Overzicht 2011
De FOD Economie en de consument
Overzicht 2011 De FOD Economie en de consument
2
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 1210 BRUSSEL Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. 02 277 51 11 Vanuit het buitenland: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever:
Regis Massant Voorzitter a.i. van het Directiecomité Vooruitgangstraat 50 1210 BRUSSEL
Wettelijk depot: D/2012/2295/41 S4/1075
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Inhoudstafel Voorwoord....................................................................................................................................................................................................................5 1.
Internationale en Belgische context............................................................................................................................7 1.1. Het Europese kader en de internationale samenwerking....................................................... 7 1.1.1. Single Market Act.................................................................................................................................................... 7 1.1.2. De Interministeriële Economische Commissie..........................................................11 1.1.3. De Europese samenwerking................................................................................................................12 1.1.4. Consumer scoreboard .................................................................................................................................15 1.1.5. Werkzaamheden op Europees niveau.....................................................................................16 1.2. De federale bevoegdheden van de FOD Economie..........................................................................16 1.3. De dialoog tussen de FOD Economie en de consumenten...................................................18 1.3.1. De dialoog-, advies- en overlegstructuren........................................................................18 1.3.2. Het Observatorium van het Verbruik.........................................................................................20 1.3.3. De lokale marktplatforms ......................................................................................................................21
2.
De FOD Economie en het belang van de consument............................................................................ 22 2.1. Een evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt.................................22 2.1.1. Het Prijzenobservatorium........................................................................................................................22 2.1.2. De mededinging.....................................................................................................................................................24 2.1.3. Energie................................................................................................................................................................................26 2.1.4. Energie en sociale maatregelen......................................................................................................28 2.1.5. De telecommunicatie/elektronische handel...................................................................31 2.1.6. De financiële diensten...................................................................................................................................33 2.1.7. De verzekeringen.................................................................................................................................................35 2.2. De informatie en de consument................................................................................................................................37
3
2.2.1. De informatie-instrumenten................................................................................................................37 2.2.2. De Dienstenrichtlijn en de consument.. ................................................................................42 2.2.3. Statistieken...................................................................................................................................................................43 2.2.4. De etikettering van de levensmiddelen..................................................................................46 2.3. Het verantwoordelijkheidsbesef van de consument.....................................................................49 2.4. Het vertrouwen van de consument. ......................................................................................................................50 2.4.1. Kwaliteitsdiensten. .............................................................................................................................................50 2.4.2. De wetenschappelijke metrologie.................................................................................................53 2.4.3. De kwaliteit en veiligheid van producten en diensten........................................54 2.4.4. Namaak en piraterij..........................................................................................................................................56 3.
4
De FOD Economie en de bescherming van de consument........................................................... 59 3.1. De bescherming van de consument....................................................................................................................59 3.1.1. De marktpraktijken...........................................................................................................................................59 3.1.2. Bijzondere thema’s............................................................................................................................................63 3.2. Het markttoezicht.........................................................................................................................................................................67 3.2.1. Het economische toezicht ......................................................................................................................67 3.2.2. Het beheer van klachten............................................................................................................................71 3.2.3. De instrumenten en de alternatieve regeling van geschillen. ................73 3.2.4
De wettelijke metrologie............................................................................................................................76
3.3. De veiligheid van de consument................................................................................................................................77 3.3.1. De veiligheid van producten en diensten.............................................................................77 3.3.2. De internetveiligheid........................................................................................................................................79 3.3.3. Statistische geheimhouding en bescherming persoonlijke levenssfeer............................................................................................................................82 Lijst van afkortingen................................................................................................................................................................................... 83
@ SVLuma - fotolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voorwoord De regering heeft beslist een proactief beleid te voeren om de consument beter te beschermen en te informeren. In het licht hiervan versterkt de FOD Economie zijn nu reeds belangrijke rol in het dagelijkse leven van de burger en verhoogt zijn inspanningen om het vertrouwen in de markt te stimuleren. Beheersing van de energiefactuur, verbetering van de koopkracht, herstel van het vertrouwen in financiële producten, meer transparantie van de factuur, versterking van de rechten en plichten in onze markteconomie: de huidige beleidsprioriteiten illustreren het belang dat wordt toegekend aan de plaats en de bescherming van de consument. Door zijn opdracht, die erin bestaat de voorwaarden te scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt, is de FOD bevoegd voor tal van beleidslijnen en instrumenten die verband houden met de consument. De FOD Economie, die zich bewust is van het sociaaleconomische belang van deze beleidsprioriteit, heeft van consumentenbescherming één van zijn vier strategische krachtlijnen gemaakt, naast een duurzame economie, een competitieve economie en een doorzichtige markt. Via zijn verschillende vakgebieden en strategische doelstellingen beschikt de FOD over tal van troeven die efficiënt bijdragen tot de verwezenlijking van deze prioriteit. In deze logica is het thema van dit jaarverslag de consument. Op basis van zijn methodologische sectoranalyses, zijn Prijzenobservatorium en het verstrekken van kwaliteitsvolle statistieken is de FOD in staat een grondige kennis te
5
ontwikkelen van de actoren, ondernemingen en consumenten, en toe te zien op een gezonde mededinging in een steeds meer geglobaliseerde internationale economie. Door een goede marktomkadering, op basis van coherente economische regelgeving, beoogt de FOD billijke en transparante betrekkingen tussen zowel grote als zwakte marktspelers in een geest van dialoog en overleg. Het uitvoeren van controles op het terrein zorgt ervoor dat de regels worden nageleefd en efficiënt en geloofwaardig zijn. Wat de consument betreft, hebben de activiteiten van de FOD betrekking op zeer uiteenlopende domeinen: informatie, mededinging, prijstransparantie, beheer van consumentenklachten en –geschillen, strijd tegen namaak, etikettering, handelspraktijken, overmatige schuldenlast, reizen, verzekeringen, bankdiensten, …
6
Het eerste hoofdstuk belicht de Europese context en de verantwoordelijkheden van de FOD die erop gericht zijn de verdediging van de Belgische belangen op Europees en internationaal niveau te waarborgen en te coördineren. Dit inleidende hoofdstuk wordt aangevuld met een overzicht van de exclusieve federale bevoegdheden inzake deze specifieke aangelegenheid evenals van de bestaande mechanismen voor overleg en dialoog tussen de consumenten en de FOD Economie. Het tweede hoofdstuk heeft betrekking op de wijze waarop de FOD toeziet op de belangen van de consument in de verschillende bedrijfssectoren die tot zijn bevoegdheden behoren, alsook op de daarvoor aangewende middelen zoals informatie, responsabilisering, minimale kwaliteitseisen voor producten en diensten die het vertrouwen van de consument moeten versterken. Hoewel deze activiteiten vaak miskend zijn of vanzelfsprekend lijken, vergen zij hoogopgeleid en alert personeel dat oog heeft voor het leven van alledag. Tot slot worden in het derde hoofdstuk de meer operationele regulerings- of controleacties van de FOD aangekaart die een impact hebben op de betrekkingen tussen de actoren op de markt en de rechtstreekse bescherming van de consument beogen. Ik hoop dat de burger-consument bij het lezen van dit jaarverslag de nodige argumenten kan vinden voor het versterken van zijn vertrouwen in onze markt. Hierbij mag hij evenwel niet uit het oog verliezen dat ook hij zijn verantwoordelijkheid moet nemen. R. MASSANT Voorzitter a.i.
1. Internationale en Belgische context 1.1. Het Europese kader en de internationale samenwerking 1.1.1. Single Market Act Sinds 1993 is de Europese interne markt in voortdurende en noodzakelijke ontwikkeling gelet op de constante veranderingen waaraan zij het hoofd moet bieden: de mondialisering, de globalisering van de economie, de integratie van nieuwe lidstaten, de technologische vooruitgang, maar ook de milieu-, maatschappelijke en sociale vraagstukken. De interne markt maakt deel uit van het dagelijkse leven van de burgers, zowel op beroeps-, privé- of verbruiksvlak. De recente financiële en economische crises hebben tal van marktspelers verzwakt: zowel ondernemingen als consumenten en werknemers. Het handelsverkeer in deze markt heeft er echter de gevolgen van afgezwakt. De interne markt is dus een belangrijke troef. De huidige inspanningen van de regeringen van de lidstaten met het oog op een stabilisatie van de economie zijn aanzienlijk en verlopen moeizaam. De ontwikkeling van de hulpmiddelen en de voordelen van de interne markt vormen meer dan ooit een belangrijke uitdaging om uit de economische crisis te geraken en de burger weer vertrouwen te geven in zijn markt. De recente verklaring van de leden van de Europese Raad van 30 januari 2012 “Naar groeivriendelijke consolidatie en banenvriendelijke groei” benadrukt de noodzaak van
7
een modernisering van onze economieën en een versterking van het concurrentievermogen om duurzame en banenvriendelijke groei te bewerkstelligen, met behoud van onze sociale modellen. Om de markt echter te laten ontwikkelen en nieuw leven in te blazen, mogen de belemmeringen die het vrije verkeer van goederen en diensten nog in de weg staan, niet genegeerd worden. Zo diende Mario Monti, gewezen lid van de Europese Commissie, al in mei 2010 een rapport in met als titel “Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt ten dienste van de Europese economie en samenleving”1. Om de storingen op de interne markt het hoofd te bieden, tracht hij de gebreken te identificeren die de ontwikkeling ervan belemmeren en stelt hij een strategie voor die bedoeld is om de macro-economische prestaties van de Europese Unie te verbeteren en tegelijk de sociale, economische en institutionele aspecten van de markt meer te integreren.
8
Om deze uitdagingen te kunnen aangaan, keurde de Europese Unie de “Europa 2020-strategie” goed die in januari 2012 opnieuw bekrachtigd werd. Deze strategie stelt ambitieuze doelstellingen voorop voor een slimme, duurzame en inclusieve groei2. • Slim: d.w.z. aangepast aan de digitale economie, waarbij de nodige infrastructuur ontwikkeld wordt voor het vrije verkeer van personen en goederen en waarbij innovatie en de ontwikkeling van een competitieve dienstenmaatschappij worden bevorderd; • Duurzaam: een groei die bijdraagt tot sociale vooruitgang, tewerkstelling, een verbetering van het milieu en de strijd tegen de klimaatverandering. Deze groei moet ook tastbare voordelen voor de burger inhouden; • Inclusief: de oprichting en de ontwikkeling van kleine en micro-ondernemingen moeten bevorderd worden met een intelligente regelgeving en een vermindering van de administratieve lasten. Dit alles moet eveneens bijdragen tot een meer solidaire samenleving. Om het relanceproces van de interne markt te concretiseren, stelde de Commissie eind 2010 een openbaar debat voor rond 50 voorstellen die in een mededeling “Naar een Single Market Act”3 werden opgenomen. Dit debat werd op Europees, nationaal en lokaal vlak gevoerd en verzamelde bijdragen van de lidstaten, niet-gouvernementele 1
Rapport van Mario Monti aan de voorzitter van de Europese Commissie, 9 mei 2010.
2
COM(2010)2020.
3
COM(2010) 608.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
organisaties, sociale partners, beroeps- en industriële federaties, vakbondsorganisaties, ondernemingen, consumentenorganisaties, denktanken, universiteiten en burgers. Gezien zijn bevoegdheden op het vlak van regulering van de goederen- en dienstenmarkt ondersteunde de FOD Economie dit initiatief vanzelfsprekend. Op 27 januari 2011 organiseerde de FOD een rondetafel voor alle partijen die betrokken zijn bij de sociaaleconomische beleidslijnen van de interne markt om een gedachtewisseling op gang te brengen en de deelname aan het Europese debat te stimuleren. Deze dag werd ingeleid door een uiteenzetting van de heer M.S. De Rynck (Europese Commissie, eenheidshoofd bij het Directoraat-generaal Interne Markt en Diensten) over de “Single Market Act”; vervolgens werd de dag ingedeeld in 5 workshops die betrekking hadden op een reeks voorstellen van de Commissie inzake consumenten, bedrijfsbeheer, ondernemingen (internationaal luik en concurrentievermogen), energie en digitale economie. In zijn conclusies onderstreept de Europese Raad van 24-25 maart 2011 het volgende: “De eengemaakte markt heeft een sleutelrol te spelen bij het creëren van groei en werkgelegenheid en het bevorderen van het concurrentievermogen… Bijzondere nadruk moet worden gelegd op maatregelen die groei en banen creëren en concrete resultaten opleveren voor burgers en bedrijven.”4. Na deze raadpleging op Europees niveau eind februari 2011, die gevolgd werd door de conclusies van het Parlement en de Raad, identificeerde de Commissie 12 hefbomen om de groei en het concurrentievermogen te stimuleren en het vertrouwen van de burger te versterken. Deze 12 hefbomen werden opgenomen in een basisdocument met als titel “Single Market Act” (SMA). Dit document werd door de Commissie op 13 april 20115 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s meegedeeld en is het instrument voor de concrete uitvoering van de Europese strategie. De 12 hefbomen zijn: • toegang van kmo’s tot financiering • mobiliteit van de burgers • intellectuele-eigendomsrechten
4
Conclusies van de Europese Raad, 24-25 maart 2011, EUCO 10/11, § n°7.
5
COM(2011) 206 def.
9
• de consumenten, actieve deelnemers aan de eengemaakte markt • diensten • netwerken • een eengemaakte digitale markt • sociaal ondernemerschap • belastingen • sociale samenhang • regelgevingskader voor bedrijven • overheidsopdrachten Om dit relanceproces concreet uit te voeren, stelde de Commissie voor elke hefboom een “kernactie” voor; voor eind 2012 moet een eerste reeks maatregelen worden aangenomen, die met een actieprogramma voor de volgende fase zal worden aangevuld.
10
De hefboom “Consument”6 verdient bijzondere aandacht in het kader van dit “Overzicht 2011”. Het is de bedoeling het consumentenvertrouwen te versterken door de betrouwbaarheid van de aangekochte producten te waarborgen, ongeacht de plaats van verkoop en de mogelijkheid om hun rechten te doen gelden bij onlineaankoop of aankoop in het buitenland. De kernactie om dit vertrouwen te herstellen heeft betrekking op de aanneming van een wetgeving over alternatieve geschillenregeling (ADR – alternative dispute resolution) en onlinegeschillenregeling (ODR- online dispute resolution). Het gaat erom middelen voor buitengerechtelijk beroep ter beschikking te stellen om geschillen tussen consumenten en ondernemingen gemakkelijk en snel op te lossen. De FOD Economie is de bevoorrechte gesprekspartner voor België in Europese onderhandelingen. Momenteel worden er besprekingen gevoerd in het Europees Parlement en de Raad. Er zullen andere aanvullende acties worden ondernomen om het consumentenvertrouwen te versterken, namelijk op het vlak van algemene productveiligheid, ongeacht de plaats van productie, de milieu-invloed van producten of op het gebied van elektronische handel, reizen of financiële producten.
6
Publicatie “Akte voor de interne markt – Samen werken aan nieuwe groei” van de Europese Commissie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
1.1.2. De Interministeriële Economische Commissie De FOD Economie beschikt over een formeel coördinatiemechanisme om de standpunten van de federale en gewestelijke autoriteiten in nationale en internationale dossiers op elkaar af te stemmen. In dit coördinatieorgaan, de Interministeriële Economische Commissie (IEC), speelt de FOD de rol van voortrekker, voorzitter en administratieve ondersteuner. Het betreft een flexibel en efficiënt coördinatie-instrument dat de samenhang moet waarborgen tussen de federale en gefedereerde entiteiten die betrokken zijn bij internationale economische aangelegenheden. Zijn taak als onafhankelijke administratieve en technische coördinator voor aangelegenheden die gemeenschappelijke economische beslissingen vereisen wint aan belang gelet op de verdeling van de bevoegdheden in de huidige en toekomstige structuur van de Belgische Staat en de noodzaak om rekening te houden met de internationale context (Benelux, Europese Unie, WTO, OESO, enz). De IEC is de plaats waar ervaren ambtenaren bijeenkomen volgens hun bevoegdheidsdomein. Deze formule bevordert de samenhang wanneer België zijn standpunt moet innemen. In april 2011 stelde de Europese Commissie haar “Single Market Act” voor. De algemene beleidslijnen van de Commissie, die ongeveer 50 voorstellen inhouden hetzij voor nieuwe of te herziene wetgevende teksten, hetzij voor studies of een witboek, boden de FOD Economie de gelegenheid zich te profileren als verantwoordelijke en stuurder van de acties die gerelateerd zijn aan de werking van de interne markt in België. Via de Interministeriële Economische Commissie werd een eerste prioritaire nationale oefening over deze acties verwezenlijkt. Van haar kant zette de Commissie haar implementatieoefening voort door voor een eerste reeks acties een groep van 12 maatregelen in aanmerking te nemen, die de 12 hefbomen voor de interne markt worden genoemd. Deze 12 hefbomen werden in de mededeling van 13 april 2011 geïdentificeerd7. Van deze lijst worden er negen door de IEC in aanmerking genomen als prioritair. In de meeste van die dossiers heeft de FOD Economie een sturende rol. De uitvoering van de Single Market Act komt tot uiting in regelgevende voorstellen, waarvan het onderzoek in het nieuwe bij de IEC ingestelde “Comité Interne Markt” is begonnen. Er moet ook gewezen worden op het belang van het maandelijkse scoreboard op het vlak van omzetting van de richtlijnen. De Belgische resultaten stroken niet helemaal met de ambities, maar die van de FOD Economie wijzen op een spectaculaire verbetering in de voordien vastgestelde vertragingen. Zo is de dienstenrichtlijn volledig omgezet en de achterstand op het vlak van energie ingehaald. 7
Cf. punt 1.1.1.
11
Tot slot nam de FOD Economie het voortouw bij de invoering van het “Internal Market Information System” (IMI) voor onderlinge informatie en communicatie tussen de besturen van de lidstaten. Er werd een uniek, transponeerbaar, reproduceerbaar en door alle Belgische autoriteiten aanvaard model gedefinieerd en goedgekeurd. De FOD Economie duidde intern de Belgische NIMIC (national IMI coordinator) aan, d.i. de ambtenaar die verantwoordelijk is voor het toezicht op de werking van het IMIsysteem in alle onderdelen van de Belgische besturen. 1.1.3. De Europese samenwerking In de interne markt die Europa is en wil zijn, neemt de consument een centrale plaats in. De consumptie, geconditioneerd door het consumentenvertrouwen, is er een essentieel element van. Maar vertrouwen is een fragiele factor: is het al meetbaar, dan is het veel minder maakbaar.
12
Aan die realiteit ontleent het Europese consumentenbeschermingrecht zijn reden van bestaan. Maar consumentenbeschermingsregels overstijgen slechts het papier in de mate dat ze effectief afgedwongen worden: in de regel door consumenten zelf, als het nodig is door de autoriteiten. In die zin kan Europese consumentenbescherming niet bestaan zonder Europese handhaving. Die handhaving bestaat vandaag nog niet, maar er wordt aan de weg getimmerd.
@ koya79 - fotolia.com
Verordening 2006/2004/EG is het instrument dat de samenwerking tussen de Europese consumentenbeschermingsautoriteiten regelt. Deze verplicht de lidstaten van de EU om de samenwerking tussen de nationale handhavingsautoriteiten inzake consumentenbescherming te organiseren en te garanderen. Zij schrijft voor dat de lidstaten el-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
kaar bijstaan, zowel via de uitwisseling van informatie, als via de uitvoering van handhavingsmaatregelen die, ondanks de verschillen in bevoegdheden en rechtsstelsels, grensoverschrijdende illegale handelspraktijken doen stoppen. In dit kader is de Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB) van de FOD Economie de enige bevoegde autoriteit en haar dienst voor Internationale Samenwerking vervult de functie van enig verbindingsbureau. Verordening (EG) Nr. 2006/2004 stelt ook een regelgevend comité in, belast met de concrete implementatie ervan. Het betreft o.a. het opstellen van een jaarlijks handhavingsplan, de ontwikkeling en opvolging van handhavingsprojecten en het ontwerpen van concrete uitvoeringsregels. De ADCB verzorgt de Belgische vertegenwoordiging hierin. Een van de speerpunten van dat handhavingsplan is de jaarlijkse sweepactie. Dit is een gecoördineerd internetonderzoek met als doel inbreuken te detecteren in een welbepaalde sector. In 2011 werden aanbiedingen voor financiële diensten, met name kredieten, gescreend. De FOD Economie was mee de motor om op Europees vlak te komen tot de ontwikkeling van een goed gestructureerde onderzoeksmethode, een vergelijkbare rapportering en een transparante coördinatie van de verschillende onderzoeken. De multilaterale samenwerking International Consumer Protection and Enforcement Network- ICPEN Het ICPEN is een netwerk van gouvernementele organisaties die verantwoordelijk zijn voor de controle op de naleving van de wetgevingen betreffende de bescherming van economische belangen van de consument. De ADCB lag in 1992 mee aan de basis van de oprichting van dit netwerk, dat als voornaamste doel heeft de samenwerking tussen verschillende landen te bevorderen en, via deze samenwerking, de consumenten te beschermen over de grenzen heen. De uitwisseling van informatie en kennis speelt hier een essentiële rol. Het ICPEN bestaat op dit ogenblik uit meer dan 45 verschillende organisaties afkomstig uit landen van de 5 continenten. De conferentie die het netwerk het voorbije jaar hield, stond in het teken van versterking van de internationale aanpak van consumentenproblemen. Er wordt blijvend gekeken welke nieuwe trends zich wereldwijd ontwikkelen en welk antwoord ICPEN hierop kan bieden. Het netwerk blijft groeien, nieuwe kandidaat-leden dienen zich regelmatig aan. In 2012-2013 zal de Algemene Directie Controle en Bemiddeling voorzitter zijn van ICPEN. Andere projecten die intussen een vaste stek hebben verworven in de jaarplanning van het netwerk zijn Fraud Prevention Month en de Internet Sweep Day (zie verder).
13
De Fraud Prevention Month Het bewustzijn blijft groeien dat het sterkste wapen tegen consumentenbedrog een goed geïnformeerde consument is. Eens het kwaad geschied, is het immers zeer tijdrovend en arbeidsintensief om op te treden tegen goed georganiseerde internationale oplichters. Vandaar het belang van een jaarlijks terugkerende campagne die consumenten moet leren consumentenbedrog in al zijn vormen te herkennen.
