Overzicht 2013 De FOD en de transparante markt
Overzicht 2013 De FOD en de transparante markt
Opmerking Begin 2014 werden de namen van een aantal algemene directies gewijzigd. We hebben ervoor gekozen in dit jaarverslag over 2013 de nieuwe namen reeds te gebruiken. We geven u de oude en nieuwe benamingen naast elkaar. Oude benaming
2
Nieuwe benaming of opmerking
Algemene Directie Mededinging
verdwijnt en wordt opgeslorpt in de Belgische Mededingingsautoriteit
Algemene Directie Energie
Algemene Directie Energie
Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt
Algemene Directie Economische Reglementering
Algemene Directie Economisch Potentieel
Algemene Directie Economische Analyses en Internationale Economie
Algemene Directie K.M.O.-beleid
Algemene Directie K.M.O.-beleid
Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid
Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid
Algemene Directie Controle en Bemiddeling
Algemene Directie Economische Inspectie
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Algemene Directie Statistiek / Statistics Belgium
Algemene Directie Telecommunicatie en Informatiemaatschappij
Algemene Directie Telecommunicatie en Informatiemaatschappij
Bron: Koninklijk besluit van 29 januari 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 november 2003 tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheden van de Algemene Directies van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. 02 277 51 11 Vanuit het buitenland: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever:
Jean-Marc Delporte Voorzitter van het Directiecomité Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel
Wettelijk depot: D/2014/2295/33 T/0262-14
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voorwoord 2013 was in vele opzichten het jaar van de balansen op verschillende bevoegdheidsniveaus: Europees, federaal en gewestelijk. In 2013 en begin 2014 werden heel wat wetgevende initiatieven tot een goed einde gebracht. Iets meer dan vijf jaar geleden bracht de financiële crisis tal van tekortkomingen aan het licht die de goede werking van de Europese interne markt ernstig konden schaden. Er werden dan ook verschillende plannen en strategieën geïmplementeerd. Elk overheidsniveau moest de strijd aanbinden tegen de achteruitgang van het economische, sociale en milieumodel als gevolg van de vertraagde systemische impact van deze crisis en de bezuinigingen, de armoededreiging en het verlies aan vertrouwen die hieruit resulteerden. In 2010 lanceerde de Europese Commissie haar 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Deze strategie gaat gepaard met kerninitiatieven op lange termijn vanuit Europa die gebundeld zijn in nationale doelstellingen waarvoor de Commissie regelmatige aanbevelingen formuleert. De uitvoering van deze doelstellingen wordt vastgelegd in het jaarlijkse nationale hervormingsplan van het land, dat gecoördineerd wordt door de FOD voor het “micro”-aspect en waaraan alle bevoegdheidsniveaus meewerken. De nog steeds voelbare neveneffecten van de crisis en de eisen die voortvloeien uit de begrotingssanering vertragen, weliswaar in beperkte mate, de verwezenlijking van deze initiatieven. Tijdens de zomer 2012 ontwikkelde de federale regering parallel een dynamische “relancestrategie” waarin de FOD Economie op basis van zijn exclusieve bevoegdheden een belangrijke rol speelt op het vlak van competitiviteit van de ondernemingen, energieprijzen en een verbetering van de marktwerking met name wat de transparantie betreft. Zo stelt het Federaal Planbureau, in samenwerking met de FOD, halfjaarlijkse voortgangsrapporten op over de relancestrategie van de federale regering. Deze evaluatierapporten steunen op een reeks indicatoren. Ook al is het niet mogelijk de effecten van de voorgestelde maatregelen op korte termijn te meten, de indicatoren voor België getuigden begin 2014 van een licht positieve trend voor de verbetering van het concurrentievermogen van de ondernemingen en de energieprijzen ten opzichte van onze buurlanden. In 2013 werd ook mijn managementplan als nieuwe voorzitter van de FOD ten volle uitgerold. De eerste transversale strategische doelstelling die ik de FOD toewees, heeft juist betrekking op zijn exclusieve, betrouwbare en innoverende steun aan de sociaaleconomische uitdagingen en prioriteiten van de federale regering, waarbij de institutionele akkoorden worden nageleefd en waarbij in goede verstandhouding wordt samengewerkt met de gewestelijke entiteiten. In 2013 werd ook een lange reflectie van het Directiecomité van de FOD en de concretisering van de strategische matrix afgerond. Deze matrix vormt het kader dat de activiteiten van de FOD stuurt bij de verwezenlijking van zijn kernopdracht “de voorwaarden scheppen voor een competitieve en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België”, opdracht die des te relevanter is in de hedendaagse economische context.
Voor de vier kerntaken van de FOD, met name coördineren, kennen, reglementeren en toezicht houden, integreert de strategische matrix vier prioritaire krachtlijnen in de huidige conjunctuur: consumentenbescherming, duurzame ontwikkeling, concurrentievermogen en markttransparantie. Deze laatste krachtlijn, die een onontbeerlijk element in een competitieve markt is, komt in dit document uitvoerig aan bod.
3
Zorgen voor een doorzichtige markt betekent dat de spelers voortdurend worden geïnformeerd over de werking ervan om de juiste beslissingen te kunnen nemen. Deze markt is zowel aangewezen op de betrekkingen tussen de spelers onderling als op de relaties tussen de spelers en de overheid. In dat verband speelt de FOD met zijn analyses, zijn indicatoren, zijn expertise, zijn regelgevende bevoegdheid en de interinstitutionele coördinatie een prominente rol in het Belgische economische landschap. Het hele document is opgebouwd rond de vier kerntaken van de FOD Economie. Het eerste deel omvat de coördinatie-instrumenten die hetzij aan de Europese eisen, hetzij aan de noodzaak tot samenwerking met andere institutionele autoriteiten of nog aan de behoefte tot informeren van de economische subjecten beantwoorden. In het volgende hoofdstuk, dat gewijd is aan de kerntaak kennis, worden de expertise en het analytische vermogen van de FOD volgens de actualiteit (energie, telecom, kmo’s) aangekaart, gevolgd door de terbeschikkingstelling van gegevens en informatie voor het publiek. Een groot deel is voorbehouden voor het Prijzenobservatorium en voor de monitoring van de sectoren en de markt, waarvan de rapporten zeer nuttig zijn met het oog op transparantie.
4
Het derde deel, dat over de kerntaak reglementering handelt, komt tegemoet aan de noodzakelijke rechtszekerheid voor het economische verkeer; zij waarborgt de kwaliteit en de veiligheid van producten en bevordert het consumentenvertrouwen. Twee domeinen hebben de laatste jaren een bijzondere ontwikkeling doorgemaakt: de digitale economie en de octrooien. 2013 werd eveneens gekenmerkt door de oprichting van de Mededingingsautoriteit en van de dienst Mededinging, die onlosmakelijk verbonden zijn met een doorzichtige markt. In het vierde deel wordt de nadruk gelegd op het belang van markttoezicht, of het nu gaat om sectorale controle (energie, diamant) of om controle die onder de economische politie ressorteert. Bedoeling is toe te zien op de correcte toepassing van de regelgeving. Maar de FOD wil eveneens constructief zijn en zijn instrumenten voor klachtenbeheer voortdurend verbeteren. Zo heeft hij de fundamenten gelegd voor een bemiddelingsdienst. Tot slot kon dit werk niet tot stand komen zonder het te hebben over de communicatiemiddelen waarover de FOD beschikt, meer bepaald zijn Contact Center en zijn website die de derde meest geraadpleegde federale site is. Wilt u meer te weten komen over markttransparantie, dan kunt u in dit jaaroverzicht 2013 de context en alle verwezenlijkingen van de FOD op dat vlak ontdekken.
Jean-Marc Delporte Voorzitter van het Directiecomité
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
INHOUD Voorwoord....................................................................................................................................................................................................................3 Lijst van grafieken.............................................................................................................................................................................................8 Lijst van tabellen.................................................................................................................................................................................................8 1.
Internationale coördinatie.........................................................................................................................................................9 1.1. Interne marktgovernance...................................................................................................................................................... 9 1.1.1. Single Market Act....................................................................................................................................................... 9 1.1.2. Internal Market Information System............................................................................................10 1.1.3. Small Business Act...............................................................................................................................................11 1.2. Informatie van de marktoperatoren.....................................................................................................................12 1.2.1. De Dienstenrichtlijn.............................................................................................................................................12 1.2.1. Buitenlandse investeringen......................................................................................................................15 1.2.2. Deelname aan internationale tentoonstellingen .......................................................15 1.3. Institutioneel overleg................................................................................................................................................................16 1.3.1. Interministeriële Economische Commissie.......................................................................16 1.3.2. ENOVER................................................................................................................................................................................17 1.3.3. Institutioneel overleg over statistiek.............................................................................................17
2.
Kennis en verspreiding van informatie................................................................................................................ 18 2.1. De Kruispuntbank van Ondernemingen.........................................................................................................18 2.2. Exploitatie van statistieken...............................................................................................................................................19 2.3. Opvolging van de sectoren.................................................................................................................................................20 2.3.1. De elektronische communicatie.........................................................................................................20 2.3.2. De Belgische sector van “kranten en tijdschriften”................................................29 2.3.3. De SBA en de kmo’s............................................................................................................................................30 2.4. De observatoria.................................................................................................................................................................................32 2.4.1. Prijzenobservatorium en sector- en marktmonitoring......................................32 2.4.2. Het Energieobservatorium.........................................................................................................................36
5
2.5. Verspreiding van de economische informatie .......................................................................................38 3. Reglementering.................................................................................................................................................................................. 41 3.1. Juridische veiligheid en kwaliteit en veiligheid van de producten ............................41 3.1.1. De normen........................................................................................................................................................................41 3.1.2. Bouwproducten..........................................................................................................................................................43 3.1.3. Wettelijke metrologie .......................................................................................................................................45 3.2. Juridische veiligheid en consumentenvertrouwen..........................................................................46 3.2.1. Boekhoudrecht, corporate governance, audit.................................................................46 3.2.2. Het Wetboek van economisch recht..............................................................................................48 3.2.3. Gedragscode in de energiesector ...................................................................................................53 3.3. Digitale economie en innovatie ..................................................................................................................................53
6
3.3.1. Elektronische communicatie..................................................................................................................53 3.3.2. Algemeen juridisch kader voor de “verleners van vertrouwensdiensten” ....................................................................................................................................57 3.3.3. E-government en elektronische economie.........................................................................58 3.3.4. Hervormingen van het octrooisysteem.....................................................................................59 3.4. Mededinging..........................................................................................................................................................................................61 3.4.1. Hervorming van de mededingingsautoriteit .....................................................................62 3.4.2. Oprichting van de Dienst voor de Mededinging.............................................................63 3.4.3. De oorsprong van goederen en het faciliteren van de handel...................64 3.4.4. Maatschappelijk verantwoord ondernemen op internationaal niveau .......................................................................................................................................65 4. Markttoezicht......................................................................................................................................................................................... 66 4.1. Energie ........................................................................................................................................................................................................66 4.1.1. Controle van de indexering van de prijzen van elektriciteit en aardgas........................................................................................................................................................................66 4.1.2. De energieleveringen .......................................................................................................................................67 4.2. Hoog marktoezicht.......................................................................................................................................................................72
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.3. Diamant.......................................................................................................................................................................................................73 4.4. De economische politie ........................................................................................................................................................75 4.4.1. Bestrijding van namaak en piraterij..............................................................................................75 4.4.2. De etikettering van landbouwproducten.................................................................................79 4.4.3. Certificaten van oorsprong van goederen.............................................................................80 4.4.4. Informatiemaatschappij en elektronische handel.....................................................81 4.4.5. Controle op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten..........................................................................................83 4.5. Beheer van klachten en ombudsman................................................................................................................85 4.5.1. Onderzoek en behandeling van klachten .............................................................................86 4.5.2. Bemiddelaars...............................................................................................................................................................88 4.6. Fraude............................................................................................................................................................................................................89 4.7. Kruispuntbank van Ondernemingen en fraude....................................................................................90 4.8. De nieuwe beveiligde kaart ambulante activiteiten........................................................................91 5.
Informatie en communicatie ............................................................................................................................................. 92 5.1. Dienst van de woordvoerder............................................................................................................................................92 5.2. Het Contact Center .....................................................................................................................................................................93 5.3. Website.........................................................................................................................................................................................................94 5.4. Sociale media......................................................................................................................................................................................96 5.5. Publicaties...............................................................................................................................................................................................97 5.6. “Telefoon, gsm, internet, tv: durf vergelijken!”....................................................................................97 5.7. Klachten over de dienstverlening............................................................................................................................98 5.7.1. Klachtenmanagement bij de FOD Economie....................................................................98 5.7.2. Hoeveel klachten in 2013?..........................................................................................................................98 5.7.3. Actiepunten 2014.....................................................................................................................................................99 5.8. Kansengroepen.................................................................................................................................................................................99
Lijst van afkortingen............................................................................................................................................................................... 100
7
Lijst van grafieken Grafiek 1. Penetratiegraad breedbandinternet, 2007-2013 (vast), 2010-2013 (mobiel), België en OESO...............................................................................................................22 Grafiek 2. “SBA-profiel” van België....................................................................................................................................................30 Grafiek 3. Primaire energieproductie..............................................................................................................................................67 Grafiek 4. Bruto-elektriciteitsproductie (2011)...................................................................................................................69 Grafiek 5. Oorsprong van de invoer van aardgas in 2011......................................................................................70 Grafiek 6. Oorsprong van de invoer van ruwe aardolie in 2011....................................................................71 Grafiek 7. Overtreden wetgevingen.....................................................................................................................................................88 Grafiek 8. Raadpleging van economie.fgov.be in 2013..............................................................................................95
8
Lijst van tabellen Tabel 1. Breedbandverbindingen per debiet, januari 2013, België en EU27..............................21 Tabel 2. Penetratiegraad van de elektronische communicatiediensten, 2013, België & EU27.....................................................................................................................................................................24 Tabel 3. Tariefplannen (minst dure aanbod voorgesteld door de operatoren in België)...................................................................................................................................................................26 Tabel 4. Top 5 van de thema’s behandeld in eerste lijn door het Contact Center in 2013..............................................................................................................................................................93 Tabel 5. Activiteit op de sociale media............................................................................................................................................96
© Sergey Nivens - fotolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
1. Internationale coördinatie 1.1. Interne marktgovernance 1.1.1. Single Market Act Het versterken van de maatregelen voor de Europese interne markt vormt momenteel de kern van de Europese activiteit van de FOD. De oefening wordt omlijnd door twee essentiële documenten van de Commissie: SMA I en SMA II (Single Market Act). Ondanks hun naam zijn deze “aktes” geen rechtstreekse ontwerpen van wetsvoorstellen, maar documenten die aangeven welke maatregelen getroffen moeten worden. Het gaat hier vooral om wijzigingen, aanpassingen of uitbreidingen van bestaande essentiële richtlijnen. In dit opzicht zijn de SMA’s de opvolgers van het Witboek voor het Europa van 1992. Ze omvatten eveneens onderzoeksprojecten die uitgevoerd moeten worden. De SMA II moet als een selectie van de meest prioritaire maatregelen, of de 12 hefbomen, beschouwd worden. In 2013 werd aanzienlijke vooruitgang geboekt dankzij de goedkeuring van herziene teksten over de normen, de overheidsopdrachten, de toegang tot het beroep (richtlijn beroepskwalificaties), het durfkapitaal, het sociaal ondernemerschapsfonds en de ondertekening van het akkoord over het Europees octrooihof. De Europese activiteiten werden ook gekenmerkt door het initiatief van de Europese Commissie om de staatssteun te moderniseren, met andere woorden de wijze en methodes waarmee toelagen worden gecontroleerd en de mogelijkheden die lidstaten aan ondernemingen bieden in de brede zin van het woord. De oefening wordt rechtstreeks opgevolgd door de FOD in samenwerking met de Belgische federale en regionale verantwoordelijken, want elke overheidsdienst kan hierbij betrokken zijn.
9
De FOD Economie neemt deel aan het overleg tijdens de Europese vergaderingen of “Strategy meetings”. De werkgroep is samengesteld uit hoge nationale vertegenwoordigers die regelmatig door de Europese Commissie worden bijeengeroepen. Politiek gezien, werd er overeengekomen dat de Raad van de Europese Unie, en meer bepaald de afdeling “Mededinging en Groei”, regelmatig zal onderhandelen over staatsteun, ook al wordt het beheer ervan door het verdrag (VWEU art. 108) rechtstreeks aan de Commissie toevertrouwd. In 2013 heeft de Europese activiteit haar hoogtepunt bereikt bij de goedkeuring door de Raad van verordeningen over dit onderwerp (V. 734/2013) die de bestaande verordening (V. 659/1999) wijzigen. Enerzijds bestaat er de verordening voor de procesvoering en anderzijds de machtigingsverordening waardoor de Commissie het stelsel van vrijstelling rechtstreekser kan bepalen (vrijgesteld per categorie). De eerste verordening omvat echter een bepaling waardoor de Commissie op dwingende wijze informatie bij de economische actoren kan inwinnen. België heeft tegen die verordening gestemd, maar werd door te weinig lidstaten ondersteund. België heeft zich van stemming onthouden voor de tweede verordening.
10
De werkzaamheden worden in 2014 voortgezet. De Commissie wil alle nieuwe maatregelen tegen 30 juni 2014 goedkeuren.
© Oleksiy Mark - fotolia.com
1.1.2. Internal Market Information System Het Internal Market Information System (IMI) is een internettoepassing die gebruikt wordt voor de administratieve samenwerking tussen de landen van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein (EU-verordening nr. 1024/2012). Dit instrument ondersteunt de beroepsmobiliteit binnen de EU en vergemakkelijkt de overheidscontrole evenals de administratieve stappen voor vaklui die in andere lidstaten willen werken. Het IMI wordt toegepast voor de Dienstenrichtlijn, de richtlijn over de erkenning van beroepskwalificaties, de richtlijn over de detachering van werknemers, de richtlijn patiëntenrechten en de regeling over het professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten. Het gebruik van deze tool is ook voorzien in het kader van andere Europese reglementeringen: de richtlijnen over overheidsopdrachten, de richtlijn over de certificatie van treinbestuurders, het voorstel van richtlijn over de cultuurgoederen en de verordening inzake de openbare documenten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Deze opsomming bewijst het belang van dit instrument in het toekomstige beheer van de interne markt en meer bepaald in de beroepsmobiliteit binnen de Europese Unie. Het IMI wordt beheerd en onderhouden door de Commissie, terwijl de aanwending ervan onder de lidstaten ressorteert. In België wordt deze bevoegdheid uitsluitend door de FOD Economie uitgeoefend.
1.1.3. Small Business Act De kmo-vertegenwoordiger (SME Envoy) De voornaamste taken van de nationale kmo-vertegenwoordiger zijn het verzekeren van de omzetting van de Small Business Act (SBA), verslag uitbrengen over zijn voortgang op nationaal vlak, de uitwisseling van goede praktijken bevorderen en nieuwe initiatieven ten voordele van de kmo’s voorstellen. In België heeft de minister van KMO de directeur-generaal a.i. van de AD K.M.O.-beleid aangewezen om deze opdracht uit te voeren. De Belgische kmo-vertegenwoordiger heeft een administratieve structuur van overleg en technische coördinatie opgericht waardoor betrekkingen mogelijk zijn met de drie ambtgenoten uit de gewesten, aangewezen in hun respectievelijke administraties. Voor sommige dossiers wordt de vereiste coördinatie uitgebreid tot alle betrokken departementen, via de Interministeriële Economische Commissie (IEC). Bovendien werden 4 contactpunten (SPOC) aangewezen in de FOD Economie om samen met de Europese Commissie de initiatieven van de Belgische actoren te coördineren die betrokken zijn bij het jaarlijks opstellen van de “SBA Fact sheets”, het vaststellen van goede praktijken, het selecteren van de kandidaten voor de Europese Kmo-week en de Europese Prijzen voor Ondernemerschapsbevordering. Het Europese netwerk van kmo-vertegenwoordigers (SME Envoys) heeft in 2013 nieuwe opdrachten gekregen. Zo werd dit netwerk belast met de opvolging van de omzetting van het actieplan1 “ondernemerschap 2020” van de Commissie en uitgenodigd door de Raad2 om regelmatig verslag uit te brengen van de omzetting van de SBA. Het netwerk neemt ook deel aan het overleg over de toekomst van de SBA, na zijn vijfjarig bestaan, wat tegen eind 2014 moet uitmonden in een nieuw Europees beleidskader ter bevordering van de kmo’s.
1
COM(2012) 795 final, 09.01.2013: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2012:0795:FIN:NL:PDF.
2
Conclusions on European Industrial Policy, COMPETITIVENESS (Internal Market, Industry, Research and Space) Council meeting, Brussels, pt.15, 2 en 3 december 2013. http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/intm/139845.pdf
11
De Belgische kmo-vertegenwoordiger heeft in 2013 door diverse acties gezorgd voor het bevorderen van de omzetting van de SBA. Bijvoorbeeld door het ontmoeten van het Verbond van Belgische Ondernemingen en het voorstellen van de opdrachten en realisaties aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
1.2. Informatie van de marktoperatoren 1.2.1. De Dienstenrichtlijn De Dienstenrichtlijn voert meer transparantie in voor de verrichters van diensten en voor de afnemers van diensten De Dienstenrichtlijn3 streeft ernaar het groeipotentieel van de dienstenmarkt van de Europese Unie de vrije ruimte te geven door de juridische en administratieve hinderpalen weg te werken die de handel in deze sector afremmen.
12
De richtlijn wil dit doel bereiken door met name de lidstaten te verplichten de hinderpalen voor dienstenactiviteiten weg te werken, de administratieve procedures te vereenvoudigen en het recht van de afnemers van diensten, en meer bepaald van de consumenten, te versterken, via een beleid van transparantie, informatie en kwaliteit. Naar meer transparantie voor de verrichters van diensten Het vereenvoudigen van procedures en het afschaffen van ongerechtvaardigde hindernissen voor de vrije vestiging of de vrije uitoefening van diensten dragen bij tot de transparantie en de werking van de interne markt. De inspanningen die de lidstaten op dit vlak geleverd hebben, zijn volgens de Europese Commissie nog steeds ontoereikend. Deze vaststelling werd aan de Europese Raad bekendgemaakt in een verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de Dienstenrichtlijn4, dat in juni 2012 werd gepubliceerd. Om de concrete situatie van de betrokken ondernemingen te verbeteren, heeft de Commissie een nieuw actieplan aangenomen dat dit keer vooral gericht is op een daadwerkelijke toepassing van de Dienstenrichtlijn in de volgende prioritaire sectoren: kleinhandel, bouw en zakelijke dienstverlening.
3
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (Publicatieblad L 376 van 27.12.2006): http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:32006L0123.
4
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s over de tenuitvoerlegging van de Dienstenrichtlijn: Een partnerschap voor nieuwe groei in diensten, 2012-2015 (Com(2012) 261 final).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tegen die achtergrond heeft de Commissie peerreviews georganiseerd waarbij aan de lidstaten gevraagd werd te onderzoeken in hoeverre het behoud van beperkingen op de rechtsvorm en het kapitaalbezit van vennootschappen gerechtvaardigd is voor het beroep van boekhouder, accountant, architect, veearts, octrooigemachtigde. Voor de deelname aan deze peerreviews was coördinatie tussen verschillende besturen vereist. De FOD Economie nam het op zich om de door België te verdedigen standpunten te bepalen in overleg met die autoriteiten die de politieke verantwoordelijkheid dragen.. Met de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 oktober 20135 in het achterhoofd worden er van de Belgische autoriteiten op grond van de besproken punten nieuwe initiatieven verwacht om hun wettelijke eisen te verlichten. De FOD Economie wil overigens gebruikmaken van de ervaring die de afgelopen jaren opgebouwd werd met het vervullen van de procedures en formaliteiten via de eenloketten. De FOD wil met name een studie laten uitvoeren naar de voorwaarden voor de oprichting van volledig elektronische eenloketten die open, gebruiksvriendelijk en duidelijk moeten zijn. Naar meer transparantie voor de afnemers van diensten De Dienstenrichtlijn versterkt de rechten van de afnemers van diensten, zowel consumenten als bedrijven. Zo verplicht ze de lidstaten tot het opheffen van hinderpalen waardoor de afnemers geen gebruik kunnen maken van diensten die aangeboden worden door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverlener, zoals de voorafgaande toestemming om een beroep te mogen doen op een dienstverlener die in een andere lidstaat gevestigd is. De richtlijn voorziet ook in een aantal maatregelen ter versterking van de plicht tot informatie en transparantie met betrekking tot de dienstverleners en hun diensten. Elke lidstaat werd gevraagd een contactpunt te creëren dat zowel bedrijven als consumenten informatie moet bezorgen over de regels die van toepassing zijn op bedrijven in een andere lidstaat van de EU, over de mogelijkheden tot verweer bij geschillen met een dienstverrichter, over de contactgegevens van verenigingen of bedrijven in het betreffende land waar verrichters van diensten of afnemers van diensten praktische bijstand kunnen krijgen bij geschillen met instanties of organisaties van de betreffende lidstaat. Op die manier wil men komaf maken met de angst een beroep te doen op buitenlandse ondernemingen louter en alleen omdat men onvoldoende geïnformeerd is over de juridische regelingen voor deze mogelijkheden tot handel.
5
Euco 169/13 p.8, paragraaf 20.
13
De FOD Economie vervult de rol van contactpunt zoals omschreven in artikel 21 van de Dienstenrichtlijn. Concreet kunnen consumenten en bedrijven zich informeren over de toepassing van de Dienstenrichtlijn door hun algemene juridische vragen te sturen naar respectievelijk:
[email protected] of
[email protected]. De Dienstenrichtlijn legt de bedrijven ook rechtstreeks een aantal verplichtingen op in het voordeel van de afnemers van diensten. • Zo mogen de bedrijven geen discriminerende eisen stellen op basis van de nationaliteit of de verblijfplaats van de afnemer van de dienst, zoals bijvoorbeeld discriminerende tarieven. • Zij moeten ook bepaalde informatie leveren, zoals de prijzen, de belangrijkste kenmerken van hun diensten, alsook de algemene bepalingen en voorwaarden die op het verrichten van hun diensten van toepassing zijn. • Daarnaast moeten zij vermelden welke instanties of beroepsorganisaties eventueel belast zijn met het toezicht op hun bedrijvigheid in eigen land.
14
De Dienstenrichtlijn eist ook van de bedrijven dat ze snel reageren op klachten van consumenten en dat ze alles in het werk stellen om bevredigende oplossingen te vinden. Zij moeten met name vermelden waar de consumenten een klacht kunnen indienen of waar ze inlichtingen kunnen vragen als ze niet tevreden zijn over de verrichte dienst. Een afnemer van diensten die meent dat een bedrijf deze voorwaarden niet naleeft, kan officieel klacht indienen bij de FOD Economie (AD Economische Inspectie)6. Het eenloket De Dienstenrichtlijn bepaalt dat elke lidstaat een centraal contactpunt of “eenloket” moet hebben waar dienstverleners hun administratieve formaliteiten online kunnen afhandelen. De ondernemer kan er: • alle informatie vinden over de vereiste vergunningen en erkenningen voor de activiteit die hij wil uitoefenen; • online alle nodige formaliteiten afhandelen, zonder dat hij contact moet opnemen met de verschillende overheidsdiensten. Als voorbereiding op de PSC-Testing Days van de Europese Commissie op 5 en 6 juni 2013, controleerde en analyseerde de dienst Ondernemingsloketten de websites van alle ondernemingsloketten om na te gaan wat de pijnpunten zijn. De beoordeling van de Europese Commissie tijdens de Testing Days beperkte zich echter tot de website www.business.belgium.be en hield dus geen rekening met de diensten en mogelijkheden die de loketten op hun eigen website aanbieden. De testgebruikers en de Europese Commissie besluiten dat: 6
http://economie.fgov.be/nl/geschillen/klachten/waar_hoe_klacht_indienen/online_klacht/
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
• de informatie op www.business.belgium.be voldoet aan de verwachtingen; • de mogelijkheid om vergunningen en toelatingen online aan te vragen onvoldoende aanwezig is. De dienst Ondernemingsloketten is begonnen met de voorbereiding van een nieuwe versie van het lastenboek voor de erkende ondernemingsloketten, met het oog op de aanvraag tot verlenging van hun erkenning in 2014. Uiteraard besteedt het nieuwe lastenboek heel wat aandacht aan de taken als eenloket in de zin van de Dienstenrichtlijn.
