Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen
Versie: Februari 2014
2
1 Inleiding Dit document beschrijft de voornaamste steunmaatregelen voor ondernemingen met een vestiging in Vlaanderen. Dit is zeker geen exhaustieve lijst, maar het geeft wel een goede introductie tot de belangrijkste instrumenten en is zo een interessant startpunt voor ondernemingen op zoek naar steunmaatregelen. De huidige uitgave is volledig herzien en bevat de informatie geldig op Februari 2014. Hoewel bij het samenstellen van dit document met grote zorgvuldigheid werd gehandeld, bestaat de mogelijkheid dat informatie na verloop van tijd is verouderd, of niet juist en volledig is. Wij zijn dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen of nagelaten op basis van dit document.
2 Agentschap Ondernemen Het Agentschap Ondernemen is de fusie van het vroegere VLAO en het Agentschap Economie1. Het Agentschap Ondernemen is een aanspreekpunt van de Vlaamse overheid voor ondernemers voor vragen rond bijvoorbeeld steunmaatregelen, vergunningen en innovatie. De belangrijkste steunmaatregelen zijn: •
Strategische transformatiesteun (STS) voor KMOs en grote ondernemingen is de opvolger van de Strategische Investerings- en Opleidingssteun (SIOS) en dient ter ondersteuning van opleidingen en investeringen die essentieel zijn voor het doorvoeren van een transformatieproject.
•
De KMO portefeuille: subsidies voor opleiding, advies, strategisch advies, advies internationaal ondernemen, technologieverkenning en coaching. Enkel KMOs komen in aanmerking voor deze subsidies.
•
Ecologiepremie Plus: een financiële tegemoetkoming aan ondernemingen die ecologieinvesteringen zullen realiseren in het Vlaamse Gewest.
Beneden worden deze drie maatregelen in meer detail beschreven. 2.1
Strategische transformatiesteun (STS)
De STS kadert in het Nieuw Industrieel Beleid van de Vlaamse Regering. Het is de opvolger van de vroegere Strategische Investerings- en Opleidingssteun (SIOS). In vergelijking met SIOS is de scope beperkter maar zijn er ook een aantal voordelen: lagere instapdrempels en mogelijkheden voor gezamenlijke projecten. Er bestaan 3 soorten investeringen die in aanmerking komen:
1
•
Investeringen in strategische clusters en leadplants in Vlaanderen;
•
Investeringen in de internationale doorgroei van innovatiegerichte kmo’s in Vlaanderen;
Zie: http://www.agentschapondernemen.be voor meer informatie.
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
3
•
Transformerende investeringen, die de duurzame verankering realiseren van belangrijke tewerkstelling in Vlaanderen.
Zowel investeringen als opleidingen komen in aanmerking voor ondersteuning. KMOs over heel Vlaanderen komen in aanmerking voor deze steun. Grote ondernemingen komen slechts in aanmerking wanneer ze gevestigd zijn in één van de regionale steunzones2. Afhankelijk van de eigenschappen van het project gelden er bepaalde instapdrempels (minimale hoogte van de uitgaven om in aanmerking te komen). Deze instapdrempels hangen af van het soort steun (opleidings- of investeringssteun), de grootte van de onderneming (ko, mo of go) en van het feit of de steunaanvraag al dan niet wordt ingediend door samenwerkende ondernemingen en variëren van €1-7 mln3 voor investeringen en van €100.000 - 700.0004 voor opleidingen. De steun wordt opgesplitst in een basissteun voor het transformatieproject en een bonussteun voor de creatie van bijkomende tewerkstelling. De basissteun bedraagt 8% voor investeringen en 20% voor opleidingen met een maximum van € 1mln per aanvragende onderneming. De bonussteun bedraagt maximaal 25% van de basissteun, dit is maximaal 2% extra steun voor investeringen en maximaal 5% extra steun voor opleidingen. De hoogte ervan hangt af van de tewerkstellingstoename die verbonden is aan het transformatieproject. Voor een middelgrote onderneming zal er bijvoorbeeld een absolute tewerkstellingstoename van 125 nodig zijn en een relatieve van 50% om van de maximum bonus van 25% te kunnen genieten. Projecten worden beoordeeld aan de hand van het transformatieplan dat bij de steunaanvraag gevoegd is. Deze beoordeling gebeurt door de Commissie Strategische Steun van het Agentschap Ondernemen die gemotiveerde steunvoorstellen zal doen aan de Vlaamse minister bevoegd voor de Economie. Die commissie kan advies vragen aan andere overheidsinstellingen. Het transformatieplan moet worden opgesteld conform de Leidraad voor de opmaak van het transformatieplan. Via een transformatietoets zal worden nagegaan of het project voldoet aan de kenmerken van transformatie. Het dossier zal worden beoordeeld volgens 7 criteria: •
Op project niveau: innovatie, internationalisering en verduurzaming
•
Impact op de onderneming, en de Vlaamse economie (interne en externe impact)
•
Kwaliteit en management
Afhankelijk van het type bedrijf (kleine, middelgrote of grote onderneming) liggen de kwaliteitseisen hoger.