14
Op 1 maart 2011 lanceerde de FOD Economie in samenwerking met de mobiele operatoren (Proximus, Base, Mobistar) en Telenet de website www.winforphone.be. Deze website is een waarheidsgetrouwe imitatie van een sms-wedstrijd zoals er honderden circuleren op het internet. Deelnemers werden naar de site geleid via de typische kanalen zoals advertenties op Facebook, via Google of op zoekertjessites. Om zogezegd een van de 9.550 smartphones te winnen, moesten de deelnemers een sms’je sturen naar de shortcode 9550. Daarop kregen ze een code toegestuurd die ze moesten valideren op de website. Op het einde van de rit wonnen ze echter geen smartphone, maar kregen ze tips om de valkuilen van dergelijke malafide sms-spelletjes te vermijden. In tegenstelling tot de echte wedstrijden, waren er uiteraard voor de consument geen kosten verbonden aan hun deelname. Wie de moeite nam om de contactgegevens of de algemene voorwaarden te lezen, had direct door dat het om een preventiecampagne ging. Zo stond in de algemene voorwaarden onder meer dat deelnemers ermee akkoord gingen om in aangepast kostuum paashaas en Sinterklaas te spelen voor de FOD Economie. Onderaan de voorwaarden werd zelfs duidelijk vermeld dat het geen echte wedstrijd maar een preventiecampagne is. Jammer genoeg lezen de meeste mensen deze voorwaarden niet, terwijl net daar vaak de addertjes onder het gras zitten. In totaal hebben meer dan 42.000 consumenten de website bezocht. Meer dan 1.600 van hen namen deel aan de sms-wedstrijd en aanvaardden dus impliciet de algemene voorwaarden. De Sweep Day Eveneens onder impuls van ICPEN en gecoördineerd door de Australian Competiton and Consumer Commission, zochten wereldwijd organisaties op het internet naar mogelijke vormen van oplichting binnen het thema ‘Use and Misuse of Third Party Authority’, waarbij gezocht werd naar valse voorwendselen i.v.m.. een bepaalde autoriteit. Uit de resultaten bleek dat België, in tegenstelling tot de Angelsaksische landen, weinig valse autoriteiten, zoals bv. valse immigratiediensten, kent. Benelux In het kader van de samenwerking over interne marktaangelegenheden die voorzien zijn in het huidige vernieuwde Benelux-verdrag, werd verder samengewerkt in de werkgroep ‘consumentenbescherming’. In samenwerking met de Nederlandse
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Consumentenautoriteit en de Luxemburgse Direction de la Réglementation des Marchés et de la Consommation worden modelprojecten ontwikkeld over markttoezicht in het domein van de bescherming van de economische belangen van de consument en worden best practices uitgewisseld over acute probleemkwesties. De Benelux-werkgroep consumentenbescherming bood ook een forum voor overleg ter voorbereiding van de CPC-bijeenkomsten op Europees niveau. De bilaterale samenwerking Verenigd Koninkrijk. In het kader van het samenwerkingsprotocol dat in 2010 werd afgesloten met het Office of Fair Trading, wordt naast samenwerking of concrete dossiers, voorzien in de uitwisseling van best practices over de organisatie van handhaving. Frankrijk. De ADCB onderhoudt een samenwerkingsprotocol met de Direction générale de la Concurrence, de la Consommation et de la Répression des Fraudes alsook met haar regionale directie van Nord-Pas-de-Calais. Dit protocol werd hernieuwd op 7 december 2011. Groothertogdom Luxemburg. In het kader van het protocol met de Direction de la Réglementation des Marchés et de la Consommation van het ministère de l’Economie et du Commerce extérieur van het Groothertogdom Luxemburg, werden specifieke bilaterale grensoverschrijdende kwesties besproken. Europees Centrum voor de Consument. In 2006 werd een protocol afgesloten met het Belgische contactpunt van het Europees Centrum voor de Consument (ECC) waarin werd overeengekomen dat informatie actief zou worden uitgewisseld met de ADCB. Concreet houdt dit in dat de ADCB consumenten doorverwijst naar het ECC om een oplossing voor hun probleem met een Europese handelaar te vinden. In 2011 werden 510 consumenten doorverwezen. Meer dan de helft van de klachten betrof de niet-levering van een besteld goed of dienst door een Europees bedrijf. Het ECC is ook een belangrijk informatiekanaal voor de ADCB om signalen op te pikken over mogelijke schendingen van de regels inzake consumentenbescherming. 1.1.4. Consumer scoreboard De Europese Commissie stippelde een beleid uit dat erop gericht is, een beter inzicht te verwerven in de consumentenmarkten. Sinds 2008 worden er jaarlijks boordtabellen (consumer markets scoreboards) gepubliceerd, aan de hand waarvan de kennis van de markt en de regulering ervan kan worden verbeterd vanuit het standpunt van de consument. Dergelijk scoreboard is een instrument voor het consumentenbeleid en voor de integratie ervan in andere beleidstakken. 50 consumentenmarkten worden onder de loep genomen, aan de hand van voornamelijk vijf indicatoren (prijzen, klachten, tevredenheid van de consument, switching of mogelijkheid voor de consument om van
15
operator te veranderen, veiligheid). Dank zij dat scoreboard moet het mogelijk zijn, volgens de Commissie, om de (slechte) werking van de consumentenmarkten te “meten”. De Commissie verwacht van de lidstaten dat ze actief bijdragen aan het “van gegevens voorzien” en het “exploiteren” van dat scoreboard. In de FOD Economie werd hiertoe het Observatorium van het Verbruik opgericht. Ook de Raad voor het Verbruik is bereid een bijdrage te leveren aan het vaststellen en analyseren van de oorzaken van de eventuele disfunctie van sommige markten. Hij zou ook adviezen of aanbevelingen kunnen uitbrengen, zowel aan het adres van de overheid als van de betrokken sectoren. 1.1.5. Werkzaamheden op Europees niveau
16
De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt volgde de Europese werkzaamheden rond het richtlijnvoorstel over de consumentenrechten, de toekomstige revisie van de richtlijn over pakketreizen, het richtlijnvoorstel over de ADR (Alternative Dispute Resolution), het verordeningsvoorstel over de ODR (Online Dispute Resolution), maar ook de werkzaamheden over de groepsvorderingen, de integratie van het consumentenbelang in de sectorale beleidssectoren (energie, telecom, vervoer), het algemene consumentenbeleid van de Europese Unie, en bijstand aan de consument via het netwerk van de Europese Consumentencentra.
1.2. De federale bevoegdheden van de FOD Economie De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt De dienst Bescherming Consumentenrechten is belast met: • het opvolgen en het evalueren van het beleid over consumentenbescherming, zowel nationaal als internationaal; • het opvolgen van de Europese normatieve werkzaamheden op het gebied van de consumentenbescherming en van de omzetting van richtlijnen; • de interpretatie, de opvolging, de evaluatie en de hervorming van de specifieke “consumentenregelgevingen”: huwelijksbemiddeling, timesharing, reiscontracten, garanties, kilometerfraude; • het beantwoorden van parlementaire vragen; • het secretariaat van de Raad voor het Verbruik; • de algemene informatie voor de consument (site van de FOD Economie, fiches, brochures, gids …); • het beantwoorden van vragen om informatie en advies van ondernemingen, wat de beschermende consumentenwetten betreft; • de notificatie van de organen voor alternatieve geschillenregeling bij de Europese Commissie en promoten van de buitengerechtelijke geschillenprocedures over consumentengeschillen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De dienst Handelsreglementering is belast met: • het opvolgen van de normatieve werkzaamheden op het gebied van de marktpraktijken en de bescherming van de consument, op internationaal niveau, en omzetting van de Europese richtlijnen; • de evaluatie, de interpretatie, de voorbereiding, de uitvoering en de opvolging van de wetgevende en reglementaire werkzaamheden; • het beantwoorden van parlementaire vragen; • het secretariaat van de Commissie onrechtmatige bedingen; • de algemene informatie voor consumenten en ondernemingen (site van de FOD Economie, fiches, brochures, gids, …); • het beantwoorden van vragen om informatie en advies voor de materies die met consumentenbescherming te maken hebben. De Algemene Directie K.M.O.-beleid De consument heeft er ook belang bij te beschikken over een gevarieerd aanbod in termen van prijs en kwaliteit op de verschillende goederen- en dienstenmarkten waartoe hij zich richt. Dit gevarieerde aanbod, met name in een stedelijke structuur, wordt met name gewaarborgd door het aantal, de diversiteit, de omvang en de kwaliteit van de beroepsspelers, handelaars en dienstverleners. Om aan deze macro-economische doelstelling tegemoet te komen, beschikt de FOD nu eens over zeer specifieke wetgevingen zoals bijvoorbeeld de wetgeving op de grote handelsvestigingen, dan weer over kaderwetgevingen zoals bijvoorbeeld de toegang tot het beroep. De FOD heeft ook als opdracht een globaal ondernemingsbeleid te voeren dat vrije markttoegang moet stimuleren en deze toegang moet mogelijk maken voor nieuwe spelers die zorgen voor meer innovatie, dynamiek en mededinging ten gunste van de consument. De Europese Commissie zet op dat vlak de toon, meer bepaald met haar recente “Small Business Acts” van 2008 en 2011 die de lidstaten vragen een reeks ondernemerschapsbevorderende maatregelen te nemen. De minister van KMO’s en Middenstand heeft deze communautaire aanbevelingen omgezet in een eerste “KMO-plan 2008” dat een veertigtal federale maatregelen omvatte. Een tweede “KMO-plan 2012” is in voorbereiding. Bovendien is de FOD Economie het aangewezen Belgische contactpunt voor de uitvoering van diverse communautaire initiatieven zoals bijvoorbeeld de “Europese week van de kmo’s” en de “Europese ondernemingsprijzen”. Tot slot neemt een hoge ambtenaar van de FOD Economie sinds kort de functie van “kmo-ambassadeur” op federaal niveau waar. Al deze initiatieven dragen onrechtstreeks bij tot een duurzame Belgische economie die al lang gekenmerkt wordt door een sterke aanwezigheid van zelfstandigen en kmo’s.
17
@ Jörg Engel - fotolia.com
1.3. De dialoog tussen de FOD Economie en de consumenten 1.3.1. De dialoog-, advies- en overlegstructuren
18
De Raad voor het Verbruik De voornaamste opdracht van de Raad voor het Verbruik bestaat erin, adviezen uit te brengen over consumentenproblemen en bescherming van de consument, ofwel op verzoek van de voogdijminister (minister van Economie bevoegd voor Consumentenzaken), ofwel op verzoek van andere ministers, of zelfs van het parlement. De Raad kan eveneens op eigen initiatief advies uitbrengen. Dit federale adviesorgaan werd opgericht bij koninklijk besluit van 20 februari 1964. Het staat onder voogdij van de Federale Overheidsdienst Economie en zijn secretariaat wordt verzorgd door personeelsleden van de afdeling Consumenten en Ondernemingen. De Raad is paritair samengesteld: 13 leden die de erkende consumentenorganisaties vertegenwoordigen en 13 leden die de professionele organisaties van de productie, de distributie, de middenstand en de landbouw vertegenwoordigen. De Raad voor het Verbruik is bevoegd voor alle domeinen die te maken hebben met de consument. Het belang van de Raad wordt bovendien in sommige wetgevende teksten concreet erkend, aangezien hij vooraf moet worden geraadpleegd, vooraleer uitvoeringsbesluiten worden genomen. Het betreft de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet, de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen. Vermits de voorafgaande raadpleging van de Raad verplicht is, vormt ze een op straffe van nietigheid voorgeschreven formaliteit.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Gezien zijn samenstelling is de Raad een bevoorrechte plaats voor dialoog en overleg, waar de vertegenwoordigers van de consumenten en de vertegenwoordigers van professionelen informatie kunnen uitwisselen, hun standpunten te kennen geven en compromissen kunnen uitwerken. Hij vormt een bevoorrecht beleidsondersteunend instrument. Sinds zijn oprichting heeft de Raad voor het Verbruik 446 adviezen uitgebracht over de meest uiteenlopende aspecten van het verbruik. Hij speelde een toonaangevende rol bij de uitwerking en modernisering van de belangrijkste wetten tot bescherming van de consument (handelspraktijken, consumentenkrediet, productveiligheid, …). In 2011 bracht de Raad 13 adviezen uit. De consumentenorganisaties worden in de Raad voor het Verbruik bijgestaan door het OIVO (Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties). Het OIVO is een stichting van openbaar nut, opgericht in 1975 door de verbruikersorganisaties en financieel ondersteund door de FOD Economie, met als doel een technische hulp te verstrekken aan de verbruikersorganisaties, de consumptiefunctie te valoriseren en de bescherming van de consumenten te bevorderen. De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen is een adviesorgaan dat werd opgericht bij koninklijk besluit van 26 november 1993. Haar hoofdopdracht bestaat in het geven van adviezen en aanbevelingen over bedingen en voorwaarden in overeenkomsten gesloten tussen verkopers en consumenten. Zij ziet erop toe dat er geen onrechtmatige bedingen, dit zijn bedingen die kennelijk het evenwicht tussen de rechten en de verplichtingen van de partijen lijken te verstoren, voorkomen. Zij kan eveneens een begrijpelijke redactie van de contractvoorwaarden, alsook de invoeging van vermeldingen of bedingen die haar noodzakelijk lijken om tot een begrijpelijke redactie te komen, aanbevelen. Zij kan ten slotte ook voorstellen tot wetswijzigingen doen in het raam van haar bevoegdheden. De Commissie kan ook adviezen en aanbevelingen formuleren over bedingen en voorwaarden in overeenkomsten gesloten tussen de titularissen van vrije beroepen en hun cliënten. Op de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen kan een beroep gedaan worden door de voogdijminister, de minister van Justitie, de consumentenorganisaties of de klanten, of door de betrokken (inter)professionele groeperingen en de beroepsregulerende overheden. Zij kan ook van ambtswege optreden.
19
De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen is samengesteld uit een voorzitter en een ondervoorzitter, die leden zijn van de rechterlijke macht, 4 permanente deskundigen, 6 vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, 5 vertegenwoordigers van de productie, de distributie, de landbouw en de middenstand, en 1 vertegenwoordiger van de vrije beroepen. Deze Commissie staat onder de voogdij van de FOD Economie, en het secretariaat wordt verzorgd door personeelsleden van de afdeling Consumenten en Ondernemingen. In 2011 bracht de Commissie 3 adviezen uit: • advies over het nut van een uniforme regeling van bedingen inzake betalingstermijnen, invorderingskosten en schadebedingen wegens niet-tijdige betaling, • advies inzake de algemene voorwaarden in overeenkomsten tussen energieleveranciers en consumenten, • advies over het wetsvoorstel tot regeling van de territoriale bevoegdheid bij geschillen met betrekking tot overeenkomsten met consumenten.
20
1.3.2. Het Observatorium van het Verbruik In 2011 is het Observatorium van het Verbruik tot stand gekomen. Het Observatorium heeft als doelstelling de werking van de goederen- en dienstenmarkt en de disfuncties van die markt beter te leren kennen vanuit het oogpunt van de consument, en het verzamelen van informatie over verbruik te coördineren. Het platform biedt actieve ondersteuning aan het “Consumer Markets Scoreboard”8 van de Europese Commissie. Het Observatorium centraliseert de gegevens over klachten en verzoeken om informatie die door de consumenten naar de consumentenverenigingen en de Belgische ombudsdiensten worden gestuurd, en brengt de Europese Commissie daarvan op de hoogte. 1.3.3. De lokale marktplatforms De lokale marktplatforms maken deel uit van de instrumenten die zijn ingevoerd door de FOD Economie om de Belgische markt van goederen en diensten te observeren. 8
De Europese Commissie, DG SANCO publiceert sinds 2008 tweemaal per jaar een “Consumer Markets Scoreboard” (scorebord voor de consumentenmarkten). Meer info is te vinden op de site van de Commissie: http://ec.europa.eu/consumers. Zie ook het hoofdstuk dat gewijd is aan de internationale en de Belgische context.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voor het op de voet volgen van de veranderingen in de handelspraktijken is het zeer wenselijk om een rechtstreeks contact te hebben met de actoren op het terrein, in casu de vertegenwoordigers van de consumenten, de ondernemingen en de lokale overheden (gemeenten, OCMW’s, provincies). Net om aan die behoefte tegemoet te komen, werden in juni 2008 11 lokale marktplatforms opgericht, één per provincie plus één voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De lokale marktplatforms streven de volgende doelstellingen na: • De goederen- en dienstenmarkt op lokaal niveau observeren om er nieuwe handelspraktijken te ontwaren en eventuele disfuncties vast te stellen. • De uitwisseling van informatie over de federale economische regelgeving bevorderen, vooral over de wijzigingen en de nieuwigheden die eraan werden aangebracht. • De dialoog met de lokale actoren aanknopen, verbreden en intensifiëren. • Bijdragen aan de bewustmaking van de lokale actoren met het oog op een correcte toepassing van de wetgeving. • Eventuele problemen bij de toepassing van de federale economische regelgeving detecteren. • Naar de bevoegde overheden signalen sturen over de marktwerking naar aanleiding van moeilijkheden waarop gestuit werd bij de toepassing van de economische regelgeving. De coördinatie van de activiteiten van elk platform wordt toevertrouwd aan de Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB). De vergaderingen worden geanimeerd door de verantwoordelijken van de regionale directies van de ADCB. De lokale marktplatforms komen minstens driemaal per jaar samen. Aan de leden die geen deel uitmaken van het overheidspersoneel worden de verplaatsingskosten terugbetaald.
21
2. De FOD Economie en het belang van de consument 2.1. Een evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt 2.1.1. Het Prijzenobservatorium
22
Met de installatie van het Prijzenobservatorium in de eerste helft van 2009 kwam de toenmalige federale regering tegemoet aan een gevoel dat zeker in België, maar ook op Europees vlak, al enige tijd leefde: er was/is nood aan meer transparantie in het prijsverloop en de prijsvorming. In 2008 had de inflatie immers gepiekt (gemiddeld 4,5 % met een maximum in juli 2008 van 6 %), waarop werd beslist om een Prijzenobservatorium te installeren, dat moest toezien op de verschillende componenten van de eindprijzen aan de consumenten. Het moest de regering in staat stellen een beter zicht te krijgen op en de nodige informatie te verwerven over de werking van de Belgische markt9. Dit Prijzenobservatorium werd opgericht in de schoot van het Instituut voor nationale rekeningen (INR) (wet van 8 maart 2009, Belgisch Staatsblad van 30 april 2009). Aan de opdrachten van het INR werd het luik prijsobservatie en prijsanalyse toegevoegd. De wet stelt dat het de FOD Economie is die deze taak uitvoert. In de FOD Economie werd deze opdracht toevertrouwd aan de dienst Sector- en Marktmonitoring, die ook
@ Delphimages - fotolia.com
9
Cfr hoofdstuk drie van het Federale Regeerakkoord van 18 maart 2008.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
het voorzitterschap waarneemt van het Wetenschappelijk Comité voor Analyse van de Prijzen, dat zich uitspreekt over de wetenschappelijke waarde en objectiviteit van de analyses en gebruikte methoden en over de resultaten van de werkzaamheden10. Het bestek, dat de modaliteiten bepaalt voor de uitvoering van de opdrachten van het Prijzenobservatorium, voorziet dat de resultaten van het onderzoek van deze laatste worden gepubliceerd in kwartaalverslagen, jaarverslagen, gerichte analyses op vraag van de bevoegde ministers en via thematische rapporten die op eigen initiatief worden opgesteld. Dat bestek stipuleert verder dat analyses over de transmissie van de kosten en prijzen tussen de verschillende schakels van de productie- en distributieketen een bijzondere aandacht moeten krijgen. Meer bepaald wordt gesteld dat onderzoek naar de structuur van de finale prijzen (aandeel grondstoffen, verwerkingskosten, distributiekosten, groot- en kleinhandel en marges) van groot belang is en dat daarbij in de mate van het mogelijke een micro-economische aanpak moet worden gevolgd. Dit bestek werd intussen aangepast (BS 07.04.2010 en BS 06.05.2011). Deze aanpassingen vonden plaats om ook de analyse van de marges onder de aandacht te brengen, de link met de mededingingsautoriteiten te beklemtonen en de toegang van de analisten tot de gegevens van de Algemene Directie Statistiek en Economische informatie te faciliteren. Ongeveer drie jaar na zijn oprichting kan gesteld worden dat het Prijzenobservatorium heel wat heeft verwezenlijkt. Tegelijkertijd geldt dat het Observatorium meermaals in zijn onderzoekswerkzaamheden wordt geremd door een gebrek aan gedetailleerde gegevens, vooral op het vlak van de intermediaire prijzen (afzetprijzen tussen leveranciers en distributie). In de kwartaal- en jaarverslagen wordt de nadruk gelegd op het recente verloop van de Belgische inflatie en haar bestanddelen. Systematisch wordt een vergelijking gemaakt met het consumptieprijsverloop in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Bij de voorbereiding van die rapporten worden de prijswijzigingen van alle 520 getuigen die deel uitmaken van de korf van goederen en diensten waarvan de prijzen gevolgd worden voor de berekening van de consumptieprijsindex (en dus ook de GICP11), systematisch gescreend. De producten en diensten waarvoor het recente prijsverloop aanzienlijk is (in positieve of negatieve zin) en/of afwijkt van zijn normale tendens of in vergelijking met de ontwikkelingen in de drie buurlanden, worden in de verslagen behandeld. In de mate van het mogelijke wordt onderzocht in hoeverre de onder de aandacht gebrachte prijsaanpassingen kunnen worden verklaard. Dat gebeurt meestal aan de hand van een van de drie volgende invalshoeken:
10
Cfr de wet van 8 maart 2009 tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
11
Geharmoniseerde index der consumptieprijzen
23
• De transmissiebenadering, waarbij getracht wordt te berekenen in hoeverre het kostenverloop van de verschillende bestanddelen van een finale consumptieprijs (de basisgrondstof, de verwerking, het transport, de distributie, …) stroken met de aanpassingen van de consumptieprijs • De prijszetting per winkelketen of per merk. Op basis van de individuele prijsnoteringen kan er via micro-economisch onderzoek worden nagegaan in hoeverre prijsaanpassingen voor een bepaald product algemeen zijn of eerder kunnen worden toegeschreven aan een deel van de winkels of de merken. • De wijze van prijsaanpassing, waarbij wordt onderzocht of een gemiddelde prijsverhoging of -verlaging veeleer het resultaat is van meerdere kleinere prijswijzigingen of veeleer van beperkte (of zelf eenmalige) maar vrij forse prijsveranderingen.
