O P wk
w
-voeding voor (aankomende) pedagogen en onderwijskundigen Oktober 2007, jaargang 2, nummer 1, Onderwijsinstituut POW, UvA
OP-Voeding nmr 1 oktober 2007
Inhoud Uit het OWI..... : start van het nieuwe studiejaar
3
In de schijnwerpers: in gesprek met prof. Nanette Gartrell
4
Goed Boek: Jan Ax
8
Onderzoeker & Co.: De kinder....telefoon?
11
Apart: de stage van masterstudent Irina
15
Uit de krant gegrepen: studie met roze strikje
17
De globetrotter: Post van Remy (student) uit Tokyo
18
De Opleidingscommissie
20
Agenda
22
OPROEP De OP-voeding is op zoek naar een student die voor ieder nummer een docent van POW wil interviewen. Het interview komt dan in “In de schijnwerpers te staan”. Reacties naar
[email protected]
Redactioneel Irene Koster: Goed Boek, Onderzoéker & Co., In de schijnwerpers, De globetrotter, De opleidingscommissie, Agenda. Helvi Wolzak: Uit het OWI José van Laar: Uit de krant gegrepen.
2
2
Uit het OWI Start van het nieuwe studiejaar Dit jaar zijn er weer zo’n 300 eerstejaarsstudenten begonnen aan de studie Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, waarvan iets minder dan de helft reguliere (dag)studenten en de rest schakelstudenten (die al een HBO/WO opleiding hebben afgerond). De eerste ontmoeting op de UvA was tijdens de introductiedag op 27 augustus; overdag voor de reguliere studenten en ’s avonds voor de ‘schakelaars’. Het was een drukke maar leuke dag met veel nieuwe gezichten. Gelukkig werden Linda (Onderwater), Rob (de Klerk) en ik ’s middags bijgestaan door een geweldig team van mentoren. Zij hebben de nieuwe studenten opgevangen bij de deur, het inschrijven voor de mentorgroepen soepel laten verlopen, informatietasjes gemaakt en uitgedeeld. Nadat ook alle deelnemers van de Entreeweek gearriveerd waren, opende Rob de middag met een speech over actief studeren, kamers bezetten en deed hij de harten smelten met foto’s van zijn kleinkinderen. Linda vertelde alles over de studie en vooral het eerste jaar en voorzag iedereen van nuttige informatie over digitale toegangen, studiemateriaal, je inschrijving en wat te doen bij vragen. Daarna namen de mentoren het over en hebben zij hun groep meegenomen voor een kennismaking, vragen en een rondleiding door de verschillende gebouwen van het Roeterseilandcomplex. Na een snelle doch goede maaltijd bij de Italiaan ontvingen wij ’s avonds de grote groep schakelstudenten, dit keer niet bijgestaan door mentoren. Wel was Judith Wagter er ook, die als afgestudeerde Onderwijskundige klaarstaat als een soort mentor voor alle schakelstudenten; ze kunnen haar tijdens de studie emailen met allerlei vragen. Ook de schakelstudenten zijn aangespoord om Rob’s kamer te bezetten en hebben alle nuttige informatie gekregen, waarna Linda en ik aan het eind van de avond nog honderden vragen hebben beantwoord. In de afgelopen weken zijn die vragen blijven komen, vooral bij de onderwijsbalie. Waar vind ik de reader van…? Is de studiehandleiding van… er al? Kunt u mij nog aanmelden voor de vakken (want dat ben ik vergeten)? Kan ik bijles krijgen voor Statistiek? In welke zaal is het college van…..? Waar worden de boeken verkocht door Comenius? Etcetera. Kortom, precies zoals het altijd loopt bij de start van het studiejaar. Hopelijk heeft inmiddels iedereen zijn of haar weg gevonden! Monique Jongerius Studieadviseur & Onderwijscoördinator
3
3
In de Schijnwerpers
Prof. Nanette Gartrell
door: Irene Koster
Met spierwitte sportschoenen en een grote lach komt ze het café De Roeter uitgelopen waar we die ochtend afgesproken hadden. Terwijl we achter Henny Bos aan naar het G-gebouw lopen vertelt ze vrolijk dat ze al drie koppen koffie op heeft (“You Dutch people are so fond of coffee, right?”). De kruip-door-sluip-door route doet haar denken aan haar werk als psychiater in het ziekenhuis.....misschien zijn die gekleurde strepen op de grond ook iets voor ons? Eenmaal geïnstalleerd kan het interview dan eindelijk beginnen.
Op 28 en 29 september werd het middagcolloquium “Homo en Lesbisch Ouderschap” georganiseerd door dr.Henny Bos. De gastspreker was prof. Nanette Gartrell, hoogleraar psychiatrie. Twintig jaar geleden begon zij aan een longitudinale studie naar de kinderen en ouders in geplande lesbische gezinnen. De mogelijkheid van donor inseminatie door bemiddeling van spermabanken heeft tot een “babyboom” geleid onder lesbische paren in de jaren tachtig. Dit maakte het mogelijk deze gezinnen te volgen voordat het kindje geboren was. In 1986 werd een begin gemaakt met het interviewen van lesbische stellen die bezig waren zwanger te worden. De ouders zijn geïnterviewd toen de kinderen peuter- en kleuterleeftijd hadden en op tienjarige leeftijd werden daarnaast de kinderen ook geïnterviewd. Op dit moment worden de data verwerkt van een vijfde meetmoment; de kinderen zijn nu ongeveer 17 jaar oud. Dit onderzoekproject dat Nanette Gartrell met haar collega's uitvoert is uniek door het longitudinale karakter ervan.. “OPvoeding” interviewde haar over haar drijfveren, opvattingen en hoop voor de toekomst.
