jaargang 2
• nummer 1 • maart 2007
ce ntrum voor revali dati e De ontmoetingen van een amputatiepatiënt Handenteam schrijft op veler verzoek folder ‘Sensorische training’ Zorg voor kinderen met cerebrale parese: alle neuzen dezelfde kant op!
colofon
Revisie is het externe magazine van het Centrum voor Revalidatie – UMCG en laat zien wat het CvR te bieden heeft aan patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs, zowel op het gebied van Revalidatiegeneeskunde als op het gebied van Revalidatie Chronisch Zieken. Het CvR heeft circa 650 medewerkers, verdeeld over twee locaties: de locatie Groningen, waar de nadruk ligt op diagnostiek en behandeling in de vroege fase; de locatie Beatrixoord, met 180 bedden, waar de nadruk meer ligt op klinische en poliklinische behandeling. Revisie wordt verstuurd aan huisartsen en medisch specialisten in de drie noordelijke provincies, revalidatieartsen en revalidatiecentra in Nederland, patiëntenverenigingen, relevante beroepsverenigingen en andere externe contacten. Revisie verschijnt viermaal per jaar in een oplage van tweeduizend exemplaren. Redactie: prof.dr. K. Postema, dr. G.M. Rommers, drs. Y.E. Meinema, M.A. de Jong (eindredactie). Bijdragen aan dit nummer: drs. M.S. Faber. Correspondentieadres: Universitair Medisch Centrum Groningen, PK Revalidatie, M.A. de Jong, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen. E-mail:
[email protected]. Tel. 050 361 3626. Fotografie: Bert Hofstra en Maerian de Jong. Vormgeving, druk en verspreiding: Koninklijke Van Gorcum Assen.
O n d e rwi js h e e l belangrijk in het C e ntr um voo r R eva l i dati e In het nieuwe curriculum voor de geneeskundestudenten, G2010, is goed gekeken naar de vaardigheden die voor een dokter van belang zijn. Tijdens de eerste fase van de masteropleiding wordt veel aandacht besteed aan het verrichten van een algemeen consult. In het Centrum voor Revalidatie komen vanaf half juli ook coassistenten voor deze fase van hun studie. Onder leiding van revalidatiearts dr. Clemens Rommers, is een uitgebreid programma ontwikkeld om de studenten de belangrijke vaardigheden van het algemeen consult goed aan te kunnen leren. Zo worden bijvoorbeeld van elke coassistent videoopnames gemaakt tijdens de anamnese, natuurlijk met toestemming van de patiënt. De coassistent kan zelf aangeven welke stukken goed en welke minder goed gingen. Samen met de supervisor worden deze dan bekeken en besproken. Ook worden zogenaamde korte klinische beoordelingen door de supervisoren uitgevoerd. Hierbij wordt, gedurende zo’n tien minuten, een deel van de anamnese of het lichamelijk onderzoek bijgewoond. De resultaten daarvan worden in een leergesprek besproken. Het observeren, beoordelen en het voeren van een dergelijk leergesprek vereist ook zo z’n vaardigheden. De medische staf Revalidatiegeneeskunde vindt het onderwijs aan de studenten dermate belangrijk dat we met bijna de hele ploeg de cursus Teach the Teacher hebben gevolgd. We zijn nu bijna klaar de coassistenten te ontvangen. Kom maar op! Patiëntencommunicatie is ook zo’n onderwerp waarvoor specifieke vaardigheden nodig zijn. In het UMCG is een speciale opleiding ‘communicatie patiëntenzorg’ gegeven. Het Centrum voor Revalidatie heeft hier een goed visitekaartje afgegeven. En als laatste: medewerkers van het CvR hebben in Tanzania onderwijs gegeven aan verpleegkundigen en fysiotherapeuten over slikklachten. Er werd veel nadruk gelegd op het multidisciplinaire karakter van de behandeling zoals wij die in Nederland gewend zijn. Het gebruik maken van elkaars kennis bleek een echte eye opener te zijn. Geweldig en pet af voor de docenten en cursisten. Van al deze onderwijsactiviteiten vindt u in deze Revisie uitgebreid verslag.
Inhoudsopgave
Ketenzorg rond amputatiepatiënt Folder ‘Sensorische training’ Vrijwilligerswerk in beweging De dokter als docent Eerste project Revalidatie Tanzania gerealiseerd Medewerkers gaan in communicatie Proefwoning bijna klaar Duizend patiënten Kinderen met cerebrale parese Publicaties Kunst op de achterkant
2 8 10 10 12
Prof. dr. Klaas Postema
13 14 16 18 19 20
Maart 2007
KETEN ZORG
De p at i ë nt d i e e e n beenamputatie on d e rg a at Aan ketenzorg wordt steeds meer aandacht besteed. Om het de patiënt zo gemakkelijk mogelijk te maken, moeten behandelingen door verschillende disciplines voor de patiënt bij voorkeur naadloos op elkaar aansluiten. Revalidatie heeft een centrale en coördinerende func tie bij onder meer amputatiepatiënten. Hoe ziet die keten er voor deze patiëntengroep uit?
revalidatiearts Clemens Rommers
Iemand die een amputatie moet ondergaan wordt door zijn huisarts verwezen naar een chirurg. De chirurg beoordeelt de situatie, onderzoekt de patiënt en neemt de patiënt, als besloten wordt tot amputatie, op in het ziekenhuis. Vóór de operatie vraagt de chirurg een revalidatiearts in consult. Deze bepaalt of er een revalidatieindicatie is. Dat wil zeggen dat een patiënt leerbaar en trainbaar moet zijn en dat er een reële mogelijkheid is dat de patiënt, al dan niet met een prothesevoorziening, terugkeert naar huis. Daarnaast overleggen chirurg en revalidatiearts over het niveau van de amputatie om de meest gunstige voorwaarden voor een revalidatiebehandeling te creëeren. Voor en na de operatie wordt, onder andere om contracturen te voorkomen, de fysiotherapeut bij de behandeling betrokken. Na de operatie gaat het gros van de patiënten naar huis, daarvoor moet wel het een en ander geregeld worden op het gebied van thuiszorg en fysiotherapie. Vanuit huis gaan ze naar een revalidatiecentrum voor dagbe-
2(3
handeling. Als leerbaarheid en trainbaarheid echter onvoldoende zijn voor een uitgebreide revalidatiebehandeling, volgt verwijzing naar een verpleeghuis. Slechts 15% van de amputatiepatiënten wordt opgenomen in een revalidatiecentrum en na ontslag uit het centrum wordt de behandeling poliklinisch voortgezet.