24
Samenvattend kan worden gesteld dat de analyses van het Prijzenobservatorium aandacht besteden aan alle schakels van de productieketen. Vertrekkend van de grondstoffenprijzen tot de eindprijs aan de consument, worden ‘abnormale’ prijsbewegingen gesignaleerd en worden de oorzaken ervan onderzocht. Het observatorium is vastberaden zijn monitoringopdracht van de prijzen voort te zetten en zelfs uit te breiden. Zowel in de regeringsverklaring als in de beleidsnota van de minister voor Economie wordt de rol van het Prijzenobservatorium als waakhond voor de consumptieprijzen immers bevestigd. Initiatieven zoals een modernisering van de afzetprijzenstatistiek en de recente aanpassingen van het lastenboek zorgen ervoor dat het Prijzenobservatorium nog nadrukkelijker deze rol zal kunnen spelen. 2.1.2. De mededinging De strategische prioriteiten en de missie van de Algemene Directie Mededinging zijn: • Bijdragen aan het definiëren en het verwezenlijken van een ambitieus mededingingsbeleid, met als doel het structurele concurrentievermogen van de Belgische economie te verbeteren en de koopkracht van de burgers te ondersteunen. • Aan België de mogelijkheid geven om bij te dragen aan het concurrentienetwerk van de EU. Om dit te bewerkstelligen zal de Mededingingsautoriteit blijven bijdragen aan: • het uitbreiden van de samenwerking met de andere algemene directies van de FOD Economie in het uitwerken en uitvoeren van het mededingingsbeleid; • een versterking van de samenwerking met de sectorale regulatoren; • het verbeteren van de Belgische bijdrage aan het Europees en internationaal mededingingsbeleid.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Deze kerntaken en -doelstellingen dragen bij tot de verbetering van de marktwerking zodat de ondernemingen aan de consumenten kwaliteitsproducten en -diensten leveren tegen een redelijke prijs. Voorziene en gerealiseerde acties Samenwerking in de FOD Om haar opdrachten en doelstellingen te realiseren beoogt de Algemene Directie Mededinging heel het potentieel van de FOD Economie te betrekken bij de uitwerking en de uitvoering van het mededingingsbeleid. • De systematische samenwerking met het Prijzenobservatorium laat toe om instrumenten te ontwikkelen voor een proactief mededingingsbeleid: deze samenwerking werd gestructureerd en de verslagen van het Prijzenobservatorium hebben in belangrijke mate bijgedragen tot de bepaling van de prioriteiten van de Mededingingsautoriteit. • Deze samenwerking heeft eveneens aan de algemene directie toegelaten om een informeel onderzoek te realiseren over de prijsverschillen tussen producten verkocht in supermarkten in België en in Nederland. Deze studie heeft ons toegelaten om snel statistische tools te ontwikkelen die toelaten om prijzen van identieke (maar niet noodzakelijk representatieve) producten tussen landen te vergelijken. Uit onze gemeenschappelijke analyse blijkt dat identieke producten in België gevoelig duurder zijn in vergelijking met onze buurlanden. De tools, gebruikt voor het informele onderzoek, beantwoordden initieel aan een specifieke vraag van de Mededingingsautoriteit, maar uit de resultaten blijkt dat ze een goed instrument van openbaar bestuur zijn en de resultaten zullen waarschijnlijk herhaaldelijk herberekend worden. • Een betere vorming van de economisten van de algemene directie: verschillende opleidingen werden georganiseerd met de steun van interne en externe experten. De aanstelling van een Chief Economist om over de kwaliteit van de economische inbreng in het mededingingsbeleid op een duurzame manier te waken is een belangrijke maatregel vanuit structureel oogpunt. Een nauwere samenwerking met de sectorale autoriteiten In 2008 heeft de Algemene Directie Mededinging een akkoord bereikt over de samenwerking en de uitwisseling van stukken met het BIPT. In 2009 werd een gelijkaardig akkoord gesloten over het luik aangaande de Raad. Op dezelfde wijze hebben de onderzoeken in de energiesector gebruik kunnen maken van de expertise van de medewerkers van de CREG.
25
Versterking van de Belgische bijdrage aan het Europese en internationale mededingingsbeleid Sinds 2008 is de algemene directie verschillende malen verslaggever geweest in een Europese mededingingszaak die voorgelegd werd aan de raadgevende comités die ingesteld zijn door verordeningen 1/2003 (kartels en misbruiken van machtspositie) en 139/2004 (controle van concentraties en procedure fase 2).
26
De algemene directie heeft ook nota’s ingediend in het kader van de werkgroepen van het Europese netwerk van mededingingsautoriteiten (ECN), het mededingingscomité van de OESO en het internationale netwerk van mededingingsautoriteiten, meer bepaald voor vorderingen tot schadevergoeding wegens schending van de mededingingsregels, de richtlijnen met betrekking tot de toepassing van artikel 82 EG, de clementieprogramma’s, de verbintenissen, de impact van de economische en financiële crisis op het mededingingsbeleid, de prijzen en de koopkracht (onderzoek van voedingsproducten en van distributieketens), de getrouwheidskortingen en koppelverkopen, de weigering tot verkoop, de uitwisseling van informatie tussen concurrenten, de herziening van verordening 1/2003, de herziening van verordening 139/2004 van de Raad (de concentratieverordening), de herziening van verordening 1400/2002 (autodistributie) en de toepassing van de mededingingsregels in kleine economieën. Enkele gegevens over de andere acties Naast het uitvoeren van formele onderzoeken en een bijdrage aan de Europese en internationale fora, heeft de algemene directie sinds 2007 honderden vragen behandeld over de meest diverse markten en producten (de luchthaventarieven, het onderhoud van alarmsystemen, de architecten, de rijscholen, banken in IJsland, bakkerijen, bunkering, kredietkaarten, spaarrekeningen, de distributie van brandstof, elektrische en optische apparatuur, duivenwedstrijden, geneesmiddelen, zware voertuigen, elektriciteit, frieten, vers en verwerkt fruit, groenten, melk, varkens, lokale radiostations, doehet-zelfzaken, telecommunicatiediensten, een regeling tussen de dagbladuitgevers en Apple). De algemene directie is ook ingegaan op kwesties in verband met schade die werd veroorzaakt door een schending van de mededingingsregels, de rechten van de bedrijven tijdens de inspecties, legal privilege, de berekening van de omzet volgens de regels van de Belgische controle op concentraties, clausules van niet-concurrentiebedingen, enz.. 2.1.3. Energie De consument neemt een centrale plaats in in het Belgische energie- en consumentbeschermingsbeleid. Reeds in 2004 werden door de FOD Economie het akkoord “De consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt” afgesloten. Deze vrijwillige gedragscode creëert een kader voor de relatie tussen de leverancier en de ener-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
gieconsument met duidelijke regels over o.a. prijstransparantie, het veranderen van elektriciteits- en gasleverancier, de facturatie en domicilieringen. Daarnaast werd met de oprichting van de Ombudsdienst voor Energie in 2009 een volwaardig alternatief geschillenbehandelingsorgaan opgericht, waarnaar steeds meer mensen de weg vinden. Tot slot werden in de FOD Economie meerdere sociale energiemaatregelen uitgewerkt die de minderbedeelden in onze samenleving ten goede komen. De meest bekende voorbeelden hiervan zijn het stookoliefonds en de sociale maximumprijzen voor gas en elektriciteit (“sociaal tarief”). Ons land plaatste consumentenbeleid in de energiesector, met een bijzondere aandacht voor de problematiek van energiearmoede, bovendien centraal op de Europese agenda van zijn voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (2e helft 2010). Tijdens deze zes maanden hebben we het genoegen om een working paper van de Europese Commissie en Raadsconclusies over het onderwerp te kunnen verwelkomen. Als concrete resultaten konden het engagement van de Europese Commissie om een jaarlijks rapport te publiceren met de focus op de energieconsument en de oprichting van een Europees netwerk van nationale ombudsmannen voor energie, opgetekend worden. Daarnaast is België ook erg actief in het Citizen’s Energy Forum (“London Forum”), waarin consumentenbescherming in de energiesector op Europees niveau wordt besproken. De ervaring leert ons echter dat er nog veel problemen op het terrein bestaan. Zo worden de facturen nog vaak als onleesbaar bestempeld, en worden veel klachten ontvangen over de klachtenbehandelingsprocedure door de leveranciers. Daarnaast heerst er nog vaak onduidelijkheid over de prijsvergelijkingsmechanismen en worden er vragen gesteld bij het toepassingskader van de sociale tarieven. Bovendien zijn consumenten nog te vaak niet op de hoogte van hun rechten. Het is in deze context dat de FOD Economie op initiatief van de Algemene Directie Energie en de Ombudsdienst voor Energie, en in nauwe samenwerking met de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt en de Algemene Directie Controle en Bemiddeling, op 8 december 2011 een rondetafel “Tot uw dienst. Naar een consumentvriendelijker energiebeleid” organiseerde. Dit evenement had tot doel om alle betrokken actoren - overheidsadministraties, energieregulatoren, leveranciers, distributienetbeheerders, organisaties ter bescherming van de consument en tot bestrijding van de armoede- rond de tafel te brengen om een aantal actuele problemen aan te kaarten en oplossingen uit te werken. Uit deze debatten vloeiden enkele concrete aanbevelingen voort over de creatie van een enkel informatieloket, mogelijke aanvullingen voor de gedragscode en de invulling van de sociale maatregelen. Bovendien werd eind 2011 de omzetting van het derde energiepakket op federaal niveau gefinaliseerd. Deze omzetting voorziet in de meerdere maatregelen die de dienstverlening aan de consument ten goede komen. Naast duidelijkere bepalingen over het
27
verhogen van de leesbaarheid van de facturen, wordt ook een herziening voorzien binnen de zes maanden van het sectorale akkoord “De consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt” op enkele concrete punten (vb. gebruik van bankdomiciliëringen, verbrekingsvergoedingen). Tot slot was de FOD Economie ook de drijvende kracht achter het “Charter voor de Klantvriendelijkheid”, waarin beoogt wordt de relatie tussen de ondertekenaars en de individuele consument te verbeteren door betere afspraken over de communicatie (telefonisch, per e-mail of brief) tussen beide partijen. Dit charter werd door een groot aantal energieondernemingen ondertekend. In het licht van deze wettelijke bepalingen en de aanbevelingen van de rondetafel, zijn alle betrokken administraties van de FOD Economie actief bezig met het verbeteren van het kader voor consumentenbescherming in de energiesector. Het uitwerken van een nationaal actieplan voor een consumentvriendelijk energiebeleid, gestoeld op een sterk sectoraal akkoord, performante sociale maatregelen en het goed informeren van de consument, is hierbij een van de mogelijke denkpistes voor de verdere uitwerking van het dossier in 2012.
@ Szabolcs Szekeres - fotolia.com
28
2.1.4. Energie en sociale maatregelen Elektriciteit en verwarming zijn basisbehoeften. Daarom werd door de federale overheid een aantal sociale maatregelen voorzien in de energiewetgeving zodat wie problemen heeft met het betalen van zijn elektriciteits-, aardgas- en/of stookoliefacturen, wordt geholpen. De sociale energiematregelen plaatsen de kwetsbare afnemer in een bijzondere context in het kader van consumentenbescherming, dat extra ondersteuning biedt, zodat ook voor hem de gevolgen van energiearmoede beperkt kunnen blijven. Gezinnen of personen die behoren tot bepaalde categorieën van beschermde klanten met een laag inkomen of die zich in een kwetsbare situatie bevinden, kunnen genieten van sociale maximumtarieven. Dit gunstiger tarief voor elektriciteit en/of aardgas helpt de energiefactuur te drukken. De rechthebbende op dit sociaal tarief kunnen opgesplitst worden in drie grote groepen afhankelijk van welke sociale instelling zij een uitkering genieten: de FOD Sociale Zekerheid Directiegeneraal Personen met een Handicap, de Rijksdienst voor Pensioenen of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Deze maatregel wordt gefinancierd door een bijdrage op de energiefactuur die deel uitmaakt van de federale bijdrage.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Sinds 1 juli 2009 is de FOD Economie (via de programmawet van 27 april 2007) belast met de automatisering van de sociale tarieven. Voortaan deelt de FOD Economie (per kwartaal) de distributienetbeheerders en energieleveranciers mee aan welke klanten zij het sociale tarief moeten toekennen, voor welke aansluitingspunten en voor welke periode. Dankzij deze automatisering genieten voortaan 40 % méér gezinnen of personen van het sociale tarief. Meer info op: http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Facture_energie/sociale_energiemaatregelen/sociaal_tarief_elektriciteit_aardgas/
Om de stookoliefactuur te betalen, kunnen personen die zich in een moeilijke situatie bevinden een beroep doen op de vzw Sociaal Verwarmingsfonds dat gedeeltelijk tussenkomt in de betaling van de verwarmingsfactuur. Het is een initiatief van de federale overheid, de OCMW’s en de petroleumsector dat zijn wettelijke basis vind in de programmawet van 31 december 2004. Het Sociaal Verwarmingsfonds wordt gespijsd via een solidariteitsbijdrage op alle olieproducten die bestemd zijn voor verwarming (huisbrandolie, bulk propaangas en lamppetroleum) en een jaarlijks overheidskrediet dat geplafonneerd is op 30 miljoen euro. Om van een tussenkomst te kunnen genieten moet de klant behoren tot één van de volgende categorieën: personen met recht op verhoogde verzekeringstegemoetkoming van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, personen met een begrensd inkomen (jaarlijks bruto belastbaar inkomen van het huishouden is lager of gelijk aan 16.306,33 euro) of personen die een schuldbemiddeling of een collectieve schuldenregeling genieten. De FOD Economie beheert het jaarlijks overheidskrediet en waakt hiermee over de goede besteding van deze gelden. Tenslotte staat de FOD Economie in voor de organisatie van de inning van bovenvermelde solidariteitsbijdrage. Meer info op: http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Facture_energie/sociale_energiemaatregelen/Sociaal_Verwarmingsfonds/
Na de sterke stijging van de brandstofprijzen in 2005 besliste de federale overheid om een wettelijk kader te creëren om de consument toe te laten zijn stookoliefactuur gespreid te betalen zoals dat voor de elektriciteits- en aardgasfactuur reeds jaren het geval is. Bij het koninklijk besluit van 20 januari 2006 werd de minimale voorwaarden vastgelegd waaraan contracten voor de levering van huisbrandolie met spreiding van betalingen moeten voldoen.
29
Na een eerste evaluatie van het systeem in 2007-2008 bleek dat er onvoldoende leveranciers dit contract wilden aanbieden. In 2008 werd het wetgevend kader aangepast om meer leveranciers aan te moedigen in dit systeem te stappen. Door deze aanpassingen hebben heel wat extra handelaren zich ingeschreven op de website van de FOD Economie (momenteel 88 ingeschreven handelaren). Meer info op: http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Facture_energie/sociale_energiemaatregelen/Gespreide_betalingen/
In 2008 werd beslist om gezinnen die aan bepaalde voorwaarden voldoen een forfaitaire vermindering toe te kennen om de lasten van de energiefactuur te verlichten. Deze maatregel werd ingevoerd in de tweede helft van 2008 en daarna aangepast en voortgezet in 2009. De programmawet van 22 december 2009 voorziet dat deze maatregel ten einde liep op 31 december 2009.
30
Het verwerken en behandelen van de aanvragen werd uitgevoerd in de FOD Economie, in samenwerking met andere diensten om de voorwaarden verbonden aan deze maatregel te controleren: Om te kunnen genieten van dit voordeel moest men hoofdzakelijk verwarmen op elektriciteit, aardgas, stookolie, lamppetroleum (type C) of bulkpropaan, mocht het jaarlijks belastbaar netto-inkomen van het gezin niet hoger zijn dan 26.000 euro en mocht niemand van het gezin genieten van het sociale tarief voor aardgas of elektriciteit. De FOD Economie ontving over de gehele periode 1.256.700aanvragen en kende uiteindelijk 974.486 forfaitaire verminderingen toe. Meer info op: http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Facture_energie/sociale_energiemaatregelen/forfaitaire_vermindering/ Naast de wettelijk verplicht uit te voeren taken die deze maatregelen met zich meebrengen, heeft de FOD Economie in 2011 bij de Algemene Directie Energie de ‘Cel Sociale Energie’ opgericht. Zij zet zich in voor de communicatie met de burger maar ook met de medewerkers van de sociale instellingen en organisaties die de belangen van de sociale klanten verdedigen. .Daarnaast wordt vanuit deze cel ook overleg met de verschillende betrokken partijen georganiseerd om de maatregelen in de praktijk vlot te laten verlopen. De cel zal in 2012 zijn verdere uitwerking kennen en in het kader van het consumentenbeschermingsbeleid bijzondere aandacht besteden aan de zwakkere consument in de maatschappij. Meer info op: http://economie.fgov.be/nl/consument/Energie/Facture_energie/sociale_energiemaatregelen/
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2.1.5. De telecommunicatie/elektronische handel De consument die klant (abonnee) is van een openbaar telefoonnetwerk geniet, naast de bepalingen van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, van een aantal specifieke beschermingsmaatregelen via de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Zo moet het contract tussen abonnee en operator een aantal bijzondere inlichtingen bevatten: de kwaliteitsniveaus van de geboden diensten, de wachttijd bij eerste aansluiting, de soorten onderhoudsservice die aangeboden worden, bijzonderheden van tarieven en middelen voor het verkrijgen van actuele informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten. Het contract moet ook bepalen onder welke voorwaarden de abonnee eventuele schadevergoeding en terugbetaling kan bekomen ingeval de operator niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus van de diensten voldoet. Wanneer de operator de contractuele voorwaarden wijzigt moet hij dit ten minste een maand vooraf aan elke abonnee individueel ter kennis brengen, en heeft deze laatste het recht om zonder boete het contract op te zeggen.
Daarnaast zijn, met het oog op transparantie over de voorwaarden en tariefplannen, operatoren verplicht om de algemene voorwaarden en modelcontracten voor hun diensten, evenals vergelijkbare, geschikte en bijgewerkte informatie over de toegang tot hun netwerken en hun diensten en over het gebruik van die netwerken en die diensten, op hun website te publiceren. Ze moeten aan de abonnee ten minste een keer per jaar meedelen welk het voor hem gunstigste tariefplan is. In de eerste helft van 2012 zullen bovendien een aantal wijzigingen aan de wet van 13 juni 2005 worden aangebracht om enerzijds een betere werking van de telecommunicatiesector en anderzijds een versterking van de concurrentie en van de gebruikersrechten te bewerkstelligen, en dit in het kader van de omzetting van de richtlijnen 2009/136/EG en 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad (het zgn. Telecompakket).
31 @ style - photography.de - fotolia.com
Het ministerieel besluit van 12 november 2009 tot vaststelling van het niveau van specificatie van de basisfactuur betreffende elektronische communicatie voorziet dat de factuur een samenvatting en een overzicht moet bevatten. Per categorie moet een omschrijving van de categorie van deelprestatie worden gegeven en het aantal keren dat het eenheidstarief tijdens de betrokken referteperiode werd toegepast, plus het totale bedrag dat aangerekend wordt per categorie van deelprestatie.
De beschermingsmaatregelen zullen niet langer enkel betrekking hebben op contracten in verband met toegang en/of aansluiting tot de netwerken maar ook op contracten over de diensten van elektronische communicatie, zoals contracten voor internettoegang, CPS, VoIP. De nieuwe wetsbepalingen streven ernaar de tijd die nodig is om van vaste of mobiele operator te veranderen aanzienlijk te verkorten, de looptijd van de contracten te beperken en de duidelijkheid van de contracten te verbeteren.
