PACT VAN GOEREE-OVERFLAKKEE
AFSPRAKEN WONEN, WELZIJN EN ZORG IN DE REGIO GOEREE-OVERFLAKKEE Middelharnis, 7 juni 2007
Inleiding Om een goed leefklimaat met een sterke sociaal maatschappelijke infrastructuur voor de gehele bevolking te waarborgen, zou Goeree-Overflakkee zich moeten transformeren tot een levensloopbestendige regio. Een levensloopbestendige regio maakt het mogelijk om, zolang dat verantwoord is, zelfstandig te kunnen blijven wonen op een hoog kwaliteitsniveau. Hiervoor moet voldoende aanbod zijn van levensloopbestendige en andere voor senioren en mensen met een beperking geschikte woningen en woonvormen in combinatie met voorzieningen en dienstverlening op het terrein van zorg en welzijn. De keuzevrijheid van de senioren en mensen met een beperking staat hierbij centraal. Een belangrijk aspect is de integratie van zorgvragers in de maatschappij. Hierbij kan men denken aan clusters zorgwoningen en aangepaste woningen in “gewone” woonwijken/kernen. Om efficiënt en effectief zorg, welzijn en diensten te kunnen leveren moet men denken aan een evenwichtige spreiding van zorg versus een noodzakelijke concentratie zorgwoningen en aangepaste woningen. Hiervoor is noodzakelijk: een goede samenwerking én afstemming van activiteiten van de woningbouwcorporaties, zorginstellingen, welzijnsinstellingen en gemeenten; een duidelijk beeld van de huidige situatie en de toekomstige ontwikkelingen i.v.m. vergrijzing; een duidelijk beeld van mogelijkheden om te bouwen/bestaande bouw aan te passen; een begrippenkader dat door alle betrokkenen wordt gedeeld; een bestuurlijk kader waarin e.e.a. is vastgelegd tussen betrokken partijen. In het convenant Regionale Agenda Samenleving (RAS), in 2006 afgesloten tussen de provincie Zuid-Holland en de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee, is als prestatie opgenomen: “het ontwikkelen van een eilandelijk kader op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg “ (WWZ). De motivering om deze prestatie in het convenant op te nemen is gelegen in het feit dat het belangrijk wordt geacht om tijdig in te spelen op de demografische ontwikkeling van de komende jaren en de veranderende vraag van de burgers. De vergrijzing zal de komende jaren toenemen en senioren en mensen met een beperking zullen zolang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Tevens dient aandacht te worden besteed aan het behoud van de leefbaarheid van de kernen op Goeree-Overflakkee. Dat houdt in dat niet alleen ouderen moeten kunnen blijven wonen in hun vertrouwde woonomgeving maar dat ook voor jongeren perspectief moet worden geboden om zich te kunnen vestigen. Het doel van thema 4.1. Wonen, Welzijn, Zorg van de RAS is als volgt verwoord: Het komen tot een levensloopbestendig Goeree-Overflakkee om senioren, zorgvragers en mensen met een beperking zo lang mogelijk thuis te laten wonen met een adequaat en bereikbaar voorzieningenniveau welzijn en zorg. 2
Met dit doel wordt aansluiting gevonden bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), prestatieveld 1 “Leefbaarheid en sociale samenhang”. De Wmo wordt sinds 1 januari 2007 onder verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen uitgevoerd. Als prestaties van het thema Wonen, Welzijn en Zorg is het volgende geformuleerd: In het kader van de RAS zal primair een gemeenschappelijke doelstelling door de gemeenten in overleg met aanbieders, vragers en corporaties verder worden opgezet. Deze prestatieafspraken zullen vanaf 2006 door de gemeenten met samenwerkingspartners worden vertaald in concreet te ondernemen acties om te komen tot een levensloopbestendige regio. Al bestaande acties of voornemens hiertoe moeten kunnen rekenen op zo concreet mogelijke ondersteuning, waartoe de gemeenten, in samenspraak met de andere partijen betrokken bij dit thema, een beroep kunnen doen op het Zorgberaad in overleg/combinatie met het REZO. Als prestaties in het kader van de RAS worden geformuleerd: a. bundelen en zo nodig aanvullen van bestaande documenten, afspraken en initiatieven in een bestuurlijk eilandelijk kader (einde 2006) b. afstemmen van het onder a. genoemde afsprakenkader met de ( te ontwikkelen) regionale woonvisie en het regionaal woonbehoefteonderzoek c. het plannen en zo mogelijk creëren van een op de demografische ontwikkelingen afgestemd aantal “woon-zorg-zones” over het eiland, tot einde 2008 in elk geval 1 per gemeente d. Ter versterking van leefbaarheid en vitaliteit heeft elke gemeente in elke woonkern een kern- of wijksteunpunt voor zorg, hulp, opvang en informatie. Einde 2008 zijn in tenminste 8 van de 14 woonkernen zulke steunpunten actief. e. In 2008 heeft elke gemeente één Zorgloket voor Wonen-Welzijn en Zorg Aanpak Om thema 4.1. Wonen, Welzijn, Zorg uit te werken is aan het ZorgBeraad Rijnmond Zuid (ZBRZ) de opdracht verstrekt. Voor de uitwerking van de opdracht is nauw en intensief samengewerkt met ambtelijke vertegenwoordigers van de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee en een klankbordgroep, samengesteld uit het Regionaal Zorgoverleg (REZO). Verantwoording Voor de uitwerking van de opdracht is gebruik gemaakt van het Visiedocument en het Plan van Aanpak dat in opdracht van het REZO door de BOAG bouw- en adviesgroep is ontwikkeld. Tevens is gebruik gemaakt van het zogenaamde STAGG-MODEL (Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg). Daarnaast is gebruik gemaakt van het Pact van Savelberg, het Pact van Bleskensgraaf, Woonvisie provincie Zuid-Holland en het rapport van Tympaan, instituut voor beleidsontwikkeling “Behoefte aan wonen met zorg in Rijnmond Zuid”. Op basis van het doel, de prestaties en het overleg met de primaire gesprekspartners is geconcludeerd en vastgesteld dat het uiteindelijke resultaat van de uitwerking van thema 4.1. Wonen, Welzijn en Zorg een raamwerk van afspraken moet zijn op het 3
samenhangende gebied van WWZ. Hiervoor is het bijgevoegde document “Het Pact van Goeree-Overflakkee” op gesteld, waarin een stelsel van niet vrijblijvende afspraken zijn opgenomen op de gebieden WWZ. Leeswijzer Artikel 1 omhelst de strategische doelstelling van het Pact van Goeree-Overflakkee. Vervolgens wordt in artikel 2 de realisatie in woonzorgzones gespecificeerd. De prognose van de ontwikkeling van de vergrijzing op basis van de visie wonen, zorg, welzijn Goeree-Overflakkee van het REZO is in artikel 3 nader ingevuld. In de artikelen 4, 5 en 6 van het Pact wordt het regionaal eindbeeld 2020 voor wonen, welzijn en zorg geschetst. Dit correspondeert met de periodisering van het streekplan. In artikel 7 wordt de invulling van de eerste vier jaar geconcretiseerd. De indeling in tranches van 4 jaar correleert met de collegeperiodes waardoor de monitoring, op basis van gemeentelijke voortgangsrapportages, van het Pact in de collegeprogramma’s kan worden opgenomen. De gemeentelijke uitvoeringsprogramma’s worden voor 1 januari 2008 opgesteld en vervolgens periodiek gemonitord en desgewenst bijgesteld. De aanpak van uitdagingen/prestaties van verschillende organisaties, die dit Pact ook ondertekenen, zijn in artikel 8 geformuleerd. Artikel 9 gaat nader in op de afspraken die zijn gemaakt met betrekking tot de monitoring, uitvoering en overleg. De geldigheid en looptijd van het Pact is in artikel 10 omschreven.