Tot 30 juni 2014 betreft het hier de volgende zones: voor Antwerpen: Balen, Dessel, Mol; voor Limburg: As, Beringen, Bree, Dilsen-Stokkem, Genk, Hechtel-Eksel, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Herstappe, Lanaken, Leopoldsburg, Lommel, Maaseik, Maasmechelen, Tongeren; voor Oost-Vlaanderen: Ronse; voor WestVlaanderen: Diksmuide, Lo-Reninge, Ieper, Middelkerke, Oostende, Wervik. 2
Voor individuele ondernemingen €1mln, €2mln, €3mln voor respectievelijk ko, mo en go. Voor samenwerkende ondernemingen €3mln, €4mln, €7mln voor respectievelijk enkel ko, minstens 1 mo, minstens 1 go. 3
Voor individuele ondernemingen €100k, €200k, €300k voor respectievelijk ko, mo en go. Voor samenwerkende ondernemingen €300k, €400k, €700k voor respectievelijk enkel ko, minstens 1 mo, minstens 1 go. 4
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
4
2.2
KMO portefeuille
De KMO portefeuille is een laagdrempelige en interactieve web toepassing waarlangs ondernemers jaarlijks tot € 40.000 subsidies kunnen bekomen: € 15.000 voor de “pijlers” opleiding, advies, advies internationaal ondernemen en technologieverkenning en € 25.000 voor de pijlers strategisch advies en coaching. Behalve in de pijler strategisch advies wordt de subsidiabele kostprijs beperkt tot € 90 (excl. btw) per uur. In de pijler technologieverkenning wordt de subsidie beperkt tot € 67,5 per uur. Het steunpercentage bedraagt in het algemeen 50% behalve bij de techologieverkenning, en binnen de pijler strategisch advies: de opportuniteitsanalsye en het doorstartplan waar de tussenkomst 75% is. •
Algemeen advies over ondernemen begint bij de analyse van bedrijfsspecifieke probleemstellingen. Vervolgens wordt het advies vertaald naar schriftelijke suggesties, raad en/of voorstellen. Een draaiboek voor de eventuele implementatie van het advies vormt het sluitstuk. Het steunplafond bedraagt hiervoor € 2.500 (steunpercentage 50% van het totale adviesbedrag).
•
Strategisch advies is een advies dat betrekking heeft op een kantelmoment binnen de onderneming en leidt tot beslissingen waarvan de gevolgen moeilijk omkeerbaar zijn. De maximale subsidie voor een strategisch advies traject bedraagt € 25.000. Volgende adviezen worden beschouwd als Strategisch advies;
•
o
economische en financiële haalbaarheidsstudie,
o
transformatiestrategie,
o
doorstartplan ikv preventief bedrijfsbeleid,
o
overdrachtsplan,
o
opportuniteitsanalyse ikv groeibeleid / gazellesprong,
o
strategisch energieadvies,
o
strategisch milieuadvies
o
designmanagmentplan.
Coaching is een begeleidingstraject om de persoonlijke effectiviteit van de gecoachte ondernemer in zijn ondernemingsprocessen te verbeteren. Coaching draagt bij tot de versterking, groei of transformatie van de onderneming in Vlaanderen. Er zijn twee domeinen in de pijler coaching, het domein bedrijfsoverdracht en het domein groei. De maximale subsidie voor een coachingtraject bedraagt echter € 10.000.
2.3
De Ecologiepremie Plus
Kleine, middelgrote en grote ondernemingen kunnen subsidies aanvragen voor die investeringen die zijn opgenomen in een limitatieve technologieënlijst. Op deze lijst staan een 150-tal technologieën. De technologieën zijn opgedeeld in volgende drie categorieën: milieutechnologieën, energiebesparende technologieën en warmtekrachtkoppeling (WKK) en hernieuwbare energie. Het subsidiepercentage is afhankelijk van het type investering, de subsidiebonus en varieert voor go tussen 5 en 15% en voor kmo tussen 5 en 30%. De steun wordt berekend op de meerkost van de essentiële investeringscomponenten. Per onderneming geldt een maximum plafond van € 1 mln per 36 maanden.
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
5
2.4
Oproep ondernemerschap
Binnen de oproep ondernemerschap worden regelmatig nieuwe oproepen gelanceerd om het ondernemerschap in Vlaanderen te stimuleren. Het gaat hier vaak over specifieke thema’s of specifieke doelgroepen. Momenteel is er een oproep voor “Roadmaps voor economische uitdagingen” waarbij aan consortia van bedrijven, ondersteund door kenniscentra of sectororganisaties kunnen meedoen. Het doel van projecten binnen deze oproep is om het marktpotentieel van een innovatie te onderzoeken en vast te leggen in een roadmap. De uiterlijke indieningsdatum is 31 maart 2014. Studiekosten kunnen tot 80% gesteund worden en validatiekosten voor 50%. Per project is de steun maximum € 500.000.