32
De inlichtingen die het contract moet bevatten, worden uitgebreid met onder andere inlichtingen over de toegankelijkheid van de noodnummers, informatie over de voorwaarden die de toegang tot diensten of applicaties beperken, de aangeboden minimumniveaus op kwaliteitsvlak, de procedures die zijn ingesteld om een verzadiging van het netwerk te voorkomen en de repercussies die deze procedures zouden kunnen hebben op de kwaliteit van de dienst, de aangeboden diensten over onderhoud en bijstand en de beperkingen in het gebruik van de eindapparatuur, de voorgestelde betalingswijzen en van de verschillende kosten die aan deze betalingswijzen verbonden zijn, aanduiding van alle kosten die verschuldigd zijn op het ogenblik van de opzeg van het contract, met inbegrip van de terugvordering van kosten met betrekking tot eindapparatuur (indien bijvoorbeeld een gsm-toestel aan gunstige voorwaarden ter beschikking wordt gesteld, moeten eventuele kosten die hiervoor bij het einde van het contract verschuldigd zijn duidelijk gepreciseerd worden), en de maatregelen die de operator kan nemen in geval van een computerbedreiging. Tevens moet de operator informatie over de snelheid en capaciteit van de aansluiting verstrekken op het moment van het afsluiten van het contract. Operatoren zullen abonnees de mogelijkheid moeten bieden een contract te sluiten met een looptijd van niet langer dan 12 maanden. In ieder geval zal de initiële looptijd van het contract afgesloten met een consument niet meer mogen bedragen dan 24 maanden. De klant kan tijdens de eerste zes maanden van zijn overeenkomst met bepaalde duur de overeenkomst niet verbreken (of toch enkel mits het betalen, overeenkomstig de algemene beginselen van contractenrecht, van maximaal het volledige abonnementsgeld dat nog verschuldigd zou zijn tot aan de afloop van de zesde maand volgend op de inwerkingtreding van het contract). Stilzwijgende verlenging blijft mogelijk, en dit conform artikel 82 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Het is evenwel niet verboden om een contract van bepaalde of onbepaalde duur te vervangen door een nieuw contract van bepaalde duur, maar er wordt wel vereist dat de abonnee zijn uitdrukkelijke en schriftelijke instemming geeft via een papieren document, e-mail of via aanklikbaar elektronisch bericht (een louter telefonisch gesprek waarin toegestemd zou worden met een vervanging volstaat niet), bij gebreke waaraan het oorspronkelijke contract blijft bestaan en desgevallend wordt verlengd en omgezet in een contract van onbepaalde duur. Er wordt eveneens vereist dat de abonnee ervan op de hoogte zal worden gebracht dat zijn lopende contract van bepaalde duur bij (stilzwijgende) verlenging normaal gezien
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
op de vervaldatum omgezet wordt in een contract van onbepaalde duur dat zodoende op ieder ogenblik kosteloos opgezegd kan worden, mits inachtneming van een opzegtermijn van ten hoogste twee maanden. De opzeg door de abonnee zal kunnen gebeuren met alle schriftelijke middelen. In de praktijk is gebleken dat verschillende operatoren in dit geval een aangetekende brief eisten, wat de drempel tot opzeg voor de abonnee aanzienlijk verhoogt. De operator zal niet langer de middelen kunnen beperken (brief, e-mail, aangetekende post, enz.) waarmee de abonnee zijn contract kan opzeggen, dus ook met een klikbaar elektronisch bericht, zoals bv. e-mail, het aanvinken van een daartoe voorzien vakje op een website, een sms naar een nummer dat door de operator is ingesteld voor het ontvangen van opzeggingen, ... Ten slotte worden de transparantieverplichtingen aangeschroefd door operatoren te verplichten om informatie beschikbaar te stellen die “vergelijkbaar” is, met de doelstelling om de consument in staat te stellen een evaluatie te maken van de kosten van alternatieve tariefplannen ten opzichte van het plan waarop ze geabonneerd zijn. Operatoren zullen deze informatie in een duidelijke, gedetailleerde en gemakkelijk toegankelijke vorm moeten bekendmaken. 2.1.6. De financiële diensten Consumentenkrediet De wet van 13 juni 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (WCK) had tot gevolg dat verschillende koninklijke besluiten moesten aangepast of gewijzigd worden. Voor een aantal aspecten werd er lang onderhandeld met de sector maar ook met de Europese Commissie voor wat betreft de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage (JKP). Dit mondde uit in een koninklijk besluit van 21 juni 2011 “tot wijziging van verschillende besluiten inzake consumentenkrediet en tot uitvoering van de artikelen 5, § 1, tweede lid, en § 2, en 15 derde lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet” (BS 29.06.2011). Hierin werd naast het JKP ook nieuwe regels opgenomen qua kredietreclame, solvabiliteit van de kredietgevers, nulstellingstermijnen, enz., Ondertussen was de Europese Commissie onder meer door België gealarmeerd over de disfunctionering van de Europese regels voor de JKP-berekening. Er werd een commitology-procedure opgestart die op 14 november 2011 resulteerde in een nieuwe commissierichtlijn 2011/90/EU tot wijziging van deel II van bijlage I bij richtlijn 2008/48/EG (PB L 15.11.2011). België stemde in de Europese Raad als enige lidstaat tegen het voorstel omdat de nieuwe richtlijn voor sommige kredietovereenkomsten de consument niet voldoende informeert over de mogelijke werkelijke kosten (worst case scenario). Naast de wijzigende richtlijn heeft de Europese Commissie in overleg met de lidstaten in 2011 ook richtsnoeren opgemaakt met het oog op de verdere interpretatie van de JKP-bepalingen. Deze werkzaamheden zijn inmiddels beëindigd maar
33
het is nog steeds wachten op een definitief interpretatiedocument van de Commissie, bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie. Centrale voor kredieten aan particulieren Dezelfde wet van 13 juni 2010 had ook tot gevolg dat, gelet op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de WCK, er in de Centrale voor kredieten aan particulieren bij de Nationale Bank van België bijkomend honderdduizenden nieuwe kredietovereenkomsten en betalingsachterstanden moesten worden geregistreerd, voornamelijk kredietlijnen op zichtrekeningen. In samenspraak met de Nationale Bank van België werd op 26 mei 2011 (BS 06.06.2011) een koninklijk besluit uitgevaardigd tot wijziging van verschillende besluiten inzake registratie van persoonsgegevens om deze operatie juridische ruggensteun te verlenen, rekening houdend met de bescherming van de privacy van de betrokken consumenten. Hypothecair Krediet
@ captblack76 - fotolia.com
34
Op 31 maart 2011 lanceerde de Europese Commissie een voorstel van richtlijn inzake woningkredietovereenkomsten. De bevoegde ambtenaren van de dienst Krediet & Schuldenlast hebben dit voorstel in de expertenwerkgroep van de Europese Raad verder opgevolgd. Tot op heden is er nog geen definitieve tekst van de Raad of een akkoord met het Europees Parlement. Zowel de regels voor verantwoorde kredietverstrekking als JKP-berekening blijven problematisch. Zoals de zaken er nu voor staan zal ook de WCK ten dele moeten herschreven worden in functie van de aangekondigde nieuwe Europese regelgeving. Daarnaast werd aangevangen met een volledige herziening van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecaire krediet. Er werd een studie uitbesteed die moet toelaten voorstellen te formuleren om het hypothecaire krediet en het consumentenkrediet nauwer bij elkaar te laten aansluiten maar tegelijkertijd ook een hoog beschermingsgehalte voor de consument te handhaven en rekening te houden met de toekomstige Europese regelgeving. Betalingsdiensten Europese dossiers werden verder opgevolgd in 2011. Er is het voorstel van verordening tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische inhoudingen in euro en tot wijziging van verordening (EG) nr. 924/2009 (ook “SEPA-end dates (einddata)” - verordening genoemd) die inmiddels goedgekeurd werd door de Europese Raad en het Europees Parlement. Deze verordening voorziet o.a. eenvormige voorschriften die gelden voor de uitvoering van alle in euro
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
luidende overschrijvingen en domiciliëringen binnen de Europese Unie (nationale en grensoverschrijdende betalingen), einddata voor de nationale overschrijvings- en domiliëringsproducten en regels voor de multilaterale afwikkelingsvergoedingen (“ MIF’s”) voor domiciliëringen. De wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten moet nog aangepast worden om sancties te voorzien bij niet naleving van de verordeningsbepalingen. Verder is er nog de omzetting van de nieuwe richtlijn op de elektronische betalingen (ook “E-money”- richtlijn genoemd). In het betreffende wetsontwerp worden wijzigingsbepalingen aan de wet van 10 december 2009 opgenomen. Er wordt o.a. voorgesteld om een nieuwe titel “Uitgifte en terugbetaalbaarheid van elektronisch geld” in te voeren. 2.1.7. De verzekeringen De dienst der Verzekeringen van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt houdt zich traditioneel bezig met de voorbereiding van de wetgeving en de reglementering inzake verzekeringen. Rekening gehouden met de politieke toestand in 2011 ligt het accent van de activiteiten van de dienst gedurende dit jaar veeleer op het verlenen van bijstand. Aldus heeft de dienst zijn expertise ter beschikking gesteld van de gemengde commissie van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de nationale Arbeidsraad bij de voorbereiding en de uitvaardiging van het advies nr. C.85 “Overlijdensdekking bij groepsverzekeringen”. De dienst heeft tevens de minister die de verzekeringen als bevoegdheid heeft, bijgestaan bij de werkzaamheden in het parlement die tot de aanneming van verschillende verzekeringswetten aanleiding hebben gegeven. Het betreft hier meer bepaald de wet van 13 november 2011 tot wijziging van de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie en van de wet betreffende de vergoeding van lichamelijke en morele schade ingevolge een technologisch ongeval12, waardoor een nieuwe regeling wordt ingesteld om de vergoeding van lichamelijke en morele letsels van de slachtoffers van een technologisch ongeval te versnellen. In de wet van 13 november 2011 tot wijziging van de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie13 wordt de maximale vergoedingsgrens opgetrokken tot 1,2 miljard euro in geval van een kernongeval. In de wet tot invoeging van artikel 110/1 in de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wat de aanwijzing betreft van een begunstigde in een levensver-
12
Nog niet gepubliceerd op datum van het opstellen van dit verslag.
13
BS van 01.12.2012.
35
zekeringsovereenkomst 14, wordt beoogd om de werkelijke bedoeling van de erflater beter in overeenstemming te brengen met de juridische bewoordingen die meestal in dergelijke overeenkomsten worden gebruikt. De dienst heeft tevens deelgenomen aan de werkzaamheden in de Senaat met betrekking tot het herschrijven van de tekst van artikel 124 van de wet van 25 juni 1992 voornoemd dat handelt over de inbreng en inkorting in geval van overlijden van de verzekeringnemer.15 In dit verband moet worden opgemerkt dat een ganse reeks wetsbepalingen met betrekking tot de verzekeringen moet aangepast worden aan de rechtspraak van hetzij het Grondwettelijk Hof, hetzij het Europees Hof van de Rechten van de Mens, hetzij het Europees Hof van Justitie. Het gaat meer bepaald om wetsbepalingen die met betrekking tot verzekeringen tussenkomen in het erfrecht, het huwelijksvermogensrecht en de bescherming van minderjarigen. De dienst heeft in 2011 aan de regering de nodige voorstellen overgemaakt maar deze voorstellen werden niet in behandeling genomen.
36
De dienst verleent tevens zijn medewerking aan de FOD Mobiliteit en vervoer bij het uitwerken van de wetgeving tot omzetting van Europese en internationale wetgeving met betrekking tot de scheepsvaart en waarbij een verzekeringsaspect nader uitgewerkt moet worden.16 De dienst heeft tevens een wetsontwerp uitgewerkt om de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen wat betreft het geslacht in verzekeringsaangelegenheden terug in overeenstemming te brengen met enerzijds het arrest C-236/09 van het Europees Hof van Justitie van 1 maart 2011 en anderzijds het arrest 116/2011 van 30 juni 2011 van het Grondwettelijk Hof. Dit voorstel maakt een einde aan de mogelijkheid om nog langer voor de levensverzekering een onderscheid te maken op grond van het geslacht voor de bepaling van verzekeringspremies en -prestaties. De dienst heeft meegewerkt aan de redactie van de voorontwerpen van besluit met betrekking tot de uitvoering van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming en de actualisering van de gedragscode met betrekking tot de levensverzekeringen. De dienst heeft tevens de wijzigingen doorgevoerd aan de wet van 1 april 2007 betref14
Zonder datum en nog niet gepubliceerd op de datum van het opstellen van dit verslag.
15
Parl. Doc. Senaat, 5-528/1.
16
Het gaat meer bepaald om de wetsontwerpen over de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen, het wetsontwerp over de verzekering van scheepseigenaars tegen maritieme vorderingen en de omzetting van het zogenaamde wrakverwijderingsverdrag.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
fende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme17. Deze bepalingen brengen duidelijkheid met betrekking tot de toepassing van de wet op de verzekeringsovereenkomsten die al bestonden voor de inwerkingtreding van de wet. Ingevolge de uitvaardiging van het ministerieel besluit van 14 maart 2011 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Bemiddelingscommissie Ziektekostenverzekering18, heeft deze Commissie haar werkzaamheden kunnen opstarten bij de Ombudsman voor de Verzekeringen. Pro memorie, deze commissie bemiddelt bij onenigheid tussen een verzekeraar en een chronische ziek of gehandicapte persoon bij het afsluiten van een hospitalisatieverzekering. Tot slot heeft de dienst verder zijn representatieve opdrachten uitgeoefend in de Commissie voor Verzekeringen, de tariferingsbureau’s, het Gemeenschappelijk Waarborgfonds, het Belgisch Bureau van Autoverzekeraars, de vzw TRIP en diverse Europese instanties. Hij heeft tevens de minister geholpen bij het beantwoorden van de zeer talrijke parlementaire vragen die met betrekking tot verzekeringen worden gesteld. Ten slotte neemt de dienst actief deel aan vormingssessies die binnen de sector worden ingericht.
2.2. De informatie en de consument 2.2.1. De informatie-instrumenten Website economie In 2010 lag de nadruk op de verdere verbetering en verfijning van de nieuwe website van de FOD Economie die officieel toegankelijk werd op 22 september 2009. Alleszins is het permanente onderhoud van 7.660 pagina’s van deze site niet te onderschatten. In 2011 werd de nieuwe rubriek “Belmed” toegevoegd. In dit statische informatiegedeelte wordt informatie verschaft over de alternatieve geschillenbeslechting, ook wel buitengerechtelijke geschillenoplossing genoemd. Hieraan is een dynamisch platform gekoppeld waar de gebruikers hun probleem online en in der minne kunnen trachten op te lossen buiten de rechtbank.
17
Wet van 6 april 2011 houdende diverse bepalingen, art. 73-76, BS van 06.05.2011.
18
BS van 18.03.2001
37
Grafiek. Bezoek aan de website economie.fgov.be in 2011 (in eenheden)
38 Bron: FOD Economie.
In 2011 werd de website van de FOD Economie meer dan 17,4 miljoen keer bezocht door 3,4 miljoen bezoekers, die in totaal 22,51 miljoen pagina’s raadpleegden. In januari, februari, maart; oktober en november werden meer dan 2 miljoen pagina’s bezocht. In absolute gegevens was januari de topmaand met 2,18 pagina’s. gevolgd door februari. Rekening houdend met de lengte van de maand echter is februari met gemiddeld 74.788 pageviews per dag de topmaand. Tijdens de zomervakantiemaanden werd de website het minste geraadpleegd (juli, 1,34 miljoen pageviews en augustus, 1,59 miljoen pageviews). De meeste bezoekers van onze site situeren zich in België. De buitenlandse bezoekers van onze site komen vooral uit Frankrijk en Nederland (elk meer dan 100.000 bezoekers) gevolgd door de US met 45.469 bezoekers. Het Contact Center Het Contact Center wil aan de informatiebehoeften van consument en onderneming tegemoet komen door de contacten met de overheid te vergemakkelijken. Het Contact Center behandelt alle thema’s die de FOD Economie onder zijn bevoegdheden heeft.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In 2011 werden er 105.708 vragen gesteld aan het Contact Center. Er kwamen 86.525 vragen binnen via telefoon, 18.103 per e-mail, 703 via het webformulier, beschikbaar op de website van de FOD Economie en 457 per fax. Tabel 1. Top 5 van vragen aan het Contact Center in 2011 Thema Energie
Aantal vragen
In % van het totaal aantal vragen
34.041
32
Sociale maatregelen op de energiefactuur
30.918
29
Gas en Elektriciteitsmarkt
2.214
2
Controle elektrische installaties
909
1
Kruispuntbank van Ondernemingen
25.644
24
Doorgeefluik
14.784
14
Consumentenbescherming
8.382
8
Klachten
2.547
2
Alternatieve Geschillen Beslechting
1.008
1
Voorlichting van de consument
980
1
Enquêtes
5.459
4
Bron: FOD Economie, Contact Center.
Het aantal behandelde contacten door het Contact steeg met 17 % ten opzichte van 2010. In 2011 behandelde het Contact Center informatieaanvragen rond volgende grote thema’s: 1. De ondernemingen (32 % van het totaal aantal vragen, 34.105 vragen). Het merendeel van de vragen hebben betrekking op de Kruispuntbank van Ondernemingen en de ondernemingsloketten (24 % van het totaal aantal vragen). Verder zijn er voornamelijk vragen over te ondernemen procedures voor starters en ambulante handel. 2. De consumenten (41 % van het totaal aantal vragen, 43.690 vragen). Dit zijn voornamelijk vragen over energie, de wet marktpraktijken en consumentenbescherming, over de procedure om een klacht in te dienen tegen een oneerlijke handelspraktijk, over de garantieproblematiek en over reiscontracten.
39
De meeste vragen over energie hadden betrekking op het sociaal tarief voor energie. De administratieve vereenvoudiging door het automatiseren van het sociaal tarief in 2010 heeft ervoor gezorgd dat er een daling is in de vragen hieromtrent. Dit onderwerp blijft hoe dan ook het grootste thema binnen het Contact Center. Het aantal vragen over de gas en elektriciteitsmarkt, die in 2011 aan het Contact Center werden gesteld, daalde, ten opzichte van een jaar eerder, met 47,91 % (in absolute cijfers gaat het hierbij om 2.214 vragen in 2011 tegenover 4.621 vragen in 2010). Deze daling begon reeds in 2010. Dit heeft vooral te maken met het bestaan van een specifieke ombudsman voor energie sinds begin 2010. 3. Statistieken en enquêtes (12 % van het totaal aantal gestelde vragen, 12.193 vragen in 2011).
40
Dit thema omvat vragen naar cijfermateriaal en vragen over de enquêtes uitgevoerd door de FOD Economie. Het uitbreiden van de dienstverlening voor de structuurenquête van ondernemingen en de administratieve boetes die daaraan verbonden zijn, zorgde voor een verachtvoudiging van onze vragen omtrent deze enquête (in absolute cijfers gaat het hierbij om 5.471 vragen in 2011 tegenover 686 vragen in 2010 specifiek voor deze enquête). 4. Het doorgeefluik (14 % van het totaal aantal gestelde vragen, 14.784 vragen in 2011). Het betreft in de eerste plaats vragen die het Contact Center op basis van zijn FAQ’s niet kan beantwoorden. 10�������������������������������������������������������� % van het totaal aantal gestelde vragen wordt voor antwoord doorgestuurd naar de gespecialiseerde dienst. In de tweede plaatst omvat het doorgeefluik ook de vragen in verband met bevoegdheden die niet eigen zijn aan onze FOD (4 % van het totaal aantal gestelde vragen, 4.281). De dienst van de woordvoerder De dienst van de woordvoerder ontvangt dagelijks vragen van de pers over het consumentenbeleid. Journalisten correct uitleg geven over de economische regelgeving draagt onrechtstreeks bij tot een goede informatie van de consument. Met het oog op een nog betere communicatie met de stakeholders en de consumenten werd in 2011 een elektronische newsletter voor extern gebruik ontwikkeld. Bedoeling hiervan is de consument elke maand te informeren over nieuwigheden op het vlak van regelgeving en projecten die een impact hebben op het bedrijfsleven en dat van de consumenten. De eerste newsletters werden op het eind van het eerste kwartaal van 2012 verspreid.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Bijdrage van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt verstrekt algemene informatie over de rechten en plichten van de consument, en meer bepaald over de wetgeving die onder haar bevoegdheid valt. Die informatie wordt verstrekt via brochures en fiches, en via de website van de FOD Economie. In het kader van het programma “consumenten”, en meer bepaald de strategische doelstelling “Gecoördineerde informatie over hun rechten en plichten naar consumenten, bedrijven en kmo’s verspreiden” is het project “juridische consumentengids” opgestart. Doel is een praktisch, gemakkelijk toegankelijk elektronisch document ter beschikking te stellen met relevante juridische informatie die de consument van nut kan zijn in zijn betrekkingen met de professionelen. Op Europees niveau ondersteunt de afdeling het Europees Centrum voor de Consument, dat in België informatie en bijstand verleent aan consumenten die in een geschil verwikkeld zijn met een verkoper die in een andere lidstaat is gevestigd. In domeinen met een belangrijke technische inhoud kan de voorlichting van de consument rechtstreeks of via economische tussenpersonen gebeuren. Naast het organiseren van meer professionele informatiecampagnes (bouw, normalisatie, volksgezondheid) werden in 2011 ook brochures voor het grote publiek gepubliceerd, over klimmuren, producten met een misleidend uiterlijk en vuurwerk. In verband met de kennisoverdracht van het wetenschappelijke luik van onze activiteiten moet benadrukt worden dat de medewerkers van de dienst Nationale Standaarden (wetenschappelijke metrologie) meegeschreven hebben aan 6 wetenschappelijke artikels en 1 vulgariserend artikel (grote dagbladen & bladen van ondernemingsverenigingen) . Charter voor klantvriendelijkheid Het gebrek aan toegankelijkheid van veel klantendiensten, stelt vaak problemen voor de consument. De minister van Economie heeft zich gemengd in deze problematiek en in overleg met een aantal ondernemingen (o.m. uit de telecom- en de energiesector) en met Test-Aankoop is het charter voor klantvriendelijkheid19 in 2011 tot stand gekomen. Dit bevat vooral een aantal intentieverklaringen die de ondertekenaars moeten aanzetten het beter te gaan doen in de toekomst en gemakkelijker bereikbaar te zijn voor de consument. 19
http://economie.fgov.be/nl/binaries/charter_NL_tcm325-156986.pdf
41
2.2.2. De Dienstenrichtlijn en de consument. Het aanbieden en kopen van diensten in en uit andere EU-landen kan nog tal van problemen opleveren, zowel voor bedrijven als consumenten. Ondernemingen worden vaak door juridische of administratieve belemmeringen afgeschrikt of gehinderd. Het gevolg hiervan is dat ze beslissen om geen diensten aan te bieden aan consumenten van andere landen of de prijzen van hun diensten te verhogen. Consumenten kunnen daardoor dus niet ten volle genieten van de kansen die de interne markt hun te bieden heeft. Art. 20 van de Dienstenrichtlijn verbiedt echter territoriale discriminatie. Na coördinatie door de FOD Economie zijn in 2011 eindelijk de wetgevende teksten die de Dienstenrichtlijn omzetten naar Belgisch recht aangenomen. Dit biedt echter geen voldoende garantie op een correcte marktwerking. Daarom voorziet de Dienstenrichtlijn ook in een verplicht luik evaluatie, communicatie, informatie en bijstand aan afnemers van diensten. De FOD Economie speelt voor elk van deze facetten een leidende rol.
42
Zo werkte de FOD Economie mee aan een Europese enquête die bevestigt dat, vooral bij internethandel, het niet-discriminatieprincipe met de voeten getreden wordt. Ruim 60 % van de grensoverschrijdende onlinebestellingen wordt eenvoudigweg geweigerd. De Europese Commissie startte in 2011 in overleg met de lidstaten het proces dat moet leiden tot concrete aanbevelingen om het niet-discriminatieprincipe correct toe te passen. De FOD Economie is in dit overleg de bevoorrechte gesprekspartner voor België. Daarnaast beschikken consumenten veelal over onvoldoende informatie over ondernemingen in andere landen en kunnen daarom aarzelen om bij hen diensten af te nemen. Om dit te verhelpen verplicht artikel 21 van de Dienstenrichtlijn de lidstaten om een contactpunt op te richten dat, zowel aan ondernemingen als consumenten, de volgende informatie moet verstrekken: • de regels die in een ander EU-land op ondernemingen van toepassing zijn, • de rechtsmiddelen die ter beschikking staan in geval van een geschil met een dienstverrichter, alsook de verenigingen en organisaties waar praktische bijstand kan verkregen worden bij geschillen met marktdeelnemers uit een ander land. De FOD Economie vervult de rol van het “artikel 21 – contactpunt”. De Dienstenrichtlijn legt ook de ondernemingen een aantal verplichtingen op ten voordele van de consument. Zo moeten bedrijven informatie verstrekken met betrekking tot o.a. de prijs en de belangrijkste kenmerken van hun dienst, de algemene voorwaarden en bepalingen die ze willen hanteren bij hun dienstverlening,
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
en de bevoegde instanties of beroepsorganisaties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op ondernemingen in hun eigen land. De Dienstenrichtlijn verplicht ondernemingen om snel te reageren op klachten van consumenten en alles in het werk te stellen om bevredigende oplossingen te vinden. In het bijzonder moeten ze hun contactgegevens verstrekken waar de consument een klacht kan indienen of informatie kan opvragen indien deze niet tevreden is met de geleverde dienst. Mocht de consument van mening zijn dat de onderneming haar verplichtingen niet nakomt dan kan hij uiteraard altijd formeel klacht neerleggen bij de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie. 2.2.3. Statistieken De Europese context De prioriteiten van Eurostat lopen meestal uit op reglementaire verplichtingen voor de lidstaten van de Europese Unie.