Nanette Gartell vertelt dat de beslissing om dit onderzoek te doen eigenlijk een hele logische stap is geweest. “I've always been comfortable with controversy”, lacht ze. Onderzoeksonderwerpen die het begin van een nieuwe ontwikkeling of beweging onder de loep nemen, hebben altijd al haar interesse gehad. Bovendien wil ze graag op een wetenschappelijk niveau stereotypering en homofobie bestrijden. Een van de redenen waarom ze geneeskunde aan Harvard is gaan studeren was om gezondheidszorg te kunnen bieden aan mensen die homoseksueel zijn. “I wanted to make the world a better place for lesbian and gay people”. Omdat ze
4
4
relatie en na de scheiding opgroeide bij hun moeder in een lesbisch gezin. Wat haar wel verraste was dat de kinderen op tienjarige leeftijd al een zeer groot begrip toonde voor de tolerantie van verschillen tussen mensen: “ ...en dan bedoel ik niet alleen verschillen in seksuele oriëntatie, maar ook etnische en religieuze diversiteit en fysieke verschillen tussen mensen. De kinderen begonnen hierover zonder dat ze ernaar gevraagd werden!”…”That really gives me goosepimples” .“Kinderen die deze acceptatie voor diversiteit meekrijgen kunnen hopelijk in de toekomst een bijdrage leveren aan het bestrijden van alle conflicten die er in de wereld zijn door gebrek aan tolerantie.”
een van de weinige medici was die er openlijk voor uit kwam homoseksueel/lesbisch te zijn werd er al snel een groot beroep op haar gedaan; bedenk hierbij dat homoseksualiteit tot 1983 formeel als een ziekte werd beschouwd en dat homofobie onder artsen niet ongewoon was. “ Toen door de toegang tot donorinseminatie (DI) er een geboortegolf onder lesbische gezinnen zichtbaar werd, was ik zeer benieuwd naar alle aspecten van deze nieuwe gezinsvorm. Ik was toen nog jong en naïef en had geen idee hoe lang twintig jaar zou duren!” Een van de opvallende punten van het onderzoek is de verbijsterend lage uitval van participanten; van de 84 gezinnen die tijdens de eerste meting werden geïnterviewd, waren er bij de vierde meting (zo'n twaalf jaar later) nog 78 over. Voor langlopend onderzoek is dit best bijzonder. Nanette vertelt dat de respondenten erg betrokken waren bij het onderzoek, maar dat ook vanuit het onderzoeksteam veel inspanningen zijn gedaan om de drop-out zo laag mogelijk te houden. “We were not unwilling to beg” en ze voegt hier aan toe dat het des te moeilijker was omdat de eerste meetmomenten in de “dark ages” voor het internet tijdperk plaatsvonden. Via de post - snailmail noemt zij het- en de telefoon moest regelmatig contact worden gehouden. “Het was dan ook een ramp als iemand verhuisd was en ook de opgegeven tweede contactpersoon was verhuisd: voordat je iemand weer hebt gevonden.....” De inspanningen zijn het dik waard, omdat er amper ontbrekende gegevens zijn. De resultaten over de gezonde psychologische ontwikkeling van de kinderen zijn geen verassing voor prof. Gartrell. Dit was al bekend uit eerdere onderzoeksresultaten van kinderen die geboren zijn uit een heteroseksuele
Ik vraag haar of ze denkt dat de ouders meer stress beleefden omdat ze de druk voelden te moeten bewijzen dat lesbische gezinnen een gezonde omgeving zijn voor kinderen. “Op zich is het zeker in de liberale delen van Amerika niet nieuw om twee moeders te hebben” , vertelt ze. Waar de ouders wel tegenaan liepen was dat zij iedereen moesten informeren en leren over lesbisch ouderschap: op school, bij de arts en de sportclub . Uit het onderzoek blijkt dan ook dat er door ouders gericht gezocht werd naar gezondheidszorg en een school voor het kind die niet homofobisch waren en het liefst bekend met lesbische gezinnen. Wanneer een lesbisch gezin hen was voorgegaan, scheelde dat enorm in het werk dat er voor de ouders en kinderen te verzetten viel. Vooral erkenning van de comoeder als volwaardig ouder bleek vaak een moeilijk punt. Officiële erkenning van de co-moeder als ouder is in dit opzicht van belang om de positie als ouder te rechtvaardigingen tegenover de omgeving. Helaas is dit nog niet in alle staten mogelijk. Nanette Gartrell ziet de toekomst overigens wel positief in voor lesbische
5
5
Met betrekking tot de bond tussen comoeder en kind blijkt uit het onderzoek
gezinnen. Ook al heeft de VS over het algemeen een wat conservatievere
dat sommige co-moeders het als bevolking dan Nederland, er is een toename in acceptatie te zien. “Hoe meer mensen lesbische personen en gezinnen in hun omgeving hebben, hoe meer mensen in zullen zien dat er weinig verschil is. Ook zullen dan meer mensen uit durven te komen voor hun seksuele geaardheid, en dat is weer belangrijk voor verdere erkenning door de omgeving.” Ook het onderzoeksproject heeft een belangrijke rol bij de bevordering van acceptatie. Homo- en lesbische organisaties hebben de positieve resultaten hard nodig om de maatschappelijke discussie omtrent het ouderschap aan te gaan. Nanette vertelt dat de grotere organisaties vaak een aparte afdeling hebben die zich richt op de media. Om hen hierbij te ondersteunen zit Gartrell in de Advisory Board die deze organisatie adviseert over bijvoorbeeld reacties op homofobische mediaberichtgeving.
frustrerend beleefden dat zij geen biologisch band hadden met het kind. Bij de vraag of toekomstige reproductieve technieken hier iets aan zouden kunnen veranderen, kijkt ze even peinzend voor zich uit. “Op dit moment zijn er wel gevallen bekend waarbij de broer van de co-moeder donor is, om zo een genetische binding te bewerkstelligen. Ook zijn er ouders die ervoor kiezen en eicel uit de biologische moeder te nemen en door IVF te bevruchten om het embryo vervolgens in de baarmoeder van de comoeder te plaatsen. Overigens betekent dit zeker in Amerika dat je beschikking moet hebben over voldoende financiële middelen. Wanneer ik de vraag nog spannender formuleer door de versmelting van het genetisch materiaal van beide moeders te suggereren als mogelijkheid, verschijnt er een glimlach “hmm... interesting” . Toch 6
6
en houdt van films kijken. Ook werkt ze aan haar boek dat in januari uitkomt. Daarnaast traint ze elke morgen en gaat ze een stuk hardlopen. Omdat al de hele dag rasnederlandse regen uit de lucht komt kan ik het niet laten te vragen of ze dat ook deze ochtend heeft gedaan; Jawel, maar gelukkig heeft het Amstel Hotel een sportruimte met loopband....Als laatste favoriete bezigheid -maar dat kan ook haast niet anders- houdt Nanette Gartrell van slapen. Als interviews met een conclusie zouden moeten eindigen, zou ik niet anders willen stellen dan dat prof. Gartrell een zeer inspirerende persoonlijkheid is waar menig wereldburger en wetenschapper een voorbeeld aan zou kunnen nemen.