3 Het Europees Sociaal Fonds Sinds de invoering van de Europese Werkgelegenheidsstrategie in 1998 en de Lissabonstrategie in 2000, wordt het Europees Sociaal Fonds beschouwd als de belangrijkste Europese financiële ondersteuning van de inspanningen die de lidstaten leveren in het nastreven van de Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren. Het ESF-Agentschap Vlaanderen krijgt de opdracht van de Vlaamse Regering toegewezen om het ESFprogramma in Vlaanderen en de aanverwante programma’s te beheren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Horizon 2020 programma is het dus niet nodig om zich rechtstreeks tot Europese Instanties te wenden. Momenteel loopt het programma 2007-2013 met 5 prioriteiten ten einde: •
Talentenactivering en duurzame integratie op de arbeidsmarkt
•
Bevorderen van sociale inclusie van kansengroepen via maatgericht werken
•
Ondernemings- en organisatiecultuur focussen op mens en maatschappij
•
Innovatie
•
Transnationale en interregionale samenwerking
Binnen elke prioriteit worden meerdere oproepen gedefinieerd. Vervolgens worden deze oproepen in de vorm van tenders (met deadline) gelanceerd waarbij verschillende doelstellingen geformuleerd worden. Momenteel lopen volgende oproepen: 3.1
Oproep 296: Eerder Verworven Competenties (EVC)
Projecten gericht op het identificeren en opvolgen van zowel generieke als beroepsspecifieke competenties van werknemers in organisaties alsook van leerlingen, cursisten en werkzoekenden. De acties situeren zich in de ruimere competentiegerichte HR strategie van ondernemingen. Vormelijke kenmerken: •
De uiterlijke indieningsdatum is 31 maart 2014.
•
Goedgekeurde projecten mogen starten op 1 juli 2014.
•
De projecten hebben een maximale looptijd van 18 maanden.
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
6
•
De steun bedraagt maximaal € 75.000 per project in optie A en €150.000 in optie B.. Er is 30% eigen inbreng voor KMO’s5, 50% voor GO’s. Sectorfondsen betalen 20% van de eigen gemaakte kosten.
Inhoudelijke activiteiten van de oproep OPTIE A: werkgevers •
Fase 1 (6 maanden): o
Uitdenken, samenstellen en/of ontwikkelen van een EVC-methodiek waardoor de eerder verworven (beroeps)competenties in kaart kunnen gebracht worden en (h)erkend.
o
Eindresultaat = een instrument (of combinatie van instrumenten) die de verworven competenties van de betrokken medewerker test, in kaart brengt of zichtbaar maakt.
o
Deze methodiek dient breder te passen binnen de HR-strategie en beleid, beoogt een lange termijnvisie en standvastigheid binnen de bedrijfsvoering alsook een aantoonbare meerwaarde voor de positie van de werknemer en zijn/haar positie op de arbeidsmarkt.
•
o
Testing bij relevant aantal deelnemers
o
Opleveren van een rapport incl. kostencalculatie
Fase 2 (max 12 maanden): o
Gebruiken van de in Fase 1 ontwikkelde methodiek voor het (h)erkennen van competenties bij werknemers.
o
Minimum 45 werknemers (tenzij grondige motivatie).
OPTIE B: intermediaire of institutionele organisatie •
Gericht op sectoren, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en bestaande testcentra ervaringsbewijs. Partnerschap is aanbevolen.
•
Ontwikkeling van een EVC-instrument die beroepsspecifieke competenties identificeert, test en (h)erkent. Testing is verplicht.
•
Bij voorkeur vertrekkend van de Vlaamse KwalificatieStructuur (VKS).
•
Opleveren van een eindrapport met procesanalyse EVC-methodiek en inbedding binnen de sector/werkveld.
•
Validering van de ontwikkelde methodiek/instrument.
Binnen elk project dienen horizontale aandachtspunten rond gendermainstreaming en diversiteit ingebed te worden. 3.2
Oproep: Innovatie
Hier gaat het om het ontwikkelen, testen en inbedden van instrumenten bij dienstverleners op de arbeidsmarkt om: •
de bestaande dienstverlening naar werkenden (werkzoekenden, werknemers of zelfstandigen) op de arbeidsmarkt te verbeteren;
•
een nieuwe dienstverlening aan te bieden voor deze werkenden (werkzoekenden, werknemers of zelfstandigen).
5
Europese definitie KMO: minder dan 250 personen werkzaam en jaaromzet < € 50 mln en balanstotaal < € 43 mln
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
7
Het project moet er toe bijdragen dat een groep dienstverleners sterker wordt zodat werkenden (werkzoekenden, werknemers, zelfstandigen) beter worden en de realisatie van een actief arbeidsmarktbeleid dichterbij komt. Het ontwikkelde instrument moet daarbij overdraagbaar zijn in functie van latere mainstreaming. Samenwerking met verschillende partners (bedrijven, sociale partners, arbeidsmarktactoren, etc.) is daarom verplicht. Het is belangrijk om te verzekeren dat de nodige interne veranderingen gebeuren bij de dienstverlener, met behulp van de ontwikkelde instrumenten, zodat de dienstverlener klaar is om verbeterde of nieuwe dienstverlening aan te bieden (inbedding). Specifieke aandachtspunten zijn gendermainstreaming, diversiteit en milieu. De volgende indieningsdatum is 6 januari 2014. Het ontwikkelingstraject heeft een minimale looptijd van 12 en maximale looptijd van 21 maanden. Een positieve validering van dit projectvoorstel leidt tot de goedkeuring van een aansluitend disseminatieproject met een maximale looptijd van 12 maanden. Alle projecten moeten wel eindigen per 31/12/2015. Het zou dus kunnen zijn dat het ontwikkeltraject en/of het disseminatieproject een kortere tijdsspanne zal moeten dekken. De subsidie is maximaal € 240.000 per ontwikkelproject en maximaal € 85.000 per disseminatieproject. Er is minimum 30% eigen inbreng voor KMO’s, en 50% voor Grote Ondernemingen. Sectorfondsen 20% eigen gemaakte kosten. De financieringsstructuur is: •
49,50% VCF - middelen na inbreng van de private en sectorale cofinanciering;
•
49,50% ESF - middelen na inbreng van de private en sectorale cofinanciering.