Parallel daarmee en ingaand op de vaste wil van de Europese Commissie om zowel voor de Europese bedrijven als voor de burgers de regelgeving te vereenvoudigen en te verbeteren, werd bijzondere aandacht besteed aan een vermindering van de last voor de respondenten. Daartoe is het nodig dat de communautaire statistieken worden vereenvoudigd (via een volledige of gedeeltelijke afschaffing van bepaalde statistieken, door minder variabelen op te vragen of de dekkingsgraad van enquêtes te verminderen, of nog door Europese steekproeftechnieken aan te wenden), bovenop het vastleggen van prioriteiten in de statistiekbehoeften van de Commissie.
43
@ wavebreakmediaMicro - fotolia.com
Op het vlak van communautaire statistiek zijn de prioriteiten afgestemd op het werkprogramma van de Europese Commissie. Voor het communautaire statistische vijfjarenprogramma 2008-2012 zijn, voor de bevoegdheden van de FOD Economie, de voornaamste nieuwe ontwikkelingen de consumentenbescherming, het ondernemerschap en de globalisering van de economie, de informatiemaatschappij, en de energiestatistiek. Onlangs werden nieuwe denksporen bewandeld met het verschijnen van het rapport van de “Stiglitz-Sen”-Commissie. Zo worden thans voor het meten van economische prestaties en van de sociale vooruitgang nieuwe en relevantere indicatoren vooropgesteld. Eind 2011 of in de loop van 2012 worden de besprekingen aangevat over het nieuwe meerjarige Europese werkprogramma 2013-2017 en ongetwijfeld zullen dan nieuwe denkpistes naar voren worden gebracht.
De nationale context Op het nationale niveau is de FOD Economie met de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) nauw betrokken bij de werkzaamheden van de Hoge Raad voor de Statistiek, die in 2011 meerdere keren vergaderde. De voornaamste onderwerpen die daarbij werden behandeld zijn: een voorontwerp van wet tot wijziging van artikel 1, 15 en 17 van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek; het voorstel om een enquête naar de vacatures op te zetten om statistische kwaliteitsproblemen te verhelpen; een reeks van voorstellen erop gericht de huishoudbudgetenquête te moderniseren en de kwaliteit ervan te verbeteren; de aanpassing van het koninklijk besluit waarbij een jaarlijkse statistiek van de voorraden van druivenmost en van wijn wordt voorgeschreven, om die statistiek af te stemmen op de veranderingen in de Europese regelgeving ter zake; en, tot slot, de vereenvoudiging van de maandelijkse enquête naar de bedrijvigheid in de burgerlijke utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw, alsook van de landbouwenquête in mei.
44
In 2011 heeft de ADSEI actief bijgedragen tot de driemaandelijkse rapportage over de prijsanalyse. Er werden ook sectoranalyses geleverd aan de dienst Monitoring van niet-gereglementeerde markten en sectoren van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. De FOD Economie produceert elk jaar en op een permanente wijze om en bij 120 statistische reeksen, waarvan het merendeel beantwoordt aan de verplichtingen door Europese verordeningen opgelegd. Die statistieken hebben betrekking op allerlei domeinen van het sociaaleconomische leven van een land: samenleving, landbouw, industrie, bouwnijverheid, energie, economie en financiën, diensten, handel en transport, leefmilieu, enz. Sommige ervan worden opgemaakt op basis van administratieve gegevensbanken, andere op basis van gegevens die via een veertigtal enquêtes van de ADSEI bij Belgische bedrijven en burgers worden verzameld, weer andere via een combinatie van beide werkwijzen. Daarnaast werden talrijke gegevensaanvragen van binnenlandse gebruikers (universiteiten, studiediensten, beroepsverenigingen, privépersonen) behandeld. Bij die aanvragen stijgt het aandeel dat gericht is op het verkrijgen van gecodeerde studiegegevens over natuurlijke personen. In 2011 werden niet minder dan dertig aanvragen van die aard behandeld, na gunstig advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en na het gelijktijdig afsluiten van een vertrouwelijkheidscontract. De meeste van die vragen hadden betrekking op de gegevens uit de gezondheidsenquête, uit de enquête over inkomen en levensomstandigheden (EU-SILC), uit de enquête naar de arbeidskrachten, en verder uit de enquête naar de verkeersongevallen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In hetzelfde jaar is verder gewerkt aan het opnemen van zowel statistische als nietstatistische databanken in het datawarehouse van de FOD Economie, hetgeen neerkomt op een twintigtal gelijktijdig uitgevoerde projecten. Met het online gaan van Be.Stat, waarmee statistische tabellen dynamisch aangemaakt kunnen worden, heeft het datawarehouse-project een grotere zichtbaarheid verkregen, zowel binnen als buiten de FOD Economie. Het aanbod aan statistische reeksen die via Be.Stat toegankelijk zijn gemaakt, werd aanzienlijk uitgebreid door opname van nieuwe gegevens m.b.t. de fiscale inkomens alsook m.b.t. de arbeidskrachten. De vereenvoudigde verzameling van gegevens In het kader van het Census 2011-project, volgens het advies van de Hoge Raad voor de Statistiek en de beslissing van de Ministerraad uit 2000 moest de volkstelling die in 2011 conform de Europese verplichtingen werd uitgevoerd, gebruik maken van gegevens uit administratieve databanken en niet verzameld worden door een enquête bij alle Belgische burgers. Er werden dus verschillende dossiers ingediend bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer om die gegevens te kunnen ophalen uit allerlei databanken bij de FOD Financiën (Kadaster), de FOD Binnenlandse Zaken (Rijksregister) of de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Er zijn eveneens contacten met de diensten van de gemeenschappen om hun onderwijsgegevens te verkrijgen. Vooruitzichten voor 2012 Een van de prioritaire doelstellingen voor 2012 is zeker de voltooiing van de uitvoering van de nieuwe statistiekwet van 2006. Er moet een afgevaardigde voor de gegevensbescherming worden aangesteld. Zo kan, in samenwerking met de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en meer bepaald met het Statistisch Toezichtscomité, dat in de schoot daarvan officieel moet worden opgericht, een gegevensbeschermingsbeleid worden uitgewerkt dat volledig in overeenstemming is met alle wettelijke voorschriften. Ook blijft men zich in 2012 verder inzetten voor vereenvoudiging. Opnieuw komen de landbouwstatistieken aan de beurt, via de exploitatie van de “Sanitrace”-gegevensbank van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en de databanken over de aangiften van oppervlakten bij de gewesten. Reeds bij de landbouwenquête in mei 2012 zal de vragenlijst gevoelig vereenvoudigd kunnen worden. Voor teelten in openlucht moeten er immers geen oppervlakten meer worden opgevraagd, aangezien ze uit de databanken van de gewesten gehaald kunnen worden.
45
Voor de bedrijvigheid in de burgerlijke utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw zal het steekproefplan worden herzien om alvast een deel van de ondernemingen van responsverplichting vrij te stellen. Tot slot, 2012 wordt een cruciaal jaar voor het project “Census 2011”. Dan wordt immers gestart met de eerste gegevensverwerkingsoperaties. Deze moeten uitmonden in meerdere rapporten die zowel door nationale gebruikers als door Eurostat worden verwacht. 2.2.4. De etikettering van de levensmiddelen De voedingsmiddelen
@ Monkey business - fotolia.com
46
In december 2010 werd, onder Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie, in eerste lezing een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een nieuwe Europese verordening over de informatie van de consument over de voedingsmiddelen. Onder Hongaars en Pools voorzitterschap hebben de trialogen tussen Europese Raad, Commissie en Parlement geleid tot een compromis in tweede lezing. Gedurende die trialogen, en zich baserend op de ervaring opgedaan tijdens het voorzitterschap, heeft de FOD Economie regelmatig een bijdrage geleverd via de Permanente Vertegenwoordiging voor een passend Belgisch standpunt en voor de vrijmaking van de weg naar een compromis tussen de 27 lidstaten. De nieuwe verordening nr. 1169/2011 (Publicatieblad van de Europese Gemeenschap, 22.11.2011) heeft als doel de etiketten op de levensmiddelen duidelijker, vollediger en leesbaarder te maken voor de consument, opdat deze laatste met kennis van zake een keuze zou kunnen maken. De nieuwe etiketteringsregels worden toepasbaar drie jaar na hun publicatie in het Publicatieblad (2014), behalve de verplichte voedingswaarde-etikettering die van toepassing wordt ten laatste vijf jaar na publicatie van de verordening (2016). Deze periodes zijn voorzien om de levensmiddelenbedrijven voldoende tijd te laten om de etiketten van hun producten aan te passen. Een van de nieuwigheden van de verordening betreft de regels die de verantwoordelijkheden van de bedrijven van de sector bepalen omtrent de informatie over de voedingsmiddelen. Deze regels zijn verduidelijkt, conform verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad die de algemene principes vaststelt van de voedingswetgeving. Een ander nieuw element van deze wetgeving is dat een minimale afmeting van de let-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
ters werd vastgesteld voor de informatie die verplicht moet vermeld worden op de etiketten van de producten. Deze schikking, gekoppeld aan andere criteria zoals de contrasten, heeft als doel de leesbaarheid van de etiketten te verzekeren. De voedingswaarde-etikettering wordt verplicht voor het merendeel van de voorverpakte voedingswaren: de etiketten zullen de energiewaarde en de gehaltes aan vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout moeten vermelden. Een bijzondere aandacht werd besteed aan consumenten die allergisch zijn aan bepaalde substanties. De allergenen moesten al sinds enkele jaren worden vermeld op de etiketten van voorverpakte levensmiddelen, maar in de toekomst moet deze informatie zich duidelijk onderscheiden van de rest van de lijst met ingrediënten, bijvoorbeeld met de stijl van de gebruikte letter of de kleur. De vermelding van allergenen wordt ook verplicht voor de niet verpakte levensmiddelen, zoals bijvoorbeeld brood van de bakker, met inbegrip van levensmiddelen die in de horeca worden geserveerd. Het is de bevoegdheid van de lidstaten om de praktische modaliteiten voor deze vermeldingen uit te werken. De nieuwe verordening verruimt ten slotte de verplichting om het land van oorsprong te vermelden tot de etikettering van vers vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee. Deze verplichting bestond al voor vers rundvlees. Deze nieuwe maatregelen vallen onder de toepassingsmodaliteiten die de Commissie zal voorstellen. De Commissie moet bovendien tegen eind 2014 een rapport voorleggen over een eventuele uitbreiding van de verplichte vermelding van het land van oorsprong naar andere levensmiddelen. Het gaat meer bepaald om andere soorten vlees (zoals bijvoorbeeld konijnen- en paardenvlees), melk en melkproducten en niet-verwerkte levensmiddelen. Andere nieuwe maatregelen handelen over de oorsprongsvermelding van de ingrediënten wanneer de origine van het levensmiddel niet hetzelfde is als die van zijn bestanddelen. De problematiek van de oorsprongsvermelding van levensmiddelen behoort tot de bevoegdheid van de FOD Economie voor wie dit een mooie uitdaging schept. Deze nieuwe regels zijn immers zeer belangrijk, zowel voor de consumenten die recht hebben op een verstaanbare en niet misleidende informatie, als voor de economische operatoren die bij de aanpassing van hun etiketten rekening zullen moeten houden met de nieuwe wetgeving die in bepaalde opzichten betrekkelijk ingewikkeld is. Het in toepassing brengen van deze nieuwe wetgeving wordt voorbereid door de FOD Economie in een werkgroep “Etikettering” die werd opgericht op initiatief van de Algemene Directie Economisch Potentieel. Deze werkgroep verzamelt de verschillende diensten die bevoegd zijn voor de controle van de uitvoering van deze wetgeving evenals de FOD Volksgezondheid die bevoegd is voor de materies die hem eigen zijn. De werkgroep “Etikettering” tracht eveneens een antwoord te geven op alle courante vragen die gesteld worden in verband met de interpretatie van de huidige wetgeving over etikettering van levensmiddelen.
47
“Made in” Het akkoord over de Oorsprongsregels (WTO) bepaalt dat de niet-preferentiële oorsprongsregels moeten gebuikt worden in het kader van instrumenten van handelsbeleid zoals onder meer het verplichten van de oorsprongsaanduiding (artikel IX van GATT 94). In de EU is de oorsprongsaanduiding niet verplicht, op enkele uitzonderingen na. De oorsprongsaanduiding wordt nochtans gecontroleerd bij in- en uitvoer wanneer zij op een product of verpakking staat. De wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming verbiedt vermeldingen die de consument kunnen misleiden over de oorsprong. De wet van 29 juli 1994 tot bevordering van de transparantie in het handelsverkeer van goederen van oorsprong uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, verbiedt “de inuit- en doorvoer, het vervoer, het bezit met het oog op de verkoop, te koop te stellen of te koop aan te bieden van goederen van oorsprong van een land dat geen lidstaat van de Europese Unie is, bekleed met een merk of andere aanduiding die kan doen geloven dat zij van oorsprong zijn van de Europese Unie of van een lidstaat ervan.”
48
Alhoewel deze 2 wetten de oorsprongsaanduiding (made in …) niet verplichten, laten ze wel toe deze te controleren. Op een IEC-vergadering in 1991 werd er samen met de FOD Financiën een procedure afgesproken die gebruikt zou worden bij geblokkeerde goederen aan de grens wegens een foutieve oorsprongsaanduiding en de wijze waarop ze gedeblokkeerd moeten worden. Ook werd er overeengekomen onder welke vorm de “oorsprongsaanduiding” mogelijk was en welke aanduidingen er toegelaten zijn. Aangezien de FOD Economie de globale bevoegdheid over de materie “oorsprong van goederen” heeft, komt het hem toe zich uit te spreken over de oorsprong van goederen die aan de Belgische grens geblokkeerd worden, de correctie of de wijziging van een onjuiste aanduiding te bevelen en daarna de goederen vrij te geven. Energie-etiket Het energie-etiket helpt de consument in zijn keuze voor de meest energiebesparende producten. Het etiket dat de klasse van een apparaat weergeeft op een schaal van A/ groen (het meest energie-efficiënt) tot G/rood (het minst energie-efficiënt) heeft zijn nut bewezen. Het aantal van minder efficiënte koelkasten, wasmachines, vaatwassers, … dat op de markt komt is zodanig verminderd dat er in sommige gevallen nog enkel apparaten van de klassen A of B op de markt gevonden worden. Een aanpassing van het etiket was nodig om nog verder te gaan, onder meer in synergie met de Ecodesign-richtlijn. De kaderrichtlijn 92/75/EEG werd bijgevolg gereviseerd in 2010 onder de vorm van de nieuwe kaderrichtlijn 2010/30/EU. Verschillende actualiseringen werden gedaan: vernieuwen van de design van het etiket om nog een grotere zichtbaarheid eraan te geven, bijvoegen van bijkomende klassen (A+ tot A+++), uitbreiding naar nieuwe categorieën
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
producten, vervangen van de teksten door uniforme pictogrammen in heel Europa, bijvoegen van nuttige informatie voor de milieubescherming, invoeren van een actief markttoezicht, … . Zo beschikken de consumenten over een waaier objectieve evaluatie- en vergelijkingscriteria zodat ze de beste keuze qua prijs/energie-efficiëntie kunnen maken. De nieuwe kaderrichtlijn werd omgezet door het koninklijk besluit van 13 augustus 2011 (Belgisch Staatsblad van 5 september 2011). Zes gedelegeerde verordeningen zijn al verschenen binnen het nieuwe kader: voor koelkasten, wasmachines, vaatwassers, televisies, airco’s en droogkasten. Andere zijn in voorbereiding. Het door Europa verplicht markttoezicht is volop aan de gang: om de juistheid van de data op het etiket van een bepaald apparaat, door testen in laboratoria, te laten checken.
2.3. Het verantwoordelijkheidsbesef van de consument “De empowerment” De consument zelfbewuster en zelfzekerder maken in zijn relaties met handelaars en dienstverleners door hem toe te rusten met de instrumenten die hij nodig heeft om geïnformeerd te zijn, maar hem ook de kans geven de beste keuzes te maken voor zichzelf. Dat zijn de doelstellingen van het project “Empowerment” dat uitgewerkt werd in de FOD Economie. Een effectieve en door de consument gerespecteerde rol vervullen in de markt van goederen en diensten maakt deel uit van de missie en de doelstellingen van het departement. Het project past ook in het kader van de doelstellingen van de EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013, met als titel: “Consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hen effectief bescherming bieden”20. Daarin staat: “Zelfbewuste, geïnformeerde en mondige consumenten zijn de motor van economische veranderingen, aangezien hun keuzes innovatie en efficiency aanzwengelen. (…) Deze uitdagingen kunnen worden aangegaan door de consument toe te rusten met de nodige vaardigheden en instrumenten om zijn rol in de hedendaagse economie te kunnen vervullen, door de markt haar beloften aan de consument te laten waarmaken en door doeltreffende bescherming te bieden tegen de risico’s en bedreigingen waar de individuele consument machteloos tegenover staat.” Het momenteel lopende project zou moeten uitmonden in voorstellen voor een communicatie die nog meer gericht is op de consument, op zijn noden, zijn vragen en zijn voorlichting, naar het voorbeeld van de in Nederland21 en in het Verenigd Koninkrijk22 uitgewerkte websites. 20
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement en het Europees economisch en sociaal comité, “EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013 – Consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hun effectief bescherming bieden”, COM (2007) 99 definitief, 13.3.2007, p.2.
21
http://www.consuwijzer.nl/
22
http://www.oft.gov.uk/
49
2.4. Het vertrouwen van de consument 2.4.1. Kwaliteitsdiensten De Algemene Directie K.M.O.-beleid stelt een reeks reglementeringen over commerciële en artisanale activiteiten, alsook intellectuele beroepen op en past deze toe. De uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten
De wet van 25 juni 1993 heeft verschillende doelstellingen, met name beantwoorden aan de verwachtingen van consumenten via diverse middelen: • een uitbreiding van de toepassingssfeer van ambulante handel naar nieuwe plaatsen en naar diensten die verwant zijn met ambulante handel om het consumentenaanbod te vergroten; • een reorganisatie van de ambulante handel en de kermisactiviteiten op markten en kermissen, zodat de gemeenten het handelsaanbod op hun grondgebied harmonieus kunnen verdelen;
50
• het verbod op de verkoop van bepaalde specifieke producten en diensten bij de uitoefening van de ambulante activiteiten met het oog op de bescherming van de consument; • de verplichte identificatie van de ambulante handelaar, waardoor de consument zeker weet dat hij te maken heeft met een ambulante handelaar; • de controle op de rechtschapenheid van de ambulante handelaar en zijn medewerkers wanneer zij hun activiteit bij de consument thuis uitoefenen; • meer veiligheid op kermissen door een verscherpt toezicht op de verplichtingen van foorkramers bij de uitbating van hun attracties; • in 2011 werd begonnen met de ontwikkeling van een nieuw controlesysteem; met dit systeem kunnen de inspectiediensten in real time de toestand van de verkopers op markten, op de openbare weg en op kermissen controleren. Ministerieel besluit van 22 april 2010 betreffende het beroep van beenhouwer en spekslager Met de vergunning van beenhouwer-spekslager kan de beroepsbekwaamheid van de kandidaat-uitbater beenhouwer-spekslager worden nagegaan en kan dus de gezondheid van de consument worden beschermd. De handelsvestigingen De, “Wet betreffende de vergunning van de handelsvestigingen” van 13 augustus 2004 stelt, naast “de ruimtelijke ligging van de handelsvestiging; de invloed op de werkgelegenheid, en de gevolgen van de handelsvestiging op de bestaande handelszaken”, ook “de belangen van de consument” als één van de noodzakelijk te evalueren criteria
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
bij het toekennen van de socio-economische machtiging. Zowel in de oude wet van 29 juni 1975 als in voornoemde nieuwe wet heeft dit criteria tot doel na te gaan of de nieuwe handelsvestiging naast een vlotte bereikbaarheid, enerzijds een positieve bijdrage levert aan de behoeften en de koopgewoonten van de consument, anderzijds een positieve weerslag uitoefent op het gehanteerde prijsniveau. In uitvoering van richtlijn 2006.123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt werden bij wet van 29 december 2009 – wet tot aanpassing van sommige wetgevingen – ook wijzigingen aangebracht aan het te evalueren consumentencriterium. Het criterium “ belangen van de consument” werd gewijzigd in “ de bescherming van de consument” waarbij het onderzoek zich voornamelijk toespitst op het handeldrijven met respect voor de wet op de consumentenbescherming. De intellectuele beroepen De reglementeringen beogen niet alleen de organisatie en uitoefening van deze beroepen, maar zijn ook onrechtstreeks voordelig voor mensen die op hun diensten een beroep doen en bij wie zij een bijzonder statuut genieten, statuut dat hun is toegekend op basis van hun specifieke competenties en hun beroepseer.
51
Voor de dienst Intellectuele Beroepen en Wetgeving gelden deze deontologische regels voor de volgende beroepen: • vastgoedmakelaar; • architect; • landmeter-expert; • expert-boekhouder. Zij regelen met name de verplichtingen van de vaklui, de betrekkingen tussen vakgenoten, het beroepsgeheim, de onverenigbaarheden en de informatie voor het publiek. In het algemeen bieden deze deontologische regels de begunstigden van de gepresteerde diensten de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de orde of het instituut in kwestie en dragen ze in fine bij tot de goede reputatie en het goede gedrag van de betrokken sectoren. Zij scheppen ook een vertrouwensklimaat met de klanten.
@ Sashkin - fotolia.com
• boekhouder;
De ondernemersvaardigheden in handel en ambacht Hoewel het niet haar doelstelling is, heeft de wetgeving op de ondernemersvaardigheden een zeker belang voor de consument. Het doel van de wet is gericht op de zelfstandige ondernemingen. Dat blijkt al uit het opschrift van de basiswet, namelijk programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap. Een zelfstandige kan bepaalde beroepen maar uitoefenen als hij een zekere beroepsbekwaamheid heeft bewezen. Dat geldt voor een aantal activiteiten uit de sectoren van de bouw, de elektrotechniek, de koeltechniek, de voertuigen, de personenverzorging, en voor de beroepen van restaurateur, banketaannemer, brood-en banketbakker en droogkuiser-verver. Met deze regelgeving wil de overheid de slaagkansen van de zelfstandige ondernemer bevorderen. Zo moet de startende ondernemer een diploma hebben dat betrekking heeft op het beroep, meestal van het hoger secundair niveau, of een praktijkervaring, naar gelang het geval variërend van 1 tot 5 jaar.