1.2.1. Buitenlandse investeringen Het samenwerkingsakkoord van 1995 over het aantrekken van buitenlandse investeringen geeft duidelijk aan wat de taken van elke bevoegde instantie zijn. De verbindingscel “Buitenlandse Investeringen”, die maandelijks bijeenkomt, wordt om beurten door een van de gewesten gedurende 6 maanden voorgezeten. De FOD Economie verzorgt het secretariaat. De verbindingscel gaat na welke elementen het concurrentievermogen en het imago van België kunnen verbeteren. Zij werkt gezamenlijke studies uit, stelt een gemeenschappelijke presentatie over België samen, organiseert gemeenschappelijke acties tijdens de prinselijke zendingen, enz. Er worden nauwe contacten onderhouden met de betrokken partijen, zoals de ambassades en de internationale kamers van koophandel.
15
Als lid van het OESO-Investeringscomité moet de FOD Economie daarnaast het investeringsbeleid van diverse niet-lidstaten onderzoeken en aanbevelingen formuleren.
1.2.2. Deelname aan internationale tentoonstellingen De belangrijkste opdracht van de dienst Internationale Tentoonstellingen bestaat erin België, zijn gewesten en gemeenschappen en zijn bedrijven op economisch en sociaal-cultureel gebied te promoten door de deelname van ons land aan wereldtentoonstellingen en internationale tentoonstellingen te organiseren. Via deze evenementen draagt hij bij tot de bevordering van de Belgische buitenlandse investeringen en tot de handelsbetrekkingen en culturele contacten.
© Amy_fang - fotolia.com
De FOD Economie is bovendien verantwoordelijk voor de coördinatie tussen de federale en gewestelijke autoriteiten en zorgt voor de verspreiding van informatie voor investeerders (in het Engels, Chinees en Japans) via onze ambassades in het buitenland, de buitenlandse ambassades in België, alsook tijdens diverse evenementen. De website wordt permanent up-to-date gehouden.
De dienst vervult daarnaast zijn rol van vertegenwoordiger van België bij het Bureau International des Expositions: hij neemt deel aan de werkzaamheden en draagt bij tot de werking en de ontwikkeling van de organisatie. In 2013 werkte de dienst actief mee aan de voorbereiding van de Belgische deelname aan de wereldtentoonstelling van Milaan van 1 mei tot 31 oktober 2015. Het gekozen thema “feeding the planet, energy for life” omvat alles wat te maken heeft met voeding, het probleem van ondervoeding in bepaalde delen van de wereld, voedingsleer, maar ook het thema “genetisch gebonden organismen”.
1.3. Institutioneel overleg 1.3.1. Interministeriële Economische Commissie De FOD Economie beschikt over een formeel coördinatiemechanisme om de standpunten van de federale en gewestelijke autoriteiten in nationale en internationale dossiers op elkaar af te stemmen. In dit coördinatieorgaan, de Interministeriële Economische Commissie (IEC), is de FOD voortrekker, voorzitter en administratieve ondersteuner.
© contrastwerkstatt - fotolia.com
16
Het is een flexibel en efficiënt coördinatie-instrument dat de samenhang moet waarborgen tussen de federale en gefedereerde entiteiten die betrokken zijn bij internationale economische aangelegenheden. Zijn taak als onafhankelijke administratieve en technische coördinator voor aangelegenheden die gemeenschappelijke economische beslissingen vereisen wint aan belang gelet op de verdeling van de bevoegdheden in de huidige en toekomstige structuur van de Belgische staat en de noodzaak om rekening te houden met de internationale context (Benelux, Europese Unie, WTO,
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
OESO, enz.). De IEC is de plaats waar ervaren ambtenaren bijeenkomen volgens hun bevoegdheidsdomein. Deze formule bevordert de samenhang wanneer België zijn standpunt moet innemen. De IEC is met de tijd een netwerk geworden waar meer dan 2.000 ambtenaren van de federale en gefedereerde entiteiten elkaar ontmoeten. Ze werken in subcommissies waarvan de samenstelling afhankelijk is van de inhoud van de te behandelen dossiers.
1.3.2. ENOVER In het raam van de interinstitutionele betrekkingen vormt het bestaande platform Enover-Concere het belangrijkste beleidsorgaan in België voor de coördinatie van het energiebeleid op Europees en internationaal niveau. Het secretariaat wordt waargenomen door de AD Energie. De rol van Enover-Concere als ultiem overlegorgaan voor energieaangelegenheden tussen de deelentiteiten en het federale niveau wordt bevestigd en verder uitgediept via structureel overleg over de nationale, Europese en internationale dossiers die behoren tot de bevoegdheid van de deelentiteiten en van het federale niveau. De AD Energie ondersteunt ook de werkzaamheden van het ministerieel overleg in het kader van Enover-Concere.
1.3.3. Institutioneel overleg over statistiek De transparantie van de markt vereist de productie van objectieve statistieken. Daarbij moet worden onderstreept dat de statistieken van de AD Statistiek worden geproduceerd overeenkomstig het principe van professionele onafhankelijkheid, dat zowel in de Europese als in de nationale wetgeving is ingeschreven en dat de geloofwaardigheid van de geproduceerde statistieken verzekert. De Europese statistische overheden hechten veel belang aan deze professionele onafhankelijkheid en voeren regelmatig audits uit bij de nationale statistische instellingen uit om na te gaan of ze werkelijk onafhankelijk zijn. Op nationaal niveau staat de statistiekproductie onder toezicht van de Hoge Raad voor de Statistiek7, die als opdracht heeft bij te dragen tot de kwaliteit van de Belgische openbare statistieken. De Raad bestaat uit vertegenwoordigers van de academische gemeenschap, van de socio-economische wereld en van de verschillende beleidsniveaus. De Hoge Raad voor de Statistiek brengt advies uit over alle voorstellen over de statistische werkzaamheden en doet ook voorstellen op eigen initiatief. De federale ministeriële departementen mogen geen nieuwe statistiek starten of een bestaande statistiek stoppen of wijzigen zonder de Hoge Raad voor de Statistiek daarover vooraf te raadplegen. Ten slotte zetelen de federale, gewestelijke en gemeenschappelijke producenten van openbare statistieken samen in het Coördinatiecomité om hun statistische programma’s te coördineren en op te volgen, om de effectiviteit en de kwaliteit ervan te verbeteren en de globale antwoordlast te verlichten. 7
http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/organisatie/Raad/
17
© ra2 studio - fotolia.com
2. Kennis en verspreiding van informatie 18
2.1. De Kruispuntbank van Ondernemingen In 2013 vierde de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) haar 10-jarig bestaan. De databank wordt dagelijks door 1.500 medewerkers van verschillende federale en regionale instellingen gebruikt om gegevens aan te passen en/of te consulteren. Daarnaast bleven de KBO-gegevens verspreid worden naar ongeveer 100 federale en regionale instellingen via webservices, extracten en listings. Het grote aantal opzoekingen op de Public Search website, maar liefst 200.000 per dag, bevestigde opnieuw het nut van de KBO voor gewone burgers, consumenten en bedrijven die snel en eenvoudig, correcte en betrouwbare informatie wensen over de ondernemingen waarmee zij in contact komen. Ook de kruispuntfunctie van KBO werd uitgebreid door een link te voorzien naar BELAC. De transparantie van de KBO-gegevens beïnvloedt het consumentenvertrouwen in positieve zin. Niet enkel de consument profiteert van de betere zichtbaarheid van bedrijfsgegevens, ook voor de ondernemer is extra publiciteit mooi meegenomen. Het laatste decennium droeg de KBO al bij tot het ontsluiten van gegevens over ondernemingen, tijdens het afgelopen jaar werden de eerste stappen gezet om dit in de toekomst nog te versterken. Op juridisch vlak was de codificatie van het economische recht de ideale gelegenheid om de verouderde regelgeving aan te passen aan diverse ontwikkelingen. Een aangepaste versie van de KBO-wetgeving werd dan ook opgenomen in boek III van het Wetboek van economisch recht (WER). De inwerkingtreding van boek III is slechts voorzien voor 2014.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Deze update zal onder andere de KBO Public Search nog transparanter en relevanter maken voor het grote publiek: meer gegevens, zoals de rechtstoestand en wettelijke functies, worden beschikbaar. De zoekmogelijkheid zal ook voorzien in een opvraging per activiteit. Het bestand voor hergebruik zal worden uitgebreid met de niet-handelsondernemingen naar privaat recht (sinds 2009 in KBO). Aan de smartphone en tabletgebruikers werd in 2013 al gedacht met de KBO Mobile toepassing. Daarnaast zal de mogelijkheid om de KBO-gegevens op te vragen via webservices niet langer beperkt worden tot overheidsdiensten in het kader van hun taken, maar ook opengesteld worden voor iedere geïnteresseerde, dit zullen de “Webservices Public Search” worden. Om al deze nieuwe modaliteiten te kunnen voorzien, werd in 2013 door KBO en ICT gestart met de voorbereidingen zoals het technisch ontwikkelen van de nieuwe functies. KBO zal bovendien ook ingaan op de grote vraag naar open data door het vrij ter beschikking stellen van basisgegevens. Deze maatregel zou ontwikkelaars de mogelijkheid moeten geven om tal van nieuwe toepassingen te ontwikkelen. Door meer zichtbaarheid te geven aan haar inhoud, zal KBO ontegensprekelijk ook een positieve invloed ervaren op haar datakwaliteit. Foutieve of ontbrekende gegevens zullen sneller worden opgemerkt, waardoor er een grotere stimulans is voor een onderneming om zijn registratie up-to-date te houden. De inspanningen tijdens dit kalenderjaar zouden in 2014 hun vruchten moeten afwerpen op het vlak van transparantie.
2.2. Exploitatie van statistieken Om de transparantie van de markt te waarborgen, is het noodzakelijk dat de statistische informatie voor iedereen gemakkelijk toegankelijk is, snel wordt bijgewerkt en van de best mogelijke kwaliteit is. In dat opzicht moet de AD Statistiek de principes van de “Praktijkcode Europese statistieken” navolgen, die in 2005 door het Europees Statistisch Systeem werd aangenomen. Van de vijftien principes van deze code zijn er drie bijzonder relevant voor een transparante markt. • Principe 12, “nauwkeurigheid en betrouwbaarheid”: de statistieken moeten een accuraat en betrouwbaar beeld van de werkelijkheid geven. • Principe 13, “tijdigheid en stiptheid”: de statistieken moeten actueel zijn en op de aangekondigde tijdstippen verspreid worden. • Principe 15, “toegankelijkheid en duidelijkheid”: de statistieken moeten in een duidelijke en begrijpelijke vorm gepresenteerd worden en op passende en gebruikersvriendelijke wijze verspreid worden; zij moeten op onpartijdige basis beschikbaar en toegankelijk zijn, met metadata en toelichtingen.
19
Om deze principes op te volgen, worden de voornaamste economische indicatoren gepubliceerd volgens een verspreidingskalender die voor het hele jaar wordt opgesteld en op de website van de FOD Economie beschikbaar is. Het merendeel van die indicatoren beantwoordt aan Europese verplichtingen en worden aan het statistisch bureau van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) overgemaakt volgens zeer stikte termijnen. De verspreiding van deze indicatoren op nationaal niveau en de mededeling aan Eurostat gebeuren simultaan. Alle verspreide statistieken zijn op het internet beschikbaar om de toegang tot de gegevens te garanderen en ervoor te zorgen dat ze simultaan voor alle potentiële gebruikers beschikbaar zijn. De statistieken kunnen in verschillende formaten geraadpleegd worden (pdf-bestanden, html-pagina’s, downloadbare excelbestanden, Be.Stat - dynamische interface waarop tabellen op maat kunnen worden opgemaakt) zodat de gebruikers zelf het meest geschikte formaat kunnen kiezen. Bij elke statistiek wordt er een metadatafiche gevoegd waarin allerlei informatie kan worden gevonden om de voorgestelde cijfers beter te begrijpen. Deze metadata worden minstens één keer per jaar bijgewerkt.
20
De gebruikers die het willen, ontvangen een newsletter. Ze kunnen ook de updates via Facebook of Twitter volgen. De kwaliteit van de statistieken is een belangrijk aandachtspunt voor de statistici, die hun werkwijzen constant aanpassen. Kwaliteitsindicatoren werden ontwikkeld om de kwaliteit van de geproduceerde statistieken continu op te volgen. Voor hun verspreiding ondergaan de statistieken bovendien een interne validatieprocedure. De steekproeffouten en andere fouten worden daarbij geanalyseerd en systematisch gedocumenteerd.
© HaywireMedia - fotolia.com
2.3. Opvolging van de sectoren 2.3.1. De elektronische communicatie De consumenten hebben alle baat bij de ontwikkelingen in de elektronische communicatie. Ze maken het voor hen immers mogelijk om waar en wanneer ze maar willen met elkaar te communiceren, zich te informeren en zich te ontspannen, en dit op een zeer afwisselende en performante manier. De toevloed van goederen en diensten heeft echter voor een stijging van het aantal tariefplannen en voor een grotere complexiteit van de technologische keuzes gezorgd, waardoor de transparantie, voor weinig waakzame consumenten, is afgenomen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In november 2013 voerde de FOD Economie een sensibiliseringscampagne “Telefoon, gsm, internet, tv: durf vergelijken!” Het doel was tweevoudig: enerzijds de consumenten helpen bij de vergelijking van de tarieven die aan hun profielen beantwoorden, en anderzijds hen de praktische informatie over deze diensten verschaffen. Dankzij de campagne konden in de deelnemende gemeenten bijna tienduizend consumenten op een eenvoudige, duidelijke en transparante manier de tarieven vergelijken die aan hun behoeften beantwoorden. In 2013 werd een ontwerp van nationaal plan voor de invoering van een snel en ultrasnel internetnetwerk opgemaakt dat in het eerste kwartaal van 2014 ter raadpleging wordt voorgelegd. Dit plan beoogt een dubbele doelstelling: enerzijds de huidige positionering van België voor snel en ultrasnel internet bevestigen en versterken, en anderzijds de invoering en uitrol van toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (NGA) in heel België stimuleren om in 2020 over internetaansluitingen van meer dan 100 Mbps te kunnen beschikken. Verschillende maatregelen stellen overigens een betere transparantie voor om het plan uit te voeren. Internet In België ligt de dekkingsgraad van vaste breedbandlijnen relatief hoog. Meer dan de helft van de vaste breedbandlijnen (58,4 %) heeft een snelheid van minstens 30 Mbps. Hiermee staat België op de eerste plaats in de EU. Tabel 1. Breedbandverbindingen per debiet, januari 2013, België en EU27 (in % van het totale aantal verbindingen)
België
EU27
Minstens 144 Kbps en minder dan 30 Mbps
41,6
85,2
Minstens 30 Mbps en minder dan 30 Mbps
46,2
11,4
100 Mbps en meer
12,2
3,4
Bron: Fixed broadband lines by speed (Digital Agenda categories), January 2013, Communications Committee.
Deze situatie is een onbetwistbare troef voor België. De consumenten moeten echter in staat zijn om een abonnement te kiezen waarbij de aangeboden snelheid met hun reële behoeften overeenkomt. Uit een in juli 2013 gepubliceerd onderzoek8 blijkt dat de meerderheid van de Belgische internetgebruikers geen weet heeft van de vereiste minimale internetsnelheid om te kunnen surfen en mails te kunnen raadplegen. 8
Enquête over de perceptie van de Belgische elektronische communicatiemarkt door de gebruikers, UCL (rapport gerealiseerd op vraag van het BIPT), 15 juli 2013. Gemakshalve wordt dit rapport hierna “UCL-enquête” genoemd. http://www.ibpt.be/nl/operatoren/telecom/bescherming-van-de-consumenten/enquete-over-deperceptie-van-de-belgische-elektronische-communicatie-markt-door-de-gebruikers.
21
In juni 2013 bedroeg de penetratiegraad in België voor vast breedbandinternet 34 %. Voor mobiel breedbandinternet9 ligt deze verhouding op 40,7 %. Het resultaat dat België voor vast internet behaalt, rangschikt ons land op de 10de plaats van de 34 OESO-landen. Voor mobiel internet behaalt ons land slechts de 28ste plaats. Voor mobiel internet stijgt de Belgische penetratiegraad fors, hoewel hij duidelijk lager ligt dan het gemiddelde van de OESO-lidstaten. Grafiek 1. Penetratiegraad breedbandinternet, 2007-2013 (vast), 2010-2013 (mobiel), België en OESO (aantal abonnementen per 100 inwoners in het tweede trimester)
Vast internet België
Mobiel internet België
OESO
40% 35% 30% 25%
OESO
70%
23,8%
26,1%
28,2%
30,0%
31,6%
32,7%
34,0%
68,4% 60% 50%
26,7%
40,7%
40%
20% 30%
15%
22
25,9%
20%
10%
13,1% 10%
5%
6,9%
0%
0% 2007-Q2
2008-Q2
2009-Q2
2010-Q2
2011-Q2
2012-Q2
2013-Q2
2010-Q2
2011-Q2
2012-Q2
2013-Q2
Bron: OECD Broadband statistics (http://www.oecd.org/sti/broadband/).
Ook al beschikken acht op de tien Belgische huishoudens over een internetverbinding10), dit percentage ligt 2 à 15 procentpunten lager dan in onze buurlanden11. Daarnaast kende de digitale kloof in ons land een constante daling, maar sinds twee jaar lijkt deze zich te stabiliseren: in 2013 had 15 % van de particulieren die in België gevestigd zijn nog nooit internet gebruikt. De kloof ligt duidelijk onder het Europese gemiddelde, maar boven het resultaat van onze buurlanden, gaande van 1 tot 10 procentpunten. Wat de Belgische huishoudens, die thuis geen internetaansluiting hebben, betreft, haalt bijna 20 % de te hoge toegangskosten als reden aan. Ondanks het feit dat de verschillende internettarieven, die in augustus 2013 in België werden aangeboden, aantrekkelijker zijn ten opzichte van deze van onze vier buurlanden12, blijkt dit niet het geval te zijn in twee categorieën: ultrasnel internet (≥100 Mbps) en intensief gebruik van mobiel internet voor tablets. 9
De OESO gebruikt voor de penetratiegraad van mobiel internet een andere definitie dan COCOM (Communications Committee).
10
Eurostat, Persbericht 199/2013, 18 december 2013.
11
Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk.
12
Vergelijkende studie prijsniveau telecomproducten in België, Frankrijk, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk [Tarieven van augustus 2013], BIPT, 5 februari 2014.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Een daling van de tarieven in duurdere marktsegmenten en de opkomst van aangepaste aanbiedingen voor bevolkingsgroepen die internet niet gebruiken, zouden de stijging van de penetratiegraad van internet in ons land stimuleren. In dit opzicht is het voor de consumenten belangrijk om, afhankelijk van hun profielen, de voor hen meest voordelige tarieven goed te kennen. Gebruik van elektronische communicatie De sector van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) wordt gekenmerkt door een grondige verandering die toe te schrijven is aan de ontwikkeling van nieuwe goederen en diensten en aan de consolidatie van het convergentiefenomeen13. De mobiele telefoon en de microcomputer verdwijnen geleidelijk ten gunste van nieuwe producten zoals smartphones en tablets. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om televisiekanalen via een telefoonnetwerk te verkrijgen of om via de kabel te bellen. Hierdoor hebben de Belgische huishoudens hun consumptiepatroon van elektronische-communicatiegoederen en –diensten meer gevarieerd: 1. Het gebruik van de vaste telefoon is niet verdwenen, maar hij is minder aanwezig bij huishoudens: hij wordt vaak aangevuld en soms vervangen door een mobiele telefoon of door Voice over IP (VoIP). 2. Een geleidelijke kentering vindt plaats in de aanwending van oudere toestellen met een specifiek gebruik (pc, telefoon, televisie) ten voordele van nieuwe toestellen met een veelzijdig gebruik. Dit fenomeen brengt een grotere globale consumptie (oproepen + gegevens + informatie) en een grotere vraag naar diensten zoals mobiel internet met zich mee. 3. Belgische huishoudens tekenen steeds meer in op gebundelde aanbiedingen14 van diensten. De gegevens15 in tabel 2 zijn afkomstig uit een enquête die het netwerk TNS opinion & social in de 27 lidstaten van de Europese Unie en in Kroatië tussen 23 februari en 10 maart 2013 uitvoerde. De gebruikte methodologie is dezelfde als die voor de enquêtes van de Eurobarometer van het Directoraat-generaal Communicatie (EC). 13
Het convergentiefenomeen wordt gekenmerkt door een verwatering van de grenzen tussen de telecommunicatiesectoren, de audiovisuele media en de informatietechnologieën. Dankzij de digitalisering van de inhoud en de compressietechnieken kan één enkele drager immers verschillende elektronische communicatiediensten aanbieden.
14
Een gebundelde aanbieding is een geheel van communicatiediensten die door eenzelfde leverancier voor een globale prijs wordt aangeboden.
15
Het zijn niet de gegevens van de EU inzake internettoegang die door Eurostat in het kader van de enquête van de EU over ICT bij huishoudens wordt uitgevoerd.
23
Tabel 2. Penetratiegraad van de elektronische communicatiediensten, 2013, België & EU27 (gezinnen of individuen, in % van het totaal van de groep)
België
EU27
Gezinnen met toegang tot een vaste telefoon
66
71
Individuele toegang tot een mobiele telefoon
92
91
Gezinnen die via internet bellen
28
23
Gezinnen met internettoegang
74
68
Gezinnen met breedband internettoegang
69
60
Gezinnen met een televisie
98
97
Gezinnen die televisie ontvangen via de kabel
68
30
Gezinnen die televisie ontvangen via het telefoonnetwerk
18
6
Gezinnen die televisie ontvangen via DTT (a)
6
39
Gezinnen met een gegroepeerd abonnement met twee of meer diensten
62
45
Gezinnen met een gegroepeerd abonnement dat internet omvat
56
41
Gezinnen met een gegroepeerd abonnement dat televisie omvat
56
25
Gezinnen met een gegroepeerd abonnement dat vaste telefonie omvat
45
37
Gezinnen met een gegroepeerd abonnement dat mobiele telefonie omvat
16
12
Telefonie
Internet
Televisie
24
Gegroepeerde aanbiedingen (telefonie, internet, televisie)
(a) Digital Terrestrial Television. Bron: E-communications household survey, Special Eurobarometer 396, november 2013.
Consumenten hebben baat bij de ontwikkeling van de elektronische communicatie. Ze kunnen zo, waar en wanneer ze maar willen, met elkaar communiceren, zich informeren en zich ontspannen, op een zeer afwisselende en performante manier. De toevloed van producten en diensten heeft echter voor meer tariefplannen en voor een grotere complexiteit in de technologische keuzes gezorgd.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De operatoren voor mobiele telefonie delen hun tarieven in op basis van gebruikersprofielen en voegen voor bepaalde aanvullende diensten opties toe, om nog maar te zwijgen van de tijdelijke promoties die bedoeld zijn om hun klantenbestand te handhaven of om nieuwe klanten aan te trekken. In theorie kiest de rationele consument het tarief dat voor zijn specifieke profiel het meest interessant is. In de praktijk is het maken van een keuze niet altijd evident, want hij moet tarieven vergelijken die opties omvatten die verschillen naargelang van de operator, evenals profielen die niet helemaal dezelfde zijn. Voor vast of mobiel internet moet de consument rekening houden met technologische elementen zoals snelheid, toegestane downloadhoeveelheden (en eventuele supplementen bij overschrijding), toegangspunten, enz. De snelheidsmogelijkheden variëren naargelang van de technologie, waardoor aanbiedingen moeilijk te vergelijken zijn of bepaalde keuzes beperkt worden. Zoals al aangehaald, weten de meeste Belgische internetgebruikers bovendien niet wat de minimumsnelheid is om op het net te surfen of om hun e-mails te raadplegen. In feite kiezen consumenten voor een internetformule zonder te weten of die overeenstemt met hun werkelijk gebruik. Gebundelde aanbiedingen bieden natuurlijk bepaalde voordelen, zoals een lagere globale kostprijs, een vereenvoudiging van de betalingen en een unieke ondersteuning. Aan de andere kant moeten er bij bundels keuzes worden gemaakt op basis van verschillende aspecten, wat het nemen van een beslissing bemoeilijkt. Volgens Eurobarometer 396 vindt een derde van de ondervraagde Belgen dat het niet gemakkelijk is om de diverse gebundelde aanbiedingen (qua prijs en diensten) te vergelijken. Voor weinig waakzame consumenten betekent dit meer onduidelijkheid en minder transparantie. Tarieven voor elektronische-communicatiediensten en consumentengedrag Vergelijking van de tarieven De online tariefsimulator van het BIPT (www.bestetarief.be) omvat meerdere honderden tarieven, wat wijst op de grote diversiteit in de tarieven voor elektronische communicatie. Het BIPT maakte een vergelijking16 van de op 3 juni 2013 in België toegepaste tarieven voor telecommunicatiediensten. Hiervoor definieerde het BIPT twintig gebruikersprofielen en vergeleek het telkens het goedkoopste tariefplan van elke in aanmerking genomen operator. De in tabel 3 opgenomen voorbeelden wijzen op soms zeer uitgesproken verschillen. 16
Nationale vergelijking van de tarieven voor telecommunicatiediensten [Tarieven toegepast op 3 juni 2013], BIPT, 10 juli 2013.
25
Tabel 3. Tariefplannen (minst dure aanbod voorgesteld door de operatoren in België) (maandtarief in euro.)
Laagste aanbod (1)
Hoogste aanbod (2)
Verhouding (2)/(1)
5,00
14,00
2,8
20,00
57,92
2,9
Laag verbruik
21,29
56,31
2,6
Gemiddeld verbruik
23,57
66,99
2,8
Laag verbruik
48,05
70,47
1,5
Gemiddeld verbruik
62,87
100,62
1,6
Postpaid mobiele telefonie 60 minuten oproepen, 50 sms, geen data 300 minuten oproepen, sms onbeperkt, 1 GB data
Vast internet
Pack triple play vast
26
Bron: Nationale vergelijking van de tarieven voor telecommunicatiediensten in België [Tarieven toegepast op 3 juni 2013], BIPT, 10 juli 2013.
Consumentengedrag De analyse van het BIPT toont duidelijk aan dat de rationele gebruiker er belang bij heeft na te gaan of er een lager tarief bestaat dan het tarief dat hij voor zijn verbruik betaalt. Maar wat leert de praktijk ons? Volgens de UCL-enquête vinden consumenten het relatief moeilijk om de prijzen en diensten te vergelijken, en menen ze dat ze niet profiteren van de goedkoopste aanbieding op de markt. Paradoxaal genoeg vergelijken minder dan de helft van de mensen de aanbiedingen van de diverse operatoren vooraleer ze op een dienst intekenen. Dit aantal is nog lager bij oudere mensen. Wanneer een vergelijking wordt gemaakt, steunt deze op informatie die voornamelijk verzameld werd op websites van operatoren of in hun winkels, bij familie en vrienden, en in de reclame. Uit de voornoemde analyse van het BIPT blijkt dat de consument er nochtans alle belang bij zou hebben de tariefsimulator “Bestetarief.be” te gebruiken.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Campagne “Telefoon, gsm, internet, tv: durf vergelijken!” Uit nationaal en internationaal onderzoek bleek dat de tarieven voor telecommunicatiediensten in België aanzienlijker hoger lagen dan in bijvoorbeeld onze buurlanden Frankrijk en Nederland. Bovendien veranderde de telecomgebruiker bijna nooit van telecomoperator, zelfs niet als hij ontevreden was over de dienstverlening van zijn operator. De oorzaken hiervan konden divers zijn: • de complexiteit van de verschillende tariefplannen; • het niet weten hoe men tarieven onderling moet vergelijken; • het gebrek aan transparantie over de kostenstructuren bij bijvoorbeeld vroegtijdige opzegging van het contract; • de consument kent zijn gebruikersprofiel(en) niet; • het ontbreken van kennis over de rechten als consument; … Op initiatief van minister van Economie, Consumenten en Noordzee Johan Vande Lanotte, besloot de FOD Economie om, in samenwerking met andere organisaties17, een grootschalige sensibiliseringscampagne over de prijzen voor telecommunicatiediensten te organiseren. Het doel van de campagne was tweeledig. Het eerste doel was de consumenten leren hoe zij op een correcte manier hun gebruikersprofiel kunnen opstellen. Vervolgens werd hen uitgelegd hoe zij, aan de hand van hun profiel, het goedkoopste tariefplan kunnen terugvinden dat voldoet aan hun gebruikersprofiel. Voor deze tweede stap werd er gebruik gemaakt van de website www.bestetarief. be, die hen toelaat, op een transparante en duidelijke manier, te kiezen tussen tariefplannen. Vaak kon de consument kiezen voor een voordeliger tariefplan.