Het Amputatieteam
Locatie Beatrixoord van het Centrum voor Revalidatie neemt per jaar iets meer dan honderd amputatiepatiënten op. Titia Hemminga is teammanager van het Amputatieteam. Oorspronkelijk begonnen als fysiotherapeut, werkt ze al vijfendertig jaar met amputatiepatiënten. Hemminga: “Zo’n 95 procent van de amputaties gebeurt op basis van vaatlijden. Dat is altijd de grootste groep geweest. Bij de resterende vijf procent is de amputatie het gevolg van een trauma, op basis van oncologische problematiek of door aangeboren afwijkingen. In het algemeen zie je dat er op steeds latere leeftijd geamputeerd wordt - de gemiddelde leeftijd op de afdeling ligt nu al boven de 65 jaar.” De behandeling van amputatiepatiënten is – uiteraard - multidisciplinair. Naast verpleging & verzorging, krijgt een
Wo n d e n s p re e kuu r
Wondzorg is een belangrijk aspect bij amputatie. Daarom heeft het Amputatieteam een speciaal wondenspreekuur, dat gehouden wordt door een revalidatiearts en een verpleegkundige. Janny Odding is in het team de regieverpleegkundige die zich gespecialiseerd heeft in wondzorg. Met name de patiënten in dagbehandeling bleken vaak wondproblemen te krij-
teammanager Titia Hemminga
amputatiepatiënt te maken met een fysiotherapeut, die de stomp zwachtelt ter vermindering van het oedeem, de stomp belastbaar maakt en samen met de instrumentmaker de prothesefitting beoordeelt tijdens de looptraining. De ergotherapeut geeft onder meer advies over woningaanpassing geeft statraining tijdens huishoudelijke activiteiten en doet scootmobieltraining. Ook de diëtist is bijna standaard betrokken bij de behandeling; zeker bij diabetespatiënten is de voedingstoestand vaak slecht en weer gaan lopen kost veel energie.
Het maatschappelijk werk heeft - naast de psycholoog - zonodig gesprekken met de patiënt en zijn naasten, gericht op verwerking van de amputatie. Daarnaast is het maatschappelijk werk betrokken bij de aanvraag voor een verzorgings- of verpleeghuis en de procedurele kanten van huisvesting. De activiteitentherapeut tenslotte speelt een belangrijke rol bij de dagbesteding.
gen omdat er onvoldoende toezicht was op het genezingsproces. Samen met een revalidatiearts schreef Odding een behandelprotocol voor amputatiepatiënten en stelde ze het wondenspreekuur in. Poliklinische patiënten worden nu standaard eenmaal per week gecontroleerd en krijgen behandelinstructies en advies over verbandmiddelen. Patiënten kunnen sneller doorverwezen worden naar de instrumentmaker en als daar
aanleiding toe is neemt Odding contact op met thuiszorg of verzorgers. Ook als jaren na de amputatie zich huidproblemen gaan voordoen, kan de patiënt verwezen worden naar het wondenspreekuur. Huisartsen, chirurgen of prothesemakers kunnen patiënten met die specifieke vraag verwijzen naar het Amputatieteam. Opgenomen patiënten worden tweemaal per week gecontroleerd op stagne-
Speciale module
Minder dan de helft van de geamputeerden krijgt een prothese. Soms is de
Maart 2007
het laatste deel van de training wordt in dagbehandeling uitgevoerd. Het uiteindelijke resultaat van de prothesetraining kan heel verschillend zijn. De behandeling is erop gericht om het beste individuele resultaat te behalen. Voor de één is dat in huis met behulp van de rollator kunnen lopen, voor de ander is het boswandelingen maken zonder hulpmiddel.
Orthopedisch instrumentmaker
comorbiditeit te groot of de patiënt is niet (meer) gemotiveerd voor een prothesevoorziening. Clemens Rommers, revalidatiearts van het Amputatieteam: “Er is dus een grote groep die geen prothese krijgt, daar ligt een andere hulpvraag: transfers maken, bijvoorbeeld hoe kom je van bed in de rolstoel. Of er moet een rolstoeladvies gegeven worden, of de patiënt vraagt om een huisaanpassing. Voor deze groep patiënten, die meer aandacht behoeft, zijn we bezig een speciale module te ontwikkelen. Naast het werk in het CvR gaan we
als revalidatieartsen ook naar verpleeghuizen in de regio waar amputatiepatiënten zijn opgenomen, want ook daar zitten prothesegebruikers bij.”
rende wondgenezing door de revalidatiearts en de wondverpleegkundige. Naast het wondenspreekuur houdt Odding ook een verpleegkundige spreekuur waar meer algemene aspecten van een amputatie worden besproken, zoals ADL en huidinspectie.
Secon d opi n ions
De prothese
Als de wondgenezing normaal verloopt, is lopen met de oefenprothese na ongeveer zes weken goed mogelijk. Daarna wordt een eigen prothese met proefkoker gemaakt. Vaak wordt de klinische revalidatie al afgerond voordat de definitieve prothese is aangemeten. Patiënten zijn in staat om zichzelf thuis weer te redden en
Eén van de speerpunten van het Centrum voor Revalidatie is Amputatie en Prothesiologie. Het CvR heeft op dit gebied een expertise opgebouwd, waarvan veel gebruikgemaakt wordt. Uit het hele land komen patiënten met complexe amputatieproblematiek naar het CvR. In het kader van deze second opinions wordt de patiënt één week opgenomen. Afhankelijk van de vraag van de verwij-
Essentieel in de prothesevoorziening is een intensieve samenwerking met de Orthopedische Instrument Makerij (OIM). Henk Zijlstra, werkzaam bij de OIM, is sinds zo’n tien jaar de vaste orthopedisch instrumentmaker van het team. Tweemaal per week, en zonodig vaker, is Zijlstra aanwezig op de afdeling. Hij maakt deel uit van het technisch prothesespreekuur. Daar wordt in overleg gekozen welke soort prothese aan een patiënt wordt voorgeschreven. Dit overleg wordt samen gevoerd met patiënt, revalidatiearts, fysiotherapeut en instrumentmaker. Daarnaast is hij aanwezig op de ‘loopschool’. Daar beoordeelt hij, samen met de fysiotherapeut en revalidatiearts, de prothesetraining en kan hij zonodig kleine aanpassingen doen.
zer worden disciplines ingeschakeld, die hun advies geven. De vraagstellingen zijn velerlei en liggen op het vlak van prothesetechniek, stompproblematiek, huisaanpassingen, enzovoort. De adviezen van de betrokken disciplines worden verwerkt tot een totaaladvies, waarmee de patiënt weer teruggaat naar de verwijzer.
4(5
M e v r o u w Va n B. i s 6 4 j a a r had. Donderdag 18 januari Zijlstra: “Er is een zekere overlap tussen de betrokken disciplines, de loopschool is daar een voorbeeld van. Er zijn de laatste jaren in de prothesevoorziening met name veel ontwikkelingen geweest op het gebied van de gebruikte materialen. Relatief nieuw is de elektronisch gestuurde knie bij een bovenbeenamputatie. Ons bedrijf is door de leverancier van deze knie gecertificeerd. Ze zijn helaas erg kostbaar, dus echt veel zie je ze nog niet. Wat voor mij als instrumentmaker ook nieuw is zijn de second opinions. Daar leer ik veel van. Je moet je steeds opnieuw openstellen voor de patiënt en zijn probleem. Het houdt je scherp.”