52
Iedere handelaar moet ook nog een opleiding of praktijkervaring aantonen op het gebied van kennis van bedrijfsbeheer. Toch is dit alles niet zonder belang voor de consument. Het is duidelijk dat de consument baat heeft bij een kwalitatieve dienstverlening. Los van de technische vaardigheden, bevatten de eisen over de kennis van bedrijfsbeheer en beroepsbekwaamheid ook nog zaken die ook de consument rechtstreeks aanbelangen, namelijk de zorg voor het milieu en voor de gezondheid van de consument of hygiëne en in het algemeen kennis over de verantwoordelijkheid, de rechten en de plichten van de zelfstandige en kennis van wetgeving op de marktpraktijken. De openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening In België werd de wet van 10 november 2006 op de openingsuren aangepast aan de consumentengewoonten en aan hun hedendaagse levenswijze. Zo behoren onze openingsuren (91 uur per week) na Nederland (96 uur) tot de meest uitgebreide van Europa. Deze ruime openingstijden bieden consumenten de mogelijkheid hun inkopen op een moment te doen dat hun het beste past. Bovendien kunnen zij op basis van de wetgeving over nachtwinkels courante consumptiegoederen kopen op tijdstippen waarop andere winkels gesloten zijn. Bovendien zijn er op kleinhandelszaken die gelegen zijn in toeristische centra of badplaatsen afwijkingen van toepassing op de wekelijkse rustdag en de openingsuren. Hierdoor kunnen toeristen in deze gemeenten hun aankopen en hun recreatie optimaal op elkaar afstemmen. Dit waren overigens de belangrijkste redenen die aan de
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
basis lagen van de opstelling van het aan bepaalde gemeenten toegekende statuut van toeristisch centrum. 2.4.2. De wetenschappelijke metrologie Sinds de ondertekening in 1875 van de Convention du Mètre en de daaropvolgende oprichting van het International des Poids et Mesures (BIPM) hebben de ondertekenende landen (vandaag met 55) zich, via een gemeenschappelijke actie over alle kwesties rond meeteenheden), toegelegd op het definiëren met een stijgende juistheid van de nationale standaarden en op het bestrijken van steeds bredere en meer gevarieerde domeinen. In een wereld waar het oneindig kleine in alle sectoren van de research en de industriële exploitatie aanwezig is, wordt bovendien een bijzondere aandacht besteed aan de traceerbaarheid van de meeste meeteenheden, onder andere door deel te nemen aan internationale vergelijkingen of het sturen van overdrachtstandaarden naar het BIPM of andere nationale metrologische instituten die absolute bepalingen uitvoeren. Alle verrichtingen met betrekking tot de wetenschappelijke metrologie richten zich in eerste instantie tot de economische operatoren, onderzoekers inbegrepen, en leiden tot het ontwikkelen van nationale standaarden of middelen voor de overdracht van de internationale standaarden en tot het afleveren van officiële kalibratiecertificaten, onder meer voor de geaccrediteerde ijklaboratoria en proeflaboratoria, de in België of soms in het buitenland gevestigde laboratoria van firma’s en universiteiten. Deze steeds grotere meetnauwkeurigheid komt in feite de eindverbruiker of de tussengebruiker ten goede. Op dat gebied zijn er in 2011 interessante ontwikkelingen geweest in zeer uiteenlopende domeinen, zoals: • de referentiebriljanten voor de diamantindustrie, • de gravimetrische kalibratie van een ijkmaat van 20 liter, • de toepassing van een nieuw ontwikkelde meetmethode van nanodeeltjes, • de internationale vergelijking van de nationale Belgische realisatie van het punt van argon, • de verdere ontwikkeling van een metrologische Atomic Force Microscope, • de deelname aan Europese onderzoeksprojecten in de domeinen van de nieuwe technologieën, de gezondheid en het internationale eenhedenstelsel, de overdracht van de metrologische kennis aan de economische actoren. 2.4.3. De kwaliteit en veiligheid van producten en diensten De Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de FOD Economie speelt een belangrijke rol in dit domein.
53
Het vertrouwen van de verbruiker (eindverbruiker of tussenverbruiker) in een markt van veilige en kwaliteitsvolle producten en diensten groeit dankzij de interactie tussen verschillende juridische en technische instrumenten, waarvan sommige verplicht zijn en andere vrijwillig worden toegepast. Reglementering, normalisatie en accreditatie zijn de drie pijlers van dit systeem. Ze kaderen perfect in de implementatie van het Europese beleid van de interne markt dat achtereenvolgens overgegaan is van een regeling van maximale harmonisatie naar een regeling van toenadering gebaseerd op een vermoeden van overeenstemming, verwijzende naar de geharmoniseerde of gelijkgestelde normen. Vooral in tijden van economische crisis is het van het grootste belang om te zorgen voor markttransparantie : hoewel de prijs nog altijd de factor is die de eindkeuze van de consument meestal bepaalt, vraagt de consument ook dat de veiligheidseisen nageleefd worden en dat het prestatieniveau van het product of de dienst overeenstemt met wat aangeduid is. Ook al zijn de economische actoren en de reglementaire autoriteiten de motor achter de marktregulering, toch blijft de consument de eindbegunstigde ervan.
54
De conformiteit van de producten en diensten – door beroep te doen op accreditatie – is een concept dat van toepassing is op alle activiteitsectoren, al dan niet gereglementeerd, op alle types traditionele of innoverende producten en diensten. Door het aantonen van de technische competentie en de onpartijdigheid van de instellingen voor de conformiteitsbeoordeling (laboratoria, keuringsinstellingen en certificatieinstellingen) versterkt de accreditatie de geloofwaardigheid van de analyserapporten en de conformiteitscertificaten en maakt ze hiervan echte technische paspoorten die door de reglementaire autoriteiten kunnen worden gebruikt voor de marktcontrole maar ook om het vrije verkeer van goederen en diensten te vergemakkelijken en het handelsverkeer te stimuleren. Sinds 2010 werd de rol van accreditatie als technisch instrument dat bijdraagt aan de goede werking van de interne markt trouwens door de Europese Unie erkend. BELAC is de Belgische accreditatie-instelling, ze berust op een wettelijke basis, staat onder de eindverantwoordelijkheid van de FOD Economie en is ondertekenaar van de internationale wederzijdse erkenningen. Het aantal instellingen voor de conformiteitsbeoordeling stijgt regelmatig met ongeveer 10 % per jaar (ongeveer 450 actieve certificaten eind 2011). Het volume en de diversiteit van de activiteit uitgevoerd onder bescherming van de accreditatie veranderen ook voortdurend, in het bijzonder in de sectoren die de consument rechtstreeks interesseren, zoals bv. de conformiteit van de voedingsmiddelen en de bouwproducten, de betrouwbaarheid van de prestaties van de laboratoria voor klinische biologie, de veiligheid van liften en hefwerktuigen, zowel voor huishoudelijk als voor professioneel gebruik. Er worden ontwikke-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
lingen verwacht in veelbelovende technologische sectoren zoals databescherming of computerveiligheid of de activiteiten gericht op energiebesparing en milieubescherming. Normalisatie is een ander essentieel element dat ervoor zorgt dat de consumenten meer vertrouwen krijgen in de kwaliteit en veiligheid van producten en diensten en hierbij toch de competitiviteit van de ondernemingen versterkt. De normen zijn inderdaad uitgewerkt op basis van een consensus tussen alle betrokken partijen. Historisch gezien was de normalisatie gewijd aan de goederensector maar ze is nu veelzijdiger geworden en neemt meer en meer omvang op het gebied van de diensten. De ontwikkeling ervan is trouwens in het ontwerp van Europese verordening betreffende normalisatie voorzien als één van de hoofdprioriteiten. De FOD Economie is voorstander van dit initiatief in alle sectoren waar normalisatie de reglementeringen kan ondersteunen en een positieve impact kan hebben. Ten slotte was 2011, in termen van reglementering, ook een vruchtbaar jaar op Europees niveau, na. 3 jaar onderhandelen werd de 22 jaar oude richtlijn over bouwmaterialen omgezet in een verordening. De verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van richtlijn 89/106/EEG van de Raad werd uiteindelijk onder Hongaars voorzitterschap goedgekeurd en treedt in werking vanaf 1 juli 2013. Deze herziening is eerst en vooral bedoeld om het vrije verkeer van de bouwproducten in Europa te optimaliseren via een eenvormige informatie en een ontlasting van de kmo’s en de micro-ondernemingen op het gebied van materiaaltesten. Maar, het belang ervan voor de consument mag niet onderschat worden: het feit dat duidelijkere regels worden opgelegd voor de informatie over de prestatie van bouwproducten is zeer belangrijk voor de architect en de aannemer maar ook voor al wie kiest voor zelfbouw of zelfrenovatie. De verordening gaat ook in op de aspecten duurzaamheid, zoals gevaarlijke stoffen en milieuvriendelijke producten maar ook op de ecologische impact op de levenscyclus van gebouwen: van ontwerp tot afbraak moet het duurzaam gebruik van natuurlijke rijkdommen in aanmerking genomen worden en de nadruk moet hierbij op hergebruik of recyclage gelegd worden. 2.4.4. Namaak en piraterij De Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB) staat in voor de bescherming van de belangen van de consumenten door hun vertrouwen te versterken met acties in de strijd tegen namaak en piraterij. Namaak is een verschijnsel dat zich uitbreidt en geen enkele economische sector ontziet. Voorwerpen die andere imiteren of kopiëren, misleiden de consument: ze zijn niet enkel goedkoper, maar ook van mindere kwali-
55
teit. Sommige nagemaakte producten houden een gevaar in voor de gezondheid of de veiligheid van de consumenten. Op het vlak van de regelgeving werd op 20 oktober 2011 het koninklijk uitvoeringsbesluit goedgekeurd van de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele-eigendomsrechten. De toepassingsmodaliteiten voor de procedure van minnelijke schikking en de terugvordering van de kosten moesten namelijk nog worden vastgelegd (BS 07.11.2011). Voortaan kunnen de ADCB en de douane administratieve minnelijke schikkingen voorstellen. Die mogelijkheid werd ingevoerd om de parketten te ontlasten van de behandeling van de voornamelijk lichtere inbreuken. De procedure mag enkel worden toegepast wanneer er geen enkel nadeel is geweest.
@ Birgit Reitz-Hofmann - fotolia.com
56
Het koninklijk besluit verleent de hiertoe door de minister aangewezen ambtenaren de bevoegdheid de strafvordering te doen vervallen met een voorstel tot minnelijke schikking. Dat systeem van administratieve minnelijke schikking maakt een snellere en meer doeltreffende bestraffing mogelijk. Heel wat dossiers zullen op die manier niet verder komen dan het stadium van de administratieve procedure en zullen bijgevolg niet langer de parketten en correctionele rechtbanken overspoelen. Die zullen meer aandacht kunnen schenken aan de dossiers die zij ontvangen, en die sneller kunnen behandelen. Tegelijkertijd zullen de lichtere inbreuken, die vroeger door de overbelaste parketten werden geseponeerd, daadwerkelijk worden bestraft. Op het vlak van coördinatie voorziet de wet van 15 mei 2007 in coördinatie tussen de controleoverheden (douane, ADCB en federale politie). Vanaf het ogenblik dat de wet in werking trad, werd een sub-werkgroep “Coördinatie van de strijd tegen namaak en piraterij” opgericht bij de Interministeriële Economische Commissie, de Interdepartementale Commissie voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding in de Economische Sectoren (ICCF). Ook vertegenwoordigers van de FOD Justitie, een magistraat van het parket-generaal, het FAVV (voedselveiligheid) en het FAGG (geneesmiddelen), vertegenwoordigers van de FOD Financiën en van de federale politie maken er deel van uit. De werkzaamheden van die subwerkgroep werden op 5 oktober 2011 hervat. Op termijn moet een ontwerp van koninklijk besluit de coördinatie van de strijd tegen namaak institutionaliseren. Er zou ook een jaarverslag moeten komen over de samenwerking op het terrein tussen controleoverheden. Op het terrein heeft de FOD Economie diverse acties ondernomen, ofwel op eigen initiatief (controles van de taskforce “Strijd tegen namaak en piraterij” op openbare markten,
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
kermissen, in nachtwinkels, …), ofwel gecoördineerd met de andere bevoegde instanties (douane en politie), ofwel naar aanleiding van klachten van professionals, verenigingen, parketten, particulieren, andere FOD’s, … De controlemethodes werden verfijnd om tot bij de bron te komen en de netwerken te ontmantelen. Dankzij de ervaring die sinds 2007 werd opgedaan, kunnen vandaag de doelen beter worden bepaald en kunnen efficiëntere actieplannen worden aangewend. Zo waren de acties in het belang van de consument onder meer gericht op: • “trendproducten”, gevaarlijke producten, producten ontsproten aan nieuwe technologieën: In het belang van de consument hebben de diensten van de ADCB in samenwerking met de politie de verkoop van nagemaakte gsm’s op internet stopgezet. Verder hebben ze T-shirts in beslag genomen die prints droegen van gedeponeerde merken in de vorm van parfumflesjes en lederwaren, en ook nagemaakte handtassen “à la …”, “geïnspireerd op …” of “replica van …”. Er werden eveneens gevaarlijke namaakproducten van de markt gehaald: kettingzagen, krultangen, speelgoed, … Ook aan nieuwe technologieën werd aandacht geschonken: er werden o.a. informaticaproducten, spellen, lege cd’s en dvd’s, inktpatronen, stickers met verschillende beeldmerken om op de rug van laptops te kleven en “R4”-linkers in beslag genomen. Er werden nieuwe controles gevoerd naar het recente verschijnsel “cardsharing”, dat aanzienlijke winsten genereert en aanleiding kan geven tot belangrijke cashbetalingen, bron voor witwassen. Cardsharing is het illegaal verspreiden van decoderingssleutels, waarmee beeldsignalen die worden uitgezonden door de satellietoperatoren kunnen worden weergegeven zonder abonnement / smartcard van de operator in kwestie. • bijzondere plaatsen (markten, winkels aan de grenzen, probleemwijken): In bepaalde regio’s werd op de wekelijkse markten een controlenet opgezet. Op die manier kon worden vastgesteld dat er “zwartverkopers” aan het werk waren. Vaak zijn dat personen die hier illegaal verblijven en zich, nadat de marktmeester is langsgekomen, tussen 2 standen plaatsen om kopieën van merken te verkopen. Die controles hebben ook bevestigd dat het namaakmisdrijf vaak samenhangt met andere economische inbreuken (overtreding van de wetgeving op de ambulante handel, de beroepskaart voor buitenlanders, de marktpraktijken en consumentenbescherming, de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, …). Winkels dicht bij de grens werden gecontroleerd, evenals opslagboxen met namaakartikelen. Sommige boxen waren ingericht als echte winkels, met rekken voor de kleren en accessoires; er waren zelfs spiegels, zodat er kleren konden worden gepast!
57
Het was de bedoeling die goederen in grote hoeveelheden te verkopen aan personen die ze op hun beurt zouden doorverkopen aan anderen, om uiteindelijk op openbare markten in het hele land aan de man te worden gebracht. In de probleemwijken van sommige steden (Gent, Brussel, …) werden acties gevoerd in samenwerking met de diensten van de lokale recherche, de sociale inspectie, op verzoek van de lokale politie of het parket, met als doel de strijd aan te binden met de georganiseerde misdaad (drugs, wapens, illegale handel, …). Op het vlak van nieuwe initiatieven werd op 16 juni 2011 de stichting “Neen aan namaak en piraterij” aan de pers voorgesteld. Ze werd opgericht door de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen en de Internationale Kamer van Koophandel (ICC België), in partnerschap met de FOD Economie. Deze stichting wil het publiek sensibiliseren voor de risico’s van namaak en voor de schade die erdoor wordt aangericht.
58
Om de markt van namaak te bestrijden lijkt samenwerking tussen de overheden (douane, politie, economische-inspectiediensten, Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten – FAGG) en de houders van intellectuele rechten hoe langer hoe meer noodzakelijk. Om doeltreffend actie te kunnen voeren, moeten de verschillende partijen een vertrouwensrelatie aanknopen, die gebaseerd is op de uitwisseling van vaak gevoelige informatie. De organisatie werpt zich op als tussenschakel tussen de openbare instellingen en de handelszaken. Om het publiek te sensibiliseren voor de risico’s en de gevolgen van namaak zal de stichting preventie- en sensibiliseringscampagnes organiseren om de aandacht van het publiek en van de economische actoren te vestigen op het belang van de strijd tegen namaak en piraterij. Die campagnes kunnen worden gevoerd met opleidings- en voorlichtingsactiviteiten, of via meer specifieke mediacampagnes op basis van radioen tv-spots, affichecampagnes en reclame in de media. Over piraterij hebben er bovendien ontmoetingen plaatsgevonden, met als doel een akkoord te sluiten met de Belgian Antipiracy Federation (BAF) over de aanpak van de gestaag toenemende praktijken van up- en downloaden van voornamelijk culturele producten. Dat akkoord zou begin 2012 moeten worden gesloten.
@ Piotr Marcinski - fotolia.com
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3. De FOD Economie en de bescherming van de consument 3.1. De bescherming van de consument 3.1.1. De marktpraktijken De wetgever heeft, mede in uitvoering van Europese richtlijnen, een specifiek normatief kader aangenomen met het oog op de bescherming van de consument aangezien hij in zijn contractuele relaties met ondernemingen wordt aanzien als de zwakkere partij. De horizontale wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en conumentenbescherming vormt hiervan de hoeksteen. Andere meer specifieke wetgeving heeft dit kader vervolledigd, zoals de wetgeving betreffende het consumentenkrediet, de reizen, de huwelijksbureaus, ambulante handel, de informatiemaatschappij, timesharing en de wet tot bestrijding van de kilometerfraude met voertuigen. Dit normatieve kader heeft betrekking op de bevordering van de informatieverplichting, contractuele vormvereisten, bedenktermijnen, het verbod op onrechtmatige bedingen en oneerlijke praktijken enz. Om zich ervan te verzekeren dat deze wetgevingen ook worden nageleefd heeft de wetgever voorzien dat het niet- naleven van deze wettelijke bepalingen gesanctioneerd wordt met burgerlijke, administratieve en ook strafrechtelijke sancties. Het is
59
de ADCB die in het bijzonder belast is met het toezicht op de naleving van die regels die administratief en/of strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Onafgezien de mogelijkheid van de minister van Economie en/of de directeur-generaal van de ADCB om een vordering tot staking in te leiden bij de rechtbank van koophandel, beschikken de controleagenten hierbij over de mogelijkheid om: • processen-verbaal van waarschuwing op te stellen waarin de overtreder wordt aangemaand om uiterlijk binnen een welbepaalde termijn de betwiste handelspraktijk stop te zetten; • administratieve minnelijke schikkingen voor te stellen; • pro justitia’s op te stellen die voor verdere beschikking worden doorgestuurd naar de Procureur des Konings; • beslag te leggen op de goederen die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.