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave............................................................................................................. 4 PACT VAN GOEREE-OVERFLAKKEE ......................................................................... 5 Strategische doelstelling ............................................................................................... 7 Realisatie in woonzorgzones ........................................................................................ 7 Prognose ..................................................................................................................... 8 Regionaal eindbeeld prestaties wonen 2020 ................................................................. 8 Regionaal eindbeeld prestaties welzijn 2020 ............................................................... 10 Regionaal eindbeeld prestaties zorg 2020 .................................................................. 11 Invulling van de prestaties 2007 – 2010 ...................................................................... 12 Aanpak uitdagingen/prestaties .................................................................................... 13 Monitoring, uitvoering en overleg ................................................................................ 16 Geldigheid en looptijd ................................................................................................. 16 Ondertekeningen ........................................................................................................ 17 Bijlage 1: Definities aansluiting wonen en zorg ............................................................ 24 Bijlage 2: Conversietabel ............................................................................................ 25 Bijlage 3: Het STAGG-model
4
PACT VAN GOEREE-OVERFLAKKEE Afspraken wonen-welzijn-zorg op Goeree-Overflakkee Ondergetekenden, ANBO Midden en West Flakkee, in dezen vertegenwoordigd door de heer M. van Balen, voorzitter; ANBO Oostflakkee, in dezen vertegenwoordigd door de heer W. Koert, voorzitter; Basisberaad Zuid Hollandse Eilanden, in dezen vertegenwoordigd door de heer J. Meeuwsen, directeur; BAVO Europoort, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw M.Y. van Duijn, directeur Regionale Ketenzorg; Bouwvereniging Sommelsdijk, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw A. Verhey, voorzitter; Careyn, in dezen vertegenwoordigd door de heer drs. W. Oving, directeur regio Goeree -Overflakkee; Centrum Indicatiestelling Zorg, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw drs. J.G.H. de Witte, regiodirecteur; Gehandicaptenplatform Goeree-Overflakkee, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw J.D. van Dongen - van Kolfschoten, voorzitter; Gemeente Dirksland, in dezen vertegenwoordigd door de heer J.W. Bruggeman, wethouder; Gemeente Goedereede, in dezen vertegenwoordigd door de heer A. Admiraal, wethouder; Gemeente Middelharnis, in dezen vertegenwoordigd door de heer drs. P. Visser, wethouder; Gemeente Oostflakkee, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw P.W. ’t Hoen, wethouder; GGD Zuidhollandse Eilanden, in dezen vertegenwoordigd door de heer P.F.L.A. Bisscheroux, artsepidemioloog, hoofd afdeling Gezondheidsbevordering; Protestants Christelijke Ouderen Bond, afdeling Goeree-Overflakkee, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw S.J. Tanis, lid bestuurlijke werkgroep; Regionaal Netwerk Ouderen, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw A. Pothof, voorzitter; Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Rijnmond, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw drs. J. Meyer, directeur; Regionaal Zorgoverleg Goeree-Overflakkee, in dezen vertegenwoordigd door de heer O. Dapper, voorzitter; Stichting Companen, in dezen vertegenwoordigd door de heer R.M.J. Engelman, directeur; Stichting Eleos, in dezen vertegenwoordigd door de heer A. de Jong, locatiemanager Mekkerstee; Stichting Holding Zorg en Verpleging Goeree-Overflakkee (ZVGO), ZORGsaam, in dezen vertegenwoordigd door drs. J.C. Moerland, voorzitter Raad van Bestuur; Stichting Pameijer GZ en Stichting Pameijer VG, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw A.J. van Klaveren, divisiemanager ouderen; Stichting Sjaloom Zorg, in dezen vertegenwoordigd door de heer H. Brinkman, directeur; Stichting Thuiszorg, Maatschappelijk werk GO, in dezen vertegenwoordigd door de heer drs. W. Oving, directeur; Stichting Welzijnswerk Oostflakkee (SWO), in dezen vertegenwoordigd door mevrouw A. Verhey, directeur; Woningbouwvereniging Beter Wonen Goedereede, in dezen vertegenwoordigd door de heer P.A. Braber, voorzitter; Woningbouwvereniging Beter Wonen Ooltgensplaat, in dezen vertegenwoordigd door de heer M. Troost, voorzitter; Woningbouwvereniging Den Bommel, in dezen vertegenwoordigd door de heer J. de Waal, voorzitter; Woningbouwvereniging Dirksland, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw mr. W.M. de Bruine, directeur; Woongoed Flakkee, in dezen vertegenwoordigd door de heer S. van Nieuwaal, directeur; Zorgberaad Rijnmond Zuid, in dezen vertegenwoordigd door de heer S. Stoop, voorzitter; Zuidwester, in dezen vertegenwoordigd door mevrouw M.F. Parker Brady, regiomanager regio midden. hierna te noemen de partijen,
5
Overwegende dat:
Dit Pact de afspraken bevat over wonen, welzijn en zorg voor senioren en mensen met een beperking;
In het rapport van de BouwAviesGroep Wonen Zorg Welzijn Goeree-Overflakkee is gewezen op een verdubbeling van de vergrijzing in de regio. Deze toename van de vergrijzing heeft een behoefte aan extra woningen tot gevolg. Partijen hebben onderkend dat maatregelen nodig zijn om op deze behoeften intensiever in te spelen. Extra woningen zijn te realiseren door middel van nieuwbouw en aanpassingen in de bestaande woningvoorraad. Door de vergrijzing tot 2030 zijn extra woningen nodig voor senioren en mensen met een beperking. Voorts is een toename van het aantal benodigde vierkante meters per plaats in de intramurale zorg noodzakelijk;
De tekst van dit Pact is gebaseerd op de ten tijde van de ondertekening vigerende wet- en regelgeving; indien tijdens de looptijd van de afspraken in dit Pact deze wet- en regelgeving zich fundamenteel wijzigt, zullen partijen met elkaar in overleg treden over de consequenties hiervan voor de gemaakte afspraken;
Dat de partijen de intentie afspreken, om een bijdrage te leveren aan de in dit Pact opgenomen resultaten;
komen tot de volgende intentieverklaring:9ndreiking ketensamenwerking in de
6
Strategische doelstelling Artikel 1 1. Partijen stellen zich ten doel gezamenlijk van Goeree-Overflakkee een regio met een optimale leef- en woonomgeving te maken. 2. Partijen realiseren dit door gezamenlijk te werken aan een voldoende aanbod van levensloopbestendige en andere voor senioren en mensen met een beperking geschikte woningen en woonvormen, in combinatie met de benodigde voorzieningen en dienstverlening op in ieder geval de terreinen van zorg en welzijn, zodat senioren en mensen met een beperking binnen de eigen regio zelfstandig kunnen blijven wonen, gebruikmakend van een voor ieder gelijkwaardig kwaliteitsniveau. Partijen onderkennen dat hiervoor benodigd is dat zij hun afzonderlijke activiteiten op elkaar afstemmen en dat zij waar nodig samenwerken, waarbij de cliënt centraal staat. Uitgaande van ieders eigen verantwoordelijkheid beschouwen zij de onderhavige afspraken als niet vrijblijvend en leidend tot de afgesproken resultaten. Realisatie in woonzorgzones Artikel 2 1. Het levensloopbestendig maken van Goeree-Overflakkee wordt per gemeente (inclusief de kernen) en per kern gerealiseerd in één of meerdere woonzorgzones. 2. De woonzorgzone doet recht aan de veranderingen in de zorg(vraag) en aan de gewenste integratie van zorgvragenden in de maatschappij. Door de realisatie van clusters van zorgwoningen en aangepaste woningen tussen de ‘gewone’ woningen wordt recht gedaan aan het proces van een evenwichtige spreiding van de zorg, aan een noodzakelijke concentratie zorgwoningen en aangepaste woningen om efficiënt en effectief zorg, welzijn en diensten te leveren én aan de integratie van zorgbehoevenden in de wijk of dorpskern. 3. Een woonzorgzone is een geografisch deel binnen een gemeente, waarbinnen: verschillende vormen van zelfstandig en onzelfstandig wonen voor senioren en mensen met een beperking zijn gerealiseerd rond een ‘zorgwelzijnskruispunt’, welke gebruik maken van hetzelfde zorgwelzijnskruispunt (een uitvalsbasis voor de zorgverlening) en/of coördinatiepunt (een plaats waar vraag en aanbod wat betreft de zorg met elkaar gecombineerd worden); welzijnsactiviteiten en diensten aan huis gebracht of dichtbij te halen zijn, 7
georganiseerd in of vanuit een wijk(welzijns)activiteitencentrum; zorgbehoevenden en senioren en mensen met een beperking beslist niet domineren, maar onderdeel vormen van een gemêleerde bevolkingsopbouw; de fysieke en sociale woonomgeving zo is ingericht dat deze goed bereikbaar, toegankelijk en veilig is.