denkt ze niet dat dit tot een nieuwe babyboom zal leiden onder lesbische stellen. Wel denkt ze dat een dergelijke mogelijkheid het gevoel van rechtmatigheid van het ouderschap zou versterken, zoals nu ook al blijkt uit de regeling voor geregistreerd voogdijschap. Het geeft de co-moeder toch de bevestiging “niemand kan mij dit kind afnemen” of zeggen “het is je kind niet”. Nanette heeft zelf overigens geen kinderen. Gelukkig maar, anders had ze nooit dit onderzoek kunnen doen, zegt ze. “Al mijn collega's die kinderen kregen stoppen met de drukke onderzoekswerkzaamheden”. Als ik vraag of ze nog tijd heeft voor hobby's, antwoordt ze: “ Oh, I'm very good in taking care of myself”. Er volgt dan ook een hele lijst. Sinds Harvard doet ze aan tapdancing, ze speelt tennis
7
7
Goed Boek In Goed Boek vertelt een POW docent over zijn of haar favoriete boek. Jan Ax is docent bij onderwijskunde en voor hem is goed niet goed genoeg.....
Het beste boek
Jan Ax
“Het beste boek dat je gelezen hebt waarvan je vindt dat anderen dat ook moeten lezen”. Dit was de vraag waarover deze bijdrage zou moeten gaan. Het gaat bij nader inzien om een onmogelijke opdracht. Heb ik dan geen goede boeken gelezen? Zijn er dan geen boeken die ik anderen wil aanraden te lezen? Dat is nu ook weer niet het geval. De moeilijkheid schuilt in de combinatie van beide vraagdelen. Du moment dat een boek je onder ogen komt, verliest het zijn objectieve betekenis. Het boek verandert dan van gedrukte boodschap (nu niet puberaal grijnzen) in een subjectieve mentale ervaring. Sommige boeken veranderen in ervaringen die bepalend zijn voor wat je daarna denkt en hoe je in belangrijke aangelegenheden handelt. Dat geldt des te meer naarmate die ervaring zich voltrekt op een cruciaal moment in je leven. Het boek dat hiertoe in staat is moet toch wel een heel goed boek zijn. De ervaring is echter niet overdraagbaar en zij laat zich evenmin herhalen bij dezelfde persoon. Laat ik een en ander concreet maken aan de hand van een boek dat mij een dergelijke ervaring bezorgde. Voor mij was het op dat moment dus een heel goed boek. Ik ga het nu bij deze gelegenheid echter niet nog een keer lezen en ik zeg evenmin dat jullie perse dat boek moeten lezen en toch is het een van mijn beste boeken. Ik ging in 1970 studeren en verwachtte aan de universiteit deelgenoot te worden van een kaste die beschikt over het vermogen waarheid van onwaarheid te onderscheiden. Tot dien had ik het idee dat alles wat ik wist over bijvoorbeeld het onderwijs, de economie of de juridische inrichting van de samenleving van ‘horen zeggen’ uit indirecte bron was. Ik geloofde onbewust in Plato’s tweedeling: het schaduwrijk en het ideeënrijk. De ware wereld versus een aftreksel daarvan. Daarmee moesten ondermaanse schepselen genoegen nemen. Echter,als ik uit het schaduwrijk zou migreren en ingezetene zou worden van het ideeënrijk, dan was ik er eentje van een andere wereld geworden. Wie het schaduwrijk verlaat, keert niet terug in de duisternis! Mijn individuele mobiliteit zou dan geen enkele bredere betekenis 8
8
hebben. Eén van de redenen om te kiezen voor de studie onderwijskunde was nu net juist om bij te kunnen dragen aan de maatschappelijke gelijkheid en aan gelijkheid van onderwijskansen. In het begin van de studie werd al snel duidelijk dat verwevenheid van kennisontwikkeling en cultuur met de bestaande maatschappelijk ordening hèt grote thema was. De discussies die gevoerd werden brachten aanvankelijk (?!) meer duisternis dan licht in mijn bovenkamer. Het marxisme oefende grote aantrekkingskracht uit. Die ‘stroming’ had destijds in universitaire kringen veel zegslieden, pleitbezorgers en verleiders. Daaronder waren verstandige en integere mensen, maar ook veel warhoofden, charlatans en opportunistische baantjesjagers. Ik maakte geen deel uit van een harde kern zoals dat tegenwoordig heet. Ik had zeker de behoefte om geëngageerd te zijn met ideeën, bewegingen en acties gericht op een rechtvaardiger samenleving van sociaal-democratische gehalte. Toch was er de behoefte om echt stelling te nemen, de behoefte aan leerstellige duidelijkheid. Er knaagde wel iets. Het marxisme combineerde zo aantrekkelijk een definiëring van een rechtvaardige samenleving en een opvatting over de waarheid en ware kennis. Daarvoor moest ik niet naar het ideeënrijk van Plato verhuizen, maar aansluiting zoeken bij ‘strijdgroepen’. Het gaf je de mogelijkheid ware kennis te hebben zonder te gaan behoren tot een elitaire kaste. Ik zou ideologie van waarheid kunnen onderscheiden en bij kunnen dragen aan de verheffing van allen. Overal het licht aan en ik zou weten welk licht dat zou zijn: in ieder geval niet het schijnsel van Plato. Het marxisme was echter wel erg zeker van zijn zaak. De uitleggers hadden overal een antwoord op. Het klopte als een bus. Ook dat knaagde. Mijn beste boek heeft mij verlost van die knagingen, het mij heeft de ervaring van ontlasting verschaft (nu niet opnieuw puberaal grijnzen). Het maakte een eind aan mijn onrealistische verlangen naar absolute waarheid, naar de mogelijkheid van de maakbare samenleving. Het maakte een einde aan het geloof in de historische wetmatigheid die ons onontkoombaar voert naar een kasten- en klassenloze maatschappij, een eind aan het malle gevoel dat mijn bijdrage aan het verminderen van de geboortepijnen van die maatschappij mij zou behoeden voor een ethisch verwerpelijke levenswandel. Mijn beste boek is geschreven door Karl, jazeker door Karl Popper. Het heet ‘De armoede van het historicisme’. Niet zo lang geleden is nog een boek onder mijn ogen gekomen met eveneens een wezenlijke ervaringsopbrengst. Ook mijn beste boek. De kwestie van de maatschappelijke rechtvaardigheid is door het lezen van Popper niet van mijn agenda afgevoerd, maar hij heeft het beeld daarvan open gebroken. Het is geworden tot een onderwerp waarover ik kan en wil nadenken zonder dogma, zonder sluitende systemen. Wat is me nu overkomen? Een boek dat erin is geslaagd mij opnieuw een vast denksysteem aan te praten? Bestaat er dan toch een sluitende theorie van rechtvaardigheid? Blijkt het in dit geval dan ook nog niet juist een theorie te betreffen die fundamenteel gestoeld is op ‘een sluier van onwetendheid’?