60
In de loop van 2011 werden door de ADCB in het kader van de wetgevingen houdende bescherming van de consument onder meer onderzoeken uitgevoerd in de sectoren ambulante activiteiten, verkoop van hoeveproducten, bloemenverkoop en tuincentra, cafés en restaurants, bakkers, installateurs van energiebesparende uitrustingen en renovatie- en dakdekkersactiviteiten in de bouwsector. Tevens werd de naleving van de reglementering “car pass” nagegaan en de realiteit van de aankondigingen van prijsverlaging tijdens de soldenperiodes. Een bijzondere vermelding verdient de oprichting van het nationale coördinatieplatform tegen massafraude. Massafraude staat voor alle vormen van fraude die gebruik maken van massacommunicatietechnieken zoals telemarketing, internet en massamailings met als doel contact te leggen en te communiceren met (potentiële) slachtoffers. In België zijn, net zoals in de meeste andere landen, de bevoegdheden en de informatie voor de strijd tegen massafraude verspreid over verschillende instanties. Daarom nam de ADCB, vanuit haar centrale positie als consumentenbeschermingsautoriteit en vanuit haar brede waaier aan bevoegdheden, het initiatief om een nationaal coördinatieplatform tegen massafraude op te starten waarin alle betrokken partijen worden samengebracht. Het platform bestond in 2011, behalve de ADCB, uit het College van de procureursgeneraal, het Parket-generaal, het Parket van Brussel, de cellen FUSE en FCCU van de Federale Gerechtelijke Politie, de CCU van Brussel en het CFI.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De doelstellingen van het platform zijn de volgende: • identificeren van vormen van massafraude en beschikbare informatie; • bepalen van de juiste aanpak (combinatie repressie en preventie); • bepalen van de juiste partners voor nationale samenwerking; • initiëren en coördineren van sensibiliseringscampagnes rond massafraude. In 2011 ontving de ADCB in dit verband 1.946 klachten over uiteenlopende onderwerpen zoals Nigeriaanse brieven, piramideverkoop, valse loterijen, verkoop van porselein, bedrog met domeinnamen en merken, verkoop van wijn per telefoon of aan huis, verkoop van meubelen via ronselpraktijken en vooral bedrijvengidsen – reclameronselaars. Hierna volgen enkele statistische gegevens over het aantal in 2011 opgestelde processen-verbaal van waarschuwing en pro justitia’s in het kader van de wet marktpraktijken. Tabel 2. Processen-verbaal van waarschuwing en pro justitia’s in het kader van de wet marktpraktijken Processen-verbaal van waarschuwing Aankondigingen van prijsverlaging Onrechtmatige bedingen Verkoop op afstand Verkoopsdocumenten
Pro justitia’s
27
61
39
67
253
21
37
34
Benaming en etikettering van goederen
427
64
Prijsaanduiding
485
1227
7
15
285
173
Stilzwijgende contractverlenging
2
15
Vergelijkende reclame
7
5
Verkoop buiten de onderneming
2
16
Oneerlijke praktijken tegen anderen Oneerlijke praktijken tegenover consumenten
Verkoop met verlies
4
8
Uitverkoop
28
43
Solden
33
134
61
De wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMCB) is een horizontale wetgeving, die in principe geldt voor alle economische sectoren, zolang er geen andere daarvan afwijkende of specifieke sectorale regel van toepassing is. Deze wetgeving streeft ernaar evenwicht te brengen tussen de belangen van de consumenten en de ondernemingen, door te garanderen dat de consument een degelijke informatie en bescherming krijgt, en door een loyale concurrentie tussen ondernemingen te verzekeren. Belangrijke delen van deze wet vinden hun bron in Europese richtlijnen: • richtlijn 84/450/EEG – misleidende reclame • richtlijn 85/577/EEG – buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten • richtlijn 93/13/EEG – oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten • richtlijn 97/7/EG – op afstand gesloten overeenkomsten • richtlijn 97/55/EG – vergelijkende reclame
62
• richtlijn 98/6/EG – prijsaanduiding van producten • richtlijn 2002/58/EG – verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie • richtlijn 2005/29/EG – oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt • richtlijn 2002/65/EG – verkoop op afstand van financiële diensten • richtlijn 2011/83/EU - consumentenrechten. Enige jaren geleden vatte de Europese Commissie het plan op om een grondige hervorming door te voeren van het “consumentenacquis”. Na diverse groen- en witboeken en openbare raadplegingen, werd een ontwerprichtlijn voorgesteld ter herziening van 4 bestaande richtlijnen, met name over de oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, de op afstand gesloten overeenkomsten, de verkoop buiten de onderneming en de garantiewetgeving. Naarmate de vergaderingen met experten van de Raad vorderden, bleek dergelijke benadering niet haalbaar en werd de inhoud van de nieuwe richtlijn beperkt tot twee domeinen, namelijk de overeenkomsten gesloten op afstand en de verkoop buiten de onderneming. Deels onder impuls van het Belgische voorzitterschap in de tweede helft van 2010 kon een compromis over de tekst worden bereikt. De richtlijn werd ondertussen aangenomen (op 25 oktober 2011 – richtlijn 2011/83/EU). Deze nieuwe richtlijn streeft naar een maximale harmonisering van de regels die van toepassing zijn op Europees niveau, en wil daarbij een hoge graad van bescherming
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
behouden voor de consument. Op verschillende niveaus, waar de lidstaten een zekere mate van vrijheid wordt gelaten, zullen ook beleidskeuzes moeten worden gemaakt; bijvoorbeeld over de taalvereisten voor de overeenkomsten met consumenten, of de mogelijkheid om bijkomende voorwaarden op te leggen voor de overeenkomsten met consumenten, die niet op afstand of buiten de onderneming worden gesloten. Belangrijk is dat voor sommige opties zal moeten worden gekozen: op sommige domeinen laat de richtlijn immers een keuzevrijheid aan de lidstaten. De omzetting van deze richtlijn zal uiteindelijk neerkomen op een substantiële herziening van de WMCB. De uiterste datum voor de omzetting van de richtlijn consumentenrechten is 13 oktober 2013. 3.1.2. Bijzondere thema’s De garanties De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen is een omzetting van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999. Ze voegt in het Burgerlijk Wetboek nieuwe regels in over de wettelijke garantie en de commerciële garantie. In het kader van de herziening van het communautaire acquis over consumentenbescherming, werd in het voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten ook gestreefd naar een herziening van de richtlijn van 25 mei 1999 betreffende de garanties. De nieuwe richtlijn betreffende consumentenrechten van 25 oktober 2011 heeft evenwel niet geleid tot de herziening van de garantierichtlijn. De timesharing De eerste richtlijn die moest worden geëvalueerd in het kader van de herziening van het communautaire acquis was de richtlijn van 26 oktober 1994 betreffende timesharing. Op 14 januari 2009 werd een nieuwe richtlijn voor maximale harmonisatie aangenomen. Daarin wordt het toepassingsgebied uitgebreid tot het gebruik van nieuwe analoge vakantieproducten op de markt, alsook tot overeenkomsten over de doorverkoop en de uitwisseling van rechten verbonden aan overeenkomsten over het deeltijds gebruik van goederen, vakantieproducten van lange duur, en verkrijging van een recht van gebruik van onroerende goederen. In de nieuwe richtlijn worden de definities uitgeklaard, de voorwaarden op het vlak van reclame en informatie versterkt en de herroepingstermijn verlengd. De Belgische wet van 11 april 1999 werd opgeheven door de omzettingswet van 28 augustus 2011 (BS 16.09.2011)
63
@ Jocky - fotolia.com
De reiscontracten
64
De wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie zette de richtlijn 90/314/EG van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten om. Er werden talrijke colloquia aan besteed, en de overvloedige rechtspraak errond is voornamelijk toe te schrijven aan de Geschillencommissie Reizen. De horizontale richtlijn van 25 oktober 2011 over de consumentenrechten is een maximale richtlijn, en regelt op een algemene manier de verkoop van producten en diensten. Het toepassingsgebied omvat alle toeristische diensten die niet onder de definitie van pakketreizen vallen. Het voorstel voor een sectorale richtlijn betreffende de pakketreizen, aangekondigd door de Commissie, zal ertoe strekken, het toepassingsgebied van de huidige richtlijn pakketreizen uit te breiden en er de definities in te preciseren. De administratie heeft zich gebaseerd op de ontwerpen tot hervorming van de wet van 16 februari 1994 om deel te nemen aan de raadpleging die in 2011 door de Commissie werd georganiseerd, in het kader van de herziening van de richtlijn pakketreizen. De huwelijksbemiddeling De wet strekt ertoe, de klanten van huwelijksbureaus bescherming te garanderen. Huwelijksbemiddeling is een activiteit die wordt gereglementeerd door de wet van 9 maart 1993. Het koninklijk besluit van 18 november 2002 legt een typecontract op. Bij toepassing van de Dienstenrichtlijn werd het systeem van verplichte voorafgaande registratie van de huwelijksbureaus afgeschaft. Sindsdien werd door de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) een identificatiecode ingevoerd, die geldt
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
voor de huwelijksbureaus. De inschrijving bij de KBO is dus voldoende voor de administratie, om het bestaan van een nieuw huwelijksbureau te achterhalen. De nieuwe agentschappen worden aldus ook proactief op de hoogte gebracht van de wettelijke verplichtingen op het vlak van contracten (wettelijk verplicht typecontract). Op die manier kan overbodige administratieve rompslomp voor de huwelijksbemiddelingsondernemingen worden vermeden, doordat de administratie eenvoudiger wordt en ze tegelijk op de hoogte worden gebracht van hun wettelijke verplichtingen. De carpass In 2000 werd een eerste wet aangenomen met het oog op de bestrijding van de kilometerfraude. Om een meer effectief en sluitend systeem uit te werken werd deze eerste wet vervangen door de wet van 13 juni 2004 tot beteugeling van bedrog met de kilometerstand van voertuigen. Tijdens het tweede semester van 2006 is deze wet volledig van toepassing geworden en is de centrale registratie van kilometerstanden gestart. De vzw Car-Pass is hiervoor erkend. In 2009 kreeg de vzw 13,6 miljoen kilometerstanden binnen van de professionelen. Er werden meer dan 763 000 kilometerattesten afgeleverd voor tweedehandsvoertuigen. De databank bevatte einde van dat jaar reeds meer dan 82 miljoen kilometerstanden. Deze regelgeving heeft haar effectiviteit al bewezen, mede dank zij een jaarlijkse opvolging via algemene onderzoeken door de Algemene Directie Controle en Bemiddeling en via enkele tientallen vervolgingen die de parketten hebben ingesteld wegens niet naleving van deze wetgeving. Het aantal gevallen van kilometerfraude werd in ons land wel degelijk in significante mate teruggedrongen. Het akkoord over de energieverbruikers Sinds 1 juli 2003, in het Vlaamse Gewest, en sinds 1 januari 2007 in Wallonië en Brussel, werd de elektriciteits- en gassector volledig geliberaliseerd. Elke klant kan volledig vrij zijn leverancier kiezen. Om de consumenten te beschermen tegen de negatieve gevolgen van commerciële praktijken, die voortvloeien uit die vrijmaking van de energiemarkt, hebben de leveranciers van elektriciteit en gas een akkoord onderhandeld waarin een aantal principes en regels zijn opgenomen die verdergaan dan de bescherming geboden in de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken de voorlichting en bescherming van de consument (ondertussen de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming). Dit akkoord regelt een reeks vraagstukken zoals de prijstransparantie, de algemene voorwaarden, de procedure bij het veranderen van leverancier, de betaalwijzen, de facturatie, de klachtenbehandeling,…). Het akkoord
65
wordt aangevuld met een gedragscode voor de verkoop buiten de onderneming en de verkoop op afstand. Daarin worden de regels vastgesteld die moeten worden gevolgd door de leveranciers van gas en elektriciteit, die dergelijk verkooptechnieken toepassen, meer bepaald over de voorlichting van de consument. In 2006, 2008 en 2009 werd het akkoord aangepast in functie van de permanente evaluaties, gebaseerd op de klachten die bij de FOD Economie binnenkwamen en behandeld werden. Voornamelijk de bepalingen in verband met de dienstverlening aan de klant, de verkoop op afstand, de verkoop buiten de onderneming, en de facturatie werden aangepast en aangevuld. Op Europees vlak, worden in een mededeling van de Commissie van 5 juli 2007 de rechten van de energieverbruikers behandeld, en bevat de richtlijn over het derde energiepakket bepalingen ter bescherming van de consument. De kinderfeesten
66
Hoewel het geen gedragscode “stricto sensu” betreft, heeft de aanbeveling van de Raad voor het Verbruik inzake reclame op kinderfeesten een weerslag gehad op de reclamepraktijken van een groot aantal ondernemingen die speelgoed verkopen, vooral voor het begin van hun reclamecampagnes voor kinderfeesten. Aangezien die ondernemingen dergelijke aanbeveling niet expliciet hebben onderschreven, kan er niet echt sprake zijn van een dwingend karakter. Reclame en marketing gericht op jongeren voor bank- of verzekeringsproducten en/of -diensten De gedragscode over reclame en marketing gericht op jongeren voor bank- of verzekeringsproducten en/of -diensten is een vrucht van de werkzaamheden binnen de Raad voor het Verbruik. Bedoeling ervan is, jongeren te beschermen tegen agressieve praktijken van financiële en verzekeringsinstellingen. De reclame voor spaarboekjes en individuele levensverzekeringen Samen met de CBFA (nu de FSMA), vervulde de FOD Economie een actieve rol bij het opstellen van gedragscodes in verband met reclame voor spaarboekjes en individuele levensverzekeringen. Die impuls werd gegeven door een grootschalige enquête die in 2005 werd uitgevoerd en die had aangetoond dat reclame voor die financiële producten vaak onduidelijk en vaag is en misleidende elementen bevat. In overleg met de beroepsinstanties werd een code uitgewerkt die orde op zaken moet stellen. Onlangs nog werden door de sector enkele aanpassingen aan de code voorgesteld. Die voorstellen werden ook weer gezamenlijk besproken alvorens te worden geïmplementeerd.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.2. Het markttoezicht 3.2.1. Het economische toezicht De Algemene Directie Controle en Bemiddeling ziet toe op de correcte naleving van de verschillende wetten, besluiten en EU-verordeningen die het economische leven regelen. Deze opdracht maakt van de ADCB een officiële controle-instantie die zowel informatief, preventief als repressief kan optreden: • om consumenten te beschermen; • om toe te zien op de onderlinge relaties tussen de handelaars; • om de EU-regelgeving te doen naleven. Om deze opdracht te vervullen, oefent de Algemene Directie Controle en Bemiddeling de volgende activiteiten uit: • overtreders opsporen; • economische overtredingen beteugelen;
67
• bewijsstukken verzamelen; • expertises uitvoeren; • enquêtes uitvoeren; • adviezen verlenen; • documentatie verzamelen; • informatie verstrekken;
Beteugelen en opsporen gebeuren autonoom of in samenwerking met een andere instantie en vinden plaats naar aanleiding van een klacht of een verzoek van het parket of van een andere algemene directie van de FOD Economie, van een verzoek van de minister van Economie, van de Europese Commissie of een andere officiële instantie, maar in de meeste gevallen in uitvoering van een jaarprogramma algemene onderzoeken.
@ fotomek - fotolia.com
• informatie uitwisselen.
Bij de opsporing kunnen de inspecteurs, onder toezicht van de procureurs-generaal, over het algemeen (naargelang de wet): • rechtsgeldige onderzoeken instellen en getuigen verhoren; • proces-verbaal opmaken met bewijskracht (geldig tot bewijs van het tegendeel); • monsters nemen, waarvoor een proces-verbaal van monsterneming wordt opgemaakt; • goederen en documenten in beslag nemen; • zegels leggen; • assistentie vorderen van politie; • huiszoekingen verrichten; • als getuige voor de rechtbank verschijnen. Er bestaan verschillende rechtsmiddelen om de naleving van de wetsbepalingen af te dwingen:
68
• de vordering tot staking op verzoek van de minister van Economie ingeleid bij de rechtbank, om te verkrijgen dat de rechter de beëindiging van de wetsovertreding beveelt; • de administratieve sanctie die leidt tot de schrapping van de erkenning als kredietgever of van de inschrijving als kredietbemiddelaar in het kader van de wet op het consumentenkrediet; • de strafrechtelijke sanctie die wordt uitgesproken door correctionele rechtbanken op basis van het pro justitia opgemaakt door de ADCB; • de formele waarschuwingsprocedure die de overtreder aanmaant om zich binnen een bepaalde periode in regel te stellen; • de administratieve minnelijke schikking. Samenwerking met de officieren van de gerechtelijke politie (algemene bevoegdheid), met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (als het voedingsmiddelen betreft), de sociale inspectie (wetgeving op sluikwerk) of met de douane (in-, uit- en doorvoer van goederen) is noodzakelijk indien in de economische wetgeving niet alleen de Algemene Directie Controle en Bemiddeling aangeduid wordt als controle-instantie. Samenwerking vindt plaats in de verschillende overlegstructuren, waar de ADCB controle-ervaring inbrengt. In het kader van fraudebestrijding werd een Interdepartementale Commissie voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding (ICCF) opgericht. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling neemt er het voorzitter-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
schap waar. Om nieuwe wetten en besluiten op te maken, werkt de ADCB samen met de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling voert een actief informatiebeleid naar de consument en de handelaars toe om overtredingen te voorkomen. Documentatie verzamelen en kwalitatieve informatie verstrekken zijn hierbij zeer belangrijk. Daarom: • zorgt de ADCB voor de permanente opleiding van de ambtenaren; • stelt de ADCB de teksten van de wetten en besluiten, nodig voor het opmaken van een pro justitia of een proces-verbaal van waarschuwing ter beschikking van zijn controleagenten; evenals de interpretatieve beslissingen en de standpunten die de Algemene Directie Controle en Bemiddeling, de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt, de Algemene Directie K.M.O.-beleid, de Juridische dienst van de FOD Economie of de rechtbanken innemen; • pleegt de ADCB regelmatig overleg met federaties en consumentenorganisaties; • behandelt ze individuele vragen om informatie; • en voert ze informatiecampagnes. In 2011 werden onder meer specifieke onderzoeken uitgevoerd in de volgende sectoren: • ambulante activiteiten • verkoop van hoeveproducten • bloemenverkoop en tuincentra • café’s en restaurants • bakkers: • installateurs energiebesparende uitrustingen: • bouwsector renovatie- en dakdekkersactiviteiten • onderzoek carpass • realiteit van de aankondigingen prijsverlaging tijdens de soldenperiodes: • kredietreclame: in de ADCB bestaat een taskforce “reclame voor krediet”, waarvan de oprichting kadert in de uitvoering van de derde werf van de federale overheid in haar strijd tegen de armoede en de overmatige schuldenlast. Een van de prioriteiten van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (WCK) is net de strijd tegen de overmatige schuldenlast en tegen de factoren die deze kunnen veroorzaken. De reclame voor krediet wordt door velen als één van de boosdoeners gezien.
69
De doelstelling van de taskforce is een permanent handhavingsbeleid te voeren en tot een zo uniform mogelijk standpunt te komen over de benaderingswijze en interpretatie van de vermeldingen in reclame voor krediet. De leden van de taskforce kredietreclame analyseren, in samenwerking met de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt, een maximum aan advertenties voor reclame met afbetalingsmogelijkheden. Zowel kredietreclame in huis-aan-huisbladen, dagbladen, algemene mailings en mailings op naam, reclamefolders, etalages, in winkels, de internetsites van de adverteerders… als reclame op radio en televisie worden geëvalueerd op verboden en verplichte wettelijke vermeldingen. De leden van de taskforce zochten in 2011 naar (eventuele) overtredingen van de reclamevoorschriften zoals die opgenomen zijn in de nieuwe artikelen 5 en 6 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Zoals steeds werd ook de link gelegd met andere economische reglementeringen waarvoor de ADCB bevoegd is.
70
In het totaal werden 462 reclameadvertenties nagekeken. 2 % betrof een nazicht van de internetsite van de adverteerder. 74,5 % van de onderzoeken gebeurde op basis van een papieren reclamedrager en 23,5 % van de controles gebeurde spontaan of naar aanleiding van een bezoek aan een kredietgever, -bemiddelaar of een verkoopsruimte waar er reclame werd gemaakt voor afbetalingsmogelijkheden,… Bijna 83 % (383) van de nagekeken reclames waren conform de nieuwe wettelijke bepalingen. Er werden 75 (16,2 %) processen-verbaal van waarschuwing (pvw) opgesteld en 4 processen-verbaal (pv), dit cijfer vertegenwoordigt bijna 1 %. In het totaal werden voor de 79 advertenties waarvoor overtredingen werden vastgesteld, 238 inbreuken weerhouden tegen de bepalingen van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Buiten de 238 overtredingen tegen de reclamebepalingen van de WCK werden er ook 3 overtredingen tegen de bepalingen van de wet marktpraktijken vastgesteld. Dit betrof bepalingen met betrekking tot de artikelen over de hoedanigheid van de verkoper, oneerlijke handelspraktijken en agressieve handelspraktijken. Hierna volgen enkele statistische gegevens over het aantal opgestelde processenverbaal van waarschuwing en pro justitia’s in het kader van specifieke wetgevingen ter bescherming van de consument:
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 3. Processen-verbaal van waarschuwing en pro justitia’s, specifieke wetgeving ter consumentenbescherming Processen-verbaal van waarschuwing
Pro justitia’s
Kilometerfraude
8
30
Garantiewetgeving
9
18
Huwelijksbureaus
0
28
Reiscontracten
6
22
Timesharing
0
3
456
39
92
51
Informatiemaatschappij Consumentenkrediet
3.2.2. Het beheer van klachten De Algemene Directie Controle en Bemiddeling heeft als opdracht haar maatschappelijke rol zo goed mogelijk uit te oefenen en zich ten dienste te stellen van het algemeen belang op een zo efficiënt mogelijke manier. De doelstelling van een economische controledienst, zoals de Algemene Directie Controle en Bemiddeling, bestaat er onder meer in om de disfuncties in het economische leven uit te schakelen op het vlak van de marktpraktijken, en de consumentenbescherming te bewerkstelligen. De middelen die ze hiertoe aanwendt, moeten verantwoord zijn op economisch vlak. Ze moeten immers niet worden ingezet voor acties met beperkte maatschappelijk impact die eerder het individueel belang van een burger dienen. Dit neemt niet weg dat iedereen bijstand kan worden verleend in zijn zoektocht naar de oplossing van een conflict. Om dit te verwezenlijken, is er een performant beheersysteem vereist dat niet het minst gericht moet zijn op de grote instroom van meldingen vanwege de marktsectoren, zijnde de consument en de ondernemers. Een risicoanalyse is een probaat instrument om de informatieverwerking te kanaliseren naar een efficiënt beleid. Dit is niet anders voor het beleid op het vlak van de behandeling van klachten en meldingen. Daarom heeft de ADCB een verbeterd klachtenbehandelingsysteem uitgewerkt met een verscherpte risicoanalyse, waardoor de maximale inzet van middelen wordt ge-
71
richt op de grootste risicofactoren, zonder uit het oog te verliezen dat elke melding tot een beter inzicht in de markt kan leiden. Aan elke melding wordt een adequater gevolg gegeven. Hierbij wordt de richtlijn gevolgd dat elke melder op de snelste en efficiëntste manier moet worden geholpen met het gepaste middel, dat een onderzoek kan zijn of een andere begeleiding van de melder. Het uitvoeren van de risicoanalyse werd toevertrouwd aan het Front Office bij het Centraal Bestuur – Dienst Coördinatie van de ADCB. In 2011 heeft het Front Office 13 202 dossiers verwerkt, waarvan: • 11.034 meldingen; • 1.135 verzoeken om onderzoek, uitgaande van andere overheden; • 931 verzoeken om informatie.
72
Voor de verkoopmethodes geeft het rechtstreekse contact met de klant aanleiding tot 3.044 meldingen, terwijl verkoop op afstand er 1.982 opleveren en de elektronische handel 1.444. In het kader van het rechtstreekse contact zijn het de verkooppunten van distributieketens die tot de meeste meldingen leiden, namelijk 714, gevolgd door de kleinhandelszaken met 656 meldingen. Voor reclamemethodes geeft reclame via internet aanleiding tot 1.513 klachten en reclame via drukwerk tot 1.504 klachten. De top 3 wordt vervolledigd met e-mails: 760 gevallen. De aard van de klachten is de volgende: • 2.204 gevallen hebben betrekking op frauduleuze praktijken die gekenmerkt worden door de intentionele aard om schade te berokkenen; • 674 gevallen betreffen het niet-leveren van producten of het niet-verlenen van diensten; • 530 gevallen gaan over het niet-toekennen van de wettelijke garantie +403 gevallen over gebrekkige producten of diensten; • 486 gevallen betreffen oneerlijke praktijken in het algemeen, 478 misleidende reclame en 379 ongevraagde reclame.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De meldingen hebben voornamelijk betrekking op de volgende sectoren: • internetdiensten: 855, maar opgelet, in dit aantal zijn ook de spam-meldingen vervat; • ICT-producten: 567 gevallen; • diensten van onderhoud en verbetering van de woning: 497; • meubels: 432; • kledingartikelen en schoenen: 423. De wetgevingen in kwestie, waarbij eenzelfde dossier er op meerdere betrekking kan hebben: • 4.881 betreffen oneerlijke praktijken jegens de consumenten (misleidende praktijken in 2.697 gevallen (misleidende reclame, onvoldoende voorraad, …), agressieve praktijken in 757 gevallen (afgedwongen aankoop, ongevraagde berichten, …)); • 3.920 gevallen: burgerlijke geschillen; • 2.448 betreffen oneerlijke praktijken tussen verkopers (vb. bedrijvengidsen); • 1.394 gevallen: wettelijke garantie; • 798 gevallen: bedrog; • 667 gevallen: prijsaanduiding en aanduiding van de hoeveelheid; • 657 gevallen: wetgeving overeenkomsten op afstand. 3.2.3. De instrumenten en de alternatieve regeling van geschillen De buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (ADR – Alternative Dispute Resolution) In juli 2007 heeft het directiecomité van de FOD Economie de Algemene Directie Controle en Bemiddeling de opdracht toevertrouwd: • de ADR-organen te monitoren; • een online-ADR-platform te creëren; • ADR te stimuleren.