BEZ GE UINT VOO BIND R T
Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT), Test-Aankoop, de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten en de Telecom-ombudsdiensten.
, Gsm
f VE , INTERN E RGE lIjk T, TV: EN!
ntwoo
fOO N
DUR
Vera
TElE
rdelijk e uit
gever
: Jean
-Mar c Del porte
- On
dern e
Bovendien werd de consument tijdens de campagne ook geïnformeerd over enkele praktische zaken die betrekking hebben op telecommunicatiediensten, zoals de nieuwe telecomwet die sinds 1 oktober 2012 van kracht is. Deze bepaalt onder meer dat een consument elke bestaand of nieuw telecomcontract na zes maanden kosteloos kan opzeggen. 17
27
Tijdens deze campagne, die liep van 18 tot 29 november 2013, hebben ambtenaren van de FOD Economie en gemeentepersoneel in 440 gemeenten bijna 10.000 mensen geholpen om gebruikersprofiel(en) voor telecommunicatiediensten op te maken en tarieven te vergelijken. IPv6-markt Op 22 juni 2012 heeft de Belgische regering een nationaal plan voor de invoering van IPv6 in België goedgekeurd, dat in 2014 wordt geëvalueerd. In december 2012 werd een vragenlijst verzonden aan de ISP’s18 om een beter overzicht te hebben van de situatie rond de invoering van IPv6 in België. De resultaten van deze vragenlijst hebben nog niet voldoende informatie opgeleverd opdat de autoriteiten over voldoende concrete en actuele gegevens beschikken om te kunnen oordelen of bijkomende maatregelen zich opdringen. Om deze reden werd een openbare aanbesteding gelanceerd om een studie te laten uitvoeren door een externe consultant.
28
Er wordt gewerkt aan een omzendbrief die zal worden voorgelegd aan de commissie van overheidsopdrachten waarbij zal worden voorgesteld om een IPv6 compatibiliteitsclausule op te nemen in openbare aanbestedingen van de federale administraties.
© so47 - fotolia.com
Ontwerp van een nationaal plan voor de invoering van een netwerk voor snel en ultrasnel internet In België werd een project voor een nationaal plan voor de aanleg van een netwerk voor snel en ultrasnel breedbandinternet gepubliceerd, en ter consultatie voorgelegd tot uiterlijk 31 maart 2014. Dit plan heeft twee doelstellingen: de huidige positie van België voor snelle en ultrasnelle breedband versterken en verbeteren, en de aanleg alsook de invoering van toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (NGA) in heel België aanmoedigen, zodat tegen 2020 internetverbindingen van meer dan 100 Mbps mogelijk worden. In dit kader worden verschillende maatregelen met het oog op een betere transparantie voorgesteld, zoals onder andere het oprichten van een “database voor SBB in België” die de aanleg in uitvoering of de geplande aanleg nauwkeurig bijhoudt en de zones identificeert waarvan de operatoren zouden kunnen afzien. Het nationaal plan zal ook 18
Internet Service Provider.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
voorstellen om via een “Oriëntatiecommissie” een uitwisseling en een coördinatie te organiseren tussen de verschillende overheden (waaronder de gewesten, de gemeenschappen, de gemeenten en de regulatoren) en de operatoren met betrekking tot het bestaande netwerk en de manieren waarop de aanleg van ultrasnelle breedband in België geoptimaliseerd kan worden.
2.3.2. De Belgische sector van “kranten en tijdschriften” De Belgische sector van “kranten en tijdschriften” bestaat hoofdzakelijk uit drie actoren de uitgevers, de distributeurs en de dagbladhandelaars. De twee laatste, respectievelijk vertegenwoordigd door de Agence et Messageries de Presse (AMP) en door bepaalde beroepsorganisaties (Prodipresse, Vlaamse Federatie van Persverkopers en Buurtsuper.be-UNIZO) werden uitgebreid gehoord door de Commissie voor het Bedrijfsleven van de Kamer van volksvertegenwoordigers. In casu hadden de bovenvermelde beroepsorganisaties tevoren talrijke gerechtelijke procedures19 tegen AMP gevoerd wegens misbruik van machtspositie in de sector van de distributie van kranten en tijdschriften. Deze hoorzittingen hebben de Kamer van volksvertegenwoordigers ertoe gebracht op 16 mei 2013 een resolutie20 (Doc 53K17100006) aan te nemen die de federale regering, en meer bepaald de minister belast met economie, verzoekt een overleg te beginnen met de drie sleutelactoren van de Belgische perssector om de regels voor de distributie van kranten en tijdschriften op een evenwichtige manier te herstellen en een eerlijke concurrentie te garanderen. Het overleg zou worden voorafgegaan door een evaluatie van de sector van de dagbladhandelaars. Het Kmo-Observatorium onderzocht de uitdagingen en moeilijkheden van deze sector, de markt van uitgevers van de dagelijkse pers, de distributeurs van kranten en tijdschriften en de dagbladhandelaars. Het heeft in deze context ook de rol van de Nationale Loterij en bpost bekeken. De analyse bevestigt de kwetsbaarheid van de hele sector van de “geschreven pers” en de door de commissie van de Kamer vastgestelde moeilijkheden: daling van de verkoop, duur van de dagelijkse prestaties, zwakke winstmarges en verhoogde concurrentie op het hele traditionele assortiment van de krantenhandelaars, met name de pers, tabak en kansspelen. 19
Een eerste klacht werd ingediend op 2 maart 2010 bij de Raad voor de Mededinging en bevindt zich nog in de onderzoeksfase. Een arrest van 29 mei 2012 van het Hof van Beroep van Brussel heeft bevestigd dat de eenzijdige verhoging van de tarieven voorzien in de algemene voorwaarden voor persleveringen (de verdubbeling van de aan de krantenwinkels gefactureerde distributiekosten) een misbruik van machtspositie vanwege AMP vormt. Het arrest heeft Prodipresse, VFP en Buurtsuper. be (UNIZO) gelijk gegeven in het geschil dat ze sinds drie jaar tegenover AMP hebben gevoerd. Omdat deze laatste alleen gedeeltelijk gevolg heeft gegeven aan dit arrest, hebben de Belgische persverenigingen een nieuwe gerechtelijke procedure gestart om van AMP dwangsommen te vragen (juni 2013). Deze rechtsvordering heeft vruchten afgeworpen gezien het Hof van Beroep op 24 oktober 2013 AMP tot een dwangsom heeft veroordeeld.
20
http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/1710/53k1710006.pdf.
29
Geplaatst voor deze uitdagingen, moest een tot op heden niet bestaande dialoog worden opgezet tussen de drie schakels van de keten “geschreven pers”. Het verslag van deze studie werd voorgesteld en overhandigd aan de stakeholders van het overleg dat door de AD Economische Analyses en Internationale Economie werd georganiseerd. Een tussentijds verslag over dit overleg werd eind november aan het Parlement voorgelegd; daarin legt minister Vande Lanotte de voornaamste doelstelling vast, namelijk om het overleg begin 2014 permanent te maken. De thema’s die in een diepgaand overleg zullen worden besproken, moeten bijdragen tot de economische leefbaarheid van de zelfstandige dagbladhandelaars en zijn de volgende: de leveringen, terugzendingen, facturatie, opleiding en andere steunmaatregelen, diversificatie en economische ontwikkeling, bewaking van het netwerk van zelfstandige dagbladhandelaars, bevordering van het beroep en overheidssteun. België
merschap ns
2.3.3. De SBA en de kmo’s De Belgische toezicht van de uitvoering van de Europese Small Business Act
De “SBA-Fact sheets” zijn monitoringtools die elk jaar door de Europese Commissie klein 30 in overleg met de lidstaten opgesteld worden. Deze factsheets geven een beeld van de reagerende overheid n en overheids- opdrachtenomzetting van de 10 SBA-thema’s door ieder lidstaat op de basis van zowel kwantitatieve (een waaier van geharmoniseerde indicatoren) als kwalitatieve (een overzicht ot financiering van de voornaamste in de loop van het afgelopen jaar genomen beleidsmaatregelen) kte markt gegevens. Grafiek 2 beeldt het “SBA-profiel” van België af, zoals het werd opgemaakt den en innovatie
onalisering
nce
door de Commissie voor het jaar 2013, in vergelijking met het Europese gemiddelde in de 10 thema’s van de SBA. Grafiek 2. “SBA-profiel” van België 1. Ondernemerschap 1,00
10. Internationalisering
2. Tweede kans
,600
k small st
tivité des administrations
,800
9. Milieu
,400 ,200
3. Denk eerst klein
,00
8. Vaardigheden en innovatie
et marchés publics
4. Adequaat reagerende overheid 5. Staatssteun en overheids- opdrachten
7. Eengemaakte markt België
6. Toegang tot financiering
EU28 (*) De kwaliteit van de gegevens is onvoldoende om het principe nr. 7 te evalueren. Bron: SBA Fact Sheet 2013.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In het algemeen hebben de Belgische kmo’s de crisis beter doorstaan dan hun Europese tegenhangers. De Commissie onderstreept de inspanningen van de Belgische overheden op het vlak van vaardigheden en innovatie, ondernemingszin, milieu, toegang tot financiering en internationalisering. Ze vestigt ook de aandacht erop dat verbeteringen mogelijk zijn bij het beginsel “Think Small First” (denk eerst aan de kmo’s) en het adequaat reageren van de overheid21. De Europese Prijzen voor Ondernemerschapsbevordering De Europese Prijzen voor Ondernemerschapsbevordering waarderen en belonen de nationale, regionale of lokale initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap en de ondernemingszin in Europa. Ze hebben als doelstelling de beste beleidsmaatregelen en praktijken op het vlak van de ondernemingszin voor te stellen en te delen. In elk deelnemend land wordt een contactpunt (SPOC) voor de praktische organisatie van deze wedstrijd aangewezen. In België is dit de FOD Economie. Zijn opdracht bestaat erin deze prijzen (met hulp van de gewesten) te promoten, de informatieaanvragen te beantwoorden, de nodige documenten door te sturen en maximaal twee Belgische kandidaten voor de deelname aan de Europese wedstrijd te selecteren. Tijdens de SME Assembly die in november 2013 in Vilnius (Litouwen) plaatsvond, heeft de Europese Commissie de winnaars van de zevende editie van de Europese Prijzen voor Ondernemerschapsbevordering bekendgemaakt. De stad Gent werd bekroond voor het project “Starterscontracten voor ondernemers”. Sinds de editie 2007 had België geen prijs meer gewonnen22. De kmo-toets Op 1 januari 2014 trad de regelgevingsimpactanalyse (RIA) voor het federale niveau in werking. De RIA is een voorafgaande evaluatie van de potentiële gevolgen van ontwerpen van regelgeving op economisch, milieu en sociaal gebied en op de overheid. De RIA onderzoekt de impact van ontwerpen van regelgeving op 21 domeinen (werkgelegenheid, investeringen, onderzoek en ontwikkeling, administratieve lasten,…) en omvat ook een kmo-toets (één van de 21 domeinen). De kmo-toets verloopt stapsgewijs: 1. een identificatie van de rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken ondernemingen bij het ontwerp van regelgeving; 2. indien kmo’s betrokken zijn: een beschrijving van de positieve en negatieve effecten van het ontwerp van regelgeving op de kmo’s; 3. indien er een negatieve impact is: 21
Lees meer op:
22
Lees meer op: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/ondernemerschap/europese_ondernemingsprijzen/
http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/facts-figures-analysis/performance-review/index_en.htm#h2-2.
31
a) Is die dan zwaarder voor de kmo’s dan voor de grote ondernemingen? b) Is die evenredig met het beoogde doel? In bepaalde gevallen moet hierbij onderzocht worden of het beoogde doel niet op een andere manier kan worden bereikt zodat de negatieve impact op de kmo’s kleiner is. c) Beschrijf de maatregelen om de negatieve impact te verlichten of te compenseren. Hierbij wordt gedacht aan vrijstellingen, aanpassingen, bijstand, maatregelen voor bepaalde doelgroepen van kmo’s,…23
2.4. De observatoria 2.4.1. Prijzenobservatorium en sector- en marktmonitoring
© Thomas Jansa - fotolia.com
32
De activiteiten van de dienst Sector- en Marktmonitoring (SMM) vallen onder de strategische doelstelling “Kennen en opvolgen van de sociaaleconomische situatie van het land”, zoals gedefinieerd door het departement. Door het ter beschikking stellen van analyses aan de verschillende stakeholders, draagt de dienst bij tot een transparante markt. De meeste analyses van SMM worden uitgewerkt in het kader van het Prijzenobservatorium. Net zoals de hele FOD Economie staat SMM ten dienste van consumenten en ondernemingen in het algemeen, maar meer specifiek voor het Prijzenobservatorium kunnen als stakeholders vermeld worden: de Mededingingsautoriteit, de respectievelijke ministers van Economie en van Landbouw, federaties van ondernemingen, … In 2009 werden de opdrachten van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) uitgebreid tot de prijsobservatie en -analyse (wet van 8 maart 2009, BS van 30.04.2013). Deze nieuwe opdracht toevertrouwd aan de FOD Economie, een van de drie geassocieerde instellingen van het INR. De resultaten van de werkzaamheden worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van Bestuur van het INR en aan het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en –analyse. Met de wet houdende de invoeging van boeken IV (“de bescherming van de mededinging” ) en V (“de mededinging en de prijsevoluties”) in het Wetboek van economisch recht (BS van 26.04.2013), werd het werkterrein van het Prijzenobservatorium uitgebreid en concentreert het zich voortaan op de invalshoeken prijsverloop, prijsniveau, marges en tenslotte marktwerking. Het spreekt voor zich dat het Prijzenobservatorium deze verschillende benaderingen zoveel mogelijk zal inte23
Lees meer op: http://www.simplification.be/nl/content/impactanalyse.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
greren in zijn toekomstige verslagen. In 2013 heeft het Prijzenobservatorium alvast diepgaand onderzoekswerk verricht voor een zo goed mogelijke integratie van deze invalshoeken in de verslagen. Daarnaast werd voor gefundeerd advies (met betrekking tot het aspect marktwerking) een beroep gedaan op externe experten (van het Planbureau, de Nationale Bank van België, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleden, …) en de leden van het Wetenschappelijk Comité, aanvullende gegevens voor de invulling van het aspect prijsniveaus werden bekomen via private dataleveranciers. Het Prijzenobservatorium verwerkt de analyses in zowel regelmatige verslagen als in gerichte studies. Regelmatige verslagen van het Prijzenobservatorium zijn beter bekend onder de benaming kwartaal- en jaarverslagen. Gerichte studies komen er op vraag van de bevoegde ministers of kunnen op initiatief van het INR gebeuren. In de kwartaal- en jaarverslagen24 besteedt het Prijzenobservatorium aandacht aan de totale inflatie en aan het prijsstijgingstempo en de bijdrage tot de inflatie van elk van de vijf grote productgroepen, namelijk energiedragers, bewerkte levensmiddelen, niet-bewerkte levensmiddelen, diensten en ten slotte industriële, niet-energetische goederen. Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht en wordt het verloop van de consumptieprijzen vervolgens vergeleken met dat in de buurlanden. Het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP), dat opgesteld wordt conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron. Het GICP wordt maandelijks gepubliceerd door Eurostat volgens de COICOP-classificatie. De analyses worden uitgebreid met detailgegevens van de nationale consumptieprijsindex (voor individuele bewegingen van bepaalde producten of diensten) of met andere statistieken van officiële instanties (AD Statistiek, EC, IMF, …). In 2013 publiceerde het Prijzenobservatorium zijn kwartaal- en jaarverslagen binnen de voorziene tijdsbestekken. Voor de jaarverslagen worden telkens ook aparte thema’ s uitgewerkt. Voor het jaarverslag 2013 wordt ingegaan op de netwerktarieven voor elektriciteit, een belangrijke component in de totstandkoming van de eindprijs aan de consument. Ook wordt aandacht besteed aan de prijsbewegingen in de kolom van de bewerkte levensmiddelen, meer specifiek worden de kolom voor alcoholische dranken, brood en granen en chocolade- en suikerwaren onderzocht. Voor de consument zijn niet alleen de prijsbewegingen van belang, maar ook het prijsniveau in de winkel. Op basis van gegevens van AC. Nielsen wordt in het jaarverslag voor een korf identieke goederen het prijsverschil met de voornaamste buurlanden in kaart gebracht. Conform de nieuwe onderzoeksopdracht over marktwerking, wordt in het laatste deel van het jaarverslag ten slotte uiteengezet op welke manier het Prijzenobservatorium deze opdracht zal vervullen.
24
http://economie.fgov.be/nl/statistieken/organisatie/inr/prijzen/
33
In het jaarverslag over 201325 kwam het Prijzenobservatorium, onder meer, tot volgende bevindingen: • In 2013 daalde de totale inflatie in België, gemeten aan de hand van het GICP, tot gemiddeld 1,2 %, tegenover 2,6 % in 2012. Deze inflatievertraging kan voornamelijk worden toegeschreven aan het prijsverloop van energieproducten (elektriciteit, aardgas, motorbrandstoffen en huisbrandolie). Anders dan in 2012 leverde deze productgroep in het verslagjaar immers een negatieve bijdrage aan de totale inflatie (ten belope van -0,5 procentpunt tegenover + 0,7 procentpunt in 2012). • De onderliggende inflatie vertraagde, met 0,4 procentpunt, tot gemiddeld 1,7 % in 2013. Vooral voor diensten (deels een basiseffect) waren de prijsstijgingen dit jaar minder uitgesproken. Voor niet-energetische industriële goederen en bewerkte levensmiddelen bleef de inflatie nagenoeg ongewijzigd. • Ook in onze voornaamste buurlanden kwam de totale inflatie in 2013 gemiddeld lager uit dan in 2012 (van 2,2 % in 2012 naar 1,4 % in 2013). Prijsdalingen voor gas en elektriciteit en meer uitgesproken prijsdalingen voor aardolieproducten droegen bij aan de lagere totale inflatie in België. Alle andere productgroepen hadden voor België daarentegen een ongunstige impact op het inflatieverschil met onze buurlanden. De onderliggende inflatie vertraagde ook in onze voornaamste buurlanden (tot gemiddeld 1,3 %), maar bleef er lager dan in België.
34
• Voor energieproducten bedroeg de jaar-op-jaar prijsdaling gemiddeld 4,6 % in 2013, terwijl de energie-inflatie in 2012 nog uitkwam op +6,0 %. In 2013 betaalde de consument 4,6 % minder voor motorbrandstoffen (tegen +6,5 % in 2012) en 5,9 % minder voor huisbrandolie (tegen +10,1 % in 2012). • In onze voornaamste buurlanden kwam de energie-inflatie eveneens lager uit (van gemiddeld 5,6 % in 2012 naar 1,4 % in 2013), maar ze bleef positief. Voor alle energieproducten, maar vooral voor elektriciteit en aardgas, kwam de inflatie lager uit in België dan in onze buurlanden. Als gerichte studie van het Prijzenobservatorium, werd in december 2013 de studie “Analyse van de kosten en prijzen in de verschillende schakels van het productieproces van rundvlees” gepubliceerd26. Ook deze studie werd goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het INR en gevalideerd door het Wetenschappelijk Comité voor prijsobservatie en ‑analyse. Op initiatief van de federale minister bevoegd voor Landbouw werd besloten om de eerder (2009) gemaakte studie over de rundvleeskolom te actualiseren. De rundveehouders werden de laatste jaren immers geconfronteerd met opwaarts georiënteerde prijzen van dierenvoeders. Gezien de opbrengstprijzen van de 25
http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/economie/analyse_des_prix_2013_ icn_rapport_annuel.jsp
26
http://economie.fgov.be/nl/statistieken/organisatie/inr/prijzen/
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
dierlijke productie niet in dezelfde mate gestegen zijn, kwam de rendabiliteit van de betrokken landbouwers in bepaalde periodes onder druk te staan. De voornaamste bevindingen uit de studie zijn: • Ondanks de toenemende concentratie in de sector van de rundveehouderij (minder bedrijven, meer dieren per bedrijf) blijft de rendabiliteit van de rundveehouder onder druk staan. Tussen 2005 en augustus 2013 stegen de voederprijzen met bijna 68 % terwijl de verkoopprijs van een karkas van superieure bevleesdheid en weinig vet met amper 20 % toenam. De rundveehouder slaagt er dus niet in de stijgende kosten van voeder door te rekenen in de afzetprijs. • Bij de andere schakels in de complexe rundvleesketen: ook de marges in de stroomopwaartse sector (mengvoederindustrie) en de stroomafwaartse sectoren (slachthuizen en uitsnijderijen) lijken niet groot in vergelijking met de gemiddelde marges in de voedingsindustrie. Voor de mengvoederindustie, de slachthuizen en de uitsnijderijen werd dit in de studie aangetoond aan de hand van financiële gegevens uit de jaarrekeningen. Aangezien voor de detailhandel dergelijke gegevens niet voorhanden zijn op productniveau werd het verloop van de rendabiliteit in deze sector benaderd via een vereenvoudigd prijstransmissiemodel: ook daar lijken in de meest recente periode geen aanwijzingen voor een toename van de marges. • De consumptie van rundvlees daalde de afgelopen jaren, voor rundvlees was de afname meer uitgesproken dan voor andere vleessoorten. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat rundvlees in vergelijking met andere vleessoorten iets duurder is. In vergelijking met Frankrijk is rundvlees dan weer relatief goedkoop in België. In de loop van 2014 zullen ook de actualisaties afgerond worden over de varkenskolom en de zuivelkolom. De dienst SMM heeft in 2013 ook meegewerkt aan de totstandkoming van een index die de brutomarges van de rundveehouder in kaart brengt. Deze index wordt maandelijks berekend en gepubliceerd door de FOD Economie27, en is gebaseerd op officiële en publieke gegevens. Voor de berekening van de (vereenvoudigde) brutomarge werd rekening gehouden met twee elementen: de opbrengsten voor een AS-2-karkas als weerspiegeling voor de inkomsten van de rundveehouder en de voederkosten, die ongeveer 50 % van de kosten van de rundveehouder vertegenwoordigen. De index van de brutomarge wordt elke maand vergeleken met een onder- en bovengrens, die bepaald wordt door de referentie-index (een voortschrijdend gemiddelde van 18 maanden van de (vereenvoudigde) brutomarge). Het Interprofessioneel Akkoord (IPA) tussen de verschillende schakels in de rundvleeskolom voorziet dat het ketenoverleg opgestart wordt van zodra de onder- of bovengrens overschreden is. Het duovoorzitterschap van het ketenoverleg (COMEOS en FWA) is zelf verantwoordelijk voor de opvolging en initieert het ketenoverleg. Ook de herberekening naar de referentie-index gebeurt, zo nodig, door het ketenoverleg, terwijl de FOD Economie deze berekeningswijze enkel zal valideren. 27 http://economie.fgov.be/nl/fod/structuur/Monitoring_marktsectoren/rundvlees/
35
© zentilia - fotolia.com
2.4.2. Het Energieobservatorium
36
Programmaovereenkomst aardolieproducten De Algemene Directie Energie heeft een prijsvergelijking gemaakt over de toegepaste olieprijzen in België vergeleken met de prijzen in onze buurlanden. Hieruit is gebleken dat de Belgische olieprijzen competitief zijn tegenover die van onze buurlanden. Anderzijds moeten sommige parameters op termijn een diepgaandere analyse ondergaan om hun actuele waardering correct te kunnen evalueren. Hervorming van het offshore ondersteuningssysteem Het ondersteuningsmechanisme voor offshore voor alle windparken op de Noordzee, uitgezonderd diegene waarvan de constructie al aangevat of voltooid is, wordt verder hervormd in 2014. Op 19 juli 2013 werd een akkoord bereikt in de Ministerraad om te komen tot een flexibel en rechtvaardig subsidiesysteem dat de kost voor de consument beperkt, en tegelijkertijd verdere investeringen in de vier laatste parken mogelijk maakt. Bovendien wordt het degressief en geplafonneerd systeem voor de federale offshoretoeslag, dat sinds 1 juli 2013 het concurrentievermogen van de ondernemingen beschermt, structureel gemaakt vanaf 2014 in het kader van de relancemaatregelen van de regering. Aanreiken van betrouwbare energiegegevens en passende planningsinstrumenten Betrouwbare en tijdige energiegegevens Om enerzijds over nuttige en betrouwbare gegevens te kunnen beschikken die beantwoorden aan de Europese rapporteringsverplichtingen en anderzijds het proces van de huidige inzameling van energiegegevens te vergemakkelijken, wordt het proces van de informatisering van de gegevensinzameling verdergezet in 2014. Het onderzoek
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
van de regionale verdeling van het verbruik van aardolieproducten wordt ook verdergezet in 2014. Eens dit proefproject is gerealiseerd, zal de informatisering verdergezet worden met het verzamelen van gegevens over andere energievectoren. Het Energieobservatorium verspreidt de Belgische geaggregeerde energiegegevens via de gebruikelijke distributiekanalen (energiemarkt, keydata, websites en Eurostat). Prospectieve studies Om de vier jaar voert de AD Energie studies over de bevoorradingszekerheid van aardgas en elektriciteit uit, op grond van de bepalingen van de wet van 8 januari 2012. Deze “prospectieve studies”, beogen om vraag en aanbod van gas en elektriciteit op middellange termijn beter in te schatten. De tweede prospectieve studie over elektriciteit werd verdergezet in 2013 en eindigt in de eerste helft van 2014. De taskforce voor de tweede prospectieve studie over gas heeft zijn werkzaamheden aangevat in 2013, en dit in samenwerking met het FPB en de CREG, met het oog op een finalisering in 2015. Repertorium van de elektriciteitscentrales Om de opvolging van de productiecapaciteit van elektriciteit te vergemakkelijken, wordt een, met de gewesten gedeeld, geïnformatiseerd repertorium uitgebouwd in 2014. Dit repertorium zal toelaten om het, hierboven aangehaalde, instrument voor de monitoring van de elektriciteitsproductiecapaciteit te voeden. De consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt Op voorstel van minister van Economie en Consumenten Johan Vande Lanotte en staatssecretaris voor Energie Melchior Wathelet hebben de energieleveranciers een nieuw consumentenakkoord gesloten. Het nieuwe akkoord “de consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt” bouwt verder op het akkoord uit 2004, dat door de vele ontwikkelingen op de energiemarkt aan herziening toe was. Het bevat een aantal gedragsregels ten aanzien van consumenten die de leveranciers van gas en elektriciteit willen naleven. Ze gaan hiermee een stap verder dan de bestaande wettelijke bescherming: • alle leveranciers zullen eenmaal per jaar aan hun klanten laten weten wat de goedkoopste tariefformule is die ze, rekening houdend met hun verbruik, in huis hebben. De consument kan vervolgens onmiddellijk en zonder kosten overstappen naar dit lager tarief. • Leveranciers zullen ook zelf interesten betalen wanneer een terugbetaling aan de consument niet tijdig gebeurt. • De consument kan voortaan altijd vragen om zijn slot-of afrekeningsfactuur uit de domiciliëring uit te sluiten. Het akkoord zorgt tot slot ook voor meer duidelijkheid over de verlenging van contracten van bepaalde duur.