9
9
Blijkt het niet juist een boek te zijn dat pretendeert een methodische principe voor het vaststellen van rechtvaardigheid te kunnen bieden? Is het niet juist een theorie die zegt dat je rechtvaardigheid in zekere zin kunt uitrekenen? Het moet nu toch niet gekker worden. Niet voor niets luidt het gezegde hoe ouder hoe gekker. Ik ben geboeid geraakt door het intellect dat vasthoudend heeft nagedacht over rechtvaardigheid en dat denken over de identificatie van rechtvaardigheid heeft weten op te vatten als een proces van wetenschappelijke validatie. Rechtvaardigheid is niet gekoppeld aan een ethische voorkeur, maar aan een algemeen menselijke constitutie. Rechtvaardigheid is in zijn theorie objectief vast te stellen. Het zegt echter niets de mogelijkheid een dergelijke situatie te bereiken en evenmin over de wegen die daartoe bewandeld zouden moeten worden. Het boek zet mij aan tot het stellen van vragen en het mijmeren over wat waarheid is of ideologie en hoe rechtvaardigheid opgevat kan worden. Mijn andere beste boek is geschreven door John, door John Rawls en het heet ‘Een theorie van rechtvaardigheid”. Beide boeken zijn mij zeer dierbaar. Ze hebben zich in mij genesteld. Dat klinkt passief. Ze hebben mij gevormd. Dat klinkt pathetisch. De beide boeken (even als alle andere boeken) nestelen zich niet en klinken niet. Het is de lezer die het een plaats geeft. Ik heb voor jullie twee boeken geplaatst.
P.S. Er is een functionaris onder ons – en wel iemand die boven mij is gesteld die Popper haat. Die man had er volgens hem niet moeten zijn, een walgelijke figuur. Ik ben benieuwd naar zijn beste boeken, het slechtste van hem kennen we nu reeds.
1
10
Onderzoéker & CO.
Uit het SCO-KohnstammInstituut De Kinder…….telefoon? Ruben Fukkink is onderzoeker bij het SCO KohnstammInstituut en doet onder andere onderzoek naar de kinderopvang in Nederland en….de kindertelefoon. De Kindertelefoon is bekend en verschijnt regelmatig in het nieuws. Enige tijd geleden haalde de Kindertelefoon nog de pers toen Carry Slee een speciaal Kindertelefoon-boekje overhandigde aan prinses Máxima op de ‘Safe Internet’-dag (zie foto). Ook achter de schermen gebeurt er echter van alles bij de Kindertelefoon. Verschillende ontwikkel- en onderzoeksprojecten worden uitgevoerd om de Kindertelefoon te ondersteunen en verder te ontwikkelen. In dit stukje komen in drie beknopte casussen drie recente onderzoeksprojecten aan bod die alle te maken hebben met de Kindertelefoon en hulpdiensten voor kinderen. Elke casus eindigt met een vraag. De lezers van OPvoeding mogen – als ze dat willen – hun antwoord naar mij sturen,
[email protected]; de eerste inzenders krijgen een klein presentje als blijk van dank voor hun moeite. Zo’n 200.000 keer per jaar rinkelt de telefoon bij de Kindertelefoon. En in toenemende mate chatten kinderen met de Kindertelefoon, want dat kan ook sinds 2003. In 2005 ging het om 4.000 chatgesprekken. Een jaar later waren het al 13.000 chatgesprekken. De klassieke vraag over hoe je moet tongen staat al sinds jaar en dag op ‘1’. Maar ondertussen zijn er ook dikwijls serieuze vragen over ernstigere zaken. Soms vertelt een kind voor het eerst over dat hij of zij thuis mishandeld wordt. Of dat men ’s avonds slaapt met de deur op slot, omdat dat veiliger is. Ook vertellen veel kinderen over hun depressieve gevoelens en vertellen ze soms dat ‘toch niemand mij zal missen’. De Kindertelefoon kent een lange traditie en biedt al hulp aan jongeren vanaf 1979. Een aantal zaken is hetzelfde gebleven sinds 1979, maar er is uiteraard ook veel veranderd en nog steeds in beweging. Hulp bieden aan kinderen, via oude of nieuwere media, is een onderwerp dat sterk in beweging is. Het medialandschap verandert en kinderen zoeken nu ook informatie en steun op het internet. Maar in de context van hulpverlening aan kinderen is de vraag of wat technisch mogelijk bij hulpverlening via het internet ook pedagogisch verantwoord is. De algemene kernvraag in dit nieuwe ontwikkel- en onderzoeksterrein van on-line hulpverlening kan men dan ook formuleren als ‘Hoe kan je ‘high tech’ integreren met ‘high touch?’ Ook de vragen en problemen van kinderen veranderen en de manier waarop je hen kunt bereiken. En er is een groeiend besef dat de Kindertelefoon als zogenaamde ‘nuldelijnsvoorziening’ een belangrijke functie kan vervullen bij het signaleren van kindermishandeling. Dit alles roept de vraag je op hoe je als Kindertelefoon kinderen anno nu het beste kunt 1
11