•
1% verplichte private of eigen inbreng per project.
Voorbeeld van een innovatieproject: De HR-afdelingen van een aantal bedrijven in een bepaalde dienstensector hebben gemerkt dat sommige opleidingen niet in voldoende mate de gewenste vaardigheden opbouwen bij hun werknemers. Om een beter aanbod te creëren wordt een innovatietraject gestart om een trainingsmethodiek en -inhoud te ontwikkelen die beter aansluit bij de noden van de werknemers. Deze methodiek wordt vervolgens getest bij een kleine selectie van werknemers bij één van de deelnemende bedrijven. Ten slotte wordt er voor gezorgd dat de opleiders bij de verschillende deelnemende bedrijven in staat zijn om de nieuwe inhoud op de nieuwe wijze te geven. Andere voorbeelden van actiedomeinen zijn: •
Herintreders
•
Alleenstaande ouders
•
Opzet van samenwerkingen tussen reguliere en sociale economiebedrijven
•
Competentiewerking ingang doen vinden in de verschillende arbeidsmarkt processen (waaronder bvb matching);
•
Transfereerbaar maken van POP-modellen en aanverwante instrumenten op bedrijfsniveau
•
Gefailleerden
•
Vernieuwende samenwerking onderwijs – bedrijfsleven
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
8
4 Het IWT Het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen verdeelt elk jaar een groot bedrag aan subsidies. De subsidies gaan hoofdzakelijk naar projecten die worden ingediend door kleine en grote bedrijven, universiteiten, hogescholen en andere Vlaamse innovatieve spelers; hetzij individueel, hetzij gezamenlijk. 4.1
KMO haalbaarheidsstudie
Een kmo-haalbaarheidsstudie moet betere en onderbouwde inzichten opleveren over de mogelijkheden en de haalbaarheid van een innovatie. Vaak wordt de studie gevolgd door een KMO innovatieproject. Alle noodzakelijke kennisopbouwende activiteiten - technologische en niet-technologische - die substantieel bijdragen tot een onderbouwde definitie van dit vervolgproject komen in aanmerking voor steun. Voor startende kmo's die de haalbaarheid van hun innovatief idee wensen te onderzoeken en een plan opstellen voor de verdere ontwikkeling van het idee inclusief hun ondernemingsplan en businessmodel hierrond is er het starterspakket in de kmo-haalbaarheidsstudie. Het steunpercentage bedraagt 50% en de subsidie is maximaal € 25.000. Het steunplafond kan verhoogd worden tot € 50.000 bij substantiële samenwerking met partners niet gerelateerd aan de aanvragende kmo (minstens 25% ‘uitbesteding’).Een maximale duur van 1 jaar wordt vooropgesteld. Per kalenderjaar kan elke kmo gesteund worden voor 2 kmo-haalbaarheidsstudies. Een starterspakket kan één maal per startende onderneming gesteund worden. De minimale begroting is €10.000. 4.2
Portfolio haalbaarheidsstudies
Vooraleer bedrijven een volledig onderzoeks- en ontwikkelingsproject uitvoeren voor een sterk vernieuwend idee - met grote onzekerheden en risico’s - kunnen ze opteren voor een haalbaarheidsstudie. Bij het begin van een innovatietraject gaat die de haalbaarheid en relevantie van investeringen in onderzoek en ontwikkeling na. De portfolio is opgezet om die bedrijven te steunen, voor wie het zinvol is om haalbaarheidsstudies in een (meer) gestructureerd proces op te nemen. De portfolio kan zowel door KMOs als grote ondernemingen worden gebruikt. Voorwaarden •
De studie moet gevolgd worden door een steunbaar O&O-natraject (het toekennen van subsidies voor de haalbaarheidsstudie geeft evenwel geen garantie op vervolgsteun);
•
De beoogde innovatie moet potentieel hebben voor valorisatie in Vlaanderen (dit hoeft nog niet in detail uitgewerkt bij de start);
•
Ze moet een geïntegreerde kijk bieden op zowel technische als business aspecten en eventueel op de problematiek rond intellectuele eigendom. Doorslaggevend is of de activiteiten bijdragen tot kennisopbouw die toelaat de risico's en opportuniteiten beter in te schatten van de investering in een verder traject van onderzoek en ontwikkeling.
De subsidie is een directe toelage van 40%, voor kmo's is dit 50%. Per project bedraagt de subsidie maximaal € 50.000. Een maximale duur van 1 jaar wordt vooropgesteld. Voor de portfolio, wordt een maximaal subsidiebedrag per bedrijf vastgelegd op € 300.000 subsidie per jaar.