Prognose 40 Artikel 3 Afgesproken wordt dat de visie wonen, zorg, welzijn Goeree-Overflakkee van het REZO het richtinggevend kader vormt voor het realiseren van een levensloopbestendige regio. In dit onderzoek is berekend dat de regio 3217 (in 2002) 75-plussers kent, waarvan circa 1396 (43 %) enige vorm van zorg en verpleging ontvangt. In het onderzoek is geprognosticeerd dat in 2020 de regio 3313 75plussers kent, waarvan circa 43 % er enige vorm van zorg en verpleging nodig zullen hebben. De Prognose voor 2030 is dat de regio 4407 75-plussers kent. In Oostflakkee is de sterkste toename van 75-plussers geprognosticeerd, tot 2030 een toename van 71%. In Middelharnis zal het aantal 75-plussers waarschijnlijk tot 2020 afnemen, in 2030 zal het aantal 75-plussers 21% hoger liggen dan in 2002. In Goedereede en Dirksland wordt pas na 2020 een stijging van de 75-plussers verwacht. Tussen 2020 en 2030 zal de stijging in deze gemeenten ca. 45% bedragen. Regionaal eindbeeld prestaties wonen 2020 Artikel 4 Kwantiteit 1. Bij het voorzien in adequate huisvesting wordt ervan uitgegaan dat in de toekomst voor 11% van de 75-plussers intramurale capaciteit nodig is (thans is dat 20% inclusief wachtlijsten). Dit kan zowel in geconcentreerde (de instellingen) als gedeconcentreerde vorm. Deconcentratie vindt plaats naar clusterwonen. De in de regio reeds ingezette deconcentratie en extramuralisatie wordt verder doorgezet. De voorgenomen extramuralisatie wordt daarmee zo snel mogelijk gerealiseerd. De realisatie van extramuralisatie wordt niet beperkt tot de huidige aanbieders van intramurale zorg. 2. Partijen spreken af dat op basis van de prognoses in 2020 in totaliteit circa 2500i eenheden en woningen voor senioren en mensen met een beperking beschikbaar zijn in woonzorgzones, door middel van een op de vraag afgestemd aanbod van: a. intramurale eenheden
i
Rapport Wonen met zorg in Rijnmond Zuid, Tympaan Instituut 2004 8
a. verzorging in instellingen en b. verpleging in instellingen; b. extramurale eenheden a. geclusterd wonen (deconcentratie in kleinschalige woonvorm); b. beschut wonen; c. woonzorgcomplexen d. ‘aangepaste’ zelfstandige woningen en e. multifunctionele woonvoorzieningen; De aantallen per categorie zijn, met uitzondering van de multifunctionele woonvoorzieningen, uitgewerkt in lid 4 en 5 van dit artikel. In bijlage 1 is een overzichtstabel opgenomen waarin deze woonvormen in verband worden gebracht met de kenmerken van de te leveren zorg. 3. Partijen spreken af dat de huidige intramurale capaciteit op Goeree-Overflakkee in aantallen eenheden tot 2020 wordt behouden (zijnde circa 575ii eenheden type A); deze capaciteit zal door verbouw en nieuwbouw in 2020 moeten voldoen aan de huidige gestelde normen volgens het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen en richt zich op senioren en mensen met een beperking die intensieve verzorging en verpleging nodig hebben. Daarnaast moeten tussen 2007 en 2020 nog circa 90ii extra plaatsen intramurale woningen in de vorm van clusterwonen verpleging en verzorging (type B) worden gerealiseerd, deels voor psychogeriatrische cliënten, deels voor cliënten met gangbare somatische zorg. Het aanbod van deze eenheden (type A en B) wordt voornamelijk gerealiseerd door de zorgaanbieders. Een natuurlijke partner kan een woningbouwcorporatie zijn; 4. Partijen spreken af dat in de extramurale huisvestingsbehoefte van senioren en mensen met een beperking in 2020, wordt voorzien door middel van woningen van type C, D en/of E. Het gaat hierbij om: • circa 1110ii woningen voor beschut/begeleid wonen inclusief woonzorgcomplexen (type C en D); • circa 725ii zelfstandige aangepaste/aanpasbare/opgepluste/ levensloopbestendige woningen met zorg thuis (type E); 5. De in lid 5 genoemde aantallen woningen van type C, D en E, kunnen worden gerealiseerd door zowel woningcorporaties, als andere partijen en organisaties. Realisatie ervan vindt plaats door middel van nieuwbouw, maar vooral door aanpassingen in de bestaande woningvoorraad. De woningcorporaties op Goeree-Overflakkee dragen aan de realisatie van de opgave zoals aangegeven in lid 5 bij, door minimaal 30% van de benodigde aanpassingen in de bestaande voorraad voor hun rekening te nemen en door minimaal 50% van de benodigde nieuwbouw van zelfstandige woningen (type C, D en E) voor hun rekening te nemen.