helpen. Het onderwerp is interessant voor communicatiewetenschappers (welke media bieden kansen?), zelfs marketingspecialisten (hoe bereik je de oudere kinderen?), maar uiteraard ook pedagogen (hoe bied je in deze context pedagogische kwaliteit?), maar ook voor. De Kindertelefoon blijkt niet alleen interessant voor specialisten overigens. De Kindertelefoon is bekend en heeft een hoge ‘aaibaarheidsfactor’ bij een breder publiek. foto; Overhandiging van het Kindertelefoon-boekje van Carry Slee (links op de foto) aan prinses Máxima op de Safe Internet-dag
Chatten of bellen: wie bereik je? De kinderen die nu chatten met de Kindertelefoon, hebben vaker een ernstiger probleem, zo blijkt. De chatters hebben bijvoorbeeld een hogere probleemscore dan bellers op een screeningsinstrument voor jongeren, de ‘emotionele problemen’-schaal van de Strengths and Difficulties Questionnaire. Er is een ander verschil tussen chatters en bellers. Chatters benadrukken dat het voor hen makkelijker is met de andere persoon iets op afstand hun verhaal te doen. Ook als men bijvoorbeeld moet huilen kan men typend toch gewoon verder het verhaal doen. De bellers benadrukken dat zij een stem willen horen omdat dit hun het gevoel geeft echt contact te hebben. De chatters benadrukken, met andere woorden, het vertellen van het verhaal, waar de bellers het accent leggen op de reactie op hun verhaal. Het beeld dat naar voren komt is dat van een meer gesloten chatter die niet makkelijk praat en de ander op enige afstand houdt, en van een beller die zijn verhaal kwijt wil en juist ‘innig’ contact zoekt, al is dit wat zwart-wit gesteld. Andere factoren spelen ook een rol, zoals je mening over de veiligheid van internet en de kwestie of je misschien thuis afgeluisterd wordt. Stel, dat er een Studententelefoon was. En stel dat je een serieus studieprobleem hebt dat ook samenhangt met enkele zaken van nogal persoonlijke aard. Zou je hierover liever chatten of liever bellen met iemand? Of zou je liever een echt gesprek willen hebben met iemand onder vier ogen? Maar de vraag is eigenlijk: Wat zou voor jou een reden zijn om te kiezen voor een gesprek, voor bellen of voor chatten? De naam ‘Kindertelefoon’ Het ‘World Wide Web’ heeft onmiskenbaar zijn intrede gedaan in de sociale dienstverlening. Ook kinderen weten de weg naar deze nieuwe hulpverlening te vinden, zoals blijkt uit de populariteit van de chat van de Kindertelefoon. Amerikaans onderzoek laat zien dat het internet wordt geraadpleegd door één op de vijf kinderen voor emotionele steun. Het gaat veelal om problemen in de liefde, problemen met vrienden, met familie en school. Naast de zogenaamde telefonische ‘hotlines’ of ‘help lines’ – die het meest te vergelijken zijn met de telefoon van de Kindertelefoon – worden op het internet ‘bulletin boards’ met vaste probleemrubrieken en chatrooms 1
12
actief gebruikt door tieners. Amerikaanse tieners zoeken zelfs net zo vaak steun op het internet als bij een professionele hulpverlener. Het chat-initatief van de Kindertelefoon sluit bovendien goed aan op het mediagebruik van de Nederlandse jeugd. Uit recent onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de jongeren toegang heeft tot Internet. Jongeren zijn gemiddeld 5,5 dag per week ‘online’, waarbij ze 104 minuten per keer actief zijn op het net. Een van de populairste activiteiten van jongeren op het internet is het chatten. Een onderzoek onder Nederlandse jongeren in de leeftijd van 9 tot 13 jaar laat zien dat 43 procent wel eens chat. En toch is er nog wel een probleem op te lossen. De naam Kindertelefoon is bijna zo bekend is als Coca-Cola en Philips, maar het woord ‘telefoon’ uit Kindertelefoon past niet echt bij het internet. En de naam ‘kind’ uit Kindertelefoon’ spreekt oudere jongeren niet aan: de Kindertelefoon is te kinderachtig. Vraag 1: Weet jij een betere naam voor de Kindertelefoon voor de oudere doelgroep? Oudere adolescenten spreken misschien meer met ‘peers’ over zaken dan met een vreemde. Op het internet kun je binnenkort ook met een iets oudere ‘peer’ praten over je problemen. Vraag 2: Weet jij een aardige naam voor dit project dat binnenkort van start gaat? Child Helpline International Op de Herengracht 418 is het internationale hoofdkantoor van de Child Helpline International te vinden, een organisatie waarbij diverse hulplijnen vanuit Albanië tot en met Zimbabwe zijn aangesloten (is het een plek voor een stage misschien?). De laatste vraag heeft te maken met statistiek, dat wil zeggen met getallen en de presentatie daarvan in een verslag. In de eerste editie van het ‘Connecting to children’ (te vinden op www.helplineinternational.org) wordt een schatting gegeven van het aantal contacten dat er wereldwijd zijn geweest: ruim 11 miljoen. Deze schatting is gebaseerd op de cijfers van alle aangesloten ‘child helplines’, die zijn opgeteld door de CHI. In een volgende editie is het aantal contacten opnieuw geschat, opnieuw op basis van dezelfde hulplijnen. Nu komt men alleen uit op 9 miljoen. Vraag 1: Waardoor zijn er in de tweede editie zo’n 2 miljoen contacten minder? (het antwoord is volgens mij niet dat er in het volgende jaar gewoon iets minder gebeld is, nogmaals het gaat om 2 miljoen telefoongesprekken). Het onderzoeksrapport is overigens te downloaden via http://www.scokohnstamminstituut.uva.nl/pdf/sco768.pdf