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
9
4.3
O&O-bedrijfsprojecten
Met O&O-bedrijfsprojecten ondersteunt het IWT de ontwikkeling van innovatieve oplossingen door bedrijven. De projecten moeten leiden tot nieuwe kennis, die praktisch kan toegepast worden en zo bijdraagt tot economische en eventueel ruimere maatschappelijke toegevoegde waarde in Vlaanderen. Dergelijke projecten duren maximaal 2 jaar en de minimale begroting bedraagt €100.000. Het basissteunpercentage bedraagt 25% voor ontwikkelingsprojecten, gericht op de toepassing van kennis voor nieuwe of vernieuwde producten, processen of diensten. Het basissteunpercentage bedraagt 50% voor onderzoeksprojecten, gericht op het genereren van nieuwe kennis, die op termijn ook kan bijdragen tot innovatie. De steun bedraagt maximaal € 3 mln. Deze projecten worden geëvalueerd op kwaliteit en impact. Met betrekking tot kwaliteit is één van de voornaamste voorwaarden dat er voldoende vernieuwing is. Voor dergelijke projecten geldt dat De producten, processen of diensten waarop het project gericht is, vernieuwend moeten zijn voor de sector of het domein. Voor de impact wordt vooral gekeken naar de economische hefboom voor Vlaanderen. Enkel projecten die bij succesvolle resultaten naar alle waarschijnlijkheid een economisch toegevoegde waarde in Vlaanderen (werkgelegenheid + investeringen) van 25 keer de steun halen, krijgen een goede score voor de economische hefboom. 4.4
KMO innovatieprojecten
KMO-innovatieprojecten dragen bij tot het realiseren van een innovatie. Dit kan zowel de ontwikkeling van een volledig nieuw of een beduidend vernieuwend (verbeterd) product, proces, dienst of concept omvatten. 'Innovatie' of 'vernieuwing' is daarbij te interpreteren als 'vernieuwend voor het bedrijf én met een duidelijke impact op de bedrijfsactiviteiten'. Daarnaast vereist de beoogde innovatie in kmo-innovatieprojecten dat de onderneming nieuwe kennis technologische en/of niet-technologische - ontwikkelt, vergaart of creatief en intelligent toepast. De projecten duren maximaal 24 maanden. De begroting is minimaal € 50.000. Elke kmo kan gesteund worden voor 2 innovatieprojecten per kalenderjaar. Het basissteunpercentage bedraagt 35% (+10% voor een ko). De steun bedraagt maximaal € 250.000. Net zoals O&O bedrijfsprojecten worden KMO innovatie projecten geëvalueerd op kwaliteit en impact. Met betrekking tot kwaliteit is het voor dergelijke projecten zo dat de producten, processen of diensten waarop het project gericht is, vernieuwend moeten zijn voor het bedrijf. De drempel ligt dus lager dan bij O&O bedrijfsprojecten. Voor de impact wordt ook gekeken naar de economische hefboom voor Vlaanderen maar er is geen kwantitatieve vereiste gedefinieerd i.t.t. O&O bedrijfsprojecten. 4.5
Sprint projecten
Een sprint-project is gericht op bedrijven die geen kmo zijn, wel innovatiepotentieel hebben, maar niet beschikken over de mogelijkheden om grootschalige O&O-projecten uit te voeren. Voorbeelden zijn productie-georiënteerde bedrijven die door groei of overnames het kmo-statuut zijn ontgroeid en lokale productievestigingen van multinationale ondernemingen zonder eigen O&O-activiteiten. Het hoofdzakelijk toepassen of incrementeel verbeteren van bedrijfseigen know-how volstaat niet. Ten opzichte van de normale bedrijfsactiviteiten en courante vernieuwingsprocessen moet het project duidelijk afwijken in werkwijzen, inhoud, beoogde resultaten en/of risico’s waarvoor kennis moet opgebouwd worden. Steunbare projecten moeten verder gaan dan het inhuren van ondersteuning op de Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
10
markt die vanuit hun competentie een standaard consulting traject uitvoeren. Het project moet voldoende risicovol zijn. Net zoals bij KMO innovatieprojecten ligt de drempel voor het niveau van innovatie lager dan bij O&O bedrijfsprojecten. Wel mag het bedrijf in één van de laatste 3 jaren nooit meer dan €250.000 aan IWT steun hebben ontvangen om in aanmerking te komen. Het is dus een interessant instrument voor grote bedrijven die hun eerste IWT projecten opzetten. Een Sprint project duurt maximum twee jaar. De minimale begroting bedraagt €50.000. Het basissteunpercentage bedraagt 25%. Het steunpercentage kan verhoogt worden met 10% wanneer een substantiële samenwerking tussen 2 onafhankelijke bedrijven is voorzien. De steun bedraagt maximaal € 250.000 en er kan maar 1 Sprint project per bedrijf per kalenderjaar gesteund worden. 4.6
Andere IWT initiatieven
De bovengenoemde initiatieven zijn voor de meeste bedrijven het meest interessant. Daarnaas zijn er ook nog andere initiatieven. •
Er zijn sector specifieke maatregelen zoals proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen en het programma voor Transformationeel geneeskundig onderzoek (TGO). Ook is er specifieke steun voor innovatie en onderzoek in de landbouw.
•
Het VIS programma heeft als doel om onderzoek toegankelijker te maken voor bedrijven die zelf niet de middelen hebben om dit onderzoek te doen. VIS staat voor Vlaams innovatiesamenwerkingsverband en kan een consortium van bedrijven zijn, een organisatie die een groep van bedrijven vertegenwoordigt of een collectief onderzoekscentrum. Een VIS kan haalbaarheidsstudies of innovatie projecten laten uitvoeren en hier steun voor krijgen. Het moet gaan om een collectieve probleemstelling die toepasbaar is op een ruime doelgroep.