37
© ra2 studio - fotolia.com
2.5. Verspreiding van de economische informatie 38
Internationale handelsakkoorden De Europese Commissie heeft exclusieve bevoegdheid over het handelsbeleid. Ze voert momenteel besprekingen rond een aantal vrijhandelsakkoorden met verschillende partners (onder meer Japan, de Verenigde Staten, Canada, India, Vietnam, Singapore, Oekraïne, Moldavië) in het kader van haar strategie "Trade, Growth and World Affairs: trade policy as a core component of the EU’s 2020 strategy"28. De cel Coördinatie van de AD Economische Analyses en Internationale Economie werkt mee aan het bepalen van de Belgische belangen in deze besprekingen. Zij steunt daarbij op de expertise van de verschillende algemene directies van het departement en op informatie die verzameld werd bij de beroepsorganisaties en bij de betrokken ambassades en consulaten. Deze informatie wordt vervolgens samengevat en aan de verschillende betrokken Belgische instanties meegedeeld. Zodra de eigenlijke handelsbelemmeringen opgeheven zijn, zijn de andere aspecten aan de beurt. De bedrijven moeten zich kunnen informeren over de in- en uitvoerregelingen en over de douaneprocedures die in de andere landen van toepassing zijn. Het beperken en het vereenvoudigen van de administratieve formaliteiten bij het binnenbrengen van de goederen op het grondgebied van een land, het verbeteren van de toegang tot deze informatie en het maken van duidelijke afspraken op dit vlak zijn allemaal middelen om de handelsbetrekkingen te "faciliteren". Op de Ministeriële Conferentie van Bali in december 2013 droeg de Internationale afdeling bij tot de onderhandelingsronde van de Wereldhandelsorganisatie, die uitmondde in bindende akkoorden. 28
http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/november/tradoc_146955.pdf.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Van het begin tot het eind van de onderhandelingen brengt de dienst Handelsbeleid de beroepsfederaties en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven tijdens specifieke vergaderingen op de hoogte van de vorderingen in deze dossiers. Handelsbeleid De dienst Handelsbeleid heeft een aantal seminaries gegeven bij de kamers van koophandel over economische douaneregelingen (schorsingen van invoerrechten), het Algemeen Preferentie Stelsel (APS) en de Market Access Data Base (MADB). Zij heeft de economische operatoren via flashberichten op onze website herinnerd aan de data voor het indienen van nieuwe schorsingsaanvragen en heeft de betrokken federaties (Essenscia en Agoria) in kennis gesteld van de nieuwe schorsingsaanvragen ter verspreiding onder hun leden. In 2013 werkte de dienst aan een informatiesysteem om bedrijven gericht en rechtstreeks te informeren op het gebied van handelsbeschermende instrumenten. Het project bevindt zich in de laatste fase en zal in de loop van 2014 operationeel zijn. Het is gericht aan alle bedrijven en partijen (producenten, invoerders, gebruikers, verdelers, en met name kmo’s) die op de hoogte willen blijven van de besluitvorming en de inhoud van de beslissingen, zowel over de initiatieven van de EU als die van derde landen. De geïnteresseerden worden via e-mail geïnformeerd over de beslissingen. De inhoud ervan zal beschikbaar zijn op de website van de FOD Economie. De AD Economische Analyses en Internationale Economie heeft in 2013, in het kader van het Partnership met de Belgische Kamers van Koophandel, opnieuw informatie-events georganiseerd over oorsprongsregels. Ze handelden over de materie oorsprong voor de kamers van koophandel, waarvan een bij de Wereld Douane Organisatie en een tweede in de haven van Antwerpen. In de maand maart nam de directie deel aan een informatiesessie van FEVIA over de voedingsindustrie, waar het de deelnemers uitlegde hoe het de sector kan helpen. De dienst Handelsbeleid gaf een uiteenzetting over diverse thema’s waaronder markttoegang en oorsprongscertificatie. Geroofde goederen De "Cel recuperatie geroofde goederen tijdens de tweede wereldoorlog in België" verleende advies en informatie aan veilinghuizen (bv. Christies, Londen) over kunstvoorwerpen die op de markt aangeboden worden en in aanmerking komen voor een verder onderzoek over hun mogelijk statuut "geroofd tijdens de tweede wereldoorlog in België". De cel gaf ook ondersteunende informatie over geroofde kunstvoorwerpen tijdens de tweede wereldoorlog in België, aan instellingen en particuliere vraagstellers. Tenslotte verschafte de cel kennis-
39
en archiefinformatie aan wetenschappelijke onderzoekers van universitaire instellingen, en begeleidde universitaire stagiairs voor hun eindwerk aan de universiteit. Taskforce Duurzame Economie De Taskforce Duurzame Economie (TFDE) van de AD Economische Analyses en Internationale Economie heeft als opdracht bedrijven te begeleiden die zich willen inzetten voor een duurzame economie29. De TFDE definieerde in de cel Duurzame Ontwikkeling het begrip duurzame economie, stelde een aantal maatregelen voor in het kader van het voorontwerp van het Federaal plan voor duurzame ontwikkeling III, organiseerde een reeks conferenties en stelde artikels samen voor publicatie op de website van de FOD.
40
De taskforce vulde het aspect transparantie in 2013 voornamelijk in door het organiseren van conferenties en het opstellen van artikels voor bedrijven. Hij organiseerde 2 middagen van de duurzame ontwikkeling: “Bestaat er een duurzame auto?” en “Presentatie van het 3e duurzaamheidsrapport van ESSENSCIA”, en 2 conferenties: “Maatschappelijk verantwoord ondernemen in de kmo” en “Networking van maatschappelijk geëngageerde ondernemers”. De TFDE organiseerde ook een van de middagen van de economie met als thema duurzame economie. In januari 2014 werd een eerste artikel gepubliceerd op de website van de FOD Economie met als titel “Word een duurzaam ondernemer!“.
© Sergey Nivens - fotolia.com
De taskforce werkt daarnaast binnen de cel duurzame ontwikkeling mee aan de voorbereiding van diverse adviezen: • voorontwerp van het Federaal plan voor duurzame ontwikkeling III (voorstellen voor maatregelen), • langetermijnvisie over duurzame ontwikkeling van de regering, • nationale routekaart over het efficiënte gebruik van hulpbronnen (voorbereiding), • aanpassing aan de klimaatveranderingen (voorstellen tot maatregelen), enz.
29 Duurzame economie is de bijdrage van de economische bedrijvigheid aan duurzame ontwikkeling in het kader van een gereguleerde markteconomie.
© Warakorn - fotolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3. Reglementering 3.1. Juridische veiligheid en kwaliteit en veiligheid van de producten 3.1.1. De normen De normen bevorderen op zich de markttransparantie. Zij zijn immers een aanvulling van de reglementeringen over het in de handel brengen van producten en diensten. De technische specificaties moeten immers aan een nauwkeurige definitie voldoen en evaluatieprocedures voor de conformiteit ervan doorlopen. Ze worden bij consensus tussen alle belanghebbenden opgesteld. Dit heeft tot gevolg dat ze door hen als de regels der kunst erkend worden. Daarom zijn de normen voor onze ondernemingen en in het bijzonder onze kmo’s het beste middel om de conformiteit van hun producten en diensten aan te tonen, het vertrouwen te creëren en marktaandelen te verkrijgen, meer bepaald bij de uitvoer. De normen vormen eveneens de ideale en stevige sokkel waarop innovatie zich kan ontwikkelen. Sinds 1998 ondersteunt de FOD Economie de acties “normen-antennes” die door de “collectieve centra” worden geleid om de kmo’s voor de normalisatie en de normen te sensibiliseren. De opdracht van deze antennes evolueert regelmatig om op de meest aangewezen manier te beantwoorden aan de behoeften van de kmo’s in de verschillende betrokken sectoren. Het netwerk van de normen-antennes breidt zich geleidelijk uit om nieuwe gebieden te bestrijken. In 2013 werd een vierentwintigste antenne op het gebied van nanotechnologie en nanomaterialen opgericht.
41
In symbiose met de Hoge Raad voor Normalisatie (HRN) en het Bureau voor Normalisatie (NBN) is de FOD Economie een belangrijke motor geweest om de integratie van de normalisatie in de economische en sociale structuur te verbeteren. Om die reden heeft de HRN een advies uitgebracht over de toegang van de academische middens, de kmo’s en de maatschappelijke actoren tot de normalisatiewerkzaamheden en de normen. Op basis van de geuite aanbevelingen, werden volgende acties uitgevoerd: 1. Het NBN heeft een onlineplatform gecreëerd vanwaar eenieder de Belgische en Europese ontwerpnormen vrij en gratis kan raadplegen en toelichten. 2. Het bedrag dat aan de academische middens, de kmo’s en de maatschappelijke actoren wordt gevraagd voor de deelname aan de werkzaamheden van de normalisatiecommissies werd sterk verlaagd.
42
3. De FOD Economie heeft een benchmarking gedaan van de goede praktijken die in de lidstaten van de Europese Unie gelden, om de meest efficiënte initiatieven te identificeren om de deelname van de maatschappelijke actoren aan de normalisatieprocessen te vergemakkelijken en te coördineren. 4. Een nieuwe opdracht werd aan de normen-antennes toevertrouwd: het uitvoeren van een gepersonaliseerde normatieve wacht. Hierbij kan de aandacht van de kmo’s gevestigd worden op de normontwerpen die een impact op hun concurrentievermogen zouden kunnen hebben en hen bijgevolg de mogelijkheid geven om zich in het normontwikkelingsproces te mengen. Er werden eveneens middelen vrijgemaakt met het oog op een nieuwe uitbreiding van het netwerk van de Normen-Antennes. 5. Een voorkeurtarief voor de aankoop van Belgische en Europese normen werd aan de academische middens, de kmo’s en de maatschappelijke actoren toegekend om het gebruik van normen te bevorderen. Om die reden heeft het NBN een platform opgesteld waarbij de universiteiten en de hogescholen aan hun studenten en leraren de onlineraadpleging van een bepaalde reeks normen gratis kunnen aanbieden. 6. Buiten de versterking van de normen-antennes kunnen er ook middelen voor prenormatief onderzoek ter beschikking gesteld worden om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van concurrentievermogen, innovatie, interoperabiliteit, duurzame ontwikkeling en bescherming van consumenten en werknemers bij de uitwerking van normen beter in overweging genomen worden.
© underwaterstas - fotolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.1.2. Bouwproducten Op 21 december 2013 werd de wet ondertekend die de Europese Bouwproductenverordening 305/2011 in België implementeert. De wet creëert onder meer de nodige basisinstrumenten om een strikter toezicht te kunnen uitoefenen op de op de markt aangeboden bouwproducten en schept ook de mogelijkheid om een Belgisch Bouwproductencontactpunt op te richten waar fabrikanten met vragen over de vigerende regelgevingen terechtkunnen. Metrologie van de nationale standaarden: technologische ontwikkelingen en innovatie De activiteiten van de dienst Nationale Standaarden hebben zich in 2013 vooral toegespitst op: • realiseren en beheren van de nationale standaarden; • verzekeren van de kwaliteit van en het vertrouwen in onze meetresultaten; • uitvoeren van kalibraties; • communicatie en verspreiden van kennis; • innovatie. Realiseren en beheren van de nationale standaarden In de secties Massa, Kracht, Druk, Temperatuur werden de nationale standaarden continu op het vereiste peil gehouden zodat de herleidbaarheid van de uitgevoerde kalibraties en de technische en wetenschappelijke waarde ervan continu verzekerd bleven. In de sectie Elektriciteit werden de standaarden eveneens op het vereiste
43
peil gehouden en werd de primaire Josephson spanningsstandaard operationeel gemaakt. In de sectie Tijd-Frequentie werd de hele installatie van de standaard geoptimaliseerd en geautomatiseerd. Het systeem is terug operationeel en draagt op internationaal vlak terug bij aan het bepalen van de internationale tijd. In de sectie Lengte werd verder gewerkt aan de ontwikkeling van de nieuwe standaarden en meetmachines voor de nanometrologie. In het BELMET-systeem werden SCK-CEN en de Universiteit van Gent opgenomen als referentielaboratoria met nationale standaarden voor respectievelijk ioniserende straling en klinische chemie. Beiden werden door het Internationaal Bureau voor Maten en Gewichten (BIPM) aanvaard als Designated Institute (DI). SCK werd eveneens als EURAMET DI aanvaard, de universiteit van Gent wordt in het voorjaar van 2014 voorgesteld als EURAMET DI. Verzekeren van de kwaliteit van en het vertrouwen in onze meetresultaten
44
Onze ISO17025-accreditatie die de kwaliteit van onze kalibraties aantoont, werd verlengd. In de internationale vergelijkende metingen waaraan we deelnemen, werden bijna steeds zeer goede resultaten behaald, zowel binnen als buiten het geaccrediteerde deel van de activiteiten. Verder werden een aantal klanten en stakeholders in de laboratoria rondgeleid om via de transparantie en het contact met onze praktijkwerking hun vertrouwen te bevestigen. De hernieuwing van de accreditatie voor de secties Elektriciteit en Tijd/Frequentie werd voorbereid zodat die activiteiten in 2014 opnieuw onder accreditatie kunnen komen. Uitvoeren van kalibraties De routinekalibraties werden voor diverse industriële klanten, researchinstellingen en dergelijke volgens het normale systeem uitgevoerd. Er is wel een lichte verschuiving merkbaar van het klassieke routinewerk naar meer hoogtechnologische en meer complexe meettaken. Communicatie en verspreiden van kennis De World Metrology Day 2013 was een succes. Er was een groot aantal deelnemers die in de voormiddag diverse presentaties volgden over "Metrology in Daily Life" en in de namiddag een uitgebreid bezoek brachten aan de laboratoria. De presentaties varieerden van dagelijkse toepassingen tot spitstechnologisch metrologisch onderzoek op Europees vlak. De impact van metrologie op het dagelijkse leven is groot.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De actieve deelname aan de Bemeko-workshop in Luik, met een presentatie over het nanometrologisch European Metrology Research Programme (EMRP) over het met een atomic force microscoop detecteren en meten van biomarkers, met een stand en met een aantal posters kende eveneens veel interesse van de deelnemers. Verder werden een aantal adviezen gegeven aan bedrijven en onderzoeksinstellingen i.v.m. meettechnische problemen. Innovatie De activiteiten ter ondersteuning van de innovatie spitsten zich vooral toe op het verder werken aan de EMRP-projecten. In deze projecten werken de Europese nationale metrologische instituten gecoördineerd samen om aan de metrologische noden van de Europese industrie te voldoen door vooral nieuwe en betere meettechnieken te ontwikkelen. Verder werd in een aantal ontwikkelingsprojecten van Belgische bedrijven raad gegeven en meettaken uitgevoerd. Ten slotte werd er binnen de dienst Nationale Standaarden een grondige wiskundige en statistische studie gemaakt van de invloed van een beperkt aantal metingen op de correcte bepaling van de meetonzekerheid. Deze studie resulteerde al in een wetenschappelijke publicatie in een internationaal tijdschrift, in een postersessie op een internationaal congres en kent veel interesse vanuit diverse nationale en internationale sectoren.
3.1.3. Wettelijke metrologie De wettelijke metrologie handhaaft een regelgevingskader om de kwaliteit van een meting bij een commerciële transactie te waarborgen. 2013 is een referentiejaar voor het regelgevingskader van de Belgische wettelijke metrologie. Sinds 20 november 2013 vervangt het Wetboek van economisch recht, na 43 jaar, immers de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, de oude wettelijke basis, door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de wet houdende integratie van het boek XV, “Toepassing van de wet“. Al verschillende jaren heeft de overheid ervoor gekozen om de herijk van meetwerktuigen aan de privésector over te dragen. Deze benadering werd nog versterkt door nieuwe koninklijke besluiten, die in 2013 werden gepubliceerd en vanaf 1 januari 2014 in werking treden.
45
Deze besluiten hebben betrekking op de herijk van een deel van de meetwerktuigen, zoals de meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water (bv.: benzinepompen, tankwagens voor voedingsmiddelen en tankwagens voor koolwaterstoffen) of nietautomatische weegwerktuigen voor weegschalen van minder dan 30 kg. Voor de herijk van de meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water is een overgangsperiode van twee jaar voorzien. In die periode zal de overheid instaan voor het omkaderen en opleiden van de keuringsinstellingen die de herijkverrichtingen vanaf 1 januari 2014 onder het hoge toezicht van de dienst uitvoeren.
3.2. Juridische veiligheid en consumentenvertrouwen 3.2.1. Boekhoudrecht, corporate governance, audit
46
De werkzaamheden over een nieuwe boekhoudrichtlijn werden in 2013 voortgezet en mondden uit in een nieuwe richtlijn30. Het doel van die richtlijn is een vereenvoudiging van de verplichtingen voor de kleine ondernemingen en meer harmonisatie tussen de lidstaten, het instandhouden van de informatie bestemd voor de gebruikers en een grotere transparantie via een verplichte informatie over betalingen aan overheden door ondernemingen die actief zijn in de winningsindustrie of houtkap van oerbossen. Deze richtlijn moet tegen 20 juli 2015 zijn omgezet. De FOD Economie werkt samen met de Commissie voor Boekhoudkundige Normen aan de omzetting van de richtlijn. Een aandachtspunt hierbij is, dat de vereenvoudiging opgelegd voor de kleine ondernemingen, op Belgisch niveau diverse aanpassingen vergt. De toelichting bij de jaarrekeningen, zoals opgenomen in de richtlijn, zijn minder uitgewerkt dan in België. In dat verband werd in het Europese recht geopteerd voor een maximale harmonisatie. Dat heeft meer bepaald tot gevolg dat de sociale balans niet langer als zodanig kan worden geïntegreerd in de toelichting van de rekeningen van de kleine ondernemingen. Indien nodig moeten andere wegen worden bewandeld om de verplichting om de sociale balans te publiceren, te kunnen behouden. Ook moet worden nagedacht over de verschillende opties ter vereenvoudiging, voorgesteld door de Europese wetgever voor de zeer kleine ondernemingen, de zogenaamde micro-entiteiten. Ook hier moet weer een passend evenwicht worden gevonden tussen de noodzaak om de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen te vrijwaren en de noodzaak om te beschikken over kwaliteitsvolle financiële informatie. 30
Richtlijn 2013/34/EU betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (Publicatieblad nr. L182 van 29.06.2013 p. 0019 – 0076) van 26 juni 2013. Zie: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2013:182:0019:0076:NL:PDF.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De nieuwe richtlijn voert ook een volledig nieuw hoofdstuk in over de betalingen aan overheden. Voortaan moeten grote ondernemingen en ondernemingen die actief zijn in de winningsindustrie of houtkap van oerbossen een verslag uitbrengen over de betalingen aan overheden. Dit nieuwe hoofdstuk moet in Belgisch recht worden omgezet. In april 2013 heeft de Europese Commissie een voorstel van richtlijn neergelegd, bedoeld om de boekhoudrichtlijn 2013/34/EU te wijzigen om de transparantie van bepaalde grote vennootschappen te verhogen in sociale en milieuzaken. De bedoelde vennootschappen zullen informatie moeten bekend maken over hun beleid, verbonden risico’s en de resultaten bekomen van dit beleid voor vragen over milieu-, sociale en personeelsaangelegenheden, het respecteren van de mensenrechten en de strijd tegen corruptie, alsook de diversiteit in de samenstelling van raden van bestuur en toezicht. Dit voorstel van richtlijn ligt in de lijn van de grotere dynamiek van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen en heeft tot doel om de verspreiding te verbeteren. Corporate governance In november 2013 heeft het Comité van de OESO inzake het bestuur van de onderneming aangekondigd dat het wil overgaan tot de herziening van de Principes van bestuur van de onderneming van de OESO. Het herzieningsproces start in 2014 en zou moeten eindigen na een jaar. Als lid van het Comité inzake het bestuur van de onderneming verzekert de FOD Economie de opvolging van de nieuwigheden van de OESO inzake de ontwikkeling en de opstelling van de beste standaarden van het bestuur van ondernemingen, tot verbetering van de Principes en hun praktische toepassing. Audit In 2013 werd ook voortgewerkt aan de hervorming van de audit op Europees vlak. De FOD nam deel aan verschillende werkgroepen waar de voorstellen voor een richtlijn en een verordening werden onderzocht. Ze beogen een grotere onafhankelijkheid van de wettelijke controleurs van de jaarrekening. Verschillende specifieke maatregelen die in het verordeningsvoorstel staan, hebben betrekking op de organisaties van openbaar belang zoals het opstellen van een lijst van “verboden” non-auditdiensten, of de verplichte externe rotatie in de auditkantoren. De FOD lanceerde in juni ook een openbare aanbesteding om na te denken over een manier om het publiek toezicht op de wettelijke controleurs van de jaarrekening te optimaliseren, en rekening te houden met de Europese voorstellen. Volgens deze voorstellen is het aangewezen om slechts één enkele autoriteit en niet langer een systeem zoals het geval in België, de ultieme verantwoordelijkheid te geven voor het publiek toezicht op de wettelijke controleurs van de jaarrekening.
47
3.2.2. Het Wetboek van economisch recht De structuur van het Wetboek van economisch recht (WER) beantwoordt aan een interne logica die twee benaderingen combineert. 1. De klassieke structuur van de moderne economische wetgevingen: ze omvatten de definities van de gebruikte termen, de algemene principes als die voorhanden zijn en vervolgens de specifieke regels die eigen zijn aan de materie die voorwerp is van de wet, de regels over controle en sanctie in geval van overtreding en de gerechtelijke procedures zoals de vordering tot staking. 2. Een doordachte benadering van de regeling van het zakenleven door de wet en de overheid. De logica is: de wetgever definieert drie doelstellingen van het economische recht, te weten, de vrijheid van ondernemen, de eerlijkheid van economische transacties en de consumentenbescherming. Naast deze doelstellingen berust het economische recht op een algemeen principe: de vrijheid van ondernemen.
48
Deze principes zijn chronologisch opgesomd in boek II. De vrijheid van ondernemen vindt dus zijn neerslag in de eerste plaats in de betreding van de markt door de ondernemingen. In boek III van het WER zijn dan de juridische principes vervat die hierbij van toepassing zijn, te weten de vrijheid van vestiging, de regels die van toepassing zijn op de overheid wanneer zij de markttoegang aan een a priori controle wil onderwerpen en de vrije dienstverlening. Deze regels worden aangevuld met de bepalingen die van toepassing zijn op de Kruispuntbank van Ondernemingen, de administratieve toegangspoort voor ondernemingen. Zodra zij de markt betreden hebben, krijgen de ondernemingen verplichtingen opgelegd, gewoon omwille van hun bestaan, los van enige daad die ze stellen: enerzijds algemene verplichtingen over informatie en transparantie en anderzijds boekhoudverplichtingen. Deze algemene verplichtingen sluiten boek III af. Dan moet enkel nog de aard van de markt die de ondernemingen betreden, worden gedefinieerd: een vrije markt waarop daadwerkelijke concurrentie heerst. Dat is de zin van boek IV dat de wetgeving over de bescherming van de economische concurrentie opneemt en hervormt en ze dus in het midden van de beschikking plaatst.
Presentatie van het Wetboek van economisch recht op 23.05.2013.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De economische theorie verbindt een aantal deugden aan de mededinging. In vele gevallen is het mededingingsrecht echter niet toereikend: er worden dan correctiemechanismen ingesteld, om eerlijke mededinging tussen de ondernemingen te garanderen of om de consument te beschermen. De centrale plaats die het mededingingsrecht inneemt is één van de grote leringen die uit het wetboek getrokken kan worden omdat ze verbanden legt tussen het mededingingsbeleid en de regelgevende beleidsvormen. Om doeltreffend te zijn mag de mededingingsdiscipline niet beperkt zijn tot een beleid van economische politie. Ze overstijgt het gewone toepassingsgebied van de wet en reikt verder dan het instellen van onderzoeken om overtredingen te bestraffen. Het mededingingsbeleid moet zijn weerslag hebben op de andere disciplines. Zo kan de reglementering in tegenspraak zijn met het mededingingsbeleid: de reglementeringen kunnen aanzetten tot een gedrag dat onder andere omstandigheden een inbreuk betekent op de onderliggende principes van het mededingingsrecht. Zo kan de reglementering het model van het mededingingsbeleid “reproduceren”: de overheden die de reglementering moeten voorbereiden, kunnen proberen om overleg of onrechtmatige gedragingen in een sector te verhinderen, zoals in het mededingingsbeleid. De reglementering kan bijvoorbeeld criteria vastleggen voor een eerlijke mededinging of regels die garanderen dat een beroep op de mededinging wordt gedaan. De wetgevende omkadering, de toepassing en de controle van het oneerlijke mededingingsrecht moeten onder dezelfde doelstelling worden geplaatst. Oneerlijke handelspraktijken vervalsen ook het normale concurrentiespel door de oneerlijke economische operatoren in een gunstigere concurrentiepositie te plaatsen dan diegenen die zich wel aan de regels onderwerpen. De boeken V, VI en VII spelen daarop in. Boek V dat handelt over de mededinging en het prijsverloop. Het voert corrigerende mechanismen in voor gevallen waarin abnormale prijzen worden toegepast. Er wordt in bepaald dat de Belgische Mededingingsautoriteit voorlopige maatregelen kan nemen, los van elke schending van de mededingingsregels, als zou blijken, uit een verslag van het Prijzenobservatorium waarin een verstoring van de markt wordt vastgesteld, dat dringend een toestand moet worden vermeden die een ernstig, onmiddellijk en moeilijk herstelbaar nadeel kan veroorzaken voor de ondernemingen waarvan de belangen aangetast worden door deze praktijken of die schadelijk kan zijn voor het algemeen economisch belang.
49
Boek VI handelt over het recht op eerlijke concurrentie en over de consumentenbescherming, in het bijzonder door rekening te houden met de omzettingsteksten van de talrijke Europese richtlijnen die toepasselijk zijn op die materie. Boek VII regelt op gedetailleerde wijze de kredietverlening en de betaaldiensten. De ondernemingen brengen producten, goederen en diensten op de markt. Dat proces wordt vanuit twee van deze invalshoeken geregeld door de boeken VIII en IX die enerzijds handelen over de kwaliteit, en anderzijds over de veiligheid. Boek VIII beoogt, via normalisatie, accreditatie, certificatie en metrologie, de kwaliteit van de goederen en diensten te verzekeren en vrij verkeer van goederen te garanderen. Boek IX vervolledigt deze wetgeving, maar op een meer beschrijvende wijze, aangezien een gegarandeerde veiligheid van goederen en diensten wordt beoogd. De ondernemingen beïnvloeden elkaar wederzijds via het sluiten van overeenkomsten. In Boek X worden de bijzondere regelingen gebundeld die door de wetgever werden voorzien op het gebied van het economische recht: overeenkomsten van intermediaire dienstverlening en commerciële samenwerkingsovereenkomsten (makelaar, commissie, agentschap, franchise, concessies van alleenverkoop, enz.).