ii
Rapport Wonen met zorg in Rijnmond Zuid, Tympaan Instituut 2004 9
Kwaliteit 6. De woningcorporaties en zorgaanbieders bereiden zoveel mogelijk bestaande en nieuwe huisvesting voor op domotica en rusten zoveel mogelijk bestaande en nieuwe zorggerelateerde huisvesting uit met domotica. 7. De toewijzing van specifiek voor senioren en mensen met een beperking aangepaste woningen in woonzorgzones kan plaatsvinden op basis van lokaal c.q. regionaal overeen te komen afspraken. Het doel hiervan is te garanderen dat de complexen bestemd blijven voor de juiste doelgroepen. Regionaal eindbeeld prestaties welzijn 2020 Artikel 5 1. Voor alle bewoners van de onder artikel 3 genoemde aantallen woningen in een woonzorgzone zal een voldoende aanbod van welzijn worden geboden. Uitgangspunt is een welzijnsbeleid dat naast preventie, participatie en vitaliteit, die de voorwaarden vervullen om zelfredzaamheid en participatie van senioren en mensen met een beperking mogelijk te maken, ook in ruime mate aandacht kan geven aan het zorggerelateerde welzijn. Daaronder wordt verstaan alle activiteiten (professioneel en vrijwilligerswerk) die bijdragen aan het voorkomen van zorgverzwaring en het bevorderen van welbevinden. Daarbij fungeren de welzijnsdiensten in de keten wonen-zorg-welzijn als schakel tussen woonzelfstandigheid en zorgafhankelijkheid. 2. Het aanbod van welzijnsdiensten wordt lokaal vraaggestuurd ingericht, dat wil zeggen dat het aanbod niet uniform zal zijn maar lokaal en individueel kan variëren, aansluitend bij lokale en individuele prioriteiten. Uitgangspunt is daarbij dat het welzijnsaanbod aan zelfstandig wonenden die intensieve zorg ontvangen, van hetzelfde niveau dient te zijn als het intramurale welzijnsaanbod. 3. Om het welzijnsaanbod binnen de woonzorgzone efficiënt en effectief te kunnen bieden: a. Bevat een woonzorgzone in 2020 minimaal: Een zorgwelzijnskruispunt als uitvalsbasis voor de welzijnsdienstverlening; Een coördinatiepunt inclusief afspraken dat planbare en onplanbare welzijnsdienstverlening naar de cliënt worden gebracht, of de cliënt naar de welzijnsdienstverlening; b. Voor het inrichten van een zorgwelzijnskruispunt wordt zoveel mogelijk aangesloten bij reeds aanwezige intramurale voorzieningen, clusterwoningen of (een) woonzorgcomplex, als wel bij een gezondheidsof dienstverleningscentrum. Bij nieuwbouw spreken partijen hun voorkeur uit voor een zorgwelzijnskruispunt in samenwerking met andere voorzieningen (zoals bijvoorbeeld dorpshuis, brede school, zorginstelling en dergelijke) te realiseren. 10
4. Aanbieders van welzijnsproducten zijn de eerst aanspreekbare partijen om binnen de woonzorgzone voldoende kwantitatief en kwalitatief aanbod van welzijnsproducten te realiseren, alsmede te voorzien in de artikel 5, lid 3 genoemde infrastructuur. Per woonzorgzone spreekt de gemeente met de welzijnsaanbieders af wie voor haar als aanspreekpunt fungeert; 5. Het lokale aanbod van welzijn voorziet in 2020 in ieder geval in volgende basisbehoeften: a. Participatie in de omringende samenleving b. Ondersteuning c. Persoonlijke veiligheid en geborgenheid 6. Op lokaal niveau zal hierop differentiatie plaatsvinden ten aanzien van de vorm en de omvang van elk van de in te vullen behoeften op geleide van de vraag. Het is aan lokale partijen dit te bepalen. Om het economisch draagvlak van het aanbod van het pakket te vergroten, kan waar nodig ook gebruik worden gemaakt van bovenlokaal aanbod. Regionaal eindbeeld prestaties zorg 2020 Artikel 6 1. Partijen spreken af dat zorgaanbieders in 2020 een zorgaanbod bieden dat in kwantiteit en kwaliteit past bij de in artikel 3 genoemde aantallen te realiseren intramurale en extramurale huisvestingscapaciteit. De 24-uurs zorg en toezicht en de zorg op afroep wordt bij voorkeur gerealiseerd in een woonzorgzone. Buiten de woonzorgzone wordt zorg op afspraak geleverd en eventueel zorg op afroep, voor zover mogelijk (bijvoorbeeld vanuit een woonzorgcomplex). Uitgangspunt hierbij is dat de cliënt centraal staat en ketenzorg gewaarborgd is/blijft. 2. Om de zorg binnen de woonzorgzone efficiënt en effectief te kunnen bieden: a. bevat een woonzorgzone in 2020 minimaal: een zorgwelzijnskruispunt als uitvalsbasis voor de zorgverlening; een coördinatiepunt inclusief afspraken dat planbare en onplanbare zorg naar de cliënt worden gebracht, of de cliënt naar de zorg; b. Voor het inrichten van een zorgwelzijnskruispunt wordt zoveel mogelijk aangesloten bij reeds aanwezige intramurale voorzieningen, clusterwoningen of (een) woonzorgcomplex, als wel bij een gezondheidsof dienstverleningscentrum. De regie en coördinatie bij de totstandkoming van het zorgwelzijnskruispunt ligt bij de gemeente. Bij nieuwbouw spreken partijen hun voorkeur uit een zorgwelzijnskruispunt in samenwerking met andere voorzieningen (zoals bijvoorbeeld dorpshuis, brede school, zorginstelling en dergelijke) te realiseren.
11
3. Zorgaanbieders zijn de eerst aanspreekbare partijen om binnen de woonzorgzone voldoende kwantitatief en kwalitatief aanbod van zorg te realiseren, alsmede te voorzien in de artikel 6, lid 2 genoemde infrastructuur. Per woonzorgzone spreekt de gemeente met de zorgaanbieders af wie voor haar als aanspreekpunt fungeert; 4. De cliënt woonachtig in een woonzorgzone heeft de keuzevrijheid om een contract aan te gaan met een zorgaanbieder. In het kader van de WMO is er keuzevrijheid tussen de partijen aan wie de gunning is verleend voor de hulp bij het huishouden; De zorgaanspraken die worden gehonoreerd, zijn verzekerde, niet-verzekerde, WMO gerelateerde en AWBZ zorg. Invulling van de prestaties 2007 – 2010 Artikel 7 1. Partijen zullen de voorgenomen kwantitatieve prestaties voor het eindbeeld 2020 in tranches van 4 jaar vastleggen; dit Pact bevat de afspraken voor de periode 2007 – 2010; partijen maken uiterlijk 1 juli 2010 kwantitatieve afspraken over de te leveren prestaties in de periode 2011 tot 2015 en uiterlijk 1 juli 2015 over de periode 2016 – 2020; 2. Het streven is dat de prestaties met betrekking tot welzijn in de eerste tranche worden gerealiseerd; 3. Ervan uitgaande dat het berekende tekort naar de huidige inzichten redelijkerwijs niet in 2010 kan zijn weggewerkt en daarom iedere toevoeging op dit moment een waardevolle bijdrage levert aan het werken van de tekorten aan adequate huisvesting van zorgbehoevenden, verbinden partijen in de periode 2007-2010 zich aan: a. Het op het niveau van de huidige normen van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen brengen van circa 70% van de beoogde intramurale capaciteit in 2020 (zoals benoemd in artikel 3, lid 4), zijnde circa 400 eenheden; b. De realisatie van circa 25% van de beoogde aantallen extramurale woningen (conform de definities van bijlage 1) in 2020, zoals benoemd in artikel 3, lid 5. In kwantitatieve termen gaat het om circa 460 woningen; 4. Partijen verbinden zich eveneens aan het leveren van de benodigde zorg en welzijn voor de bewoners van de in artikel 6, lid 2 benoemde aantallen intramurale en extramurale eenheden/woningen; 5. Voor alle gemeenten in de regio Goeree-Overflakkee geldt dat zij uiterlijk op 1 januari 2008 hun gemeentelijke uitvoeringsplan gereed hebben. 12