Blijvend contact
Zeker prothesegebruikers komen eigenlijk nooit
helemaal los van Beatrixoord. Er blijven altijd aanpassingen nodig, de prothese is aan vernieuwing toe, de stomp verandert van vorm waardoor de fitting niet goed meer is. Soms moet de stomp operatief bijgewerkt worden. Bij 20% van de amputatiepatiënten volgt ook amputatie van het andere been. Het contact tussen deze patiënten en het Centrum voor Revalidatie is vaak blijvend. De keten is zo sterk als de zwakste schakel. Binnen een ziekenhuis, revalidatiecentrum of een verpleeghuis is er nog zicht op wat er gebeurt en kan er ingegrepen worden als er iets mis gaat. Maar zodra de patiënt naar huis gaat en vijfenzeventig kilometer verderop zit, wordt het moeilijker. Nauw overleg en goede samenwerking tussen huisarts, thuiszorg, behandelaars in de periferie en CvR zijn dan ook essentieel.
“In 2000 ging mijn man met de VUT, we waren nét voor drie maanden vertrokken met de boot. Toen ik ’s morgens wakker werd, lag er bloed in bed: een moedervlek aan het onderbeen was spontaan gaan bloeden. We zijn teruggegaan naar huis.” De dermatoloog opereerde mevrouw Van B. en verwees haar daarna door naar het Van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam. “Ik vroeg: ‘wat gebeurt er als ik niet ga?’ Hij zei: ‘dan zit u over vijf jaar onder.’ ‘En als ik wel ga?’ – ‘Dan heeft u nog tien jaar.’ Daar moet ik nog vaak aan denken.” Toen ze na drie maanden in het Van Leeuwenhoekziekenhuis aan de beurt was, waren er uitzaaiingen. Ze onderging in totaal 33 operaties en steeds kwam de kanker na de operatie onmiddellijk terug. Ook chemotherapie kreeg de kanker er niet onder. “Ik moest naar een andere afdeling en ik kreeg mijn dossier mee. Daarin las ik toen dat mijn levensverwachting drie jaar was.” Het echtpaar verkocht het huis, voor het nieuwe huis vroegen ze een traplift aan. De eerste vraag die mevrouw Van B. daarvoor moest beantwoorden was: ‘hoe lang heeft u nog?’ Ook de boot werd verkocht. “De lol was er af met de boot. Ik mocht niet meer in de zon zitten en ik kon me er steeds slechter redden, alles werd moeizaam.”
Maart 2007
e n k r e e g z e v e n j a a r g e l e d e n t e h o r e n d a t z e ka n ke r
Korte r Maar
2 0 0 7 w e rd h a a r r e c h t e r b e e n g e a m p u t e e r d .
Krachtig
Met de tijd werd het lopen steeds slechter, ze kon niet meer op het rechterbeen staan, ze ontwikkelde een spitsvoet en had veel pijn en de schoenvoorziening was een aaneenschakeling van ellende. In augustus 2006 stelde de oncoloog voor om het been maar te amputeren. “Ik wilde de amputatie alleen als ik verder gezond zou zijn en niet ergens anders ook nog kanker had. Daarom kreeg ik een PET-scan en een darmonderzoek. En ik wil geen tweede amputatie. Tot hier en niet verder.” “Ik wil pas naar huis als ik me weer beter voel. Ik wil niet dat mijn man weer wordt opgescheept met zo’n zieke vrouw. Afhankelijk zijn vind ik het ergste. We hadden ons het pensioen heel anders voorgesteld. We zouden gaan reizen, we hebben altijd veel gesport, badminton, gek op wintersport. Nu lees ik veel en ik borduur wat. En ik vind dat ik maar eens achter de computer moet, alhoewel het me niet trekt.” Na de operatie verhuist mevrouw Van B. begin februari van UMCG naar Beatrixoord.
Ze deelt een kamer met drie anderen, mensen die aanmerkelijk ouder zijn dan zij en die alle drie een dubbelzijdige amputatie hebben ondergaan. Samen met haar kamergenote gaat ze ‘s avonds naar de bingo en ze is al wezen kijken bij het koor. De stomp wordt gezwachteld ter voorbereiding op de prothese. “De een heeft een steviger hand van zwachtelen dan de ander. Na verloop van tijd wordt het me te veel, dan haal ik het er een uurtje af. De hechtingen zijn eruit maar de wond is nog niet dicht. Ik wil weer lopen en fietsen, dat zou ik echt heel graag willen.” Ze wordt - weliswaar kortdurend - viermaal per dag verwacht op de loopschool. Daar wordt geoefend in het lopen zónder prothese, huppen, en mét prothese. Er zijn verschillende oefenprotheses voor mensen met een bovenbeen- danwel onderbeenamputatie. Er moet ook een zekere gewenning aan een prothese optreden door het oefenen. De eigen prothese wordt pas aangemeten als de stomp helemaal genezen en in vorm is. Mevrouw Van B. is een snelle leerling. Mevrouw Van B. moet naar de ergotherapie, waar haar (eigen) rolstoel wordt aangepast. Er volgt een gesprek waarbij ook haar man aanwezig is, over de aanpassingen in huis. Haar man kan zelf veel doen, maar wil wel graag weten van de ergotherapeut aan welke eisen die aanpassingen moeten voldoen. Ze heeft een gesprek met een maatschappelijk werkster over Thuiszorg maar wil liever zelf een hulp inhuren.
Sinds kort bestaat er, naast de Landelijke Vereniging van Geamputeerden (www.lvvg.nl), ook de stichting KorterMaarKrachtig (www.kortermaarkrachtig.nl). KMK is een laagdrempelige en directe organisatie voor geamputeerden en prothesedragers. KMK heeft op internet een interactief kenniscentrum en een contactcentrum. In het kenniscentrum, waar zoveel mogelijk relevante documentatie bijeengebracht wordt, worden vragen beantwoord en diensten aangeboden. Het contactcentrum is een besloten forum waarop lotgenoten, medische behandelaars en technici op voet van gelijkheid, ieder vanuit eigen ervaring en visie, participeren. Co Appelman van KMK: “We zijn niet gericht op verdediging van rechten, maar juist op dialoog. De toekomst van KMK ligt dan ook in het slaan van bruggen tussen de tot op heden vaak gescheiden groepen van behandelaars en cliënten, die echter altijd afhankelijk van elkaar zullen blijven.” Tussen LVvG en KMK bestaat een goede samenwerking; beide organisaties opereren landelijk, hebben vergelijkbare doelstellingen en gezamenlijke belangen. De LVvG kent een traditionele verenigingsstructuur met vergaderingen, bijeenkomsten, een kwartaaluitgave en een informatieve website. KMK heeft een stichtingsconcept; er zijn geen verplichtingen zoals contributieafdracht, het bijwonen van vergaderingen of het participeren in de organisatie. Deze compactheid maakt snelle acties mogelijk.
