoals jij. Kom, ik wil je een dikke knuffel geven, in Jezus' naam.
Het is maar een peuter Onze vriend B. is nu in de tachtig en zijn vrouw vertelde me dat hij de laatste tijd steeds gillend wakker wordt in de nacht. “Wees nou toch eens stil,” zei ze, “straks horen de buren je nog gillen.” Ongewild flapte ze eruit: “Heb je soms vroeger iets meegemaakt?” En laat dat nou toch het geval zijn!… B. die nogal intelligent is, kon zich altijd al heel goed dingen uit zijn vroege jeugd herinneren. Bijvoorbeeld, dat hij op zijn tweede werd gedoopt. Hij ziet zichzelf nog bij het doopvont staan en weet nog wat voor kleren hij aanhad. Toen zijn vrouw hem deze vraag stelde ging er als het ware een deurtje open in zijn brein. Hij wist ineens waar die angst vandaan kwam. B. was nog maar anderhalf. Hij kon al over het erf van zijn vader scharrelen, die allerlei dieren verkocht. De kippen werden altijd in een grote mand gedaan met gaten om hun koppen er door te laten steken. Regelmatig kwam er een koopman op hun erf, die een grapje met de kleine dreumes uithaalde. Hij stopte het ventje in zo’n kippenmand, hing hem met een haak aan het plafond en liet hem ronddraaien. Het kind gilde van angst en eenmaal losgelaten rende hij op zijn kleine beentjes gauw naar zijn moeder toe. Nooit heeft B. meer aan dit voorval gedacht, maar nu hij in de tachtig is speelt het nog mee in zijn nachtmerries. Hij gilt ’s nachts van angst… Ik wil geen boos vingertje opsteken. Laten we het liever eens van de andere kant bekijken. Als we een kind van anderhalf veiligheid en liefde schenken, gaat de vrede van God dan ook een heel leven mee? Ik ga erover nadenken. Overigens: B. en zijn vrouw hebben er samen voor gebeden en het gaat al veel beter.
Benny Hinn Benny Hinn een bekende tv evangelist, waar miljoenen mensen over de hele wereld geboeid naar luisteren en waardoor duizenden een aanraking van God krijgen en genezen van allerlei kwalen, was een jongen die tot zijn 21 e stotterde. Hij werd tot zijn 14 e opgevoed door katholieke nonnen. Elke dag moest hij op zijn knieën met zijn handen tegen elkaar gehouden naar voren schuifelen, in een korte broek en op Jeruzalemstenen!! Op school gaven ze hem nooit een beurt, want zo zei hij zelf eens: ‘Als ik een zin eindelijk voltooid had, was de les om.’ Benny komt uit een gezin van 8 kinderen. Twee zussen en vijf broers. Niemand geloofde in Benny’s roeping, vanwege dat stotteren, maar alle zeven zijn ze tot bekering gekomen in een dienst van hun broer. Benny’s moeder was een echte Maria’s vereerster. Overal in huis hingen afbeeldingen en stonden beelden. Het huis was vol met bloemetjes, kaarsjes en wierookluchtjes. ‘Mamma,’zei Benny, nadat hij bekeerd was, ‘je moet die afbeeldingen wegdoen en alleen Jezus aanbidden. Dan zullen je gebeden heel wat sneller verhoord worden.’ Zijn moeder was erg verdrietig. Ze dacht dat haar zoon een afvallige was geworden. Op een dag ging Benny die beelden zelfs bestraffen. ‘Ik bestraf je in de naam van Jezus!’ riep hij met opgestoken wijsvinger. ‘Laat dat, Benny, zei moeder, ‘Doe dat nooit meer! Daar doe je erg verkeerd aan.’ Maar diezelfde nacht droomde ze en God zei tegen haar: ‘Benny heeft gelijk. Hij is mijn volgeling. Aanbid alleen Jezus.’ Ze deed alle rommel weg uit haar huis en gaf haar leven aan Jezus.