•
Ook via het TETRA (Technologietransfer door instellingen van hoger onderwijs) programma kunnen bedrijven ook financiële steun krijgen om onderzoek te laten uitvoeren, in dit geval gaat het om onderzoek door hogescholen en universiteiten.
•
Er zijn ook nog verschillende maatregelen voor de ondersteuning van onderzoekers, de zogenaamde persoonsgebonden mandaten zoals doctoraatsbeurzen en innovatie mandaten (post docs). Via een Baekeland mandaat kunnen onderzoekers hun doctoraat behalen in samenwerking met het bedrijfsleven.
•
Tenslotte is er nog de mogelijkheid om Strategisch Basisonderzoek (SBO) te laten financieren.
4.7
Het Milieu En Energietechnologie Innovatie Platform (MIP)
Het MIP legt de focus op het samenbrengen van bedrijven en kennispartners rond de ontwikkeling van duurzame technologieën en producten. Het programma loopt voor een periode van vier jaar. De eerstvolgende deadline voor de indiening van nieuwe MIP projecten zal maart/april 2014 zijn.. Er wordt een specifiek programma ontwikkeld, onder de vorm van gerichte oproepen voor projecten die focussen op het aanpakken van de grote maatschappelijke en economische uitdagingen. Bovendien genieten projecten waarin dwarsverbanden bestaan tussen duurzaam materialen-, energie- en waterbeheer de voorkeur
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
11
Vanaf 2014 wordt een top-down oproep gelanceerd met het oog op challenge driven innovatie en de generatie van horizontale beleidsspillovers. De totstandkoming van deze projecten gebeurt top-down vanuit de maatschappelijke uitdagingen waartoe de overheid via innovatie wil bijdragen aan de oplossing. In deze projecten ligt de focus op kennisontwikkeling die zowel relevant is voor de Vlaamse bedrijven, de Vlaamse maatschappij als aansluiting kan vinden bij de door Europa geformuleerde uitdagingen (en dito fondsen). Analyse van ontvankelijkheid door MIP Board volgens IWT-richtlijnen. Finale beslissing door MIP Board op basis van de rangschikking opgemaakt door het IWT. Valorisatieprojecten worden voortaan ook geëvalueerd door het IWT op basis van advies door externe experten.
5 Fiscale Maatregelen Investeren in onderzoek en milieu wordt ook gestimuleerd via fiscale maatregelen. Beneden volt een overzicht van de belangrijkste fiscale maatregelen. 5.1
Notionele interestaftrek
De notionele interestaftrek of “aftrek voor risicokapitaal” houdt in dat ondernemingen sinds het aanslagjaar 2007 (inkomsten 2006) een bepaald percentage van het “gecorrigeerd” eigen vermogen kunnen aftrekken van de belastbare winst. Het “gecorrigeerd eigen vermogen” is het eigen vermogen waarvan een aantal rubrieken worden afgetrokken zoals beleggingen, niet-verwezenlijkte meerwaarden en kapitaalsubsidies. Het aftrekbare percentage bedraagt 3,242% voor het aanslagjaar 2014 (+0.5% voor KMO’s) en is afhankelijk van het verloop van de rente. 5.2
Investeringsaftrek
Een onderneming, die bij de oprichting of uitbreiding een investering uitvoert, kan onder bepaalde voorwaarden een investeringsaftrek verkrijgen. Dit is een fiscaal voordeel waarbij men een bepaald percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen uitgevoerd tijdens het belastbaar tijdperk, mag aftrekken van de belastbare winst. Het percentage dat kan worden afgetrokken varieert naargelang het type investering en de grootte van de onderneming. Bijvoorbeeld 4.5% voor een gewone investering (enkel voor natuurlijke personen), 21/5% voor Gespreide aftrek milieuvriendelijke investeringen in O&O en 30% voor investeringen in zeeschepen. 5.3
Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling
Het belastingkrediet kan ook gebruikt worden om de vennootschapsbelastingen te verminderen bij investeringen voor O&O en octrooien. Het voordeel is gelijk aan dat van de investeringsaftrek voor dezelfde soort investeringen, bedrijven moeten dan ook voor één van deze twee instrumenten kiezen. Het voordeel ten opzichte van de investeringsaftrek is het dat het belastingkrediet terugbetaald kan worden indien de vennootschap het krediet niet effectief heeft kunnen verrekenen omdat er bijvoorbeeld geen winst werd gemaakt. 5.4
Vrijstelling bedrijfsvoorheffing onderzoekers
De vrijstelling bedrijfsvoorheffing op de lonen van wetenschappelijke medewerkers werd recent verhoogd van 75% naar 80% maar daar tegenover staat extra controle. De vrijstelling kan toegepast worden door universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen. Ook ondernemingen die bezoldigingen Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
12
uitbetalen of toekennen aan onderzoekers met een diploma PhD, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur en bepaalde masterdiploma’s kunnen hier een beroep op doen. ‘Young Innovative Companies (YIC’s) kunnen de maatregel nog iets ruimer toepassen. Het moet wel echt over onderzoek gaan: fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling. De projecten moeten aangemeld worden bij de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (BELSPO). Een onderscheid wordt gemaakt tussen bedrijven die op structurele basis met O&O-activiteiten bezig zijn (bijvoorbeeld via een R&D afdeling) en bedrijven die eerder punctuele O&O-activiteiten ontplooien. In het eerste geval kan er in de loop van 2014 een raamwerk afgesproken worden met BELSPO door de HR of R&D verantwoordelijke. In het geval van punctueel onderzoek kunnen de betrokken personeelsleden zelf contact opnemen. Het verhoogde percentage geldt sinds 1 juli 2013, de nieuwe definitie en de aanmeldingsplicht gelden vanaf 1 januari 2014, behalve voor bestaande projecten of programma’s waarvoor er tot 1 januari 2015 tijd is.