50
Vervolgens komt er een juridisch stelsel, waarbinnen de vrije mededinging – tenslotte een van de transversale principes van het wetboek – plaats ruimt voor een georganiseerd monopolie, dat van schepper en uitvinder. Het recht op intellectuele eigendom wordt behandeld in boek XI. De creativiteit en de inventiviteit worden aangemoedigd en beloond door een tak van het economische recht, die de houder van het recht een in de tijd beperkt alleenrecht toekent. Door hun specifieke situering binnen het mededingingsrecht, vormen de intellectuele eigendomsrechten dus een uitzondering op de regel. De inspanning om te moderniseren zou vergeefs geweest zijn, mocht het WER de opkomst van nieuwe technologieën niet hebben geïntegreerd en mocht het de impact ervan op het zakenrecht niet hebben weergegeven. Het doel van boek XII is om de toepassing van de economische rechtsregels in de digitale omgeving vorm te geven en te verduidelijken. Men vindt er de regels over vrije markttoegang, vrije dienstverlening, informatieverstrekking en transparantie, het overeenkomstenrecht, het aansprakelijkheidsrecht, het recht over ondertekening, archivering, aangetekende zending, tijdsregistratie, maar dan in het kader van de elektronische handel. De regulering via wet stopt bij boek XII. Boek XIII volgt een andere weg van goed bestuur, namelijk die van het overleg. Dit boek maakt van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven het centrale orgaan voor overleg in het economische domein en beoogt een rationele organisatie van de overlegprocedures. Dan volgt een zeer beknopt boek over de crisisbeheerinstrumenten. Het vindt zijn plaats na de bepalingen die in een normale context van toepassing zijn, wat hun afwij-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
kende karakter onderstreept. Twee mechanismen die hun oorsprong vinden in de al vermelde besluitwet van 22 januari 1945: de opeising en de bijzondere machten van de minister van Economie, worden in boek XIV ingevoegd, maar wel in grondig gewijzigde vorm. De meeste wetten die in de voorbije twintig jaar werden goedgekeurd eindigen met controle- en sanctiemechanismen, enerzijds, en met een vordering tot staking, anderzijds. In het WER gaat het er niet anders aan toe: de twee laatste boeken handelen respectievelijk over de toepassing van de wet, begrepen als de toepassing ervan door de overheden belast met het markttoezicht, en over de bijzondere rechtsprocedures die zich niet langer beperken tot de vorderingen tot staking, maar voortaan vorderingen tot collectief herstel invoeren. Meer bepaald in dit gedeelte wordt de harmonisatie het felst doorgedreven, want zowel boek XV als boek XVII zorgen voor een onderlinge afstemming van de regels, die tot nu toe zeer uiteenlopende domeinen besloegen (bevoegdheden en volmachten van de toezichthoudende overheden, procedures van voorafgaande verwittiging, minnelijke schikkingen, vorderingen tot staking, enz.). Het uitgangspunt van boek XV is dat de onderzoeksbevoegdheden te gefragmenteerd zijn en te veel verspreid over de verschillende economische regelgevingen, en dat dergelijke verkruimeling bron is van verwarring, zowel voor de gecontroleerde als voor de controlerende overheid zelf. Bovendien is –gelet op de marktontwikkelingen en de bijzondere onderzoekstechnieken– het wettelijke kader van de klassieke onderzoeksbevoegdheden niet langer upto-date. Boek XV bundelt de bestaande handhavingsregels van de economische publieke orde, die verspreid zitten over de diverse specifieke wetteksten, tot een enkele tekst, om de leesbaarheid, de transparantie en de toegankelijkheid van de strafbepalingen voor rechtzoekenden en praktijkbeoefenaars te verbeteren. Boek XV strekt ertoe meer efficiënte en op elkaar afgestemde procedures op poten te zetten, op het gebied van het opsporen en vaststellen van economische misdrijven, om aldus de positie van de rechtzoekende te verbeteren. Naast geüniformeerde regels voor het opsporen en vaststellen van inbreuken, bevat dit boek ook bepalingen die niet uitdrukkelijk bij wet geregeld zijn, hoewel ze in de praktijk wel worden toegepast en een effectieve opsporing van overtredingen mogelijk maken. Het betreft hier onder andere het recht om de digitale gegevensdragers op te eisen alsook de mogelijkheid om een beroep te doen op deskundigen. Een aantal van deze wijzigingen vloeien voort uit de noodzaak om de bevoegdheden van de con-
51
troleambtenaren aan te passen aan de moderne noodwendigheden en de moderne opsporings- en vervolgingsmethodes. Een van de kenmerken van de sanctieregeling in geval van economische misdrijven is dat ze ernaar streeft scheefgetrokken economische machtsverhoudingen te corrigeren. In privaatrechtelijk recht gebeurt dit via het kanaal van de vordering tot staking opgenomen in boek XVII. Daarbij krijgt de voorzitter van de rechtbank van koophandel de bevoegdheid om snel tussenbeide te komen en om snel inbreuken op de economische wetgeving te beëindigen. Ook op strafrechtelijk vlak werd de wetgever gedreven door de noodzaak om snel een einde te doen stellen aan of corrigerend op de treden bij overtredingen die te maken hebben met misbruik ten opzichte van consumenten en concurrenten, veiligheid en gezondheid van de consument in het zakenleven en handhavingsbepalingen voor het goede verloop van het economische verkeer.
52
Om die redenen werd voorzien in een waarschuwingsprocedure waarbij de overtreder wordt aangemaand om een overtreding binnen een toegestane termijn stop te zetten. Hetzelfde geldt voor de onderhandelingsprocedure. De ambtenaren aangesteld door de bijzondere wetgevingen, waaronder de AD Economische Inspectie, die de economische wetgeving toepassen, voeren dus een eerstelijnscontrole uit. Zij moeten niet alleen controleren en vaststellen maar hebben ook een aantal instrumenten in hun arsenaal om een snel herstel van de economische orde te kunnen opleggen. Naast de uniformisering van de bestaande strafbepalingen werden ook vernieuwende sanctievormen (modernisering van de huidige technieken en methodes), die vooral veel doeltreffender zijn in de praktijk, opgenomen zoals ter plaatse sluiting van een onderneming, beroepsverbod voor natuurlijke personen, vernietiging van namaak… Deze maatregelen maken het mogelijk om overtredingen onmiddellijk te doen staken en zelfs te voorkomen. Met uitzondering van de bepalingen over het beroepsgeheim werden alle bepalingen over de organisatie, de procedure en de bestraffing, die te maken hebben met de naleving van het mededingingsrecht, opgenomen in een afzonderlijk boek (boek IV) omdat ze een eigen logica volgen. Er worden grote bruggen geslagen tussen beide materies: “de economische inspectie” kan de ambtenaren van de Mededingingsautoriteit een sterke hand reiken en een restrictieve mededingingspraktijk is op zich een daad in strijd met de eerlijke handelsgebruiken, wat een beroep op de relevante bepalingen van boek XV rechtvaardigt. Het laatste deel bevat tenslotte ook belangrijke innovaties. Boek XVI is gewijd aan de buitengerechtelijke regeling van geschillen. Boek XVII introduceert de vordering tot collectief herstel in het Belgisch recht.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.2.3. Gedragscode in de energiesector In de energiesector werden lange en moeilijke onderhandelingen gevoerd met de energieleveranciers, die uiteindelijk zijn beklonken in oktober 2013 met de ondertekening van een aangepaste gedragscode. Daarbij werden een aantal nieuwe verbintenissen opgenomen door de leveranciers om aan te sluiten bij de vereisten van de energiewet van 25 augustus 2012. Belangrijke verbeteringen op het vlak van consumentenbescherming zijn onder meer de volledige afschaffing van de verbrekingsvergoedingen en de jaarlijkse mededeling door de leverancier van het goedkoopste tarief.
3.3. Digitale economie en innovatie 3.3.1. Elektronische communicatie
De FOD Economie neemt via de Algemene Directie Telecommunicatie en Informatiemaatschappij deel aan de werkzaamheden aangaande de analyse van twee voorstellen voor een verordening, die in 2013 door de Europese Commissie werden gepubliceerd. Het eerste voorstel omvat maatregelen om de kostprijs voor de invoering van snelle elektronische-communicatienetwerken te verlagen. Verschillende van deze maatregelen beogen meer transparantie. Het tweede voorstel houdt maatregelen in voor de Europese interne markt voor elektronische communicatie, en omvat een belangrijk hoofdstuk over de transparantie van de overeenkomsten van leveranciers van elektronische communicatie voor het grote publiek. Waarschuwingsberichten en bovengrenzen om de kosten van elektronische communicatiediensten te beheersen Artikel 112 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, zoals gewijzigd door de wet van 10 juli 2012 houdende diverse bepalingen
53
© Sergey Nivens - fotolia.com
In het kader van de wet van 10 juli 2012 werden twee maatregelen genomen die betrekking hebben op een transparantere elektronische-communicatiemarkt. De eerste maatregel maakt het voor klanten mogelijk hun kosten voor postpaid mobiele telefoniediensten en diensten voor toegang tot mobiel internet te controleren op basis van de verzending van een alert-bericht, en het vastleggen van een financiële bovengrens of een volumegrens. De tweede maatregel is bedoeld om abonnees voldoende transparantie te bieden bij de intekening op een internetabonnement, zodat zij voldoende op de hoogte zijn van de eigenschappen van hun toekomstige breedbandaansluiting.
inzake elektronische communicatie, is bedoeld om de klanten in staat te stellen hun kosten in de hand te houden door een waarschuwingsbericht te versturen en een financiële bovengrens of bovengrens uitgedrukt in volume vast te leggen. De nadere regels voor het verzenden van waarschuwingsberichten voor elektronische communicatiediensten worden bepaald in een koninklijk besluit van 9 juli 2013. Het eerste waarschuwingsbericht wordt aan de klant verstuurd wanneer zijn maandelijkse forfait is overschreden. Hij ontvangt een tweede waarschuwingsbericht wanneer hij zijn financiële bovengrens overschrijdt. De operatoren sturen deze waarschuwingsberichten zo snel mogelijk per sms door nadat ze hebben vastgesteld dat het maandelijkse forfait of de bovengrens overschreden werd. De beslissing31 van 20 november 2012 van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) bepaalt de financiële bovengrenzen die verbonden zijn aan het waarschuwingsmechanisme. Dit mechanisme wil de risico’s van verlies van controle over de kosten voor mobiele postpaid telefoondiensten en mobiele internettoegangsdiensten beperken. De door het BIPT opgestelde lijst van bovengrenzen (btw inclusief) ziet er als volgt uit: 0 euro, 50 euro, 75 euro, 100 euro.
54
De financiële bovengrenzen vormen waarschuwingsdrempels voor de klant, bovenop het maandelijkse forfaitaire bedrag. Bij gebrek aan een maandelijks forfaitair bedrag gelden deze financiële plafonds voor de gehele factuur. Bovendien geldt de standaardbovengrens voor alle klanten die niet hebben geopteerd voor een andere bovengrens. De standaardbovengrens wordt vastgesteld op 50 euro lopende uitgaven per gefactureerde maand, inclusief btw, bovenop het forfait. Bij gebrek aan een maandelijks forfaitair bedrag geldt deze bovengrens voor de gehele factuur. De beslissing van het BIPT heeft het voorwerp uitgemaakt van een koninklijk besluit32 dat sinds 1 februari 2014 van toepassing is. Informatie over de snelheid van de breedbandaansluiting In de wet van 10 juli 2012 houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie werd het artikel 108, §1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie gewijzigd. Sindsdien moet elk contract tussen een abonnee en een operator volgende informatie bevatten: “informatie in verband met de snelheid en het downloadvolume van een breedbandaansluiting die overeenkomstig de door het Instituut vastgelegde methodologie wordt gemeten” (dus door het BIPT). 31
Beslissing van de Raad van het BIPT van 20.11.2012 betreffende de lijst van bovengrenzen die de operatoren aan hun klanten moeten aanbieden zoals bepaald in artikel 112 van de wet betreffende de elektronische communicatie.
32
Koninklijk besluit van 9 juli 2013 inzake waarschuwingsberichten om de kosten van de elektronische-communicatiediensten te beheersen, BS 23 juli 2013.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De voornaamste doelstelling van deze nieuwe bepalingen is voldoende transparante informatie te verschaffen aan de personen die een abonnement wensen te nemen zodat zij voldoende op de hoogte zijn van de kenmerken van hun toekomstige breedbandaansluiting. De internetproviders moeten hun potentiële en nieuwe abonnees bij het afsluiten van een contract de volgende inlichtingen op een duidelijke en klare manier meedelen: • de upload- en downloadsnelheid van de lijn buiten de piekuren; • de minimumsnelheid van de lijn voor upload en download binnen de piekuren; • de maximumsnelheid van de lijn voor upload en download binnen de piekuren; • het downloadvolume van het abonnement. 33 Deze informatie is echter afhankelijk van de aard van de aansluiting (DSL-technologie of kabel). Maatregelen met betrekking tot de elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken Om de markt van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken efficiënter en transparanter te maken, werden verschillende maatregelen op Europees en Belgisch niveau voorzien. De Europese Commissie werkt momenteel aan een voorstel van verordening34 of van richtlijn35 met als voornaamste bedoeling de huidige best practices te maximaliseren om de kosten voor de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen. Sommige van deze maatregelen zijn bedoeld om de transparantie te verbeteren. In die zin dringt de Europese Commissie aan op de creatie van een portaal, toegankelijk voor alle begunstigden, dat verschillende types informatie centraliseert in verband met de locatie van de telecommunicatie-infrastructuren (en ook voor de energiesector, de spoorwegsector, …). De Commissie stelt eveneens voor om een centraal informatieloket op te richten dat gegevens over de stedenbouwkundige voorschriften verzamelt, en dat het mo33
Beslissing van het BIPT van 4 december 2013.
34
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een verbonden continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012
35
De onderhandelingen op Europees niveau leidden tot de verandering van verordening naar richtlijn.
55
gelijk maakt om toegang te krijgen tot een lijst van werven om middelen en kosten tijdens openbare werken te optimaliseren. Na omzetting bevorderen deze maatregelen het sluiten van overeenkomsten voor de toegang tot de infrastructuur en voor de coördinatie, tussen privéondernemingen die hun infrastructuren wensen uit te breiden. Europese interne markt voor elektronische communicatie Naast de permanente vertegenwoordiging van België bij de EU draagt de AD Telecommunicatie en Informatiemaatschappij bij tot de Europese reglementaire activiteit die binnen de werkgroep “Telecommunicatie en Informatiemaatschappij” van de Raad van de Europese Unie en de Raad “Vervoer, Telecommunicatiemiddelen en Energie” wordt uitgeoefend. In september 2013 keurde de Europese Commissie een voorstel 40 tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie goed. Dit voorstel wordt momenteel door de werkgroep “Raad van de EU” onderzocht en omvat een belangrijk hoofdstuk over de transparantie van de overeenkomsten die elektronische-communicatieleveranciers aan de burgers aanbieden.
56
Het voorstel bepaalt dat de eindgebruikers vrij toegang moeten hebben tot informatie en inhoud, deze informatie moeten kunnen verspreiden en de gekozen toepassingen en diensten moeten kunnen gebruiken. Ze kunnen echter een overeenkomst sluiten met de aanbieders van elektronische communicatie over het datavolume, de snelheidsbeperkingen en de kwaliteitsniveaus. De bevoegde nationale instelling kan het uitoefenen van deze vrijheden geenszins beperken. Om de naleving van deze vrijheden te vrijwaren, moeten de elektronischecommunicatieleveranciers sommige gegevens met betrekking tot de kwaliteit van de internetdiensten bekendmaken: • downloadsnelheid, ook tijdens de piekuren; • eventueel maximumniveau van het datavolume; • impact van een beperking van het datavolume en van de andere kwaliteitsparameters op het gebruik van toepassingen en diensten; • maatregelen die werden ingevoerd om het internetverkeer en de impact ervan op de kwaliteit van de dienst te meten zodat congestieproblemen worden vermeden. De nationale regelgevende instanties (NRI) moeten parameters bepalen om de kwaliteit van de dienst te meten en om de inhoud en de vorm van de gepubliceerde informatie te verduidelijken, meer bepaald via een vrijwillige certificeringsregeling. Bovendien zijn de NRI belast met de accreditatie van vergelijkingsinstrumenten (gidsen en technieken) en moeten ze ervoor zorgen dat deze middelen tegen een redelijke
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
prijs op de markt beschikbaar zijn. De dienstverleners moeten overigens een gratis meetinstrument aanbieden om de consumptie van de elektronische-communicatiediensten te meten. Dit moet vermijden dat leveranciers een consumptie aanbieden en aanrekenen die boven een zeker budget ligt. Ten slotte moeten de aanbieders van openbare elektronische-communicatienetwerkdiensten of van elektronische-communicatiediensten aan het publiek sommige gegevens in de overeenkomst vermelden, met name over de geleverde diensten (kwaliteitsniveaus van de minimumdiensten), tenzij de eindgebruiker, die geen consument is, uitdrukkelijk in een clausule aangeeft dat dit niet nodig is. Het onderzoek van het voorstel zou in 2014 moeten worden voortgezet.
3.3.2. Algemeen juridisch kader voor de “verleners van vertrouwensdiensten” België heeft sinds juli 2001 een wetgeving over de elektronische handtekening en de verleners van certificatiediensten, en sinds maart 2003 een wetgeving over bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij. Nadere analyse leidt echter tot de vaststelling dat deze nieuwe wetteksten nog niet volstaan om een juridische zekerheid te garanderen die op zijn minst gelijkwaardig is aan de zekerheid die “in de papieren wereld” wordt geboden, althans niet zolang er niet snel antwoorden worden gegeven op vragen over de elektronisch aangetekende brief, de elektronische tijdsregistratie en de archivering van elektronische documenten. Binnen deze context ijvert de AD Economische Reglementering van de FOD Economie voor het invoeren van een algemeen, samenhangend en transparant juridisch stelsel voor de derde vertrouwenspersonen en de diensten die zij verlenen. Dergelijk stelsel moet de rechtszekerheid vergroten, de consument en de burger bescherming garanderen, en een eerlijke, gezonde concurrentie tussen de operatoren verzekeren. Het zal daarnaast ook innovatiebevorderend werken en het creëren van nieuwe activiteiten en duurzame ondernemingen stimuleren. De goedkeuringsprocedure van deze wetgeving werd in 2012 opnieuw in gang gezet door de minister van Economie. Aanvalspunt hier is het integreren van de nieuwe wetsbepalingen in boek XII betreffende het recht van de elektronische economie van het WER. Dit boek bevat immers een titel 2, waarin de bepalingen van de wet van 9 juli 2001 over de elektronische handtekening en de verleners van certificatiediensten alsook de nieuwe regels over de vertrouwensdiensten (archivering, tijdsregistratie en elektronisch aangetekende zending) als bestaand recht worden opgenomen. Het wetsontwerp hierover werd op 28 oktober 2013 aangenomen in de Kamercommissie voor Economie, en werd aan de Europese Commissie bekendgemaakt, zoals voorgeschreven in richtlijn 98/34/EG.
57
3.3.3. E-government en elektronische economie De Europese Commissie publiceerde op 4 juni 2012 een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwens-diensten voor elektronische transacties in de interne markt)36. Het voornaamste doel van dit verordeningsvoorstel is het invoeren van een juridisch kader, om zodoende meer vertrouwen te wekken in de elektronische transacties in de interne markt. Dergelijk kader is erop gericht, veilige en continue elektronische interacties mogelijk te maken tussen ondernemingen, particulieren en overheid, en op die manier meer efficiëntie te brengen in de onlinedienstverlening van de overheid maar ook in de private dienstverlening en de elektronische handel in de EU.
© cutimage - fotolia.com
58
Op enkele wijzigingen na, werden in het verordeningsvoorstel nagenoeg alle bepalingen overgenomen van richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, en wordt tevens die richtlijn opgeheven. Het verordeningsvoorstel vertrekt vanuit de vaststelling dat laatstgenoemde richtlijn onvoldoende waarborgen bood om een volledig grens- en sectoroverschrijdend kader te creëren voor veilige, betrouwbare en vlotte elektronische transacties. Het vult de huidige wetgeving aan met bepalingen over wederzijdse erkenning op EU-niveau van de bekendgemaakte elektronische identificatiesystemen (hoofdstuk II), enerzijds, en over aanvullende vertrouwensdiensten voor de elektronische handtekening (hoofdstuk III) anderzijds. Zo bevat het voorstel eveneens bepalingen over elektronische zegels, elektronische tijdsregistratie, elektronische documenten, elektronische leveringsdiensten (soort van elektronisch aangetekende brief) en website-authenticatie. In de werkgroep Telecom en informatiemaatschappij van de Raad vindt een discussieronde plaats over deze tekst. Tijdens de talrijke bijeenkomsten die in 2013 plaatsvonden onder het Ierse en vervolgens het Litouwse voorzitterschap, werd enorme constructieve vooruitgang geboekt in de bespreking van het voorstel. Ondanks de complexiteit van het dossier mogen we dan ook verwachten, dat het voorstel nog voor de Europese verkiezingen van mei 2014 kan worden goedgekeurd.
36 http://ec.europa.eu/digital-agenda/trust-services-and-eid en COM(2012) 238 fin: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do ?uri=COM:2012:0238:FIN:nl:PDF.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.3.4. Hervormingen van het octrooisysteem Het octrooisysteem in Europa maakt momenteel ontwikkelingen door die grote gevolgen hebben voor de innovatiemarkt, ten gunste van de Europese ondernemingen en van alle gebruikers van het Europese octrooi. Na jarenlange discussies die soms op het hoogste politieke niveau werden gevoerd, zijn een aantal lidstaten tot een overeenkomst gekomen om een Europees octrooi met eenheidswerking te creëren in het raam van een nauwere samenwerking gebaseerd op de artikelen 326 en volgende van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Deze nauwere samenwerking omvat alle lidstaten van de EU uitgezonderd Spanje en Italië. Er werden twee verordeningen aangenomen door de Raad van de EU die de modaliteiten voor het verkrijgen van een octrooi met eenheidswerking vaststellen37 Het wordt in feite een Europees octrooi, verleend door het Europees octrooibureau (EOB), waaraan na verlening ervan en op vraag van de octrooihouder eenheidsbescherming - de eenheidswerking - wordt toegekend op het grondgebied van de landen die deelnemen aan de nauwere samenwerking. Binnen het Beperkt Comité van de Raad van Bestuur van het EOB, onder het voorzitterschap van België, zijn er werkzaamheden aan de gang om de bijzonderheden van de procedure voor het aanvragen van een octrooi met eenheidswerking alsook het bedrag van de jaartaksen en de toepasselijke verdeelsleutel voor de toekenning aan de deelnemende landen van een gedeelte van de inkomsten uit deze taksen te regelen. De deelnemende landen zorgen binnen dit comité ook voor het goed bestuur en de opvolging van de activiteiten die aan het EOB zijn toevertrouwd om het octrooi met eenheidswerking te beheren. Voor de vertaalmodaliteiten wordt de drietalige taalregeling van het EOB op het octrooi met eenheidswerking toegepast. Dat betekent dat na verlening van het octrooi geen manuele vertaling meer vereist is als de octrooihouder eenheidswerking vraagt. Er zal echter een kwalitatieve automatische vertaling ter informatie van derden beschikbaar zijn. Het EOB heeft immers in partnership met Google de software Patent Translate ontwikkeld die een geoptimaliseerde vertaalservice voor octrooidocumenten biedt. Patent Translate werd speciaal ontworpen om de octrooigebonden terminologie en grammatica te verwerken. Het is beschikbaar in Espacenet, in de Europese publicatieserver alsook in Google Translate. Tijdens de overgangsperiode moet de houder van het octrooi echter een integrale vertaling van het Europese octrooischrift afleveren volgens bepaalde modaliteiten. Deze vertaling moet afgeleverd worden in het Engels wanneer de taal van de procedure voor het EOB Duits of Frans is of in een officiële taal van een lidstaat van de EU wanneer de taal van de procedure Engels is. Deze vertalingen worden gepubliceerd door het EOB. 37
Verordening 1257/2012 van 17 december2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming en verordening 1260/2012, met dezelfde datum, tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen. Zie: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2012:361:0001:0008:NL:PDF en http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2012:361:0089:0092:NL:PDF.
59
Bovendien moet de octrooihouder in geval van een geschil over een vermeende namaak van een octrooi met eenheidswerking, op verzoek en naar keuze van de vermeende namaker, een integrale vertaling van het octrooi afleveren in een officiële taal van de lidstaat waarin de vermeende namaak plaatsvond of waarin de vermeende namaker zijn woonplaats heeft. Bovendien zal voor de aanvragers die hun woonplaats of hun zetel in een lidstaat van de EU hebben die als officiële taal geen van de drie talen van het EOB heeft en die een octrooi met eenheidswerking verkrijgen, een vergoedingssysteem worden ingevoerd om de kosten van de vertaling van hun aanvraag in de proceduretaal voor het EOB forfaitair te dekken. Het octrooi met eenheidswerking staat dus op het punt om werkelijkheid te worden. Maar er is nog wat geduld nodig want de verordeningen 1257/2012 en 1260/2012 zijn weliswaar op 20 januari 2013 in werking getreden maar worden pas toepasselijk vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende een Eengemaakt Octrooigerecht38. Deze overeenkomst die op 19 februari 2013 ondertekend werd, vormt het tweede luik van het “octrooipakket” dat op Europees niveau werd goedgekeurd.
60
Het was immers absoluut noodzakelijk om het toekomstige octrooi met eenheidswerking te voorzien van een systeem voor geschillenregeling, dat via de oprichting van een coherente rechtspraak, de rechtszekerheid kan bieden die vandaag in het raam van het klassieke Europese octrooi ontbreekt. Dit kan immers het voorwerp zijn van uiteenlopende en zelfs contradictorische beslissingen van de nationale rechtscolleges. Het eengemaakte systeem van geschillenregeling voor octrooien maakt het mogelijk om de geschillen op gecentraliseerde manier te beslechten, zowel voor de procedures over de geldigheid van octrooien als voor de inbreukprocedures (namaak). De beslissingen van het eengemaakte octrooigerecht zijn direct toepasselijk op het grondgebied van de deelnemende lidstaten. Het eengemaakte octrooigerecht bestaat uit een Gerecht van eerste aanleg, samengesteld uit een centrale afdeling en regionale en lokale afdelingen, en uit een Hof van Beroep. Het Gerecht zetelt in Parijs en heeft afdelingen in Londen en München, terwijl het Hof van Beroep in Luxemburg gevestigd is. Het instellen van een dergelijk gerecht kan niet op basis van improvisatie gebeuren. Momenteel zijn er in de schoot van een “Voorbereidend Comité” op intergouvernementele basis, werkzaamheden aan de gang om de verschillende juridische en organisatorische aspecten van de oprichting van het nieuwe gerecht te regelen (aanstelling en opleiding van rechters, ontwikkeling van een informaticasysteem, financiële aangelegenheden, enz.). Er bestaat natuurlijk een nauwe wisselwerking tussen de werkzaamheden voor het eengemaakte octrooi en de werkzaamheden voor de oprichting van het eengemaakte gerecht. Het eengemaakte octrooi wordt pas een feit vanaf het moment waarop alle elementen van het systeem voor geschillenregeling operationeel zijn. De hervorming van het Europees octrooisysteem wordt dus ten vroegste in 2015 van kracht. Gelijktijdig met deze werkzaamheden op Europees niveau zijn er ook voor het Belgische octrooi grote veranderingen in het verschiet. De wet van 10 januari 2011 voert meer mo38
http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=NL&f=ST%2016351%202012%20INIT.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
gelijkheden in voor interactie van de gebruikers van het octrooisysteem met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom onder meer door toepassing van nieuwe procedures over vertegenwoordiging, toekenning van een datum van indiening, afstand of herroeping of nog over het herstel van rechten verbonden aan het octrooi of aan de octrooiaanvraag. Deze ontwikkeling in de wetgeving gaat gepaard met nog een andere grote verandering maar dit keer van technische aard: een nieuwe software, het resultaat van stappen die de Benelux-staten ondernamen, wordt momenteel op punt gesteld en zal het elektronische beheer van de procedure voor de behandeling van octrooiaanvragen en van verleende octrooien mogelijk maken. Het ter beschikking stellen van dit nieuwe softwaresysteem aan de gebruikers van het Belgische octrooisysteem is een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor de inwerkingtreding van de wet van 10 januari 2011. Dit moet allemaal plaatsvinden in de loop van 2014. Deze ontwikkelingen op nationaal vlak zijn het eindresultaat van een proces voor de modernisering van de Belgische wetgeving dat enkele jaren geleden begon. De wet van 6 maart 2007 heeft bijgedragen tot een betere kwaliteit van het Belgische octrooi door de juridische basis te leggen voor het verstrekken van een schriftelijke opinie over de octrooieerbaarheid van de uitvinding waarvoor een Belgische octrooiaanvraag wordt ingediend. De toegang tot de bescherming door het Belgische octrooisysteem werd trouwens vergemakkelijkt door de verlaging van het bedrag van de opzoekingstaks tot 300 euro (i.p.v. 887 euro). Bovendien werd het “kleine octrooi” van 6 jaar afgeschaft sinds 2008, omdat de verlening ervan zonder bijgaand verslag van nieuwheidsonderzoek, grote leemten vertoonde op het gebied van rechtszekerheid en transparantie, zowel voor de houder als voor derden. Kortom, de octrooiwereld ondergaat grondige wijzigingen op Europese maar ook op nationale schaal. Octrooibescherming moet veel toegankelijker worden voor de gebruikers van het systeem. Ook de rechten moeten gemakkelijk toegepast kunnen worden door de oprichting van een eengemaakt gerecht met het oog op een coherente rechtspraak. Zullen deze veranderingen werkelijk gevolgen hebben voor de concurrentiekracht van de Europese ondernemingen? Het zal ongetwijfeld een aantal jaren duren vooraleer ze waarneembaar zijn.