73
De monitoring van de ADR-organen Om de consumenten ertoe aan te zetten meer hun rechten te doen gelden bij consumentengeschillen zonder dat ze daarvoor naar de rechtbank moeten stappen, werden de voorbije jaren in België een aantal ADR-organen in het leven geroepen. Ze doen als neutrale derde aan bemiddeling, verzoening of arbitrage of treden op als ombudsman, en stellen een oplossing voor het geschil voor of leggen er een op. Aangezien een dergelijke aanpak minder duur, soepeler en sneller is dan een gerechtelijke procedure, is die bijzonder geschikt voor geschillen waarbij er financieel niet al te veel op het spel staat. Verschillende onderzoeken op Europees niveau hebben echter uitgewezen dat de consumenten nog aarzelend tegenover dit soort procedures staan die niet altijd vertrouwen inboezemen en niet noodzakelijk garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan die bij gerechtelijke procedures.
74
Om de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de instanties voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting te vergroten en om het vertrouwen dat de consument daarin stelt te versterken, heeft de Europese Commissie twee aanbevelingen23 gepubliceerd die voorzien in minimale kwaliteitsgaranties. Daarin wordt de ADR-organen aanbevolen enkele basisprincipes te respecteren, zoals onafhankelijkheid en onpartijdigheid, het principe van hoor en wederhoor van de procedure, doorzichtigheid, wettigheid en doeltreffendheid. Alle ADR-organen in de Europese Unie (ombudsmannen-bemiddelaars, verzoenings- en arbitragecommissies) die de principes uit de voornoemde aanbevelingen respecteren, worden op hun verzoek door de lidstaten bij de Europese Commissie genotificeerd, die ze opneemt in een databank24. Het is de bedoeling de consument te informeren over het bestaan van de verschillende ADR-organen in zijn land en hem de mogelijkheid te bieden een gelijkaardig orgaan in een andere lidstaat van de EU in te schakelen bij een grensoverschrijdend geschil, eventueel door een beroep te doen op het Europees Centrum voor de Consument25, dat in elke lidstaat gevestigd is. 23
• Aanbeveling van de Commissie van 30.03.1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen. • Aanbeveling van de Commissie van 4.04.2001 met betrekking tot de beginselen voor de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van consumen-
tengeschillen betrokken zijn.
24
http://ec.europa.eu/consumers/redress_cons/adr_en.htm
25
Europees Centrum voor de Consument in België: http://www.eccbelgie.be
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In België is de FOD Economie bevoegd om de Belgische ADR-organen die de Europese aanbevelingen naleven bij de Europese Commissie te notificeren. Het is de AD Regulering en Organisatie van de Markt die overgaat tot die notificatie. In juli 2007 heeft het directiecomité van de FOD Economie de ADCB de opdracht toevertrouwd de werking van de genotificeerde ADR-organen te evalueren en zich er zo ook van te vergewissen dat ze nog steeds handelen in overeenstemming met die Europese aanbevelingen. Voor die evaluatie staat de afdeling Bemiddeling van de ADCB in, die conformiteitsaudits uitvoert. Creatie van een online-ADR-platform “Belmed”, het elektronische platform voor de beslechting van consumentengeschillen, werd op 6 april 2011 door de FOD Economie gelanceerd. Het platform stelt een beveiligde ruimte ter beschikking van de consumenten en de ondernemingen om hun geschillen bij te leggen met de hulp van professionele bemiddelaars.
75
De geschillen die via het platform behandeld worden, hebben betrekking op de handelsrelaties tussen een consument die gevestigd is in een van de lidstaten van de Europese Unie en een onderneming die is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Dat betekent dat ook sommige grensoverschrijdende geschillen in aanmerking kunnen worden genomen. De FOD Economie speelt geen actieve rol in de behandeling zelf van de dossiers. De dienst stelt enkel het instrument ter beschikking van de gebruikers en waakt erover dat de bemiddelaars de principes respecteren die van toepassing zijn bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen, namelijk: onpartijdigheid, transparantie, doeltreffend-
@ El Gaucho - fotolia.com
Zeven bemiddelingsorganen hebben al een samenwerkingsprotocol afgesloten met de FOD Economie: de Ombudsdienst voor Energie, de Bemiddelingsdienst Banken – Krediet – Beleggingen, de Verzoeningscommissie Occasiewagens, de Geschillencommissie Reizen, het Europees Centrum voor de Consument, de Geschillencommissie Meubelen en de Verzoeningscommissie Bouw.
heid en billijkheid. Op grond van de statistieken die automatisch en anoniem gegenereerd worden, analyseert de FOD Economie bovendien de consumptiemarkten door er de problemen in kaart te brengen, om aan de overheden de gegevens te verstrekken die hen in staat moeten stellen de marktwerking te verbeteren. Met aandacht voor de meest kwetsbare consumenten en rekening houdend met de digitale kloof stelde de FOD Economie er ook prijs op partnerschappen aan te gaan met de openbare computerruimtes, die tot doel hebben gebruikers te begeleiden die moeilijk toegang tot het internet kunnen krijgen. Met dit instrument wil de FOD Economie het vertrouwen van de consumenten in de goederen- en dienstenmarkt helpen versterken en de binnenlandse én grensoverschrijdende elektronische handel aanmoedigen. 3.2.4 De wettelijke metrologie
76
Bij de aanpak van de marktcontrole komen, voor het aspect kwaliteit, de activiteiten van de wettelijke metrologie aan bod. Naast de traditionele ijkingen van de meetwerktuigen die in het economische verkeer gebruikt worden (gewicht, volume, lengte, voorverpakkingen, enz.) moet een bijzondere aandacht besteed worden aan de controle van de toestellen die voor het vaststellen van verkeersovertredingen gebruikt worden. Deze controles worden voortaan overgedragen aan de geaccrediteerde keuringsinstellingen. Hierdoor moet benadrukt worden dat het hoog toezicht – voorgeschreven bij de wetgeving die sinds eind 2010 van kracht is en dat in handen van de overheid blijft – voor flitspalen, roodlichtcamera’s en rollentestbanken voor tweewielige voertuigen wel uitgevoerd werd met zeer positieve resultaten op gans het grondgebied: de nieuwe wetgeving wordt correct toegepast en het instrumentenpark is operationeel en in orde. Er werd niettemin vastgesteld dat een toezicht zeer nuttig is, onder meer om de problemen op het terrein op te sporen. Voor de taxameters werden de sinds 1 januari 2011 verplichte herijkverrichtingen, die voorgeschreven zijn door het KB van 28 september 2010, pas echt toegepast na de bekendmaking van het KB van 12 mei 2011 waarbij de Metrologie de instellingen die nog niet geaccrediteerd zijn maar waarvan de accreditatie gaande is, tijdelijk kan erkennen. Drie instellingen voeren nu, steeds onder het hoge toezicht van het bestuur, de ijkingen aan een stevig tempo uit.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.3. De veiligheid van de consument 3.3.1. De veiligheid van producten en diensten Controle op de veiligheid van producten De producten die een consument verwerft, mogen nooit risico’s inhouden bij een normaal of redelijkerwijs te verwachten gebruik. Er bestaan verschillende wetteksten om de veiligheid van de consument te beschermen. Zo bepaalt de algemene regelgeving eerst en vooral dat alleen veilige producten en diensten op de markt mogen worden gebracht. Die garantie kan enkel in stand worden gehouden als de bevoegde overheden voldoende controles uitvoeren op de op de markt gebrachte producten. Krachtens verordening 765/2008 is er vrij goederenverkeer in de interne markt op voorwaarde dat ze voldoen aan alle eisen van de toepasselijke Europese richtlijnen en dat ze veilig zijn. Deze garantie kan enkel behouden blijven als de bevoegde instanties de verhandelde producten voldoende controleren. Het Belgisch nationaal markttoezichtsprogramma wordt vastgelegd onder de coördinatie van de FOD Economie en dekt producten van verschillende aard en die onder de toepassing van verschillende normen vallen. Hierbij komen onder meer in aanmerking: speelgoed, liften, individuele beschermingsmiddelen, machines, drukvaten, medische hulpmiddelen, kermisattracties, …. 26
Het toezicht is gebouwd rond vier pijlers. • Het markttoezicht naar aanleiding van klachten van consumenten of andere economische actoren. Deze gerichte reacties geven een goed beeld van de marktsituatie. Via opvolging kunnen potentieel gevaarlijke of niet-conforme situaties opgespoord worden. Het zou hier om een vijftigtal dossiers per jaar gaan. • De notificaties door andere lidstaten via het RAPEX-systeem. Deze notificaties worden ofwel aan de bevoegde instantie doorgestuurd ofwel door de dienst zelf behandeld. Er moet eerst nagegaan worden of het betrokken product wel op de Belgische markt beschikbaar is. De samenwerking in de FOD Economie is hier uiterst belangrijk. De reactiesnelheid of het prioritaire karakter worden bepaald door de risicoanalyse. Het gaat hier om ongeveer 150 dossiers per maand.
26
Het document um_2011.jsp
zelf:
http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/general/nmsp_belgi-
77
• De vermoedens van de douane over producten die eventueel niet conform zijn, beschikbaar aan de grens. De beslissing (advies) moet binnen een termijn van maximum 3 dagen genomen worden. Dit is een zeer korte periode die vaak stresserende situaties op het vlak van verantwoordelijkheid teweegbrengt. Het gaat hier om een 50-tal dossiers per jaar. • De organisatie van campagnes. Elk jaar worden controlecampagnes (4 tot 5 per jaar) georganiseerd. De campagnes geven een beeld van hoe de reglementering nageleefd wordt in een bepaalde sector. De samenwerking tussen de diensten van de FOD Economie is goed en draagt dus bij tot het welslagen van de campagnes. In 2011 werden er campagnes georganiseerd voor: • tuinmachines (bosmaaiers, haagscharen, kettingzagen); • lawaaibeschermers (helmen en oordopjes); • informatiecampagne over de nieuwe speelgoedreglementering.
78
Toezicht op de veiligheid van diensten Het toezicht valt in het toepassingsgebied van de algemene wet over de veiligheid van producten en diensten en heeft als doel bij te dragen tot de veiligheid van de gebruikers. Dit toezicht valt onder het toepassingsveld van de algemene wet over de veiligheid van producten en diensten en is bedoeld om bij te dragen tot de veiligheid van de gebruikers. De risicoanalyse opgemaakt door de exploitant of, in voorkomend geval, door een controle-organisme dient als basis voor de beoordeling. De betrokken domeinen zijn: • speelpleinen; • actieve en extreme ontspanningsevenementen (avonturencircuit, klimmuur, benji, kajak, …); • liften, • kermissen; • pretparken; • kabelinstallaties. Het aantal controles bedraagt enkele duizenden en voor de ernstige ongevallen wordt een verslag aan de gerechtelijke instanties opgemaakt.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.3.2. De internetveiligheid De Europese Commissie beschouwt de ontwikkeling van de elektronische handel als een sleutelfactor voor de voltooiing van de interne markt. Daartoe wil ze grensoverschrijdende aankopen vergemakkelijken. Om het vertrouwen van de consumenten en de ondernemingen te winnen, volstaat het niet een kwaliteitsvol juridisch kader te scheppen. De consumenten moeten regelmatig worden ingelicht over hun rechten, en de ondernemingen over hun plichten. Elke lidstaat moet er ook op toezien dat de dienstverleners die op zijn grondgebied gevestigd zijn de opgelegde regels respecteren. Om aan die doelstelling te beantwoorden, controleert de FOD Economie de in België gevestigde websites en treedt zo snel mogelijk op wanneer de regels niet gerespecteerd worden die voortvloeien uit de richtlijn over elektronische handel (inhoud van de dienst, identificatie en gedrag van de dienstverlener, reclame, prijspolitiek, …). In 2011 heeft de ADCB een grootschalig algemeen onderzoek over e-commerce gevoerd, gericht op “webshops”. Dat heeft ertoe geleid dat heel wat “webshops” in overeenstemming met de voorschriften werden gebracht. Dat is een bemoedigend teken, dat ook aantoont dat de processen-verbaal van waarschuwing, met pedagogisch karakter, die door de ADCB worden opgesteld, doeltreffend zijn. Via zijn verschillende acties zorgt de FOD Economie ervoor dat de Belgische dienstverleners het vertrouwen van alle Europese consumenten waard zijn, namelijk wanneer ze voldoen aan een aantal essentiële vereisten op het vlak van de bescherming van de consument.
79
De ADCB heeft meegewerkt aan de inwijding van het BISC (Belgian Internet Service Center) op 22.02.2011, dat werd opgericht op initiatief van de FOD Financiën.
• actuele informatie over elektronisch uitgevoerde frauduleuze activiteiten samenbrengen en overzichtelijk weergeven, • alle belanghebbende en betrokken overheidsdiensten informeren en assisteren, • profielen opstellen van specifieke internetactiviteiten alsook selectielijsten, • opsporingsmethodes ontwikkelen en testen die specifiek op het internet gericht zijn.
@ Scanrail - fotolia.com
De doelstellingen van het BISC zijn:
Het BISC kan een nuttige bijdrage leveren in de volgende materies: • correcte toepassing van de fiscale, sociale en economische reglementeringen, • bescherming van de gezondheid van de consument (drugs, hormonen, medicijnen, …), • eerlijke concurrentie en eerlijke handelstransacties, • verhinderen van de verkoop van nagemaakte, gevaarlijke of verboden producten.
80
De Algemene Directie Controle en Bemiddeling werd op grond van de richtlijn over elektronische handel aangewezen als contactpunt voor het Europese netwerk van controleoverheden. Wanneer een Europese dienstverlener de doelstelling schendt van de bescherming van de consument, of van de bescherming van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of de openbare orde, is de ADCB in België dan ook bevoegd om beperkende maatregelen op te leggen aan het vrije verkeer van omstreden diensten van de informatiemaatschappij. Het betreft evenwel een zware en complexe procedure, die bijgevolg weinig wordt toegepast door de Belgische autoriteiten die ervoor moeten zorgen dat de vier belangen waarop de wetgeving doelt, beschermd worden. De FOD Economie is zich bewust van de problematiek en analyseert mogelijke oplossingen die aan de volgende doelstellingen moeten voldoen: 5. de rechtszekerheid garanderen van de verplichtingen van de technische tussenpersonen (toegangsproviders, hosts, …) op het vlak van samenwerking met de autoriteiten, 6. de procedures vereenvoudigen voor het verwijderen van illegale informatie via een wettelijk kader dat is aangepast aan de gebruikte technologieën. De FOD Economie heeft een project opgestart met als doel in samenspraak met de gerechtelijke overheden, de toegangsproviders, de andere controleoverheden, … na inventarisatie en evaluatie van de huidige procedures in het buitenland, een unieke procedure vast te leggen, aangepast aan de technologische realiteit, om illegale websites ontoegankelijk te maken. Zo beoogt het project een uniek elektronisch platform op te richten op Belgisch niveau dat het mogelijk moet maken: • voor de Belgische aanbieders van internetdiensten om bij één enkel contactpunt op federaal niveau vermoedelijke misbruiken op hun netwerk inzake openbare orde, openbare veiligheid, consumentenbescherming en volksgezondheid te melden; • voor de controleoverheden om sneller verwittigd te worden en met behulp van aan de omstandigheden aangepaste technologieën adequaat te reageren op inbreuken die de belangen schaden die zij moeten beschermen via een gereglementeerde procedure van Notice & Action; • voor België om via geschikte technische middelen de vastgestelde inbreuken te melden aan de betrokken lidstaat en aan de Europese Commissie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In 2011 heeft de FOD Economie in samenwerking met het BISC de agentschappen voor de registratie van domeinnamen benaderd om initiatieven te nemen in de strijd tegen internetfraude. De bedoeling is ervoor te zorgen dat de controleoverheden sneller op de hoogte worden gebracht van het bestaan van frauduleuze websites, zonder dat ze moeten wachten tot ze klachten ontvangen, bijvoorbeeld over valse wedstrijden, valse sites voor de verkoop van concerttickets, Chinese sites van handel in namaak. Het is van het grootste belang het vertrouwen van de consumenten in de domeinnamen “.be” of “.eu” te versterken door het publiek te laten weten dat die websites gemakkelijker kunnen worden gecontroleerd door de overheid. In 2011 is een koninklijk besluit in werking getreden tot vaststelling van de ethische code voor de telecommunicatie. Die nieuwe reglementering voorziet specifiek voor de sector van de telecommunicatie in verplichtingen die de ondernemingen moeten nakomen ter bescherming van de consumenten. Die verplichtingen worden gedeeltelijk al opgelegd door de economische regelgeving voor alle sectoren, waarvan de ADCB de controle verzekert (meer bepaald de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, en de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij). De ADCB en de Ethische Commissie voor de Telecommunicatie hebben een samenwerkingsprotocol opgesteld dat hen in staat moet stellen hun respectieve wettelijke opdrachten uit te voeren, waarbij rechtszekerheid voor de ondernemingen gegarandeerd wordt en waarbij de consumenten zich niet dreigen te verliezen in een veelheid aan bevoegde instanties om hun klacht te behandelen.
81
3.3.3. Statistische geheimhouding en bescherming persoonlijke levenssfeer
@ alphaspirit - fotolia.com
De statistiekwet evenals de wetgeving over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, welke laatste van toepassing is ook als de gegevensverwerking gebeurt in het kader van de wet van 4 juli 1962 betreffende openbare statistiek, biedt stevige garanties t.a.v. de bescherming van persoonsgegevens.
Statistische geheimhouding wordt in artikel 1 van de statistiekwet aldus nader bepaald: gegevens die betrekking hebben op individuele statistische eenheden en rechtstreeks voor statistische doeleinden zijn verzameld dan wel onrechtstreeks aan administratieve of andere bronnen zijn ontleend, worden beschermd tegen iedere schending van het recht op geheimhouding. Dit houdt in dat elk niet-statistisch gebruik van de verkregen gegevens en onwettige openbaarmaking verboden zijn. De staat mag m.a.w. van de ontvangen individuele aangiften geen gebruik maken om tegen de indieners van die aangiften wettelijke of reglementaire maatregelen te nemen. Inzonderheid is het volkomen uitgesloten dat genoemde gegevens worden gebruikt tot fiscale doeleinden, om het betalen van bijdragen of rechten af te dwingen, of om het nemen van welke strafmaatregel ook te verantwoorden.
82
Bovendien stelt artikel 2 van de statistiekwet duidelijk dat individuele, d.m.v. statistisch onderzoek verkregen inlichtingen door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) enkel gebruikt mogen worden voor het opstellen van globale en anonieme statistieken. Indien door het beperkte aantal aangevers het gevaar bestaat dat individuele situaties onthuld zouden worden is verkrijgen van de toestemming van de betrokken respondenten absoluut noodzakelijk vooraleer de resultaten gepubliceerd mogen worden. De ambtenaren van de ADSEI alsook de interviewers die aan deze instelling hun medewerking verlenen zijn gebonden door het beroepsgeheim. Hierdoor is het hun verboden vertrouwelijke statistische informatie openbaar te maken of ter kennisneming door te geven aan daarvoor onbevoegde personen of diensten (artikel 18 van de statistiekwet). In geen geval zullen de statistische onderzoekingen en studies van de ADSEI betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer, onder meer op het seksueel gedrag, de overtuiging of activiteit op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied, het ras of de etnische afstamming. Tot slot moet hier worden onderstreept dat in de ADSEI meerdere projecten lopende zijn die tot doel hebben de beschermingsmaatregelen die bij de wet van 22 maart 2006 in de statistiekwet zijn ingevoegd in toepassing te brengen. Die maatregelen betreffen de manier waarop individuele aangiften in de databanken worden opgeslagen, meer bepaald in het datawarehouse: gegevenscodering waarmee aangevers geïdentificeerd kunnen worden, fysieke en logische beschermingsmaatregelen van individuele gegevens ter voorkoming van elk risico van ongeoorloofde verspreiding of van gebruik tot andere doeleinden dan statistische. Al deze maatregelen staan onder toezicht van een afgevaardigde voor gegevensbescherming, die rechtstreeks rapporteert aan de minister die de ADSEI onder zijn bevoegdheid heeft, alsook aan het Statistisch Toezichtscomité. Ter herinnering: genoemd Comité is in de schoot van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer opgericht en heeft als opdracht alle nodige aanbevelingen op te stellen opdat de wet op de persoonlijke levenssfeer en bijbehorende uitvoeringsmaatregelen door de ADSEI worden toegepast en nageleefd.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Lijst van afkortingen AD
Algeamene Directie
ADCB
Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie
ADR
Alternative Dispute Resolution (alternatieve geschillenoplossing)
ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
BAF
Belgian anti-piracy Federation
Benelux
Unie van België, Nederland en Luxemburg
BISC
Belgian Internet Service Center
CBFA
Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen (nu: FSMA)
CCU
Computer Crime Unit (van een regio, onderdeel van de FCCU)
CFI
Cel voor Financiële Informatieverwerking
CREG
Commissie voor de Regelgeving van de Elektriciteit en het Gas
CPC
Consumer Protection Cooperation
DG SANCO
Directoraat generaal Gezondheid en Bescherming van de Consumenten
EC
Europese Commissie
ECC
Europees Centrum voor de Consument
ECN
Europese netwerk van mededingingsautoriteiten
EU
Europese unie
FAGG
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
FAVV
Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
FCCU
Federal Computer Crime Unit
FOD
Federale Overheidsdienst
FOD Economie FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie FSMA
Financial Services and Markets Authority (Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten)
FUSE
Federal Unit against Swindling and for Economic and financial documentation
83
84
ICC
International Chamber of Commerce (Internationale Kamer van Koophandel)
ICCF
Interdepartementale Commissie voor de coördinatie van de strijd tegen de economische fraude
ICP
International Consumer Protection
ICPEN
International Consumer Protection and Enforcement Netwerk
IEC
Interministeriële Economische Commissie
INR
Instituut voor de nationale rekeningen
JKP
Jaarlijkse kostenpercentage
KBO
Kruispuntbank van Ondernemingen
kmo
kleine of middelgrote ondernemingen
ODR
Online Dispute Resolution (online geschillenregeling)
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OIVO
Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties
RAPEX
Rapid Alert
SEPA
Single Euro Payments Area
TRIP vzw
Terrorism Reinsurance and Insurance Pool, vzw
WCK
Wet op het consumentenkrediet
WMCB
Wet betreffende Marktpraktijken en Consumentenbescherming
WTO
World Trade Organisation (Wereldhandelsorganisatie)
@ BLACK ME - fotolia.com
Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be