Hoe belangrijk is een gehandicapt kind! Terry zou er bijna niet meer geweest zijn. Bij zijn geboorte zei de dokter tegen zijn ouders, dat hij waarschijnlijk de eerste maand niet zou overleven vanwege ‘cranial stenosis’, een te vroege sluiting van de fontanellen). Zijn moeder heeft dagenlang biddend met het kind heen en weer gelopen in de kamer. Ze bad: “Vader, als u hem laat leven, zal ik Terry aan u teruggeven als uw dienaar.” De Heer hoorde haar roepen en genas haar baby op wonderbaarlijke wijze. Terry gelooft nu dat hij niet alleen de gift van het leven van God heeft gekregen, maar ook een speciale gave voor muziek. Op de leeftijd van drie jaar zette Terry’s moeder hem op de pianokruk om hem bezig te houden, terwijl zij de kleintjes verzorgde. Terry begon al gauw de noten te zoeken van het liedje “Jesus loves me, that I know”, een liedje dat hij op de zondagsschool had geleerd. Hij ging snel vooruit. Toen hij vijf was speelde hij al zijn eerste solo in de kerk.
En zijn muzikaliteit ontwikkelde zich snel. Hij werd pianist van de kerk op zijn elfde. Hij won de ene prijs na de andere op nationaal niveau in zijn denominatie gedurende zijn tienerjaren. Terry McAlmond is getrouwd, heeft een vrouw en vier fijne kinderen gekregen. In Colorado Springs leidt hij duizenden in aanbidding voor God. Veel cd’s zijn er van hem uitgekomen. En er gebeuren geweldige dingen tijdens zijn conferenties in o.a. het World Prayer Centre, genezingen en bevrijdingen, Zo belangrijk is het leven van een kind, dat het bijna niet haalde.
God woont onder het bed Ik benijd Kevin. Mijn broer Kevin denkt dat God onder zijn bed woont. Tenminste dat hoorde ik hem op een avond zeggen. Hij was hardop aan het bidden in zijn donkere slaapkamer en ik stopte even om naar hem te luisteren. "Ben je daar, God?" vroeg hij. "Waar bent u? O ja, onder het bed..." Ik grinnikte zachtjes en liep op mijn tenen verder. Kevins unieke gezegdes vormen bij ons thuis vaak een bron van vermaak. Maar op die bewuste avond bleef er iets bij mij hangen. Ik realiseerde me voor de eerste keer in wat voor een andere wereld Kevin leeft. Hij werd 30 jaar geleden geboren, verstandelijk gehandicapt als gevolg van problemen bij de geboorte. Afgezien van zijn lengte (hij is 182 cm), zijn er maar een paar dingen waarin hij volwassen is. Hij praat en argumenteert als een 7 jaar oud kind en dat zal wel nooit veranderen. Hij zal waarschijnlijk altijd geloven dat God onder zijn bed woont, dat Sinterklaas cadeautjes neerlegt bij de schoorsteen en dat vliegtuigen in de lucht blijven hangen omdat engelen ze dragen. Ik vroeg me af of Kevin wel beseft dat hij anders is. Is hij wel eens ontevreden over zijn monotone leven? Voor dag en dauw staat hij op, gaat naar zijn werk, als hij thuiskomt laat hij de hond uit, geniet van zijn favoriete macaroni met kaas en gaat weer slapen. De enige variatie in het schema is het verzorgen van de was. Op die dag koestert hij de wasmachine zoals een hen haar kuikens. Hij lijkt niet ontevreden. Hij holt elke morgen naar de bus om vijf over zeven en ziet gretig uit naar een nieuwe werkdag. Hij wrijft opgewonden in zijn handen als het eten staat te koken en hij gaat twee keer per week later naar bed om onze vuile was bij elkaar te verzamelen voor de volgende dag. En zaterdags, o gezegende zaterdag! Dat is de dag dat mijn vader hem meeneemt naar het vliegveld om een colaatje te drinken en naar de vliegtuigen te kijken en hardop te speculeren over de mogelijke bestemming van iedere vertrekkende passagier. "Die gaat naar Chi-car-go!" roept Kevin, terwijl hij in zijn handen klapt. Zijn verwachting is zo groot, dat hij er vrijdags slecht van slapen kan. En zo gaat zijn wereld van dagelijkse rituelen en zijn wekelijkse uitjes voorbij. Hij weet niet eens wat ontevreden zijn is. Zijn leven is simpel. Hij zal nooit de verstrikkingen van welvaart en macht kennen en het interesseert hem niet wat voor merk kleren hij aan heeft of wat voor soort voedsel hij eet. Er wordt altijd in zijn noden voorzien en hij maakt zich geen zorgen over de dag van morgen. Zijn handen willen werken. Kevin is nooit zo gelukkig dan als hij werken kan. De afwasmachine leegmaken of stofzuigen doet hij met heel zijn hart. Hij probeert niet onder een klus uit te komen en hij gaat er ook niet eerder vandoor