6. De realisatie van de in artikel 6, lid 2 genoemde kwantitatieve prestaties is vastgelegd in individuele gemeentelijk uitvoeringsplannen 2007 – 2010, welke als bijlagen een onlosmakelijk onderdeel vormen van dit Pact. In de uitvoeringplannen is in ieder geval opgenomen: a. het vastleggen van de locatie en invulling van de woonzorgzone(s), voor zover dit nog niet gebeurd is in de eilandelijke structuur- en woonvisie; b. het vastleggen van de te realiseren kwantitatieve aantallen woningen voor senioren c.q. mensen met een beperking en de omvang van de bijbehorende voorzieningen en diensten op het gebied van zorg en welzijn; c. het vastleggen van de lokale afspraken over de levering van producten en diensten op het terrein van zorg en welzijn en de kwaliteit daarvan; d. de bijdragen die de ondertekende partijen daarbij leveren in de uitvoering; e. het vastleggen van de economische haalbaarheid; f. het vastleggen van de betrokkenheid van lokale patiënten- en consumentenorganisaties bij de ontwikkeling en uitvoering van plannen; g. het vastleggen van de monitoring van de gemaakte afspraken. Aanpak uitdagingen/prestaties Artikel 8 1. Partijen constateren dat er bij de realisatie van de in dit Pact benoemde doel- en taakstellingen, allerlei uitdagingen kunnen worden benoemd die om verwezenlijking vragen. Alle partijen moeten bereid zijn een bijdrage te leveren om de uitdagingen aan te pakken. 2. De Provincie zal het ontwikkelen en uitvoeren van prestatieafspraken wonenwelzijn-zorg op Goeree-Overflakkee binnen haar mogelijkheden ondersteunen, een en ander in de lijn met het in april 2007 gesloten coalitieakkoord. 3. De gemeenten zullen vóór 1 januari 2008 een gemeentelijk uitvoeringsprogramma opstellen en deze periodiek monitoren (vast agendapunt bij PAC VROEZ en PAC MA). Daarnaast zullen de gemeenten structureel overleg voeren met de partners op het gebied van wonen, welzijn en zorg (lokale klankbordgroepen) en de woningbouwverenigingen in het bijzonder. 4. De regio zal de gemeentelijke uitvoeringsprogramma’s afstemmen in zowel de PAC VROEZ (wonen) als de PAC MA (welzijn en zorg) in relatie tot de woonvisie c.q. woonbehoefteonderzoek. 5. De regionale woningcorporaties zullen ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Pact: a. Met de gemeenten afspraken maken over het aanbod van voldoende aantallen betaalbare levensloopbestendige en andere woningen voor senioren en mensen met een beperking met een laag inkomen binnen de woonzorgzones, waaronder worden verstaan huurwoningen met een maximale huurprijs per maand van € 621,78 (prijspeil 1 juli 2007). 13
b. Binnen de normen van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, onrendabele investeringen in de woningbouw ten behoeve van senioren en mensen met een beperking ten laste laten komen van de bedrijfsreserve en daarover afspraken maken met de gemeenten. 6. De zorgaanbieders zullen in de regio gezamenlijk ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Pact: a. De keuzevrijheid voor zorgvragers is gegarandeerd. Op respectvolle wordt omgegaan met de keuzemogelijkheden die er zijn. Aan de uitvoering van de zorgverlening worden geen voorwaarden gesteld die de keuzevrijheid van de zorgvrager verminderen. Er zijn tussen aanbieders afspraken gemaakt omtrent de wijze waarop voor de individuele zorgverlening de noodzakelijke samenwerking vorm en inhoud krijgt. b. De aanbieders van zorg werken vraaggestuurd. Dat wil zeggen dat naar vermogen de vragen en wensen van de hulpvragers worden gerealiseerd in samenwerking met betrokken zorgaanbieders. De hulpvraag van de cliënt is daarin leidend. c. De zorgverlening wordt integraal gerealiseerd. Bij het integraal concept heeft iedere zorgaanbieder de gelegenheid integraal en multidisciplinair dienstverlening vorm te geven. Dit concept wordt gedragen door het faciliteren van de randvoorwaarden en het bevorderen en ondersteunen van uitstekende samenwerkingsrelaties tussen professionals en zorgverleners. Zorgaanbieders verplichten zich de noodzakelijke samenwerking daaromtrent vorm te geven. Aanbieders werken met behulp van een integraal zorgplan, eenzelfde zorgproces en ketenzorg. d. De zorgverlening is lokaal gericht. Zorgaanbieders werken samen met stakeholders in de buurt, wijk, met vrijwilligers en mantelzorgers, met woningbouwverenigingen en welzijnsorganisaties. De dienstverlening maakt als het ware onderdeel uit van de buurt/wijk waarin de cliënt woont/verblijft. Zorgaanbieders werken in de buurt/wijk samen met lokale organen en raden, zoals een lokale dorpsraad etc. Ze zijn bij uitstek de verbinding tussen de lokale leefgemeenschap en de professionele zorg en hulpverlening. 7. De gezamenlijke welzijnsorganisaties zullen ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Pact: a. Per woonzorgzone een eerstverantwoordelijk aanspreekpunt benoemen, die zorgdraagt voor voldoende aanbod van welzijnsproducten in kwantitatieve en kwalitatieve zin binnen de woonzorgzone; b. Bereid zijn om het in artikel 5, lid 3 benoemde minimumpakket op te nemen in hun dienstenaanbod. c. In algemene en voorwaardenscheppende zin inzetten op een woonkerngericht welzijnsaanbod gericht op ontmoeting, participatie, sociale samenhang en vitaliteit voor alle leeftijden. Een appel op burgerzin en vrijwilligerswerk vraagt om die integrale benadering.
14
8. Het Zorgkantoor zal ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Pact: a. Adequate zorg in de woonzorgzones mogelijk maken, door het inkopen van voldoende zorg voor de daar woonachtige senioren en mensen met een beperking; b. Zich inspannen er voor te zorgen dat deze zorg van voldoende en het juiste kwalitatief niveau is. 9. De ANBO voor 50 plussers en het Regionaal Netwerk Ouderen (RNO) zal zich in zetten op het gebied van “wonen, welzijn, zorg en mobiliteit” door goed en regelmatig overleg met alle aanbieders op deze terreinen. Het Platform Gehandicaptenbeleid Goeree-Overflakkee ( PGGO) zal zich inzetten om “wonen, welzijn en zorg” voor zijn achterban positief te beïnvloeden door regelmatig overleg met de aanbieders hiervan. Het PGGO zal met zijn achterban regelmatig en intensief communiceren en knelpunten, suggesties en klachten meenemen naar dat overleg. 10. Het RPCP-Rijnmond zal ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Pact: In samenwerking met het Regionaal Netwerk Ouderen ZHE, de lokale groepen van zorgvragers ondersteunen bij hun participatie in het ontwikkelen van woon, zorg- en welzijnsinitiatieven en bij het monitoren van de uitvoering ervan op het zorgvragersperspectief. 11. Het REZO zal ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Pact: a. De voortgang van de uitvoering van het Pact monitoren; b. Afstemming tussen de verschillende partijen ondersteunen. 12. Het Zorgberaad Rijnmond Zuid zal ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Pact: a. Het regionaal overleg faciliteren, ter stimulering van samenwerking en afstemming bij het realiseren van het Pact van Goeree-Overflakkee en de levensloopbestendige/vitale regio Goeree-Overflakkee; b. Innovaties stimuleren op het vlak van wonen-welzijn-zorg, in het bijzonder in het kader van de woon-zorgzonering; c. Bewaking voortgang van het proces; d. Ondersteuning en bemiddeling bij op regionaal of lokaal niveau zich voordoende procesproblemen; e. Adviseren en informeren over nieuwe (beleids)ontwikkelingen, subsidiekaders enz. .
15
Monitoring, uitvoering en overleg Artikel 9 1. Op regionaal niveau vindt de afstemming plaats op basis van de voortgangsrapportage van de uitvoering en realisatie van de gemeentelijke uitvoeringplannen binnen zowel het PAC VROEZ (wonen; in het kader van het regionaal woonkader en de woonvisie) als het PAC MA (welzijn en zorg). Het AB ISGO stelt door tussenkomst van de colleges van B&W de gemeenteraden en het REZO op de hoogte. 2. Op gemeentelijk niveau vindt structureel overleg plaats met de partners op het gebied van wonen, welzijn en zorg (lokale klankbordgroepen) en de woningbouwverenigingen in het bijzonder. 3. Het overleg over de voortgang van de uitvoering van het Pact op regionaal niveau vindt plaats in het REZO. 4. Veranderingen in vraag en aanbod worden regelmatig gemonitord, zodat de behoefte kan worden bijgesteld.