6(7
FOLD ER ‘S EN SORI SC H E TRAINING’ Handenteam-CvR geeft o p veler verzoek folder uit In Revisie van maar t 2006 stond een uitvoerig ar tikel over het Handenteam van het Cv R (het nummer is nog te bekijken op onze website, w w w. centrumvoorrevalidatie .n l). Daarin werd onder meer melding gemaakt van het onderzoek dat het Cv R, samen met Plastische Chirurgie, doet naar motor imager y, een nieuwe behandelvorm met veelbelovende resultaten. Ook schreven we over een nieuwe therapievorm, de zogenaamde spiegeltherapie, die experimenteel werd toegepast bij patiënten met zenuwletsel van de hand. Zowel motor imagery als spiegeltherapie leidden tot veel reacties, zelfs uit het buitenland kwamen verzoeken binnen om meer inlichtingen. Het was reden voor het Handenteam om een specifieke folder te schrijven over deze twee ontwikkelingen. De folder komt eind maart uit.
Weinig bekend
Over beide onderwerpen bestaat vooralsnog weinig literatuur en voor zover bekend had alleen Brigitta Rosén van de universiteit van Lund (Zweden) een poging gedaan een handleiding voor therapeuten en patiënten te schrijven. Het Handenteam vond deze echter te summier en drie leden van het team, dr. Corry van der Sluis, revalidatiearts en de handtherapeuten Melanie Eissens en Joline Bosmans, schreven daarom - in overleg met de afdeling Plastische Chirurgie - een nieuwe en uitvoerige folder.
Maart 2007
De folder heet: Sensorische training - opnieuw leren voelen na operatief herstel van een handzenuw - wat, hoe en waarom? Hij is zowel bestemd voor patiënten die vanwege een zenuwletsel aan de hand behandeld worden, als voor therapeuten die deze behandelvormen willen gaan toepassen. De folder beschrijft, naast sensorische training, tevens in begrijpelijke termen de achterliggende theorieën van motor imagery en spiegeltherapie.
Sensorische training
De hersenen hebben een gedetailleerd beeld van het lichaam. Na een zenuwletsel van de hand verandert in de hersenen al snel het beeld van de hand en als de zenuwbanen in de hand zijn uitgegroeid, lijkt het nieuwe beeld niet meer op het oorspronkelijke. Het is nu een ongestructureerd, mozaïekachtig patroon. Dat uit zich in een verminderd en veranderd gevoel in de hand. De hand moet dus weer opnieuw leren voelen en de hersenen moeten het gevoel weer leren begrijpen. Door middel van oefeningen waarbij alle zintuigen worden ingezet, een combinatie van kijken, ruiken, luisteren en het aanraken van de gevoelloze plekken, wordt het gevoelsgebied in de hersenen geactiveerd.
weer bewegen van lichaamsdelen die een periode uitgeschakeld zijn geweest.
Spiegeltherapie
Met behulp van spiegeltherapie worden de hersenen geprikkeld het gevoel weer te leren herkennen. Bij spiegeltherapie wordt de niet-aangedane hand voor de spiegel gehouden terwijl de aangedane hand achter de spiegel verborgen wordt. In de spiegel kijkend naar de niet-aangedane hand, denkt de patiënt de aangedane hand te zien. De hersenen worden als het ware voor de gek gehouden. Het oefenen in de spiegel heeft een trainingseffect omdat het de hersenen activeert. Spiegeltherapie heeft vooral effect wanneer de oefeningen met grote regelmaat en dagelijks worden uitgevoerd, kortdurend en minimaal vijf keer per dag. De folder ‘Sensorische training’ is uitvoerig geïllustreerd en geeft veel oefeningen die de patiënt thuis dan wel in de behandelsituatie kan doen. De folder komt op de website en is ook op te vragen bij handen
[email protected], tel. 050 361 2174.
Motor imagery
Bij motor imagery wordt van patiënten gevraagd ‘de hersenen te oefenen’, zich bepaalde bewegingen voor te stellen, terwijl de beweging niet daadwerkelijk gemaakt wordt. Patiënten met een buigpeesletsel bijvoorbeeld stellen zich voor dat ze hun vingers actief kunnen buigen, terwijl ze dat in werkelijkheid niet mogen doen omdat de geopereerde pees nog moet genezen. Onderzoek laat zien dat het indenken van bewegingen, als het ware ‘droog oefenen’, in een latere fase mogelijk een gunstig effect kan hebben op het
8(9
V r i jwi l l i g e rswer k i n b ewe g i n g Op locatie Beatrixoord van het CvR werken zo’n zestig vrijwilligers. Zij leveren een belangrij ke bijdrage aan het welzijn van patiënten. Het Afdelingsbestuur wil vrijwilligers een duidelijker plaats in de organisatie geven. Een nieuwe vrijwilligerscoördinator, Anje Doornbos, gaat dit vormgeven.
Het aanzien van vrijwilligerswerk verandert; in toenemende mate willen mensen naast betaald werk ook iets doen voor een ander, zonder dat daar een beloning tegenover staat. Kreten als maatschappelijke stages, maatschappelijk bewust ondernemen, make a difference day komen steeds vaker voor. Het coalitieakkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie geeft het vrijwilligerswerk een belangrijke rol in de maatschappelijke participatie. De pijler ‘Sociale samenhang’ uit het akkoord rust met één been op vrijwilligerswerk en mantelzorg, en de regering stelt een ‘ruimere financiële stimulans’ in het vooruitzicht. Het Nederlands Instituut Zorg Welzijn ondersteunt de professionalisering van het vrijwilligerswerk. Voor een organisatie als het Centrum voor Revalidatie betekent dit dat nieuw vrijwilligersbeleid geformuleerd moet worden dat antwoord geeft op nieuwe ontwikkelingen.