1
13
Voorbeeld van een (fictief) gesprek met de chat van de Kindertelefoon
1
14
APART Leernetwerk in de internationale samenwerking sector Door: Irina Riviera Vargas Master Onderwijskunde
Mij is gevraagd om een stukje te schrijven over mijn ervaringen tijdens mijn stageperiode. Vorige week was mijn laatste week als stagiaire. Ik zal in dit stuk wat vertellen over hoe ik deze stage heb gevonden, de organisatie waar ik heb gewerkt, de functie die ik heb vervuld en waarom ik hiervoor heb gekozen. Bij het zoeken naar een stage was één van mijn belangrijkste overwegingen dat de organisatie waar ik ging werken mij zou aanspreken. Ook had ik bedacht dat ik graag mijn persoonlijke leerdoel wilde bereiken, namelijk het leren kennen van de sector ontwikkelingssamenwerking. Een sector waarvan ik hoor dat het niet makkelijk binnenkomen is - laat staan met een minder relevantie studie als Onderwijskunde - en connecties toch wel erg belangrijk kunnen zijn. Waarom dan niet beginnen met een stage, om er achter te komen of dit de sector is waarin ik de wereld wil verbeteren? Ik ben gaan zoeken op het internet en vond een pagina met nieuws en vacatures uit de sector internationale samenwerking (www.oneworld.nl). Perfect! De vacature die mijn aandacht trok was die voor een Platform Kwaliteitshuis bij Partos, de branchevereniging voor particuliere organisaties in internationale samenwerking. Er was dan wel geen vacature voor stagiaires, maar het leek mij dat een nieuw opgezet Platform vast een stagiaire kon gebruiken. Ik stuurde een open sollicitatie en ik mocht op gesprek komen! Na een gesprek met de directrice van het verenigingsbureau, ging ik naar gaan aanpakken. Ik koos uit hun jaarplan een onderdeel dat het beste aansloot bij de studie Onderwijskunde:
huis met de opdracht om een stuk te schrijven (stageplan) waarin ik zou schrijven wat ik dan concreet wilde 1
15
politiek… maar ook héél veel idealen, vermengd met een gezonde dosis pragmatisme…
het opzetten van een leernetwerk binnen de sector. In een leernetwerk is het de bedoeling dat collega’s (wat zij in dit geval trouwens concullega’s noemen; concurrerende collega’s uit dezelfde sector) bij elkaar komen om kennis en ervaringen uit te wisselen, maar vooral ook nieuwe kennis te ontwikkelen. In het jaarplan van Partos was al vastgelegd dat het volgende thema Resultaatmeting zou zijn, een thema dat elke organisatie in de internationale samenwerking bezig houdt. Het is immers niet makkelijk om te meten hoe zuidelijke partners dankzij onze hulp beter gaan functioneren. En zolang de armoede en honger niet de wereld uit zijn: Hoe meet je dan dat er wel vooruitgang is dankzij jouw organisatie?
Een leernetwerk dus… Ik heb eerst veel gelezen over leernetwerken; het bleek dat een leernetwerk het beste kan worden vooraf gegaan door een startbijeenkomst. En zo geschiedde. Ik heb een facilitator gezocht, ideeën aangehoord, veel overleggen gepleegd en vorige week was daar dan die startbijeenkomst. Een opkomst van maar 35 personen, maar wat een enthousiasme! Prachtig om te zien hoe mensen zo in een onderwerp kunnen zitten en elkaar hier zoveel over vertellen te hebben… Een legio aan kennis en leervragen is naar voren gekomen en op papier gezet. Het was een geslaagde dag, die nu wordt voortgezet in een digitale werkomgeving. Op den duur is het de bedoeling dat een leernetwerk zelfsturend wordt. Nu moet de digitale werkomgeving echter nog ondersteund worden en ingevuld met teksten, opgekomen leervragen en af en toe een prikkelende vraag om mensen te stimuleren hier zelf een draaiend leernetwerk van te maken. En ik was erg blij toen ik hoorde dat ik deze taak mocht gaan vervullen! Dus behalve een mooie ervaring, nu ook een baan bij Partos rijker. Kan ik toch nog op mijn eigen manier de wereld een beetje verbeteren…
20 februari was mijn eerste werkdag, spannend! De dag begon met een vergadering van het Kwaliteitshuis in Den Haag, bij Cordaid. Het Kwaliteitshuis bestaat uit beleidsmedewerkers van de zogenaamde ‘Vijf Grote Organisaties’, zoals ze worden genoemd, namelijk: Oxfam Novib, Cordaid, Hivos, Plan Nederland en ICCO. Later zouden meer van deze vergaderingen volgen, een goede manier om te horen wat er allemaal speelt in deze sector! Al snel kreeg ik meer over de ‘ins and outs’ van de sector te horen. Hoe lastig het is om een lobby te voeren, het politieke spel tussen organisaties en met de
Meer info: www.partos.nl.