3.4. Mededinging De vrije mededinging en de transparantie van de markten vormen twee economische principes die nauw verbonden zijn. Om efficiënt en verdienstelijk te zijn heeft mededinging transparante markten nodig die vragers en aanbieders toelaten om gratis volledige informatie over goederen en diensten te krijgen. Dergelijke informatie zal ertoe leiden dat consumenten een overwogen keuze kunnen maken tussen het aanbod van ondernemingen die op hun beurt een competitiever aanbod kunnen aanbieden in vergelijking met hun concurrenten.
61
Om perfect te zijn heeft de transparantie van de markt nood aan de vrije mededinging waardoor de ondernemingen worden aangemoedigd om aan consumenten kwalitatieve producten en diensten tegen de beste prijs aan te bieden, en dit in volledige onafhankelijkheid.
3.4.1. Hervorming van de mededingingsautoriteit 2013 werd gekenmerkt door een belangrijke hervorming van het mededingingsrecht en van de instellingen die de mededingingsautoriteit vormen. Hoewel het doel was om de effectieve toepassing van de mededingingswetgeving en het Belgische mededingingsbeleid te versterken, werd ook aandacht besteed aan het Prijzenobservatorium en de relaties tussen de diensten van de FOD Economie en de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA).
62
De nieuwe wetgeving wordt ingevoegd in het Wetboek van economisch recht: (i) Boek IV “Bescherming van de mededinging” trad in werking op 6 september 2013 en (ii) Boek V “De mededinging en de prijsevoluties” trad gedeeltelijk in werking op 12 december 2013. Deze twee boeken werden in het WER ingevoegd bij wet van 3 april 2013 (BS van 26 april 2013). Een belangrijk element van deze hervorming is de onafhankelijkheid van de BMA. Vroeger was er een duaal institutioneel systeem: • de Algemene Directie van de Mededinging (FOD Economie) belast met het onderzoek van de zaken en • de Raad voor de Mededinging, een administratief rechtscollege, belast met het nemen van beslissingen. In de huidige monistische instelling blijft de fundamentele scheiding van de onderzoeksen beslissingsbevoegdheid behouden. De nieuwe structuur is vereenvoudigd met • een voorzitter die het beslissingscollege voorzit, altijd zetelend met twee onafhankelijke experten, • een auditeur-generaal die de onderzoeken leidt, en • een directiecomité samengesteld uit de voorzitter en de auditeur-generaal, een chief economist en een chief legal. Boek IV introduceert, onder andere, twee procedurele nieuwigheden: • de procedure voor transacties die toelaat om lopende procedures sneller af te sluiten en • administratieve boetes voor natuurlijke personen die ook van de voordelen van het clementiesysteem kunnen genieten. De procedure voor voorlopige maatregelen werd eveneens herzien, meer bepaald op het punt van de termijnen. De wetgever heeft, bovendien, de rol versterkt van het Prijzenobservatorium dat problemen inzake prijzen of marges, abnormale prijsbewegingen of structurele markt-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
problemen kan vaststellen. De tussenkomsten van de Mededingingsautoriteit en van de minister werden eveneens voorzien: • de BMA kan voorlopige maatregelen nemen gedurende een maximale duur van 6 maanden en • in voorkomend geval, kan de minister een plan aan de regering voorleggen voor een structurele wijziging van de marktwerking in de betrokken sector.
3.4.2. Oprichting van de Dienst voor de Mededinging Gelijktijdig met de oprichting van de BMA werd een Dienst voor de Mededinging opgericht bij de AD Economische Reglementering. De opdrachten en bevoegdheden van deze nieuwe dienst schrijven zich rechtstreeks in in het kader van de regulering van de goederen- en dienstenmarkt en van de ontwikkeling van een mededingingsbeleid. De dienst is voornamelijk belast met • het ontwikkelen van een optimaal wettelijk en regelgevend kader, dat is afgestemd op de Belgische economische markt in zijn geheel, de ondernemingen en consumenten, en • de vertegenwoordiging van België bij de Europese en internationale instellingen bevoegd voor mededinging. De Dienst voor de Mededinging ondersteunt, onder andere, de minister met name voor de bevoegdheden die hem zijn toevertrouwd door boek IV “Bescherming van de mededinging” en boek V “De mededinging en de prijsevoluties”. Sinds zijn oprichting heeft de Dienst voor de Mededinging actief deelgenomen aan verschillende werkzaamheden rond Europese mededingingswetgeving. In juni 2013 nam de Europese Commissie een voorstel aan voor een richtlijn betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie39. De richtlijn strekt ertoe het instellen van schadevorderingen te vergemakkelijken voor alle slachtoffers van inbreuken op het mededingingsrecht, en de schadevorderingen effectief te doen uitvoeren. Ze maakt een volledige en billijke vergoeding mogelijk van de slachtoffers van afspraken en misbruik van machtspositie, die beschouwd worden als inbreuken op het mededingingsrecht, met het oog op een effectieve toepassing van het mededingingsrecht. De inbreuken op de nationale rechtsregels worden evenzeer beoogd als de inbreuken op het Europese mededingingsrecht (artikelen 101 en 102 van het verdrag). De richtlijn beoogt bepaalde obstakels weg te nemen die de schadevergoeding van slachtoffers van deze inbreuken belemmeren (toegang tot bewijsmateriaal, divergerende nationale regels, juridische onzekerheid, ontbreken van collectieve rechtsmiddelen, kwantificering van de schade), om hen in staat te stellen hun recht uit te oefenen om voor de nationale gerechtshoven herstel van de geleden schade te vorderen en te verkrijgen. 39
http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=NL&t=PDF&f=ST+11381+2013+REV+1.
63
Ze beoogt eveneens het bevorderen en reglementeren van de interactie en de coördinatie tussen de Commissie en de nationale mededingingsoverheden, enerzijds, en de nationale rechtsinstanties anderzijds, om het mededingingsrecht optimaal te doen implementeren door de publieke sfeer en op initiatief van de privésfeer (complementariteit van overheids- en privéacties). De Dienst voor de Mededinging heeft deelgenomen aan de werkgroep van de Europese Raad die op 2 december 2013 een algemene benadering over het voorstel van richtlijn aangenomen heeft. Als gevolg van deze goedkeuring, zal de Dienst voor de Mededinging de omzetting van de richtlijn verzekeren binnen een termijn van twee jaar. De Commissie heeft op 24 juli 2013, in het kader van een pakket wetgevende maatregelen inzake betalingen, een verordening goedgekeurd over interbancaire vergoedingen voor kaartbetalingstransacties. Deze verordening heeft tot doel om de betalingen beter af te stemmen op de nood aan een echte Europese markt van betalingen, die ten volle bijdraagt aan een concurrentiebevorderende omgeving, aan innovatie en veiligheid voor alle marktspelers en in het bijzonder de consumenten40.
64
In 2013 heeft de Commissie de werkzaamheden verdergezet met betrekking tot de herziening van verordening nr. 772/2004 van de Commissie van 27 april 2004 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten inzake technologieoverdracht, omwille van het aflopen ervan op 30 april 2014. De Dienst voor de Mededinging volgt eveneens dit wetgevend initiatief van de Commissie op. De Dienst voor de Mededinging heeft België vertegenwoordigd bij de OESO door deelname aan de werkzaamheden van het Comité Mededinging en bij de UNCTAD ter assistentie van de groep van regeringsdeskundigen inzake mededingingsrecht en -beleid. Als dienst ter ondersteuning van de minister, komt de Dienst voor de Mededinging sinds 2013 tussen in het kader van beroepen tegen beslissingen van de Raad voor de Mededinging voor het Hof van Beroep te Brussel alsook tegen wetgevende bepalingen voor het Grondwettelijk Hof. Ten slotte, met het oog op de bevordering van het mededingingsbeleid en om de ondernemingen en consumenten te informeren over de mededingingsregels, oefent de Dienst voor de Mededinging “advocacy” uit, zoals de deskundigen ter zake dit noemen, wat men kan vertalen als “het bevorderen van een mededingingscultuur”.
3.4.3. De oorsprong van goederen en het faciliteren van de handel De AD Economische Analyses en Internationale Economie superviseert het systeem DigiChambers waarmee de elektronische afgifte van niet-preferentiële oorsprongscertificaten mogelijk wordt. Dit systeem draagt bij tot een uniforme, conforme en transparante afgifte. Transparantie wordt aan de gebruikers gewaarborgd door het 40
http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-730_nl.htm.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
afgifteproces, en aan de bevoegde autoriteiten door de toegang tot de gegevens die in het systeem ingevoerd zijn, en door de mogelijkheid om online controles uit te voeren. De algemene directie ondernam daarom in 2013 verschillende initiatieven om het DigiChambers-systeem te promoten. In 2013 nam de dienst Handelsbeleid deel aan de werkzaamheden van de werkgroep van deskundigen die zich buigt over REX, de toekomstige databank van “geregistreerde exporteurs” van de Europese Commissie. Deze databank zal het nieuwe systeem van zelfcertificatie in het kader van het Stelsel van Algemene Preferenties ondersteunen en meer transparantie in de handelsbetrekkingen brengen door in REX geregistreerde ondernemers meer zichtbaarheid te bieden en zo hun afzetkansen te vergroten. De publieke gegevens van deze bedrijven zullen online geraadpleegd kunnen worden. Daarnaast nam de AD Economische Analyses en Internationale Economie in 2013 ook deel aan de werkzaamheden van de werkgroep Negotiating Group on Trade Facilitation. Dit komt de FOD Economie van pas bij zijn inspanningen om in de wetgeving meer transparantie en samenhang te scheppen, zowel voor de bedrijfswereld als voor de autoriteiten die met handelsreglementering belast zijn.
Het maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) is een verbeteringsproces waarbij bedrijven op vrijwillige basis stelselmatig sociale, ecologische en economische overwegingen in hun bedrijfsbeheer integreren, in overleg met hun stakeholders. Het mvo steunt op een waaier van tools – zoals normen en labels – om deze inspanningen en de meerwaarde ervan te kunnen meten en de effecten te maximaliseren, zowel voor het bedrijf als voor de maatschappij. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zijn het enige internationale mvo-instrument, gesteund door 46 overheden, met een opvolgingsmechanisme, nl het Nationaal Contactpunt (NCP). Ieder land dat de OESO-richtlijnen onderschrijft heeft de plicht een NCP op te richten. Voor België zit dit bij de AD Economische Analyses en Internationale Economie die het voorzitterschap en het secretariaat waarneemt. De OESO-richtlijnen zijn sinds 2000 wereldwijd toepasbaar voor de ondernemingen uit de onderschrijvende landen.
65 © nyul - fotolia.com
3.4.4. Maatschappelijk verantwoord ondernemen op internationaal niveau
© Sergey Nivens - fotolia.com
4. Markttoezicht 66
4.1. Energie 4.1.1. Controle van de indexering van de prijzen van elektriciteit en aardgas Sinds de wet van 8 januari 2012 werd het zogenaamde vangnet ingesteld, waarbij de CREG toeziet op de indexering en de indexeringsformules op variabele contracten voor kmo’s en residentiële klanten. De prijzenbevriezing liet toe om grondig te bestuderen wat er nog aan verbeterd moest worden, en leidde tot de koninklijke besluiten inzake de criteria voor indexeringsparameters die van kracht werden op 1 maart 2013. Deze criteria zorgden voor meer transparantie en marktgebondenheid van de tariefformules, en voor een ontkoppeling van de elektriciteits-, aardgas- en aardolieprijzen. Samen met de afschaffing van de verbrekingsvergoeding en de campagnes die gevoerd werden om de consument aan te zetten tot prijsvergelijking, hebben deze maatregelen gezorgd voor een meer dynamische leveranciersmarkt, en merkelijk lagere prijzen. Op basis van de recentste cijfers van de CREG (oktober 2013) voor de pure energiecomponent werd sinds begin 2012 een prijsdaling voor de residentiële consument vastgesteld van 17 % voor aardgas en van 27 % voor elektriciteit. Sinds 2012 daalde op federaal niveau de federale bijdrage op elektriciteit met 41 % (van 5,08 naar 2,98 euro/MWu) en voor aardgas met 35 % (van 0,74 naar 0,48 euro/ MWu). Zonder invloed uit te oefenen op de gewestelijke meerkosten, liggen de eind-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
prijzen voor aardgas nu 1 % lager dan het gemiddelde van de buurlanden, en die voor elektriciteit 6 % hoger dan dat gemiddelde.
4.1.2. De energieleveringen In 2011 was het primaire energieverbruik in België 61 Mtoe. Het finale energieverbruik bedroeg 44,3 Mtoe. Het aandeel van de industrie in het totale eindverbruik was goed voor 30,9 %, dat van de huishoudelijke sector 33,7 %, het vervoer 20,7 % en de nietenergetische toepassingen 14,7 %. Aangezien België geen eigen fossiele brandstoffen heeft, is de continuïteit van de energievoorziening sterk afhankelijk van de invoer (energieafhankelijkheid van 88,34 % in 2010), wat een aanzienlijk kost en risico vertegenwoordigt. Een diversificatie van de energiemix, vooral door de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en gedecentraliseerde productie, diversificatie van de invoer (met concurrentie en gunstige effecten op de prijzen) en de instelling van energie-efficiëntiemaatregelen zijn oplossingen voor deze afhankelijkheid. Met de doelstelling van 13 % voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik in 2020 (klimaat- en energiepakket) ligt België net als zijn Europese partners, in de lijn van de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Grafiek 3. Primaire energieproductie
(in %)
0,4% Nucleaire energie
27,3%
Hydraulische energie
Geothermiek/Zon/Wind 1,8% Hernieuwbare brandstoffen en afval
0,1%
Warmte 70,4% Bron: FOD Economie, AD Energie.
67
De totale Belgische primaire energieproductie is 18,2 Mtoe of 762.179 TJ (wat overeenkomt met ongeveer 30 % van onze totale primaire energieconsumptie). Uit grafiek 3 blijkt dat 70 % van die productie bestaat uit nucleaire energie. Het is een statistische afspraak om de productie van nucleaire warmte toch tot de binnenlandse productie te rekenen, hoewel ze wordt geproduceerd uit uranium dat volledig wordt ingevoerd. Strikt genomen produceert België dus enkel hernieuwbare energie. Bevoorradingszekerheid van elektriciteit De toename van het aandeel van de elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen in de totale elektriciteitsproductie in België zet zich voort: zij gaat van 6,83 % in 2010 naar 9,29 % in 2011, ver boven de indicatieve doelstelling van 6,2 % die was vastgelegd voor 2011 in het Nationaal actieplan voor hernieuwbare energie41.
68
In de Belgisch bruto-elektriciteitsproductie van 90.168 GWh (-5,21 % in vergelijking met 2010) zijn, in 2011, 36.963 GWh afkomstig van thermische elektriciteitscentrales waarvan 12,7 % gebruikmaken van hernieuwbare brandstoffen (hout en houtafval, hernieuwbare gemeentelijk afval, biogas en biobrandstoffen). Aardgas is de meest gebruikte brandstof in thermische centrales (68,8 %), gevolgd door vaste fossiele brandstoffen (9,2 %). De massale ontwikkeling van intermitterende hernieuwbare energie (al 3.677 GWh bruto productie in 2011, waarvan 62,9 % afkomstig van wind, 31,8 % van zonneoorsprong, en 5,3 % energie hydraulisch gegenereerd met de waterstroom) en de prioriteit die daaraan op het netwerk werd gegeven, beïnvloeden neerwaarts het aantal uren waarin thermische elektriciteitscentrales nodig zijn. Dit vermindert hun winstgevendheid en roept de vraag op van hun voortgezette werking en van het niveau van de elektrische voorraadbeveiliging. Hun aandeel in de productie in de elektrische mix daalde al van 45,6 % in 2010 naar 40,99 % in 2011. De acties voor het vraagbeheer en de versterking van de interconnecties vormen ook aanvullende maatregelen voor de bevoorradingsveiligheid. De netto-invoer draagt immers bij tot het evenwicht van vraag en aanbod. In 2011 beliep de invoer 2.537 GWh (3,04 % van het waargenomen verbruik).
41
http://economie.fgov.be/nl/binaries/NREAP-BE-v25-NL_tcm325-112992.pdf.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 4. Bruto-elektriciteitsproductie (2011) (in %) Nucleair 28,2%
6,0%
Aardolie en aardolieproducten
1,4% 0,1% 1,3%
0,3%
Aardgas
5,2%
Vaste brandstoffen en siderurgische gassen Gepompte hydro Recuperatiedamp
9,3%
Niet-hernieuwbaar afval 2,6%
53,5%
Hernieuwbare brandstof
1,3%
Wind
0,2%
Zon Niet-gepompte hydro
Bron: FOD Economie, AD Energie.
Bevoorradingszekerheid van aardgas Het aandeel van aardgas in de totale primaire energieconsumptie in België is de laatste jaren steevast gestegen en bedraagt nu 28,3 % (cijfers 2011). De vraag naar gas op middellange en lange termijn wordt verwacht verder te stijgen, vooral voor elektriciteitsproductie (zie hierboven). België produceert zelf geen gas en is dus volledig afhankelijk van zijn gasinvoer. Om te vermijden dat deze afhankelijkheid zich vertaalt in een dreiging voor de bevoorradingszekerheid is het essentieel dat de invoer voldoende gediversifieerd is. De belangrijkste leveranciers via pijplijnen zijn Nederland (24,2 %) en Noorwegen (30,4 %). Qatar (12,8 %) is de enige leverancier van lng (cijfers 2011). Op dit moment is de diversificatie voldoende en zodoende is er geen onmiddellijke dreiging voor de bevoorradingszekerheid.
69
Grafiek 5. Oorsprong van de invoer van aardgas in 2011
30,0%
30,4%
Noorwegen
Nederland
Qatar
2,6%
70
GB 12,8%
24,2%
Niet-gespecifieerd
Bron: FOD Economie, AD Energie.
Daarnaast is het transmissienet van België het meest uitgebreide en gebruikte net van Noord- en West-Europa. België is een draaischijf geworden voor aardgas in de regio. Dit draagt ontegensprekelijk bij tot de bevoorradingszekerheid. Ondanks de huidige goede papieren van ons land in termen van bevoorradingszekerheid, zijn er een aantal risico’s voor de toekomst. Zowel de voorraden L-gas uit Nederland als de reserves in Noorwegen dreigen vanaf 2030 uitgeput te raken. Die afhankelijkheid van Noors gas kan ook nadelig zijn als er een technisch mankement ontstaat aan de Zeepipe (de pijplijn die Noorwegen met België verbindt). De invoer vanuit Noorwegen en Nederland staat samen voor zowat 65 % van de Belgische gasinvoer. Als de bevoorrading uit deze landen zou dalen, zullen substantiële alternatieven nodig zijn. Dit zal allicht leiden tot een grotere afhankelijkheid van Rusland en het Midden-Oosten. Voor de levering van lng is België volledig afhankelijk van Qatar. Dit maakt ons land bijzonder kwetsbaar voor een onderbreking van de lng-invoer, bijvoorbeeld naar aanleiding van politieke onrust in het Midden-Oosten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voor L-gas is er op dit moment geen opslagmogelijkheid in België. Ook de opslagmogelijkheden voor H-gas in België zijn beperkt. Dit maakt seizoensbalancering moeilijk en is dus nadelig voor de bevoorradingszekerheid. Onze buurlanden (Duitsland, Frankrijk, GB en Nederland) beschikken wel over voldoende gas-opslagruimte en wij profiteren mee van hun opslagflexibiliteit. Bevoorradingszekerheid van aardolieproducten Voor aardolie is België volledig afhankelijk van invoer (ongeveer 30 miljoen ton in 2011, voornamelijk uit Rusland en het Midden-Oosten). Hoewel de ingevoerde olie wordt verwerkt in Belgische raffinaderijen en bijgevolg een deel van de binnenlandse vraag wordt gedekt door deze productie, wordt toch een aanzienlijk percentage van het verbruik van aardolieproducten (afgewerkte producten) ingevoerd (meer dan 2 miljoen ton netto-invoer in 2011), vooral uit de buurlanden (52 % van de stromen gaan naar of komen uit Nederland). Elke verstoring in de bevoorradingsketen kan een grote impact hebben op het bedrijfsleven en de Belgische economie. De vorming van strategische voorraden onder internationale regelgeving (EU en IEA) zorgt ervoor dat aan de vraag wordt voldaan in het geval van een crisis, en stelt aldus de markt gerust over de beschikbaarheid van brandstoffen of andere energieproducten. Grafiek 6. Oorsprong van de invoer van ruwe aardolie in 2011
5,3%
5,0% Russische federatie
9,4%
45,3% OPEC
Noorwegen
GB 35,0% Niet-gespecifieerd Bron: FOD Economie, DG Energie.
71
Nucleaire energie Richtlijn 2011/70/Euratom voorziet in een communautair kader voor het verantwoordelijke en veilige beheer van gebruikte brandstof en radioactief afval. De AD Energie heeft een nota opgesteld voor de Ministerraad om een principebeslissing te krijgen over het lange-termijnbeheer van B- en C-afval zodat er een site kan worden gekozen. De AD Energie heeft een studie voorbereid over het beheer van bestraalde nucleaire brandstof die zal afgerond worden in 2014.
4.2. Hoog marktoezicht
72
Voor markttoezicht moet, op het gebied van meetinstallaties van andere vloeistoffen dan water en niet-automatische weegwerktuigen, benadrukt worden dat, rekening houdende met de totale overdracht van de herijk aan erkende keuringsinstellingen, de wettelijke metrologie zich steeds meer op de controle van de activiteiten van deze instellingen zal moeten toespitsen. Deze controles, ook “hoog toezicht“ genoemd, en de opdrachten van technische controle nemen steeds meer plaats in het geheel van de opdrachten. Daarom wil men over een krachtig informatica-instrument beschikken om de eventuele tekortkomingen en de potentiële overtredingen zo goed mogelijk te kunnen vaststellen en aldus het markttoezicht te optimaliseren. Het toezicht op het in de handel brengen en de indienststelling van de nieuwe nietautomatische weegwerktuigen en de nieuwe meetinstallaties van andere vloeistoffen dan water gebeurt overeenkomstig de Europese richtlijnen. De dienst Metrologie houdt momenteel de herijkactiviteiten van een zestigtal keuringsinstellingen in het oog om de kwaliteit van de meetinstrumenten in bedrijf te waarborgen. Voorts geven bepaalde soorten controles een beter beeld van de dienst Metrologie en worden ze door de burgers aangevraagd: de systematische controles van bagagewegers in alle luchthavens, controlecampagnes in de bakkerijen rond het gewicht van het brood, specifieke acties in de handel en de verkoop van pellets, die in volle bloei is enz. Dit zijn enkele voorbeelden waarmee het bestuur zich ten dienste van de burger kan profileren. De meetinstrumenten die voor de verkeercontroles worden gebruikt, zijn eveneens meetinstrumenten waarvoor de dienst Metrologie zelf de modelgoedkeuringen en de gebruiksvergunningen uitreikt. Zij zijn bestemd voor een bijzonder gebruik met belangrijke juridische aspecten rond verkeersveiligheid: snelheidsmeters, roodlichtcamera’s, ademtesttoestellen en ademanalysatoren, weegtoestellen per assen van voertuigen, rollenproefbanken voor bromfietsen. Met het oog op de juiste werking ervan zijn deze instrumenten onderworpen aan een periodieke ijking. Deze wordt eveneens aan geaccrediteerde instanties overgedragen, onder het hoge toezicht van de dienst Metrologie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In 2013 werd bijna een geijkt instrument op vijf gecontroleerd in het kader van dit hoge toezicht. Onze dienst heeft ook deelgenomen aan alle BELAC-audits van deze instellingen als bevoegde autoriteit. Een laatste pijler betreft de taximeters die belangrijke meetinstrumenten zijn aangezien zij de prijs bepalen die de klant op het einde van de rit moet betalen. Een koninklijk besluit voorziet in een herijk om de 4 jaar van de taximeters die in de voertuigen worden geplaatst. Deze ijkverrichting wordt aan geaccrediteerde en door de dienst Metrologie erkende instellingen overgedragen. Het hoge toezicht op deze activiteit werd eveneens gewaarborgd: in 2013 werden meer dan 350 taxi’s gecontroleerd.
4.3. Diamant De diamantsector is een economisch zeer belangrijke sector voor België. Dit blijkt uit de cijfers van de diamantuitvoer en -invoer, maar ook uit het aantal actieve diamanthandelaren. De Belgische in- en uitvoer van diamant was in 2013 goed voor een omzet van ongeveer 40 miljard euro. De dienst Vergunningen is bevoegd voor het toezicht op de handelingen gesteld in de diamantsector in België. Dit toezicht houdt het volgende in:
73
• fysieke inspectie van zendingen diamant die in- of uitgevoerd worden (centralisatie van de formaliteiten in het Diamond Office, • verplichte jaarlijkse aangifte van de voorraden en de bedrijvigheid. De dienst Vergunningen is ook bevoegd voor de implementatie van het “Kimberley Process Certification Scheme” voor de internationale handel in ruwe diamant (KPCS). In het KPCS streeft de dienst naar een uniforme toepassing van de regels op internationaal niveau door alle deelnemende landen. In dat verband hebben de medewerkers in 2013 een actieve bijdrage geleverd aan de besprekingen en onderhandelingen in het kader van handhavingsmechanismen op internationaal vlak. In het kader van de bilaterale uitwisseling van gegevens van Kimberley Processcertificaten hebben België en India zich geëngageerd in een pilootproject voor de uitwisseling van die gegevens. Na on-
© Andrey Burmakin - fotolia.com
• registratie van diamanthandelaren,
derhandelingen rond de technische details werd op 25 november2013 tijdens de Prinselijke missie in India een MOU ondertekend door beide bevoegde autoriteiten. De handelingen en procedures voor het bilateraal uitwisselen van de gegevens van de Kimberley Process-certificaten zijn sindsdien sterk vereenvoudigd en verlopen sinds 01 juli 2013 op een meer doorgedreven en geautomatiseerde wijze. Dit betekent een enorme tijdswinst voor de dienst Vergunningen. Het gaat immers om de gegevens van ongeveer 19.000 KP-certificaten per jaar die aldus op een snelle en efficiënte manier uitgewisseld en vergeleken kunnen worden. Het is de bedoeling om deze werkwijze in de toekomst uit te breiden naar andere handelspartners.