Activiteiten
Intussen gaat het bestaande vrijwilligerswerk gewoon door. Er zijn
verschillende nieuwe activiteiten gestart waar vrijwilligers actief bij betrokken zijn. Zo wordt de patiëntenbibliotheek grondig doorgelicht. Hiervoor is een vrijwilliger met een gedeeltelijke bibliotheekopleiding aangetrokken die zich sterk aangetrokken voelde tot het project. Onder meer het boekenbestand is bekeken op uitleenfrequentie. Er is gesproken met de vrijwilligers die in de bibliotheek werken over de totstandkoming en de samenstelling van de collectie. Ook is een nieuw computerprogramma voor de registratie van de (uitgeleende) boeken bekeken. In januari is een vragenlijst aan patiënten uitgedeeld met als doel de vraag van de patiënt over onder andere de collectie en de uitleenmogelijkheden te onderzoeken. Eind mei zal een notitie met aanbevelingen voor verbeteringen van de patiëntenbibliotheek aan de manager Zorg worden aangeboden. Op de afdeling Tuberculose zijn twee HBO-studenten ingezet in het kader van een maatschappelijke stage, zij helpen patiënten bij activiteiten op de computer. Voor de begeleiding van patiënten naar ziekenhuizen e.d. wordt onderzocht of de geldende afspraken nog wel voldoen aan de ontwikkelingen van de laatste tijd. Het gaat daarbij om een betere afstemming tussen de vraag van het team en het aanbod van de vrijwilligers. Vrijwilligerswerk is geen statische activiteit, zeker niet in een dynamische organisatie als het Centrum voor Revalidatie. Er worden veel nieuwe ontwikkelingen verwacht, waarbij het doel duidelijk blijft: ondersteuning bieden aan patiënten bij informatieve, dagbestedings- en recreatieve activiteiten.
Onder wijs is één van drie pijlers van een universitair centrum en didac tische pro fessionalisering is dus van groot belang . Onder wijzen is een vak apar t en daarom laat de medische staf van het CvR zich bijscholen op onder wijsgebied: de stafleden volgden de cursus Teach the Teacher, die door het Instituut Wenckebach van het UM CG wordt gegeven. Teach the Teacher bestaat tot nu toe uit drie delen. Het eerste deel behandelt de didactische basisprincipes: hoe presenteer je leerstof, hoe geef je supervisie, welke middelen (sheets, PowerPoint, flapovers) gebruik je daarbij en hoe geef/ontvang je feedback. Het tweede deel gaat over onderwijs in de dagelijkse praktijk. Wat zijn de kenmerken van een goede opleider en wat wil je als opleider overbrengen? Er is dus veel aandacht voor de combinatie van onderwijs en patiëntenzorg en voor onderwijs in kleine groepen, waarbij geoefend wordt met echte studenten. Welke omstandig-
De coach In het nieuwe curriculum G2010 krijgen tweedejaars studenten een medisch specialist als coach die de studenten begeleidt bij de beroepsvoorbereiding. In het CvR wordt deze taak uitgevoerd door de revalidatieartsen Cor Muskee en Mitzy Reinders; zij begeleiden een groep van tien studenten.
Maart 2007
Teach th e Teach er de d o k t e r a l s d o c ent
heden zijn van invloed op leren? In de manier waarop mensen leren, worden verschillende leerstijlen onderscheiden: de theoreticus, de pragmaticus, de activist en de reflector. Bij het aanbieden van lesstof dient rekening te worden gehouden met deze verschillende types. Deel drie gaat over begeleiden, toetsen en beoordelen: belangrijke aspecten in met name de supervisie aan co-assistenten en arts-assistenten, want de competentiegerichte benadering heeft ook in het academisch onderwijs zijn intrede gedaan. Welke complexe taken moet een arts kunnen verrichten en hoe toets en beoordeel je die? Revalidatiearts Mitzy Reinders: “Wat heel bijzonder was in deze laatste cursus was het werken met acteurs, die de rol van bijvoorbeeld co-assistenten aannamen. We konden ze ‘programmeren’ met de eigenschappen die we wilden; het gaf het ons de gelegenheid te oefenen met de valkuilen die ieder voor zich geregeld tegenkomt. De cursus was heel inspirerend. De reacties varieerden van ‘eye openers’ tot ‘handige tips’. De studenten, co-assistenten en AIOSSEN zullen er hun voordeel mee doen!”
In de beroepsvoorbereiding gaat het niet meer om het vakinhoudelijk denken maar om het ontwikkelen van specifieke bekwaamheden. Naast het vakinhoudelijk en het wetenschappelijk denken wordt het reflecteren ontwikkeld: een persoonlijke manier van denken, disciplineoverstijgend, aan de hand van persoonlijke ervaringen ter verbetering van de professionaliteit. Zes keer per jaar komt de groep bij
Mitzy Reinders,
coachend revalidatiearts
elkaar. Daarbij komen de didactische technieken uit Teach the Teacher de studenten ten goede. De studenten krijgen een patiënt toegewezen met wie ze, met een tussenpoos van twee maanden, twee gesprekken voeren. In het CvR gaat het om dwarslaesiepatiënten die opgenomen zijn geweest in Beatrixoord of patiënten met chronische rugklachten. In die gesprekken moeten ze blanco de ziektegeschiedenis en medicatiegegevens verzamelen. Na afloop krijgen ze
inzage in het medisch dossier, zodat ze hun eigen gegevens kunnen vergelijken. Ook lopen ze mee met de specialist in een spreekuur; daaraan zijn opdrachten verbonden waarbij vooral het redeneerproces van belang is. De studenten maken verslagen van de gesprekken, die ze in de elektronische portfolio van Nestor zetten. De werkstukken worden door de coaches beoordeeld.
0 1 (11
E e rste p roj ect R evali dati e Tan zan ia ger eali seer d
Revalidatie Tanzania is een initiatief van (ex)medewerkers van het Cv R , een samenwerkingsverband met revalidatiecentra in Tanzania. In november 2006 gingen revalidatiear ts Marga Tepper en logopediste Renske de Vries van het CvR namens de werkgroep na ar Dar es Salaam. Daar gaven zij, samen met verpleegkundige Femke Donder winkel van de St . Maar tenskliniek in Nijmegen, in het M uhimbili National Hospital een workshop slikklachten bij CVA-patiënten. Medicijnman
De groep cursisten bestond uit 57 verpleegkundigen en drie fysiotherapeuten, die vijf dagen les kregen. Het cursusprogramma bestond uit een introductie over CVA in Tanzania en in Nederland. Marga Tepper: “In Tanzania wordt een
CVA-patiënt door de familie eerst naar de medicijnman gebracht. Een heel verschil met onze stroke unit.” De cursus behandelde het belang van goede communicatie tussen artsen en verpleging, het aanleggen van een neusmaagsonde, het al dan niet katheteriseren, het tijdstip van
mobiliseren, enzovoort. De logopediste behandelde het normale slikproces en wat daarbij fout kan gaan, zoals verslikken in voedselresten die achterblijven in de wang omdat de patiënt aan die kant geen gevoel meer heeft. Ze gaf instructies over hulp bij eten en drin-
Maart 2007
M edewer kers ga an i n commu n icati e ken, over houding en tempo. Ze demonstreerde dat mensen zich eerder verslikken als ze liggend te drinken krijgen, iets wat daar niet ongewoon is. De verpleegkundige gaf les over EHBO bij verslikken; de Heimlich-greep bleek de cursisten onbekend. Zij richtte zich op verpleegkundige diagnoses en verpleegplannen bij slikproblemen, hoe houd je CVA-patiënten op gewicht, hoe verbeter je de zitpositie. In Tanzania zorgt de familie voor het eten van de patiënt. De familie moet dus bij de behandeling betrokken worden: pap mag wel, kip mag niet. Femke Donderwinkel vertelde de cursisten hoe ze dit aan de familie moesten uitleggen.