1
16
Uit de krant gegrepen σχολή1 In de tijd van Aristoteles was het onderwijssysteem simpel. Welgestelde kinderen kregen te horen wat hij van belang achtte. Er waren geen klassen en geen examens. Dat beeld lijkt in drukke schooltijden erg mooi. Geen tentamens, hertentamens, werkstukken, papers, evaluaties, reflecties en ga zo maar door. Vrouwen waren er ook niet, deze werden gezien als onafgemaakte mannen. Het onderwijs in die tijd was van Socrates doorgegeven aan Plato en van Plato naar Aristoteles. Er was weinig inmenging van de kerk, de staat, multinationals, of adviesraden. Enkel kennis door discussie met welgestelden. Dit type onderwijs had dan misschien niet alleen voordelen maar het was wel kennisvergaring waar tegenwoordig weinig tijd meer voor lijkt te zijn. Universitaire docenten van nu moeten hun vak als het ware ‘oppimpen’, is het niet hip genoeg dan komt er geen student en wordt het vak afgeschaft. Dit werkt blijkbaar efficiënt, daarom gaat men door met pimpen part II op opleidingsniveau. Een paar jaar geleden werd CSI helemaal interessant en startte men de opleiding Forensic Sciences. Dit werd een groot succes, er waren teveel aanmeldingen, kortom een ware droom van docenten wiens vak in ieder ander geval weggesaneerd zou zijn. De TU in Twente wou zonder RTL Boulevard ook studenten trekken. Helaas, het is ze niet gelukt. De idee was een nieuwe ‘op meiden gerichte’ technische opleiding; “techniek ontwerp en maatschappij”. Hoewel de TU het probleem van slechts twee vrouwelijke aanmeldingen aan de te late wervingscampagne weidde (die tijdens de voorbereidingscursus allebei afhaakten), lag het mijns inzien echt aan het idee van ‘op meiden gerichte technische opleiding’. Je mag tegenwoordig geen brandweermannen, directeur of diëtiste meer zeggen. Gebruik liever de onzijdige variant zoals brandbestrijder of voedingsconsulent. Vrouwen hebben al die moeite gedaan om in golven te emanciperen en dan zet de TU ze weer op hun plaats. Dit doen ze door het uitgangspunt dat ze innemen bij deze opleiding: Vrouwen zijn anders bij technische opleidingen, daarom geven we ze een uitzonderingspositie, daar voelen ze zich vast welkom door. Wat zou meer discriminerend zijn? Aristoteles, die zegt dat vrouwen onafgemaakte mannen zijn of het onderscheid op basis van geslacht dat de TU maakt. Het onderwijs van de TU krijgt op de “Opzij-schaal” vast geen 10, maar een erg Nederlandse 6- . Technische Universiteit, nog even goed de grondwetten lezen, desgewenst bestuderen op basis van autonoom denken van weleer, wellicht dat de verlichting dan eveneens een tweede kans krijgt. José van Laar
1
School is afgeleid van het Griekse woord σχολή, wat vrije tijd betekent. Je moest immers vrije tijd hebben om onderwijs te kunnen volgen.
1
17
De Globetrotter
Post uit
Tokyo Als Uitwisselingsstudent in Tokyo Allereerst zal ik me even snel voorstellen. Ik ben Remy Havermans en derdejaars student Pedagogiek aan de UvA. Momenteel zit ik in Tokyo (Japan) als uitwisselingsstudent. Mijn studie Pedagogiek in Amsterdam heb ik voor een jaartje op pauze gezet, om in Japan allerlei nieuwe levens- en leerervaringen op te doen. Ruim een half jaar geleden liep ik naar de bushalte op WTC en kreeg ik ineens een ingeving. Ik wou naar Japan, niet voor even, maar voor een jaar! Wetende dat ik dan mijn studie op stop moest zetten, begon ik me in sneltreinvaart te oriënteren over de mogelijkheden als uitwisselingsstudent naar Japan. Het bleek dat ik me binnen 2 weken moest aanmelden, dus zo gezegd zo gedaan. Na een slepende periode van wachten op uitslagen, veel regelen, heel pakket aan papieren samenstellen en uitvinden waarom ik dit allemaal had gedaan, zit ik nu dit verslag te typen vanuit mijn studentenkamertje in Tokyo. Na drie weken inburgeren en wennen aan het Japanse leven kan ik concluderen dat ik het enorm naar mijn zin heb. Ik wou altijd al een periode in het buitenland wonen, omdat ik het leven in Nederland na 22 jaar toch wel erg voorspelbaar begon te vinden en ik het tijd vond voor een uitstapje. Verder is mijn moeder van Japanse komaf, en voelt Japan dan ook als mijn tweede thuis. De Universiteit hier is totaal anders dan ik gewend ben in Nederland. We krijgen hier in klassen van maximaal 20 personen les, een beetje zoals op de middelbare school. De helft van de lessen worden besteed aan het leren van de Japanse taal. De overige lessen mag je naar eigen wil invullen en is er een breed scala aan keuzevakken. In mijn eerste week school is het vak “ Japanese Psychology in Contemporary Japan” het meest interessant om over te vertellen. In dit vak wordt een typisch Japans begrip (Amae) besproken. Het gaat hier om in hoeverre kinderen de taken door hun moeder en andere verzorgers uit handen laten nemen. Vooral in Japan willen de moeders vaak alles voor hun kinderen doen, en is dit fenomeen is dan ook sterk cultuur gebonden. We hebben pas 1 les gehad, maar het klonk erg interessant. Verder is er ruimte om aan de docent aan te geven welke onderwerpen je nog meer behandelt wilt zien, dus kun je je eigen interesses verder bestuderen. In deze keuzeklassen die in het Engels worden gegeven, kom je ook in contact met Japanse studenten van de Universiteit. Iets waar ik erg naar heb uitgekeken. Dit jaar woon ik in een ‘dormitory’ voor internationale studenten. We wonen hier met zo’n 50 man, allemaal studenten die Japans zijn komen studeren op dezelfde 1
18
Universiteit. De dormitory is ongeveer een uurtje reizen vanaf de universiteit, wat voor Japanse begrippen nog vrij dichtbij is. Mensen komen hier vanuit de hele wereld, werkelijk van China tot aan Australië. Iedereen is erg geïnteresseerd in het leven in Japan en is erg vriendelijk tegen elkaar. Omdat iedereen alleen is gekomen is het natuurlijk erg prettig dat je hier nieuwe vrienden kan maken, die het verblijf hier alleen maar gezelliger kunnen maken. Mochten jullie meer willen lezen over wat ik zo nu en dan buiten de deur meemaak neem dan een kijkje op mijn weblog: http://vanhiertottokyo.web-log.nl Voor diegene die geïnteresseerd zijn om in het buitenland te studeren adviseer ik om gewoon is naar binnen te lopen bij het International Office van POW. Een (half) jaar in het buitenland is een geweldige levenservaring en een “once in a lifetime opportunity” die de UvA jou kan bieden. Als jullie vragen hebben kunnen jullie me altijd mailen:
[email protected] Met de hartelijke groeten uit Japan….. Sayonara! Ben je enthousiast geworden na het lezen van dit verslag van Remy Havermans? Er zijn voor het komende semester nog een paar plaatsen vrij bij universiteiten in de volgende Europese steden: Berlijn, Frankfurt, Leuven, Madrid, Tallinn, Praag en Lund. Kom voor meer informatie langs op het inloopspreekuur van het International Office, elke dinsdag tussen 12-14 uur of bel of mail met Jelka Driehuis:
[email protected]; tel: 020-525 1234. Mededeling Studeren in het buitenland Heb jij al plannen voor volgend jaar? Wellicht heb je in de afgelopen dagen de Buitenlandmanifestatie bezocht en ben je enthousiast geworden over een studieverblijf in het buitenland tijdens je studie Onderwijskunde of Pedagogiek? Kom dan op vrijdag 2 november 2007 van 13-15 uur naar de voorlichtingsbijeenkomst studeren in het buitenland speciaal voor POW-studenten. Lokatie: zaal 2.01 gebouw I, Roeterseilandcomplex. Naast informatie over mogelijkheden (bestemmingen, studie of stage) en de aanmeldingsprocedure zullen ook POW-studenten aanwezig zijn die het afgelopen jaar zijn weggeweest.