74
De dienst Vergunningen is eveneens toezichthoudende overheid in het kader van de wetgeving in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in de diamantsector. De dienst heeft in 2013 een nieuw reglement opgesteld met een actualisering van de toepassingsmodaliteiten voor de geregistreerde diamanthandelaren. Dit reglement werd met het koninklijk besluit van 7 oktober 2013 van kracht. Sindsdien heeft de dienst zijn medewerking verleend aan verschillende informatieseminaries die door de koepelorganisatie in de diamantsector, het Antwerp World Diamond Centre, werden georganiseerd. Tijdens deze informatiesessies werden de toepassingsmodaliteiten toegelicht en hebben de aanwezigen de mogelijkheid gekregen om vragen te stellen. In het laatste trimester van 2013 heeft de internationale Financiële Actiegroep (FATF) haar vierde evaluatieronde opgestart in het kader van de internationale normen ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. België wordt in 2014 als één van de eerste landen geëvalueerd door een team van internationale experts. Er wordt verwacht dat hierbij bijzondere aandacht besteed zal worden aan de Belgische diamantsector en bijgevolg aan de FOD Economie als toezichthoudende overheid. In 2013 heeft de dienst Vergunningen samen met de AD Economische Inspectie een systeem voor gerichte controles uitgewerkt om na te gaan of de diamanthandelaren de verplichtingen in het kader van de preventieve antiwitwaswetgeving en de uitvoeringsmodaliteiten naleven. Het toezichtsysteem in de diamantsector en de bijhorende onderzoeken die ingesteld worden, hebben als doel de fraude te bestrijden en dus de eerlijke concurrentie te vrijwaren. Op internationaal niveau zorgt de dienst ervoor dat het Belgische toezichtsysteem als beste praktijk in de verf gezet wordt en streeft ze mee naar een gelijk speelveld in andere diamantcentra, door presentaties, zowel nationaal als internationaal. In 2013 werden door de dienst verschillende buitenlandse delegaties ontvangen waarbij telkens het controlesysteem toegelicht werd, gevolgd door een bezoek aan het Diamond Office zodat deze delegaties een zicht kregen op de toepassing ervan in de dagelijkse praktijk.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De informatie rond reglementering wordt op regelmatige tijdstippen gecommuniceerd aan de diamantsector. Dit gaat over regelgeving in verband met het toezicht in de diamantsector, de implementatie van het KPCS voor de internationale handel in ruwe diamant, over de wetgeving in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, over de verplichtingen van de diamanthandelaren bij het indienen van verslagen en aangiften.
4.4. De economische politie 4.4.1. Bestrijding van namaak en piraterij Namaak en piraterij ondermijnen de transparantie van de markt. Het bestrijden ervan is dan ook een prioriteit van de AD Economische Inspectie. Verbetering van gegevensuitwisseling en -gebruik
De wet van 15 mei 2007 voorziet in coördinatie tussen de controleoverheden (douane, AD Economische Inspectie, federale politie en FAGG). Reeds bij de inwerkingtreding van de wet is een subwerkgroep “Coördinatie tegen namaak en piraterij’ opgericht binnen de Interministeriële Economische Commissie: de Interdepartementale Commissie voor de Coördinatie van de strijd tegen Fraude in de Economische Sectoren (ICCF). Hierin zetelen ook vertegenwoordigers van de FOD Justitie, een magistraat van het parket-generaal, het FAVV (Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen) en het FAGG (federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten), en vertegenwoordigers van de FOD Financiën en van de federale politie. Op termijn zou een koninklijk besluit de coördinatie bij namaakbestrijding moeten institutionaliseren. Als contactpunt en waarnemend voorzitter van de ICCF zorgt de AD Economische Inspectie ervoor dat alle nuttige informatie over fraudebestrijding doorgezonden wordt aan alle leden van de ICCF. Via het informatienetwerk “Fraudebestrijding” wordt getracht de concrete fraudegevallen zo vroeg mogelijk te signaleren.
75
© alphaspirit - fotolia.com
Gecoördineerde aanpak van de strijd tegen namaak en piraterij – “Samenwerking is de sleutel tot succes”
Acties van de AD Economische Inspectie Internationale actie voor het blokkeren van websites die namaakproducten verkopen De AD Economische Inspectie nam op 27 juni 2013 deel aan een grootschalige internationale operatie met als doel websites te blokkeren die namaakgoederen aanbieden. In samenwerking met de Douane werden in totaal wereldwijd 328 domeinnamen geblokkeerd. Consumenten die deze websites nu nog bezoeken, krijgen een informatiepagina te zien met uitleg over deze actie voor de strijd tegen namaak.
76
Concreet is de AD Economische Inspectie in de huid gekropen van consumenten die op het internet op zoek zijn naar merkproducten (kledij, lederwaren, …). Een dergelijke zoektocht kan leiden naar websites die namaakartikelen aanbieden. Voor België werden 79 gecontroleerde websites met domeinnamen die eindigden op “.be” of “.eu” in beslag genomen, onder de bevoegdheid van de procureur des Konings van Brussel. De websites vertoonden verschillende inbreuken: • ze maakten stuk voor stuk inbreuk op de openbare orde (ze boden bijvoorbeeld alleen namaakgoederen aan terwijl ze zich als het oorspronkelijke merk voordeden);
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
• ze veroorzaakten oneerlijke concurrentie ten opzichte van de legitieme ondernemingen; • ze riskeerden de belangen van de consumenten zwaar aan te tasten (de consument ontvangt de goederen niet, want die worden bij de douane in beslag genomen en de consument moet betalen voor de vernietiging ervan…); • ze specificeerden de identiteit van de verantwoordelijke van de website, die niet in België kan worden gelokaliseerd (terwijl de eerste verplichting van iedere handelaar is om zich duidelijk te identificeren op zijn website). Deze vier inbreuken waren voldoende reden om domeinnamen te schrappen, de enige mogelijke actie die de overheden konden ondernemen. Blokkering van websites die namaakproducten verkopen De AD Economische Inspectie nam deel aan een grootschalige internationale operatie (2 december 2013) met als doel websites te blokkeren die namaakgoederen aanbieden. In totaal werden wereldwijd 690 domeinnamen geblokkeerd Inbeslagname van 58.000 namaakshampoos De cel Namaak van de AD Economische Inspectie nam 58.000 namaakshampoos in beslag op 18 december 2013. Deze namaakproducten kunnen een risico vormen voor de gezondheid. De AD Economische Inspectie maakte in 2013 een prioriteit van de strijd tegen namaakhuishoudmiddelen. Deze producten kunnen namelijk schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. In het verleden werden al gevallen van huiduitslag tot zelfs brandwonden vastgesteld na het gebruik van namaakshampoos. De vervalsers gingen uiterst professioneel te werk: op het eerste gezicht waren de namaakproducten onmogelijk te onderscheiden van de echte. De grote vangst is het resultaat van wekenlang doorgedreven onderzoek in kleinere buurtwinkels over het hele land. Dit leidde de speurders van de cel Namaak naar een Antwerpse groothandel waar ze de namaakproducten in beslag namen. De producten worden op een milieuvriendelijke manier vernietigd. De AD Economische Inspectie heeft het dossier overgemaakt aan het parket. De overtreders riskeren een boete tot 550.000 euro en/of een gevangenisstraf van 3 maanden tot 3 jaar. Sterke daling van het internetverkeer naar websites met illegale media De overeenkomst tot samenwerking tussen de Belgian Anti Piracy Federation (BAF) en de AD Economische Inspectie werpt na één jaar bestaan haar vruchten af.
77
De BAF en de FOD Economie ondertekenden namelijk op 17 oktober 2012 een samenwerkingsakkoord om de strijd tegen piraterij en namaak op het internet te intensifiëren. Tot nog toe spitste de AD Economische Inspectie zich prioritair toe op het te koop aanbieden op het internet van namaakproducten eerder dan op het ter beschikking stellen van beschermde digitale inhoud. Het is immers erg moeilijk om te weten of een intellectueel eigendomsrecht geschonden is wanneer je van de rechtenhouders geen informatie krijgt over de identiteit van de dienstverleners aan wie ze al dan niet vergunningen toegekend hebben. De BAF is een vzw die in België en Luxemburg vecht tegen namaak en piraterij van de werken van haar leden, ongeacht of ze producenten en realisatoren van films, muziek of videospelen zijn. Daartoe zoekt de BAF onder meer op het internet naar personen die inbreuken plegen op de intellectuele eigendomsrechten van haar leden. In deze omstandigheden hebben de AD Economische Inspectie en de BAF een overeenkomst gesloten over de modaliteiten van hun samenwerking om het best mogelijk gebruik te maken van de hulpmiddelen, technische middelen, vaardigheden en onderzoeksbevoegdheden van hun organisatie bij het nastreven van hun doelen.
78
De informatie die de BAF vergaart in de uitoefening van haar taken kan als basis dienen voor een diepgaand onderzoek door de FOD Economie. In deze optiek stuurt de BAF de inlichtingen waar ze over beschikt. De AD Economische Inspectie houdt zich bezig met de onderzoeksdaden die zij nuttig acht, met de vaststelling van inbreuken alsook met de te nemen maatregelen om onwettelijke inhoud weg te halen of ontoegankelijk te maken. In de AD Economische Inspectie worden de onderzoeken gevoerd door de cel Namaak, in samenwerking met de cel Internetbewaking. Het verkeer van Belgische internetgebruikers naar sites en diensten die online illegaal muziek, film en videogames aanbieden is het voorbije jaar met maar liefst 25 % gedaald. Mee aan de basis hiervan ligt het samenwerkingsprotocol dat de BAF met de AD Economische Inspectie heeft gesloten in oktober 2012. Sinds een jaar gaat de cel Namaak en Piraterij, op aangeven van de BAF die het aanbod in België monitort, op zoek naar internetpiraten in België. Het resultaat was dat de activiteiten van enkele grote aanbieders van illegale media werden stopgezet en het de internetgebruiker moeilijker wordt gemaakt om zijn keuze illegaal online terug te vinden. Bovendien is ook het aandeel bezoekers van deze frauduleuze sites in 1 jaar tijd van 45 % naar 39 % gedaald. Dit komt uiteraard ten goede aan de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten. Hun inkomen is immers deels afhankelijk is van een adequate bescherming van hun intellectuele rechten. Maar ook de consument wordt hierdoor beter beschermd tegen de malafide praktijken die gepaard gaan met het illegale onlineaanbod
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
(virussen, spam, phishing, …). Zijn vertrouwen in een veilig en legaal internet wordt vergroot. Ten slotte komen deze resultaten ook ten goede aan de overheid die belangrijke inkomsten mist door deze onlinefraude. De AD Economische Inspectie neemt ook deel aan andere initiatieven die de markttransparantie verhogen. De stichting “Non à la contrefaçon et à la piraterie – Neen aan namaak en piraterij” (NANAC) werd aan de pers gepresenteerd op 16 juni 2011. Ze is gesticht door de Algemene Administratie van Douanen en Accijnzen en de Internationale Handelskamer (International Chamber of Commerce Belgium – ICC), in partnerschap met de FOD Economie, en wil het publiek sensibiliseren voor namaakrisico’s en -schade. Om de namaakmarkt te bevechten blijkt samenwerking tussen overheden (douane, politie, economische inspectiediensten, FAGG en houders van intellectuele rechten steeds meer noodzakelijk.
NANAC zet preventie- en sensibiliseringscampagnes op touw om de aandacht van het publiek en de economische spelers te vestigen op het belang van de strijd tegen namaak en piraterij. Deze campagnes kunnen gebeuren in de vorm van opleidings- en preventieacties of meer specifiek in de media met radio- en tv-spots, op affiches en in advertenties.
4.4.2. De etikettering van landbouwproducten Nauw gelinkt aan de landbouwproducten en de EUlandbouw, moet productie en marketing van voedsel uitgerust zijn met economische regelgeving over duidelijke etikettering. Toezicht op de tenuitvoerlegging van de Europese en nationale normen is een van de missies van de AD Economische Inspectie. Met het oog op een efficiënte taakverdeling werd in 2007 een samenwerkingsprotocol ondertekend tussen de FOD Economie en het FAVV. Regelmatig werden overlegvergaderingen gehouden om de controlepro-
79
© vadymvdrobot - fotolia.com
Om doeltreffend te werken, moeten de verschillende partijen een vertrouwensrelatie aanknopen gebaseerd op de uitwisseling van - vaak delicate - informatie. De organisatie fungeert dan ook als tussenpersoon tussen openbare instellingen en handelsondernemingen.
gramma’s te harmoniseren en om informatie uit te wisselen in bepaalde onderzoeken met zowel gezondheids- als economische aspecten. Naast de afhandeling van klachten van consumenten en bedrijven, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd om de kwaliteit van het voedsel te garanderen en de economische fraude bij de samenstelling en etikettering te bestrijden. De AD Economische Inspectie zorgt ervoor dat de consument de wettelijk vereiste productinformatie ontvangt en dat deze op zijn minst in de taal van de gebruiker is opgesteld. Zij bewaakt ook de juistheid van de informatie en de reclame. De controles zijn niet beperkt tot een louter boekhoudkundig onderzoek. In sommige gevallen werden monsters genomen en geanalyseerd in het laboratorium om de exacte productsamenstelling te bepalen. Regelmatig vond overleg plaats met de AD Kwaliteit en Veiligheid. De AD Economische Inspectie werkt ook dikwijls samen met de dienst Metrologie om te zien of het gewicht en de inhoud vermeld op de verpakking, overeenstemmen met de werkelijkheid.
80
Certificaten van oorsprong worden slechts afgegeven indien de goederen en bedrijven voldoen aan bepaalde voorgeschreven normen. De AD Economische Inspectie controleert of de certificaten correct werden uitgegeven en of de bedrijven de noodzakelijke documenten kunnen voorleggen. Controles vonden, meestal als gevolg van een klacht, voornamelijk plaats in veevoederbedrijven, pluimveeslachterijen, slachterijen van runderen en varkens, bij molenaars en in de aquacultuur.
4.4.3. Certificaten van oorsprong van goederen De AD Economische Analyses en Internationale Economie oefent, in samenwerking met de AD Economische Inspectie en de Douane (FOD Financiën), controle uit op de niet-preferentiële oorsprongsmarkering die wordt aangebracht op ingevoerde goederen. Deze controles passen in het kader van de wet van 29 juli 1994 die streeft naar meer transparantie in de handel met goederen die afkomstig zijn uit een land dat geen lid is van de Europese Unie. Bij alle vaststellingen van een foute oorsprongsmarkering in 2013, kozen de ondernemingen er uiteindelijk voor om de fout recht te zetten, waarop de goederen vervolgens konden worden vrijgegeven en met een correcte oorsprongsaanduiding op de markt gebracht. De AD Economische Analyses en Internationale Economie oefent eveneens controle uit op de niet-preferentiële oorsprongscertificaten, die worden afgeleverd door de Belgische kamers van koophandel bij de uitvoer van goederen, en op certificaten die in het buitenland worden verstrekt en die goederen vergezellen die ingevoerd worden in de EU.
© Sergey Nivens - fotolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.4.4. Informatiemaatschappij en elektronische handel Voor diensten van de informatiemaatschappij in het algemeen en de elektronische handel in het bijzonder ondernam de AD Economische Inspectie in 2013 meerdere acties en nam verschillende initiatieven om het vertrouwen van consumenten en ondernemingen in de digitale economie te versterken. Transparante informatie op het internet is een wezenlijke voorwaarde om bij te dragen tot de ontwikkeling van deze sector. Daartoe heeft de AD Economische Inspectie een aanpak aangenomen die volgende elementen combineert: • sensibilisering van consumenten en ondernemingen; • controleacties om handelaren aan te zetten om hun praktijken te laten overeenstemmen met de wet of tot staking van de wanpraktijken in hun geheel; • uitwerking van specifieke, snelle en efficiënte procedures tot het ontoegankelijk maken van frauduleuze inhouden. Aanpakken van sluikwerk De AD Economische Inspectie is tot een algemeen onderzoek overgegaan naar het sluikwerk op het internet. Hiermee wordt bedoeld het uitoefenen van een zelfstandige handelsactiviteit zonder inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De overgrote meerderheid van de gecontroleerde verkopers bleken verborgen handelaars te zijn. Dat schaadt de belangen van de legitieme handelaars die hun wettelijke verplichtingen over transparantie naleven. Overigens ontbraken voorgeschreven vermeldingen zoals naam, e-mailadres en geografisch adres in de meeste aanbiedingen. Met deze actie wenste de FOD Economie er met klem op te wijzen dat wie als zelfstandige inkomsten haalt uit het regelmatig te koop bieden van producten of diensten, zelfs op veiling- of adverteersites, ingeschreven moet zijn in de KBO op straffe van veroordeling wegens sluikwerk.
81
Door de gegevens te controleren die elke beroepshandelaar bij onlineverkoop moet vermelden, wilde de FOD Economie tevens deze onlinehandelaren sensibiliseren en beter informeren over de wetgeving waaraan ze onderworpen zijn. Het nagestreefde doel was de verkoop zo transparant mogelijk te maken voor de consument zodat hij in alle vertrouwen producten en diensten online kan kopen. Blokkering van websites Zoals vermeld onder het punt “strijd tegen namaak en piraterij” heeft de FOD Economie in samenwerking met de Douane ook deelgenomen aan twee wereldwijde internationale acties tot blokkering van websites waarop namaakgoederen aangeboden werden. In totaal werden er wereldwijd 1.018 domeinnamen geblokkeerd (328 bij de actie op 27 juni en 690 op 2 december 2013). Concreet heeft de consument geen toegang meer tot de websites. Hij krijgt een informatieve pagina over de reden en het doel van deze anti-namaakactie.
82
In de digitale economie treden er talrijke economische tussenpersonen op, met velerlei activiteiten: access providing, registratie van domeinnamen, websitehosting, terbeschikkingstelling van een elektronisch verkoopplatform of van advertenties. Voor deze ondernemingen is het allerbelangrijkste dat hun diensten helemaal transparant gebruikt worden door legitieme en eerlijke spelers en niet door kwaadwillige personen. Daarom eisen ze meestal, in het kader van hun beroepsrelaties, via hun voorwaarden voor het gebruiken van hun diensten, dat de activiteiten van hun technische tussenpersoon met de wet stroken op straffe van afwijzing. Naargelang het geval wordt de inhoud op de website dan helemaal ontoegankelijk of wordt hij minder direct toegankelijk gemaakt. Het is van belang dat deze economische tussenpersonen hun rechtmatige activiteiten ten volle kunnen uitoefenen zonder voortdurend te worden geconfronteerd met allerlei verzoeken tot weghaling van inhoud waarvan de wettelijkheid in het gedrang wordt gebracht door derden. Met het oog hierop heeft de FOD Economie in overleg met de sector verschillende ontwerpen uitgewerkt om de methodes voor het kennisgeven en het weghalen van onwettelijke inhouden op het internet te optimaliseren, met inachtneming van het proportionaliteitsprincipe (straf evenredig met de fout), van de grondrechten van de gebruikers van deze diensten en van de juridische zekerheid van de technische tussendienstverleners voor hun aansprakelijkheid. Project Optifed Ten slotte valt niet te loochenen dat een snelle en doeltreffende actie van de overheden tot staking van frauduleuze praktijken het vertrouwen stimuleert van consumenten in de legitieme en eerlijke elektronische handel. Daarom heeft de FOD Economie een project Optifed uitgewerkt m.b.t. een nieuwe aanpak van de massafraude, een vorm van fraude waarbij gebruik gemaakt wordt van massacommunicatiemedia zoals internet en mailings, om gemakkelijk en snel contact op te kunnen nemen met een groot aantal potentiële slachtoffers.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Dit project beoogt de nakende oprichting van een nationaal contactpunt voor grootschalige fraudes. Met dit elektronische platform kan de impact van de economische fraude in België beter in beeld gebracht worden. Hierdoor kunnen de bevoegde controleoverheden sneller worden gewaarschuwd bij een nieuwe golf van fraudepogingen. Ze kunnen er dan nauwkeuriger op reageren om te voorkomen dat talrijke slachtoffers in de val lopen, en concrete informatie verstrekken over de door de fraudeurs toegepaste verschillende technieken. Aldus kunnen de consumenten ervoor gesensibiliseerd worden.
4.4.5. Controle op de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten Transparantie is de sluitsteen van de controle op vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten. In verplichte transparantie wordt voorzien door niet minder dan 21 artikelen van de wet van 30 juni 1994 op het auteursrecht en de naburige rechten42. Het repertoire van de beheervennootschappen moet toegankelijk zijn voor al diegenen die er een rechtmatig belang bij hebben. De ontwerpen van statuten, tariferings-, innings- en verdelingsregels, moeten ter kennis worden gebracht van de controledienst met het oog op een a priori controle; rekeningen en beheerverslag moeten een ganse reeks gegevens vermelden. Inningen en verdelinDe beheervennootschappen zijn onderworpen aan passieve openbaarheidsverplichtingen krachtens de artikelen 65ter, §4, al.3 ; 66, §1, al.3 ; 66quater, §2, al.1 ; 68bis, al.1 en 70 WAR. Ze zijn tevens onderworpen aan actieve openbaarheidsverplichtingen krachtens de artikelen 65bis, §1 ; 65ter, §4, al.5 ; 65quater, §§2-3 ; 66, §1, al.2 ; 66, §2 ; 66bis, §1, 1° en 2° ; 66ter ; 66quater, §2, al.2 ; 66sexies, §1 , al.4 en §2, al. 4 ; 67bis, al.4 ; 68bis, al.2 ; 68ter ; 68quater, 1° en 2° ; 69, §§1 en 2 in fine ; 75 ; 75bis. De controledienst is eveneens onderworpen aan actieve openbaarheidsverplichtingen krachtens de artikelen 67, §3, al.4et 5 ; 67, §4, al.2 et 3 ; 76, §6 ; 77quater §1er , 1° et 2° et in fine ; 77quinquies, §2, al. 3 ; 78bis, §7.
© WavebreakMediaMicro - fotolia.com
42
83
gen moeten worden meegedeeld aan de Controledienst Beheervennootschappen, die ze in zijn jaarverslag publiceert evenals allerlei andere gegevens door de wet voorgeschreven43. Het jaarverslag van de Controledienst Beheervennootschappen44 laat toe om helderheid te krijgen over inningen, verdelingen, werkingskosten, ingediende klachten en door de Controledienst ingestelde procedures inzake tekortkomingen. Dit instrument maakt het mogelijk om de betrekkingen en onderhandelingen tussen beheervennootschappen en hun schuldenaars, hun rechthebbenden en het publiek in het algemeen te objectiveren. Het thematisch hoofdstuk van het verslag verzekert de transparantie omtrent belangrijke bijzondere aspecten in functie van de actualiteit van de sector zoals de impact van de informatiemaatschappij (verslag 2011), de controle in buurlanden (verslag 2012) en de televerspreiding en de onrechtstreekse uitzending ervan (verslag 2013).
84
De grondslag van deze verplichtingen inzake transparantie wordt uiteengezet in de memorie van toelichting45 van de wet van 2009 op het statuut van en de controle op beheervennootschappen46. Volgens deze tekst vloeit de behoefte aan transparantie uit volgende factoren voort: van rechthebbenden uitgaande klachten over gebrek aan transparantie, monopoliepositie, beheer van andermans vermogen, praktische onmogelijkheid voor rechthebbenden om controleprerogatieven uit het wetboek van vennootschappen uit te oefenen.
43
Luidens artikel 76, §6 WAR bevat het jaarverslag gegevens opgesplitst in functie van de wettelijke bepalingen die aan de FOD Economie een controleopdracht toekennen ten aanzien van de beheervennootschappen. Dit verslag maakt per categorie van werken en exploitatiewijzen een onderscheid tussen de vragen om inlichtingen, de klachten van debiteuren en van rechthebbenden, en de ambtshalve tussenkomsten van de Controledienst evenals de resultaten daarvan. De gegronde klachten worden bekendgemaakt per beheervennootschap. Het verslag geeft een getrouw beeld van de sector van het collectief beheer en zet de specifieke rol en de financiële toestand van de beheervennootschappen uiteen alsook de recente ontwikkelingen binnen deze sector.
44
Beschikbaar op de website van de FOD Economie: http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/general/rapport_annuel_2012_service_de_contr_le_des_societes_de_gestion_du_droit_d_auteur_et_des_droits_voisins.jsp
45
Kamer, Doc. 52/ 2051/001 16 juni 2009, zie spec. pp. 4, 5, 6, 13, 14, 17.
46
Wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft (BS, 23 december 2009).
© MK Photo - fotolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.5. Beheer van klachten en ombudsman Wanneer een consument een probleem ondervindt in zijn relatie met een onderneming en de praktijk van de onderneming vormt een inbreuk op een economische wetgeving (marktpraktijken, consumentenkrediet, reiscontracten, enz.) , dan kan hij een klacht neerleggen bij de FOD Economie, AD Economische Inspectie. Deze algemene directie kan dan eventueel strafrechtelijke vervolging instellen, maar dit houdt dan niet in dat het probleem van de consument zelf – zeker wanneer dit van burgerrechtelijke aard is– , ook wordt verholpen. Het regeerakkoord bevatte een passage die voorzag dat de rechten van de consument zouden worden versterkt door een reeks maatregelen, waaronder het verschaffen van “snelle en doeltreffende middelen om consumentengeschillen op te lossen door een verbetering van openbare en privé-initiatieven zoals de ombudsdiensten of de Geschillencommissie”. Op 21 mei 2013 werd ook de richtlijn 2013/11/EU47 aangenomen over onlinebeslechting van consumentengeschillen. In het wetsontwerp dat de FOD Economie in deze materie had voorbereid werd al geanticipeerd op en aangesloten bij deze richtlijn en werd voorzien in de oprichting van een consumentenombudsdienst die de residuaire opdracht heeft voor de buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen. De opdracht van deze nieuwe consumentendienst gaat echter een stap verder en zal ook het uniek loket vormen waar de consument zich kan informeren over zijn rechten en verplichtingen, en waar hij een vraag tot buitengerechtelijke regeling van een consu47
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2013:165:0063:0079:NL:P DF.
85
mentengeschil kan indienen, zonder zich erover zorgen te moeten maken of en welk orgaan bevoegd is voor tussenkomst hierin. Dit wetsontwerp werd in december 2013 goedgekeurd door de Ministerraad.
4.5.1. Onderzoek en behandeling van klachten De AD Economische Inspectie heeft tot taak haar sociale functie optimaal te vervullen en het algemeen belang zo doeltreffend mogelijk te dienen. De doelstelling van een economische controledienst zoals de AD Economische Inspectie bestaat er met name in de disfuncties van het economische leven op het vlak van de marktpraktijken uit te schakelen en de consumentenbescherming te bewerkstelligen.
86
De middelen die daartoe worden aangewend, moeten op economisch vlak verantwoord zijn. Ze moeten immers niet worden ingezet voor acties waarvan de maatschappelijke impact beperkt is en die veeleer de individuele belangen van één enkele burger dienen. Toch moet iedereen kunnen worden geholpen bij zijn zoektocht naar een oplossing voor een geschil. Voor de verwezenlijking van die missie is een performant beheersysteem vereist dat hoofdzakelijk gericht is op de grote instroom van meldingen vanwege consumenten en ondernemers. Een risicoanalyse is een probaat instrument om de verwerking van de informatie te kanaliseren in een efficiënte strategie. Daarom heeft de AD Economische Inspectie sinds 2011 een verbeterd systeem voor klachtenbehandeling uitgewerkt met een verscherpte risicoanalyse. Op die manier kan een maximum aan middelen worden ingezet voor de belangrijkste risicofactoren, zonder dat daarbij uit het oog wordt verloren dat elke melding tot een beter inzicht in de markt kan leiden. Aan elke melding wordt dus een adequater gevolg gegeven. Aldus wordt elke klager geholpen op de snelste en meest efficiënte manier met het gepaste middel, dat een onderzoek kan zijn of een andere vorm van begeleiding. De uitvoering van die risicoanalyse is toevertrouwd aan het Frontoffice van de centrale administratie van de AD Economische Inspectie. In 2013 heeft dit Frontoffice 17 185 dossiers behandeld waarvan in het bijzonder • 14.288 meldingen, • 987 van andere overheden uitgaande aanvragen om onderzoek, • 1.792 verzoeken om informatie. Bij de verkoopmethodes geeft het directe contact met de klant aanleiding tot 3.554 meldingen. De handel op afstand en de elektronische handel leverde respectievelijk
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2.050 en 2.309 meldingen. In het kader van het directe contact zijn het de verkooppunten van distributieketens die de meeste meldingen veroorzaken: 864. Bij de promotiemethodes geeft de internetreclame aanleiding tot 2.697 aangiftes. In 1.376 gevallen is de drukwerkreclame in het geding. E-mails worden met de vinger gewezen in 1.530 dossiers. Van de problemen die de AD Economische Inspectie voorgelegd krijgt, gaat het om: • 2.924 gevallen van frauduleuze praktijken waarbij opzettelijk werd getracht iemand te schaden; • 931 gevallen van niet-levering / niet-dienstverlening; • 848 gevallen van niet-toepassing van de wettelijke garantie • 542 gevallen van gebrekkige producten of diensten; • 800 dossiers van oneerlijke praktijken in het algemeen; • 574 op misleidende reclame en • 1.175 op niet-gevraagde reclame. De voornaamste sectoren door aangiftes betrokken zijn: • leveranciers van internetdiensten: 941 (waarin begrepen spamaangiftes voor 727 dossiers); • beroepengidsen: 1.179; • woningonderhoud en -renovatie: 1.294; • ICT-producten: 1.085 gevallen (579 informatica - 485 gsm - 21 andere); • kleding en schoenen: 614. De overtreden wetgevingen (één dossier kan betrekking hebben op de schending van verschillende wetten): • 4.320 betreffen oneerlijke praktijken tegenover consumenten; • 3.254 gevallen van burgerlijke geschillen; • 1.658 gaan over oneerlijke praktijken tussen verkopers (b.v. beroepengidsen); • 1.165 gevallen over wettelijke garantie; • 883 gevallen over oplichting;; • 546 gevallen over de wetgeving op contracten op afstand; • 348 gevallen over de aanduiding van prijzen en hoeveelheden.