Geldigheid en looptijd Artikel 10 1. Partijen behouden ieder hun autonomie, maar spannen zich in om binnen het kader van dit Pact tot overeenstemming met elkaar te komen. 2. De afspraken van dit Pact hebben een niet vrijblijvend karakter. 3. De looptijd van dit Pact eindigt uiterlijk op 31 december 2009. 4. Partijen verlengen dit Pact uiterlijk op 31 december 2009 met nieuwe kwantitatieve afspraken voor de periode 2010-2019. Middelharnis, 7 juni 2007
16
NAMENS DE ANBO MIDDEN EN W EST FLAKKEE, Ondertekeningen
de heer M. van Balen voorzitter ANBO Midden en West Flakkee
NAMENS DE ANBO OOSTFLAKKEE,
de heer W. Koert voorzitter ANBO Oostflakkee
NAMENS HET BASISBERAAD ZUID HOLLANDSE EILANDEN,
de heer J. Meeuwsen directeur
NAMENS DE BAVO EUROPOORT,
mevrouw M.Y. van Duijn directeur Regionale Ketenzorg
NAMENS DE BOUWVERENIGING SOMMELSDIJK,
mevrouw A. Verhey voorzitter
17
NAMENS CAREYN,
de heer drs. W. Oving directeur regio Goeree-Overflakkee
NAMENS HET CENTRUM INDICATIESTELLING ZORG,
mevrouw drs. J.G.H. de Witte regiodirecteur
NAMENS HET GEHANDICAPTENPLATFORM GOEREE-OVERFLAKKEE,
Mevrouw J.D. van Dongen – van Kolfschoten Voorzitter Gehandicaptenplatform Goeree-Overflakkee
NAMENS DE GEMEENTE DIRKSLAND,
de heer J.W. Bruggeman wethouder
NAMENS DE GEMEENTE GOEDEREEDE,
de heer A. Admiraal wethouder
18
NAMENS DE GEMEENTE MIDDELHARNIS,
de heer P. Visser wethouder
NAMENS DE GEMEENTE OOSTFLAKKEE,
mevrouw P.W. ‘t Hoen wethouder
NAMENS DE GGD ZUIDHOLLANDSE EILANDEN,
de heer P.F.L.A. Bisscheroux, arts-epidemioloog hoofd afdeling Gezondheidsbevordering
NAMENS DE PROTESTANTS CHRISTELIJKE OUDEREN BOND,
mevrouw S.J. Tanis lid bestuurlijke werkgroep
NAMENS HET REGIONAAL NETWERK OUDEREN,
mevrouw A. Pothof voorzitter Regionaal Netwerk Ouderen
19
NAMENS HET REGIONAAL PATIËNTEN/CONSUMENTEN PLATFORM RIJNMOND,
mevrouw drs. J. Meyer directeur
NAMENS HET REGIONAAL ZORGOVERLEG GOEREE-OVERFLAKKEE,
de heer O. Dapper voorzitter
NAMENS DE STICHTING COMPANEN,
de heer R.M.J. Engelman directeur
NAMENS DE STICHTING ELEOS,
de heer A. de Jong locatiemanager
Namens de Stichting Holding Zorg en Verpleging Goeree-Overflakkee, ZORGsaam,
de heer drs. J.C. Moerland voorzitter Raad van Bestuur
20
NAMENS DE STICHTING PAMEIJER GZ EN STICHTING PAMEIJER VG
mevrouw A.J. van Klaveren divisiemanager ouderen
NAMENS DE STICHTING SJALOOM ZORG,
de heer H. Brinkman directeur
NAMENS DE STICHTING THUISZORG, MAATSCHAPPELIJK WERK GOEREE-OVERFLAKKEE,
de heer drs. W. Oving directeur
NAMENS DE STICHTING WELZIJNSWERK OOSTFLAKKEE,
mevrouw A. Verhey directeur
NAMENS DE W ONINGBOUWVERENIGING BETER W ONEN GOEDEREEDE,
de heer P.A. Braber voorzitter
21
NAMENS DE W ONINGBOUWVERENIGING BETER W ONEN OOLTGENSPLAAT,
de heer M. Troost voorzitter
NAMENS DE W ONINGBOUWVERENIGING DEN BOMMEL,
de heer J. de Waal voorzitter
NAMENS DE W ONINGBOUWVERENIGING DIRKSLAND,
mevrouw mr. W.M. de Bruine directeur
NAMENS W OONGOED FLAKKEE,
de heer S. van Nieuwaal directeur
NAMENS HET ZORGBERAAD RIJNMOND ZUID,
de heer S. Stoop voorzitter
22
NAMENS DE ZUIDWESTER,
mevrouw M.F. Parker Brady regiomanager regio midden
23
Bijlage 1: Definities aansluiting wonen en zorg Woontype
A
B
Omschrijving
Intramuraal wonen (in woonzorgzone)
Clusterwonen (in woonzorgzone)
Omschrijving verblijf
Kenmerken wonen
Kenmerken zorg
AWBZ-indicatie “verblijf”
Verplegings- of verzorgingshuis Niet-zelfstandig
24-uurs intensieve zorg en toezicht in geconcentreerd in complex (geen zelfstandige regie over eigen huishouden)
AWBZ-indicatie “verblijf”
Niet-zelfstandig kleinschalig wonen; privé ruimte bewoners + gemeenschappelijke en personeelsruimten onder 1 dak
24-uurs zorg en toezicht gedeconcentreerd in kleinschalige woonvorm (geen zelfstandige regie over eigen huishouden)
Beschut / begeleid wonen (in woonzorgzone)
Scheiding wonen, zorg, welzijn (huurcontract en zorgarrangement apart)
Zelfstandig wonen met gemeenschappelijke ruimte
Zorg op afroep Geen 24-uurs zorg/toezicht; zelfstandige regie huishouden eventueel met assistentie; zorg op afroep is beschikbaar binnen een bepaalde straal (richtgetal 200m) van zorgwelzijnskruispunt (“onder handbereik”)
D
Woonzorgcomplex (in woonzorgzone)
Scheiding wonen, zorg, welzijn (huurcontract en zorgarrangement apart)
Zelfstandig wonen in complexvorm; in complex zijn gemeenschappelijke ruimten aanwezig
Zorg op afroep of afspraak Zelfstandige regie over huishouden. Complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangement
E
Individueel zelfstandig wonen: (in/buiten woonzorgzone)
Scheiding wonen, zorg, welzijn (huurcontract en zorgarrangement apart)
Zelfstandige woningen
Zorg op afspraak of afroep binnen een bepaalde straal van zorgwelzijnskruispunt Zelfstandige regie over huishouden. Individueel overeengekomen zorgarrangement.
E1: aanpasbaar en aangepaste woning
Idem
Voldoet aan Handboek voor Toegankelijkheid
Idem
E2: Opgepluste woning (alleen bestaande bouw)
Idem
E3: Levensloopbestendige woning (alleen nieuwbouw)
Idem
C
Bewoning mogelijk door senioren met lichte handicap
Voldoet aan Woonkeur
24
Idem
Idem
Bijlage 2: Conversietabeliii Om de mogelijkheid te geven om de ontwikkelende partij, zoals gemeente en corporatie, haar eigen definities te laten gebruiken is hier een conversietabel aangegeven van de ZERiv-indeling naar de STAGG-indeling. Op deze manier blijft duidelijk in welke categorie van de STAGG de definitie valt.
ZER-indeling 1.
STAGG-indeling A/B
Groot- plus kleinschalig intramuraal verblijf
Waarvan uitgesplitst: 1.1
Grootschalig intramuraal verblijf
A
1.2
Kleinschalig intramuraal verblijf
B
2.
Beschermd t.m. servicewonen vgls ZER par. 2.4
C/D/E
2.