6 Financiële Instrumenten 6.1
Publieke fondsen
Er bestaan een hele reeks van instrumenten die het eenvoudiger maken voor bedrijven om geld op te halen. Het kan gaan over aandelenparticipaties, leningen en financiële garanties. Voorbeelden van fondsen met overheidssteun zijn: •
PMV: Innovatiemezzanine, groeimezzanine, TINA, VINNOF
•
Participatiefonds: Starteo, Casheo, Optimeo, Casheo
•
Risicokapitaal: LRM, GIMV, en via PMV: TINA, VINNOF en de ARKIVs
In veel gevallen verloopt het verkrijgen van de steun via een privé kredietinstelling. Op Europees niveau wordt deze rol vervuld door het EIB en het EIF. 6.2
Privé initiatieven
Daarnaast bestaan er natuurlijk ook tal van privé initiatieven. Banken en kredietinstellingen kunnen krediet verschaffen. Business angels, durfkapitaal en private equity fondsen verschaffen aandelenkapitaal. Afhankelijk van het type project en de maturiteit zijn bepaalde instrumenten en partners beter geschikt dan andere. Zoals hierboven aangegeven werken deze privé partners ook vaak samen met publieke fondsen.
7 Europese Subsidieregelingen Vanuit Europa worden verscheidene subsidiemogelijkheden geïnitieerd zoals het Zevende Kaderprogramma KP7, Eco-innovation, Eureka, Interreg en EFRO. Hieronder worden er een aantal toegelicht. 7.1
7 de Kaderprogramma (KP7):
Het 7de Kaderprogramma is door de Europese Commissie in het leven geroepen om van Europa de meest dynamische en competitieve kennisgebaseerde economie van de wereld te maken. Binnen het Kaderprogramma wordt onderzoek gefinancierd om deze doelstelling te verwezenlijken. Het Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
13
Kaderprogramma bestaat uit 4 pijlers dewelke zijn opgedeeld in verscheidene domeinen. Elk van deze domeinen is bovendien opgedeeld in “funding schemes” oftewel “type projecten”. De oproepen die hiermee gepaard gaan zijn zeer specifiek benoemd. Bovendien moet men er van uitgaan dat projecten niet eerder kunnen/mogen starten dan 1 jaar na indiening, dit vanwege de beoordelingsprocedure die doorlopen moet worden. 7.2
Horizon 2020
Horizon 2020 is de opvolger van KP7 en combineert maatregelen rond onderzoek en ontwikkeling met maatregelen ter bevordering van de concurrentiepositie van ondernemingen van het vroegere Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP). Het totale budget bedraagt bijna € 80 mld. Het programma is op 1 Januari 2014 officieel van start gegaan en de eerste oproepen zijn al gelanceerd. Op 11 December werden er 61 nieuwe oproepen gelanceerd waarvan er 16 afgesloten worden in de loop van Maart 2014. Naast de “klassieke” oproepen zijn er ook een aantal interessante nieuwe mogelijkheden •
Het KMO instrument: Specifiek voor KMOs is er binnen Horizon 2020 een nieuw instrument ontwikkeld. In een eerste fase is het mogelijk om via dit instrument een concept definitie / haalbaarheidsstudie te laten financieren met een vast bedrag van €50.000. In een tweede fase kunnen er O&O, demonstraties en verdere pre-commerciële activiteiten gefinancierd worden tot een bedrag van €2,5mln, met een steunpercentage van 70%. Voor de 3e fase, de valorisatie, zijn er steunmaatregelen maar geen directe financiering. Dit instrument zou ook eenvoudiger zijn qua administratie en meer marktgericht in de evaluatiecriteria. Het is bovendien niet meer nodig om een Europees consortium te vormen. Het nadeel is evenwel dat de (internationale) concurrentie zeer hevig zal zijn voor dit instrument. Het instrument werkt met een continu open oproep met om de zoveel tijd een afbreekdatum waarna evaluatie plaats vindt. De eerste afbreek datum is voorzien op 18/06/2014.
•
Prijzen: In navolging van succesvolle initiatieven zoals de Ansari “X-Prize”, gaat Europa ook prijzen uitreiken voor het oplossen van moeilijke technologische vraagstukken. Er zullen er een 5 à 6 per jaar gelanceerd worden gaande van “grand prizes” van om en bij de €10mln tot sector prijzen van €0,5 – 2mln.