87
nover consumenten
en verkopers
afstand
hoeveelheden
4320
35%
3254
27%
1658
14%
1165
10%
883
7%
546
4%
348
3%
12174
100%
Grafiek 7. Overtreden wetgevingen (in % van het totaal aantal overtredingen)…..
7%
Oneerlijke praktijken tegenover consumenten
4% 3%
Burgerlijke geschillen 35%
10%
Oneerlijke praktijken tussen verkopers Wettelijke garantie
14%
Oplichting 27% Wetgeving contracten op afstand Aanduiding van prijzen en hoeveelheden
88
Bron: FOD Economie, AD Economische Inspectie.
4.5.2. Bemiddelaars Bedrijfsleider of consument, soms raakt men verwikkeld in een contractueel geschil. Dit risico zet zelfs enkele consumenten ertoe aan geen grensoverschrijdende onlineaankopen te doen omdat ze niet weten wat te doen of tot wie zich te richten in geval van problemen. Naar de rechtbank stappen bij een geschil is nog problematischer want noch de consument noch de professional is er zeker van dat hij het proces zal winnen, om nog maar te zwijgen over de energie, de tijd en de kosten die een dergelijke zaak vereist. Dat is de reden waarom de FOD Economie sinds enkele jaren alle initiatieven steunt tot buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen, waaronder Belmed, het onlineplatform voor de beslechting van consumentengeschillen. Sinds zijn creatie in 2011 heeft Belmed voortdurend nieuwe partners gevonden, zowel onder de sectorale instanties (geschillencommissie, ombudsdiensten …) als onder privébemiddelaars door de FOD Justitie erkend. Dit werktuig wordt weliswaar unaniem gewaardeerd om het innoverende ervan, toch spreekt het vanzelf dat België –zoals andere Europese staten- niet beschikt over een ADR-dienst voor elke economische sector. Bovendien laten de tarifaire toegankelijkheid en de transparantie van sommige bemiddelaars niet toe geschillen over geringe bedragen te behandelen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In 2013 is het aantal bezoeken aan de Belmedsite gestegen tot 69.073 en het aantal verzoeken om bemiddeling tot 712. Bovendien heeft de Europese Commissie bij een enquête het belang van de bemiddelaars vastgesteld, waarop ze besloten heeft de ontwikkeling van een reglementair kader aan te moedigen. Dit zou moeten gerealiseerd worden via: • richtlijn (ADR) 2013/11/EU48. De richtlijn bepaalt de kwalitatieve criteria waaraan een ADR-dienst moet beantwoorden om officieel erkend te worden door de Europese Commissie. Het spreekt vanzelf dat zijn imago in het spel is en dat hij door aan deze criteria te voldoen een meerwaarde toevoegt aan zijn naam; • verordening (ODR) EU 524/201349 , waarbij beoogd wordt een door de Commissie beheerd platform te creëren tot oplossing van geschillen na een grensoverschrijdende onlinetransactie. Vanzelfsprekend zullen de lidstaten die al over een werktuig op het nationaal niveau beschikken (zoals België), trachten tot interoperabiliteit met het Europees platform te komen. De minister van Economie heeft een voorontwerp van wet tot omzetting van de Europese richtlijn voorgesteld en goedgekeurd gekregen op de Ministerraad einde 2013. Deze tekst ligt nu bij de Raad van State. De minister wenst daarmee een bemiddelingsdienst voor de consument te scheppen waarin de institutionele ombudsmannen (energie, telecommunicatie, postsector, treinreizigers) evenals de meeste sectorale bemiddelingsdiensten (verzekeringen, financiële conflicten) zouden worden gehergroepeerd, dit met het oog op synergiën en dus schaalbesparingen. Ook zou er een residuaire bemiddelingsdienst worden opgericht om de geschillen te behandelen die niet verwezen kunnen worden naar een bestaande ADR-dienst.
4.6. Fraude De AD Economische Inspectie is bevoegd voor de opsporing van het zogenaamde “sluikwerk”. Artikel 2 van de wet van 6 juli 1976 tot beteugeling van het sluikwerk met handels- of ambachtskarakter definieert sluikwerk als “het werk dat voorwerp kan zijn van een beroep behorend tot het ambachtswezen, 48
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van verordening (EG)nr 2006/2004 betreffende samenwerking inzake consumentenbescherming en richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken op consumentenbescherming (richtlijn ADR consumenten) http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2013:165:0063:0079:NL:PDF.
49 Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen (verordening ODR consumenten: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:OJ.L_.2013.165.01.0001.01.NLD.
89
de handel of de industrie en dat niet in ondergeschikt verband wordt verricht door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die ofwel niet is ingeschreven in het ambachts- of handelsregister, ofwel de wettelijke voorschriften inzake vergunning, verzekeringsplicht of inschrijving in verband met de uitoefening van dit beroep overtreedt, voor zover dat werk hetzij door zijn omvang en zijn technische aard, hetzij door zijn frequentie, hetzij door het aanwenden van materieel of van werktuigen, een specifiek professioneel karakter heeft.” Het ambachts- en handelsregister waarvan sprake in deze definitie is nu een onderdeel van de KBO, zodat de niet-inschrijving van een handelaar in de KBO meteen ook gekwalificeerd wordt als sluikwerk. De AD Economische Inspectie voerde 1.118 onderzoeken inzake sluikwerk in 2013 en stelde 538 pv’s op. Deze werden naar de bevoegde parketten verstuurd, aangezien de wet van 6 juli 1976 inzake sluikwerk geen procedure van “administratieve minnelijke schikking” voorziet.
4.7. Kruispuntbank van Ondernemingen en fraude 90
In het kader van de fraudebestrijding verleende KBO, zoals de voorgaande jaren, haar medewerking. Het ter beschikking stellen van haar gegevens in de strijd tegen fraude is namelijk één van de wettelijke taken van de KBO. Opnieuw steeg het aantal van de door de dienst Schrappingen behandelde dossiers waarbij foutieve adressen van maatschappelijke zetels en van vestigingseenheden van ondernemingen werden doorgehaald. In 2013 werd de procedure opgestart voor 4.033 verschillende ondernemingen. Om het toenemende aantal klachten te kunnen bijhouden, werd aandacht besteed aan een verbeterde samenwerking met de AD Economische Inspectie en de politiediensten. Samen met de dienst Ondernemingsloketten van de FOD Economie werden ook de klachten i.v.m. de ondernemersvaardigheden verder behandeld. Naast de deelname aan de diverse werkgroepen over fraudebestrijding en het ter beschikking stellen van de KBO-gegevens, werd op vraag van het kabinet van staatssecretaris John Crombez een procedure tot de ambtshalve doorhaling van ondernemingen wegens niet-neerlegging van de jaarrekeningen uitgewerkt. Sinds 19 juli 2013 worden de ondernemingen die niet in orde zijn met het neerleggen van hun jaarrekeningen, ambtshalve doorgehaald in de databank. Het betreft een administratieve doorhaling, waaraan ook publiciteit wordt gegeven door een publicatie in het Belgisch Staatsblad en op de KBO Public Search website.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Om deze procedure tot stand te brengen was er ook nauwe samenwerking met de Nationale Bank en de FOD Justitie (Belgisch Staatsblad).
4.8. De nieuwe beveiligde kaart ambulante activiteiten Sinds 1 april 2013 worden de machtigingen ambulante activiteiten uitgereikt op een elektronische drager en niet meer op een papieren drager. Deze nieuwe procedure, ingevoerd door minister Sabine Laruelle, beantwoordt aan de vraag van de beroepsfederaties en heeft als doel een einde te maken aan de misbruiken die werden vastgesteld bij het gebruik van de papieren machtigingen en aan de oneerlijke concurrentie die daaruit volgde. In het kader van de wettelijke hervorming van de ambulante activiteiten, op 1 oktober 2006 in werking getreden, werd besloten met het oog op de administratieve vereenvoudiging, de machtigingen ambulante activiteiten op een eenvoudig papieren document te vervaardigen, voorzien met het logo van het Ondernemingsloket en de handtekening van de verantwoordelijke van het Loket. Er werd echter vastgesteld dat met de ontwikkeling van de steeds efficiëntere reproductiemiddelen de machtigingen vrij gemakkelijk konden worden nagemaakt of zelfs worden vervalst.
De nieuwe machtiging heeft de vorm van een identiteitskaart. Zij heeft het voordeel op een meer duurzame drager te worden vervaardigd dan de papieren versie. Zij herneemt dezelfde gegevens als voorheen maar bevat bovendien een QR-code die de personen belast met de controle van de machtiging onmiddellijk en in realtime toegang verleent tot de gegevens van de onderneming die zich in de Public Search van de Kruispuntbank van Ondernemingen bevindt. Deze toegang kan worden verleend door het eenvoudig scannen van de QR-code met behulp van een smartphone. Iedere onderneming, houder van een papieren machtiging moet deze voor 1 april 2014 inruilen voor een nieuwe beveiligde kaart bij een ondernemingsloket naar keuze. De kostprijs van deze omruiling bedraagt 13 euro. De in werking getreden wetgeving moest worden aangepast om de nieuwe beveiligde leurkaart te kunnen invoeren50. De uitvoering van deze nieuwe procedure, zowel regelgevend als operationeel, valt onder de bevoegdheid van de dienst Economische Vergunningen van de AD K.M.O.-beleid.
50
De wet van 25 juni 1993 betreffende de uitvoering en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten werd gewijzigd door de wet van 21 januari 2013 houdende dringende bepalingen inzake kmo’s. Het koninklijk besluit van 24 september 2006, betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten werd gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 maart 2013 tot invoering van een elektronische drager voor de machtigingen ambulante activiteiten.
91
© Dmitriy Vereshchagin - fotolia.com
5. Informatie en communicatie 92
5.1. Dienst van de woordvoerder Newsletter In 2011 ontwikkelde de FOD Economie een nieuw extern communicatiekanaal, een elektronische nieuwsbrief. Het doel van dit kanaal is consumenten, bedrijven en stakeholders (scholen, gemeenten, federaties, ambtenaren, advocatenkantoren…) elke maand te informeren over nieuwe reglementeringen en projecten die een invloed hebben op het leven van verbruikers en ondernemingen. De 2.000 personen die zich ervoor inschreven, ontvangen ten minste één keer per maand de newsletter51. Pressroom De FOD Economie beschikt op zijn website over een “pressroom” die bedoeld is om de betrekkingen tussen de FOD en de pers te vergemakkelijken. Hoewel ze voornamelijk bestemd is voor journalisten, is ze ook toegankelijk voor het grote publiek. In de pressroom vind je de laatste persberichten, de samenstelling van het Directiecomité, strategische documenten en dossiers over specifieke onderwerpen en televisie-uitzendingen die de thema’s van de FOD Economie aankaarten. De gegevens van de woordvoerder en de officiële tweets van de FOD zijn er ook te lezen52.
51
http://economie.fgov.be/nl/fod/Newsletter/.
52
http://economie.fgov.be/nl/Pressroom/.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5.2. Het Contact Center Het Contact Center is het laagdrempelige centrale aanspreekpunt voor alle burgers en ondernemingen die vragen hebben over de bevoegdheden van de FOD Economie. Het is bereikbaar via een gratis telefoon- en faxnummer, voicemail, e-mail, formulieren op onze website en per brief. In 2013 verwerkte het Contact Center 105.676 contacten waarvan 104.327 inbound – een stijging met 10 % t.o.v. 2012 – en 1.349 outbound. De inboundcontacten kunnen opgesplitst worden in 81.406 telefonische contacten, 13.931 e-mails en faxen, 7.019 webformulieren en 1.971 voicemailberichten. De outboundcontacten hadden betrekking op de oproepen naar gemeenten in het kader van de campagne Durf vergelijken, telecommunicatie en de structuurenquête ondernemingen. Tabel 4. Top 5 van de thema’s behandeld in eerste lijn door het Contact Center in 2013 Thema
Aantal vragen
Kruispuntbank van Ondernemingen
In % van het totaal aantal vragen
28.025
27
Verandering van gegevens
5.054
5
Attesten
4.260
4
22.074
21
Sociale maatregelen op de energiefactuur
19.255
18
Gas en elektriciteitsmarkt
1.397
1
Doorgeefluik
13.127
13
Enquêtes
10.658
10
Consumentenbescherming
9.819
9
Klachten
2.988
3
Alternatieve geschillenbeslechting
2.040
2
Energie
Bron: FOD Economie, Contact Center.
De thema’s die de FOD behandelt, worden opgedeeld in drie grote groepen namelijk: • ondernemingen, • consumenten, en • statistieken en enquêtes.
93
Het thema ondernemingen neemt met 36.932 vragen 35 % van de inkomende contacten voor zijn rekening. Het gaat dan vooral om vragen over de Kruispuntbank van Ondernemingen (opzoeken en wijzigingen van gegevens, attesten, ondernemingsnummer en ondernemingsloketten), de toegang tot het beroep, de centrale examencommissie en de ambulante handel. Het thema consumenten is goed voor 36.466 vragen, even groot als het thema ondernemingen. De grote slokop binnen het thema is het sociaal tarief voor energie dat staat voor zowat de helft van de vragen. Andere belangrijke onderwerpen zijn: klachten, alternatieve geschillenbeslechting, garantie en reiscontracten. Het thema statistieken en enquêtes ten slotte staat in voor 17.450 inkomende vragen, goed voor 17 % van het totaal. De hoofdmoot van de vragen komt hier op rekening van de structuurenquête van de ondernemingen, gevolgd door statistieken over economie en financiën en de enquête naar de arbeidskrachten.
94
Het restant van de oproepen valt onder het doorgeefluik. Zowat 13 % (13.127 vragen) gaan over bevoegdheden die niet tot de FOD Economie behoren. Hier wordt steeds getracht de oproepers zoveel mogelijk door te verwijzen naar de competente instantie, zowel op federaal als regionaal niveau. Een kleine 5 % (4.763 oproepen) worden doorgeschakeld naar de specialisten in de FOD. Door het opnemen van meer thema’s en een uitbreiding van de FAQ’s (veel gestelde vragen) wordt getracht dat aantal te verminderen en de vragers onmiddellijk en volledig te antwoorden. De gemiddelde responstijd voor het beantwoorden van oproepen bedroeg 1 minuut 27 seconden. Het Contact Center onderschreef mee het Charter voor klantvriendelijkheid dat o.a. een antwoordtijd van 2 minuten 30 seconden vooropstelt. Het behaalde gemiddelde bewijst dat heel wat oproepen binnen die tijd worden beantwoord. Het blijft uiteraard een uitdaging om alle oproepers binnen de gestelde termijn te woord te staan.
5.3. Website De FOD Economie stelt een website ter beschikking van de burger om aan zijn informatiebehoefte te beantwoorden. De website bevat momenteel 8.000 pagina’s. De dienst “Kwaliteit en inhoud van de communicatie” van de Directie Communicatie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de website en voor de kwaliteit van de teksten. De dienst ondersteunt ook de opleiding van de gedecentraliseerde webbeheerders.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 8. Raadpleging van economie.fgov.be in 2013
(in eenheden)
95 Bron: FOD Economie.
In 2013 zette de dienst zich verder in om de website te verbeteren: • door een netwerk van gedecentraliseerde webbeheerders op te richten, die de wijzigingen aan de inhoud van de pagina’s van hun algemene directie zelf aanbrengen; • door een Web Content Management System (WCMS – geavanceerd content-beheersysteem) te ontwikkelen dat voor het beheer en het onderhoud van de huidige website zorgt. Dankzij een decentralisatie van het beheer van de inhoud laat dit systeem toe om de informatie op de website continu bij te houden. In 2013 werd de website van de FOD Economie bijna 14,5 miljoen keer door meer dan 4,7 miljoen internetgebruikers bezocht die in totaal 22,51 miljoen pagina’s raadpleegden. De website werd het meest geraadpleegd in januari (2,45 miljoen), maart (2,23 miljoen), mei (2,10 miljoen) en oktober (1,97 miljoen). De website werd integendeel minder bezocht tijdens de vakantie, meer bepaald in juni (1,49 miljoen geraadpleegde pagina’s), juli (1,68 miljoen) en augustus (1,64 miljoen). De meeste bezoekers komen uit België. De buitenlandse bezoekers zijn meestal uit Frankrijk of Nederland afkomstig.
© ra2 Studio - fotolia.com
5.4. Sociale media 96
De FOD is aanwezig op Facebook, Twitter en Youtube. We schakelen deze kanalen in als integraal onderdeel van onze communicatiemix. Ze vormen eveneens een kanaal om vragen te stellen. In 2013 plaatsten we 1.170 statusupdates en stuurden we 333 reacties. De gemiddelde reactietijd bedraagt 4 uur53. Tabel 5. Activiteit op de sociale media (in eenheden)
Posts
Twitter
Facebook
Verstuurde reacties
Alle interacties (retweets, mentions, replies)
@FODEconomie
389
250
1.459
881
@SPFEconomie
276
60
452
288
FOD Economie
267
10
526
482
SPF Economie
238
13
652
606
1.170
333
3.089
2.257
Bron: FOD Economie. 53
Applause (retweets)
https://twitter.com/FODEconomie - https://www.facebook.com/FODEconomie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Youtube werd in 2013 enkel ingeschakeld in het kader van de campagne “Durf vergelijken”. We plaatsten er een aantal tutorials over het gebruik van de tool waar je de aanbiedingen van de verschillende telecomoperatoren kunt vergelijken. Deze werden in totaal 2.569 keer bekeken.
5.5. Publicaties De FOD Economie beschikt over een drukkerij. Alle publicaties van onze FOD worden intern ontworpen en gedrukt. In 2013 werden er 3.751.892 afdrukken op A4-formaat zwart/wit en 7.673.569 afdrukken op A4-formaat kleur geprint. Goed voor een totale oplage van 11.425.461 afdrukken. Ten opzichte van 2012 daalde de oplage licht (205.627 exemplaren of -1,77 %). Deze daling is het gevolg van een bewuste keuze om zoveel mogelijk publicaties elektronisch aan te bieden (website) of op elektronische drager te verspreiden. Daarbij houden we wel telkens rekening met het doelpubliek en waken we er over geen digitale kloof te creëren.
5.6. “Telefoon, gsm, internet, tv: durf vergelijken!” Opzet van de campagne Na het succes van de campagne over het vergelijken van gas- en elektriciteitsprijzen, focuste de FOD Economie, op initiatief van de minister van Consumentenzaken Johan Vande Lanotte, zich in 2013 op de prijzen in de telecomsector. Sinds de invoering van de nieuwe telecomwet in 2012, waarbij een consument al na zes maanden kosteloos kan overstappen, speelt ook op de telecommarkt de concurrentie en daalden de prijzen. Bovendien bleek uit een studie van het BIPT dat meer dan de helft van de Belgen beschikt over een telecomformule die niet is afgestemd op zijn werkelijke behoeften. Vergelijken kan dus lonen, maar veel consumenten gaven aan dat dit niet gemakkelijk is. Daarom hielpen 330 federale en 500 gemeenteambtenaren gedurende twee weken consumenten de vergelijking te maken tussen de verschillende telecomaanbiedingen in een van de 440 deelnemende gemeenten. Ze maakten hiervoor gebruik van de onlinesimulator van het BIPT (www.bestetarief.be) dat samen met de gemeenten en Test-Aankoop een belangrijke partner was in deze campagne. Daarnaast bood de FOD Economie ook onlinehulp aan de hand van instructiefilmpjes op zijn website waarin op eenvoudige wijze wordt uitgelegd hoe consumenten zelf de BIPT-simulator kunnen gebruiken.
97
Resultaten De campagne zorgde voor een recordaantal prijsvergelijkingen op de BIPT-simulator. In totaal werden er tijdens de campagne meer dan 360.000 simulaties uitgevoerd, wat evenveel is als het aantal prijsvergelijkingen in 2010, 2011 en 2012 samen. Het gemiddelde aantal simulaties per dag lag meer dan 20 keer hoger dan voor de campagne. Er kwamen 9.496 consumenten langs in de gemeenten om samen met een ambtenaar hun profiel op te maken en tarieven te vergelijken. Vooral oudere mensen kwamen langs. Dat was ook het doelpubliek dat wij met deze campagne voor ogen hadden: 92 % van de bezoekers was ouder dan 40 jaar, 58 % ouder dan 60 jaar. De ambtenaren voerden samen meer dan 16.000 simulaties uit. De meeste consumenten vroegen een simulatie voor triple play en gsm (28 %) of enkel voor triple play (26 %). De pagina’s op onze website over de campagne en over de instructiefilmpjes werden meer dan 50.000 keer bezocht.
98
Dit knappe resultaat bewijst dat er wel degelijk nood was aan hulp en informatie over hoe de vergelijking te maken tussen de verschillende tariefformules. Met deze campagne wil de FOD Economie consumenten bewustmaken van het nut om te blijven vergelijken. Zo kan de consument immers heel wat uitsparen op zijn telecomfactuur.
5.7. Klachten over de dienstverlening 5.7.1. Klachtenmanagement bij de FOD Economie In 2011 stapte de FOD Economie mee in het federale netwerk klachtenmanagement dat als doel heeft tot een uniforme klachtenbehandeling te komen in de federale overheidsdiensten. In 2013 werd, op basis van omzendbrief 626 van de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, het klachtenmanagement gestructureerd en geharmoniseerd. Er werd een vaste klachtenprocedure en een opvolgingssysteem voor de klachten uitgewerkt.
5.7.2. Hoeveel klachten in 2013? In 2013 ontving de FOD Economie 41 klachten over de werking en/of dienstverlening, waarvan 31 ontvankelijk waren en 17 gegrond. 90 % van de ontvankelijke klachten (of 28 op 31) werden binnen de vooropgestelde termijn van 15 werkdagen beantwoord. Het merendeel van de gegronde klachten (13 op 17) ging over de kwaliteit van de geleverde dienst (bijvoorbeeld geen of laat antwoord op een brief of e-mail). Daarnaast handelden twee gegronde klachten ook over de behandelende ambtenaar (bijvoorbeeld onbeleefd gedrag), een over de procedure van de dienstverlening en een over de klachtenbehandeling zelf.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5.7.3. Actiepunten 2014 Op basis van de cijfers over klachten werden drie actiepunten naar voor geschoven voor 2014: • De meeste klachten over enquêteurs zijn gevallen waar de enquêteur de grenzen van de beleefdheid en van zijn bevoegdheden overschrijdt. De AD Statistiek sensibiliseert continu de enquêteurs hierover. • De medewerkers van het Contact Center werken volgens de principes van het bestaande Charter voor de klantvriendelijkheid. Toch blijken niet alle klanten even tevreden. In 2014 zullen deze principes een extra aandachtspunt zijn. Het Contact Center zal zich ook engageren in het nieuwe Charter voor de klantvriendelijkheid dat de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken voorbereidt. • De Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid maakt werk van een verbetering van de dienstverlening bij het geven van adviezen bij aanvragen voor de opslag van springstoffen.
In het kader van de bescherming van de consumenten, heeft de FOD Economie ook oog voor de meest kansarme verbruikers. We werken daarbij, samen met de POD Maatschappelijke Integratie, mee aan het project “Ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting binnen de federale overheid”. Hij heeft in de Directie Communicatie een cel “Kansengroepen” opgericht die uit drie medewerkers bestaat. In 2013 hield deze cel 70 gesprekken met verantwoordelijken van het OCMW of van instellingen van openbaar nut en nam ze zevenmaal deel aan beurzen, waaronder de Beurs van Libramont, Agribex en het Salon des Mandataires. De twee ervaringsdeskundigen stellen alle bevoegdheden van de FOD Economie voor op basis waarvan kansarme personen klare en duidelijke informatie kunnen krijgen (bijvoorbeeld: consumentenkrediet, collectieve schuldenregeling, basisbankdienst, sociaal tarief voor elektriciteit en/of aardgas…). Door het lezen van de brochures of folders die hun ter beschikking werden gesteld of door het raadplegen van onze website toonden deze burgers veel belangstelling en willen ze op de hoogte gehouden worden van updates of nieuwe informatie. De FOD Economie zet dit project in 2014 verder.
99
© Andy Dean - fotolia.com
5.8. Kansengroepen
Lijst van afkortingen
100
AD
Algemene Directie
ADR
Alternatif Dispute Resolution (alternatieve geschillenoplossing)
APS
Algemeen Preferentie Stelsel
BAF
Belgian anti-piracy Federation
BELAC
Belgische Accreditatieinstelling
Belmed
Onlineplatform voor de beslechting van consumentengeschillen
BELMET
Netwerk van metrologische laboratoria
BIPT
Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
BMA
Belgische Mededingingsautoriteit
CREG
Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas
CSR
Corporate Social Responsibility (CSR)
DD
Duurzame ontwikkeling
DSL
Digital Subscriber Line
EC
Europese Commissie
EMRP
European Metrology Research Programme
ENOVER
Energieoverleg tussen de staat en de gewesten
EPO
European Patent Office
FAGG
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten
FAVV
Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
FBP
Federaal Planbureau
FEVIA
Belgian Food and Drink Federation
FOD
Federale Overheidsdienst
FWA
Fédération Wallonne de l’Agriculture
Gwh Gigawattuur ICC
International Chamber of Commerce
ICCF
Interdepartementale Commissie voor de coördinatie van de strijd tegen de economische fraude
ICT
Information and Communication technology
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
IEA
Internationaal Energieagentschap
IEC
Interministeriële Economische Commissie
IMF
International Monetary Fond
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
ISP
Internet Service Provides
KBO
Kruispuntbank van Ondernemingen
kmo
kleine of middelgrote ondernemingen
lng
liquid natural gas
MADB
Market Access Data Base
MMS
Monitoring of Markets and Sectors MMS Project Final Report
MOU
Memory of understanding
Mtoe
Million tons oil equivalent
mvo
maatschappelijk verantwoord ondernemen
NANAC
Neen aan namaak en piraterij
NBN
Bureau voor Normalisatie
NGA
New Generation Access
NRI
Nationale regelgevende instanties
ODR
Online Dispute Resolution
OECD
International organisation helping governments tackle the economic, social and governance challenges of a globalised economy.
pv proces-verbaal SBA
Small Business Act
SCK
Studiecentrum voor Kernenergie
SPOC
Single Point of Contact
TFED
Task Force Duurzame Ontwikkeling
UCL
Université Catholique de Louvain
UNCTAD
United Nations Conference on Trade and Development
vzw
vereniging zonder winstoormerk
WCMS
Web Content Management system
WER
Wetboek van economisch recht
101
Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be