Beschermd t.m. servicewonen vlgs ZER tabel 10
C/D/E
Waarvan uitgesplitst: 1.1 Berschermd/beschut/gegeleid wonen voor ouderen
C D/E
1.2
Senioren-complexen zelfstandig
1.3
Groepswonen zelfstandig
1.4
Service-complexen zelfstandig
1.5
Aanpasbaar geboude zelfstandige woningen
D/E D/E E
iii
Het Zorgberaad Midden-Holland heeft deze vertaalslag ontwikkeld.
iv
ZorgEffectRapportage
25
Met opmaak: opsommingstekens en nummering
Bijlage 3: HET STAGG-MODEL Utrecht, 2001 Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg Daniëlle Harkes Het STAGG-rapport Een beeldverhaal voor de inrichting van zorg en wonen voor ouderen in wijken en dorpen, zo kan het rapport van de Stichting Architectenonderzoek Gebouwen Gezondheidszorg (STAGG) dat in 1995 verschijnt, worden gekarakteriseerd. In ‘Verblijven of wonen; zorg voor ouderen’, wordt op basis van ruimtelijke begrippen een scenario geschetst voor de ouderenzorg in 2015. Wat is de ideale afstand tot een ontmoetingplek, wat is de schaal van een herkenbare buurt, moet coördinatie van zorg en dienstverlening op buurtniveau plaatsvinden of kan dit ook op een hoger niveau? De groep architecten die zich over deze vraagstellingen boog, is er in geslaagd een verfrissend concept neer te leggen voor de plannenmakers in de ouderenzorg. In november 2000 verschijnt een geactualiseerde versie van het rapport uit 1995. Het model is verbreed van alleen ouderen naar alle doelgroepen van de zorg, dus ook gehandicapten en cliënten van de psychiatrie en maatschappelijke opvang. Het rapport laat zich op twee niveaus lezen. Het eerste niveau is de doorlopende tekst. Uitgaande van diverse trends en ontwikkelingen in samenleving en overheidsbeleid wordt een scenario geschetst voor wonen, zorg en dienstverlening in wijken en dorpen. Het tweede niveau is dat van het beeldverhaal. Door het hele rapport heen staan schema’s, plaatjes en plattegronden die als het ware de bouwstenen vormen om het scenario vorm te geven. Wijken en buurten De STAGG schetst een toekomstscenario voor wonen en zorg in 2015 uitgaande van een wijk of dorp met 10.000 inwoners. Hoe organiseer je wonen en zorg voor een wijk van die omvang, er van uitgaande dat het aantal mensen met een zorgbehoefte dat zelfstandig blijft wonen aanzienlijk toe zal nemen? In het STAGG-scenario wordt gerekend met ongeveer 500 mensen per 10.000 inwoners die een combinatie van wonen en zorg nodig hebben. Een wijk van 10.000 inwoners biedt daarmee voldoende draagvlak voor het organiseren van wonen en (intensievere) zorg. Een wijk van 10.000 inwoners kan onderverdeeld worden in buurten. Buurtgrenzen zijn bijvoorbeeld drukke wegen, spoorlijnen, open land en sportterreinen. Een onderverdeling in buurten op basis van genoemde ruimtelijke barrières levert voor bewoners herkenbare buurten op. In de regel zal een wijk van 10.000 inwoners onderverdeel kunnen worden in 16 herkenbare buurten met een diameter van 300 meter en een inwonertal van 600 mensen. Haal- en brengfuncties In de intramurale gezondheidszorg is het aanbod van wonen, welzijn en zorg met elkaar verweven in één pakket, dat slechts in zijn geheel kan worden afgenomen. In het STAGGmodel wordt het intramurale pakket uiteengelegd in afzonderlijke functies onderverdeeld in drie hoofdgroepen: dienstverlening/welzijn, zorg en wonen. Binnen deze indeling onderscheidt de STAGG: • functies die worden gehaald door de gebruiker; • functies die worden gebracht door de aanbieder; • functies die intern worden geleverd. Voorbeelden van ‘haalfuncties’ zijn boodschappen doen, recreatieve activiteiten, revalidatie en het onderhouden van sociale contacten. Voor de haalfuncties is informatie en bereikbaarheid van groot belang. Weet de klant wat er te halen valt, en is de gewenste functie goed te bereiken? Bij het antwoord op die vraag spelen diverse aspecten een rol, zoals de afstand tot de woning, de verkeersstructuur, de toegankelijkheid, vervoersmogelijkheden en betaalbaarheid. www.kenniscentrumwonenzorg.nl
1
Aedes Arcares
‘Brengfuncties’ zijn zorgverlening, woningonderhoud, klussen in en om de woning, maaltijdservice, alarmering en boodschappendiensten. Ook hier is ‘bereikbaarheid’ belangrijk, maar nu vanuit de optiek van de aanbieder. Wezenlijke aspecten zijn de afstand tot de klant in relatie tot de frequentie van de dienst, de geschiktheid van de woning voor de dienstverlener en de kosten/batenverhouding. Bij ‘interne levering’ bevinden aanbieder en klant zich op dezelfde plek. Deze vorm is geboden als de intensiteit en de frequentie van de te leveren dienst dat vereisen, zoals bijvoorbeeld bij langdurige intensieve zorg of 24-uurs toezicht. Wonen, zorg en dienstverlening moeten dan op dezelfde locatie worden ondergebracht. Deze ontrafeling van wonen, zorg en dienstverlening in functies van verschillende aard vormt de basis voor het model van de STAGG. Wonen, zorg en dienstverlening kunnen nu in de wijk georganiseerd worden. Organisatie van zorg- en dienstverlening Als mensen, ook met een intensievere zorgvraag zelfstandig blijven wonen, zullen er in de buurt in elk geval de volgende voorzieningen aanwezig moeten zijn: één of meer voorzieningen waar haalfuncties zijn ondergebracht; een centraal loket waar brengfuncties geregistreerd en gecoördineerd worden; (voor een beperkte groep) een voorziening waar zorg en dienstverlening intern worden geleverd. De haalfuncties zijn ondergebracht in activiteitencentra met recreatieve, culturele en hobbyactiviteiten, dagopvang, fysiotherapie en gymnastiek. Daarnaast kunnen deze centra ook een restaurant, café, internetcafé etc. omvatten. De schaalgrootte en de breedte van het aanbod hangt af van de locatie en de doelgroep. Hoe meer doelgroepen het centrum gebruiken, hoe breder het aanbod. Een coördinatiepunt fungeert als centraal loket, waar mensen informatie en advies kunnen krijgen en van waaruit de zorg wordt gecoördineerd; Er is een zorgkruispunt dat 24-uurs zorg levert, zowel intern als aan wijkbewoners. Dit kruispunt kan een klein medisch centrum bevatten, een ziekenboeg voor kortdurende opname en dagopvang. Activiteitencentrum, coördinatiepunt en zorgkruispunt zijn geen statische concepten. De invulling hangt af van de wijk. Organisatie van wonen en woonomgeving Zoveel mogelijk woningen in de woonzorgzone moeten aanpasbaar zijn voor mensen met een handicap. Kleinschalige woonzorgvoorzieningen verdienen de voorkeur boven grootschalige categoriale voorzieningen. Ze zijn beter aan verschillende doelgroepen aan te passen en bevorderen de integratie. Voor het wonen en de woonomgeving voor mensen met een zorgbehoefte kunnen de volgende algemene eisen worden gehanteerd: het openbaar vervoer moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn, met beschutte rustpunten onderweg ernaartoe. De maximale afstand tot een halte is 300 meter; minder mobiele mensen moeten gebruik kunnen maken van aanvullend vervoer vanaf de woonplek. Dat kan ook in combinatie met ander specifiek vervoer (schoolgaande jeugd, gehandicapten) worden geregeld; voorzieningen (zoals winkels, huisarts, bank, postkantoor, recreatieve en culturele voorzieningen) moeten lopend of per openbaar vervoer goed bereikbaar zijn; woningen moeten voldoen aan de eisen van aanpasbaar bouwen, zodat ze bruikbaar kunnen worden gemaakt voor mensen met specifieke handicaps; woningen moeten voorzien zijn van een alarmeringssysteem en/of communicatiecircuit; woningen moeten voldoen aan de behoefte aan privacy, zelfstandigheid en een goed leefklimaat.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
2
Aedes Arcares