1
19
De opleidingscommissie POW De opleidingscommissie is een bestuurlijk orgaan dat advies uitbrengt over allerlei kwesties die betrekking hebben op het onderwijs bij POW, waaronder in elk geval de evaluatie van het onderwijs en de onderwijs- en examenregeling (OER). Omdat studenten en docenten het onderwijs zo vanuit hun eigen positie ervaren en beoordelen, zijn beiden vertegenwoordigd in de Opleidingscommissie. Gelukkig maar, want zo worden alle belangen evenredig behartigd. Na ja, bijna evenredig, want er zijn op het moment nog een paar lege stoelen…. Vorig jaar besloten alle studentleden namelijk uit de OC te stappen. Niet omdat hen de stuipen op het lijf werden gejaagd, maar gewoon om heel uiteenlopende redenen. Irina heeft haar master Onderwijskunde afgerond, Leanne wil naar het buitenland, Floor heeft het druk met de master PW en Irene heeft een tussenjaar “genomen”. Omdat ook Peter en Anne het voor gezien hielden, moest er dus een hele nieuwe studentgeleding komen! Dat is deels gelukt; Karin, Phuong en Kim hebben sinds september plaats genomen in de OC; ze zijn gelijk aan de slag gegaan om nieuwe “collega’s” te vinden. In de OP-voeding zullen ze regelmatig verslag doen van wat er zoal speelt tijdens de vergaderingen. In dit nummer stellen de nieuwe studentleden, Phuong, Karin en Kim zich voor; Hallo allemaal! Ik ben Phuong Pham en ik ben tweedejaars student Onderwijskunde, dit is mijn eerste jaar in de OC. Onderwijskunde betreft onder andere het analyseren, bekritiseren en evalueren van problemen en vraagstukken op het gebied van de didactiek. Meedenken in de OC sluit hierdoor goed aan bij de vaardigheden die ik moet verwerven als toekomstige onderwijskundige. Mijn naam is Kim van Ekris. Ik ben inmiddels 2e jaars studente Pedagogische wetenschappen. Naast pedagogiek ben ik geinteresseerd in de wonderlijke wereld van digitale communicatie en alles wat met multimedia te maken heeft. Dit zal mijn eerste jaar worden in de OC. Wat bestuur en commissies betreft ben ik een groentje. Ik hoop hier dan ook veel te gaan leren en natuurlijk hoop ik mezelf nuttig te maken voor de opleiding.
2
20
Ook ik zal me even voorstellen: ik heet Karin Jobse en ben 22 jaar. Ik zit in mijn derde jaar en hoop volgend jaar aan de master orthopedagogiek te beginnen. Naast mijn studie begeleid ik studenten met een aan autisme verwante stoornis. Dit is ontzettend leerzaam, maar ook erg leuk en gezellig met de medebegeleiders. In de zomervakantie ga ik als begeleider op kamp met kinderen met een gedragsstoornis (adhd, odd, autisme). Ook zet ik me, voor de derde keer alweer, in voor het Nationaal Kamp voor Schipperskinderen. Een echte back to basics kampeerweek met ontzettend gave speurtochten, spellen, zelf koken en kampvuuravonden. Vanaf dit jaar ben ik nu dus ook nog OC-lid en hoop me zo in te kunnen zetten voor de kwaliteit van het onderwijs aan onze opleiding. Zelf leer ik ontzettend veel van de activiteiten die ik naast mijn studie doe en ik vind dan ook dat hier de ruimte voor moet zijn. Per opleiding zitten er drie studenten en drie docenten in de commissie. De docentleden voor Onderwijskunde zijn Ed Wendrich, Jan Ax en Metin Alkan. Voor Pedagogische wetenschappen zijn de docentleden Reinoud Stoel, Peter de Jong en Suzanne Bögels.
v.l.n.r. Metin Alkan, Peter de Jong, Reinoud Stoel, Karin Jobse Ed Wendrich, Kim van Ekris en Phuong 2
21
Agenda
voorlichting uitgaan presentaties
21 september- 20 januari 2008 Tentoonstelling Barcelona 1900 in het Van Gogh Museum info www.vangoghmuseum.nl 6 oktober – maart (2008) Tentoonstelling Art Nouveau Hermitage Amsterdam www.hermitage.nl Vrijdag 5 oktober - maandag 25 februari 2008 Aap, vis, boek. Linnaeus in Amsterdam (Artis bibliotheek). Info http://cf.uba.uva.nl/uba2006/ 2 november 2007 van 13-15 uur De voorlichtingsbijeenkomst “studeren in het buitenland” speciaal voor POW-studenten. Lokatie: zaal 2.01 gebouw I, Roeterseilandcomplex. 1 – 17 november Holland Dance Festival 2007 www.hollanddance.plant.nl 20 november Internationale dag van de rechten van het kind
2
22