7.3
Eureka
EUREKA is een in 1985 gestart intergouvernementeel initiatief ter bevordering van de competitiviteit van de Europese industrie via innovatie. Eureka gelabelde projecten zijn projecten waarvan Europa vindt dat deze de Europese economie qua productiviteit en competitiviteit kunnen stimuleren. Bij een positieve beoordeling verkrijgt het ingediende project een Eureka label. Het label toont aan dat Europa achter uw project staat en kan een positieve impact hebben op subsidieverwerving. Voor Vlaanderen dient men vervolgens een onderzoeksproject in te dienen bij het IWT (zie puntje 3 IWT subsidies). Je kunt ook projecten indienen via Eureka-Clusers of bij Eurostars. Eurostars is een samenwerking tussen de Europese Commissie en Eureka en voorziet in de financiering van hoofdzakelijk KMOs die onderzoek doen in een Europees samenwerkingsverband (meestal 3-4 deelnemers uit 2-3 landen en een budget van €1-2 mln). 7.4
Interreg
Het Interreg Community Initiative, kortweg Interreg, is een Europees programma dat zich richt op bevorderen van de samenwerking tussen regionale gebieden in verschillende landen. De organisatie wil Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
14
zo de economische en cohesie in de hele EU versterken. Via Interreg kunnen Vlaamse bedrijven bijvoorbeeld samenwerken met bedrijven uit Zuid Nederland (Interreg Vlaanderen Nederland) of met bedrijven uit Wallonië en Frankrijk (Interreg France-Wallonie-Vlaanderen ). Het huidige programma Interreg IV is bijna verlopen en men werkt volop aan de voorbereiding van Interreg V wat in 2014 van start gaat. Bij wijze van voorbeeld is er binnen Interreg Vlaanderen Nederland het Crossroads programma dat zich richt op grensoverschrijdende innovatieprojecten binnen 5 technologische deelgebieden6. Dit programma is net verlengd om de overgaan naar Interreg V soepel te laten verlopen. Daardoor is er nu een oproep open tot 13/01/2014 voor samenwerkingsprojecten tussen minstens één Vlaams en Zuid-Nederlands bedrijf bij voorkeur met een kennisinstelling.
6
Embedded vision, Remote Diagnostics, Inkjettechnologie, Nanomaterialen en Oppervlaktebehandeling
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
15
8 Berenschot Strategies, Funding & Innovation Berenschot beschikt over een 350-tal adviseurs in België en Nederland met een verscheidenheid aan expertise. Het kantoor in HASSELT staat onder leiding van Sophie Hayen. 8.1
Subsidieadvies (Funding)
Berenschot ondersteunt en adviseert uw organisatie tijdens de verschillende fasen van subsidieverwerving: 1. Subsidiescan: Met een subsidiescan inventariseren wij voor uw organisatie alle interessante mogelijkheden op subsidiegebied. Berenschot koppelt uw strategische plannen en (projectmatige) bedrijfsactiviteiten aan het beschikbare subsidie-instrumentarium op regionaal, nationaal en Europees niveau. 2. Voortraject : Tijdens een voortraject geven we samen met u meer vorm aan het beoogde project via het aanreiken van oplossingspistes en mogelijke samenwerkingspartners vanuit ons netwerk. 3. Controle : Voorafgaand aan het opstellen van een complexe subsidieaanvraag, controleert Berenschot het project bij één of meerdere subsidieverstrekkers. Deze controle vindt plaats op basis van een beknopte projectomschrijving. Dit onderzoek verschaft informatie die nodig is om een goede inschatting te maken van de slaagkans van het dossier. Deze aanpak is van belang in tenderprocedures waar uw project moet concurreren met andere projecten. 4. Aanvraagtraject : Bij een positief testresultaat verzamelt Berenschot de benodigde informatie. Wij stellen vervolgens (met minimale inspanning van uw zijde) de conceptsubsidieaanvraag samen. Ook het gereedmaken voor de indiening van de aanvraag en de beantwoording van eventuele vragen van de subsidieverstrekker behoren tot onze dienstverlening. 5. Subsidiebeheer : Deze fase start zodra subsidie is toegezegd of eerder. Op grond van de regeling moet aan specifieke administratieve en rapportageverplichtingen worden voldaan. Berenschot ondersteunt u bij het inrichten van de administratie en het samenstellen van rapportages en declaraties. Bij elk van deze fasen kunnen wij u begeleiden. 8.2
Innovatie en strategisch advies (Strategies & Innovation)
Excelleren = optimaliseren én innoveren Strategie is het bepalen van de algemene richting van de onderneming voor de langere termijn. Innovatie is een belangrijk onderdeel van de strategie. Met ons advies bedekken we alle belangrijke onderdelen van de strategie voor innovatieve ondernemingen: 1. Strategiebepaling (de “waartoe” vraag) •
Opportuniteitsanalyse
•
Scenario analyse
•
Strategiebepaling
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
16
•
Strategische planning
2. Product, dienst- en procesinnovatie (de “wat” vraag) •
inventariseren van wensen van klanten (outside-in),
•
vergelijking met concurrenten (inside-out)
•
het genereren/rangschikken/selecteren van ideeën a.d.h.v. R3-analyse (Reward, Resources, Risks)
•
Uitwerken van concrete projecten en roadmaps
3. Innovatief organiseren (de “hoe” vraag) •
Sociale innovatie (HRM)
•
Organisatorische innovatie
Wij zijn tevens erkend dienstverlener voor de KMO-portefeuille in de domeinen advies, strategisch advies en groei.
Voor meer informatie over onze diensten en/of een kennismaking met onze firma, contacteer:
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014
17
Sophie Hayen Vestigingsmanager Via Media 4 3500 Hasselt
[email protected] tel: 011/87.89.19 gsm: +32(0)476/70.17.82 www.berenschot.be
Overzicht Van De Belangrijkste Subsidiemogelijkheden Voor Ondernemingen In Vlaanderen Versie Februari 2014