Bijzondere woonvormen Voor bepaalde groepen in de woonzorgzone moeten extra eisen gesteld worden aan het wonen en de woonomgeving. Daarbij onderscheidt de STAGG twee categorieën: een woonvorm voor mensen die intensieve zorg nodig hebben en een woonvorm voor mensen die zowel intensieve zorg als toezicht behoeven. ‘Beschut wonen’ Op elke 10.000 bewoners zullen er in 2015 naar schatting zo’n 60 intensieve zorg nodig hebben. Die zorg omvat huishoudelijke hulp en hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. De zorg moet in dit geval binnen handbereik zijn, maar is niet heel specialistisch van aard. Omdat deze gebruikers minder mobiel zijn, moeten ze in de onmiddellijke nabijheid van hun woonplek terecht kunnen voor functies als dagbesteding, sociale contacten, reactivering en revalidatie, recreatieve en culturele activiteiten. Een geschikte woonvorm ontstaat door woningen voor deze categorie te clusteren en te situeren binnen 50 tot 150 meter van de voor hen relevante haalfuncties ‘Clusterwonen’ Op een populatie van ca. 10.000 bewoners zullen naar schatting 50 mensen zorg én toezicht nodig hebben. Deze mensen zijn vrijwel niet mobiel en zijn voor hun behoeften dus aangewezen op interne levering. Het clusterwoning-concept voorziet daarin. Elke bewoner heeft een eigen privé-gebied bestaande uit een zit-slaapkamer en eigen sanitair, met een oppervlak van 25 tot 30 vierkante meter. Een cluster telt zes van dergelijke units, met daarnaast gemeenschappelijke voorzieningen als een huiskamer, keuken, bergruimte, badkamer en een besloten tuin. Ook is er een zorgpost. Om deze woonvorm met 24-uurs zorg haalbaar te maken verdient het aanbeveling om tenminste twee clusters van zes woningen te koppelen. Het STAGG-scenario voor de stad
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
3
Aedes Arcares
Het STAGG-scenario voor de stad richt zich op grootstedelijke gebieden met als specifieke kenmerken: een hoge bebouwingsdichtheid met veel flats en appartementen een uitgebreid, goed functionerend vervoersnetwerk een grote diversiteit aan stedelijke voorzieningen (winkels, horeca, gezondheidszorg, welzijn, cultuur) met daarnaast kleinschalige voorzieningen op wijkniveau veel collectief openbaar gebied, met als gevolg een beperkt gevoel van sociale veiligheid. Om in de stad een goed functionerende woonzorgzone te kunnen realiseren is een draagvlak van ca. 10.000 inwoners nodig. Zij wonen in een als eenheid herkenbaar gebied (wijk) met voldoende eigen voorzieningen om in hun algemene dagelijkse behoeften te kunnen voorzien. Binnen dit gebied is één coördinatiepunt nodig. Het coördinatiepunt organiseert de functies die binnen de wijk aanwezig zijn, maar beïnvloedt ook wijkoverstijgende zaken (zoals openbaar vervoer, verkeer, gemeentelijke diensten). Elke wijk heeft (afhankelijk van bebouwingsdichtheid en loopafstanden) ten minste drie activiteitencentra, waar zorgvragenden elkaar kunnen ontmoeten. Deze centra bieden de mogelijkheid tot dagopvang, maar organiseren ook recreatieve activiteiten. Ze zijn bij voorkeur multifunctioneel en door verschillende doelgroepen te gebruiken, enerzijds om de integratie te bevorderen, anderzijds om flexibel te kunnen inspelen op veranderingen in de bevolkingssamenstelling. Elk centrum beschikt over een kleine zorgpost. Vanuit deze post wordt de zorg geleverd voor de beschutte en de clusterwoningen in de onmiddellijke nabijheid van de centra. De wijk heeft ook een eigen zorgkruispunt. Als er een ziekenhuis of verpleeghuis in de wijk aanwezig is, kan het zorgkruispunt daaraan worden gekoppeld. Het zorgkruispunt levert zorg en diverse diensten aan de bijzondere woonvormen in de wijk, maar ook aan individuele, zelfstandig wonende wijkbewoners. Specialistische hulp wordt geboden door bestaande ziekenhuizen en verpleeghuizen. Het scenario gaat ervan uit dat de meeste zorgvragende wijkbewoners thuis zullen blijven wonen. Voor een deel van hen zal dit aanpassing van de woning vereisen. Naar schatting zijn op een populatie van ca. 10.000 mensen ongeveer honderd aanpasbare woningen nodig. Vooral in stadswoningen met veel bovenwoningen en flats zonder lift zal het aanpassen van de bestaande voorraad veel geld en aandacht vragen. Bij de toewijzing moeten levensloopbestendige woningen primair voor senioren en mensen met fysieke beperkingen worden bestemd. Voor de ca. honderd wijkbewoners die bij een dergelijke bevolkingsomvang een beroep zullen doen op intensieve zorg zijn zo’n zestig clusterwoningen en zesendertig tot veertig beschutte woningen nodig. De beschutte woningen liggen bij voorkeur vlakbij een activiteitencentrum. Ook het zorgkruispunt zou bij voorkeur vlakbij moeten zijn. Als dat niet haalbaar is, moeten de woningen beschikken over een kleine zorgpost voor 24-uurs zorg, met daarin een kantoor en een onderzoeksruimte.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
4
Aedes Arcares
Het STAGG-scenario voor het landelijk gebied
Kijkend naar de toekomst schetst het STAGG-rapport naast een scenario voor stedelijke gebieden ook een scenario voor het platteland. ‘Platteland’ is hier een verzamelnaam voor alles buiten de steden. Dat ‘alles’ kan vele gezichten hebben, erkent de STAGG: van grote, welvoorziene dorpskernen tot losse verzamelingen van verspreid liggende huizen. Bij het schrijven van het scenario koos men voor een model dat een aantal van deze elementen combineert: een conglomeraat van kleine dorpskernen (waarvan één met ca. 2500 en een grotere met ca. 5000 inwoners) met daaromheen een aantal verspreid liggende woningen. Uitgangspunt vormen verder de specifieke kenmerken van dit soort gebieden: kleinschalige woon-werkomgeving met vaak horizontale bebouwing lage bebouwingsdichtheid beperkt openbaar vervoer goede bereikbaarheid van voorzieningen in de kernen beperkte aanwezigheid van voorzieningen als winkels, ziekenhuis, bibliotheek. Zeker op het platteland is een goede bereikbaarheid van haalfuncties (dagopvang, recreatie, sociale contacten) van vitaal belang. Elke dorpskern zou zijn eigen gemeenschapshuis of activiteitencentrum moeten hebben; bij voorkeur (vanwege de sociale integratie) voor iedereen toegankelijk en multifunctioneel. In de grootste kern bevindt zich het coördinatiepunt. Dat kan verbonden zijn met een zorgkruispunt en functioneert tevens voor de kleinere kernen. In de kleine kernen worden soms spreekuren gehouden en is 24-uurs zorg beschikbaar. De zorg is ondergebracht bij de beschutte en de clusterwoningen. Om de continuïteit van de zorg te kunnen garanderen is samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders van essentieel belang. Specialistische zorg wordt geboden door het zorgkruispunt in de grootste kern of door een zorgvoorziening (ziekenhuis, revalidatiecentrum, specialistisch verpleeghuis) in de regio. Het zorgkruispunt heeft een ziekenboeg voor tijdelijke opname of terminale zorg. Een www.kenniscentrumwonenzorg.nl
5
Aedes Arcares
cateringbedrijf of een centrale keukenvoorziening bezorgt maaltijden thuis en op locaties waar mensen gezamenlijk kunnen eten. Het landelijke scenario gaat ervan uit dat de meeste mensen in het eigen huis zullen blijven wonen, al dan niet met aanpassingen. Een deel zal echter door ernstige functiebeperkingen zijn aangewezen op aangepaste huisvesting. Op een bevolking van ca. 10.000 inwoners vraagt dat naar schatting om zo’n honderd aanpasbare woningen. Bij deze populatie zullen op grond van demografische gegevens ongeveer honderd mensen intensieve zorg nodig hebben. Om dat extramuraal op te lossen zijn zo’n vijftig beschutte woningen en nog eens vijftig clusterwoningen nodig. Het doel is alle zorgvragers zoveel mogelijk in hun eigen omgeving te laten blijven - in elk geval in hun eigen dorpskern.
Literatuur: Verblijven of Wonen; zorg voor een ieder, eindredactie ir. J.J.W. Heuvelink, STAGG, november 2000, ISBN 90-802171-4-X
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
6
Aedes Arcares