Effect
Twee locale fysiotherapeuten moesten de verpleging laten zien hoe je transfers van een CVA-patiënt doet, een eye opener voor de verpleging, die anders nooit de fysiotherapeuten hierom gevraagd zouden hebben. Op de laatste cursusdag moesten de cursisten elkaar vertellen wat ze hadden geleerd. Marga Tepper: “Het effect van onze inspanningen was meteen duidelijk. We waren onder de indruk van hoeveel ze opgestoken hadden.”
Twee medewerkers van het Cv R, Rita Wesselius, teammanager Diabetesteam, en Ingrid Saan, nurse prac titioner in locatie Groningen, hebben onlangs de opleiding ‘adviseur patiëntencommunicatie’ afgesloten. Wesselius: “In mijn functie van teammanager heb ik veel te maken met communicatie en op verschillende niveaus. Je hebt te maken met patiënten, verwijzers, zorgverzekeraars, revalidatiecentra en ziekenhuizen. En PR wordt steeds belangrijker. Ik wilde graag meer leren over zowel de basiskennis van communicatie als het gebruik van specifieke communicatiemiddelen.” Doel van de cursus was om, in het kader van De Nieuwe Organisatie, de patiëntencommunicatie van zorgpaden te positioneren en te verbeteren. De cursus was een interne opleiding. Verdeeld over drie maanden kregen de cursisten één dag per week les van opleider Marijke Greydanus van Bureau Voorlichting UMCG en van diverse gastdocenten, zowel van het UMCG als van buiten. Onderwerpen waren onder meer: heldere communicatie met patiënten in een zorgpad, het gezicht van het UMCG, huisstijl, patiëntenfolders en mogelijkheden van internet en intranet.
Daarnaast waren er praktische opdrachten ten behoeve van het UMCG. Ingrid Saan hield zich bezig met de Sportgeneeskunde, haar opdracht is in de afrondende fase. Ze ontwierp duidelijker uitnodigingsbrieven, vragenlijsten en maakte de adviesbrieven ook geschikt voor toezending aan patiënten. Eerder schreef ze al voor het reumahandenspreekuur een aantal folders. Rita Wesselius ging aan de slag met het dagcentrum van Interne Geneeskunde, vooral ten behoeve van oncologische patiënten die daar voor dagbehandeling of chemokuur komen. Het verbeterplan bestond onder andere uit het opzetten van een verpleegkundig spreekuur en het maken van een patiënteninformatiemap. De opgedane kennis kwam haar tevens goed van pas bij de organisatie en PR rondom de feestelijke bijeenkomst ter gelegenheid van de duizendste patiënt van het Diabetesteam (zie elders in dit nummer).
Het eerste project van Revalidatie Tanzania is gerealiseerd. De financiering van het project ‘Slikklachten bij CVA-patiënten’ kwam onder meer rond door een subsidie van de Stichting Beatrixoord Noord-Nederland en de verkoopexpositie ‘Kunst voor Tanzania’ die werd gehouden in het CvR. Medewerkers hadden daarvoor belangeloos (zelfgemaakte) kunst ingeleverd. De cursisten tonen hun certificaat
van de workshop met het logo van Revalidatie Tanzania.
2 1 (13
Op en i ng proefwo n i n g H et B r i n k h u i s
Het Brinkhuis, de proef woning op het terrein van locatie Beatrixoord, nader t zijn voltooiing . De o fficiële opening is 19 april. De proef woning is een geschenk van de Stichting Beatrixoord Noord- Nederland die ter gelegenheid van haar honderdjarig bestaan in 2005 iets bijzonders wilde doen. Mevrouw Brink was één van de grootste sponsors en daarom is het huis naar haar vernoemd.
Maart 2007
Sjoukje Benedictus, ergotherapeut
De projectgroep proefwoning bestond uit het hoofd TD, een revalidatiearts, de directeur van de Stichting Beatrixoord Noord-Nederland en een ergotherapeute: Sjoukje Benedictus. De keuze voor een ergotherapeute in de projectgroep is logisch; geen beroepsgroep weet meer over het aanpassen van woningen.
Geen gesneden koek
Toch was het ook voor de ergotherapeut niet allemaal gesneden koek. Benedictus: “Normaal gesproken pas je een bestaande woning aan voor een bepaalde patiënt met een specifiek ziektebeeld. Voor een dwarslaesiepatiënt wil je bijvoorbeeld een plafondlift, maar een CVA-patiënt heeft die niet nodig. Voor de ene patient is een aanrecht op stahoogte prima terwijl een andere patient de werkzaamheden aan het aanrecht zittend uitvoert. Deze proefwoning moest aangepast zijn voor alle ziektebeelden die we in Beatrixoord hebben. Dat maakte het ingewikkeld. Het was wel een luxe positie dat we geld kregen om een heel nieuw huis te bouwen en dat we ook geen rekening hoefden te houden met een bestaande bouw.” Een patiënt gaat straks maximaal twee weken in de proefwoning wonen als voorbereiding op de thuissituatie. Het proefwonen is ook bedoeld om te beoordelen
in hoeverre het eigen huis moet worden aangepast. Benedictus: “Een alleenstaande patiënt zal bijvoorbeeld zelf moeten zien hoe hij z’n boodschappen in huis krijgt. Maar als iemand thuis niet kookt, en eten krijgt van Tafeltje-dek-je, dan hoeft hij nu ook niet te koken en kan de warme maaltijd vanuit Beatrixoord aan de deur worden gebracht.” Niet alleen voor de patiënt maar ook voor de eventuele partner is het een periode van leren en ontdekken. Hoe is het om in je eentje voor de verzorging te staan? In Het Brinkhuis is dus ook rekening gehouden met de partner. Veel revalidatiecentra hebben een proefwoning, ze zijn er in alle soorten en maten. Maar Het Brinkhuis is wel héél mooi…
Domotica Het Brinkhuis zit vol domotica. Domotica is een samentrekking van domus (woning) en telematica; het staat voor elektronische communicatie tussen allerlei elektrische toepassingen in de woning en woonomgeving ten behoeve van bewoners en dienstverleners. In een domotica-woning worden zorgtaken, communicatie, beveiliging, ontspanning en andere huiselijke bezigheden door talrijke elektrische apparaten en netwerken gemakkelijker gemaakt. Domotica omvat alle elektronische toepassingen in de woning om functies te besturen (zoals verwarmen, ventileren, verlichten) en diensten uit de woonomgeving te gebruiken (alarmeren, telefoneren, televisie kijken). Dit gebeurt bij voorkeur flexibel: op elke plek en op elk tijdstip dat het de bewoner past, met een gemakkelijke bediening en desgewenst op afstand. Om een en ander te testen is er een weekend ‘proef gewoond’ in het Brinkhuis door het hoofd van de TD, Ben Tieben en zijn vrouw. Het doel was om - voor zover mogelijk - vanuit een rolstoel te ervaren hoe het ontwerp van de bouwgroep in de praktijk uitpakt. Volgens Ben Tieben zijn de resultaten ‘ruim voldoende’; ergonomisch gezien voldoet de woning prima.