voordat het werk klaar is. Maar na het werk weet hij ook lekker te relaxen. Hij wordt niet geobsedeerd door zijn werk of het werk van anderen. Zijn hart is puur. Hij gelooft nog steeds dat iedereen de waarheid spreekt, beloftes zijn er om je aan te houden en als je verkeerd hebt gedaan moet je excuses aanbieden in plaats van te argumenteren. Vrij van trots en zonder zich anders voor te willen doen als hij is, is Kevin ook niet bang om te huilen als hij pijn heeft, boos is of spijt heeft. Hij is altijd transparant en echt. En hij vertrouwt God. Hij is niet beperkt door intellectuele redenaties. Als hij tot Christus komt, dan komt hij als een kind. Het lijkt wel of hij God kent—echt bevriend met Hem is op een manier die voor ons intellectuelen moeilijk te snappen is. God lijkt wel zijn beste maatje. In mijn momenten van twijfel en frustraties met mijn geloof, ben ik jaloers op de zekerheid die Kevin bezit. Dan wil ik graag toegeven dat hij een soort heilig weten bezit die mijn geestelijke pet te boven gaat. Dan realiseer ik me dat ik de gehandicapte ben en niet hij. Jazeker, mijn plichten, mijn vrees, mijn trots, mijn omstandigheden—dat zijn vaak even zovele handicaps als ik ze niet in Gods hand leg. Wie weet begrijpt Kevin wel zaken die ik nooit zal leren. Als je het goed bekijkt heeft hij zijn hele leven al geleefd in die soort onschuld, biddend in het donker, zich koesterend in de goedheid en liefde van God. En op een dag, als de mysteries van de hemel ontrafeld worden zullen we verbaasd staan over hoe dicht God werkelijk bij ons was, en dat Hij zelfs de eenvoudige gebeden heeft verhoord van een jongen die dacht dat God onder zijn bed woonde. Kevin zal dan heerlijk verder genieten! --Auteur onbekend (overgenomen uit AllWorship.com) vertaling Josine
Van spoken en kannibalen Het is in het jaar 1822. John Hunt, een Engelse jongen van tien, is een wanhoop voor zijn ouders. Wat zou die jongen kunnen worden voor zijn beroep? Boer soms? Welnee, daarvoor is hij veel te tenger. John is nogal bangig van aard. Hij is bang voor onweer en hard blaffende honden. Overal denkt hij spoken te zien of toverheksen. Denk je dat hij over een stille weg durft te lopen in het donker? Nee, daar moet hij niet aan denken. Toch vertrekt hij zeventien jaar later als zendeling naar de Fidji eilanden, samen met zijn jonge vrouw. De inwoners van die eilanden zijn nota bene kannibalen. Ze zijn gek op mensenvlees. Het Opperhoofd eet zelfs elke dag mensenvlees! Het is toch niet te geloven dat dat juist John Hunt naar deze mensen toe durft te gaan? Hij, die altijd zo bang was. Toch is dat zo. Hij heeft geleerd om met al zijn angst naar Jezus te gaan. Die zal hem beschermen. En dat is wel nodig ook. Vaak zijn John en Mary in doodsgevaar. Eens werd hun huis omsingeld door een grote menigte wilden, die bloedstollende kreten uitstootten. In het maanlicht zagen de Hunts hun griezelig beschilderde gezichten, hun knotsen en strijdbijlen. 'O, God, help ons toch.' baden ze. En God verhoorde hun gebed. Om de een of andere duistere reden verdwenen de wilden vanzelf. Honderdduizenden Fidji-eilanders zijn christen geworden door die ene boerenzoon, die toch zo vreselijk bang was als kind.