4 1 (15
DUIZEN D PATIËNTEN
M i j l paal voor Diabetesteam
Een taart in de vorm van 100
vond gretig aftrek bij de aanwezigen.
De teller van de dagbehandeling staat op de honderdste groep o f wel de duizendste patiënt . Het Diabetesteam hield ter gelegenheid hier van op 14 februari een speciale bijeenkomst . Teammanager Rita Wesselius vroeg zich af o f er eigenlijk wel reden is voor feest . Nederland kent zo’n 800.000 mensen met diabetes; o fficieel zijn er 600.000 bekend en bij 200.000 is de diagnose nog niet vastgesteld maar ze hebben de ziekte al wel. Per jaar komen er ruim 50.000 patiënten bij. De ver wachting is dat over tien jaar één op de vijftien Nederlanders diabetes heeft . Ook het aantal kinderen dat diabetes krijgt, neemt steeds verder toe .
Maart 2007
Karin van Holsteijn
uit basisgroep 96
Toch is er wel degelijk reden voor een feestje. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de diabetesrevalidatie van het CvR een goede aanvulling is op de gebruikelijke diabeteszorg. In de groepsdagbehandeling worden patiënten bewust gemaakt van hun leven met diabetes. Naast educatie en beweging krijgen ze een activiteitenprogramma aangeboden waarmee ze zowel in Beatrixoord als thuis aan de slag gaan. De patiënt stelt aan het einde van het programma zelf een actieplan op. Het effect van het programma is dat patiënten zelf weer baas zijn over hun ziekte.
Ervaringen
Karin van Holsteijn, een patiënt uit een eerdere groep, vertelde tijdens de bijeenkomst over haar ervaringen met het programma. Zij heeft al sinds haar derde jaar diabetes. Karin wilde greep krijgen op haar diabetes en ze wilde afvallen. In het diabetesprogramma van het CvR kon ze deze zaken grondig aanpakken. Ze volgde de basismodule, de basisplus- en de voetmodule.
Karin: “Je kreeg veel aandacht, je kon ervaringen uitwisselen met andere patiënten en elkaar tips geven. Je ging samen sporten en er werd een individueel actieplan opgesteld. Het doel hiervan is dat je uiteindelijk veel meer zelf kan.” Ook de voetmodule, bestaande uit twee dagdelen, heeft ze als erg nuttig ervaren. Ze kreeg informatie en moest oefeningen doen, deze oefeningen doet ze nog elke dag. Haar partner is twee keer meegeweest naar een partnerdag. Ook hij kreeg hierdoor meer kennis en inzicht en zag duidelijk dat Karin veel positiever werd en nu beter in het leven staat. Hij noemt partners van diabetespatiënten ‘type 3 diabetes’. Je doet het immers samen! Veel doelen uit haar actieplan heeft Karin bereikt. Ze weet precies waar ze nog aan wil werken. Het afvallen is gelukt en ze kan complicaties veel beter hanteren. Ze weet wat ze wel en niet kan, ze sport nog steeds en heeft haar voedingspatroon veranderd. Kortom: zelfmanagement is onderdeel van haar leefstijl geworden.
Wensen
Rita Wesselius vroeg de aanwezige patiënten een kaartje in te leveren met daarop hun wens ten aanzien van diabeteszorg. Dit jaar zullen alle patiënten zo’n wenskaartje invullen. Het Diabetesteam vindt het belangrijk aan deze wensen gehoor te geven, aan het eind van het jaar wordt het resultaat teruggekoppeld. Informatie over Diabetes revalidatie bij Rita Wesselius, teammanager Diabetesrevalidatie. Telefoon: 050-5338380. E-mail:
[email protected]
6 1 (17
KIN D EREN MET C EREBRALE PARE SE
S a m e nw e r ke n in een team van ouders, reva l idatiecentrum en school de meest voorkomende disciplines. Vanuit school waren er ook meerdere disciplines betrokken, bij ieder kind was in ieder geval een leerkracht, een klassenassistent en een intern-begeleider betrokken. Het onderzoek laat zien dat er in de zorg rond kinderen met cerebrale parese sprake is van grote teams (gemiddeld elf teamleden) waarin verschillende medewerkers en ouders samenwerken.
Verschillende visies
B ewegingswetenschapper Bianca Nijhuis doet sinds 2002 onderzoek naar de samenwerking ten behoeve van kinderen met een cerebrale parese tussen ouders, medewerkers van het revalidati ecentrum en medewerkers van my tylscholen. Het onderzoek moet leiden tot een beter inzicht in de kinderrevalidatiegeneeskunde, de opvoeding en het onder wijs voor deze kinderen. Binnen de kinderrevalidatie wordt gewerkt met behandelteams, waarin revalidatiegeneeskunde, opvoeding en onderwijs samengaan. Om het revalidatieplan goed te kunnen uitvoeren moeten vele disciplines en behandelaars geïntegreerd samenwerken aan een plan dat afgestemd is op de complexe en steeds veranderende vraag van het kind met cerebrale parese en zijn ouders. Nijhuis onderzocht primair de samenwerking, maar ook de inhoud van het revalidatieprogramma. Wanneer en hoe vaak vindt er overleg plaats tussen behandelaars en school, zijn hierbij de ouders aanwezig, hoeveel en welke therapie wordt er gege-
ven, en wat zijn de doelen in het revalidatie- en onderwijsprogramma: het waren enkele vragen waar zij antwoord op zocht. Het onderzoek vond plaats in vijf kinderrevalidatiecentra en samenwerkende mytylscholen, verspreid over Nederland, waarbij in totaal 44 kinderen met cerebrale parese in de leeftijd van vier tot acht jaar werden gevolgd. In totaal waren er 228 medewerkers van het revalidatiecentrum, 202 medewerkers van de mytylschool én de ouders betrokken bij de zorg van deze 44 kinderen. De teams bestonden uit verscheidene disciplines; revalidatiearts, ergotherapie, fysiotherapie en maatschappelijk werk waren
Binnen een team en tussen de verschillende teams wordt echter verschillend gedacht over welke aspecten van gezinsgerichte zorg belangrijk zijn. Ook over de mate waarin deze aspecten belangrijk zijn, verschillen de meningen. Met andere woorden: binnen een team verschilt de visie over een optimaal zorgprogramma. Gecombineerd met een aanzienlijk percentage ouders dat niet de zorg ontvangt die zij belangrijk achten, is de noodzaak tot verbetering duidelijk. Nijhuis pleit dan ook voor het bieden van gezinsgerichte zorg. Immers, ieder gezin is uniek en heeft eigen wensen en verwachtingen. Zuiver gezinsgericht werken betekent maatwerk!
Bianca Nijhuis begon in 2002 met het ProCP-onderzoek, een samenwerkingsverband van het Centrum voor Revalidatie - UMCG, Revalidatie Friesland, Instituut voor Bewegingswetenschappen - RUG, faculteit Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde - RUG, Zorg Onderzoek Nederland en het Nationaal Revalidatie Fonds. Het ProCP-onderzoek is een deelproject van het landelijk onderzoek PERRIN, wat staat voor PEdiatric Rehabilitation Research In the Netherlands. Nijhuis hoopt dit jaar te promoveren op het onderzoek.
Maart 2007
P u b li cati es Afgelopen tijd verschenen deze publicaties van medewerkers van het CvR. Bosmans JC, Suurmeijer TPBM, Hulsink M, Schans CP van der, Geertzen JHB, Dijkstra PU. Amputation, phantom and subjective well-being: a qualitative study. Int J Rehabil Research 2007, 30, 1: 1-8. Het artikel beschrijft de gevolgen van amputatie en fantoompijn op het subjectief
welbevinden van zestien patiënten die een beenamputatie hadden ondergaan. Het
onderzoek bestond uit een semi-gestructureerd interview en het invullen van de
Visual Analogue Scale voor gemiddelde fantoompijn en gemiddeld subjectief welbe-
vinden, vergeleken met een leeftijdsgenoot. Voor het interpreteren van de gegevens werd een nieuw socio-medisch model
ontwikkeld, dat gebaseerd was op twee
modellen: het Disablement Process Model en de Social Production Function Theory.
In het interview werd gevraagd naar welke factoren van invloed waren op het subjectief welbevinden van de patiënt voor, ten
tijde van en na de amputatie. Deze factoren waren de medische voorgeschiedenis, fantoomsensaties en fantoompijn, dagelijkse activiteiten, ervaren sociale steun, de in-
vloed van amputatie en fantoompijn op het gedrag en op het subjectief welbevinden. Alle factoren bleken van invloed, maar ze leken elkaar te versterken. De grootste
invloed op het subjectief welbevinden was dan ook als er meerdere factoren tegelijk een rol speelden.
Als activiteiten die níet meer mogelijk
waren werden vervangen door nog wél mogelijke activiteiten, had dat een positieve invloed op het subjectief welbevinden.
Dijkstra PU, Rietman JS, Geertzen JHB. Phantom breast sensations and phantom breast pain: a 2-year prospective study and a methodological analysis of literature. European J of Pain 11 (2007) 99-108 Eissens MH, Schut SM, Sluis CK van der. Early active wrist mobilization in extensor tendon injuries in zones 5,6 or 7. J Hand Therapy, 2007; vol.20(1): 89-91.
Geertzen JHB. Development of Guidelines for the Diagnostics and Multidisciplinary treatment of Complex Regional Pain Syndrome type I. In: Lindgren KA (ed). 7th Physiatric Summer School CRPS Current Diagnosis and Therapy, Rehabilitation ORTON Invalid Foundation, Helsinki, ISBN 952-9657-35-8, 2007: 81-84. Geertzen JHB, Perez RSGM. Interventies bij CRPS type I: hoe sterk is het bewijs? In: Hilten JJ van, Marinus J, Perez RSGM (eds) Het complex regionaal pijnsyndroom. Beter begrijpen en (h)erkennen. Boerhaave Cie PAOG, Leiden, ISBN 978-906767-608-3, 2007: 47-55. Hodselmans AP, Dijkstra PU, Schans CP van der, Geertzen JHB. Test-related reliability of psychophysical lift capacity in patients with non-specific chronic low back pain and healthy subjects. J Rehabil Med 2007, 2, 39: 133-137. Hof AL. The equations of motion for a standing human reveal three mechanisms for balance. J Biomech 2007, 40: 451-457. Hof AL, Bockel RM van, Schoppen T, Postema K. Control of lateral balance in walking; experimental findings in normal subjects and above-knee amputees. Gait & Posture 2007, 25: 250-258. Hijmans JM. Geertzen JHB, Dijkstra PU, Postema K. A systematic review of the effects of shoes and other ankle or foot appliances on balance in older people and people with peripheral nervous system disorders. Gait & Posture 2007, 25: 316-323. Kleen M, Jaspers J. Vrouwen horen niet hard te lopen. Acceptance and Commitment Therapy (ACT) bij een pijnstoornis. Gedragstherapie 2007, 40: 7-26.
Meek MF, Dool HJW van den, Robinson PH, Leeman JFWJ, Geertzen JHB. An uncommon cause of unilateral hand and forearm oedema. Eur J Plast Surg 2007, 29: 245-247. Meulenbelt HEJ, Geertzen JHB, Dijkstra PU, Jonkman MF. Skin problems in lower limb amputees: an overview by case reports. J Eur Acad Dermat Venereol 2007, 21: 147-155. Nijhuis BJG, Reinders-Messelink HA, Blécourt ACE de, Olijve WG, Nakken H, Postema K. A review of salient elements defining team collaboration in paediatric rehabilitation. Clin Rehabil 2007, 21: 195-211. Reneman MF, Wittink H. Functional Performance Evaluation. In: Nordin M, Andersson GBJ, Pope MH (eds). Musculoskeletal Disorders in the Workplace: Principles and Practice, 2nd edition. Elsevier, Philadelphia, ISBN 0-323-02622-2, 2007: 397-408. Rommers GM, Bakx WGM. Het ICF-model; als instrument voor onderwijs in de revalidatiegeneeskunde en artsopleiding. Tijdschr Med Onderw 2007, 26, 1: 39-40. Soer R, Poels BJ, Geertzen JHB, Reneman MF. A comparison of two lifting assessment approaches in patients with chronic low back pain. J Occup Rehabil, 2006;16(4):639-46. Vrieling AH, van Keeken HG, Schoppen T, Otten E, Halbertsma JP, Hof AL, Postema K. Obstacle crossing in lower limb amputees. Gait & Posture 2007, 31; (Epub ahead of print) PMID: 17275306 (PubMed - as supplied by publisher)
8 1 (19
Locatie Beatrixoord van het Centrum voor Revalidatie – UM CG heeft een ac tieve kunstcommissie, die in de loop der jaren een grote kunstcollec tie heeft opgebouwd. Zowel patiënten als medewerkers gen ieten daar van. Onder meer van dit grafische werk, Havanna libre , gemaakt door Diana van Hal.